REFLECTIONS 12 atelier 2008-2009
2
voorwoord
Dag Boutsen en Stefaan onraet
Dit nummer geeft een doorsnede weer van wat er zoal in het academiejaar 2008-2009 in de verschillende opleidingen van het Departement Architectuur Sint-Lucas is ontworpen. De kernopdracht binnen ons onderwijs is en blijft ontwerpen, in allerlei vormen van atelierwerking. Ontwerpen is een denkproces. Ontwerpen is een leerproces. Creatief onderzoek. Waar is de ‘meester’? Hoe disciplinair is het concept? Wat toont of bewijst die masterproef? Is wat je ziet realiseerbaar? Past het bij ‘onze’ cultuur? Getuigt het ontwerp van zelfvertrouwen? Is het maatschappelijk verantwoord?
Zie jij een Sint-Lucas-cultuur? Dank aan iedereen, studenten en docenten, die aan dit nummer heeft meegewerkt, dank natuurlijk speciaal aan het ARC-team! Dag Boutsen en Stefaan Onraet
3
4
inhoud
Inhoud architectuur
interieurvormgeving
Verdichting, woonvormen met publieke functies en publieke ruimte | Bachelorproef Brussel
11
Ontwerpen in multidisciplinaire bouwteams | Ma1 aAD Brusel
29
Faculteit voor Kunsten en Architectuur |
41
stedenbouw en ruimtelijke planning
Ma2 aAD - Gent
45
European COMMUNITY of Europeans | deelname aan de ‘4th International Architecture Biënnale Rotterdam
Masterproef Brussel
51
Calibrating | Afstudeerlab Brussel
79
Marseille | Masterproef uAD Gent
109
Imagining nothingness | masterproef eAD Gent
125
Designing in the Dark | Int’nal workshop Ghent
145
Jan Bruggemans, Lieven Dejaeghere en Harold Fallon Willy Azou, Wim De Weer en Nelly Moensens Jan Bruggemans
Transfiguratie |
Jan Bruggemans
Ausmip |
Ma2 eAD - Brussel
Bruno Peeters & studenten AUSMIP
Thiery Lagrange en Marc Godts, Arnaud Hendrickx, Annete Kuhk Erik Van Daele
Hugo Vanneste – Student Thomas Van Campenhout Marc Dujardin
Tafelen |1IA denk!studio Gent
161
Zintuiglijke ruimte | 1IA bouw!studio Gent
173
Keuze! & Accent!studio | 3IA Gent + Brussel
177
Peter Vansteenkiste-Muylle
Jo Liekens, Jao Smet, Karel Deckers, Anthony Duffeleer
215
Compact verblijf | 1IV
221
Peyman Nadirzadeh Stefan De Coster
231
Karel Wuytack + team
interieurarchitectuur Annelies De Smet
Beweging | 1IV
[pyblik] Een beknopte anatomie van [pyblik]* | de cultuur & het metier van publieke ruimte 2008-2009 Roland Piffet en Annelies De Smet
267
5
architectuur
10
bachelorproef brussel
Harold Fallon, Lieven Dejaeghere, Jan Bruggemans
11
Bachelorproef 2008-2009 in Brussel als bekroning van de bachelorjaren beheersen van een complex programma wonen, buitenruimte, parkeren, enz in een sterk stedelijke context Brussel, Paleizenstraat met onderzoeksgerichte ondersteuning analysewerk referenties, normering, enz. op en kwaliteitsvolle wijze gecommuniceerd
Wordt er doordringbaarheid voorgesteld of juist niet ? energiebewuste compaciteit, dynamische woonomgeving ?
Hoe wordt omgegaan met de omgevingselementen en de aanwezige topografie ?
rationaliteit, gevoeligheid ?
en als voorbereiding op de masters stedenbouwkundige visie (> UAD) integratie, dynamisering, mobiliteit, buitenruimtes, gabarieten ... experimentele aanpak (> EAD) vernieuwende stedelijke woonvormen ? architecturale doeltreffendheid (>AAD) esthetisch, structureel, constructief, energetisch, organisatorisch ... organisatie fase 1 (3 weken + 1 week review + 2 weken + voorjury) masterplan als aanzet stedebouwkundige visie referentiefiches van gelijkaardige projecten de studenten werken in groepen van twee in deze weken gebeuren de reviews collegiaal review masterplannen (maquette, inplanting, schakelingen, enz.) uitwerking masterplannen oppervlaktestudie, conceptnota, tyoplogieën de studenten moeten het ontwerp “scheiden” : - gemeenschappelijke uitwerking van parking en buitenruimtes - individuele uitwerking van gebouwen fase 2 uitwerking van de projecten uitwerking van constructieve aspecten verfijning structuur, morfologie, aansluitingen, buitenruimtes, enz
12
bachelorproef brussel
Harold Fallon, Lieven Dejaeghere, Jan Bruggemans
Bachelorproef 2009-2010 in Brussel Het lijkt interessant om verder bouwen op de opgemaakte ervaring. Een gelijkaardig programma zal voorgesteld worden op een stedelijke site in brussel. De opdracht kan verfijnd worden om een paar struikelpunten op te lossen. Drie punten werden geïdentificeerd, die tevens gericht zijn naar een betere voorbereiding naar de masters fases - masterplan en invulling stedelijke integratie, nieuwe woonvormen ? Hoe verhouden de voorgestelde wooneenheden zich tot de publieke ruimte ? privacy, collectiviteit ?
Programma Mix van wooneenheden: merendeel 1 & 2 slpk types, aangevuld met studio’s (studenten) en 3 slpk types (vnl op de hogere verdiepingen) Procentuele verdeling: 15 % studio’s 40-50 m2, 30 % type 1 slpk/2 pers 60-70 m2 40 % type 2 slpk/3 pers 80-90 m2, 15 % type 3 slpk/4 pers 100-120 m2 parking : 1 parkeerplaats per wooneenheid aanvullende programmatie te bestuderen
Hoe verhoudt het nieuwe (woon)programma zich tot de directe omgeving ?
Het splitsen in twee fases biedt als voordeel dat het ritme bij de opstart van de opdracht hoog ligt. Na de eerste fase kregen de masterplannen een groen, oranje of rood licht (geloofwaardige basis, bijwerken nodig, masterplan met fundamentele defecten). De studenten in het derde geval werden voorgesteld om voor een “groen” masterplan als basis over te nemen. Deze fasering heeft er in sommige gevallen voor gezorgd dat studenten het gebruikte masterplan niet meer in vraag durfden te stellen. De uitwerking wordt dan een zuivere invulling. Een mogelijke oplossing is dat de studenten de volledige verantwoordelijkheid dragen voor de ontwikkeling van een eigen ontwerp. Dit neemt niet weg dat een fasering mogelijk blijft met bvb de productie van werkmaquettes op schaal. programmatorische diversiteit Het opgelegd programma betreft wonen, buitenruimtes en parking. Nevenfuncties kunnen ingewerkt worden maar zijn niet aangeduid. We merken dat alle ontwerpen wel nevenfuncties omvatten. Deze zouden ook omschreven worden om minder “toevallig” te zijn. Het samenbrengen van een fijnkorrelig programma met grotere ruimtes maakt ruimtelijke experimentatie mogelijk. Het gevaar voor programmatorische overcomplexiteit is te bestuderen. complexiteit en determinisme van de site De site is tamelijk complex en dwingend (talrijke wachtgevels) : deels is dit positief doordat een sterke onderbouwing nodig is voor de geloofwaardigheid van een vernieuwende stedenbouwkundige visie. Tegelijkertijd zorgt dit gewicht ervoor dat sommige typologieën snel als irrealistisch of als banaal overkomen. Indien een andere site gezocht wordt moet deze op de keuze van een gedefinieerde stedelijke context verderbouwen en ruimte laten voor typologische experimentatie.
13
14
Harold Fallon, Lieven Dejaeghere, Jan Bruggemans
Door de site te verdelen in verschillende zones en een oplossing voor elke probleemzone afzonderlijk te zoeken, zijn we gekomen tot een ontwerp bestaande uit verschillende ‘afdrukken’ die steeds een aanvulling van hun directe omgeving vormen. Wij ijveren voor een verhouding open (publieke) ruimte- bebouwd van meer dan 50%. Toch is het in het stedelijk landschap belangrijk een hoge densiteit na te streven. Ook het openbare gebied werd zo onderverdeeld in specifieke zones, gaande van een stedelijk terras tot een landschappelijk park. Aan de Paleizenstraat markeert een toren de toegang van het publieke domein. Zo zal de site een betekenis krijgen in zijn omgeving en het stedelijk landschap. Het gebouw naast de toren, waar zich de commerciële ruimtes bevinden, kan beschouwd worden als zijn horizontale spiegeling. Zo ontstaat er een spanningsveld tussen beiden; de hoofdingang tot het publieke domein. Deze is duidelijk gemarkeerd en leesbaar. Na onderzoek van de zichtassen hebben we de blik van de bewoners enerzijds gericht naar het binnengebied (gezinsappartement toren), anderzijds op de laagstad (studio’s en kleine appartementen). Centraal ligt een crèche gelegen, in een groene omgeving op het deel van het landschappelijk park.
bachelorproef brussel
Gezinswoningen liggen aan de rustigere straatzijde en vervolledigen zo opnieuw het beeld van een woonstraat, zonder zich af te zonderen van het publieke terrein. Het parkeren van auto’s gebeurt ondergronds, met een relatie met de publieke ruimte. Het stallen van fietsen gebeurt bovengronds, wat het zachte weggebruik aanmoedigt. Otsoe Verdonckt & Sander Van Duppen
15
16
bachelorproef brussel
Harold Fallon, Lieven Dejaeghere, Jan Bruggemans
Het stratenpatroon bestaat uit doorlopende straten evenwijdig met de helling van het gebied en een onderbroken stratennetwerk in helling. In 1. 2. op
ons project nemen we 2 standpunten in: twee doorgangen in kruisvorm tussen de drie straten buitenruimte ≠ restruimte = volwaardige vierkant binnenplein van 35m 35m.
Het vierkante plein dat te kampen heeft met een gemarkeerde helling hebben we ingedeeld in plateaus die specifieke relaties tot stand brengen met de ontworpen gebouwen. Een ondergronds parking in splitlevelsysteem vertoont dezelfde afdruk het het plein en geeft toegang tot alle gebouwen. In 3 van de 4 gebouwen bevinden zich op het gelijkvloers langs het plein publieke functies (2 winkelruimtes en 1 restaurant). De architectuur van de gebouwen benadrukt de samenhang van de verschillende gebouwen door het gebruik van een (deels) gemeenschappelijk vocabularium. De volumetrie, de circulatie, de structuur en de huiden van de gebouwen zijn contextgericht : aan de ene kant ten opzichte van het nieuwe plein, maar ook als articulatie op het bestaande stadsweefsel. Sara Van Goeye en Ester Vanderstraeten
17
18
Harold Fallon, Lieven Dejaeghere, Jan Bruggemans
Het verbinden van de wachtgevels vormt de basislijnen van de bebouwde sliert. De circulatie wordt tussen de wachtgevels en het nieuwe wooncomplex geplaatst. Het plein speelt in op de niveau verschillen. De inrit van de parking en de aslijnen van het ontwerp spelen hier op in. Het plein hoger gelegen dans de straat, hetgeen voor evenwicht zorgt, ergens tussen grootstedelijke formalisme en laagdrempelig woonkarakter. De planmatige organisatie en de opbouw van de gevels zijn gebaseerde op rationele grids, die de horizontaliteit van het gebouw benadrukken. 4 verschillende typologieën zorgen voor uitgebreide standardisatie. Terrassen bevinden zich in of uit de unit en benadrukken parallel met de circulatie de sliertvorm. Het interieur van het gebouw is vrij open gelaten. Hoge binnenruimtes optimaliseren natuurlijke lichtinval langs de open gevel. In de indeling wordt het contrast tussen de open en technische zijde benut om het gebouw te oriënteren. In het totaalbeeld van het complex valt meteen de horizontale lijn in het gebouw op, dit werd over de hele lijn van het gebouw doorgeduwd, tot op de schaal van het interieur. Brecht van Duppen en Steven Spapen
bachelorproef brussel
19
20
Harold Fallon, Lieven Dejaeghere, Jan Bruggemans
De site vraagt om een compact wooncomplex met integratie van parkeermogelijk-heden, nevenfuncties en buitenruimtes. Dit complex programma wordt in een “casco” structuur ingeblazen, met een uitgesproken pragmatisme. Na talloze pogingen zijn we gekomen tot een strak gridpatroon dat de hele site vult. Een patroon dat ons niet beperkt qua ontwerpmogelijkheden maar ons wel een sterke basis geeft qua structuur en planning van appartementen, patios, circulaties, parkeerplaatsen enz. Op niveau van de Paleizenstraat creëren we een ruimte voor (commerciële) nevenfuncties. Op niveau van de poststraat een open (parkeer-)plateau vrijgemaakt. De bovenverdiepingen worden onderverdeeld in wooneenheden en gemeenschappelijke terrassen. De daken vormen bijkomende gemeenschappelijke ruimtes en tuinen. Zowel schetsmatig als ruimtelijk onderzoek hebben ons inzicht
bachelorproef brussel
gegeven in de structurele eigenschappen van dergelijk grid, maar heeft ons ook gestimuleerd om sterke lichtschachten te creeëren in het dakoppervlak, lichtschachten die ook als circulatiepunt tot de verschillende appartementen. Deze openingen worden niet alleen uitgespaard in het dakvlak maar worden verschillend doorgetrokken van bouwlaag tot bouwlaag. De beglazing van de gevel zal de grootste rol spelen in het gevelaanzicht.Enkel de horizontale vloerplaten nemen de bovenhand ten opzichte van de beglazing. Dit wordt energetisch mogelijk gemaakt door de grote compaciteit van het complex. De bewoners kunnen hun appartement gedeeltelijk open te zetten en verruimen. Kevin De Smedt en Pieter-Jan Kwanten
21
22
Harold Fallon, Lieven Dejaeghere, Jan Bruggemans
Het masterplan is geïnspireerd op historische stedenbouwkundige zichtassen. De site is gelegen langs het koninklijk tracé dat zulke stendbouwkundoge figuren vertoont. Echter is het hier op schaal van de site toegepast, en linkt de negentiende eeuwse school van de poststraat met de Palzeizenstraat. Door deze ingreep ontstaan er drie gebouwen. Het eerste is een spitsvormig gebouw van 7 verdiepen die de splitsing van de zichtas accentueert. Vervolgens is er in het midden een langgerekt gebouw die trapsgewijs lager wordt. Dit zorgt voor een overgang tussen de hoge gebouwen in de Paleizenstraat en de huizen van de Rogierstraat. Het laatste blokje is een aaneenschakeling van 5 x 2 duplexen op elkaar. Dit kleiner gebouwtje resoecteert de schaal en eenheid van de Poststraat. Nicolas Raemaekers
Jelle Peirelinck
bachelorproef brussel
23
24
Harold Fallon, Lieven Dejaeghere, Jan Bruggemans
Het abstracte S-vormige gebouw, ook wel ‘de Slang’ genoemd, wurmt zich een weg door een kluwen van omliggende gebouwen die qua vormgeving, grootte en context enorm van elkaar verschillen. In het midden splitst de Slang zich in twee. Door het gebouw zo in te plannen creëren we twee circulatie-assen elk omgeven door een plein. De hoofdcirculatie-as die voortvloeit uit de as die door het park aan het Ministerie van Financiën loopt is qua omvang het grootst. In dit deel vinden we dan ook de meeste publieke open en gesloten ruimten terug. De andere as met omringend plein is meer kleinschalig. Zo creëren we op één site twee totaal verschillende in elkaar gevlochten eilanden. Het hoofd van de Slang omvat een toren die fungeert als landmark in de Paleizenstraat. De staart van de Slang bevindt zich aan de Rogierstraat met een vele kleinere oppervlakte dan aan de Paleizenstraat. Tussen het hoofd en de staart planten we een mix van verschillende type appartementen in, dit gecombineerd met publieke open en gesloten ruimten zoals een bibliotheek, vergaderruimte, polyvalente ruimte,… De Slang staat volledig op zichzelf. Hiermee bedoelen we dat de vorm zuiver en rechtlijnig is. Ze volgt nergens enig aanpalend gebouw. Hetvoordeel hiervan is dat het gebouw later gemakkelijk kan worden uitgebreid. We maken de mogelijkheid tot uitbreiding nog makkelijker door de trappen- en liftkokers aan de buitenkant van het gebouw te plaatsen zodat makkelijk aan die kokers kan worden aangebouwd. Pieter Cloeckaert en Pieter Van Gelder
bachelorproef brussel
25
26
Harold Fallon, Lieven Dejaeghere, Jan Bruggemans
Het ontwerp beoogt de realisatie van een gedefiniëerde buitenruimte tussen de drie straten. Op de paleizenstraat wordt de overgang iets gesloten door een hoge poort. De gevels van de verschillende gebouwen hanteren éénzelfde vocabularium, bestaand uit volledig blinde gevels, volledig open gevels, en ramenrasters. De gevel van het gebouw aan de Paleizenstraat sluit bij het monumentaal karakter van de straat aan door een uitgebreide en strakke ritmering van ramen. Toch onderscheidt hij zich van de rest door de luiken en de dimensionering van de ramen. Het gebouw wordt onderbroken door een overgedimensioneerde poort die aansluit aan de schaal van het gebouw en een doorgang vormt naar de binnenplein. Ter hoogte van de straat springt ingt de gevel achteruit, waardoor er een overdekte verbreding van het voetpad ontstaat in relatie tot de commerciële ruimtes. De woningen zijn zodanig opgebouwd dat de kleine kamers zich aan de kant van de Paleizenstraat bevinden en de leefruimtes uitgeven op het binnenplein en voorzien zijn van een terras. De gevel aan het binnenplein bestaat dan ook uit grote glasoppervlakken die op diverse plaatsen opengeschoven kunnen worden. In de smalle doorgang naar de Rogierstraat toe is er ruimte voor kantoren en is het gebouw lang en smal. Langs het gebouw loopt een voetgangersstraat. De kantoren zijn vanop deze weg bereikbaar. Hier is gekozen voor een vliesgevel om het geheel licht en open te houden. Het gebouw op de Poststraat is kleinschaliger en heeft de duidelijke huistypologie met zadeldak. Op het binnenplein sluit het op de omgeving aan met platte daken. Hier wordt een gemeenschapsfunctie herbergd dat het plein leven inblaast. Karen Knudde en Wendy De Vriendt
bachelorproef brussel
27
28
WILLY AZOU, NELLY MOENSENS, WIM DE WEER
Ma1 aAD Brussel - ONTWERPEN IN MULTIDISCIPLINAIRE BOUWTEAMS
ONTWERPEN in MULTIDISCIPLINAIRE BOUWTEAMS Bouwprojecten worden steeds omvangrijker en de vraagstelling die eraan vooraf gaat steeds complexer. Duurzaamheid in stedelijke context en op gebouwniveau, nieuwe technologieën, groeiende eisen op energetisch vlak, toenemende comforteisen, … het zijn allemaal elementen die het de architect onmogelijk maken een bouwproject nog individueel aan te pakken. Het klassieke bouwproces, waarin bouwheer, architect en uitvoerder optreden, moet plaats ruimen voor een prestatiegericht bouwproces met een definitiefase en een realisatiefase. Een team van actoren met de nodige ervaring en expertise bundelt de krachten al vanaf de prille ontwerpfase. De geïntegreerde aanpak is noodzakelijk binnen de groeiende complexiteit die een bouwproject behelst. Vanuit de bouwsector komt de vraag om de studenten al in de opleiding voor te bereiden op deze multidisciplinaire samenwerkingsvorm. Het O(nderwijs) O(ntwikkelings-) F(onds)- project “Ontwerpen in Multidisciplinaire Bouwteams” speelt hierop in door het opstellen van een projectonderwijsopdracht tussen masterstudenten uit verschillende disciplines en verschillende instituten.
OOF 2007/24 – proefproject – academiejaar 2008 - 2009-07-07 Docenten Sint Lucas Departement Architectuur: Willy Azou (architectuur) – Wim De Weer (bouwtechniek) – Caroline Newton (geschiedenis & theorie) Docenten Bouwkunde K.U.Leuven: Staf Roels (bouwfysica) – Guido De Roeck (bouwmechanica) – Lucie Vandewalle (bouwmaterialen en bouwtechniek) – Gerrit Vermeir (bouwakoestiek) Projectmedewerkers: Nelly Moenssens (St.Lucas) – Mieke Deurinck (K.U.Leuven) Studententeams: Annelies Artoos, Matthias Steels (St.Lucas) en Gerty Serré, Nele Van De Ven (K.U.Leuven) Siobhan Honai, Karen Pellens (St.Lucas) en Inge Brems, Elke Janssens (K.U.Leuven) Michael Van Berkel, Pierre Vandekerckhove (St.Lucas) en Marie-Laure De MeesterLaure De Meester, Stéphanie Somers (K.U.Leuven) Tom Delcourt, Seppe Raes (St.Lucas) en Glenn Reynders, Bart Van Bockstal (K.U.Leuven)
Voor deze projectonderwijsopdracht werden bouwteams (lees: teams van studenten uit verschillende ontwerpdisciplines) gevormd tussen architectuurstudenten Sint Lucas Campus Brussel en studenten burgerlijk ingenieur bouwkunde K.U.Leuven en tussen studenten burgerlijk ingenieur-architectuur K.U.Leuven en studenten burgerlijk ingenieur bouwkunde K.U. Leuven. Naast de gangbare doelstellingen binnen lopende ontwerpopdrachten en projecten wil het project concreet vaardigheden aanleren in communicatie en samenwerking in de verschillende stadia van het probleemoplossingproces. Deze vorm van onderwijs gaat veel verder dan het bijbrengen van vakkennis; het leert onze toekomstige architecten en ingenieurs competenties bij als creativiteit niet alleen op architecturaal vlak maar ook en vooral in werken in teamverband, planning van taken, informatieverwerking, vermogen tot communiceren … . Vaardigheden die van cruciaal belang zijn binnen de huidige beroepspraktijk.
