Bediening
Regelkast Series HR & HRD HRD Version 911006 A HR Version 903905 A
PSG Plastic Service GmbH Postfach 42 01 62 68280 Mannheim Deutschland Tel. +49 621 7162 0 Fax +49 621 7162 162 www.psg-online.de
[email protected]
INHOUDSOPGAVE Beknopte handleiding HR/HRD ........................................................................................3 Overzicht HR/HRD..............................................................................................................4 Algemene informatie .........................................................................................................5 Veiligheidsvoorschriften ...................................................................................................6 Bediening ...........................................................................................................................7 Basisregels voor de bediening.........................................................................................7 Invoervarianten ..................................................................................................................7 Verklaring van de tekens in de voorbeelden ...................................................................7 Direct kiezen van de belangrijkste functies via de functietoetsen ................................8 De zoneaanduidingen status- en foutmelding ................................................................8 Invoeren van de instelwaarde...........................................................................................9 Eenmalige invoer ...............................................................................................................9 Groepen per blok invoeren ...............................................................................................9 Blokinvoer instelwaarden voor alle zones tegelijk met „Blok“....................................10 Selectiemodus .................................................................................................................10 Overzicht invoerprocedure .............................................................................................11 Functies ............................................................................................................................12 Deblokkeren verwarming ................................................................................................12 Wisselen van weergave werkelijke waarde/regelverschil ............................................13 Inschakeldiagnose (alleen HR-D serie) ..........................................................................13 Alarmbevestiging.............................................................................................................13 Bewaking verwarmingsstroomsterkte ...........................................................................13 Opgeven van de ingestelde stroomsterkte....................................................................13 Automatische overname stroomsterkte ........................................................................14 Weergave van de lekstroom (alleen de HR-D serie)......................................................15 Weergave status ..............................................................................................................15 Functie procescontrole ...................................................................................................16 Functie Mold Check (alleen de HR–D serie) ..................................................................17 Stelmodus ........................................................................................................................18 Stelmodus – bediening via functietoets
.....................................................................18
De functie recept..............................................................................................................19 Recept opslaan ................................................................................................................19 Recept wissen..................................................................................................................19 Recept blokkeren.............................................................................................................19 Stand-by ...........................................................................................................................20 Boost.................................................................................................................................20 2
Alarmbevestiging.............................................................................................................21 Lastdump..........................................................................................................................21 Invoer van de functiecode...............................................................................................21 Parameterniveau..............................................................................................................22 Bedrijfsmodus geleidezones ..........................................................................................24 Versterking van de temperatuurwaarde voor geleidezones ........................................24 Functiebeschrijvingen HR/HRD ......................................................................................25 Opstartmodus ..................................................................................................................25 Opstartmodus met boostfunctie ....................................................................................25 Automatische drempelfuncties ......................................................................................25 Bewaking verwarmingsstroomsterkte ...........................................................................26 Diagnosefunctie „Toewijzen voelers/verwarming“.......................................................27 Zelfdiagnose.....................................................................................................................29 Diagnosevolgorde na het inschakelen...........................................................................29 Mogelijke foutmelding na het uitvoeren van de SCAN .................................................29 Foutmeldingen tijdens gebruik.......................................................................................30 E100 - fout in de HR/HRD - configuratie verkeerde kaarten of defect aan de kaart ...30 Stekkeraansluitingen standaard - PSG ..........................................................................31 Uitgaande stekkers voor verwarming en voelers .........................................................31 Aansluiting interface .......................................................................................................31 Meldstekker (optie) ..........................................................................................................31 TECHNISCHE GEGEVENS ..............................................................................................32
3
Beknopte handleiding HR/HRD Net IN/UIT - Hoofdschakelaar op achterzijde behuizing en schakelaar op front behuizing bedienen Temperatuur verlagen Temperatuur verhogen Verwarming deblokkeren – Wisselen van weergave werkelijke waarde/regelverschil
bevestigen
/
bevestigen
of
Invoeren instelwaarde Enkel
Zone kiezen
Groep
Waarde invoeren bevestigen
Eerste zone kiezen bevestigen
Selecteren tot een waarde
met een waarde
bevestigen
tot een waarde
Volgende zone kiezen
Waarde invoeren bevestigen
... Zone kiezen bevestigen
Blok
Waarde invoeren bevestigen
... Zone kiezen
Selecteren
Laatste zone kiezen
sec. Waarde invoeren bevestigen
Volgende zone kiezen enz.
Waarde invoeren bevestigen
Blok met een waarde
sec.
Waarde invoeren bevestigen
Overname stroomsterkte
Stelmodus
... ...
Zone kiezen
Zone kiezen
...
Recept kiezen
4
Waarde invoeren
Zone kiezen die geleid moet worden
bevestigen
Nr. van de geleidezone bevestigen
Recept kiezen ´
Recept laden
bevestigen
Parameters kiezen
Recept opslaan
wijzigen
Parameters kiezen
Geleidezone
De gemeten werkelijke stroomsterkte wordt als ingestelde stroomsterkte overgenomen
Parameters kiezen
Invoeren instelwaarden
bevestigen
Alleen de receptnummers waaronder inderdaad een recept is opgeslagen, worden weergegeven Met * gekenmerkt recept is het als laatste bevestigen geladen recept.
Overzicht HR/HRD Besturingstoetsen Kiezen van zones of invoeren van waarden
Infodisplay Weergave van informatie en parameters
Recepten opslaan Opslaan van max. 8 recepten
Recepten laden Gespeichertes Rezept laden
Zoneaanduidingen Aanduiding van de desbetreffende zonegegevens
Boost-toets Opgeslagen recept laden
Status-/afbreektoets Statusaanduiding voor alarmmeldingen en -uitgangen Afbreek-/terugsprongtoets naar basisweergave Deblokkeren verwarming Aan- en uitschakelen van de uitgangen van de verwarming
Toets voor de stroomsterkte Aanduiding van de als laatste opgemeten instelwaarde voor de stroomsterkte per zone in ampère
Toets voor de temperatuurwaarde Aanduiding van de actuele temperatuurwaarde per zone in %
Instelwaardetoets Aanduiding van de op dat moment geldende instelwaarde voor de temperatuur en de invoer van de instelwaarden per zone
Inschakelknop Parametertoets Selectie uit een lijst van zonespecifieke parameters die slechts zelden worden gebruikt
Naast een hoofdschakelaar aan de achterzijde van de behuizing, voor het loskoppelen van het net Schakelaar voor het inschakelen van de HR
Invoertoets Voor het deblokkeren van de invoer en de bevestiging van de invoer
Alarmsignaal stekker Collectieve alarmmelding zonder potentiaal
Uitgangsstekker Standaard 24-pool Wieland Stekker
Typeplaatje Hoofdschakelaar Voor het loskoppelen van het net
Nettoevoer met CEEstekker
Interfacestekkers RS485 (2/4-aderig) en RS232
Draaggreep
Zekeringen Aan beide zijden van het toestel zijn zekeringen aangebracht. Verder bevinden zich in de behuizingen nog 3 besturingszekeringen
5
Algemene informatie Van harte gelukgewenst met de aanschaf van uw PSG HR/HRD temperatuurregelkast! Om de gebruiksmogelijkheden van uw toestal optimaal te kunnen benutten, raden wij u aan de volgende bladzijden aandachtig door te nemen.
Kenmerken – uitvoering Alle HR/HRD- regelkasten hebben de hieronder vermelde functie- en uitvoeringskenmerken - Temperatuurregelkast op basis van een microprocessor temperatuurregelaar in meerkanaalstechniek - Maximaal 30 zones op dezelfde manier te behandelen - Moderne, zelfaanpassende regelprocessen van MACONTROL - Bewaking verwarmingsstroomsterkte - Bewakingsfuncties voor voelers, temperatuurgrenswaarden en stroomsterkten - Inschakeldiagnose (installatietest, alleen bij de HR-D serie) - Zonediagnosefunctie (alleen bij de HR-D serie) - Lekstroommeting (alleen bij de HR-D serie) - Opstartfunctie voor zorgvuldig verwarmen bij ingebruikname - Opstartfunctie met boost-/chokewerking om het gereedschap snel door te warmen - Automatische temperatuurdrempel om het gereedschap gelijkmatig op te warmen - Stelmodus bij voelerbreuk met automatische overname van de als laatste uitgegeven, berekende instelwaarde - Geleidemodus: toewijzing van een geleidezone bij voelerbreuk e - 2e instelwaarde (stand-by–stand) en 3 instelwaarde (boost-/chokewerking) - Receptfunctie voor het opslaan van maximaal 8 recepten - Automatische lastscheiding bij overschrijden van de maximale instelwaarde c.q. herkennen van stroomsterkte, hoewel de verwarming niet wordt aangestuurd
Meegeleverde onderdelen Tot de bij het pakket meegeleverde onderdelen behoren naast de regelkast de bedieningshandleiding het stekkeraansluitschema
Transport De regelkast word compleet gemonteerd geleverd, schokvrij verpakt in een gecapitonneerde doos. Normaal gesproken zorgt dat voor voldoende bescherming. Indien echter nog voor het openen van de doos aan de buitenzijde daarvan beschadigingen zichtbaar mochten zijn, dient het apparaat zelf ook nauwkeurig op beschadigingen te worden onderzocht. De regelkast niet in gebruik nemen, omdat anders de schade niet goed meer te beoordelen valt, en onmiddellijk contact opnemen met de leverancier!
Opslag Als de regelkast na te zijn uitgepakt niet meteen in gebruik wordt genomen, moet het apparaat ergens worden neergezet waar er geen vuil en vocht bij kan komen. Het apparaat uitsluitend bewaren bij temperaturen van -10 tot 60°C.
Wijzigingen voorbehouden Bij het samenstellen van deze handleiding is ernaar gestreefd alleen gebruik te maken van de meest actuele, volledige en juiste gegevens. Voortschrijdend technisch inzicht kan er evenwel toe leiden dat aan het toestel of de software wijzigingen worden aangebracht die nog niet bekend waren op het moment van verschijnen van deze handleiding. Derhalve zijn wij niet aansprakelijk voor eventuele schade die door storing of uitvallen is ontstaan onder omstandigheden als hierboven bedoeld. Deze handleiding zal telkens zodra sprake is van een technische wijziging worden bijgewerkt. Bij elke wijziging van de handleiding krijgt de nieuwe versie een ander nummer. Het nummer van de versie staat op de omslag van de handleiding. Mocht de handleiding die u heeft ontvangen niet de meest recente uitgave zijn, dan sturen wij u die graag alsnog op.
