Referentiekader voor Duurzame Woningen Executive Summary Réferentiel pour le Logement Durable Executive Summary November 2009 Novembre
Met de steun van de Federale en Vlaamse Overheid Avec le soutien du gouvernement Fédéral et Flamand
Ontwikkeling van een referentiekader voor Duurzame Woningen 1. Opzet en werkwijze Duurzaam bouwen kan als begrip vele betekenissen omvatten: energiezuinig bouwen, gebruik maken van ecologische materialen, spaarzaam omgaan met water, maar ook antwoorden bieden op sociale vraagstukken zoals vergrijzing, het veiligheidsgevoel, interactie tussen de bewoners en de omgeving, … Een ander aspect van wonen is dat gebouwen een gezonde en comfortabele omgeving vormen voor de gebruiker. Voor een aantal van deze aspecten bestaat reeds een indicator of een evaluatiemethode (bv. het E-peil voor energieprestaties van gebouwen). Dit laat echter niet toe om op gebouwniveau uitspraken te doen over de ‘duurzaamheid’ van het gebouw. Hiervoor is nood aan een overkoepelend kader dat een integrale aanpak van de verschillende thema’s toelaat, om op een objectieve en transparante wijze tot een globale score inzake ‘duurzaamheid van een gebouw’ te komen. WTCB heeft via het collectief onderzoeksproject ‘Referentiekader voor Duurzame Woningen’ de stap gezet om duurzaam bouwen meetbaar te maken, voor (nieuwbouw)-woningen (vrijstaand, rijhuis, appartement) over heel België. Hiervoor werden de volgende stappen ondernomen: -
Definitie van thema’s die ‘Duurzaam Bouwen’ belichamen Uitwerking van objectieve evaluatiemethoden en bijhorende prestatieniveaus Opstellen van een set weegfactoren om de verschillende thema’s onderling af te wegen Testfase van het uitgewerkte referentiekader: haalbaarheid van maximale ambitieniveaus, impact op kosten en milieu, haalbaarheid en eenvoud van evaluatie voor de verschillende thema’s
Bij de uitwerking van het Referentiekader is getracht om de gedragenheid van deze ontwikkeling te garanderen door de betrokkenheid van de sector. Consultatie- en overlegmomenten werden ingepland en commentaren en opmerkingen op de draft-teksten die ter beschikking werden gesteld werden waar relevant en mogelijk meegenomen in de verdere ontwikkelingen.
2. Referentiekader: Evaluatie van duurzaamheid van woningen via 16 thema’s Integrale duurzaamheid omvat drie pijlers: milieu, economie en maatschappelijke aspecten. Volgens deze drie richtingen werden vier groepen van thema’s gedefinieerd, waaronder telkens vier thema’s vallen. Deze thema’s zijn voldoende breed gekozen, maar wel beperkt genoeg gehouden om werkbaarheid van het Referentiekader te garanderen. Site en bouw Het bouwen van een woongebouw op een bepaalde plaats zorgt voor een zekere impact op de directe omgeving en op het milieu zowel op korte als op lange termijn.
Referentiekader voor Duurzame Woningen – Réferentiel pour le Logement Durable : Executive Summary
2 / 12
Met de steun van de Federale en Vlaamse Overheid Avec le soutien du gouvernement Fédéral et Flamand Comfort en gezondheid Een gebouw heeft ook impact op de gebruikers ervan. Gebruikers dienen zich goed te voelen en gezond te blijven in de binnenomgeving, zodat er een zekere levenskwaliteit wordt gegarandeerd. Beheer Het gebruik van het gebouw heeft een impact op het gebruik van eindige natuurlijke rijkdommen zoals fossiele brandstoffen voor energieopwekking, water, gebruik van grondstoffen, … Sociale waarde Een gebouw staat ten dienste van de gebruiker. Het moet dan ook een vlotte interactie met de bewoner en de manier waarop die het gebouw gebruikt toelaten. Per groep werden vier thema’s gedefinieerd: site en bouw relatie gebouw - omgeving bouwplaats materialen flexibiliteit beheer energie water onderhoud afval in de gebruiksfase
comfort en gezondheid hygrothermisch comfort akoestisch comfort visueel comfort gezondheid sociale waarde toegankelijkheid inbraakveiligheid mobiliteit gebruikskwaliteit
3. Relevantie van de inhoud De inhoud van het Referentiekader en zijn 16 thema’s werd vergeleken met andere, bestaande, internationale systemen om zo na te gaan of de themakeuze inderdaad de klassiek gedefinieerde scope dekt: alle aspecten die op gebouwniveau kunnen worden beïnvloed door de actoren in het beslissingsproces (architect, ontwikkelaar, gebouweigenaar, …) op verschillende niveaus die de impact van het gebouw en zijn gebruikers verminderen: • • •
Het gebouw zelf: lay-out, keuze van materialen en technieken, … De site: ecologie van de site, ondersteunende functies (fietsen, …) Locatie: invloed van gebouw op zijn omgeving, transportmogelijkheden, nabijheid van voorzieningen, … voor zover deze te beïnvloeden zijn.