29
30
WILLY AZOU, NELLY MOENSENS, WIM DE WEER
Concreet omvatte de opdracht een ontwerpmatig en bouwtechnisch renovatievoorstel van het Sociaal Woonblok “Ieder zijn huis,”te Evere ontworpen door Arch. Willy Van Der Meeren , rekening houdend met de oorspronkelijke intenties en de hedendaagse visies en normen over sociale woningbouw. In eerste fase werd door elke partner in het bouwteam een analyse gemaakt van het gebouw en zijn omgeving. Het bouwkundige deel werd uitgewerkt door de ingenieursstudenten, terwijl een architecturale analyse werd uitgewerkt door de architectuurstudenten. In deze eerste fase nog fungerend als één groot bouwteam werden alle analyses samengebracht en vormden ze de voedingsbodem voor het verdere verloop van de opdracht. (Zie Fig. 1, 2) In een tweede fase werden de groepen opgedeeld in 4 bouwteams die elk een specifieke invalshoek naar het gebouw toe verder zouden werken: - een restauratiescenario met bijzondere aandacht voor een statuut van het gebouw als “monument”; (Zie Fig. 3) - een renovatiescenario met bijzondere aandacht voor de economisch-technische aspecten van het project; (Zie Fig. 4) - een gemengd scenario met iets meer “vrijheden” tov het gebouw en met als doel de hedendaagse normen van sociale woningbouw te kunnen realiseren. (Zie Fig. 5) - een nieuwbouwscenario met bijzondere aandacht voor de bebouwing- cq. Verdichtingmogelijkheden van de site. (Zie Fig. 6) In functie van het specifieke scenario werd meer of minder vrijheid verondersteld tov het bestaande gebouw. In elk der groepen ontstond er aldus steeds weer een andere invalshoek tegenover de verschillende normeringen en richtlijnen betreffende bouwtechniek, bouwfysiek en comfort. De elementen uit de eerste fase indachtig werden binnen de verschillende bouwteams de voorstellen verder uitgewerkt. Binnen het kader van het A(dvanced) A(rchitectural) D(esign) –traject werd uiteindelijk in een derde fase het accent gelegd op het bouwtechnische . De studenten werd gevraagd een aantal zones zeer gedetailleerd uit te werken vanuit bouwtechnisch standpunt. (Zie Fig. 7, 8, 9)
Ma1 aAD Brussel - ONTWERPEN IN MULTIDISCIPLINAIRE BOUWTEAMS
Dit laatste werd steeds weer teruggekoppeld naar de “taal” die men het gebouw wou laten spreken conform de in de tweede fase ingenomen standpunten. Hier bleek het contrast tussen het bouwtechnisch detailleren en het respecteren van eerder ingenomen standpunten een moeilijke maar boeiende opgave waar bouwtechnisch inzicht nodig was. Zodoende werd het luik bouwtechniek geïntegreerd in de ateliers en kreeg vooral in deze derde fase een reële uitwerking. Parallel aan het atelier werd ook nog een theoretische component geschiedenis en theorie gegeven die mee het ontwikkelingsproces stuurden. Bevindingen van de studenten Het project wordt algemeen als een verrijkende ervaring gezien, waarbij het afstappen van het “hokjesdenken” en het vakoverschrijdend werken wordt geprezen. De studenten architectuur vinden dat het project hen de kans heeft gegeven om een betere kijk te hebben op de samenwerking met ingenieurs in ontwerpteams. Ook de algemene organisatie, de inbreng van de docenten bouwkunde, de samenwerking tussen docenten architectuur en bouwkunde werden positief ervaren. Uit de bevraging over de samenwerking blijkt dat ingenieurstudenten minder initiatief nemen bij het ontwerpproces, de architectuurstudenten zijn meer vertrouwd met een open vraagstuk. De methodiek om thematisch in vier groepen te werken wordt als positief ervaren. Deze sturing lijkt de studenten tot betere analyses te leiden, een breder inzicht te verschaffen, het groepsgevoel aan te wakkeren en algemeen kwaliteitsverhogend te werken. Samenvatting Het door het OOF-project voorgestelde multidisciplinair projectonderwijs wordt door de studenten architectuur duidelijk geapprecieerd. Het trajectonderwijs binnen St.Lucas wil in wezen interdisciplinair zijn en promoot daartoe de samenwerking tussen ontwerpatelier en theoretische componenten. Het multidisciplinair projectonderwijs zoals in huidig project uitgetest, vertrekt van een directe communicatie tussen de studenten van de verschillende disciplines. In die zin is het minstens een aanvulling op de binnendepartementale interdisciplinaire benadering. Willy Azou, Nelly Moensens en Wim De Weer
31
32
WILLY AZOU, NELLY MOENSENS, WIM DE WEER
Fase 1: analyse
Ma1 aAD Brussel - ONTWERPEN IN MULTIDISCIPLINAIRE BOUWTEAMS
Fase 2: 4 bouwteams werken verschillende scenario’s uit
Fig. 1. Renovatie-analyse
Fig. 2. Densiteitsmatrix
Fig. 3. restauratiescenario van Annelies Artoos, Mathias Steels, Gerty Serré en Nele Van de Ven
33
34
WILLY AZOU, NELLY MOENSENS, WIM DE WEER
Fig. 4. renovatiescenario van Karen Pellens, Siobhan Honai, Elke Janssens en Inge Brems
Ma1 aAD Brussel - ONTWERPEN IN MULTIDISCIPLINAIRE BOUWTEAMS
Fig. 5. gemengd scenario van Marie-Laure De Meester, Stephanie Somers, Michael Van Berkel, Pierre Vandekerkhove
35
36
WILLY AZOU, NELLY MOENSENS, WIM DE WEER
Ma1 aAD Brussel - ONTWERPEN IN MULTIDISCIPLINAIRE BOUWTEAMS
Fase 3: detaillering vanuit bouwtechnisch standpunt
Fig. 7
Fig. 6. nieuwbouwscenario van Seppe Raes, Tom Delcourt, Glenn Reynders en Bart Van Bockstal
Fig. 8
37
38
WILLY AZOU, NELLY MOENSENS, WIM DE WEER
Ma1 aAD Brussel - ONTWERPEN IN MULTIDISCIPLINAIRE BOUWTEAMS
39
E-mailverkeer tussen studenten architectuur en studenten bouwkunde (extract) Date: Mon, 11 May 2009 11:55:22 +0200 Subject: Koud volume detaillering We zijn bezig met de details van het koude volume te tekenen. We vroegen ons af of de trekkabel van 20mm diamater niet overgedimensioneerd is tegenover de IPE140 met breedte 73mm. Kan de kabel dunner? Zoniet, is er dan een mogelijkheid om een breder profiel te kiezen want anders komen we in de problemen. We hebben maar 26,5mm over om een houtstructuur en een rodeca plaat te plaatsen aan de binnenzijde.Groetjes, Sio en Karen Date: Mon, 11 May 2009 12:13:11 +0200 Subject: RE: Koud volume detaillering De trekkabel is niet overgedimensioneerd. Die diameter is echt nodig. Verder snappen we het probleem eigenlijk niet helemaal. Wordt die houtstructuur met rodeca plaat aan de binnenzijde geplaatst? Een breder profiel kiezen is ook nogal stom maar iets breder kan wel als het echt nodig is. Kunnen jullie het probleem misschien schetsen of inscannen of duidelijker uitleggen? Groetjes, Elke en Inge
Fig. 9
Marie-Laure De Meester <
[email protected]> Mon, Mar 23, 2009 at 10:16 PM To:
[email protected],
[email protected], stephanie.somers@ student.kuleuven.be Heej, We vroegen ons af of er in verband met het ontwerp nog belangrijke aanpassingen zijn gebeurd. De galerij naast het gebouw is dit nog altijd zo? We zijn nu de krachten van deze extra structuur in de oorspronkelijke structuur aan het berekenen. Hebben jullie een specifiek karakter van de gevel van de galerij in gedachte? Zou het storen moest daar bijvoorbeeld een vakwerk in de gevel zichtbaar zijn of iets dergelijks? We zullen waarschijnlijk een paar opties qua draagstructuur proberen maar als jullie er al een concreet idee over hebben, is het handig als we dat nu al weten.
Komen er langs de andere kant sowieso ook terrassen of toch niet? En andere veranderingen in het ontwerp mogen jullie ook altijd doorsturen natuurlijk. :) Tot donderdag! Groetjes, Stéphanie en Marie-Laure Michael vBk <
[email protected]> Tue, Mar 24, 2009 at 12:21 AM To: Marie-Laure De Meester <marielaure.
[email protected]> Cc:
[email protected],
[email protected] Dag Marie-Laure, We hebben ons ontwerp een beetje gewijzigd, we hebben nu langs de twee kanten een extra schil van 1m60 bijgevoegd. Langs de kant van de gang bevat de nieuwe schil enkel binnenruimten. Terrassen bevinden zich nu aan de westzijde. Ik kan u nog geen plannen doorsturen omdat die nog niet klaar zijn, en onze docent heeft ons tegelijk nu ook de opdracht gegeven om het gebouw zonder enig aanhangsel intern te herstructureren.... We zijn dus met 2 opdrachten tegelijk bezig, niet zo eenvoudig. Zodra ik mn plannen af heb krijg je ze. Maar ik vrees eigenlijk dat ze maar tegen donderdag klaar kunnen zijn. We hebben eigenlijk nog geen idee van het uiterlijk van de gevel, een eerste optie zou zijn zo goedkoop mogelijk, maar tegelijk bouwfysisch in orde qua isolatie en akoestiek. Maar meerdere voorstellen zijn welkom, dan kunnen we erover praten. Dat zichtbaar vakwerk is geen probleem voor mij persoonlijk, het is vooral belangrijk dat de gevelstructuur de gang die zich erachter bevindt niet belemmert. In verband met die korte discussie over de lift te verplaatsen, vergeet dat maar, dat probleem hebben we omzeild. Dus voilà, als ge voor mij de haalbaarheid van 2 schillen van 1m60 kunt onderzoeken + gevel is da goed :-) Mvg Michael van Berkel
40
Ma2 eAD - brussel
Jan Bruggemans
Faculteit voor kunsten en architectuur Inspelend op de actuele hervormingen binnen het hoger(architectuur) onderwijs werd de studenten gevraagd na te denken over de rol en betekenis van een architectuuropleiding in de 21e eeuw. Deze vraag kan worden benaderd vanuit verschillende perspectieven: Hoe moet een gebouw voor een architectuuropleiding er uit zien in een tijdperk van interactieve media, digitale netwerken, creditsystemen, globalisering, diversiteit, gelijke kansen onderwijs, duurzaamheid, …? Hoe moet een dergelijk instituut zich verhouden tot de sociale en culturele smeltkroes van Brussel, hoofdstad van Europa? Nog ruimer gesteld: hoe moet een architectuurcurriculum zich verhouden tot actuele thema’s als Universal Design, hergebruik, duurzaamheid en ecologie? Deze studio betekent de afsluiting van een vijfjarig leertraject en vormt de opmaat naar het afstudeerproject. De student wordt daarom uitgenodigd om zelf zijn programma en methode te bepalen. Hij/zij wordt daarbij gestimuleerd om de grenzen van het architecturale veld te verkennen. Het eindproduct van deze zoektocht is een ‘architecturaal object’ (gebouw, installatie, manifest) dat gebruikt maakt van de beeldtaal, conventies en gebruiken van de architectuurdiscipline om over deze discipline een kritisch standpunt in te nemen. Het project van Wim Van Den Berge vertrek vanuit een leegstaand gebouw aan het Brusselse Zuid-station en ontwikkelt een tijdelijke herinterpretatie gelet op de sterke evolutie en hervormingen binnen het architectuuronderwijs. De flexibele opstelling door leegstaande gebouwen te herbruiken dwingt de opleiding tot uitspraken omtrent architectuur en vermijd verstarring en gehechtheid aan een locatie en gebouw.
Wim Van Den Berge
41
42
Jan Bruggemans
Ma2 eAD - brussel
Het project van Gerlinde Verhaeghe vertrekt van een sterk karakteristiek gebouw van architect L. Stynen, het Telex gebouw aan het Brusselse Centraal-Station, en weet door reconversie en optimalisatie van de bestaande en door haar ontwikkelde ruimtelijkheid dit gebouw een nieuwe rol van betekenis te geven. Een herboren bestaande architectuur in plaats van afbraak en verarming van de context. Jan Bruggemans
43
44
Ma2 aAD - Gent
Jan Bruggemans
Transfiguratie De studenten wordt gevraagd een representatief Gents gebouw te kiezen en het door analyse grondig te bestuderen op structureel, architecturaal en beeldend vlak. In hoeverre de student het gekozen gebouw begrijpt zal blijken uit de wijze waarop hij met zijn ingreep de architecturale en ruimtelijke aspecten aanvult en versterkt. De detaillering van deze ingreep krijgt een bijzondere aandacht. Het Wintercircus Mahy, de Oude Vismijn, het voormalig Onderstation Elektriciteit en de site van de Sint-Baafs Abdij zijn door de studenten als site aangeduid, waardoor hoofdzakelijk historische gebouwen werden bestudeerd. De pre-selectie bracht nochtans hedendaagse architectuur in aanmerking met het Ocas staalonderzoekscentrum van architect Ph. Samyn en het Jongeren ontmoetingscentrum van Stephan Beel, maar deze gebouwen werden in de democratische besluitvorming door de studenten niet weerhouden. De meerderheid van de studenten hebben door deze opdracht een bredere aandacht gekregen voor de mogelijkheden bij hergebruik van ons bestaand patrimonium en de potentiële architecturale mogelijkheden door een doordachte ingreep. Jan Bruggemans
Het project van Charlotte De Baets voor de Oude vismijn start vanuit een ritme dat groeit vanuit de historische architectuur. Dat ritme wordt doorgetrokken als ingreep voor het nieuwe programma. Door het optimaal hergebruik van alle bestaande ruimten en het bestuderen van de lichtinval en de structuur ontstaat een prachtige herwaardering die openstaat voor verschillende programma’s.
45
46
Jan Bruggemans
Het project van Jelle Coolsaet vertrekt van een nieuwe achtergevel voor het Onderstation Elektriciteit. Zijn onderzoek naar de architecturale en ruimtelijke mogelijkheden resulteert in een uitstekend voorbeeld van een ingreep die zowel de circulatie, de interne structuur, de ruimtelijke mogelijkheden als het architecturale beeld versterkt.
Ma2 aAD - Gent
47
48
Jan Bruggemans
Ma2 aAD - Gent
Het project van Sofie De Beck is gegroeid vanuit een ruimtelijke uitsnijding met architecturale kwaliteiten. Deze ingreep vroeg zeer veel aandacht naar de consequenties ervan op structureel en bouwtechnisch vlak. De invulling met hedendaagse materialen vroeg een bijzondere aandacht voor detaillering. Het resultaat getuigt van een goed inzicht van de hedendaagse mogelijkheden en het omgaan op een hedendaagse wijze met het patrimonium van de Oude vismijn.
49
50
Ausmip
Bruno Peeters
AUSMIP AUSMIP (Architecture and Urbanism Student Mobility International Program) is een uitwisselingsprogramma met Japan naar analogie met het ERASMUS-model. Het project biedt de mogelijkheid om studenten Architectuur en Stedenbouw & Ruimtelijke Planning tijdens hun afstudeerjaar in Japan te laten studeren voor een periode van zes maanden. Gezien de uitwisseling quasi het gehele academische jaar bedraagt, dienen deelnemende studenten hun afstudeerproject te koppelen aan hun studie in Japan. Daarnaast schrijven de studenten eveneens een dissertatie over hun onderzoek in Japan, die eventueel kan gekoppeld worden aan het afstudeerproject. De projecten van volgende studenten worden voorgesteld: Nigel Jooren : ‘Fukuoka Mediapod’ Veerle Cox : ‘Fading Borders’ Stephanie Vander Goten : ‘Kichijoji needs a fantasy future ... the Between Inn’ Julie Verstraete : ‘Kichijoji needs a fantasy future ... Gayapo!’
51
52
Nigel Jooren
AUSMIP: FUKUOKA MEDIAPOD
FUKUOKA MEDIAPOD My proposal is to develop the key element in the suzaki redevelopment design, the area where the city is at present not making the connection with the water. It is the site where the highway comes down into the city and is a complex traffic node located near Tenjin area. I decided to meet with that complexity in the form off a public area/park connecting the present park, the present cultural facilities and the city with the waterfront in one gesture. A new transportation hub will be developed, a combination of highway busses and the introduction off a new LRT system. This plan presents a simple, easy-to-understand strategy. I decided it’s more valuable to work with a key element off the master plan project which brings the possibility to generate attractivity at that centre point off future flow between Tenjin and Suzaki. It can function even when Suzaki area will be developed differently in the future whether it will become a golf course, future Olympics proposal or mixed use residential-commercial development to name a few. Some changes will occur overtime, but the strategy is that there is a base and there will be the possibility for implementation of numerous projects. The result has been an urban design for Fukuoka that includes attractive urban spaces, pedestrian-friendly urban development, and the preservation of present cultural and historic buildings.
53
54
Nigel Jooren
In its thinking about space, the plan should eliminate the inefficient structures and dehumanization resulting from the functional classification of spaces now in use. Instead, the focus should be on multiplex and compound spaces: “Transit spaces” transformed by prioritizing personal mobility systems (bicycles and new types of self-powered vehicles) and the restoration of public transportation; “intellectual training spaces” that would be the platform for developing knowledge industries; “natural spaces” to recover a truly human environment; and “collaborative spaces” for strengthening regional and global ties.
AUSMIP: FUKUOKA MEDIAPOD
55
56
Nigel Jooren
The architectural project in the master plan focussing on the key element in the redevelopment of Nanotu area, the bridge between Tenjin and Future Suzaki will consist off a mediaspace/ park. A new form of library/media space focussed on the interaction with different kind off users. This interaction plays the key role on this key site in making a window to north-east Asia. Inside the mediapod, high-tec conversation will be possible with the users at present but also who went there before while it will be possible to leave digitally notes or reviews about books, music or movies.
AUSMIP: FUKUOKA MEDIAPOD
This will not be the only mediapod, in the future other pods can be created for example in Hong Kong, Singapore, Amsterdam,… making it possible to be connected with a larger network. It will be not entirely the same as the internet usage because it will be necessary to be physically there in the mediaspace to be able to interact, stimulating people to still go to one off the last truly public functions in society, namely that off the library.
Fukuoka = global city but with local heart The building should have the capability of translating the feeling of going to a waterside park but with that difference the park is now an interactive mediaspace. In the parkspace many different types off identity will be introduced working together with the main building. The main building will be the the catalyst but what is off great importance, connects what is already there, the Fukuoka Prefectural museum, the City hall, Hakata Bay boatrace, public bathing facilities, fishmarket and Fukuoka TV-Station. The building will be off great importance in helping to brand and build the image off Fukuoka as a creative knowledge industry based city without neglecting the aspect of locality.
57
58
veerle cox
AUSMIP: FADING BORDERS
FADING BORDERS LOCATION
japan_ kyushu
kyushu_ fukuoka prefecture
fukuoka prefecture_ fukuoka
fukuoka city_ hakata
The project is located in Fukuoka, Japan, where an east-west axis connects the historical, Hakata, with the modern, Tenjin, part of the city. In Hakata there is a school abandoned as the birthrates are declining in Japan. I chose the project to be on this site, which is identified by the neighbouring yatais, a Shinto shrine, Canal City, the abandoned school itself, the waterfront of Nakasu, Kawabata shopping street, and the park next to it. waterfront at nakasu
shinto shrine
kawabata dori
canal city
yatai
Japan is the fastest ageing society in the world, and its cities are facing depopulation which is why they compete with other cities in order to survive. Belgium is also facing the problems of an ageing society. This research and project searches how a city can be revitalized in times of the depopulation of cities and an ageing society.
reizen park
SITUATION
PROGRAM
59
60
AUSMIP: FADING BORDERS
veerle cox
CONCEPT
DESIGN
map of 1 house, indicating the possible borders
The program is mixing an elderly care centre with a kindergarten and artists’ workshops. It wants to fade the borders between generations, cultures (Japan and Belgium) and institutions (health and welfare). On several levels of the project ‘revitalization’ is a returning element. The local cultures and traditions are revitalized by elderly passing it on to children, an abandoned school building is being reused, traditional crafts can be transformed to modern design by mixing elderly with young artists, traditional architecture is seen as a model for the new design, and the elderly by having an active role in society.
sections of the site, and the existing school
61
62
AUSMIP: FADING BORDERS
veerle cox
Traditional architecture is used as a base for the new design. To cluster the different homes for the elderly (4 elderly are living together), the space organization of the ‘hakata machiya’ (traditional city house of Hakata) is used. The houses are also clustered so the relations between the different groups of people are optimized. The houses use the ‘fusuma’ (Japanese sliding doors), so the inhabitants can chose where the borders of their house are. In this way the space for intergenerational activities is defined.
plan of the first floor
plan of the second floor - National Institute of Population and Social Security Research http://www. ipss.go.jp - Statistics Fukuoka City http://www.city.fukuoka.lg.jp/ - Statistics Belgium http://www.statbel.fgov.be/ - Laurance, J. Krasse Japanse knarren. Opgehaald op 4 april 2009 van weliswaar.be/modulefiles/magazines/81-drugs/pdfs/japan-is-het-snelstverouderende-land-ter-wereld.pdf
63
64
julie vertstraete + stephanie vander goten
AUSMIP: KichijojiKichijoji needsneeds a new a new Fantasy Fantasy Future. Future. TITEL
Kichijoji needs a Fantasy Future. . .
Gayapo + The Between Inn
AUSMIP FINAL MASTER PROJECT This design project is the consequence of 6 months living in Tokyo. Research and design by Julie Verstraete and Stephanie Vander Goten. Both Ausmip students of Sint Lucas on exchange to Tokyo University.
About Tokyo: about public and private, about culture, about manga, about flows, about metabolism, about dividual spaces, about living in the city, about a house is not a home, about fragmentation, about interaction, about urbanism, about architecture, about interior , about living in JP.
65
66
AUSMIP: KICHIJOJI NEEDS A FANTASY FUTURE
julie vertstraete + stephanie vander goten
Kichijoji needs a Fantasy Future
Urban Analyses
The masterplan is designed for western zone of Kichijoji station, a suburban consumption centre in the West of Tokyo. The site,located next to the Japanese Railstation, is marked as disaster promotion area in the city planning of Musashino. This means that the vivid and bustling area will disappear because of reasons concerning safety and fire rules. The goal is to develop a new urban plan within: the mismatching, the fragmentation and the temporary urban shape + scale of Kichijoji. PRESENT SITUATION
The present situation of the department store underneath the train platforms and the train station cause an interruption in the flow between south – north and viceversa. We want to break through the station and the department store and open the shop to the ground level. So the existing program of the interiorized shop can open itself to the outside and a new public program arises, a yoko-cho, densely packed series of small market stalls, tiny bars and eating houses, shops selling meat, fish, fruit, vegetables…
LAND READJUSTMENT
SUNLIGHT CONDITIONING
The original street gets an interesting transformation; it reforms itself as a spread of flows of soft traffic with the main path, that goes along the railway with the store underneath. The flows work as a delta from two directions towards the station, towards the inner area of the new building volumes. The narrowing pattern of the streets take place in different stages: the north-south orientated incisions widen towards the center of the new volume and close more towards the borders so that the activity is being interiorized in this area, it almost works as the concept of a ‘shotengai’ enriched by the opportunity to introduce some European ideas of public corners. Inside the building volumes there exists a smaller pattern of paths which refer to the yoko-cho zone at the north side of the station. An intensified use of the 50cm zone in between buildings is obtained. In Japan it is also very common to work with slant plane restrictions to achieve the best sunlight conditions. Working with this system, we created truncates on the upper edges of the building volumes. By taking all of these steps in our masterplan, the building volumes grew in certain way: they now form the borders, the limits of the buildingspace.
ALTERED SITUATION
AREA RATIO
SLANT PLANE
67
68
AUSMIP: KICHIJOJI NEEDS A FANTASY FUTURE
julie vertstraete + stephanie vander goten
The development of the blocks happens on the basis of the principle of land readjustment. It’s a development of the whole area what makes us investing in the whole site, so rearrangement is justified if the existing infrastructure and investment are integrated and rewarded in the altered situation. The total floor area is maintained but reorganization is enforced. The maximum floor area ratio of 600% together with a maximum footprint of 80 square meters is set with rules of the commercial zoning in the city planning documents. We researched the area and out of the investigations of the existing infrastructure, we discovered that the present main function spread of our site is: 21% entertainment + 24%resto&bar = 45% commercial public 7% soft prostitution / 8% living /11% vacancy / office+shops 29% With our background of our Research: -”Manga in Architecture / Architecture in Manga” (by Julie) -”Fragmented lifestyle in an urban fragmented landscape, Research on Tokyo’s public fragmented convenience.” (by Stephanie) and in the system of land readjustment we introduce ‘a new kind of public space’ in the urban fabric of Kichijoji. As an extra bonus we achief to create extra layers for student housing on top of the building volumes. When adding the public inn and the student housing we get a new division of functions. A new kind of publicness will be introduced. This doesn’t mean a loss of the original functions but a densifying of them together with an increase of the quality of public space and the advantage of adding student housing. Julie Verstraete & Stephanie Vander Goten.