6
Veiligheidsvoorschriften CE-markering op de regelkast De regelkasten zijn voorzien van een CE-markering, hetgeen inhoudt dat ze voldoen aan EUrichtlijn 89/336/EEG (Elektromagnetische compatibiliteit) en de daarin opgenomen normen, alsook aan richtlijn 73/23/EWG (Laagspanningsrichtlijn) De regelkasten uit de HR/HRD-serie zijn ontworpen voor gebruik in een industriële setting en voldoen derhalve aan de volgende vereisten Emissie Storingsgevoeligheid
EN 50081/1 EN 50082/2
alsmede Elektrische beveiliging DIN EN 61010 van MSR - apparatuur
Typeplaatje Op de achterzijde van de regelkast is een typeplaatje aangebracht. Op dit plaatje staan behalve de exacte typeaanduiding ook het artikel- en serienummer vermeld, alsmede de vermogenskenmerken. Om u bij eventuele vragen zo snel mogelijk van dienst te kunnen zijn, verzoeken wij u telkens de typeaanduiding door te geven, evenals het artikel- en het serienummer.
Attentie! Voordat de regelkast voor de eerste keer in gebruik wordt genomen moet deze bedieningshandleiding zorgvuldig worden doorgelezen. De eerste ingebruikname moet zijn voorbehoudenaan daartoe bevoegd personeel. Het koppelen van de HR/HRD aan het gereedschap mag uitsluitend met daar speciaal daarvoor bedoelde kabels, die bovendien in deugdelijke staat dienen te verkeren en die voldoen aan de veiligheidsnormen. De spanningsbron en de maximale vermogensafgifte dienen overeen te komen met de gegevens op het typeplaatje en mogen niet worden overschreden. De HR/HRD mag niet in een explosiegevaarlijke omgeving worden ingezet. De HR/HRD is niet spatwaterdicht. De HR/HRD nooit zonder de bedieningshandleiding overdraden aan anderen. De Aan/Uit-knop aan de voorzijde is geen schakelaar om het apparaat voor 100% los te koppelen van het stroomnet. Wanneer de behuizing van de HR/HRD moet worden geopend, dient eerst de stroomtoevoer te worden onderbroken. De HR/HRD bij storing altijd retourneren aan de fabrikant.
Wanneer deze voorzorgsmaatregelen en de daarmee samenhangende instructies niet in acht worden genomen, kan dit leiden tot uitval van het bedienings- en weergavepaneel van de regelaar c.q. van de hele installatie. Eventuele daaruit voortvloeiende schade valt niet onder de fabrieksgarantie
7
Bediening Basisregels voor de bediening Bij het ontwerpen van het gebruiksconcept is vooral aandacht geschonken aan een overzichtelijke en logische bediening. De bediening van alle functies gebeurt in 5 stappem: - Functie-/configuratieparameters kiezen - Zones kiezen Voor het kiezen van een zone zijn er drie verschillende mogelijkheden: Een enkele zone Meerdere geselecteerde zones (Selectiemodus) Het selecteren van zones die zich achter elkaar bevinden per groep (groepsselectie) Selecteren van alle zones (Blokmodus) - De invoer deblokkeren Als er meerdere zones zijn gekozen (Selectiemodus of Blokmodus) kunnen deze absoluut tot een gelijke waarde of met dezelfde waarde worden omgezet. - Wijzigingen doorvoeren - Wijzigingen bevestigen/invoer beëindigen of doorgaan
Invoervarianten Via het bedienings- en weergavepaneel kunnen de gegevens eenvoudig worden ingevoerd. Wat de mogelijkheden daarvoor zijn is te zien aan de hand van enkele voorbeelden waarbij de instelwaarde wordt veranderd. Bij het invoeren van een andere instelwaarde is de volgorde van de toetsaanslagen uiteraard dezelfde als voor alle overige parameters van de configuratie. De volgende drie invoervarianten zijn beschikbaar: Variant 1: Eenmalige invoer Alleen de waarde van de afzonderlijke zone wordt gewijzigd. Variant 2: Invoer in de Blok-groepsmodus De waarden van alle zones, of van een groep, worden tegelijk veranderd. Wat daarnaast kan worden opgeslagen is of het een verandering moet zijn met of tot een bepaalde waarde. Variant 3: Invoer in de Selectiemodus De waarden van de geselecteerde zones worden tegelijk veranderd. Verder kan worden opgeslagen of het voor de geselecteerde zones een verandering moet zijn met of tot een bepaalde waarde. Verklaring van de tekens in de voorbeelden Voor de bedieningsvoorbeelden gelden de volgende betekenissen.
Toetsen van het bedienings- en weergavepaneel
Informatiedisplay Weergave op het infodisplay na indrukken van een bepaalde toets
8
Direct kiezen van de belangrijkste functies via de functietoetsen Voor instelwaarden, stroomsterktes, temperatuurwaarden, het deblokkeren van de verwarming, het opslaan/laden van een recept en het verhogen/verlagen van een instelwaarde zijn er aparte functietoetsen.
Stroomsterkte Temperatuurwaarde Instelwaarde Verwarming deblokkeren
Recept opslaan Recept laden Instelwaarde verhogen Instelwaarde verlagen
Voor een eenvoudige bediening zijn gecombineerde functies afgestemd op de normale omgangstaal. Zo moeten voor de weergave van de instelwaarden voor de stroomsterkte de toetsen en
(stroomsterkte +
instelwaarde) worden ingedrukt of de temperatuurwaarde via de toetsen en (temperatuurwaarde + instelwaarde)
De zoneaanduidingen status- en foutmelding Naast de instelwaarden voor de temperatuur c.q. de functiewaarden kunnen de zoneaanduidingen nog meer informatie inzake de status van de regelzone of de regelunit bevatten. Daarbij kan het gaan om pure informatie of om foutmeldingen. Alle meldingen zijn opgenomen in de onderstaande tabel. Indien het een foutmelding betreft, wordt er een instructie toegevoegd die aangeeft hoe de fout kan worden verholpen. Aanduiding
Betekenis
Stelmodus
Voelers ompolen
Veiligheidsalarm alleen bij HRD
Verkeerde gegevens in de kanaaldata
Maximumtemperatuur / meetbereik bovengrens overschreden
Foutmelding „Er wordt geen verwarmingstroomsterkte gemeten“ tijdens de identificatiefase
Temperatuur verlagen / Stand-by actief
Fout bij foutmelding verhelpen
Zone in geleideregeling Opstartmodus geactiveerd Identificatie geactiveerd Voelerbreuk
Voeler defect. Om door te gaan met zones in de regelmodus de voeler direct vervangen. Zo niet, dan de zones in de stelmodus of de geleideregeling zetten en doorgaan met de defecte voeler. Voeleraansluitingen verwisseld. De beide voelerdraden + en – van de desbetreffende zones verwisselen. Verkeerde aansluiting, fout slaat zichzelf op en moet worden bevestigd. Naar de parameters wisselen, een waarde wijzigen en de verandering bevestigen. Daarna zal de foutmelding zijn verdwenen. Een alternatief is het codenummer 950 in te voeren. Werkelijke waarde van de zones heeft de bovengrens van het meetbereik of de maximumtemperatuur (500°C) oversch reden. De uitgang voor de verwarming van de zone in kwestie wordt uitgeschakeld. De fout slaat zichzelf op en moet worden bevestigd. Indien de fout eerder komt dan de foutmelding, is er mogelijk een defect aan de vermogensunit. U gelieve deze dan te vervangen. Ook kunnen er defecten optreden aan de voelers. Houdt u daarom de werkelijke waarde in de gaten. Om dit snel te verhelpen kunt u zich in verbinding stellen met PSG. De regelaar schakelt de zone uit en voert een testcyclus uit om te controleren of inderdaad geen verwarmingsstroomsterkte wordt gemeten. Oorzaak: doorgeslagen zekering, verwarming of verbindingssnoer naar de verwarming defect
Temperatuur verhogen / Boost actief Diagnosefunctie actief Automatische glijdrempel actief Automatische glijdrempel actief, zone momenteel de langzaamste zone Alarm "Stroomsterktealarm bij verwarmen uit " actief
Er wordt een verwarmingsstroomsterkte gemeten, hoewel de uitgang niet wordt aangestuurd door de regelaar. De uitgang voor de verwarming van de zone in kwestie wordt uitgeschakeld. Vermogensunit controleren en vervangen. De fout slaat zichzelf op en moet worden bevestigd.
9
Invoeren van de instelwaarde Na het oproepen van toets voor de instelwaarde wordt de actuele „actieve“
instelwaarde weergegeven! Dit kan behalve de instelwaarde voor het gebruik ook de instelwaarde zijn voor het opstarten (100°C) en voor v erlagen (standby) of verhogen (boost). De informatie om welke instelwaarde het gaat wordt in de zoneaanduidingen getoond op uitgangsniveau. Pas na indrukken van invoertoets
wordt omgeschakeld naar de instelwaarde voor het gebruik.
Eenmalige invoer Eenmalige invoer van de instelwaarde voor elke zone
SOLL
Toets voor de instelwaarde indrukken, in de zoneaanduidingen worden de huidige instelwaarden weergegeven. Aanduiding van de op dat moment gekozen zone knippert snel.
Dit kan de instelwaarde zijn voor pstarten, voor standby, voor boost of voor het gebruik.
Gewenste zone met de vier pijltjestoetsen (cursor-
besturing) kiezen. Voor de gekozen zone de invoer deblokkeren. De aanduiding van de op dat moment gedeblokkeerde zone knippert traag. Gewenste waarde met de pijltjestoetsen kiezen.
De groene LED op de toets brandt. Waarde sneller veranderen extra verhogen extra verlagen
Desgewenst de volgende zone kiezen. Invoer bevestigen en invoer beëindigen. Terug naar de basisweergave (aanduiding instelwaarde).
Ingevoerde waarde wordt opgeslagen. Autom. terug naar de basisweergave na ca. 180 seconden.
Groepen per blok invoeren Groepen instelwaarde voor meerdere samenhangende zones „een groep“ - met of tot dezelfde waarde -
SOLL
Toets voor de instelwaarde indrukken, in de zoneaanduidingen worden de huidige instelwaarden weergegeven. De aanduiding van de op dat moment gekozen zone knippert snel. De eerste zone van de groep met de vier pijltjestoetsen (cursorbesturing) kiezen. Gekozen zone bevestigen
Dit kan de instelwaarde zijn voor het opstarten, voor standby, voor boost of voor het gebruik.
De laatste zone van de groep met de vier pijltjestoetsen (cursorbesturing) kiezen.
Invoerselectie met een waarde.
4 seconden
Invoertoets 4 seconden ingedrukt houden, invoer is voor de groep gedeblokkeerd.
