Notitie Referentienummer
Datum
Kenmerk
GM-0055696
16 februari 2012
313182
Betreft
Actualisatie locatieonderzoek natuurwaarden
1 Aanleiding In 2007 is door Grontmij het ‘Locatieonderzoek natuurwaarden Projectlocatiegebied De Heihorsten’ opgesteld. Met veranderende wet- en regelgeving wordt een beroep gedaan op het controleren van de actualiteit van uitgevoerde onderzoeken. Dit houdt in dat in het kader van gebieds- en soortbescherming de conclusies en aanbevelingen niet altijd nog actueel en vigerend zijn. Hierop dient ingespeeld te worden, om problemen tijdig te kunnen voorzien. In de actualisatie worden de knelpunten van veroudering benoemd en de noodzaak voor uitvoering van aanvullend onderzoek. 2
Toetsingskader
2.1 Natuurbeschermingswet In het locatieonderzoek van 2007 is reeds aangegeven dat het plangebied De Heihorsten niet is beschermde onder de Natuurbeschermingswet. Te noordwesten van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied Strabrechtse Heide en Beuven. De huidige begrenzing van het plangebied is onveranderd gebleven, evenals de begrenzing van het naastgelegen Natura 2000-gebied. De in concept aangewezen habitattypen en –soorten, evenals de daarbij behorende instandhoudingsdoelstellingen zijn ook sinds 2007 onveranderd gebleven. 2.2
Provinciaal beleid
2.2.1 Ecologische Hoofdstructuur (EHS) Het vigerende beleidskader is aangepast, waarbij de Ecologische Hoofdstructuur geen bescherming meer krijgt vanuit het Structuurschema Groene Ruimte (SGR). Tevens is er geen sprake meer van een planologische bescherming van de Groene Hoofdstructuur (GHS) in bestemmingsplannen. Het bestaande Rijksbeleid omtrent de EHS is opgenomen in de Verordening Ruimte 2011 (VR 2011), waarin tevens de Groenblauwe mantel is opgenomen. Toetsing volgens het “Nee-tenzij, principe” is echter nog steeds vigerend en vergelijkbaar met het beleid in 2007. Een nadere uitwerking van het compensatiebeginsel is op enkele punten aangescherpt. Het uitgangspunt blijft echter nog steeds, dat met het uitvoeren van ruimtelijke ontwikkelingen per saldo geen negatieve effecten ogen ontstaan op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS. De planontwikkelingen zoals omschreven in het locatieonderzoek van 2007 zijn vergeleken met de huidige begrenzing van de EHS. Zoals te zien in figuur 1 zijn er met herzieningen van de EHS sinds de Verordening Ruimte, enkele kleinschalige delen EHS binnen het plangebied verwijderd (Zie informatiekaart VR2011 www.brabant.nl). Het betreft een tweetal bosjes met het beheertype N16.02 Vochtig bos met productie. Aangezien de herziening alleen betrekking heeft op een beleidsmatige verwijdering van EHS, wordt geen noodzaak tot eventuele nadere toetsing op het ontstaan van negatieve effecten op de wezenlijk kenmerken en waarden. De status van het
Referentienummer
Pagina
GM-0055696
2 van 5
aangewezen ‘beheersgebied’, en ‘ecologische verbindingszone’ ter hoogte van de Kleine Aa zijn tevens onveranderd.
Figuur 1. Herzieningen (rood gearceerd) op de EHS met vigerend beleid VR 2011
2.2.2 Groenblauwe mantel Er is geen sprake meer van een ligging van het plangebied binnen de GHS-Natuur als ‘overige bos- en natuurgebieden’ en ‘ecologische verbindingszone’. Daarnaast is de status van een deel van het plangebied als ‘Struweelvogelgebied’ binnen de GHS-Landbouw niet meer van toepassing. Echter, binnen de VR 2011 is een groot deel van het plangebied gelegen in de Groenblauwe mantel (zoals weergegeven in figuur 2). Voor bestemmingsplannen binnen de Groenblauwe mantel is artikel 6.3 VR 2011 van toepassing en geldt dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen de mantel mogelijk zijn, als ze een positief effect hebben op de bestaande en te ontwikkelen natuur- en landschapswaarden en/of op het bodem- en watersysteem in het gebied. De waarden in de groenblauwe mantel zijn vaak gekoppeld aan het bodem- watersysteem (zoals de aanwezigheid van kwel), aan landschapselementen (zoals houtwallen en heggen), en het voorkomen van bijzondere planten en dieren. Het beleid is er ook op gericht dat de belevingswaarde en de recreatieve waarde van het landschap toeneemt. Nieuwe ontwikkelingen passen qua aard en schaal bij dit ontwikkelingsperspectief voor de groenblauwe mantel en houden rekening met omliggende waarden.