A PROPOSAL OF DEVELOPMENT LEFT: INVENTORY OF THE SITE
69
AUSMIP: KICHIJOJI NEEDS A FANTASY FUTURE... the Between Inn
Stephanie Vander Goten
71
The public needs an update with the needs of Tokyo’s society: Make the public more convenient to the new lifestyle. To place the urban spaces of Kichijoji within a framework of consumption and leisure, entertainment practices, linked via the patterns of social interaction that are consistent with conceptions of community.
Introduction of the JapaneseIntroduction Lifestyle in of Tokyo. the Japanese Lifest
ROOM
PACHINCO LAND TRUNK
ROOM
stocking
OFFICE
ISAKAYA
FAST FOOD SHOP
Mismatched, temporary fragments, JP MisMatched, teMporary fragMents MisMatched, teMporary fragMents
BE, house
ONSEN
KARAOKE Shopping
TRUNK
TRUNK
ROOM
ROOM
stocking
stocking
eating, drinking.
VENDING MACHIEN VENDING MACHIEN
KARAOKE
LOVE HOTERU ROOM
BED
FAST FOOD
eating, drinking.
ROOM
eating, drinking
KOMBINI
MANGA KISSA
stocking
ROOM
SHOP SUSHI BAR
stocking
sleeping, eating, loving. drinking.
VENDING MACHIEN TRUNK
eating, drinking.
VENDING MACHIEN
Shopping
SHOP
ROOM
BED KOMBINI
eating, drinking
washing, making up.
gaming, listening, interneting, watching, relaxing, leisuring. Shopping
TRUNK
OFFICE
LOVE HOTERU
LOVE HOTERU
BAR
ISAKAYA
ROOM
eating, drinking
ONSEN
BED CAPSUL HOTEL
MANGA KISSA
ROOM
eating, drinking.
VENDING MACHIEN BED KOMBINI
eating, drinking.
washing, making up.
meeting, leisuring.
sleeping, meeting, loving. leisuring.
sleeping, loving.
sleeping, eating, drinking. loving.
SUSHI BAR
eating, drinking.
RESTAURANT
eating, drinking.
gaming, listening, interneting, watching, relaxing, sleeping. leisuring.
VENDING MACHIEN
SHOP
gaming, listening, interneting, watching, relaxing, leisuring.
MANGA KISSA
Shopping
ISAKAYA
washing, making up.
BED
OFFICE
OFFICE PUBLIC BATH
sleeping, loving.
sleeping, drinking. loving.
sleeping, loving.
SUSHI BAR
CAPSUL HOTEL
BAR ISAKAYA
RESTAURANT
eating, drinking.
ONSEN
sleeping, loving.
meeting, leisuring.
OFFICE
OFFICE OFFICE BED
ROOM
washing, making up.
ROOM
JP
CAPSUL HOTEL
BED eating, drinking.
eating, drinking.
ROOM
ROOM
BED
ROOM
KITCHEN
sleeping, loving.
sleeping.
BED
ROOM
BED
ROOM
KITCHEN ROOM
drinking.
RESTAURANT
ROOM
STORAGE
ROOM
STORAGE ROOM
BATH
BED
ROOM
ROOM
ROOM
BATH
STUDY ROOM
STUDY
JP
sleeping, loving.
BED
BE
relaxing, meeting, leisuring.
sleeping.
eating, drinking.
ROOM
KITCHEN
ROOM
cooking, eating, drinking.
up.
cooking, eating, drinking. cooking,
LIVING
gaming, listening, interneting, gaming, watching, listening, relaxing, interneting, meeting, watching, leisuring.
sleeping, loving.
sleeping, loving.
washing, sleeping, washing, sleeping, making makingloving. up. loving.
LIVING
BED
ROOM
ROOM
researching.
ROOM
ROOM
STORAGE
stocking stocking
studying, studying, working, working, researching.
sleeping, loving.
BATH
STUDY
washing, making up.
ROOM
gaming, listening, interneting, watching, relaxing, meeting, leisuring.
ROOM
stocking
studying, working, researching.
LIVING
BE
Mentor Bruno Peetersn , Urban design and cooperation with Julie Verstraete
Kichijoji needs a Fantasy Future, Final Master project
The Between Inn
Mentor Bruno Peetersn , Urban design and cooperation with Julie Verstraete
The Between Inn
Kichijoji needs a Fantasy Future, Final Master project
sleeping, loving.
The Between Inn
70
BE, house = home city = home, JP PRIVATE LIIFE BECOMES PUBLIC. a house is not a home: PRIVATE LIIFE BECOMES PUBLIC. a house is not a home: Domestic functions provided by the city: KITCHEN + DINING ROOM _ Restaurants, Isakaya, Fast foof, Konbini, Bars, ... BEDR Domestic functions provided by the city: KITCHEN + DINING ROOM _ Restaurants, Isakaya, Fast foof, ... BEDROOM_ loverooms, locker PRIVATE LIFE BECOMES PUBLIC. a house is Konbini, not a Bars, home: hotels, capsule hotels, manga kissa... BATHROOM_kenko lands, onsen, public bath... STORAGE ROOM_ trunk hotels, capsule hotels, manga kissa... BATHROOM_kenko lands,parlours, onsen, public STORAGE ROOM_ trunk rooms, lockers... LIVING _ manga kissa, karaoke box, pachinco train,bath... fast the food restaurants, coffie shops... STUDY ROOM_ train, coffie shop Domestic functions provided by city, some examples: _ manga kissa, karaoke box, pachinco parlours, train, fast food restaurants, coffie shops... STUDY ROOM_ train, coffie shops, fast food restaurants, school, library... Need for a NON COMMERCIAL living and working room, for their specified function. restaurants, school, library... Need for a NON COMMERCIAL living and working for their specified function. Fast food, KonKITCHEN + DINING ROOM = room, Restaurants, Isakaya,
The Between Inn design deals with my research on the meaning of public spaces in the contemporary Japanese city: A new kind of social space can be found in Tokyo: the dividual space. It is a phenomenon of: architectural hybridization of domestic, public and commercial realms. My interest goes to create an attractive noncommercial public space containing the characteristics of Tokyos fragmented Urban shape and the social characteristics as a dividual space, a new home for the inhabitants of the city. Tokyo is on a change, in city shape and behavior towards publicness.
bini, Bars, ... BEDROOM_ love hotels, capsule hotels, manga kissa... BATHROOM_kenko lands, onsen, public bath... STORAGE ROOM_ trunk rooms, lockers... LIVING _ manga kissa, karaoke box, pachinco parlours, fast food restaurants, coffie shops... STUDY ROOM_ train, coffie shops, fast food restaurants, school, library... Need for a NON COMMERCIAL living and working room, for their specified function.
AUSMIP: KICHIJOJI NEEDS A FANTASY FUTURE... the Between Inn
Program of The Between Inn,
Mentor Bruno Peetersn , Urban design and cooperation with Julie Verstraete
Kichijoji needs a Fantasy Future, Final Master project
The Between Inn
girls doing homework in a fast food restaurant.
Mentor Bruno Peetersn , Urban design and cooperation with Julie Verstraete
Japanese
Kichijoji needs a Fantasy Future, Final Master project
Stephanie Vander Goten
The Between Inn
72
++
to the commercial public space to the non non commercial public space providing the transit livingand room and providing the transit living room study forcommutors the commutors study roomroom for the who who areare living between a bed and theand city. the city. living between a bed
reorganisation of the existing reorganisation of the existing commercial public , attached commercial public , attached to to
EXTENTION OF THE HOUSE = EXTENTION OF THE PUBLIC
EXTENTION OF THE HOUSE = EXTENTION OF THE PUBLIC
HOME FOR URBAN NOMADS HOME URBAN NOMADS THEFOR BETWEEN INN
THE BETWEEN INN
+
+
+
Research on Tokyo’s public fragmented convenience
Permanent steelstructure arms contain the living and study functions.
Interiorised street connecting dividual spaces and public.
Concrete core reinforced with buttresses.
Interiorised street connecting dividual spaces and public.
Concrete core reinforced with buttresses.
Concrete CORE
East
=
with connections for Concrete CORE the commercial public with connections for the commercial public
South
=
+
INTERIORISED STREET INTERIORISED STREET connection of the public of the public connection
Steel structure ARMS contain the living
Permanent steelstructure arms contain the living and study functions.
Steel structure ARMS and study functions contain the living and study functions
A new kind of social space can be found in the Japanese metropolis: the dividual space. It is described as the phenomenon of: architectural hybridization of domestic, public and commercial realms. The dividual space has become a part of the daily life of the Japanese in the urban landscape of Tokyo. The word ‘dividual’ means in the same time ‘divided’ and ‘shared’, it is divided in several partitions and it is to be shared with different people. Commercial venues start to serve as an extension of the private functions at home. These kind of spaces are free to enter, are not extremely supervised, are fully equipped and mostly with low price products or facilities. These establishments are products of the Japanese lifestyle and show the new realm of urban life in the Japanese city. It is an alternative network of public space that can be used by a wide range of people as an integral part of their daily lives. It is a new kind of place in between private and public, but it can be described as a personal place to spend some leisure time and feel part of the community.
==
North
73
74
Stephanie Vander Goten
AUSMIP: KICHIJOJI NEEDS A FANTASY FUTURE... the Between Inn
75
76
JULIE VERSTRAETE
A word before. The finishing of my master in architecture is an important milestone in my life, the opportunity to do a part of it in Japan was even a greater chance to enrich my architectural identity and vision. I took that chance with both hands and went to the University of Tokyo. Japan opened new future perspectives; the unique atmosphere, the specific character of the school, the city, the country, and the different culture formed a positive influence on me and my work. Another interesting aspect of studying in Japan is that the modern Japanese culture and society consist of a diverse mix of the old and new, the East and West, and the natural and artificial. Many seemingly contradictorily elements coexist in harmony in Japan. This special atmosphere goes together with the Japanese style of living with great respect for everyone and everything. This kind of respect is a source of inspiration for me and I’m convinced that we, Europeans, can learn a lot from this way of living. Every single day of my six months in Japan I was amazed by the variety of things, of everything, of life. It was very interesting and exciting to do research in this trembling world filled with an enormous amount of experiences. The image on this page represents the cover of my research book ‘Architecture in manga, manga in architecture.’ On the following pages a couple of exerpts will lead you quickly through my research topic, with on the final pages my part of the design in the project ‘Kichijoji needs a fantasy future’ (masterplan in collaboration with Stephanie Vandergoten, as you could read on the previous pages). What I designed is a whole new concept for student living in a Japanese city context in the spirit of my research: GAYAPO! GAKUSE_YANE_PODDO = STUDENT_ROOF_POD
AUSMIP: KICHIJOJI NEEDS A FANTASY FUTURE... GAYAPO!
77
78
AUSMIP: KICHIJOJI NEEDS A FANTASY FUTURE... GAYAPO!
JULIE VERSTRAETE
A word after. As a final word I would like to repeat the quote of Anna Font (Manifesto ‘Although the word housing encloses a range of different problems, architecture must deal with them as a whole.’), cited in the very beginning of my research book:
‘The problem of housing is not being a cultural reference. Housing is not the most important factor of urban growth, though it will account for the largest amount of built volume. The new city icons are museums, parks, office buildings but never a housing development. Maybe we had to wonder, isn’t it more correct to define a city’s identity as a way of living than a civic center?’ For me this was a very interesting thought to work with during the design of my project. The student roofscape can enrich or enlarge the city’s identity.
It defines a new form of living, a new approach on using space, on using the layers of a city. Actually a new approach on the city itself. By using the expressive forms and philosophy of the Metabolists, by inspiring on manga, housing can become a new kind of icon in the cityscape! During this research and the design of my master project I discovered many interesting ideas that enriched my architectural vision even more. I hope these writings could be as inspiring for you as they were for me. In a light and pleasant way presented as it was a manga magazine, I also tried to involve layout and typography as an important factor of architecture. If you have further questions or would like to have more information, you can always contact me on the following email address:
[email protected]
79
80
Thierry Lagrange EN Marc Godts, Arnaud Hendrickx, Annette Kuhk
AFSTUDEERLAB BRUSSEL - lab calibrating
Calibrating: Calibrating refers to setting up a device in a centered state or known condition, where it can then yield the best performance within given parameters. Practical Color Management: Eddie Tapp on Digital Photography by Eddie Tapp. Copyright © 2006, O’Reilly.
Architectuur, Stedenbouw en Interieur zijn een complexe activiteit in een complexe omgeving. calibrating in Architectuur, Stedenbouw en Interieur zou in grote lijnen een bewuster streven naar een vorm van to the point project kunnen betekenen (een project dat focust op dat specifieke deel of punt dat een referentie, of een motor of een model kan zijn voor het grotere geheel) en naar een vorm van to the point ontwerpen (een ontwerpen dat op zoek gaat naar de juiste vraagstelling en referentiekaders en naar een radicalisering en een optimalisering van de werkvorm). calibrating is positief omgaan met de crisis waarin heel wat ruimtelijke situaties zich bevinden als gevolg van virtualisering, thematisering, verstedelijking, globalisering, migraties en andere fenomenen of verschuivingen.
Illustraties: calibrating lab 2007
Als je er over nadenkt is calibrating een key issue in Architectuur, Stedenbouw en Interieurs.
81
82
Thierry Lagrange EN Marc Godts, Arnaud Hendrickx, Annette Kuhk
AFSTUDEERLAB BRUSSEL - lab calibrating
INTRO
FAQ
Sinds twee jaar wordt het eindproject in Sint Lucas Brussel georganiseerd door middel van ‘afstudeerlabs’. Het calibrating lab is er zo een. Concreet gaat het lab als volgt te werk. Een student die geïnteresseerd is schrijft een voorstel. Het voorstel kan een idee zijn, een bekommernis, een ontwerpvoorstel. Binnen het lab wordt dit voorstel gecontextualiseerd en verder ontwikkeld tot een onderzoeksvraag. Het doel is om dan via ontwerpmatig onderzoek te komen tot een relevant ontwerp en ontwerpproces.
De student maakt kennis met het lab aan de hand van een reeks frequent asked questions (FAQ). Hier volgen ze:
calibrating (afmeten, instellen, maat geven, meetbaar maken, ijken, fijnregelen, tunen … ) definieert een specifiek punt waarop iets juist, precies, verifieerbaar, meetbaar, controleerbaar, vergelijkbaar, werkbaar wordt. calibrating zorgt ervoor dat iets optimaal en maximaal kan werken binnen gegeven parameters.
Het lab is een pedagogisch project. Het afstudeerlab biedt niet alleen een inhoud aan, maar ook methodieken. Hierdoor groeit het bewustzijn van de ontwerper niet alleen ten aanzien van het ontwerp maar ook ten aanzien van het ontwerpen. Het lab ondersteunt de student die aankijkt tegen een dubbele realiteit, waarin deze zich - nu met de masterproef en nadien in de toekomst -moet waarmaken:
Wat is een calibrating lab? Een plaats waar vraag (case) en methode (method) worden geijkt. calibrating lab is een onderzoeksomgeving waar het ijken als handeling centraal staat. In dit laboratorium wordt enerzijds een ontwerpvraag geijkt. Anderzijds wordt de wijze waarop men werkt (het ontwerpen, onderzoeken, analyseren, selecteren, synthetiseren …) aan een ijking onderworpen. Het biedt de student de mogelijkheid om een eindproject te ontwikkelen binnen een groter onderzoeksgeheel Waarom doen we dit? We zien de eindproef als nieuwe start. Daarvoor zijn twee redenen: De studenten hebben er minstens vier en een half jaar opzitten. Alvorens af te studeren is deze ijking het geschikte middel om alles op een rijtje te zetten. De initiatiefnemers van dit meerjarig onderzoeksproject zijn van oordeel dat het calibreren van een ontwerpvraag en van een individuele handeling met betrekking tot die vraag niet alleen relevant is maar zelfs noodzakelijk voor wat na de eindproef komt. Deze gedachte is op heden een aanvoelen, gestoeld op eigen ervaringen en bedenkingen bij bepaalde maatschappelijke ontwikkelingen.
calibrating als een vorm van omgaan met de complexiteit van het ontwerpen: de complexiteit van eigen organisatie, samenwerking, positionering [eigen parcours - eigen bagage - eigen kunnen en niet kunnen – trajecten – labs – consults – masterproject – componenten – electives – vraagstelling – projectontwikkeling – terugkoppeling - positionering binnen de discipline - positionering naar toekomst - ...]
Wanneer doen we dit? Van één semester tot levenslang. Concreet betreft het een eindproject in de laatste semester. Het onderzoeksproject calibrating lab van de initiatiefnemers loopt over mistens twee en een half jaar. Een goed calibrating lab resulteert in een levenslang calibreren.
als een vorm van omgaan met de complexiteit van architectuur, interieur of stedenbouw op zich en met de complexiteit van actuele vraagstukken op het vlak van architectuur/interieur/ stedenbouw [de hoge eisen, de vele randvoorwaarden, de tegengestelde belangen, ...]
Waar gebeurt dit? Het IK en het NET: individu en context. Dit is een cruciale vraag. calibrating lab biedt ondersteuning aan de individuele student in de eindwerkfase en het biedt een netwerk aan. Een laboratoriumsetting resulteert in een netwerk waarbij verschillende mensen worden betrokken en waarbij verschillende disciplines komen kijken. De laboratoriumset-
calibrating
83
84
Thierry Lagrange EN Marc Godts, Arnaud Hendrickx, Annette Kuhk
AFSTUDEERLAB BRUSSEL - lab calibrating Wim Van den Berge
ting is dus geen individuele klassieke relatie tussen student en mentor. Consults voor atelier of componenten zijn uitgenodigd om aan het laboratorium deel te nemen. Naast dit netwerk is het een bewustwordingproces, waarbij de student tracht onderzoeks- en ontwerpdaden te ordenen, te schikken in een mentaal kader, te calibreren. Hoe gaan we te werk? De specifieke ontwerpvraag kan komen op initiatief van de student, kan door een initiatiefnemer van het lab worden geïntroduceerd of komt tot stand vanuit discussie. Het calibrating lab is een onderzoeksproject. De initiatiefnemers zullen dus vanuit een globale vraagstelling moeten komen tot een voorstel. De student zal dit projectgebonden ook moeten doen. Daarin ligt het antwoord op de hoe-vraag; in het doen. Vast staat dat dit antwoord er enkel komt door precies en bewust om te gaan met de wijze waarop een globale vraag en een ontwerpvraag worden beantwoord. Het calibrating lab kiest daarbij heel bewust voor het ontwerpmatig onderzoek. Tot wat leidt dit calibreren? Voor de student hopelijk tot een ervaring, die hem duidelijk maakt dat het oplossen en beantwoorden van architecturale en stedenbouwkundige vragen een andere waarde krijgt door dit te doen met een heel bewuste aandacht voor het onderwerp en voor de methode; door te calibreren. Deze individuele bewustwording wordt gestimuleerd in de setting van een laboratorium, die een voorafname op hedendaagse praktijken en uitdagingen is. Voor de initiatiefnemers leidt dit hopelijk tot twee resultaten. Vooreerst dat de student blij vertrekt met de gestelde ervaring. En verder dat het project uitmondt in een beter zicht op de wijze waarop architecturale en stedenbouwkundige probleemstelling worden aangepakt en beantwoord. In de hoop dat de instrumenten waarmee men ijkt preciezer worden. Marc Godts, Arnaud Hendrickx, Annette Kuhk en Thierry Lagrange
85
86
Thierry Lagrange EN Marc Godts, Arnaud Hendrickx, Annette Kuhk
AFSTUDEERLAB BRUSSEL - lab calibrating Wim Van den Berge
87
88
Thierry Lagrange EN Marc Godts, Arnaud Hendrickx, Annette Kuhk
AFSTUDEERLAB BRUSSEL - lab calibrating Wim Van den Berge
89
90
Thierry Lagrange EN Marc Godts, Arnaud Hendrickx, Annette Kuhk
AFSTUDEERLAB BRUSSEL - lab calibrating Koen Berghmans
91
92
Thierry Lagrange EN Marc Godts, Arnaud Hendrickx, Annette Kuhk
AFSTUDEERLAB BRUSSEL - lab calibrating Koen Berghmans
93
94
Thierry Lagrange EN Marc Godts, Arnaud Hendrickx, Annette Kuhk
AFSTUDEERLAB BRUSSEL - lab calibrating TITEL Olmo Peeters
95
96
Thierry Lagrange EN Marc Godts, Arnaud Hendrickx, Annette Kuhk
AFSTUDEERLAB BRUSSEL - lab calibrating Olmo Peeters
97
98
Thierry Lagrange EN Marc Godts, Arnaud Hendrickx, Annette Kuhk
AFSTUDEERLAB BRUSSEL - lab calibrating INHOUDSTAFEL TITEL Tom Tondeur
Les Forges: Connected Het aantasten van de ruïnes van Les Forges de Clabecq betekent niet alleen het aantasten van infrastructuur, maar ook het aantasten van een collectief geheugen. De lading van de site of beter het geheugen ervan, wordt bepaald door verschillende elementen, gaande van ruimtelijk tastbaar (plaatsen, gebouwen) tot ruimtelijk ontastbare (gebeurtenissen en personen) zaken. Het mappen van deze data expliciteert een netwerk waarbij ieder element met een ander wordt verbonden wanneer ze met elkaar een aantoonbare relatie hebben. Synergie tussen ontwerp, network science, architectuurtheorie en filosofie resulteerde in een softwarepakket dat het mogelijk maakt deze data concreet inzetbaar te maken in een ontwerp-proces en het subject beter te begrijpen. Het laat toe data te catalogeren, te filteren of zelfs ingrepen te simuleren. Tom Tondeur
99
100
Thierry Lagrange EN Marc Godts, Arnaud Hendrickx, Annette Kuhk
AFSTUDEERLAB BRUSSEL - lab calibrating Veerle Van Hoedenaghe
101
102
Thierry Lagrange EN Marc Godts, Arnaud Hendrickx, Annette Kuhk
AFSTUDEERLAB BRUSSEL - lab calibrating Veerle Van Hoedenaghe
103
104
Thierry Lagrange EN Marc Godts, Arnaud Hendrickx, Annette Kuhk
AFSTUDEERLAB BRUSSEL - lab calibrating WESLEY DEGREEF
105
106
Thierry Lagrange EN Marc Godts, Arnaud Hendrickx, Annette Kuhk
AFSTUDEERLAB BRUSSEL - lab calibrating WESLEY DEGREEF
107
108
uAD
Erik Van Daele
MASTERPROEF
Zicht vanuit het Westen op de site
uad
gent masterproef - Marseille
Gent - Marseille
Opzet van de uAD masterproef In uAD wordt architectuur benaderd vanuit de dialoog tussen het gebouwde en het stedelijk weefsel. Het gebouw is niet enkel een ruimtelijke vertaling van een gegeven programma. Architectuur is ook een instrument om de kwaliteiten en mogelijkheden van een stedelijk weefsel te versterken. Het architectuurproject is een motor om de evolutie van een ruimer gebied te bedenken. In alle uAD studio’s verkennen de studenten die dubbele rol van architectuur. De masterproef is de synthese van dit onderzoek. Bij de masterproef krijgen de uAD studenten geen uitgeschreven programma en geen site. Tijdens de stadsverkenning bespreken de docenten en studenten een aantal gebieden in de stad. De studenten kiezen een stadsdeel waarvan ze de betekenis en de positie binnen het stedelijk weefsel doorgronden. Het problematiseren van dit gebied leidt tot de keuze van een terrein. Dat terrein moet een strategische plek zijn in de verdere evolutie van het gekozen stadsdeel. De studenten maken geen masterplan voor het gekozen stadsdeel. Hun hypothese voor het hogere schaalniveau wordt verbeeld in het architectuurproject. Het architectuurproject is daardoor een bottom-up onderzoek van de stad. De potenties van het gekozen stadsdeel worden duidelijk in de keuze van het juiste programma op de juiste plek, in het ontwerp van de dialoog tussen het gebouw en de open ruimtestructuur, in de verschijningsvorm van het gebouw, in de overgang tussen publiek en privé, interieur en exterieur… . Een stadsontwerp tussen kade en oude haven In de masterproef 09 Gent bestudeerden we de stad Marseille. Drie studenten ontwikkelden een stadontwerp op een terrein tussen het dok van de oude haven en de kaden van de huidige haven. De oude haven is een toeristisch gebied: een jachthaven omzoomd met restaurants en bars. De kaden zijn een desolaat gebied bezet door marginale functies van een haven die naar het noorden uitbreidt. Het terrein dat de studenten bestudeerden is een vacant gebied, tijdelijk ingenomen door grootstedelijke evenementen zoals de kermis, het circus, een beach volleybal tornooi… De studenten ontwikkelden een project vanuit de hypothese dat de kaden een nieuw publiek domein worden in Marseille
109
110
Erik Van Daele
en dat de relatie tussen de stad en de zee wordt versterkt. Die hypothese is niet zo evident. Stad en zee zijn aan de kaden van elkaar gescheiden door een opeenvolging van verschillende barrières: een uitgesproken topografie,een stadsautostrade en bewaakte en ontoegankelijke zones van de haven. Met het plan Euroméditerranée neemt de stad Marseille die barrières gedeeltelijk weg door de stadsautostrade in een tunnel te voorzien. De barrière die de havenactiviteiten vormt wordt echter vervangen door een nieuwe, programmatische barrière. De kaden worden een toeristische zone die stad en zee opnieuw van elkaar scheiden. De studenten herstellen de relatie stad - zee op drie manieren: door de bereikbaarheid van de kaden te verbeteren, door het unieke grootschalige karakter van de plek te valoriseren en door aan de plek een dagdagelijkse bestemming te geven voor de inwoners van Marseille. De bereikbaarheid verbetert door een aantal kleine ingrepen in het aangrenzend stadsweefsel. Waar de stad haar rug keert naar de zee worden vervallen en verlaten panden verwijderd. De open ruimte structuur van pleinen en straten wordt aangevuld met een comfortabele wandeling langsheen de steilrand tussen stad en zee. Door haar grote maatvoering is de gekozen plek reeds een unieke open ruimte in Marseille De jaarlijkse evenementen op het terrein tonen de nood aan een dergelijke grootschalige ruimte in de stad. Het huidige onherbergzame karkater van de ruimte wordt door de studenten echter hertekend tot een sequentie van open ruimten. Door de positie van drie gebouwen wordt de grote ruimte gearticuleerd in een promenade, een aanlegkade, een kerkplein, een passage en een evenementenplein. De impact van de volumetri is bescheiden. Het zijn lage gebouwen met een “landschappelijke” vormgeving. De positie en de vormgeving van de gebouwen is bovendien ingegeven door de invloed van de mistral op de open ruimte. De volumetri van de gebouwen wordt ingezet om op het plein windvrije en aangename verblijfsruimten en uitloopruimten van de gebouwen te voorzien. De plek wordt een bestemming in Marseille door traditionele stedelijke centrumfuncties te voorzien: een bibliotheek,een kunstacademie en een multicultureel huis. Om van de kaden een nieuwe centraliteit in Marseille te maken volstaat het echter niet om traditionele programma’s op een conventionele manier te vertalen. In het architectuurontwerp gingen de studenten op zoek naar de nieuwe generatie
uAD
GENT masterproef - Marseille
111
van deze gekende programma’s. De bibliotheek werd gekruist met een stadsfoyer, een brasserie en een stadskantoor. De academie werd een experimentele multifunctionele hall en het multicultureel huis werd een combinatie van een mystiek oecumenisch landschap, een markt, een food court en leslokalen. De architectuurprojecten bepalen de uitstraling, het gezicht , het gebruik en de beleving van de nieuwe open ruimte,aan de zee. Het belang van ontwerpen doorheen alle schaalniveaus Dit studentenontwerp toont het belang van een architectuur die doorwerkt op alle schaalniveaus. Het resultaat is een coherente wisselwerking tussen architectuur en open ruimte op verschillende schaalniveaus In tegenstelling tot het Euroméditerranée voorstel zijn de architectuurprojecten geen verzameling concurrerende iconen. Een concurrentieslag waarbij de open ruimte als overgebleven restruimte achterblijft. Hoewel de architectuur in het studentenproject dienstig is aan het stedelijk leven en de stedelijke ruimte zijn het geen kleurloze gebouwen. Het zijn karakteristieke gebouwen met een eigenzinnige uitstraling en een eigen interpretatie van een conventioneel programma. Een prima antwoord in het uAD perspectief op architectuur. Erik Van Daele
maquette van de site met de 3 architectuurprojecten: het multicultureel huis, het kunstenforum en de bibliotheek
112
uAD
Erik Van Daele
GENT masterproef - Marseille
Analyse Marseille en filosofie van het stadsontwerp*
Bij de ingrepen in het stadsweefsel wordt vooral rekening gehouden met de bewoners. De zee wordt terug aan de inwoners van Marseille gegeven en er ontstaat opnieuw een link tussen de zee en het binnenland. De site die hiervoor gekozen werd, ligt op het scharnierpunt tussen de zee en het oude centrum (Le Panier) als een belangrijke open ruimte in Marseille. Het stadsontwerp dat op deze site gemaakt wordt, speelt in op de verschillende wegen naar het water en de verschillende sequenties die hierdoor ontstaan, zonder het evenementenplein te vergeten. Als je de site ten opzichte van de kustlijn bekijkt, merk je dat het een knooppunt is. Een scharnier tussen de rationele, kunstmatige en industriële haven in het noorden en de natuurlijke kustlijn in het zuiden, waar rotsachtige structuren bewaard zijn gebleven.