De groene LED op de toets brandt en alle zones knipperen.
Invoerselectie tot dezelfde waarde. Invoertoets tweemaal kort na elkaar indrukken, invoertoets is De groene LED op de toets
voor de groep gedeblokkeerd. Gewenste waarde kiezen. zones worden op dezelfde waarde ingesteld Alle of met dezelfde waarde veranderd. Invoer bevestigen en invoer beëindigen.
Terug naar de basisweergave (aanduiding instelwaarde).
10
brandt en alle zones knipperen. Waarde sneller veranderen extra erhogen extra verlagen Ingevoerde waarde wordt opgeslagen. Autom. terug naar de basisweergave na ca. 180 seconden.
Blokinvoer instelwaarden voor alle zones tegelijk met „Blok“ - met of tot een zelfde waarde – Dit kan de instelwaarde zijn voor het opstarten, voor stand-by, voor boost of voor het gebruik.
SOLL
Toets voor de instelwaarde indrukken, in de zoneaanduidingen worden de huidige instelwaarden weergegeven. De aanduiding van de op dat moment gekozen zone knippert snel.
Invoertoets 4 seconden ingedrukt houden, de invoer is voor alle zones gedeblokkeerd.
Invoertoets tweemaal kort na elkaar indrukken, de invoertoets is voor alle zones gedeblokkeerd.
Invoerselectie met een waarde. De groene LED op de toets brandt en alle zones knipperen.
Invoerselectie tot dezelfde waarde.
Gewenste waarde kiezen. Alle zones worden op dezelfde waarde gezet of met dezelfde waarde veranderd. Invoer bevestigen en invoer beëindigen. Terug naar de basisweergave (aanduiding instelwaarde).
De groene LED op de toets brandt en alle zones knipperen. Waarde sneller veranderen extra verhogen extra verlagen Ingevoerde waarde wordt opgeslagen. Autom. terug naar de basisweergave na ca. 180 seconden.
Selectiemodus Instelwaarde van geselecteerde zones invoeren met/tot een waarde
SOLL
Toets voor de instelwaarde indrukken, in de zoneaanduidingen worden de huidige instelwaarden weergegeven. De aanduiding van de op dat moment gekozen zone knippert snel.
Eerste zone selecteren met de vier pijltjestoetsen (cursorbesturing). Gekozen zone bevestigen
Dit kan de instelwaarde zijn voor het opstarten, voor standby, voor boost of voor het gebruik.
De volgende zone met de vier pijltjestoetsen (cursorbesturing) selecteren. Gekozen zone bevestigen
Het selecteren blijven herhalen tot alle gewenste zones zijn gekozen.
Invoerselectie met een waarde. De groene LED op de toets brandt en alle zones knipperen.
seconden
Invoertoets 4 seconden ingedrukt houden, de invoer is voor de geselecteerde zones gedeblokkeerd.
Invoertoets tweemaal kort na elkaar indrukken, de invoertoets is voor de geselecteerde zones gedeblokkeerd.
De groene LED op de toets brandt en alle zones knipperen.
Gewenste waarde kiezen. Alle zones worden op dezelfde waarde gezet of met dezelfde waarde veranderd. Invoer bevestigen en invoer beëindigen.
Waarde sneller veranderen verhogen extra extra verlagen
Terug naar basisweergave (aanduiding werkelijke waarde).
Autom. terug naar de basisweergave na ca. 180 seconden.
Invoerselectie tot dezelfde waarde.
Ingevoerde waarde wordt opgeslagen.
11
Overzicht invoerprocedure
Toets indrukken In de zoneaanduidingen wordt de actuele instelwaarde weergegeven. Dit kan de
- instelwaarde zijn voor draaien, stand-by, boost of opstarten! Via de toets instelwaarde kan alleen de bedrijfsinstelwaarde worden gewijzigd! De instelwaarde voor het opstarten is standaard ingesteld op 100°C. De instelwaarden voor stand-by en de boost bevinden zich op parameterniveau onder de g toets
Een enkele zone of meerdere zones kiezen
Wijze van invoeren kiezen In de zoneaanduidingen wordt de instelwaarde per zone weergegeven.
Zone kiezen
Invoer Deblokkere n
Zonekeuze
1 x indrukken: Aparte invoer 2 x indrukken: Groepen per blok invoeren 3 sec. ingedrukt houden: Veranderen van niveau
De gewenste waarde instellen
Zonodig nog enkele parameters kiezen (alleen mogelijk bij aparte invoer )
Invoer bevestigen en de invoer beëindigen.
Zone kiezen
Terug naar de weergave van de werkelijke waarde-/Weergave regelverschil
12
Waarde invoeren
Invoer beëindigen
Functies Deblokkeren verwarming Met de functietoets „Deblokkeren verwarming“ worden alle uitgangen van de verwarming passief (UIT) of actief (AAN) geschakeld. In uitgeschakelde toestand worden de uitgangen van de verwarming niet aangestuurd. Alle functies voor de bediening blijven hierbij beschikbaar, maar het toestel wordt niet op de instelwaarde gebracht. Voor het deblokkeren van de verwarming kan worden gekozen uit 2 functievarianten. Handmatige functie (fabrieksinstelling) Automatische functie na inschakelen - zet de uitgangen van de verwarming na een bepaalde tijd op actief (AAN).
Handmatig In de standaard fabrieksinstelling zijn de uitgangen van de verwarming passief wanneer de regelkast op „UIT“ wordt gezet. Ter informatie verschijnt dan AUS op het display.
Uitgangen van de verwarming AAN/UIT zetten
EIN?
Druk op de toets voor het deblokkeren van de verwarming.
Uitgangen van de verwarming deblokkeren.
Op het display wordt voor de zekerheid met EIN? nog een keer gevraagd de verwarmingen echt gedeblokkeerd moeten worden.
Automatisch bij inschakelen Om de uitgangen van de verwarming bij inschakelen van de regelkast autom. te deblokkeren, moet onder de parameter H-FR op parameterniveau van tevoren een tijd in seconden van 1-60 sec. zijn ingesteld. Wanneer de regelkast dan wordt ingeschakeld, heeft men ondertussen de mogelijkheid de uitgangen van de verwarming op „UIT“ te zetten, passief. Nadat de tijd is verstreken worden de uitgangen van de verwarming autom. op „AAN“ actief gezet.
Instellen van tijd voor het autom. deblokkeren van de verwarming Druk op de functietoets voor de parameters.
.. ..
Blijf op de functietoets voor de parameters drukken tot
H-FR
de parameter
H-FR verwarming deblokkeren op het
display verschijnt.
H-FR
Invoer gedeblokkeerd.
Terug naar basisweergave (aanduiding werkelijke waarde).
De waarde invoeren met de pijltjestoetsen. Invoer bevestigen en invoer beëindigen.
Op het display verschijnt de laatstgekozen parameter bijv. STGR voor de temperatuurwaarde. Op de zoneaanduidingen wordt de waarde voor de gekozen parameter 0-60 sec aangegeven. De groene LED op de toets brandt en alle zones knipperen. Getal van 000 tot 060 sec Doordat een hogere waarde dan 000 sec is ingevoerd, werd de functie verwarming autom. deblokkeren geactiveerd. Autom. terug naar de basisweergave na ca. 180 seconden.
De uitgangen van de verwarming uitschakelen
AUS?
AUS
Na inschakeling begint de ingestelde tijd te lopen.
In de tussentijd heeft u de mogelijkheid de uitgangen van de verwarming op „UIT“, dus passief, te zetten.
De uitgangen van de verwarming zijn uitgeschakeld.
13
Wisselen van weergave werkelijke waarde/regelverschil In de zoneaanduidingen kan op basisniveau alleen de werkelijke waarde worden weergegeven. Voor een snel overzicht heeft u echter de mogelijkheid om in plaats van de werkelijke waarde het regelverschil tussen de instelwaarde en de werkelijke waarde ±100°C te laten weergeven.
of
Wisselen naar de weergave van het regelverschil of de instelwaarde
±100°C van de instelwaarde
Inschakeldiagnose (alleen HR-D serie) De inschakeldiagnose van de HR-D serie controleert de verbinding van de aansluitingen van de verwarming bij elke regelzone op kortsluiting. De diagnose wordt altijd maar één keer uitgevoerd, voordat een uitgang van de verwarming voor het eerst wordt ingeschakeld, bijv. na resetten van de regelkast. Daardoor is het ook in het kader van het fysiek haalbare mogelijk te zien welke voelers zijn verbonden met de aansluitingen van de verwarming. Als er een fout is geconstateerd, wordt de uitgang van de verwarming meteen uitgeschakeld. In de zone verschijnt dan een alarm (beveiligingsalarm) en er volgt een alarmmelding. De uitgang van de verwarming is dan voor deze zone uitgeschakeld. Nadat de fout is verholpen zal de uitgang van de verwarming eerst moeten zijn bevestigd voordat deze weer kan worden gedeblokkeerd.
Alarmbevestiging Na een druk op de statustoets wordt in de zoneweergave
OUT de actuele status van de zone weergegeven. Met de invoertoets/Enter wordt het alarm bevestigd.
Terug naar basisweergave (aanduiding werkelijke waarde).
De status van de zones wordt weergegeven. De uitgang van de verwarming wordt gedeblokkeerd. Er volgt geen alarmmelding meer. Autom. terug naar de basisweergave na ca. 180 seconden.
Bewaking verwarmingsstroomsterkte Met de bewaking van de verwarmingsstroomsterkte worden de uitgangen van de verwarming gecontroleerd aan de hand van een zelf in te voeren instelwaarde voor de stroomsterkte. Wanneer een stroomsterkte wordt gesignaleerd die buiten de bandbreedte van de hiervoor ingestelde waarde (20%) ligt met ingeschakelde uitgangen van de verwarming, volgt een alarm. Wanneer de stroomsterkte bij een uitgeschakelde verwarming wordt gemeten, zal de uitgang van de verwarming van deze zone meteen worden uitgeschakeld. In de desbetreffende zone verschijnt dan de foutmelding
ten teken dat er stroom is gemeten met de verwarming uitgeschakeld. Nadat de fout is verholpen moet de alarmmelding eerst worden bevestigd om de uitgang van de verwarming weer te deblokkeren. Ingestelde stroom op 0,0 A betekent dat de bewaking van de stroomsterkte passief op „UIT“ staat. De kleinst meetbare stroomsterkte bedraagt 0,2 A. De stroomsterktetolerantie is af fabriek ingesteld op 20%. Werkelijke stroomsterkte
AIST
Na het indrukken van de functietoets voor de stroomsterkte worden in de zoneaanduidingen de actuele werkelijke waarden voor de stroomsterkte weergegeven.