Referentienummer
Pagina
GM-0055696
3 van 5
Figuur 2. Ligging Groenblauwe mantel binnen plangebied De Heihorsten
2.3 Flora- en faunawet Sinds september 2009 beoordeeld het ministerie van EL&I (voormalig min. LNV) een ontheffingsaanvraag van de Flora- en faunawet op basis van functieverlies. In aanmerking komen soorten voor een ontheffing als met (vooraf uitgevoerde) maatregelen de soort aangetast blijft worden. Uiteraard moet dan ook weer een in de wet genoemd belang aanwezig zijn. Daarbij is gekomen dat het aantal vogels dat vaste rust- en verblijfplaatsen sinds 2009 is uitgebreid. Dit houdt in dat de nestplaatsen van deze vogels ook buiten het broedseizoen zijn beschermd. Een belangrijk soort, waarvoor vanaf september 2009 een jaarrond bescherming van verblijfplaats met bijbehorend leefgebied geldt is de Huismus. Daarnaast geldt eenzelfde beschermingsregime voor enkele roofvogels en uilen. 2.3.1 Flora Er zijn ten aanzien van de aanwezigheid van beschermde flora geen veranderingen geconstateerd. De bestaande gegevens zijn nog vigerend en er zijn geen aanvullende waarnemingen van beschermde flora bekend binnen het plangebied. 2.3.2 Broedvogels Het plangebied maakt hoogstwaarschijnlijk deel uit van het leefgebied van de Steenuil. Er is een broedlocatie bekend aan de Maarheezerdijk en er bevinden zich mogelijk vaste rust- en verblijfplaatsen van de soort binnen het plangebied. 2.3.3 Zoogdieren Er zijn geen aanvullingen op de conclusies van het onderzoek van 2007. Ondertussen is in 2009 een vleermuizenonderzoek uitgevoerd (projectnummer 263503 ‘Resultaten Vleermuizenonderzoek Recreatieve poort, helofytenfilters en recreatiepark te Someren’) rondom te slopen bebouwing. Uit dit onderzoek is gebleken dat er geen vaste rust- en verblijfplaatsen binnen de bestaande bebouwing zijn aangetroffen. De resultaten van dot onderzoek zijn vigerend tot 2013.
Referentienummer
Pagina
GM-0055696
4 van 5
2.3.4 Amfibieën Er zijn geen wijzigingen ten aanzien van het onderzoek uit 2007 naar de mogelijke aanwezigheid van beschermde amfibieën. 2.3.5 Reptielen In 2009 is een soortgerichte inventarisatie naar aanwezigheid van de Levendbarende hagedis uitgevoerd. De conclusies van het locatieonderzoek van 2007 zijn nog vigerend. Het aanvullende onderzoek heeft een wettelijk status tot 2013. 2.3.6 Vissen In het locatieonderzoek van 2007 wordt aangegeven, dat het plangebied mogelijk een leefgebied vormt voor het Bermpje. Het Bermpje heeft echter per 1 juli 2010 geen beschermstatus meer. Er zijn met de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling binnen de recreatieve zone geen negatieve effecten te verwachten op mogelijk aanwezige Kleine en Grote modderkruiper. Mogelijk leefgebieden van beide soorten zijn te verwachten in de Kleine Aa en Peelrijt. Beide potentiële leefgebieden liggen buiten het projectgebied. 2.3.7 Overige soorten Voor deze soortgroep zijn geen wijzigingen te verwachten. 2.4 Boswet Geen wijzigingen ten aanzien van de Boswet te verwachten. 3 Conclusie Het locatieonderzoek natuurwaarden van 2007 is op enkele punten geactualiseerd naar vigerende wet- en regelgeving. De volgende wijzigingen zijn hierbij geconstateerd: • De EHS valt onder de Verordening Ruimte 2011. Sinds de invoering van het vigerende beleid heeft een herziening van de EHS plaats gevonden, waarbij een tweetal bosjes met het beheertype N16.02 Droog bos met productie haar status hebben verloren. ER zijn geen nieuwe delen EHS aangewezen; • Het plangebied maakt mogelijk deel uit van het leefgebied van de Steenuil. Uit bestaande gegevens is bekend, dat er zich een verblijfplaats van de soort aan de Maarheezerdijk bevindt binnen het plangebied. Sinds de wetswijziging in de Flora- en faunawet in september 2009 zijn mogelijk meerdere of ook andere vogelsoorten met jaarrond beschermde vaste rust- en verblijfplaatsen te verwachten; • Het vleermuisonderzoek uit 2009 is actueel tot 2013. Ten aanzien van vleermuizen en overige zoogdiersoorten zijn geen bijzonderheden aangetroffen; • Er zijn geen wijzigingen vastgesteld ten aanzien van de aanwezigheid van beschermde amfibieën; • Er zijn geen wijzigingen in de conclusie met betrekking tot de mogelijke aanwezigheid van beschermde vissoorten. Sinds 1 juli 2010 is echter het Bermpje niet meer beschermd. • In 2009 is een aanvullend onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van de Levendbarende hagedis binnen het plangebied. Er zijn hierbij geen beschermde reptielen aangetroffen. Het aanvullende onderzoek is vigerend tot 2013; • Er zijn geen wijzigingen in relatie tot de conclusies omtrent overige beschermde soorten.
Referentienummer
Pagina
GM-0055696
5 van 5
4 Aanbevelingen Op basis van de actualisatie wordt het volgende geadviseerd: • Er dient te worden vastgesteld in welke mate er sprake is van aanwezigheid leefgebied Steenuil. Een oriënterend veldbezoek dient vast te stellen of het plangebied geschikt is voor overige vogelsoorten met jaarrond beschermde vaste rust- en verblijfplaatsen; • Men dient nader te bepalen of met de ruimtelijke inrichting van het plangebied er sprake is van aantasting van mogelijk aanwezig leefgebied van de Poelkikker, Heikikker, Alpenwatersalamander en rugstreeppad; • Men dient rekening te houden met mogelijke veroudering van soortgerichte inventarisaties die reeds hebben plaatsgevonden in 2009 naar de Levendbarende hagedis en vleermuizen. Deze zijn juridisch beperkt houdbaar en dienen geactualiseerd te worden vanaf 2013.