Stadsontwerp: problematiek
De site is een scharnierpunt tussen de haven (N), de stranden (Z) en de stad (O)
Toegankelijkheid Het stedelijk weefsel loopt niet door tot aan de zee. Een historische analyse met de evolutie van de kustlijn van vroeger tot nu, toont dat de site heeft niet altijd bestaan. Een deel van de plek was een eiland; het fort dat op de kop van de site staat, was omgeven door water. Het dok ligt er pas sinds 1930. Een zeer drukke weg scheidt de site van de oude stad. Oude foto’s en prentkaarten van rond 1910 tonen hoe de site vroeger was. Het fort lag los in het water en de site waarop een ontwerp gemaakt wordt, bestond nog niet. Er is momenteel een mega-infrastructuur aanwezig met tunnels, wat zorgt voor een enorme verkeerschaos en dus een zeer sterke barrière vormt tussen het waterfront en de stad. In de huidige situatie is het als voetganger niet mogelijk om die ‘kloof’ over te steken. De weg is een lijn in het landschap die voor een zeer harde grens zorgt. Ook aan de kades van de jachthaven vormt verkeer een harde grens. Momenteel kunnen we niet spreken van een kwalitatieve kade want het drukke verkeer is een barrière tussen terrasjes aan de stadszijde en een wandelpad aan de waterkant. Een tweede reden die een aanleiding geeft tot de beperking van de toegankelijkheid, is de ondoordringbaarheid van de haven. Het waterfront is nagenoeg volledig geprivatiseerd terrein, waar men als voetganger maar op zeer zeldzame plekken aan het water kan.
* Wat volgt is een synthese van Theorectische Component Geschiedenis en Theorie Els Terryn
113
114
Erik Van Daele
uAD
GENT masterproef - Marseille
Clash tussen inwoners en toeristen Er moet een functie gevonden worden die een bestemming is voor alle inwoners en niet enkelvoor de economisch welgestelden en de toeristen. Enkel op deze manier kan de spanning tussen beide groepen opgevangen worden. Oplossing van Euroméditerranee Er is een masterplan voor de stad Marseille in opbouw, waarvan al verschillende elementen gerealiseerd worden. In dit masterplan probeert men ook een einde te maken aan die ondoordringbaarheid naar het water toe, door de haven met een extra programma op te laden: cultuur. Oude silo’s worden getransformeerd tot een operagebouw, hedendaagse architecten worden aangesproken om een ontwerp te maken aan het waterfront. Hierbij vergeet men echter de bewoner. Door haven en cultuur allebei aan de kust te leggen, wordt de bestaande barrière naar de zee voor de bewoners uit het centrum alleen nog maar versterkt. Het plan van Euroméditerrannee is vooral toeristisch en grootstedelijk gericht, terwijl het stedelijke weefsel net groeit vanuit dagdagelijkse functies.
Knelpunten en potenties De site, zoals ze er momenteel bijligt, heeft een reorganisatie; een nieuwe aanpak nodig. Wanneer er geen evenementen zijn, is het een desolate, lege ruimte waar elk gevoel van menselijke schaal verdwenen is. Doordat het landschap zo grootschalig is, kan men er als mens geen vat op krijgen. Er is ook geen doel om naar het huidige plein te komen, als er geen evenement is. De site moet dus opgeladen worden. Net doordat er nog geen functies zijn, vormt het huidige knelpunt tegelijkertijd ook een potentie. Alles is nog mogelijk, het gebied is nog niet “geclaimd”. Ingrepen in het stadsweefsel Vermits de site vroeger niet bestond, had het oude centrum toen wel een grens met het water. De kathedraal stond op de kade. Nu is de site uitgebreid, maar de barrière naar het water toe is nooit weggenomen, we blijven met een kloof zitten. Enkele gebouwen werden dwars op zichtlijnen -vanuit het centrum naar de zee toe- geplaatst, waardoor elk contact met het water verdween. Kleine subtiele ingrepen zorgen voor de heropwaardering van dit contact.
Stadsontwerp: oplossingen
1. Eén gebouw dat dwars op de steegjes van het oude centrum staat, wordt afgebroken. Hierdoor ontstaat een visuele relatie met het water en ontstaat er een plein voor een aantal publieke gebouwen. 2. Aan het parochiekerkje wordt één van de twee appartementen afgebroken, waardoor er een panorama ontstaat dat reikt vanaf het begin van de oude haven tot aan de zee. 3. Op de enorme woonblokken van de sociale huisvestingsmaatschappij worden subtiele ingrepen gedaan. Een aanbouw aan de toren wordt afgebroken waardoor deze toren opnieuw een statig aanzien krijgt. Een doorgang wordt ook gecreëerd. 4. Een laatste ingreep is het autoverkeer dat aangepakt wordt. De verkeersas die van noord naar zuid voor een sterke grens zorgt, wordt via een tunnel omgeleid (zoals in het masterplan van Euroméditerannee
Aanwezige bebouwing in de directe omgeving De site grenst aan twee delen van de stad, die vlak naast elkaar gelegen zijn. Je hebt Le Panier (1), het oudste gedeelte van de stad, met een wirwar van nauwe steegjes en een zeer dense bebouwing. Het deel van dit oude centrum, dichtst bij de ‘Vieux Port’ is in 1944 platgebombardeerd en daar hebben ze gebouwen in typische jaren ‘50 architectuur neergezet en zo vormt dit het tweede deel dat aan de site raakt. (2) Naast deze twee stadsdelen, grenzen ook twee iconen aan de site: de Cathédrale de la major (3) gelinkt aan Le Panier en aan de inham van de oude haven bevindt zich het Fort Saint Jean. (4) De noordzijde van de site wordt afgesloten door de cruiseterminal (5) en daarbij horende parkings.
115
116
Erik Van Daele
wordt voorgesteld) Enkel plaatselijk verkeer blijft bovengronds. Daarnaast wordt de promenade ook autoluw gemaakt. Door het verkeer langs de vroegere hoofdweg te sturen, vormt de weg geen barrière meer en wordt er zo een wandeling gecreëerd met veel meer kwaliteit.
uAD
GENT masterproef - Marseille
De gebouwen Om de site op te laden, worden functies toegevoegd. De gebouwen worden in dialoog met elkaar geplaatst, waardoor verschillende subruimtes ontstaan. De functies voor deze gebouwen zijn gegroeid uit het bewonersconcept. Een multicultureel huis is een eerste gebouw, dat bij het beschutte landschap aan de kathedraal staat. Hier worden de verschillende culturen en godsdiensten op een evenwichtige manier met elkaar in dialoog gebracht. Een tweede gebouw is het kunstenforum. Allerhande opleidingen worden er gegeven en er is ruimte voor tentoonstellingen. Ook een permanente infrastructuur voor de evenementen wordt hierin voorzien. Als laatste gebouw is er een bibliotheek, die met een groot sociaal platform veel mensen wil aantrekken. Deze zeer laagdrempelige functie krijgt de meest exclusieve plek.
architectuurontwerp: de bibliotheek Op de site zelf gebeuren twee manipulaties: de topografie wordt aangepast en de plek wordt opgeladen met gebouwen. Topografie In het ontwerp is er gekozen voor eenvoudige hoofdvormen. Van op afstand zal men de manipulatie van het reliëf als een lijnenspel ervaren. Door het aanbrengen van een topografie wordt de link gelegd met de oude stad. Het oude centrum van Marseille, het fort en de kade worden op deze manier verbonden. Vormentaal / Typologie Er zijn momenteel al drie iconen die over de site heersen. (De kathedraal, de cruise en het fort) Die eigenheid blijft behouden. Het fort staat op zichzelf en wordt niet beconcurreerd met de ontwerpen, de ferry en cruise blijven er komen en kathedraal blijft zijn sokkel behouden. Als logisch gevolg hiervan, zijn de ontwerpen van een tweede schaalniveau.
Concept vanuit de omgeving Het gebouw (geel) keert zich hoofdzakelijk naar het water, vormt een gevel voor de kade en maakt er ook deel van uit. De oranje strook stelt de kade voor, de bruine strook vormt de directe verbinding naar het water vanuit de topografische ingrepen en het groen stelt het evenementenplein voor. Als men de ruimte zou verdelen in sequenties, hoort de bibliotheek dus hoofdzakelijk bij de kade. Mistral De mistral, komende vanuit het Noord-Westen, komt vlak op de kop van de gebouwstrook. Dit heeft consequenties voor de buitenruimte. Zones A, B en C zijn niet geschikt voor windvrije (windluwe) buitenruimtes. Enkel zone D is dit wel. Doorsnijdingen in het gebouw zelf kunnen wel een oplossing bieden. De doorsnijdingen kunnen echter niet tot op niveau 0, want daarvoor is het terrein waarop het gebouw staat te groot en dit zou zorgen voor een onbehagen gevoel.
117
118
Erik Van Daele
Oriëntatie en bezonning De opsplitsing van de gebouwen tegen de mistral, komt ook de oriëntatie ten goede. Doordat het gebouw opgesplitst wordt, ontstaan er meerdere noord gerichte gevels, wat kan zorgen voor een egale lichtinval in de bibliotheek. Looplijnen Een analyse van de looplijnen als de site heeft als gevolg dat de ingang van het gebouw best in de zuidoost-gevel zit. Zichten Vanop de site is er een waaier aan verschillende zichten. Deze zichten worden door het gebouw gekadreerd. De verschillende volumes krijgen een gerichtheid.
uAD
GENT masterproef - Marseille
Het gebouw bestaat niet enkel uit een gewone bibliotheek, maar ook uit een deel muziekbibliotheek en een gedeelte stadsfoyer. In deze stadsfoyer wordt algemene informatie gegeven voor bewoners en er is ook een ticketbalie. Het ruimtelijk concept van het interieur wordt gedragen door de sociale drager. Elk blokje krijgt een eigenheid en dus een aparte sfeer. Van daaruit wordt dan ook de materialisatie (open/ dicht) bepaald, evenals de buitenruimte. Er is dus een wisselwerking: het stadsontwerp heeft in grote lijnen de plaats van het gebouw beïnvloed, waarna het gebouw op zijn beurt weer de buitenruimte modificeert. Binnenvolume en buitenruimte staan in dialoog met elkaar. De negen volumes krijgen elk hun eigen karakter en enkele daarvan kunnen volledig apart functioneren. Els Terryn
Wat is een bibliotheek vandaag en hoe past dit in Marseille? De bibliotheek is niet langer een ‘fort van kennis’, wel een levende bibliotheek, geïntegreerd in het dagelijks leven. De kwaliteit zit in de interactie tussen de verschillende media en de bezoekers onderling. Een laagdrempelig gebouw wordt voorzien, als een plek voor informatie, verdieping, ontspanning en ontmoeting. Een sociaal gebeuren waarin de bezoeker wordt verrast, uitgedaagd om deel te nemen aan de dialoog. Verschillende elementen proberen te voldoen aan de behoefte van de bezoekers: studiecellen, leescafé, werkruimtes, computers, stilteplekken,... De bibliotheek betekent dus niet langer enkel informatie verkrijgen, maar ook informatie verwerken/bewerken. Er zijn momenteel al zeven bibliotheken in Marseille, maar deze kampen allemaal met een tekort aan faciliteiten die het bibliotheekgebeuren kunnen begeleiden: leeszalen, computerlokalen, werkruimtes… Dit probleem kan opgelost worden door ofwel de bibliotheken uit te breiden, ofwel door te zorgen dat er ruimte vrijkomt in de bestaande complexen. Er wordt gekozen voor deze laatste optie. Door in de bibliotheken een deel van de collectie weg te halen, ontstaat er ruimte voor meer faciliteiten. De collectie die weggehaald is, wordt opgevangen in de nieuwe bibliotheek.
119
120
Erik Van Daele
Multicultureel huis - Project van Sally Lierman
uAD
GENT masterproef - Marseille
121
122
Erik Van Daele
Kunstenforum Marseille - Project van Anouk Maes
uAD
GENT masterproef - Marseille
123
124
Thomas Van Campenhout
eAD
gent MASTERPROEF imagining nothingness
Imagining nothingness has originated from a confrontation
with Marseille as a strongly layered city. Among others these layers refer to the (inter)culturality, economical activities, traffic, leisure activities and movements in general.Also on a morphological level this becomes clear; high building blocks are suddenly planned for in the historic tissue. There is happening a lot in Marseille and life is often litteraly lived at the streets. It is an amalgameous of diverse events and non-events. Problems are inherent connected to this layered organisation but are not experienced as problems as such, but as an extra layer, contributing to a richer experience. It is thus particularly in this diversity and chaotic whole from which the real Marseille becomes clear. The public ground is an imporant factor in this organisation, the non-places or generic public space are where this experience becomes most visible. Fascinated by this layeredness, this project is a search for a way to sustain this “chaos”, to cultivate it even. The deliberate non-planning becomes a planning-tool. It are the developments and spaces that Rem Koolhaas defines with generic city and junkspace. Simultaneously it are also the developments and design strategies that Xaveer De Geyter and Lieven De Cauter make use of in after-sprawl. And at last it also refers to the backsides of Wim Cuyvers. This search is thus fully situated in the public space. And tries by means of cataloging and re-defining of this space to rediscover its very nature. [ the city is not dead (yet) in Marseille]. Perhaps Hopper understands/expresses this public space very well, he paints the generic landscape, the emptyness becomes In an additional layer imagining nothingness situates itself also in a personal search for architecture as “medium/tool” and the feasibility of things. In that sense it can also be seen as a manifest about architecture. “The prison is the only building that can impose its use” - Michel Foucault. Can we find the quality of public space in Marseille in these residue-places. And see these “junkspaces”, as Koolhaas calls them, or “heterotopia’s” by Foucault, as a newly discovered richness of public space and the city. The void as designparadigm. By defining as little as possible, almost everything becomes possible [ because it is nothing, it can be anything ]. And furthermore; Do we need a legitimacy for the vacuum? Does not find the in-between-space its legitimacy in its very own nature.
ici termine l’europe d Hugo Vanneste m Carl Bourgeois s Thomas Van Campenhout
Imagining nothingness tries to exploit this free space to the fullest, by maximising its cutted-off nature and working on its borders to sustain the void by means of introducing the solid. Imagining nothingness is about creating possibilities. Thomas Van Campenhout
125
A few impressions on the public ground with interesting friction zones; a highway abruptly breaks through two neigbourhoods, the backside of a building with historic value is totally verloederd. Together with a lot of small alleys these places are part of the center of the city and create a lot of non-places in the city.
A7 highway dividing the residential areas La Joliette and St-Mauront
eAD
gent MASTERPROEF imagining nothingness
127
View of the backside of Hotel Dieux
Thomas Van Campenhout
Hotel Dieux, seen from the vieux-port
126
128
eAD
Thomas Van Campenhout
The city of Marseille feels very chaotic, it consists of many different layers interacting in very different ways. It feels like a collage, a collection of historic valuable buildings, big infrastructural interventions, its mediterranean nature, different cultures, a touristic layer, its relationship with OM, many different movements and newly developments under the project of euromediteranee. This collection of different layers is the nature of Marseille and defines its identity. All of this events/layers are higly connected to the public ground, to the streets. Therefore the city is not dead in Marseille.
from left to right : ----------------------------------1. Hotel Dieux. 2. The omnipresent OM. 3. Homeless guy sleeping with legs sticking out of box. 4. Local way of driving. 5. A7 highway. 6. Cruise ship taking off.
gent MASTERPROEF imagining nothingness
7. New proposed skyline of Marseille 8. Minaret hiding in euromediteranée. 9. Traffic on A7 10. Triumph arch celebrating the republic. 11. Nôtre Dame de la Gare being symbolic. 12. Cissé, one of the star players of OM.
129
13. Famous soap of Marseille. 14. Muslima buying food at the new improvised marché du soleil. 15. Marché du soleil. 16. Unité d’habtitation, ironically in the ‘wrong’ part of the city. 17. Coca-cola advertisements seem universal. 18. Les calanques.
130
eAD
Thomas Van Campenhout
gent MASTERPROEF imagining nothingness
From this “Nolli”-maps it is clear that most of the public spaces in Marseille are streets. This seems a remark that is too obvious, but in fact a lot of the public life of Marseille takes place exactly at these streets. Marseille does not have a lot of big public spaces, one of them is partly part of the university area at the Pharo, two of them are sort of part of the streets again. Another one is the graveyard. Then we have two mostly touristic areas with the vieux port and la veielle charité, the big area we see at le notre dame de la garde is mostly hard to acess. Other smaller places are often claimed by smaller groups of people. Real large public places are quite scarse in Marseille, and often unacessible for numbers of reasons.
public space, water
public space, city
public buildings
public squares
131
132
Thomas Van Campenhout
eAD
gent MASTERPROEF imagining nothingness
At the end of the harbor strip, this void is situated between the city and the Mediterranean. It is this in-between character that makes it particular. Combined with its single use as place for events there are big differences in numbers of ‘users’. Very little to none in times when there are no events, and masses when an event like the beach volley world tour or a rock festival takes place. It has interesting qualities because it’s not being claimed by any group, being most of the time nothing more than a void, an inbetween space. It is in places like this that we can imagine everything happen.