Weergavewaarde 00,0 – 99,9 A
Ingestelde stroomsterkte
AIST ASOL
Na indrukken van de functietoets voor de stroomsterkte worden in de zoneaanduidingen de actuele werkelijke waarden voor de stroomsterkte weergegeven. De opgeslagen instelwaarde voor de stroomsterkte wordt weergegeven.
Opgeven van de ingestelde stroomsterkte De ingestelde stroomsterkte kanautomatisch (door de werkelijke waarde van de stroomsterkte over te nemen) of manueel met de hand worden ingevoerd in de parameter ASOL.
14
Weergavewaarde 00,0 – 99,9 A Weergavewaarde 00,0 – 99,9 A
Automatische overname stroomsterkte Bij "automatische overname stroomsterkte" worden de bij de meting gevonden werkelijke stroomsterkten opgeslagen als ingestelde stroomsterkten. Hiertoe dienen de uitgangen van de verwarming dan wel gedeblokkeerd te zijn! Na indrukken van de functietoets voor de stroomsterkte worden in AIST de zoneaanduidingen de actuele werkelijke waarden voor de stroomsterkte weergegeven. Zodra de instelwaarde is Alle zones worden ëën voor ëën kort ingeschakeld, opgeslagen verschijnt ASET waarna de gemeten werkelijke stroomsterkte autom. als AIST weer op het display. ingestelde stroomsterkte wordt opgeslagen Autom. terug naar de Terug naar basisweergave (aanduiding werkelijke waarde).
basisweergave na ca. 180 seconden.
Handmatige invoer van de ingestelde stroomsterkte Na indrukken van de functietoets voor de stroomsterkte worden in de zoneaanduidingen de actuele werkelijke waarden voor de stroomsterkte weergegeven. De opgeslagen instelwaarde voor de stroomsterkte wordt weergegeven. De volgende zone met de vier pijltjestoetsen (cursorbesturing) kiezen. Gekozen zone bevestigen
AIST
ASOL Invoer gedeblokkeerd. Gewenste waarde kiezen.
De groene LED op de toets brandt en alle zones knipperen. Waarde sneller veranderen extra verhogen extra verlagen
Zonodig nog enkele zones kiezen en de ingestelde
stroomsterkte invoeren. Invoer bevestigen en invoer beëindigen. Terug naar basisweergave (aanduiding werkelijke waarde).
Ingevoerde waarde wordt opgeslagen. Autom. terug naar de basisweergave na ca. 180 seconden.
I– Alarmbevestiging Na een druk op de statustoets wordt in de zoneweergave
OUT de actuele status van de zone weergegeven. Met de invoertoets/Enter wordt het alarm bevestigd.
Terug naar basisweergave (aanduiding werkelijke waarde).
De status van de zones wordt weergegeven. De uitgang van de verwarming wordt gedeblokkeerd. Er volgt geen alarmmelding meer. Autom. terug naar de basisweergave na ca. 180 seconden.
15
Weergave van de lekstroom (alleen de HR-D serie) De lekstroom kan als actuele waarde voor het totaal of apart per regelzone worden weergegeven. Bij weergave per zone is tijdens de meting telkens alleen de op dat moment gemeten zone actief.
Weergave van de totale lekstroom
AIST
Na indrukken van de functietoets voor de stroomsterkte worden in de zoneaanduidingen de actuele werkelijke waarden voor de stroomsterkte weergegeven. Bereik 000 – 999 mA Weergave van de totale lekstroom van dit moment.
IAbl Terug naar basisweergave (aanduiding werkelijke waarde).
Autom. terug naar de basisweergave na ca. 180 seconden.
Lekstroom per zone
AIST
Na indrukken van de functietoets voor de stroomsterkte worden in de zoneaanduidingen de actuele werkelijke waarden voor de stroomsterkte weergegeven. Bereik 000 – 999 mA Weergave van de totale lekstroom van dit moment.
IAbl Meting van de lekstroom per zone starten. IAbl Terug naar basisweergave (aanduiding werkelijke waarde).
De lekstroom wordt per zone weergegeven. Autom. terug naar de basisweergave na ca. 180 seconden.
Weergave status Na indrukken van statustoets wordt in de zoneaanduidingen informatie gegeven over de status van de regelzones. Deze informatie betreft 1 2 3 Kritieke grenswaarden voor de temperatuur, Alarmering n.a.v. de stroomsterkte Status van de alarmmeldingen, alsmede 4 5 6 De status van de regeluitgangen
De gegevens in de zoneaanduidingen hebben de volgende betekenis:
Regelaaruitgang verwarmen 1=AAN, 0=UIT
G
Temperatuuralarm
Stroomsterktealarm
Alarmafgifte 1-3 AAN/UIT
16
W+ overschrijding ingestelde temperatuur o verschrijding van de max. temperatuur GW- beneden de ingestelde temperatuur
I+ Overschrijding tolerantie stroomsterkte I- Stroom bij uitgeschakelde verwarming I+ Lager dan de tolerantie van de stroomsterkte
Functie procescontrole Door de functie Procescontrole kan voor elke zone apart snel en betrouwbaar worden nagegaan of zich daar wellicht veranderingen voordoen in het regelproces. Van dergelijke veranderingen kan bijv. sprake zijn wanneer het instrument een lekkage vertoont en een te grote straal geeft. Bij alle regelzones wordt het regelproces gedurende de productie bewaakt. Zodra een verandering in het regelproces wordt geconstateerd, volgt een alarmmelding en wordt in de zone
weergegeven, wat staat voor een procesalarm. De alarmmelding kan worden bevestigd. Indien de oorzaak voor de verandering in het regelproces niet wordt weggenomen, wordt het alarm meteen weer actief. Is het regelproces echter om productietechnische redenen principieel gewijzigd, dan kan het nieuwe proces door het invoeren van een codenummer worden overgenomen. De functie Procescontrole wordt geactiveerd door de parameter PTOL voor procestolerantie. Wanneer de waarde op 000 staat wil dat zeggen dat de functie is uitgeschakeld. In de parameter procestolerantie wordt ingesteld hoe groot de verandering in het regelproces mag zijn totdat er een alarmmelding volgt. Een instelling op 010% is in de praktijk heel bruikbaar gebleken voor standaard toepassingen. Na de start verschijnt in elke zone (proces) ten teken dat de procescontrole nog niet actief is. Wanneer de instelwaarde is bereikt, wordt de procescontrole na een leerfase autom. actief. Om duidelijk te maken dat de controle nu actief is voor deze zone, wordt niet meer weergegeven.
Functie Procescontrole activeren
Druk de functietoets voor de parameters in.
PTOL
De functietoets voor de parameters net zo vaak blijven indrukken tot de parameter PTOL op het display wordt weergegeven.
De procestolerantie invoeren met de pijltjestoetsen.
Op het display verschijnt de laatstgekozen parameter bijv. STGR voor de temperatuurwaarde. In de zoneaanduidingen wordt de waarde per zone voor de procestolerantie weergegeven. 010% is bij standaard toepassingen voldoende.
Zonodig nog enkele zones kiezen en de ingestelde stroomsterkte invoeren.
Invoer bevestigen en invoer beëindigen.
Door een hogere waarde dan 000% werd ingevoerd, is de functie Procescontrole voor deze zone geactiveerd.
Procesalarm bevestigen
Na een druk op de statustoets wordt in de zoneweergave de actuele status van de zone weergegeven. Met de invoertoets/Enter wordt het alarm bevestigd.
Terug naar basisweergave (aanduiding werkelijke waarde).
OUT
De status van de zones wordt weergegeven. De uitgang van de verwarming wordt gedeblokkeerd. Er volgt geen alarmmelding meer. Autom. terug naar de basisweergave na ca. 180 seconden.
Nieuwe procesparameters overnemen
Code
Druk beide functietoetsen in en hou ze ingedrukt tot op het display Code verschijnt. Codenummer 305 invoeren met de pijltjestoetsen.
Invoer bevestigen en invoer beëindigen.
In een zoneaanduiding wordt het codenummer weergegeven
De nieuwe procesparameters worden overgenomen voor alle zones.
17
Functie Mold Check (alleen de HR–D serie) Met de functie Mold Check worden de aangesloten verwarmingen en voelers gecontroleerd op verkeerde verbindingen, het aangesloten vermogen en de lekstroom. Na afloop worden de diverse testresultaten getoond in de zonedisplayvelden. Om de lekstroom per regelzone te kunnen vaststellen worden deze verhit tot ca. 70°C . Voor het stellen van de diagnose hoeven de uitgangen van de verwarming niet gedeblokkeerd te zijn. Regelzones waarvoor geen diagnose kon worden gesteld, zijn op het zonedisplayveld herkenbaar doordat dan bij het testresultaat een doorstreping staat. Attentie: Wanneer wordt geconstateerd dat de voelers bij een regelzone verkeerd zijn omgepoold, wordt de functie Mold Check om veiligheidsredenen autom. afgebroken! Fout opheffen en de functie herstarten.
D ON DON?
De functie Mold Check oproepen door beide functietoetsen in te drukken. Functie Mold Check starten. Ter informatie gaat diagnose ON knipperen, totdat de eerste diagnose wordt gestart.
DON? Diagnose
ON ?
Diagnoseverloop VeDI
Verbinding diagnose
I DI
Stroomsterkte diagnose
TiDI
Temperatuurstijging (tijd) diagnose
ZoDI
Zones diagnose
DOFF
Einde van de diagnose
Bij alle zone waarvoor een diagnose wordt uitgevoerd verschijnt de aanduiding diagnose Bij alle zone waarvoor een diagnose wordt uitgevoerd verschijnt de aanduiding diagnose Bij alle zone waarvoor een diagnose wordt uitgevoerd verschijnt de aanduiding diagnose Bij elke zone waarvoor een diagnose wordt uitgevoerd verschijnt de aanduiding diagnose Bij geen enkele zoneaanduiding is verder nog een melding te zien.
Resultaten diagnose
Vedr
Resultaat verbinding diagnose
IAbl TCP
Resultaten diagnose lekstroom
TC
Resultaat voelers
ION IOFF OFF?