A few larger areas in the city were analysed to explore their different elements, their movements and their “chaos” * a study of movements happening in a place called marché du soleil.
analysing the context *
133
134
Thomas Van Campenhout
eAD
gent MASTERPROEF imagining nothingness
PARADOXICALLY BECAUSE IT IS NOTHING, IT CAN BE ANYTHING
135
136
eAD
Thomas Van Campenhout
gent MASTERPROEF imagining nothingness
design strategy
void with context
different identities of context
urban ‘free’ space!
influence of context
working on the border to minimalise the influence
design strategy
The design aims to strengthen the cutted-off character of the J4 square leaving the void as undefined as possible. The building itself was conceived as two parallel walls with one formal façade facing the city and one informal backside. The backside is facing the large square/ void and consists of a number of informal niches and alleys who have non-defined programs. The frontside is faced resolutely to the city center and fulfills every formal public activity, from shopping center to hotel.
137
138
Thomas Van Campenhout
eAD
gent MASTERPROEF imagining nothingness
strategy: plan
frontside - backside
small passage
A.
promenade
B.
C.
voids a. unaccessable area b. tunnel vieux port c. traffic passage
syntheses
A. shopping 1
B. hotel
a. lean on
C. shopping 2
structural approach b. on sticks c. solid
access promenade functions as acces to shopping mall, hotellobby and smaller shops
situation plan exposure
139
140
eAD
Thomas Van Campenhout
strategy: section
strategy: backside
wall
backside / niche / alley
axes of view
A.
promenade
A. shopping 1
gent MASTERPROEF imagining nothingness
B. hotel
B.
C.
voids a. unaccessable area b. tunnel vieux port c. traffic passage
structural influence use and abuse of structure in alleys
syntheses
access small niches on promenade axes and access from the backside
C. shopping 2
exposure a. lean on
structural approach b. on sticks c. solid
syntheses
voids
access promenade functions as acces to shopping mall, hotellobby and smaller shops
solid - void
exposure
141
142
Thomas Van Campenhout
eAD
gent MASTERPROEF imagining nothingness
facade frontside
facade backside
143
144
Marc Dujardin
INt’Nal workshop ghent - Designing in the Dark
Designing in the dark:
multi-sensorial workshop reconnecting designers with visually impaired end-users
Abstract This paper reports on the findings of a European sponsored Intensive Programme (IP) entitled ‘Designing in the Dark’ (DID). The central aim of the internationally organised workshop was to reconnect young designers in architecture to visually impaired user-experts. It was designed as an eleven day workshop that was organised in 2006, 2007 and 2008 at the Sint-Lucas Department of Architecture, campus Ghent, Hogeschool voor Wetenschap en Kunst, Belgium. Upon completion of its third and last edition as IP in December 2008, it is in order to review its rather challenging approach to architectural education from the perspective of Universal Design. The paper begins with explaining the rationale and framework of the workshop. The central aim of the programme is to explore the concept of user-orientation in architectural studies. The paper then moves to outline the approach and educational framework as well as to comment on the envisaged outputs of the workshop. To measure the impact of this intensive programme toward a more user-oriented approach to architectural design education, the paper ends with a number of concluding remarks.
Introduction
model with speech and light technology
Europe is currently shifting its perspective towards people with (dis-) abilities by adopting a ‘new paradigm’ of design, and of service and opportunities. Under this new paradigm the environment of the individual with (dis-)abilities is seen as the ‘dis-abler’ and not solely the person him or herself. In 2001 the Council of Europe adopted Resolution ResAP (2001) ‘on the introduction of the principles of Universal Design into the curricula of all occupations working on the built environment....’ with, among others, a series of recommendations for higher education. Since the initiation of the Universal Design Education Project (UD-EP. be) in September 2001 by three Flemish schools of Architecture, SintLucas Architecture is continuously developing educational strategies to mainstream the concept and principles of Universal Design into its curriculum [1]. According to Froyen [2], common design exercises,
145
146
Marc Dujardin
such as ‘Universal Hotel’ and experiments such as ‘Designing in the Dark’ function as incubators of a new human-centred approach. He argues that there is an apparent opposition between, on the one hand, the propagated principles of ‘Universal Design’ or inclusive and integral ‘Design for All’ and on the other hand a specific design exercise targeted to people with visual impairments, which tends toward the more exclusive and categorical ‘Design for Special Needs’. The title “Designing in the Dark”, according to Froyen [3], does not refer to the rich and refined experiential world of people who are blind or visually impaired, but rather to the unknown and unsure design attitudes of sighted designers. It refers to the ignorance and insecurity of architects and urban designers as they strive to take into consideration in their designs the a-modal, multi-sensorial ways of perception by users with visual impairments. Far beyond the contents and the methods of teaching, however, there is the more global task of raising ‘Universal Design’ awareness among practising and future designers, and of contributing to a rich culture of ‘design for diversity’. The aim of the ‘Designing in the Dark’ workshop is to investigate the concept of Universal Design from the specific viewpoint of visually impaired user/experts.
Rationale and framework of the workshop
Background, aims and objectives Against the background of the European resolution on introducing the principles of Universal Design, the workshop provides a means to converge and to rethink educational programmes of all participating institutes[4]. For instance, from the viewpoint of teacher mobility, the intensive programme offers a unique opportunity to ‘train the trainers’. Indeed, bringing together teachers from different backgrounds focusing on the key issue of ‘Designing in the Dark’ as a more user-oriented design paradigm, provided yet another means to exchange, compare and critically reconsider educational and research strategies and tools in this particular field of studies. The aim of the Intensive Programme, however, was to improve the research and design skills of master class students in architecture and interior design in addressing real world problems such as ‘ageing’ and ‘handicap’. To widen the scope of their conceptual architectural thinking and strengthen their design skills, the students were introduced to the concept of ‘Universal Design’, a relatively new design paradigm that extends far beyond the bias and
INt’Nal workshop ghent - Designing in the Dark
field of architecture. The enthusiasm of both participating students and teachers vis-à-vis the topic (Universal Design and Designing in the Dark) as well as the approach (workshop) on the one hand, and the successful involvement of external user/experts with various types of visual impairments (from blindness over colour-blindness to tunnel sight) on the other hand, provided us with confidence to organise an unprecedented knowledge transfer at the level of our joint masters META-university network. User-orientation in architectural studies As stated above, the workshop centred around the key issue of ‘userorientation’. The important contribution of user/experts and the recognition of consumers with disabilities as experts is thoroughly demonstrated by Ringaert [5]. According to Ostroff [6], the experience of the user/expert is usually in strong contrast to the life experience of most designers and is invaluable in evaluating both existing products and places, as well as new designs in development. Indeed, one does not need and expert’s eye to see that there is still a big gap between the imaginary world of the designer and the experiential world of the end-user. From this perspective, the workshop ‘Designing in the Dark’, at the coordinating institute, is well integrated within the META-course module ‘Sustainable and user-oriented planning and design’, tutored by the author. From the perspective of Universal Design education, a course module which involves ‘external’ disabling and enabling endusers as accessibility experts, is the only way to expose designers to the impact (handicap creation versus handicap elimination) of their design attitude. In other words, rethinking educational strategies and tools with inclusion of the ‘end-user’ as soundboard or touchstone at an early stage of any design process is considered among experts in the field as a major brake-through in architectural education. Direct beneficiaries The direct beneficiaries of the programme are manifold: a. The invited students and teachers from the participating METApartner institutes; b. The incoming exchange students residing at the coordinating institute, campus Ghent and Brussels; c. Locally selected students from our master’s classes in Architecture, Interior architecture and 3rd year students of the professional Bachelor in Interior Design);
147
148
Marc Dujardin
INt’Nal workshop ghent - Designing in the Dark
d. Local teachers from various professional backgrounds; and e. Cocoordinators and visually impaired user/experts of the Belgian Blind League. Disabled or disadvantaged students were welcomed to participate and the organising institute provided the necessary assistance to address the educational (adapted tools) and social needs of such students/tutors. During DID2, we had one visually impaired PhD student in architecture from Strathclyde University. His participation was greatly appreciated by tutors and students. For DID3, he was invited as a tutor to assist all student teams. Students gained full academic recognition for participation in the intensive programme (3 ECTS credits for a successful participation).
Approach and educational framework:
Design multi-sensorial info center 2008, design proposal 1, 2, 3 & 4
tactile reading of the design proposal
tactile plans of the design proposal
The intensive Programme is conceived as an eleven-day workshop. It starts with introductory lectures on ‘Universal Design’ and an interactive lecture organised by the ‘Blind League’ (Blinderzorg Licht en Liefde). The role of each participating institute, represented by a tutor, was twofold: presenting a thematic lecture and providing extensive guidance of the international student teams during the process of research and design. The lectures of the tutors had a European dimension since UD cases were brought forward from each of the participating countries. Each of the workshop outputs (Bibliographical review, POE, tactile modelling, etc.) formed the subject of a separate lecture in which both the content and media of the strategy were examined. The strategic core of the workshop consisted of experience-based activities in situ and at the campus. Fieldwork at the various selected urban indoor and outdoor situations were alternated with moments of discussion and intermediate evaluation. Exposure through exhibiting the outputs (work in progress) immediately created an ambience of permanent sensibilisation and critical evaluation. Study visits to best practice examples in Flanders were organised to bring together the educational and professional sector. Teaching tools The concept and objectives of the Universal Design Paradigm in general and Designing in the Dark in particular were translated into four interacting teaching tools: a. Awareness training based on bibliographical
Design city hub 2007, discussing the designs with the user-experts
149
150
Marc Dujardin
INt’Nal workshop ghent - Designing in the Dark
study; b. Subjective experiencing of the (disabling) man-made environment through simulation exercises, c. Learning from practice through Post-Occupancy Evaluation (POE) case studies, and d. Research by Design studio work. a. Awareness training based on bibliographical study: By loading up key words and expressions such as accessibility, affordability, inclusive, equity, user-involvement, adjustable, user-friendly, handicap creation, etc, a shift from mere awareness to attitude was nurtured and fostered. Within the group of x number of students, X/2 articles were selected from the current UD bibliography. For the workshop the book ‘Blindness and the Multi-Sensorial city’ of Patrick Devlieger (Ed.) [7] served as the main bibliographical source. Per two students, an article was critically studied and summarised in the format of a PowerPoint presented to the plenum. Upon completion of the workshop, every student was made familiar with the essence of a good selection of key publications. More important to us was that both the quality and digital format could upgrade the student outputs to potential didactic UD tools for further educational purposes. b.
Subjective experiencing of the man-made environment: To position their UD training course module within an educational framework that extends far beyond a mere academic intent, students and teachers took part in the senso-motoric workshop components directed by the Blind League. Here, the students experienced the discomfort of the dis-abling built environment by simulating some sensorial and motorical impairments within the presence of both therapists and impaired persons. The urban situations chosen for the simulation and walk-through experiences formed the spatial and cultural context in which the design task was formulated. c. Learning from practice: Post Occupancy Evaluation (POE): According to Corry [8], POE is about measuring satisfaction with the workplaces and anticipating what people might complain about later. The principles of Universal Design can be included in a POE not only as guidelines in developing a general evaluation instrument, but also as a separate UD-focused POE. Universal Design in tandem with postoccupancy evaluation, as Corry argues, is one answer to these questions that can positively influence the design process and the resulting building.
POE simulations wayfinding with distorted view
If POE’s were incorporated into the design process as the last phase in the design/build cycle, problems in existing and future buildings could be decreased. When combined, POE and Universal Design are powerful tools in influencing the quality of the built environment. Individually, both can enhance the function and aesthetics of a building. Together, following Corry, they can begin to provide environments that are supportive, safe, appealing and equal. The focus of the POE related to open an built public places in the city of Ghent. Students prepared for a critical review of the project site on the basis of a personal ‘haptic’ experience (through body movement) and by involving the user/experts as consultants. Aspects of accessibility were were not the only objects of study. Factors such as ‘handicap creation’ versus ‘handicap elimination’ or architecture as medium of stigmatisation were of primary concern. Each experience-centred investigation resulted in a case study documentation that allowed for lively discussions about the designer’s state of mind.
151
152
INt’Nal workshop ghent - Designing in the Dark
Marc Dujardin
d. Research by Design: According to Paulsson [9], good inclusive design (as all good sustainable design) is unobtrusive. By means of goal-oriented design programmes, the student was stimulated to think inclusively throughout each and every design process, no matter what the product might be: an object, an interior space, a private or public building, a neighbourhood or a townscape. A shift from design for special needs towards a design-for-all attitude was explicitly promoted. The incorporation of the DID2 design assignment “The blindfold: multiple playground and city hub” proved to be innovative for all key actors: students, tutors and, not least, the visually impaired accessibility experts. For the participating user-experts, Designing in the Dark surely became a concrete experience. The case-based design experience of students working hand in hand with the visually impaired experts was unprecedented. In DID1, the design aspect was limited to the re-design of existing problematic handicap situations. The focus of DID2 was on the actual ‘designing’. With DID3, however, we went one step further: to involve, besides the architectural institution and external user-experts, the City of Ghent as third key actor. The idea was to 1. investigate the city’s KOBRA-project (a master plan to re-design the historical centre of Ghent) from the perspective of visually impaired end-users, and 2. to design a multisensorial info centre, a missing component of the master plan. The outputs of DID3 were unprecedented (3 types of tactile models, one with audio-visual sensors and others with communication devices) and were covered by the national written press and by the regional television broadcaster.
Envisaged outputs of the workshop: To demonstrate the outputs of the project, the organisers have structured the IP in the format of a website and a weblog. They contain components such as: general information, detailed time table of the workshop, co-ordinates of the partners, PowerPoints of the lectures, and workshop outputs (reviewed articles, POE case studies and designs). The inputs and outputs of DID1-3 can be viewed on: http://etopia.sintlucas.be/DID2/ or www.designinginthedark.wordpress.com
Concluding remarks
Moving away from a mere fragmented approach to aspects of accessibility, the coordinating institute is committed, in accordance with the European resolution RESAP(2001), to further develop ‘Universal Design’ as a mainstream component of its architectural curriculum in general, and to integrate the ‘Designing in the Dark’ workshop as an explicit competence in its newly conceived Masters Degree Programme in Architecture. The aim of the Intensive Programme was to improve the research and design skills of master’s students in architecture and interior design in addressing ‘user-oriented’ real world problems such as ‘ageing’ and ‘handicap’. Particularly targeted were students from all faculties that were participating in the META joint master’s programme. To reconnect the designers with the visually impaired end-users, an interdisciplinary approach seemed indispensable for ensuring the successful organisation of the workshop. The commitment to and practical co-operation with the Belgian Blind League is exemplary for the success of this approach. Moreover, the active participation of the City of Ghent as a third key actor brought the workshop to an unprecedented high level of designing: the concept and the organisational approach of the workshop united academics, local governmental bodies and endusers around the topic of a more inclusive and human-centred design paradigm on the basis of very concrete master and action area plans (e.g. KOBRA project). Some of the project outputs (tactile scale models and PowerPoint presentations of selective case studies) are now being used by the Belgian Blind League in their discussion with official instancies and institutions that deal with the organisation of public spaces and places in Ghent. The workshop not only let us, designers, understand how visually impaired persons sense, understand and memorise the built environment. The concept of the workshop is now being investigated by the City of Ghent as a possible ‘procedure’ to give the visually impaired end-users a better voice within the process of planning future public infrastructures and build environments. Marc Dujardin
153
154
Marc Dujardin
INt’Nal workshop ghent - Designing in the Dark
References 1. For more information, refer to: a. Dujardin, M, and Dua, I (eds.) (2003). Universal Design Education, Brussels, Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten; b. Dujardin, M (2004). Teaching universal design at Sint-Lucas Architecture: AUSMIP students exposed. Paper presented to the Design for All in education conference in co-operation with EIDD Sverige, Stockholm, 7 May; and c. Froyen, H, Asaert, C, Dujardin, M, Herssens, J (eds.) (2006). Ontwerpen voor iedereen: integraal & Inclusief. Universal Design Toolkit, Brussels, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. 2. and 3. Froyen, H (2006). Designing in the dark: an experimental design workshop. in Devlieger, P, Froyen, H, Renders, F, and Wildiers, K (eds.) (2006). Blindness and the Multi-Sensorial city. AnwerpenApeldoorn, Garant, pp. 329-330. 4. The invited META-university partners are the University of Warsaw (Poland), Chalmers University (Sweden), Roma Tre University (Italy), Strathclyde University (UK), Brno University (Czech Republic), Tue Eindhoven (Netherlands) and Ecole d’Architecture de Lille (France). 5. Ringaert, L (2001). User/expert Involvement in Universal Design. In Preiser W.F.E and Ostroff, E (eds.), Universal Design Handbook, Boston, McGraw-Hill, pp. 6.1-6.14. 6. Ostroff, E (2003). Strategies for teaching and recruiting designers for an inclusive world, in Dujardin, M and Dua, I (eds.) (2003). Universal Design Education, Brussels, Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten, pp. 23-39. 7. Devlieger, P, Froyen, H, Renders, F, and Wildiers, K (eds.) (2006). Blindness and the Multi-Sensorial city. Anwerpen-Apeldoorn, Garant. 8. Corry, S (2001). Post-Occupancy Evaluation from a Universal Design Perspective. In Preiser W.F.E and Ostroff, E (eds.), Universal Design Handbook, Boston, McGraw-Hill, pp. 56.1-56.12. 9. Paulsson, J (2003). The UDEP Sweden initiative: notes on a developing programme and further EU initiatives. In Dujardin, M and Dua, I (eds.) (2003). Universal Design Education, Brussels, Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten, p. 61-71.
orientation model, strip & folder
volumetrics models
155
interieurarchitectuur
160
Annelies De Smet
1IA denk!studio gent - tafelen
‘Tafel Tafelaansteker Tafelaar Tafelaltaar Tafelberg Tafelbeschuit Tafelelement Tafelfacet TafelkleedSpeeltafel TafelklemOffertafel TafelklopperijWerktafel TafelknechtEettafel TafellakenSiertafel TafellamTafel van vermenigvuldiging TafelmesTafelbediening TafelmuziekTafelvoetbal TafelrondeTafelen der wet TafelschikkingDe tafel afruimen TafelserviesVan tafel opstaan TafelspeechTafellepel TafelspelerEen tafel voor vier personen TafelspraakEen tafel reserveren TafeltennisDe twaalf tafelen TafeltijdTafelgeneugten TafelvoetbalHeilige tafel TafelvreugdeLogaritmische tafel TafelvriendIemand aan tafel roepen TafelwijnAan tafel gaan TafelkleedAan tafel zitten InhoudstafelAan tafel moet men niet veel spreken TafeltennisIemand aan zijn tafel nodigen, ontvagen OperatietafelEen tafeltje welbereid, een welvoorziene dis BijzettafeltjeHet ontbijt staat op tafel TafelbladHij kijkt bij Onze-Lieve-Heer op tafel, gebruikt m.betr. tot een zeer lang persoon TafelschelErgens zijn benen onder tafel steken, gaan eten TafelbuurZijn benen onder een anders tafel hebben of steken, geen eigen huis hebben waar men Tafeldamede baas is TafeldansBij iemand op tafel kijken, persoonlijke intieme zaken van hem waarnemen TafeldienenBij iemand tafel en bed hebben, een goed thuis hebben Van tafel en bed scheiden, de samenwoning doen ophouden, zonder nog de huwelijksband te verbreken De tafel dekken TafelgesprekDe tafel afnemen, afruimen TafellinnenIemand onder tafel drinken TafelloperOnder de tafel liggen TafelpootOpen tafel houden’ Tafelronde Tafelzilver Tafelzout Tafelberg Tafelwijn Tafel dekken Strijktafel Rondetafelconferentie Tafeldrank Aan tafel gaan De heilige tafel
Tafelen
161
162
1IA denk!studio gent - tafelen
Annelies De Smet
‘Tafelen’ - 01 denk!studio Uitleiding #02 Met een omweg langsheen ‘het vertrouwde’ is de oefening ‘tafelen’ in haar kern gericht op het bevragen van het eigen kennisbeeld. Net als Georges Perec in ‘Espèces d’espaces’ kennen we het alledaagse een uitzonderlijk groot belang toe. Het alledaagse vormt het paradoxale vertrekpunt voor een reis naar het andere en het ongekende van de ruimtelijke praktijk en de verbeelde identiteit. Het onderweg-zijn tussen vertrek en bestemming, vertoeven in het landschap van mogelijkheden, betekenissen, associaties en referenties, is het ultieme doel van onze reis. Pauzeren bij triviale, onbetekenende en doodgewone details van het leven en de daaraan verbonden stereotypieën voert ons naar de schatkist van de verwondering, naar het stellen van vragen over de eigen evidente kennis.
De tafel is een constructie van materialen, vormen, betekenissen en inhouden. Zij is ‘het theater waarop, waarrond en waaronder het menselijk gebeuren zich afspeelt3’. Welke ruimte maakt het werkwoord tafelen mogelijk en onmogelijk?
Uitleiding #03
Uitleiding #01
tafel 1 [meubelstuk] teruggaand op lat. tabula [plank]; wat de betekenis-
ontwikkeling aangaat zij vermeld, dat men in de middeleeuwen geen vaste tafels gebruikte, maar planken die voor de maaltijd op schragen werden gelegd en erna tegen de muur gehangen. tafelen ketelmuziek maken mogelijk een bijzondere toepassing van tafelen 5 [uitvoerig eten]
tafel 2: 1(in ’t alg.) meubelstuk, hoofdzakelijk bestaande uit een horizontaal blad, 4 dat op één of meer poten rust, om daarop wat te zetten, te leggen of daaraan wat te verrichten; 2 (in ’t bijz.) een meubelstuk als onder 1 genoemd waaraan men zit om te eten en te drinken
tabula
1. plank, bord van hout of metaal 2. meton, a) speelbord / b) schilderij, paneel / c) tafel van de wet / d) aanslagbord van een verkoping / e) landkaart / f ) met was overtrokken schrijftafeltje, rekenbord, lei / g) geschrift, register, lijst, contract, akte
VAN DALE, Groot Etymologisch woordenboek, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpen, 1997 VAN DALE, Groot Woordenboek der Nederlandse Taal, Martinus Nijhoff / ’S-Gravenhage, 1976 BEKAERT, Geert, ‘Aan tafel’ , De tafel / The table, Stichting Interieur, 1996 4 KOSUTH, Joseph, One and three chairs, 1965-67 1 2 3
163
164
Annelies De Smet
Uitleiding #04 Traject van oefening: experimentele verkenning; mapping van inhouden; deconstructie van het tafelen; reconstructie van het tafelen; actie op schaal 1:1. Het traject wordt gekenmerkt door 3 bewegingen: B01: een relatieonderzoek. Punt, lijn, vlak, volume. We gaan op zoek naar dimensies van de relaties tussen object, subject en ruimtelijke context door middel van handelen en denken. B02: aan de hand van deelonderzoeken gaan we in op disrelaties en mutaties van relaties tussen de kern begrippen. B03: X: realiteit – abstractie Y: deel – geheel Z: algemeen - bijzonder
Uitleiding #05 First draft on ‘Unfolding a method of unfolding’
‘Onderaan de trap, aan de rechterkant, zag ik een kleine bol met wisselende kleuren, van een bijna ondraaglijke schittering. Eerst dacht ik dat hij ronddraaide; dan begreep ik dat die beweging een zinsbedrog was veroorzaakt door de duizelingwekkende schouwspelen die erin besloten waren.5’
5
BORGES, Jorge Luis, De Aleph, Verhalen, Amsterdam: De Bezige Bij, 1986, p.20
1IA denk!studio gent - tafelen
165
166
Annelies De Smet
1IA denk!studio gent - tafelen
These + Antithese ≠ Synthese Traject ≠ onderzoek & analyse > concept & opvatting > ontwerp & synthese
> ON/OFF/OTHER Het creëren van een frame door middel van een inhoudelijke en ruimtelijke zoektocht naar de vraagstelling. Dit is een zoeken naar mogelijke betekenissen en concepten van en in de vraagstelling zelf. (Aan de hand van: woordenboek, etymologie, referenties beelden, betekenis in ≠ disciplines & associaties...) Hierin is ON/OFF, het bewust omgaan met dualismen, om tot een herhaling met een verschil te kunnen komen.
> POLYGLOT, het verkennen van verschillende media Registratie van deze fenomenologische benadering adv. verschillende werkinstrumenten: tekening, foto, video, geluid... De expressie is een vorm van verwerkelijking van de waarneming en (het denken) waardoor deze structuur en betekenis krijgt. Een continu exploreren van de relatie tussen representatie en betekenisverlening.
POSITION: een fenomenologische benadering < Alternatieve lezingen toepassen aan de hand van zintuiglijke waarnemingen. Waar hoor/zie/voel...ik wat? Hierin kan zich een basis methodiek ontwikkelen die het toelaat om verschillende omgevingen ‘ruw’ en in het eerste opzicht ongenuanceerd in kaart te brengen. Het gaat over ‘algemeenheden’ van de ruimte als: dimensie, afstand, schaal, oriëntatie, benadering, grenzen, licht, zicht, trafiek, trajecten, textuur, materialisatie, geluid. Begrippen die zich in elke ruimte anders ten opzichte van elkaar verhouden, en aldus de basismethode zelf continu op de proef stellen. Zo is elke ruimtelijke waarneming steeds opnieuw een leren waarnemen.
READING of the space BETWEEN < Een lezen vanuit verschillende perspectieven, zoekt naar een gelaagd waarnemen. Gaat verder op het zintuiglijk waarnemen, en poogt de rol van tijd, ervaring, herinnering en beleving van de ruimte in te lijven. Een zoektocht naar de gelaagdheid van de ruimte is een vorm van ontvouwen van de verschillende realiteiten van en in de ruimte.
167
168
1IA denk!studio gent - tafelen
Annelies De Smet
Uitleiding #06 Gewoonweg, simpelweg, eenvoudigweg, weg. Afgezonderd van de drang naar verduidelijking en vereenvoudiging, gaan we op zoek het schimmig bestaan van de gedachte. Welk idee we ook bedenken, welk verzinsel we ook verzinnen, het zal voor ons werkelijkheid worden. Kan de naïeve geest zich losmaken van het woord als wapen in zijn gevecht tegen de weerbarstigheid van het bestaan? Of is de taal ook op doorreis?
Afbeeldingen van studentenwerk van (boven naar onder): Marlies Decru, Cynthia Oosterlinck & Nele Teerlinck
169
170
Annelies De Smet
1IA denk!studio gent - tafelen
171
172
Peter Vansteenkiste-Muylle
1IA bouw!studio gent - zintuiglijke ruimte
ZINTUIGLIJKE RUIMTE - 02 bouw!studio Tijdens een eerste verkennende opdracht rond het begrip “tafelen” in de Denk!studio werden alle evidenties van de student meteen onder tafel geveegd. De grenzen van de opdracht werden eerder afgetast en de eerste prille concepten kwamen op tafel. Na dit allereerste ontwerpmatig onderzoek volgt echter een Bouw!studio-opdracht met een looptijd van zeven weken. De studenten starten nu niet vanuit een begrip, maar gaan de ontmoeting aan met een concreet gebouwde architecturale binnenruimte, namelijk “De kapel van het niets” te Duffel. Voor de tuin van het psychiatrisch centrum Sint-Norbertus te Duffel bouwde kunstenaar Thierry De Cordier in samenwerking met uitvoerend architect Patrick Lefebure in 2007 een meditatieruimte. Tijdens een bezoek ter plaatse maken de studenten een zintuiglijke observatiewandeling doorheen de zwart beschilderde betonnen doos met een ontsloten ruimtelijkheid. Na deze lijfelijke ervaring kan de student aan de slag door de interieure ruimte te gaan herdenken en herinterpreteren vanuit een specifieke emotie of eerdere beleving; een intieme, grootse, solide, besloten….ruimte. Die emotie moet duidelijk afleesbaar zijn en expressief gemaakt worden. Door het opeenvolgend wijzigen van de parameters: maat, licht en akoestiek in dit ontwerp, verkrijgt men een ruimte met een totaal andere emotie. Een doelgericht onderzoeken en aftasten van ruimte, vorm en materie gebeurt via wetenschappelijke analyse, theoretische input, lijfelijk experiment en proefondervindelijk ontwerpen. Daarbij komen de zintuigen voelen, horen en zien op steeds veranderende wijze aan bod. Ondertussen ontwikkelt de student een eigen basisvocabularium en ontdekt tevens dat iedere ontwerpbeslissing (hoe klein ook) gevolgen heeft voor de zintuiglijke ervaring van het eindresultaat. De zintuiglijke BELEVING nemen we steeds als uitgangspunt en startpunt van ons onderzoeksproces. Aan de hand van interpretatie en analyse van 3 teksten uit het boek ‘Atmospheres’ van Peter Zumthor worden de bovengenoemde concepten (maat, licht, akoestiek) omgezet naar zintuiglijke gewaarwordingen, zijnde voelen, zien, horen.
173
174
Peter Vansteenkiste-Muylle
MAAT en schaal als VOELEN; de beleving van een ruimte via vorm, dimensionering, schaal, massa in relatie tot de persoon. 2. LICHT, sfeer en transparantie als ZIEN; vertrekkend vanuit een donkere ruimte het licht zijn plaats laten innemen, het licht op de dingen brengen via lichtinval, kunstlicht, (in)direct licht, weerkaatsing, absorptie, materialisatie. 3. AKOESTIEK en textuur als HOREN; het ontdekken van een specifieke klank van een ruimte via vorm en materialisatie van een ruimte. Aan de hand van deze 3 bouwstenen onderzoekt de student(e) doorheen de opdracht de interactie tussen mens en ruimte.
1.
1IA bouw!studio gent - zintuiglijke ruimte
Bij het veranderen van één van de parameters zal de emotie/beleving zich ook vertalen in de overgangen/doorgang, koppeling/schakeling van de bestaande ruimte met de toegevoegde, ingedeelde, penetrerende en/ of verschillende nieuwe ruimtes. Binnenin krijgt men een sterke beleving van interiorisatie. De bestaande deuropening en hemelopening zijn aanwezige getuigen van het gebouw en kunnen niet zomaar genegeerd worden. De student kan vrij reageren op de site, de context van de opdracht speelt zich eerder af in de interieure ruimte Peter Vansteenkiste-Muylle
MAAT De zintuiglijkheid VOELEN (maat, schaal) wordt steeds vanuit het interieur benaderd. Penetraties en extra expansies kunnen de ruimtelijkheid vervolledigen. De beleving/emotie vertaalt zich in de vorm, verhouding, dimensie van de interieure ruimte, de massa en soliditeit van wanden, verhoudingen en positie van wanden en doorgangen. Elementen als wanden en vlakken worden ingezet om de ruimte te moduleren. Er wordt geen extra materie toegevoegd. LICHT De gekozen beleving/emotie wordt vertaald via ZIEN ((kunst)licht, sfeer). Er wordt onderzocht hoe natuurlijk licht, kunstlicht, schaduw, reflectie en absorptie van materialen de sfeer van een ruimte bepalen. De aandacht gaat naar licht, maw. licht toelaten of afsluiten, geleiden, sturen en eventueel de materialisatie ervan. De huidige functie van de sacrale ruimte kan inspirerend werken, onderzoek naar de specifieke lichtwerking vanuit diverse programma’s bieden een meerwaarde. AKOESTIEK De derde parameter behandelt HOREN (akoestiek, textuur). De student onderzoekt de klank van de ruimte (open – afgesloten) en vertaalt de klank van de eigen ingreep door zijn gekozen beleving/emotie. Hierbij speelt de vraag hoe geluid(sgolven) via vorm en materie kunnen gegenereerd worden.
Aangeboden literatuur: 1. Peter Zumthor ‘Atmospheres’ - the sound of space p29 - levels of intimacy p49 - the light on things p57 2. Mart Stam 1929 ‘De maat, de juiste maat, de minimale maat’ uit ‘ Dat is architectuur’ 3. ’Ontwerp en analyse’ uitgeverij 010, Rotterdam 1993 4. ‘Architecture: form, space & order’ Francis D.K. Ching Projectie: 1. Fragment uit LUX van 18.03.2008 Wim Opbrouck in de Kapel van het Niets, Canvas Fotobijlage studentenwerk: Van de Velde Ine, Goddijn Femke en Blockmans Katrien
175
176
3IA Gent / brussel
3IA beeld! & media!STUDIO GENT - L’ESPACE INDICIBLE
1. keuze!studio Beeld&Media!Studio L’ Espace Indicible “In de kapel van Ronchamp (Le Corbusier, Ronchamp FR 1955) wordt de beleving volledig bepaald door kleur, licht en akoestiek. De variatie van deze componenten op het ritme van de dagen en de seizoenen verleent aan de architectuur een ongrijpbare, quasi religieuze dimensie die niet met de blik of met de ratio kan worden waargenomen of begrepen, maar die met alle zintuigen tegelijk moet worden beleefd.”
Inleiding Na de gelijkmatig verdeelde aandacht over de vier studio’s in de opleiding Interieurarchitectuur in de eerste twee bachelorjaren, met name over de denk!-, beeld!-, media!- en bouw!studio, gaat de ontwerper in de keuze!- of accent!studio gedurende het eerste semester van het derde bachelorjaar messcherp zijn eigenzinnig pad. Via een gemotiveerd keuzeformulier kiest hij één van de hem voorgestelde studio’s, waarbinnen hij het hele eerste semester zal afleggen. Dit laat hem toe zich heel specifiek te profileren of anders, strategisch, te kiezen voor een vervolmaking in een bepaald facet van het syncretische ontwerpproces. De accent!studio op de campus Brussel en de drie keuze!studio’s op de campus Gent, met name de keuze!studio denk!, de keuze!studio bouw! en de keuze!studio beeld&media! hebben elk hun eigen programma, hun eigen begeleiders en hun eigen accent. Elke studio gaat door op het karakteristieke spoor, zonder te streven naar een evenwicht met de andere ontwerpstudio’s. De vier verschillende studio’s worden hier voorgesteld, zonder een overwogen volgorde te respecteren. Ze kunnen onafhankelijk gelezen worden; ze kunnen ook naast elkaar gelezen worden om hun specifieke en keuzegebonden accenten bloot te leggen. Jo Liekens
Uit: ‘Moderne Architectuur op Expo58’ door Rika Devos & Mil De Kooning, Mercatorfonds & Dexia
De term ‘espace indicible’ is ontleend aan de titel van een tekst die Le Corbusier schreef in 1945 en kan letterlijk vertaald worden als ‘onverwoordbare ruimte’. Ruimtes die een dimensie bevatten die men niet kan uitdrukken, maar die men moet beleven, vormen het thema waarrond Beeld&Media!Studio wil werken. In een eerste fase wordt na een reeks insteken en analyses van bestaande projecten een ‘belevingsruimte’ geconcipieerd. Deze belevingsruimte wordt ontworpen als een paviljoen zonder functie dat niet gebonden is aan een specifieke locatie. De nadruk ligt op de ervaring die een bezoek aan het paviljoen met zich meebrengt. Het paviljoen doet enkel dienst als canvas voor een ruimtelijke installatie. Het medium waarbinnen deze installatie tot stand komt is vrij te kiezen. In een tweede fase verschuift het aandachtspunt van de Beeld&Media!Studio naar het beeldend uitdrukken en communiceren van het ontwerp. Hierbij wordt niet enkel een beeld gevormd van het paviljoen als architecturaal object, maar ook van de beleving die het paviljoen met zich meedraagt. Jao Smet begeleidende docenten: Jao Smet, Michiel Helbig, Hilde De Bodt
177
HANNE LEJEUNE
BEELD! + MEDIA! STUDIO 3IA
MIEKE VERGOTE
BEELD! + MEDIA! STUDIO 3IA
ANKE DHOEST
BEELD! + MEDIA! STUDIO 3IA
184
Karel Deckers
2. keuze!studio: Denk!Studio Onheimelijkheid: angst en architectuur In het kader van een lopend onderzoeksproject naar de relatie van angst en architectuur organiseerde ik in de denk!studio 3ia een atelier genaamd ‘Onheimelijkheid’. Het onderzoek vertrekt niet vanuit angst voor iets bepaalds, maar eerder vanuit een existentiële angst met als centrale notie ‘Onheimelijkheid’ of ‘Uncanny’ (The Uncanny , Ger. Das Unheimliche - literally, “un-home-ly” is a Freudian concept of an instance where something can be familiar, yet foreign at the same time, resulting in a feeling of it being uncomfortably strange). Hierbij wordt de klassieke architectuur premisse van ‘lucht, licht en zicht’ op zich niet verlaten, maar wordt haar natuurlijke en onzichtbare complement gevonden in de ‘Onheimelijkheid’. Deze strategie van ‘the Uncanny’ gaat dus uit van een ‘inclusieve’ houding waarin verborgen, kwalitatieve en affectieve elementen uit de architectuurbeleving worden geherwaardeerd. Zo zijn noties van intuïtie, tijdelijkheid, besef van mortaliteit van de ontwerper nodig om überhaupt tot creativiteit te komen - (Heidegger, M. ‘Zein und Zeit’, 1927), improvisatie en associatie van cruciaal belang om het ‘Onheimelijke’ te doorgronden. Het is per definitie een interdisciplinair onderzoek waar de eigenheid van de architectuur niet in vraag wordt gesteld, noch de noodzaak van voeding en bevraging door andere disciplines zoals psychologie. Een centrale betrachting is te antwoorden op de wederkerende vraag of architectuur kan gevoed worden door iets wat op het eerste zicht vreemd lijkt aan de architecturale ervaring maar er toch onlosmakelijk mee is verbonden: - De claustrofobie die ruimteontwikkeling van nature ontwijkt maar wel voor zijn groei afhangt (van het ontbreken) van ruimte en dus ook vaak van architectuur. - Het ontbreken van licht waardoor diepteperceptie wegvalt en tactiliteit / verbeelding terug op voorgrond treden: de menselijke verbeeldingskracht is per definitie ruimteloos en vertrekt vanuit de verwondering van het kind (Bollnow, 1963). - Het verdwijnen of onherstelbaar transformeren van beschikbare ruimte naar aanleiding van klimaatsveranderingen.
3IA denk! STUDIO GENT - onheimelijkheid
- De menselijke betrachting om via kunst en filosofie een universum te scheppen waar angst centraal staat (bv. films/literatuur/strips), als tegengewicht voor en als complement van een maatschappelijk opgelegd optimisme. Het is via ontwerpmatig onderzoek dat we al deze aspecten zinvol kunnen integreren in een architectuurontwerp. Op die manier hopen we dat architectuurontwerpen kunnen bijdragen tot specifieke kennisproductie. Deze kennis hanteert wetenschappelijke methodes en waarden maar verschilt van ‘traditionele wetenschap’ in zoverre dat ze voortdurend lokaal wordt aangepast en gedreven wordt door zijn gebruikers. (Fredrik Nilsson, 2004). Het interessante aan ontwerpmatig onderzoek is voorts dat studentenwerken input geven aan het lopend onderzoek. Tegelijkertijd vormen ze een noodzakelijke basis om dit onderzoek verder uit te bouwen.
boek ‘onheimelijk’ met een overzicht van de resultaten van het ontwerpatelier
185
186
Karel Deckers
Balans van collectief atelier ‘Onheimelijkheid’ Belangrijk aspect aan een optimale atelierwerking is dat de realiteit van individu en groep wordt gecheckt om het atelier inhoudelijk te sturen en zelfs aan te passen. Om hierin een beter resultaat te bereiken wordt naast de individuele zelfrealisatie ook een collectieve houding van de student verwacht. Zo is een collectieve publicatie van de atelierwerking in de vorm van een boek en een tentoonstelling binnen de gestelde periode van het atelier een must. De collectieve en individuele resultaten van het atelier ‘Onheimelijkheid’ waren divers te noemen. We bespreken eerst de publicatie van een boekje, vervolgens belichten we de studentenwerken en tenslotte iets over de tentoonstelling. Publicatie van een boek (01/09): ‘Onheimelijkheid’ Het boekje ‘Onheimelijkheid’ werd gepubliceerd in januari 2009: het omvat 12 studentenwerken. Het boek bevat tevens de structuur en de chronologische resultaten van dit 13 weken durende atelier, een studietrip naar Berlijn en een verslag van een publieke tentoonstelling.
3IA denk! STUDIO GENT - onheimelijkheid
REMEDIE – Indra Vanhoenacker Indra Vanhoenackers’ ontwerp ‘remedie’ en ‘desoriëntatie’ van Kathy Vanhoenacker maken beiden een originele analyse van de dichte band tussen de fysieke verschijning van de ruimte enerzijds en de ontwikkeling van fobieën anderzijds. De verplichte confrontatie met de angst wordt beschouwd als een remedie om deze te overwinnen. Indra Vanhoenacker’s ontwerp is grotendeels ondergronds gesitueerd. Per ontworpen paviljoen thematiseert ze een ruimtegerelateerde angst en verbindt ze onderling door een logisch maar tevens licht desoriënterend parcours. De kenmerkende dwingende hiërarchie en opzet van de Villa Rotonda werd gekoppeld aan een angst voor symmetrie via een verschaalde reconstructie van de villa. Haar ontwerp refereert aan ervaringen van enkele architectuurbezoeken aan Mexico (woning van Barragan) en Duitsland (Jüdische Museum van Libeskind).
Specifieke bijdrage Studenten Op basis van een gesprek in het begin van het atelier waren er grosso modo 3 groepen te onderscheiden. Een eerste groep van studenten koos te werken rond fobieën - een thema inherent aan interieurarchitectuur. Een andere groep concentreerde zich op de onvoorspelbaarheid van klimaatwijzigingen, vervolgens was er een derde groep die zich met ‘Onheimelijkheid in Kunst’ bezig hield.
fig 1, ‘remedie’ van Indra Vanhoenacker : De verplichte confrontatie met de angst wordt beschouwd als een remedie om deze te overwinnen.
187
188
Karel Deckers
DESORIENTATIE – Kathy Vanhoenacker Het ontwerp van Kathy Vanhoenacker is in wezen een opeenstapeling en verbinding van een aantal ervaringen uit de sfeer van het ‘Onheimelijke’. Elke ervaring wordt bevraagd en onderzocht op zijn merites voor de (interieur)architectuur. De kracht van haar ontwerp schuilt in de nauwgezetheid, consequentie en nieuwsgierigheid van de ontwerpster om het ‘Onheimelijke’ te kennen en vervolgens toe te passen. In het ontwerp komt een reeks van existentiële situaties naar voren die het bewustzijn van de ruimte verhogen en stimuleren: de geometrie van de afgrond, het labyrintische en desoriënterende karakter van een spiegellandschap, de wortels van een gestileerd bos die de onderliggende ruimte doorprikken.
3IA denk! STUDIO GENT - onheimelijkheid
materialen getoetst aan waterwerendheid. De acceptatie van dijk- en waterbreuk leidt tot een beter inzicht en een strategie tot handelen als ontwerper. De werken van Lebbeus Woods in dit opzicht waren exemplarisch en dienden als inspiratie. (fig 4-7,) ANOTHER KIND OF VIEW - Sarah Livemont ‘Another kind of view’ door Sarah Livemont exploreert een nieuwe soort van interieurruimte vanuit het perspectief van een kind. Haar ontwerp van een experimentele peutertuin ontwikkelt zich uit de verwondering en de aangeboren angsten van een kind. Een begrijpen van het functioneren van een peutertuin wordt gekoppeld aan een sterke inleving naar de wereld van het kind en hoe het de ruimte ervaart. De sterkte van het ontwerp ligt er in een sterke empathie te ontwerpen vanuit de ervaring van zowel een kind als een volwassene. Sarah’s werk onderstreept het belang van de studie naar de psychologie van de ruimte.
fig 2-3, ‘desoriëntatie’ van Kathy Vanhoenacker : Opeenstapeling en verbinding van een aantal ervaringen uit de sfeer van het ‘Onheimelijke’
VLOED HUIS – Jonas van Vliet ‘Vloed huis’ ontworpen door Jonas Van Vliet neemt klimaatveranderingen en het stijgen van het zeeniveau als uitgangspunt. Veranderlijkheid van de kustlijn blijkt een ontwerpmatige voorwaarde te zijn om te komen tot een nieuwe residentiële typologie zowel qua interieur als exterieur. Jonas’ doorgedreven studie toont aan dat angst voor veranderlijke omstandigheden geen probleem hoeft te zijn. Het is juist een voorwaarde om te kunnen komen tot nieuwe inzichten. Zo werden
fig 8, Sarah Livemont: ‘another kind of view’
189
fig 4-7, Jonas van Vliet: ‘het vloed Huis’ Een interieur onderhevig aan de verschillen van zeeniveau.
190 Karel Deckers 3IA denk! STUDIO GENT - onheimelijkheid 191
192
3IA bouw! STUDIO GENT - transpositie
Karel Deckers
Tentoonstelling ‘onheimelijkheid’ (Gent, 15/16-12-08)
3. keuze!studio: Bouw!Studio
Het publieke luik van de tentoonstelling in de Peperstraat was erg succesvol te noemen in termen van bezoekersaantal : er waren meer dan 200 bezoekers op 24 u tijd. De organisatie en voorbereiding (logistiek, verzekeringen, vastleggen pand, verzekeren van de toegang, catering...) werden op 13 weken tijd gerealiseerd. Het gastenboek tenslotte geeft een interessante en soms verrassende kijk op het thema ‘onheimelijkheid’ vanuit het perspectief van de bezoeker.
Transpositie Doel De uitwerking van een ontwerpopdracht wordt heel dikwijls als 2de fase binnen een ontwerpopdracht beschouwd. De concreet-pragmatische uitwerking wordt in deze opdracht echter vooropgesteld, zowel inhoudelijk als naar timing toe. Deze concreetpragmatische benadering wordt als ontwerptool beschouwd en ondersteunt in grote mate de individuele conceptopbouw. Het uitwerken, interpreteren en herinterpreteren van details wordt aan het begin van de ontwerptijdslijn geplaatst. Het opdrijven en het verruimen van de interieurarchitecturale ruimtelijke inzichten wordt vooropgesteld. Deze doelstelling kan bereikt worden door op 2 verschillende sporen synchroon te werken; -Door de ontwerpcompetenties op plantechnisch, bouwtechnisch en constructief vlak te verfijnen en te verbeteren. -Door zich te verdiepen in de concreet-pragmatische ontwikkeling van de vooropgestelde ideeën. (ontwikkeling wordt hier gezien als synchrone evolutie van het concept en de uitwerking).
Karel Deckers Referentielijst Bolnow, Otto F. Mensch und Raum, Stuttgart: Kolhammer, 1963. Vidler, A. The Architectural Uncanny. Essays in the Modern Unhomely. Cambridge, MA: MIT,1992. Heidegger, M. Sein und Zeit, Leuven, Kritak, 1927. Verbeke, J.; Belderbos, M; Nilsson, F. The Unthinkable doctorate, St. lucas Architectuur, Brussel Press Point, 2006.