Het meten van de stroomsterkte bij een ingeschakelde verwarming
18
Geen aanduiding, er is geen fout in de verbinding geconstateerd. De aanduiding FUS verschijnt (beveiligingsalarm), bij deze zone is een fout ontdekt bij de aansluiting van de verwarming. waarde 000 – 999 mA
Resultaat ompolen voelers Geen aanduiding, dan is de voeler in orde. Het ompolen wordt weergegeven met een Fp (voelerompoling). Geen aanduiding, dan is de voeler in orde. Als aanduiding verschijnt Fb, voor voelerbreuk resp. geen voeler aangesloten. Cijfer 1 – n, geeft de positie van de verwisselde voeler aan. Aanduiding 888, geen temperatuurstijging in de ingestelde testperiode geconstateerd. waarde 000 – 999 mA
Het meten van de stroomsterkte bij een uitgeschakelde verwarming waarde 00,0 – 99,9 A
De functie Mold Check beëindigen door het indrukken van de beide functietoetsen. Terug naar de weergave van de werkelijke waarde.
OFF? (Diagnose)
OFF ?
Stelmodus Wanneer voelers defect zijn, kunnen de zones toch in de stelmodus blijven draaien. Wanneer van de regel- naar de stelmodus wordt omgeschakeld, wordt het gemiddelde aantal graden weergegeven. Deze waarde wordt bepaald door de laatste fasen van het aftasten en kan worden overgenomen. Nadat de stelmodus is geactiveerd wordt in de desbetreffende zone-aanduiding niet meer de werkelijke de temperatuur weergegeven, maar het ingestelde aantal graden. Als ten minste één zone in de stelmodus staat, gaat de LED op de toets voor de temperatuurwaarde branden. Bij de temperatuurwaarde gaat het om een waarde tussen 0 en 100%, die het percentuele aandeel aangeeft voor de afgifte van het vermogen waarmee de zone wordt gedraaid. Voor het activeren van de stelmodus en het invoeren van de temperatuurwaarde in % zijn er twee mogelijkheden. Via functietoets temperatuurwaarde Via de op parameterniveau beschikbare parameters STBE stelmodus en STGR temperatuurwarde. (zie parameterniveau)
Stelmodus – bediening via functietoets
STGR STGR
Functietoets indrukken. Instelwaarde bevestigen.
In de zoneaanduidingen wordt omgeschakeld op aanduiding temperatuurwaarde. In de zoneaanduidingen wordt bij de zones die zich in de stelmodus bevinden een temperatuurwaarde weergegeven.
Stelmodus in-/uitschakelen
STBE
Functie stelmodus kiezen
Zone kiezen waarbij de stelmodus geactiveerd / gedeactiveerd moet worden.
In de zoneaanduidingen wordt met ON/OFF aangegeven of een zone zich al dan niet in de stelmodus bevindt. Gekozen zone knippert.
Invoer deblokkeren.
De groene LED op de toets brandt.
Stelmodus in-/uitschakelen
ON / OFF
Invoer bevestigen.
Ten teken dat bij een zone de stelmodus actief is, brandt de LED op de toets. Bij zones met geactiveerde stelmodus wordt de actuele temperatuurwaarde weergegeven.
Wisselen van stelmodus naar aanduiding van de temperatuurwaarde.
Invoeren van de temperatuurwaarde
Zone kiezen.
Gekozen zone knippert.
Invoer deblokkeren.
De groene LED op de toets brandt.
Temperatuurwaarde kiezen.
000 -100%
Invoer bevestigen. Terug naar de weergave van de werkelijke waarde.
Bij zones met geactiveerde stelmodus wordt de ingestelde temperatuurwaarde weergegeven.
Alleen anduiding van temp.waarden voor zones in de stelmodus
19
De functie recept De HR/HRD heeft 8 vaste geheugenplaatsen voor het opslaan van instellingen die specifiek zijn voor bepaalde zones tot . De data kan afzonderlijk worden (recepten/menu’s). Deze geheugenplaatsen zijn gekenmerkt met opgeslagen, gewist, geblokkeerd of geladen. Geblokkeerde recepten blijven aanwezig, maar zijn wel beveiligd tegen per ongeluk laden.
Recept opslaan
Save R1
Functietoets recept opslaan indrukken.
R1
Op het display wordt afwisselend Save en de eerste geheugenplaats R1 weergegeven.
Met de pijltjestoets de geheugenplaats kiezen.
Recept op de gekozen geheugenplaats op R5* slaan. R8
Ten teken dat de
geheugenplaats bezet is wordt deze voorzien van een sterretje.
Recept laden
Load R1
Functietoets recept laden indrukken.
R1 R8
Met de pijltjestoets de geheugenplaats kiezen.
Op het display wordt afwisselend Load en de eerste geheugenplaats R1 weergegeven. Er worden alleen
geheugenplaatsen weergegeven waarin een recept is opgeslagen.
R5*
Het gekozen recept laden
Recept wissen
Save R1
CLR
Functietoets recept opslaan indrukken.
Op het display wordt afwiselend Save en de eerste geheugenplaats R1 weergegeven.
Eén van de toetsen net zo vaak indrukken totdat CLR
R1 (Clear) voor wissen wordt weergegeven. Met de pijltjestoets de te wissen geheugenplaats R5* kiezen.
Door beide toetsen in te drukken wordt het recept gewist.
Recept blokkeren
Save R1
Lock
Functietoets recept opslaan indrukken.
Op het display wordt afwisselend Save en de eerste geheugenplaats R1 weergegeven.
Eéen van de toetsen net zo vaak indrukken totdat Lock
R1* voor Recept blokkeren wordt weergegeven. Met de pijltjestoets de te wissen R5* geheugenplaatskiezen. R5 L
20
Door beide toetsen in te drukken wordt de geheugenplaats/het recept gewist.
De geheugenplaats wordt gemerkt met de „L“ van Lock.
Stand-by Temperatuurverlaging waarbij de beschikbare instelwaarde wordt verlaagd met een in de parameter
onder
parameterniveau ingestelde temperatuur. De functie voor het verlagen en de relatief ten opzichte van de instelwaarde instelbare temperatuur - verlagingswaarde kan apart per zone worden gekozen. Bij een instelling op 000°C is de functie voor deze zone uitgeschakeld. Toets indrukken Bij alle zones waarvoor een verlagingswaarde is ingesteld, wordt de temperatuur van de instelwaarde met deze waarde verlaagd. Om aan te geven dat de Stand-by-functie is geactiveerd, brandt de LED op de stand-by – toets. Verder licht bij de geactiveerde zones cyclisch by op Standby
1
2
4
5
6
°C
3
stand-
Bedrijfsinstelwaarde
Stand-by
Boost Temperatuurverhoging waarbij de beschikbare instelwaarde wordt verhoogd met een in de parameter
onder
parameterniveau ingestelde temperatuur. De functie voor het verhogen en de relatief ten opzichte van de instelwaarde instelbare temperatuur - verhogingswaarde kan apart per zone worden gekozen. Bij een instelling op 000°C is de functie voor deze zone uitgeschakeld. De vooraf in te stellen temperatuur is om veiligheidsredenen tot 50°C begrensd. De verhoging van de temperatuur kan door de tijd vooraf in te stellen in combinatie met de opstartmodus worden gekoppeld (zie onder opstartmodus).
1
Toets indrukken Bij alle zones waarvoor een Verhogingswaarde is ingesteld, wordt de temperatuur van de instelwaarde met deze waarde verhoogd. Om aan te geven dat de boost-functie is geactiveerd, brandt de LED op de boost–toets. Verder licht bij de geactiveerde zones cyclisch op
4
2
5
3
6
boost
Boost Bedrijfsinstelwaarde
21
Alarmbevestiging
OUT
Statustoets indrukken, in de zoneaanduiding wordt de actuele zonestatus weergegeven.
Terug naar de basisweergave (werkelijke waarde).
Met de invoertoets/Enter wordt het alarm bevestigd.
De status van de actuele zone wordt weergegeven. De uitgang van de verwarming wordt gedeblokkeerd. Er volgt geen alarmmelding meer. Autom., terug naar de basisweergave na ca. 180 seconden.
Lastdump De regelkasten zijn uitgerust met een automatische scheiding van de last per zone, in geval van storingen. De scheiding van de last (verwarmingen worden losgekoppeld van de voeding) wordt altijd geactiveerd wanneer een werkelijke temperatuur hoger is dan de maximaal ingestelde waarde, resp. buiten het meetbereik van het themisch element komt te liggen Het voelerbereik bij thermische elementen van het type Fe CuNi bedraagt 500 °C. Bij overschrijding van de ingestelde max. temperatuur zal cyclisch voor temperatuur Alarm in de desbetreffende zoneaanduiding oplichten. De alarmmelding wordt automatisch opgeslagen en moet worden bevestigd. wanneer een "alarm stroomsterkte bij uitgeschakelde verwarming" wordt gesignaleerd Bij kortsluiting van het stelelement wordt onafhankelijk van de regelaar voortdurend verwarmd. Het instrument voor het warmtekanaal raakt oververhit en een gevolg is in elk geval dat de productieresultaten verslechteren. Om duidelijk te maken dat er sprake is van "Stroomsterkte bij de verwarming uit" knippert bovendien bij de desbetreffende zone in de statusaanduiding de melding stroomalarm.
Invoer van de functiecode Met behulp van de functiecodes kunnen complexe systeemfuncties of functies die specifiek zijn voor een bepaald proces en die de verwerking vereenvoudigen, voor alle zones worden geactiveerd.
Code
Beide functietoetsen indrukken en ingedrukt houden totdat op de display Code verschijnt.
In één van de zoneaanduidingen wordt het codenummer weergegeven
Met de pijltjestoetsen pijltjestoetsen het codenummer invoeren, bijv. 305.
Invoer bevestigen en de invoer beëindigen. Tabel met de belangrijkste functiecodes Codenummer 30 31 200 201 305 440 600 602 759 769 770 950 999
22
Functie Direct overschakelen op °C Direct overschakelen op °F Bediening via bedienings- en weergavepaneel vergrendelen Bediening via bedienings- en weergavepaneel ontgrendelen Procesparameters overnemen Alarmstatus/alle alarmmeldingen bevestigen Diagnosefunctie toewijzing verwarming/voelers starten Controlefuncties bevestigen en alarmmeldingen wissen Fabrieksinstelling van de regelaars laden Opgeslagen klantconfiguratie laden Klantconfiguratie opslaan Standaard parameters laden Reset de regelkast
De nieuwe procesparameters worden voor alle zones overgenomen.
Parameterniveau De configuratie- en procesparameters waaraan geen functietoets is toegewezen staan beknopt weergegeven op parameterniveau .
Parameterkeuze Functietoets voor de parameters indrukken.
De functietoets voor de parameters zo vaak indrukken tot de PTOL op de display verschijnt.
.. .. PTOL gewenste parameter bijv.
Op het display wordt de parameter weergegeven die als laatste was gekozen bijv. STGR voor de temperatuurwaarde. In de zoneaanduidingen wordt de waarde per zone voor de gekozen parameters weergegeven.