Tracé van de opdracht Er werd op basis van een korte pragmatische analyse een bestaande site gekozen. De site diende louter als membraan, als microklimaat voor het eigenlijke project. Bij de opdrachtvoorstelling werden volgende voorbeelden gegeven: Flanders EXPO, sportpaleis, ongebruikte of leegstaande industriële gebouwen, busterminals,.... Uiteindelijk werd door de studenten, na een analyse van de omgeving en van het gebouw zelf, voor een leegstaand pand in de Bagattenstraat te Gent gekozen. Op deze site diende een project ontwikkeld te worden met als primaire functie: Een internationaal opleidingscentrum voor interieurarchitecten in de ruimste zin van het woord. Doorheen verschillende brainstormsessies werd een algemeen, maar interpreteerbaar programma opgesteld. De ontwikkeling van het logo voor dit centrum, dat uiteindelijk Inter(national) Interior Point werd genoemd, werd in groep gerealiseerd.
193
194
Anthony Duffeleer
3IA bouw! STUDIO GENT - transpositie
195
196
Anthony Duffeleer
3IA bouw! STUDIO GENT - transpositie
197
198
3IA accent! STUDIO brussel - Het publieke interieur: event en architectuur
Anthony Duffeleer
Bij de aanvang van de opdracht werden bovendien een aantal principedetails aangeleverd. Deze principedetails werden door de student onderworpen aan een doorgedreven en individuele herinterpretatie. Deze herinterpretatie verliep synchroon met de eigen individuele ontwikkeling van het (ontwerp)concept. De details werden dus niet louter concreet toegepast maar ook onderzocht, geherinterpreteerd en als dusdanig gebruikt als ontwerptool. Trans!positie. Het eerste deel van de feitelijke ontwerpopdracht werd gerealiseerd door deze herinterpretatie. In 2de fase werden werkwoorden toegevoegd ( bvb. plooien, zweven, ... ) Het toevoegen van werkwoorden gaf de herinterpretatie richting. Het experimenteren met materialen met als doel het ontwikkelen van een volledige visie met betrekking tot de interieurconstructieve uitwerking van het concept werkte voedend en inspirerend. De studenten dienden zich uitgebreid en op een professionele manier te informeren bij verschillende producenten gerelateerd aan hun interpretatie : Hout en buigen resulteerde in contactname met houtbuigerijen. Verder werden kunststoffabrikanten, kartonagebedrijven, metaalverwerkers, metaalbewerkers en dergelijke meer mee betrokken in het project van de respectievelijke studenten. De conceptuele ontwikkeling verliep dus synchroon met de effectieve interieurconstructieve uitwerking. De (constructieve, technische, plantechnische) uitwerking van het concept werd dus niet meer los, noch als 2de fase beschouwd. Om efficiënt te kunnen werken werd aan de studenten een ‘evolutiebundel’ gevraagd. Deze bundel diende te allen tijde ter beschikking te zijn tijdens de ateliersessies en dit gecombineerd met proefmaquettes. De proefmaquettes werden als volgt gerealiseerd: materiaal x werkwoord = experiment. Uit deze bundel moest duidelijk blijken dat de conceptvorming en de uitwerking ervan als geheel werden beschouwd. De uiteindelijke realisatie en visie werden gestaafd door proefmaquettes, maquettes op grote schaal, detailschetsen, detailtekeningen, plannen, 3D-tekeningen en -details, ontvouwingen, fotografische verslagen van de verschillende experimenten en de voornoemde bundel. Anthony Duffeleer
4. Accent!Studio Het Publieke Interieur: Event en Architectuur
deurspion tussen theaterzaal en ‘straat’
context en probleemstelling Op 16 december 2008 werd er een colloquium gehouden in het Dilbeekse CultuurCentrum Westrand met als werktitel: ‘Cultuurcentra en Gemeenschapscentra in de Beleveniseconomie’. Hiermee plaatsten de culturele centra zich zelfkritisch voor de spiegel van de alomtegenwoordige vrijetijdseconomie, die meer en meer focust op events en belevenissen als middelen om de aandacht van potentiële cultuurconsumenten te winnen en vast te houden. Verwacht werd dat deze reflectie visies en strategieën zou genereren die bruikbaar zijn voor de verdere ontwikkeling van de identiteit van cultuur- en gemeenschapscentra. De organisatoren van het colloquium voelden aan dat thematieken als event en belevenis sterk verstrengeld zijn met de -interieure- ruimtelijkheid van de cultuurcentra. Zij daagden het derde bachelorjaar Interieurarchitectuur Brussel uit om via ontwerpmatig onderzoek hierover uitspraken te doen in CC Westrand.
199
200
Jo Liekens, Kristien Vanmerhaeghe
De problematiek voor de cultuur- en gemeenschapscentra is dubbel. Enerzijds is een introspectief onderzoek ingegeven door de realiteit van de impact van de vrijetijdseconomie op de culturele gebruiker, die telkens intensere totaalsensaties verwacht. Anderzijds is er de hoop om door het creëren van unieke belevenissen mensen naar de ‘culturele condenser’ te trekken en zo cultuur gekender, toegankelijker en socialer te maken.
Alfons Hoppenbrouwers’ ‘straat’ontwerp van CC Westrand, Dilbeek
Dat het colloquium ‘Expeditie CC’ georganiseerd werd in CC Westrand lijkt geen toeval. Ingeschreven in de ‘eerste steen’ van het Dilbeekse cultuurcentrum lees je: ‘Het is een opgave voor elke inwoner van de Westrand dit centrum te maken tot een ware plaats van ontmoeting’. De architect Alfons Hoppenbrouwers wou het CC maken tot een alledaagse ontmoetingsplaats voor elke inwoner, eerder dan een cultureel paleis voor enkelingen. De ontwerpkeuzes van de architect waren radicaal: het sociale en het culturele luik van CC Westrand werden naast en in elkaar geschoven, met soms flinterdunne grenzen en interferentie tot gevolg. Het straat-achtige ontwerp van CC Westrand lijkt door de jaren heen en als gevolg van een aantal ontwerpvreemde ingrepen of onuitgevoerde intenties aan kracht ingeboet te hebben. De interieure openbare ontmoetingsruimte is verworden tot het noodzakelijke kwaad van de passage. Net daar ligt de uitdaging voor de interieurarchitect. Sommige interventies proberen het interieur van CC Westrand opnieuw te bezielen tot die ware plaats van ontmoeting, tot het intentionele publieke interieur. Sommige interventies werpen een kritisch licht op de nieuwe aspiraties van de CC’s en de inhoud van vanzelfsprekend veronderstelde begrippen als ‘de publieke ruimte.
3IA accent! STUDIO brussel - Het publieke interieur: event en architectuur
: De Westrand Een straat… Een straat? Dit gebouw is ontworpen als het verlengde van een straat…Maar het meest essentiële aspect van de straat is amper te bespeuren… Het onderdeel ‘lucht’, dat zo permanent en beeldbepalend aanwezig is in onze straten is over het hoofd gezien. Het ontbreekt me aan licht en lucht. Wat is immers een straat zonder lucht? De beleving en ervaring van een stad, een buurt , een straat, een gebouw, een interieur, … wordt in sterke mate bepaald door lucht en licht. Geen lucht, geen licht, geen ervaring, geen belevenis… Wat is architectuur zonder belevenis? Door gebruik te maken van projecties en videoschermen wil ik dit gemis ondervangen, zonder daarbij afbreuk te doen aan de architecturale krachtlijnen die Alfons Hoppenbrouwers doorheen het gebouw trok. Op een zestal plaatsen, die mij als cruciaal en/of geraffineerd bijblijven, bracht ik een ijle nuancering aan door middel van luchtbeelden. Het gebouw wordt als het ware geperforeerd en opgelicht/opgelucht. De luchtbeelden hebben een andere tijdsdimensie en dynamiek dan de reële buitenlucht. Ze worden met een tijdsverschil van drie uur als het ware vertraagd het gebouw binnengehaald. De ritmiek in de beelden zal bepaald worden door de bezoekersstroom. Een grote flux ensceneert een versnelling: onrust. Bij een geringe binnen-buitencirculatie vertragen de beelden: rust. De bezoeker beleeft deze beelden als passant of meer gefocust vanuit transparante rustelementen, zoals lignetten, verweven in de architectuur. Want immers … Wat is architectuur zonder belevenis?
Louise Fransman: licht en lucht
201
202
Jo Liekens, Kristien Vanmerhaeghe
Louise Fransman: licht en lucht
3IA accent! STUDIO brussel - Het publieke interieur: event en architectuur
203
204
Jo Liekens, Kristien Vanmerhaeghe
Britt Thomas stelt dat interventies in de vorm van architecturale toevoegingen, die probleemoplossend of invullend willen werken, in het gebouw van CC Westrand slechts afbreuk zouden doen aan het genie en de zuiverheid van de architectuur. Zij wil dit genie terug zichtbaar maken; zij wil de vluchtige blik van de passant -de ogen die niet ziengrijpen en richten op het aanwezige architecturale genie. De architecturale toevoeging is voor haar een architecturale toelichting, een openbaring zelfs: een installatie die de bezoeker lijfelijk incorporeert en zijn blik bewust richt.
Britt Thomas: zichtmachines
: Door ervoor te zorgen dat de bezoeker begeleid wordt in het kijken naar de architectuur, door bepaalde delen letterlijk in te kaderen, zal een andere manier van kijken, een meer intense manier van kijken ontstaan. Wat de gekaderde zichten betreft, is er een zoektocht geweest naar delen van het gebouw die een vormelijke genialiteit uitstralen. Om deze zichten toegankelijk te maken voor iedereen is er nood aan installaties die zodanig ontworpen zijn dat ze zijn afgestemd op het beeld dat getoond wordt. Door een architecturale filter toe te voegen, vergelijkbaar met een kleurenfilter op een lens, wordt het getoonde beeld, dat stukje geniale architectuur, nog meer specifiek benadrukt. De 5 ontworpen installaties, telkens verschillend, hebben als basis een schijfvormig element dat het frame vormt voor het zicht, en dat overloopt in zit- lig- of leunelementen afhankelijk van wat getoond moet
3IA accent! STUDIO brussel - Het publieke interieur: event en architectuur
worden. De gefocuste blik en de niet-alledaagse houdingen die aangenomen worden bij het bemannen van de installaties ontwrichten de normale houdingen en gedragspatronen van de bezoeker en maken hem op een lijfelijke manier bewust van de architecturale genialiteit. Het gladde gegoten aspect van polyester als materiaal ondersteunt de vloeiende lijnen die voorkomen in de installaties, het geeft vorm aan het raakvlak tussen installatie en menselijke figuur. Olivier Millaire merkt op dat de stroom van bezoekers in het straatontwerp op elk moment stilvalt net voorbij de theaterzaal. Het einde van de straat, minutieus ontworpen als een betonnen speelhoek voor en op maat van kinderen, wordt nooit bereikt. Het is nochtans een unieke en poëtische plaats, een onmisbaar luik van de ontmoetingsplaats in Alfons Hoppenbrouwers’ sociale visie op het CC. De plek is leeg en vooral stil, de kinderen zitten veilig opgeborgen in de scholen verderop in het dorp. : Wat mij opvalt, is de leegte en bijgevolg de stilte die er heersen. Niet enkel het gebrek aan bezoekers, ook het naakte beton en het enkele glas zorgen voor een kille ervaring binnenin. De ‘straat’ is enkel een zone voor circulatie en tentoonstelling en aangezien alle andere activiteiten zich afspelen in afgesloten ruimtes, wordt het gevoel van leegte nogmaals versterkt. Dit druist in tegen de oorspronkelijke intentie van het straatontwerp. Het moest een plaats van ontmoeting worden, waar alle ruimtes visueel en akoestisch met elkaar verbonden zouden zijn, een voortdurende kakofonie aan levendigheid. Vitaal voor deze levendigheid is de kinderspeelhoek, aan het eind van de ‘straat’. Hier tref je vandaag nauwelijks of geen spelende kinderen aan, ook niet op woensdagnamiddag of zaterdagvoormiddag. De bedoeling van de installatie bestaat erin om, op een subtiele manier, de aandacht te trekken op deze ruimte en om de aanwezige leegte te benadrukken, zonder de stilte te verstoren. Op basis van observaties naar gebruik en geluidsniveau werd de speelhoek in vijf zones verdeeld. De installatie speelt in op deze vijf zones en laat verticaal zwarte fijne pvc-buizen neer in de speelhoek. Via het plafond zijn deze buizen via een reeks van andere witte buizen verbonden aan 5 geluidsboxen op de mezzanine, die een verschillend geluid van kinderen produceren. In de speelhoek volgende
205
206
Jo Liekens, Kristien Vanmerhaeghe
3IA accent! STUDIO brussel - Het publieke interieur: event en architectuur
Olivier Millaire: geluidslandschap
Laurien Gemmeke: schaduwlandschap
de uiteindes van de zwarte buizen de coördinaten van een virtueel geluids-landschap, dat over de speelhoek golft. Je kan tussen de buizen wandelen; op fluistertoon ontsnappen de kindergeluiden onderaan de buizen. De verschillende geluidsniveaus die in deze ruimte aanwezig zouden moeten zijn, worden voorgesteld door de golvingen die de buisuiteindes onderling creëren. Iedereen die deze ruimte betreedt, zal naargelang zijn lichaamslengte, een andere ruimtebeleving ervaren of tot spel en ontdekking uitgenodigd worden.
: Vlottende chaos… …ik heb het groots aangepakt. Mensen worden niet zomaar aangetrokken door een ingreep aan het interieur, vandaar dat mijn ontwerp zich tot ver buiten het gebouw uitstrekt. De al aanwezige verwarring van de organisatie in het gebouw is in dit ontwerp tot in het extreme getrokken. Ik werk met houten planken, op bepaalde delen van de straat chaotischer lopend dan op andere. De gradaties in chaos die zo ontstaan lopen gelijk met de verwarring die vandaag aanwezig is, maar ook gelijk met de bestaande mensenstromen. Het ontwerp loopt door naar buiten toe, om de aandacht van de passant te trekken. De planken worden als het ware het gebouw ingetrokken, wat ook de bedoeling is met de passanten; in het gebouw lopen de planken verder, ze botsen, ze stromen verder, soms krijgen ze functie. De gigantische ruimte wordt teruggebracht op menselijke en ergonomische schaal. De nieuwe vloerconstructie biedt mogelijkheden tot zitten, leunen, staan... en dus tot verblijven en beleven.
: Alfons Hoppenbrouwers, architect van CC Westrand, heeft in zijn oorspronkelijk ontwerp bewust verstoringen, ruis aangebracht. Deze verstoringen zorgden voor dynamiek, beweging en onbewuste communicatie. Veel verstoringen zijn inmiddels verdwenen. Dit gaf mij het idee om hierrond een project te ontwikkelen. Mijn plan bestaat erin schaduwen van verstoringen, verdwenen ruis terug te brengen op de plaatsen waar ze nu verdwenen zijn.
207
208
3IA accent! STUDIO brussel - Het publieke interieur: event en architectuur
Jo Liekens, Kristien Vanmerhaeghe
Ook de andere ontwerpers van de accent!studio maakten van de expeditie CC een geslaagde trip. Elk van hun boeide een breed publiek met op omvangrijke mensenstromen gerichte installaties. De plaats om hun werken hier op te nemen ontbreekt. Wij willen als groep ook Evi Gillard, stafmedewerkster VVC, en Wim Van Parijs, cultuurfunctionaris CC Westrand, bedanken voor hun enthousiasme en tijd. Jo Liekens
Inez Van Roosbroeck: vlottende chaos
209
interieurvormgeving
214
1IV gent - beweging
Peyman Nadirzadeh
Beweging Nadenken omtrent beweging, letterlijk of figuurlijk vb: in de natuur, dagelijks, per minuut, enz ... . Het effect en/of de invloed van beweging in de samenleving en de sporen die dat nalaat in hedendaagse producten. Hoe kan een product zich aanpassen aan de snelheid en beweegbaarheid van de mens? Het ontwikkelen van een persoonlijke visie over het thema beweging met als doel het ontwerpen van een object. Werken rond een abstract thema zonder oorspronkelijk, een specifiek ontwerp voor ogen te hebben. Peyman Nadirzadeh
Switch
Tom Deleyvere: de springbal, vertegenwoordiger van beweging wordt gesementeerd waardoor een eeuwige beweging ontstaat De concrete beweging “a concrete movement” is wat rest...
Bij het begin van het project werd ons gevraagd na te denken rond de term beweging. Al met de gedachte dat we een product moesten maken in mijn achterhoofd, ging ik aan de slag. Zo kwam ik op het idee iets te creëren dat door middel van beweging een andere functie krijgt. Hieruit is de SWITCH voortgekomen. Een stoel dat gemakkelijk kan gekanteld worden tot een bijzettafeltje. Het is gemaakt uit een gebogen staalplaat waardoor er dus eigenlijk maar 1 lijn waar te nemen valt. Bij het gebruik als tafeltje kunnen er gemakkelijk boeken en tijdschriften in geplaatst worden. Barbara De Smet
215
216
Peyman Nadirzadeh
1IV gent - beweging
Onefortwo Iedereen heeft wel eens gehad dat hij te weinig stoelen had voor iedereen. Zeker als je in een stedelijke omgeving woont is het niet altijd vanzelfsprekend een extra stoelenvoorraad te hebben. Onefortwo biedt hier de oplossing. De stoel ziet eruit als een hele normale stoel maar kan omvormen zodat 2 personen op de stoel kunnen zitten. Met de onefortwo hoef je je dus minder snel zorgen te maken over hoeveel mensen je uitnodigt, er is steeds plaats voor iedereen. Het ontwerp is dus zowel praktisch als sociaal. Marie Aerts
Light as night is een dynamische straatlantaarn. Het is gebaseerd op het principe van een vleermuis. Overdag hangt het dier te slapen, veilig ingeklpat in zijn hol. ‘s Nachts komt het naar buiten, spreidt het zijn vleugels en vliegt de nacht in. ‘Beweging’ staat centraal. De strandbeesten van de Nederlandse kunstenaar Theo Jansen zijn een inspiratie. Hij laat gigantische levensloze materialen bewegen alsof ze een dier zijn.
Sophie Janssens
217
218
Peyman Nadirzadeh
1IV gent - beweging
Iemand zijn beweging afnemen of beperken d.m.v. ritsen. Jezelf isoleren en toch aanwezig zijn. Beweging. Jezelf afsluiten van de buitenwereld maar toch iemand nodig hebben om je terug te brengen.
Ellien Van den Abbeele: ‘Zipp’
Chloé Clauwaert: ‘Easy Up’
Sandra Demeyer: ‘Paraplu + S’
219
220
1IV gent - COMPACT VERBLIJF
Stefan Decoster
Compact verblijf - 1IV Studenten interieurvormgeving starten hun 1e opleidingsjaar met korte verkennende opdrachten in de wereld van vormgeving en interieurbeleving. De klemtoon ligt hierbij op het zoeken naar persoonlijkheid in het ontwerp en de voorstellingstaal. Kleine opdrachten volgen elkaar snel op en via de ondertussen verworven kennis in theoretische en praktische vakken buiten het atelier, leren ze ontwerpideeën communiceren via grafische, plastische en digitale technieken op een beroepseigen manier. De opdrachten evolueren in het 1e jaar naar inhoudelijk complexer en concreter met betrekking tot de doelstelling op het einde van het eerste jaar: het beheersen van de basis woonfuncties met betrekking tot een persoon in relatie met zijn directe omgeving. De laatste opdracht in het 1e jaar bestaat uit het ontwerpen van een verblijf voor een beperkt aantal personen, voor een beperkte periode, binnen een opgelegde structuur en met als thema ’Licht & Zicht’. De opgelegde structuur is het uitgangspunt voor het project en wordt in een eerste fase technisch, vormelijk en ruimtelijk onderzocht. Door de structuur op ware grootte aan de student in het atelier voor te stellen is er een directe en permanente confrontatie op vlak van techniek en ruimtelijkheid. De eerste oefeningen in deze eindopdracht bestaan dan ook uit het analyseren en reproduceren op schaal van de opgelegde structuur en een vrije zoektocht naar zijn ruimtelijke en vormelijke kwaliteiten aan de hand van een reeks schaalmodellen. In functie van het thema ‘Licht & Zicht’ gaan de studenten op studiedag naar het openluchtmuseum van Bokrijk waar ze in historische woonvormen het thema licht en zicht en de primaire woonfuncties onderzoeken. Als inleiding voor het eigen ontwerp dient de student tevens een voorbereidend onderzoek te doen naar omgeving en doelgroep gezien het ontwerp niet enkel het materieel en vormelijk ontwerpen van de ruimte betreft, maar wel in functie van een duidelijk bepaald programma en rekening houdend met omgevingsfactoren rondom het ontwerp. Eens het programma voor de doelgroep en de locatie door de student bepaald is, kan het ontwerpproces opgestart worden. Iedere student werkt individueel verder aan zijn persoonlijk ontwerp onder permanente begeleiding van de atelierdocenten.
221
222
Stefan Decoster
1IV gent - COMPACT VERBLIJF
Alle verworven kennis doorheen het jaar in verband met voorstellingstechnieken, constructie en dergelijke stellen de student in staat om zijn project op een beroepseigen manier voor te stellen aan de hand van ontwerpschetsen, technische tekeningen, een schaalmodel en ruimtelijke belevingstekeningen zodat in een eindevaluatie het volledige project duidelijk voorgesteld kan worden aan derden met minimale verbale ondersteuning van de student. Stefan De Coster
Voorgesteld project: Studente Camille Devos
Meet en registratie gegevens. We moeten starten vanuit een basis vorm, zoals je hier kan zien. Vanuit deze vorm moeten we gaan experimenteren met licht en zicht. Door volle en holle vormen, openingen,...