NrFZ
De gewenste zone met de vier pijltjestoetsen (cursorbesturing) kiezen. Invoer gedeblokkeerd.
Zonodig nog enkele parameters kiezen, bijv. het nummer van de geleidezone.
In de zoneaanduidingen wordt de waarde per zone voor de gekozen parameters weergegeven.
NrFZ
Invoer bevestigen en de invoer beëindigen.
Terug naar de basisweergave (werkelijke waarde).
Door invoer van een waarde groter dan 000% is de functie Procescontrole voor deze zone geactiveerd. Autom. terug naar de basisweergave na ca. 180 seconden.
De groene LED op de toets brandt en alle zones knipperen. Getal van 000 tot 999 of ON / OFF
De waarde invoeren met de pijltjestoetsen. Zonodig nog enkele zones kiezen en de waarden invoeren.
Overzicht van de onder toets samengevatte parameters. In dit overzicht zijn ook de fabrieksinstellingen voor de parameters te vinden. Parameter
STGR STBE GWGW+ 2SOL 3SOL ANFB ANFZ AFZ3 DIAT ARMP K-FZ NrFZ ZONE ADR H-FR PTOL ZADR
Parameteraanduiding Temperatuurwaarde
Waardenschaal 000...099
Stelmodus
Eenheid %
Default 000
on/off
off
Grenswaarde
000...999
°C/°F
005
Grenswaarde
000...999
°C/°F
005
2e instelwaarde
000...999
°C/°F
100
3e instelwaarde
000...999
°C/°F
000
on/off
On
Opstartmodus Opstarttijd (opstartmodus)
000...099
min
015
Opstarttijd 3e instelwaarde
000...099
min
000
Tijd voor diagnosefunctie
000...999
min
002
on/off
off
Automatische temperatuurdrempel Versterking geleidezone
100%.......-100%
Nummer van de geleidezone
000...256
Zone actief/passief
000 000 on/off
on
Adres regelkast
000...128
Verwarming - deblokkering
000...060
seconde
000 000
Procestolerantie
000...100
%
000
Adres zones
000...256
001
23
Aanduiding van het benodigde percentuele aandeel van het toegevoerde vermogen bij de temperatuurregeling per zone. Deze waarde kan alleen handmatig in de stelmodus worden veranderd. Het invoeren van de temperatuurwaarde kan ook geschieden via functietoets . Omschakelen van regeling naar besturing (handmatig). Wanneer van temperatuurregeling (met voeler) wordt overgeschakeld naar stelmodus (handmatig), wordt bij de weergave/parameters voor de temperatuurwaarde de gemiddelde temperatuurwaarde weergegeven die tijdens de laatste aftastfasen werd bepaald. Het invoeren van de stelmodus kan ook geschieden via functietoets . Temperatuurtolerantie waarmee men onder de instelwaarde mag blijven zonder dat alarm wordt gegeven. Temperatuurtolerantie waarmee men boven de instelwaarde mag uitkomen zonder dat alarm wordt gegeven. Stand-by-/verlagingswaarde waarmee de instelwaarde voor het gebruik in Stand-by- /verlagingsmodus verlaagd wordt. Boost/temperatuur verhogingswaarde waarmee de instelwaarde voor het gebruik in de Boost/verhogingsmodus wordt verhoogd. De invoerwaarde is begrensd op 50°C. Opstartmodus per zone AAN/UIT schakelen. De vooraf opgegeven opstarttijd per zone is de tijd gedurende welke de zone na het inschakelen van de regelkast op de vooraf ingestelde temperatuur van 100°C wordt gehouden. De vooraf opgegeven opstarttijd per zone 3 (Boost-tijd) is de tijd gedurende welke de zones zich in de Boostfunctie/temperatuurverhoging bevinden. Met de vooraf opgegeven tijd worden de zones automatisch na de opstartmodus op de verhoogde instelwaarde voor het gebruik „Boostmodus“ afgeregeld. De vooraf ingestelde diagnosetijd per zone is de tijd die vastlegt hoe lang gedurende de Diagnosefunctie „toewijzen voeler aan verwarming“ op een reactie (verandering van temperatuur) wordt gewacht (invoerwaarde altijd >000 minuut). Automatische drempelfunctie AAN/UIT schakelen. Versterkingsfactor geleidezone. Wanneer de temperatuurwaarde van de geselecteerde geleidezone te groot of te klein is, kan de temperatuurwaarde van de geleidezone door vooraf instellen percentueel ten opzichte van de geleidezone worden verschoven. Geleidezone. In de te geleiden zone wordt het zonenummer van de geleidezone ingevoerd. Zone AAN/UIT, met op UIT/passief zetten van de zone zijn de bewakingsfuncties eveneens uitgeschakeld, evenals de zoneaanduiding.
Adr
Interface adres regelkast. Verwarming deblokkeren met insteltijd betreft de instelbare tijd gedurende welke de uitgangen van de verwarming na het inschakelen van de HR-kast op UIT/passief zijn gezet. Na het verstrijken van de tijd worden de uitgangen van de verwarming op AAN/actief gezet.
PTOL Procestolerantie 000% functie passief, 001 – 100% tolerantiebreedband geeft aan hoeveel er in het regelproces kan veranderen tot er een alarmmelding volgt.
ZADR Zoneadressen voor het doornummeren van de regelzones bij aaneenschakeling van meerdere temperatuurregelkasten. Beginnend met adres 001, voor de eerste regelzone.
24
Bedrijfsmodus geleidezones Bij voelerbreuk bestaat de mogelijkheid om naast de stelmodus een zone met een defecte voeler mee te laten regelen door een zone waarvan de voeler ("geleidezone") wel functioneert. Deze functie heeft enkele voordelen ten opzichte van de stelmodus, want in tegenstelling tot de stelmodus, waarbij constant een vaste temperatuurwaarde wordt afgegeven, wordt bij het geleid regelen ook rekening gehouden met invloeden van buiten. In de bedrijfsmodus geleidezones wordt bij de zone met de defecte voeler onder de paramater NrFZ het zonenummer van de zone ingevoerd, en met behulp daarvan wordt de zone dan in feite verder geregeld.
Geleidezone kiezen Functietoets voor de parameters indrukken.
Op het display wordt de parameter weergegeven die als laatste was gekozen bijv. STGR voor de temperatuurwaarde.
De functietoets voor de parameters net zo vaak indrukken tot
nummer van de parameter op het display wordt .. .. NrFZ het weergegeven.
De gewenste geleidezone met de vier pijltjestoetsen (cursorbesturing) kiezen. Invoer gedeblokkeerd.
NrFZ
Zonodig nog enkele zones kiezen en de waarden invoeren.
Terug naar de basisweergave (werkelijke waarde).
Het zonenummer van de geleidezone met de pijltjestoetsen invoeren.
Invoer bevestigen en de invoer beëindigen.
De groene LED op de toets brandt en alle zones knipperen. Getal van 000 tot 999
Door het geven van een nummer voor de geleidezone wordt de zone geleid door de geleidezone. Autom. terug naar de basisweergave na ca. 180 seconden.
Om duidelijk te maken dat een zone in de bedrijfsmodus geleidezones staat, wordt in deze zone
opgelicht, hetgeen staat voor geleidetraject. Het is ook mogelijk meerdere zones door een bepaalde zone te laten leiden.
Versterking van de temperatuurwaarde voor geleidezones Indien de door de geleidezone afgegeven temperatuurwaarde te hoog dan wel te laag is om de zone op de gewenste verwerkingstemperatuur te houden, kan de temperatuurwaarde d.m.v. een versterkingsfactor handmatig in stappen van 1% worden verhoogd of verlaagd voor de aan een geleidezone toegewezen zone. Op parameterniveau de parameters voor het versterken van geleidezone K-FZ kiezen, evenals de desbetreffende zone die aan geleidezone is toegewezen, en de gewenste versterking aangeven in %. Bereik: -100...100% 000%; geen versterking -001... -100%; de door de geleidezone afgegeven temperatuurwaarde worden verlaagd. 001...100-100%; de door de geleidezone afgegeven temperatuurwaarde wordt verhoogd.
25
Functiebeschrijvingen HR/HRD Opstartmodus Om het opwarmen behoedzaam te laten verlopen (uitbakken van vochtigheid) wordt de opstartmodus geactiveerd. Deze stelt de aangesloten regelzone voor de duur van de vooraf ingestelde opstarttijd in op een instelwaarde van 100 °C. Na afloop van de opstarttijd wordt afgeregeld op de ingestelde uiteindelijke instelwaarde. De opstartmodus wordt telkens na het inschakelen van de HR gestart wanneer de opstartmodus zelf is ingeschakeld en er is voldaan aan de voor de opstartmodus geldende voorwaarden. De opstarttijd wordt pas gestart als de werkelijke waarden van alle zones ten minste eenmaal in de temperatuurbandbreedte van de beide kritieke grenswaarden voor de instelwaarde zijn gekomen. Dit zorgt ervoor dat ook tijdens de opstartmodus alle zones zich richten Afbeelding: temperatuurverloop opstartmodus naar de "langzaamste" zone. Voorwaarden voor de opstartmodus na inschakelen van de regelkast zijn Opstartmodus ingeschakeld Opstarttijd >0 minuten Instelwaarde >100 °C Werkelijke waarde < 90 °C De parameters voor de opstartmodus bevinden zich op het parameterniveau: ANFB opstartmodus on / off ANFZ opstarttijd 0...99 minuten
Opstartmodus met boostfunctie Om de instrumenten bij ingebruikname snel op temperatuur te krijgen, kan voor een vooraf ingestelde duur worden gestart met een hogere insteltemperatuur ( boostfunctie ) voorzover het ingebrachte materiaal zulks toelaat. De boostfunctie kan handmatig met de schakelaars op de regelkast worden geactiveerd, of automatisch door het van tevoren invoeren van een tijdsduur. De automatische boostfunctie is gekoppeld aan de opstartmodus. Na afloop van de opstartmodus wordt er automatisch geregeld naar de verhoogde instelwaarde voor de boost van 3SOL . Voorwaarden voor het uitvoeren van de boostfunctie na inschakelen van de regelkast zijn opopstartmodus geactiveerd 3e instelwaarde >0 °C Opstarttijd 3 >0 minuten De parameters voor de boostfunctie bevinden zich op het parameterniveau 3SOL 3e instelwaarde (instelwaarde voor de boostfunctie) AFZ3 opstarttijd 3 (tijd gedurende welke de boostfunctie actief moet zijn)
afbeelding: Temperatuurverloop opstartmodus met boostfunctie
Automatische drempelfuncties Bij een drempelfunctie wordt de instelwaarde niet plotseling gewijzigd tot de voorgeselecteerde uiteindelijke instelwaarde, maar uitgaande van de actuele werkelijke waarde geleidelijk opgevoerd. De drempelfunctie voorkomt bijv. mechanische spanningen veroorzaakt door verschillen in de temperatuurpotentialen binnenin een verwarmingskanaal. Deze temperatuurverschillen ontstaan door verschillen in de stijgsnelheid van bijv. verdeler en sproeiers.