223
224
Stefan Decoster
1IV gent - COMPACT VERBLIJF
225
stedenbouw
230
Karel Wuytack + Team
Parallel cases
We select the sub-theme ‘Community’ as the main topic of our project. Therefore we want to focus on Europe and ‘The European Ways of Living’, instead of the initial subtitle: ‘The American Way of Living’. We are convinced that next to America, Europe knows many structures and elements which contribute to the development of an ‘Open City’ and ‘Coexistence’. european COMMUNITY of europeans Europe considered as an institution, tries to achieve homogeneity, although its cultural/social heterogeneity still exist. The idea of Europe attempts a super national form of co-existence: unity in diversity. This unique situation creates a platform for research on strategies and processes towards an open city. Our strategy is to reveal and study the European ways of living in the context of ‘Open City’ and ‘Co-existence’. Five themes were determined in order to structure our research. - Border - Density - Network - Center - Memory The research will happen by a team of 28 students, each making their contribution by two components: 1. Interviews with Europeans: European ways of living 2. European case-studies: Learning from Europe By doing this, different strategies or principles will be defined in order
231
232
Parallel cases
Karel Wuytack + Team SELECTED PROJECTS PARALLEL CASES
to develop an ‘Open City’ and ‘Co-existence’. Those will be tested on two different European locations by explorative design. Both sites are urban voids in a historical structure. Prague: E.U. headship 2009, strategic position in the development of Eastern Europe Brussels: One of the official capitals of Europe, institutional center of Europe
Name Project
Projectnumber
University
CATEGORY: SQUAT 002 6 Kassioum - Spontanous Settlement in Damaskus 006 1 Indian Star, Little Spots for the Small 028 1 Responsive Design Game + 028 2 Eurasian Informality 064 1 Coexistence as Survival 067 1 A Place in Heaven 077 1 Displacement Settlements 081 3 Nairobi on the Grond - Squat 082 1 Use the Potential of Your City + 082 2 Open Berlin 094 1 WOC - Ghana 110 1 Global Studio 112 1 Co=Existence Project, Pamplona, Lima 114 1 Urban Tactics
TU Berlin Acad, Arch Rotterdam + IHS + KNUST Universities of Sydney and others Ricardo Palma University Lima TU Eindhoven
CATEGORY: REFUGE 014 2 Transnational Spaces - Nation State vs. City Network 042 1 Crisis Squatting Strategy 058 1 Spatial Limbo 081 2 Nairobi on the Ground - Refuge 096 2 Sho3fat rc 116 1 Leaping the Fence - Alternative Strategies for the London 2012 Olympic Legacy 117 1 SEED 119 1 Kinderbad Monbijou
Bauhaus Kolleg Dessau Veritas University Costa Rica Tamkang University Taiwan ETH Studio Basel Bazalel Univ. Art/Design Jeruzalem Royal Colleg of Art, London Clemson University South Carolina TU Berlin
CATEGORY: COMMMUNITY 001 1 Arsenal of Inclusion / Exclusion 040 1 European Community of Europeans 056 1 Mapping the Middle Landscape 071 1 Reinventing Public Urban Spaces 073 1 Field Guide to New Jersey Communities 109 1 Reinventing Suburbia After the Crisis
Maryland Institute College of Art,US HS St. Lucas, Brussel-Gent Vassar College New York IHS Rotterdam New Jersey Institute Technology University of California, Berkeley
CATEGORY: COLLECTIVE 053 1 Structure and Incident 055 1 inBetween 068 1 Urban Transformation of Pyongyang 069 1 Translating Krasnova 105 1 Border Conditions 115 1 Post-Generic City, Pearl River Delta 123 1 Existing Building
BTU Cottbus, Germany Timisoara Polytechnic University Harvard University GSD ETH Zurich, EPFL TU Delft Chinese University of Hong Kong Artez, Academy of Arch. Arnhem
CATEGORY: DIASPORA 011 1 Startankstelle 049 1 Crossing Munich.Places, Images and Debades of Migration 051 1 Redesigning of Zhongxin 054 1 Ethnic Streets 084 1 King Street Visioning Project
Academy of Visual Arts Leipzig University of Munich Tamkang University Taiwan Tokyo Polytechnic University University of Washington
CATEGORY: OPEN 030 1 038 1 093 1 095 1 108 2 120 1
ETH Zurich Academy of Arch./Urb. Rotterdam Leibnitz Universitat Hannover University of Sheffield TU Berlin HafenCity University Hamburg
Open City Rotterdam? Rotterdam - Open City Stadtsurfer Interdependence UK_Open City Dubai Metrozone Open Constellation
University of Dresden Academy of Arch./Urb. Rotterdam TU Delft, INTI Almere TU Delft, INTI Almere Politecnico di Torino Harvard University GSD Aristotle University of Thessaloniki ETH Studio Basel TU Berlin
233
234
Karel Wuytack + Team
Parallel cases
BRUSSELS ORIGIN Brussels has originated on an East-West alignment by which a clear difference existed between downtown and the upper city. The NorthWest alignment was created by the covering of the Zenne river, the construction of central boulevards and the bundling of different infrastructures which largely exist in the Zenne-Valley. The site is situated in this valley along the canal and the Zenne, defined by the railway tracks Brussels-Mechelen-Leuven and Leuven-Luik. Two green borders outline the site on the Eastern and Western side. This predominating North-South alignment forms an important border that hasn’t been broken through by the later ring roads.
ISLAND The so called “Brussels Hoofdstedelijk Gewest” is a political island in Flanders, but it’s true influence reaches far beyond the borders that have been set down. A capital relies on its suburban area and will always have an influence and power of attraction going beyond its outline, but in the present Belgian situation this new border asks for special attention in order to make sure the city can expand. “Because of the mutual influences between Vlaams-Brabant and the Brussels Hoofdstedelijk Gewest one should aim at a better cooperation and synchronization at all political fields, in particular at spatial planning and urbanism.
235
236
Karel Wuytack + Team
EUROPEAN METROPOLIS Flanders is and will stay one of the densest urban regions of the world. Brussels is situated in an intense urbanized area with an average population of 6.497 inh./km². The presence of the European institutions resulted in the development of Brussels as a metropolis that is, with its one million inhabitants, economically seen just too small to develop metropolitan infrastructures. Given the growing importance of the metropolis as the future for a society giving priority to ecology and openness, it’s more than logical for Brussels to intensify and expand its borders. It’s essential for the city to get what it needs. Therefore a vision for the whole is needed. The Brussels Metropolitan area is born.
Parallel cases
237
238
Karel Wuytack + Team
Parallel cases
PRAGUE
ORIGIN Prague belongs to the group of historic cities which have preserved the structure of their development until the present times. Within the core of Prague, successive stages of growth and changes have respected the original grand-scale urban structure of the Early Middle Ages. This structure was essentially and greatly enlarged with urban activities in the High Gothic period with more additions during the High Baroque period and in the 19th century. It has been saved from any large-scale urban renewal or massive demolitions and thus preserves its overall configuration, pattern and spatial composition. ISLAND WORLD HERITAGE Prague is one of the most beautiful cities in Europe in terms of its setting on both banks of the Vltava river, its townscape of civil houses and palaces punctuated by towers, and its individual buildings. This urban architectural ensemble of outstanding quality of 866 ha is protected by Unesco and buffered by a zone of 8.963 ha. As a result the skyline of the “city with a hundred towers” has a minor influence on new interventions of which the majority is shifted to the suburbs. Nevertheless the historic centre of Prague has to deal with a big pressure on the urban fabric. It needs more space to breath.
239
240
Karel Wuytack + Team
AN ARCHITECTURAL ENSEMBLE SURROUNDED BY A PERIPHERY LANDSCAPE Prague is surrounded by a periphery landscape with a low density. The average population is about 2.416 inh./km². Using thematic maps about the percentage of green, rural activities, built area and density, a representation of the periphery landscape was made. This shows how the urban area is completely surrounded by this landscape. It’s within this urban zone that one should look for a polycentric structure with complementary cores and good connections in order to build an open city.
Parallel cases
241
Karel Wuytack + Team
Parallel cases
243
1 VOID In the 19th century, some new landscape elements were introduced: for centuries the city was a closed city, large avenues opened the city to the outside world. Before the invasion of cars those avenues where real connection axes in the broad sense of the word, they served not only for the transport from point A to point B, but as a public space which uploaded the whole area between A and B. Now that the old railway infrastructure is abandoned, a space is created between the very dense urban fabric of Schaarbeek and even till the pentagon if we take in consideration the entire railway-canal area and the fragmented fabric of Haren and when we look at the whole structure, till Vilvoorde or towards the airport, it effects even the rural landscape or to the green belt in the Flemish Region. The area is a structural element in the longitudinal direction and a border in the transverse direction. Internally it is composed out of several enclaves which can be explained historically by the juxtra position of the successive developments of the site, each from their own internal logic. Borders are not always negative, but have potential that we must exploit. Seclusion creates spatial qualities that an open square doesn’t have, it are places to escape, places with other times and new conditions.
BRUSSELS
242
Karel Wuytack + Team
Parallel cases
245
2. METROPOLITAN VALLEY Several relics as castles, monasteries and villages bear witness to the original role as a spatial element that the Zennevallei once was. Due to the increasing industrialisation the Zennevallei lost its landscape qualities. The Zenne and the canal became a backside, and many do not know that Brussels had its canal. The valley as a carrier of flows: black, blue and green valley. The two large leverage areas become very important for the metabolism of the city in managing its flows. Both sites operates as an engine of the city, the city as a machine where raw materials enter and waste gets out. A responsible city will manage its own flows and resolve them locally. Within the European context, we look for a larger territorial logic and the canal can be a new infrastructure, an axe for the development of Brussels as a landscape system, as a water system, as an urban system and as a transport system.
BRUSSELS
244
Karel Wuytack + Team
Parallel cases
247
3. CANAL QUAY The construction of the canal in 1550 and the construction of the railways from 1835 created respectively a port- and railway-landscape. The continuous struggle for space between infrastructure and the urban development created the current diversity of functions and activities. The redevelopment of the canal quays into an interactive space creates a link between the historical division of the left and right, downtown and upper city and binds the wide variety of different areas along its quays.
BRUSSELS
246
Karel Wuytack + Team
Parallel cases
249
4. LOOPS OF PUBLIC TRANSPORT Brussels has 3 ring roads: the vests, the avenues and the ring. The radial road structure and the road hierarchy has little cohesion. There is a growing scale fracture and barrier effect by the presence of highways within the ring road. The accessibility is restricted by limited public transport and structural traffic congestion. Today Brussels has only a good transport system in the city center and the radial axes to it. In short, to link the city center and the suburbs and reduce car traffic, a good connection has to be made between the key locations with an alternative network, so that everybody can easily access them. Thus, we have to focus on alternative transport modes such as boat, train and their forms of public transport. Loops of public transport can connect the various local, regional, national and international poles. Within this loop system, the new purpose for the site of military hospital in Neder-over-Heembeek, the airport of Zaventem with his airport related activities, the NATO and others can be integrated.
BRUSSELS
248
Karel Wuytack + Team
Parallel cases
251
5. THE GREEN WALK Around the second ring of Brussels there are many green elements. The city has already decided to connect those elements by a Green Walk. The new green poles are located in this network. This structure will allow nature in the city by integration of the Zoniënwoud, Koekelbos, Maalbeek and Zenne valley, we can develop a strong blue-green network that connects the center with the Green Belt.
BRUSSELS
250
Karel Wuytack + Team
Parallel cases
253
1 VOID The character of this part of the city is determined by a sequence of developments, the construction of the railway tracks in 1836 – 1853 and the development of the Budna station. First we have the development of the port industry on the peninsula and on the west side of the Budna station the town is growing out to a neighborhood center in Prague. This tangle of tracks and workshops were once the generator for the development of this part of the city. The initial rail workers communes completely disappeared in the development of the 2 neighbourhoods. Until today those are seperated by the site. The catalyst for development became today the cause of many problems. For the last 20 years the importance of the railway decreased and plans were made for the redevelopment of the site. This old infrastructure has the potential to become an important connection for bicycles and pedestrians to the historic center and cross connections can be made.
PRAGUE
252
Karel Wuytack + Team
Parallel cases
255
2. POLYCENTRIC Prague has a polycentric approach with a great attraction for the several subcentra. Within the polycentric model the centers are strongly determined by the geography: the topography creates and determines the potential areas for development centers. Holesovice has the space and the infrastructure to become a new center. A green network throughout the city including the river banks binds several districts together and makes them viable. In this way the existing parks are connected and form together a stronger whole. New streets and avenues bring the green of the parcs inside the districts. Streets and river banks will be strengthened and transformed into qualitative public space. A bicycle network between industrial point relics and abandoned brownfields let discover tourists an industrial landscape. Areas where you couldn’t come now become part of the city. Places to escape, places with other times and new conditions. As the openness always remained on the site over the years, due to the built infrastructure, provides a unique atmosphere.
PRAGUE
254
Karel Wuytack + Team
Parallel cases
257
3 CONNECTION The current brownfield site can be transformed into a qualitative public space that is related to the river. The site is not determined by the landscape and the structure of the surrounding centers Letna, Holesovice, the old town and the new Prague. The site should be accessible by transforming his borders to make the development of Letna and Holesovice possible without denying its openness of space.
PRAGUE
256
Karel Wuytack + Team
Parallel cases
259
4 METRO Prague is known for his well equiped infrastructure network. Because a switch between bus, subway and tram is so easy, all new developments must strengthen this network. New developments can be connected without changing the infrastructural principles. An additional stop between Nadrazi Holesovice and Vlatavska on a meso scale will make the site more connected and better related to the city center. The uploading of the metrolines creates new stops, a greater discloser radius and a better identification of the stops with the urban fabric and an improved connection with other transport modes. Such transferia generate life and movement, precisely what is needed in those places.
PRAGUE
258
Karel Wuytack + Team
Parallel cases
261
5. VLTAVA Prague has been founded around the river Vltava. This river and the hills around the center are determining for the city. Fortresses overlooking the center and bridges connect the different sides together. For the site the Vltava acts as a visual open border, by a lack of pedestrian bridges, Holesovice and Letna are physically seperated from the historic center. Instead of looking at the Vltava as a border it also can be regarded as a backbone of public space. The river was more seen as a potential hazard (flooding) and embanked. The hard banks make the interaction with the water difficult. Landscape can solve a lot of closed city problems by being an integrating link. Rivers can become a mediator between things that are otherwise closed. We identify 2 sites Liben, Smichov with hard banks, the two ports, which are very suitable for redevelopment as new centers. These 2 sites are situated at city-ends and are interconnected by the Vltava and so to the historic city. In this way, these urban centers, become new gates to the city, along the linear structure of the river.
PRAGUE
260
262
Karel Wuytack + Team
Parallel cases
TEAM: Jan Maenhout, Jiri Klokocka, Jan Schreurs, Karel Wuytack, Sofie Aerts, Steven De Pauw, Pieter Devolder, Bert Foucart , Kristof Gaens, Evelien Impens, Sara Lemmens, Els Lenaerts, Katrien Nagels, Ann Steegmans, Kobe Stroobants, An Verstraten, Anke Van Nuffel, Anneleen Dhondt, Astrid De Meersman, Bart Dehaene, Bas Meulman, Bert Calcoen, Bieke Berten, Griet Boodts, Ilke Huyghe, Jef Pottier, Kim D’Hont, Michael Callant, Michael De Keulenaer, Nieke De Bel, Ruben De Leersnyder, Stefanie Mahieu, Tom Cole, Tristan Verleyen, Yves Guldentops.
REDACTION: Karel Wuytack Steven De Pauw Michael Callant Ruben Deleersnijder Bart Dehaene Kobe Stroobants Pieter Devolder
THANKS TO:
Marc Dubois, Christian von Oppen,Paul Gees, Jaap Huisman, Evert Lagrou, Maarten van de Voorde, Marc Descheemaecker CEO NMBS, Lieven De Cauter, Michel Hubert, Peter Droege, Martijn de Waal,Tom Lagast, Wim Cuyvers, Xaveer de Geyter, MIKEVIKTORVIKTOR, Joël Claisse, Luc Maufroy en Dirk Van De Putte, Kelly Shannon, Guido Stegen, Alain de Botton, Wouter Cox, Erik van Daele, Geert van Istendael, Adam Nathaniel Furman, Bob Van Reeth, Jim Segers en Ludo Moyersoen van Citymine(d), Eric Corijn, Josiane Merken, Marc Pinte, Sylvain De Bleeckere, ZUS [Zones Urbaines Sensibles], Marcel Smets, Bas Smets, Paolo Desogus
263
[pyblik] een beknopte anatomie van de cultuur en het metier van de publieke ruimte
Een beknopte anatomie van
[pyblik]* de cultuur & het metier van publieke ruimte 2008-2009
267
De synergie tussen de academische wereld, de ontwerpers en de Brusselse administraties moet versterkt worden om zo de ervaring en kennis van de verschillende actoren van de publieke ruimte te versterken en te verspreiden. [pyblik] is een initiatief van de ministers van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die bevoegd zijn voor Mobiliteit en Openbare Werken, Leefmilieu en Stadsvernieuwing, Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw. De opleidingen hebben plaats te ISACF- La Cambre (Elsene), SintLucas Architectuur (Schaarbeek) en de brusselse studie-site. De opleidingen worden gegeven in het Nederlands en/of het Frans (zonder simultaanvertaling).
Introductie [pyblik]* is opgericht door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, met als doel de knowhow en expertise inzake publieke ruimte te centraliseren. [pyblik] biedt opleidingen aan ter bevordering van de cultuur en het metier van de publieke ruimte. De opleidingen zijn gericht op ontwerpers en administraties die werkzaam zijn op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. [pyblik] werd toevertrouwd aan de drie onderwijsinstellingen ISACF-La Cambre, Sint-Lucas Architectuur en de K.U.Leuven. [pyblik] streeft naar kwaliteit van de publieke ruimtes in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Daarvoor is de inzet van gedreven en competente experten nodig.
Hoe verhouden ontwerper en projectleider zich in de ontwikkeling en concretisering van publieke ruimte? Hoe worden ontwerpen van publieke ruimte ervaren?
Hoe wordt publieke ruimte gerepresenteerd?
Welke ontwerpbenaderingen zijn vandaag gangbaar?
Welke methodes van registratie en analyse worden gehanteerd?
Annelies De Smet, Roland Piffet
*[pyblik] is de fonetische schrijfwijze van «publiek», de natuurlijke aanvulling van de stedelijke ruimte. (Marc Godts)
Wat zijn grote theoretische thema’s?
En, hoe wordt publieke ruimte geconceptualiseerd?
Welke sleutelbegrippen en concepten kleuren het discours van publieke ruimte?
Wat is publieke ruimte? Is publieke ruimte een specifieke ruimte? Een plaats? Is publieke ruimte een materieel gegeven? En/Of een concept? Is publieke ruimte een potentie? Een relatie tussen dingen? Is publieke ruimte een dimensie?
268 [pyblik] een beknopte anatomie van de cultuur en het metier van de publieke ruimte 269
270
Annelies De Smet, Roland Piffet
projectleiders
OPLEIDEN PROJECTLEIDERS - die potenties van het bestaande analyseren en valoriseren - die projectdefinities ontwikkelen op basis van een sterke visie en waarden - die processen coördineren van ambitieuze OPLEIDING ONTWERPERS realisaties - die het beleid van de publieke ruimte programDe vorming voor ontwerpers werkt rond een boeiende meren. case in Brussel vanuit een systemathische ontwerpmethoDeze opleiding is bestemd voor de bouwheren in de diek. Deze vertrekt van een gerichte analyse, met focus op een heldere ruimtelijke vertaling van de visie in wervende administraties die actief zijn in de publieke ruimte concepten. Vanuit de grotere stedenbouw-kundige op het grondgebied van het Brussels Gewest en schaal wordt doorgewerkt tot op een ge-detailleerd die een meesterschap willen ontwikkelen in het ontwerpniveau. aansturen en realiseren van projecten. Het doel van de opleiding is het verbeteren van het De opleiding «ontwerpers» [pyblik] richt zich tot personen beheer en de kwaliteit van de publieke ruimte door die reeds beschikken over zekere vaardigheden in het reflectie en een grondige studie van buitenlandse ontwerpen van project-en: (ingenieur-) architecten, en Brusselse voorbeelden. landschapsarchitecten, urbanisten, studenten in de laatste De lessen focussen zich op theoretische lezingen jaren van een ontwerpgerichte opleiding en iedereen die en atelierwerk met als doel de opmaak van een programma en definitie van een Brusselse case. Het op dit vlak zijn competentie en motivatie kan aantonen. Het doel van de cursus is om inzicht en vaardigheden voor tweede deel van het jaar is gewijd aan de reflexie het ontwerp van publieke ruimte bij te brengen. In de over de Belgische en buitenlandse charters en opleiding komt het effectief ontwerpen van een publieke handleidingen van de openbare ruimte. ruimte immers op de eerste plaats. Daarom dienen deelnemers er rekening mee te houden dat naast de contacturen op de lesdagen het rendement van de cursus stijgt naarmate men nog eigen tijd investeert in de uitwerking van de case. Deze cursus is goed te combineren met een beroepspraktijk.
FORUM
[pyblik] een beknopte anatomie van de cultuur en het metier van de publieke ruimte
+
Deze twee sporen worden maximaal onderbouwd door praktische en theoretische bijdragen die het metier verruimen, (van projectdefinitie tot en met beheer), de case in een breder Brussels en Europees perspectief plaatsen en de actuele discussie over de publieke ruimte stofferen. Het forum [pyblik] stelt een « synergie » voor tussen de twee opleidingen door een lezingenreeks en studiereizen te organiseren rond realisaties, interventies en reflexies met verschillende contexten en milieus als onderwerp.
forum
ontwerpers
+ [pyblik] (0708): Opleiding voor projectleiders, opleiding voor ontwerpers en forum ontwikkelen zich als parallelle lijnen in de opleiding [pyblik]. [pyblik] (0809): Opleiding voor projectleiders en opleiding voor ontwerpers ontmoeten, gaan in dialoog om expertise en capaciteiten uit te wisselen. Deze synergie momenten zijn: gemeenschappelijke evaluatieactiviteiten, debatten en exposities. Daarnaast is het forum gericht op het versterken van de synergie vanuit een inhoudelijke ondersteuning door middel van het inrichten van studiereizen en een cyclus van conferenties. [pyblik] (0910): Opleiding projectleiders en ontwerpers gaan vanaf dag 1 samenwerken. De dialoog is een wezenlijk onderdeel van de opleiding geworden. Het forum staat nog steeds in voor synergie en bouwt een groter kennisnetwerk uit. De cyclus van conferenties creëert een ruimer perspectief op de Brusselse situatie met een breed publiek.
271
272
Annelies De Smet, Roland Piffet
[pyblik] een beknopte anatomie van de cultuur en het metier van de publieke ruimte
Katrien Mels. Ontwerpt een nieuwe neus voor het kanaal aan stedelijke zijde met een attractieve tuibrug. Verschillende looplijnen en platformen van de brug, bieden een diversiteit aan zichten en indrukken van geluiden en geuren van de stad. Verschillende vormen van intimiteit en gemeenschappelijkheid bieden zich aan. Vormt de tijdelijkheid van gebruik en de daarop inspelende openheid van het programma de basiskracht van het ontwerp?
273
274
Annelies De Smet, Roland Piffet
Joris Moonen en Philip Stessens Onderzoeken de samenhang tussen infrastructuur, publieke ruimte en ruimtelijke kwaliteit. De aandacht balt zich rond het scharnier Emile Vandervelde. Drie niveaus dringen zich op, elke dimensie krijgt een versterkte identiteit en is ontwikkeld vanuit dat wat is. Een verzonken plein op het niveau van het kanaal, een nieuw stationsplein op het maaiveld en een panoramisch zicht op het niveau van de spoorwegberm. Naast een doelmatig overgaan van Anderlecht naar Kuregem gaan de verschilende dimensies met elkaar in dialoog in een architecturale luifel met stedelijke schaal. Het gesmeerd verbinden van stedelijk en landschappelijk doorzicht brengt nieuwe ruimtelijke poteties en ervaringen met zich mee. ...the escape of Flatland by a square
[pyblik] een beknopte anatomie van de cultuur en het metier van de publieke ruimte
275
276
[pyblik] een beknopte anatomie van de cultuur en het metier van de publieke ruimte
Annelies De Smet, Roland Piffet
Stijn Borremans De as als idee primeert.
Eenheid in materialisatie, groen, structuur en infrastructuur worden als lijnen binnen de lijn ontworpen.
De Wayezstraat wordt een maximaal toegankelijke en autovrije winkelstraat.
277
278
Annelies De Smet, Roland Piffet
Nina Reyntjens schetst een zuidelijke verkeersvariant. een duidelijke en realistische fasering. zuidelijk verkeer creëert een directe verbinding vanuit de Wayezstraat naar het RERstation, zowel voor wandelaars, fietsers als de tramlijn. Als hefboom de overstaphalte op het nieuwe stationsplein. introductie van nieuwe stedelijke programma’s zoals een buurthuis en sportinfrastructuur, een evenementenplein en een verruimd buurtpark. Tegelijk ontstaat een nieuw centrum op het scharnier tussen Anderlecht en Kuregem.
[pyblik] een beknopte anatomie van de cultuur en het metier van de publieke ruimte
279
280
COLOFON
Colofon Kaftontwerp: Paul Gees Digitale beeldverwerking: Ben Robberechts Eindredactie en productie: Sarah Martens, ARC Druk: Drukkerij Sintjoris Publicatiedatum: oktober 2009 ISSN 1784-7052
V.U. Dag Boutsen, Hoogstraat 51, 9000 Gent