26
Automatik Temperaturrampe 250
Temperatur
200
150
Führungszone
100
50
Identifikationsphase
0 1
51
101
151
201
251
301
351
Zeit
Afb.:temperatuurverloop bij verwarmen met automatische drempel, met herkenning
401
Aangezien de stijgsnelheid tijdens het bedienen van het toestel meestal lastig kan worden ingeschat, is de HR uitgerust met een Automatische drempelfunctie. Deze functie wordt door middel van de parameter ARMP ingeschakeld. Met behulp daarvan kan de temperatuurregelaar zelfstandig berekenen welke zone de laagste stijgsnelheid heeft en regelt alle zones dan geleidelijk op de ingestelde instelwaarden af. Dit gebeurt los van de actuele werkelijke waarden, wat wil zeggen dat de eventueel reeds opgewarmde regelzones op een hoger temperatuurniveau wachten op de overige zones, om dan collectief en gecontroleerd op te warmen. Alle zones richten zich voor hun instelwaarde naar de stijgsnelheid van de "langzaamste" zone. De automatische drempelfunctie kan ook worden gebruikt wanneer een nieuw instrument op de regelkast wordt aangesloten waarvan de HR de regelparameters eerst nog moet berekenen tijdens de opwarmfase.
TIP De automatische drempelfunctie heeft vooral voordelen wanneer zones met een uiteenlopende stijgsnelheid samen worden opgewarmd. In dat geval berekent de regelaar de stijgsnelheid en past deze voor alle zones aan die van de langzaamste zone aan. Als er meerdere zones zijn met een geringe stijgsnelheid (bijv. verdelerbalken), hoeft u slechts een van deze zones toe te voegen aan de groep zones in de automatische drempelfunctie. Deze maatregel zorgt ervoor dat het opwarmen zo kort mogelijk duurt en de afregeling optimaal verloopt.
Bewaking verwarmingsstroomsterkte Bij de HR draait het niet zozeer om een exacte stroomsterktemeting alswel om de functie bewaking verwarmingsstroomsterkte. Van belang is dat gewaakt wordt over de functie van het verwarmingselement binnen vastomlijnde tolerantiegrenzen; dat defecten aan verwarmingen snel worden gesignaleerd en doorgegeven; en dat defecten aan stelelementen snel worden gesignaleerd en doorgegeven. In de onderstaande tabel zijn de verschillende toestanden weergegeven die zich kunnen voordoen bij de bewaking van de verwarmingsstroomsterkte. Regelaaruitgang
Stelelement (SSR)
Alarm
Situatie
UIT AAN AAN
Stroomster kte NEEN JA JA
UIT AAN AAN
NEEN NEEN JA
AAN AAN
AAN UIT
NEEN NEEN
JA JA
UIT
AAN
JA
JA
UIT
UIT
JA
JA
Normaal Normaal Verwarmingsstroomsterkte overschrijdt de tolerantie "Stroomsterktealarm met de verwarming aan" Verwarmingselement of leiding defect Stelelement schakelt niet, SSR mogelijk defect Kortsluiting in het stelelement "Stroomsterktealarm met de verwarming uit" Lekstroom
27
Diagnosefunctie „Toewijzen voelers/verwarming“ De regelkast heeft een functie voor het controleren van de toewijzing van voelers aan de verwarmingen. Met deze functie kan worden vastgesteld of voelersen verwarmingen wel volgens de juiste indeling zijn verbonden. Deze functie maakt gebruik van de configuratieparameter DIAT (Diagnosetijd). Langs die weg wordt per zone een testperiode vastgelegd. De testperiode is de tijd waarbinnen van de zone een reactie wordt verwacht op een verandering van de temperatuurwaarde. Voor een optimaal verloop van de diagnose moet deze worden uitgevoerd terwijl de regelzones zich in koude toestand bevinden. Zet de instelwaarde van de zone op een waarde die kleiner is dan de werkelijke waarde en groter dan 0°C Controleer de configuratieparameter DIAT. Passieve zones worden niet meegenomen in de diagnose. In principe blijft de diagnose gedurende het hele proces actief. De diagnose wordt uitsluitend afgebroken wanneer een stijging van de temperatuur bij een temperatuurwaarde van 0% wordt gesignaleerd, en er dus sprake is van een defect aan een stelelement, hetgeen kan leiden tot oververhitting van de regelzone. De testroutine wordt gestart door het invoeren van codenummer 600 en verloopt in twee fasen:
Fase 1: Complete controle van alle zones samen In fase1 worden de temperatuurwaarden van alle actieve zones, met een instelwaarde van meer dan 0°C op 0% gezet en alle werkelijke waarden bekeken. In de zoneaanduidingen van zones die zijn meegenomen in de diagnose wordt de melding afgegeven. De zoneaanduidingen van de overige zones zijn dan niet leesbaar. Wanneer de werkelijke waarde van een willekeurige zone in de testperiode met ten minste met 5°C toenee mt, wordt bij deze zone in de zoneaanduiding afwisselend en weergegeven terwijl de testroutine volledig wordt stopgezet. De gestopte testroutine moet worden bevestigd met codenummer 602.
Fase 2: Afzonderlijke controle Nadat fase 1 is afgesloten (die heeft een duur die overeenkomt met de onder DIAT ingestelde waarde) wordt elke zone apart gecontroleerd. Dit gaat één voor één per zone. Hiervoor wordt de temperatuurwaarde van een zone op 100% gezet en wordt gekeken of er binnen de ingestelde testperiode DIAT een temperatuurtoename van 5°C wordt geconstateerd. Op de zoneaanduiding van het bedieningsen weergavepaneel BA wordt de melding dA afgegeven. Nadat ook de controle voor elke zone apart is uitgevoerd, wordt het resultaat van de diagnose voor de zone meteen aangegeven in de desbetreffende zoneaanduiding. Zo verschijnen afwisselend (Diagnoseresultaat) en een getal waaruit het diagnoseresultaat heel eenvoudig kan worden afgeleid:
Melding
Betekenis
/
Geen fout geconstateerd: Zone o.k.
Fout: Voeler aangesloten op de verkeerde zone. De voeler van deze zone is aangesloten op het kanaal waarvan het nummer afwisselend met op het display wordt weergegeven. / . . . Fout: de voeler van deze zone is aangesloten op het kanaal waarvan het nummer afwisselend met op het display wordt weergegeven, en is bovendien verkeerd omgepoold. Wanneer op het zonedisplay hetzelfde nummer als de zone zelf wordt weergegeven (bijv.bij zone 2), is de voeler weliswaar verbonden met de juiste zone, maar is hij verkeerd omgepoold. / . . .
/
Fout: Geen temperatuurtoename geconstateerd binnen de ingestelde diagnosetijd DIAT. diagnosetijd verhogen en de diagnose herhalen.
/
Fout: Voelerbreuk
/
Fout: temperatuurtoename hoewel als temperatuurwaarde 0% wordt afgegeven.
Na afloop van de diagnose moet de testroutine worden bevestigd met codenummer 602. Met hetzelfde codenummer wordt de testroutine afgebroken.
Op de afbeeldingen is voor 24 zones het volledige verloop te zien van de diagnose (instelwaarde voor de temperatuur – en het verloop van de temperatuurwaarde) tijdens het doorlopen van de diagnose.
28
Het verloop van de instelwaarden voor de temperatuur Checkfunktion Zuordnung Fühler/Heizung 700
600
Temperatur [°C]
500
400
300
200
100
97
101
105
109
113
117
121
125
129
133
137
101
105
109
113
117
121
125
129
133
137
93
97
89
85
81
77
73
69
65
61
57
53
49
45
41
37
33
29
25
21
17
9
13
5
1
0 Zeit[Sekunden]
Het verloop van de temperatuurwaarde Checkfunktion Zuordnng Fühler/Heizungen 120
100
60
40
20
93
89
85
81
77
73
69
65
61
57
53
49
45
41
37
33
29
25
21
17
13
9
5
0 1
Stellgrad [%]
80
Zeit [Sekunden]
29
Zelfdiagnose De HR beschikt over een programma voor zelfdiagnose dat de HR na het inschakelen controleert op systeemstoringen.
Diagnosevolgorde na het inschakelen -
BOOT Lampentest RUN SCAN
De systeemsoftware wordt opgestart. Alle displaysegmenten worden aangestuurd. De software voor de regelkast wordt opgestart. Test van de intern op het BA (bedienings- en weergavepaneel) aangesloten componenten.
SCAN – Beschreibung In der Informationsanzeige erscheint SCAN. Die ersten sechs links neben der Infoanzeige befindlichen Zonenanzeigen werden der Reihe nach von oben nach unten angesteuert. In den Anzeigen erscheint 000 oder 001. 000 - Regelkarte nicht ansprechbar/vorhanden. 001 - Regelkarte ansprechbar. Die ersten fünf Anzeigen von oben, beziehen sich auf die Regelkarten 1-5 je nach HR Zonenausführung. Die 6. Anzeige ist die Lüfterregelung, die ab HR12 immer vorhanden sein muss.
Mogelijke foutmelding na het uitvoeren van de SCAN Na het uitvoeren van de SCAN signaleert het systeem een foutieve of gewijzigde status van het systeem.
Verwachte configuratie Aanduiding
HR06
HR12
HR18
HR24
HR30
1 2 3 4 5 6
Indien vanaf de HR/HRD12 een regelkaart voor de laatste kaart ontbreekt, bijv. vanwege een defect, laat het display afwisselend / zien. Wanneer de laatste regelkaart echter niet wordt aangetroffen, kan het ook gaan om een fout in de configuratie. Om dit duidelijk te maken laat het display afwisselend /
zien.
Na de foutmelding kan de SCAN door indrukken van de toets opnieuw worden geactiveerd. Bij de foutmelding
30
kan de nieuwe HR-configuratie door indrukken van de toets worden overgenomen.
De foutmelding geeft aan dat de stand van de DIP-schakelaar niet met de volgorde van de regelkaarten overeenkomt, bijv. bij het vervangen van regelkaarten. e
Remedie: de stand van de DIP-schakelaar controleren (1 kaart links, van voren gezien). 1 off on off on off
2 off off on on off
3 off off off off on
4 off off off off off
Kaartnr. 1 2 3 4 5
Foutmeldingen tijdens gebruik E100 - E106
E100 – fout in de HR/HRD - configuratie verkeerde kaarten of defect aan de kaart E101 – Actuele SCAN komt niet overeen met de opgeslagen SCAN. E102 – Kaart stelelement vervangen. E104 – Kaartversie in stelelement onjuist E105 – Uitbakfunctie afgebroken E106 – Uitbakken - herhalingsquote overschreden (3xAFZ)
E110 – E115 interface timeout naar de regelkaart. E110 - Timeout kaart 1 E111 - Timeout kaart 2 E112 - Timeout kaart 3 E113 - Timeout kaart 4 E114 - Timeout kaart 5 E115 - Timeout ventilatorregeling
E120 – E124 fasefout bij de regelkaarten
E120 – fasefout kaart 1 E121 – fasefout kaart 2 E122 – fasefout kaart 3 E123 – fasefout kaart 4 E124 – fasefout kaart 5
Remedie – ventilatorregeling/regelkaart defect, HR of de regelkaart laten repareren.
E130 – E134 EEPROM gegevensfout bij de regelkaart E130 – EEPROM fout kaart 1 E131 – EEPROM fout kaart 2 E132 – EEPROM fout kaart 3 E133 – EEPROM fout kaart 4 E134 – EEPROM fout kaart 5 Remedie– regelkaart laten repareren
E140 – E144 temperatuuralarm regelkaart
E140 – Temp. alarm kaart 1 E141 – Temp. alarm kaart 2 E142 – Temp. alarm kaart 3 E143 – Temp. alarm kaart 4 E144 – Temp. alarm kaart 5 Temperatuur koelelement > 85°C
E150 –E154 alleen bij HRD E150 – Potentiaalfout kaart 0 E151 – Potentiaalfout kaart 1 E152 – Potentiaalfout kaart 2 E153 – Potentiaalfout kaart 3 E154 – Potentiaalfout kaart 4
31
Stekkeraansluitingen standaard - PSG Uitgaande stekkers voor verwarming en voelers Standaard aanvraag)
PSG - stekkeraansluiting voor verwarming en voelers. (Andere
stekkeraansluitingen en uitvoeringen op
Activering alarm Collectieve alarmmelding AL1 via contact zonder potentiaal max. 1A/230VAC voor temperatuurgrenswaarden (grenswaardenbewaking voor actieve instelwaarde) en stroomsterktealarm.
Alarmuitgang AL3 1 3
2
Aansluiting interface Uitgang interface voor RS485 en RS232 (V 24).
4
5
6
7
Meldstekker (optie) Overige digitale in-/uitgangen.
32
Al 3 (Opto Out +UB)
3
4
5
6
7
AL 2 (Opto Out +UB)
0V
2
+UB (12-30V)
IN 3 (Opto)
1
IN 2 (Opto)
IN 1 (Opto)
DSUB-9 polig Stecker
8
9
GND-V24
3
RxD-V24
TxD-V24
2
RxD-P
TxD-N
1
RxD-N
TxD-P
DSUB-9 polig Buchse
8
9
TECHNISCHE GEGEVENS Voeleringangen Thermische elementen Fe-CuNi (type J) conform DIN IEC 584, omschakelbaar naar Fe-CuNi (type L) Aanduiding in °C of °F Temperatuurbereik 0...500°C, 32...932°F Meetfout: <1K±1digit Bewaking voelerbreuk, bewaking verkeerde ompoling voelers Temperatuurcompensatie ingebouwd: Voeler- resp. compensatieleidingen geleiden tot aan de regelkast!
Vermogensuitgangen Schakelvermogen per regelcircuit max. 16A, 230VAC, 3680 W Nul doorgang schakelend Beveiligd met supersterke zwakstroomzekeringen FF16A, 6,3 x 32mm L1, L2, L3 zijn evenredig verdeeld over de warmtecircuits. De vermogensuitgangen zijn geleid op meerpolige standaardstekkers (tabel standaardreeks). Type fabrikaat van de stekkers resp. de stekkeraansluiting, ook in specifiek voor de klant gemaakte uitvoering.
Uitgang voor het collectieve alarm Activering bij: temperatuurgrenswaardenalarm Voelerbreuk, verkeerde ompoling voelers Alarm voor de stroomsterktetolerantieverwarmin g Kortsluiting aan de vermogensteller Maximale temperatuuroverschrijdng Functie ook anders te configureren Afsluiter zonder potentiaal Schakelvermogen: max. 250VAC, 1A, ohmse belasting
Netaansluiting 400VAC (-10%...+10%), 50Hz 3P / N / PE Aansluitkabel 3m met CEEstekker Stuurzekering 5 x 20 mm, 2 A Vermogensopname: Aangesloten verwarmingsleiding exclusief 26W (HR06) of 50W (HR12, 18, 24, 30)
Bewaking verwarmingsstroomsterkte Meting verwarmingsstroomsterkte inductief via stroomomvormer Meetbereik 0,3...16A Nauwkeurigheid 5% Automatische overname van de verwarmingsstroomsterkte als ingestelde stroomsterkte voor de bewaking van de tolerantie Bewaking op kortsluiting van het stelelement: lastscheiding van de defecte zone
HR6 Artikelnummer 046100 Aantal zones 6 Instrumentstekker 1 x 24 pol. Stekker collectief alarm Stekker data-interface Netaansluiting CEE 16A Gewicht [kg] 9 Afmetingen bxhxd[mm] 230x220x300
HR12 046200 12 2 x 24 pol.
Communicatie-interface RS485 (2-/4-aderig), RS232 Protocol instelbaar: PSGII (ASCIIprotocol), MODBUS rtu
Regelproces Microprocessormultikanaalregelsysteem met zelfinstellend regelalgoritme (identificatie) en van de toestand afhankelijke regelparametercontrole (controle online)
Omgevingsfactoren Bedrijfstemperatuur: 0...50°C Grenswaarden: 0...60°C Opslag /transport: -20...60°C Klimatologische gebruiksklasse Conform DIN 40 040 Relatieve luchtvochtigheid< 75% gemiddeld per jaar, geen bedauwing
Soort bescherming IP20
Beschermingsklasse I (beschermingsvoorziening met aardleider)
Uitvoering apparaat EN60204/DIN VDE 0113, VDE 0100 enUVV
CE-markering EMV cf. 89/336/EWG EN 50082-1, EN 50082-2
Opbouw apparaat Gesloten kast Metalen kast, halve schalen Kleur RAL3002, RAL7001 (karmijnrood, zilvergrijs)
HR18 HR24 046300 046400 18 24 3 x 24 pol. 4 x 24 pol. 1 x 4 pol. HTS 1 x 9pol. D Sub CEE 32A CEE 63A CEE 63A 22 24 27 380x220x480 380x220x480 480x220x480
HR30 046500 30 5 x 24 pol.
CEE 63A 29 480x220x480
33
34
Index 2 2SOL 20, 23
3 3SOL 20, 23, 26
A Afb 9 AFZ3 23, 26 AIST 17 AL 9, 22 Alarminformatie 21 Alarmbevestiging 21 Algemene informatie 6 Voorbehoud wijzigingen 6 ANFB 23, 26 ANFZ 23, 26 Ar 9 Ar. 9 ARMP 23, 24, 27 ASET 17 ASOL 17 UIT 16 UIT? 16
B Bediening Invoervarianten 8 Basisregels voor het gebruik 8 Legenda 8 Boost 20 bSt 9, 20
C CE-markering 7 CLR 19 CLR 22
D Diagnosefunctie 28 dIA 9 DIAT 23, 24, 28 dT°C 16
E E100.....E150 30, 31 Zelfdiagnose na inschakelen 30 na SCAN 30 in het gebruik 31 Invoer
Selectie (tot een waarde) 2, 13 Selectie (met een waarde) 2, 14 Blok (tot een waarde) 2, 12 Blok (met een waarde) 2, 12 Eenmalig- 2, 10 Groepen 2, 11 Samenvatting- 15 Err 9
F
S
Save 19 SCAN 30 Sby 9, 20 Schakelaar Functies Hoofdschakelaar 3 Deblokkeren verwarming 16 Werkelijke waarde-/Weergave regelverschil 16 Net AAN/UIT 2 Veiligheidsvoorschriften 7 Recept laden 19 Zekeringen 3 Recept wissen 19 SOLL 10 Recept opslaan 19 Stand-by 20 Recept blokkeren 19 Statusaanduiding 21 Stelmodus 18 Stb 9 Overname stroomsterkte 17 STBE 18, 23 Ingestelde stroomsterkte 17 Stekker Functiebeschrijvingen Uitgangsstekker 3 Opstartmodus 26 Alarmsignaalstekker 3 Opstartmodus m. Boost 26 Interfacestekker 3 Autom.-temp.-drempel 27 Stekkeraansluiting Bewaking verw. stroomsterkte 27 Uitgangsstekker 32 Functiecode 22 Alarmuitgang 32 Geleidezone 2 Meldstekker 32 Geleidezone gebruik 25 Interface 32 Geleidezn. Verst. temp.waarde 25 Stelmodus 2 G Invoer temp.waarde 2 GW- 23 STGR 18, 23 GW+ 23 Overname stroomsterkte 2
Fb 9 FP 9 FSt 9
H
H-FR 16, 23, 24 Verwarming deblokkeren 2
T
Opslag 6 Lastdump 22 Meegeleverde onderdelen 6 Load 19 Lock 19
Toets Boosttoets 3, 9 Invoer-/deblokk.toets 3 Verwarm.deblokk.toets 3, 9, 16 Parametertoets 3 Receptopslagtoets 3, 9 Receptlaadtoets 3, 9 Instelwaardetoets 3, 9 Stand-bytoets 3, 9 Status/afbreektoets 3 Temp.waardetoets 3, 9, 18 Stroomsterktetoets 3, 9, 17 Technische gegevens 33 Temperatuurverlaging 2 Temperatuurverhoging 2 Typeplaatje 3, 7
M
U
Kenmerken – uitvoering 6
Omschakelen werkelijke waarde/Weergave regelverschil 2, 16 Overzicht HR 3
IJ I- 9, 22
Id 9 IF 9 Infodisplay 3 Inhoudsopgave 4
K K-FZ 23, 24, 25
L
N Nettoevoer 3 NrFZ 23, 24, 25
OP OUT 21 Parameters, keus van 24
R R1.....R8 19 Recept laden 2 Recept opslaan 2
UVW Transport 6
XYZ ZONE 23, 24 Zoneaanduidingen 3 Zone-infomeldingen 9 Zonespecifieke parameters 23
33