De vergelijking met de systemen LEnSE, Code for Sustainable Homes, HQE – Maison Individuelle, BREEAM Offices en German Sustainable Building Certificate leert dat het Referentiekader op gebied van milieu, economische aspecten en sociale thema’s de meeste zaken dekt. Op milieugebied zijn de meeste thema’s ingevuld: energie, materialen, water, biodiversiteit en ecologie, afval, mobiliteit en transport. De LCA-benadering in sommige andere tools, via impactcategorieën, is op Belgisch niveau niet haalbaar wegens het ontbreken van een bestaande en praktische evaluatiemethode.
Referentiekader voor Duurzame Woningen – Réferentiel pour le Logement Durable : Executive Summary
3 / 12
Met de steun van de Federale en Vlaamse Overheid Avec le soutien du gouvernement Fédéral et Flamand Op sociaal vlak dekt het Referentiekader de thema’s gezondheid, comfort, gebouwkwaliteit, voorzieningen in de buurt en technische integratie met de omgeving. Daartegenover zijn de aspecten esthetiek, ontwerp- en architecturale kwaliteit, sociale integratie met de omgeving en een aantal veiligheidsaspecten (rampen) niet opgenomen in het Referentiekader. Tot slot zijn de technische aspecten van het economische luik van duurzaam bouwen ingevuld door het Referentiekader: onderhoud, aanpasbaarheid en toegankelijkheid. De financiële aspecten zijn op dit moment, wegens gebrek aan methodologie, niet ingevuld: Life cycle cost, added value, stimuleren van de lokale economie. Redenen voor het niet aanwezig zijn in het Referentiekader van een aantal topics: geen geschikte en bruikbare evaluatiemethode, minder relevant in een Belgische context, nodige kennis op het thema (nog) niet ontwikkeld binnen WTCB en niet haalbaar gebleken binnen de scope van dit project. Daarnaast kan ook worden opgemerkt dat thema’s als Relatie Gebouw-Omgeving, Gebruikskwaliteit, Gezondheid, Aanpasbaarheid en Toegankelijkheid (+ Flexibiliteit), Veiligheid, … in het Referentiekader beter vertegenwoordigd zijn in vergelijking met sommige andere systemen.
4. Evaluatiemethode per thema en bijhorende prestatieniveaus Per thema is door WTCB-experten een evaluatiemethodiek en een bijhorende prestatieschaal uitgewerkt. Deze evaluatiemethode is zo meetbaar, objectief en transparant mogelijk. Bij het toekennen van een score wordt rekening gehouden met uitsluitingscriteria, minimale vereisten, het maximaal haalbare target-niveau (technisch haalbaar, onafhankelijk van de kostprijs) en de definitie van verschillende tussenniveaus, op een dergelijke manier dat om een hogere score te behalen telkens een evenredige bijkomende inspanning vereist is.
Referentiekader voor Duurzame Woningen – Réferentiel pour le Logement Durable : Executive Summary
4 / 12
Met de steun van de Federale en Vlaamse Overheid Avec le soutien du gouvernement Fédéral et Flamand
De uitgewerkte teksten werden gedurende twee consultatiemomenten (eind januari, half mei) voorgesteld aan de actoren uit het bouwveld, ten einde voldoende gedragenheid en feedback vanuit de sector te garanderen. De uitgewerkte evaluatiemethoden werden verder verfijnd door een benchmarkoefening uit te voeren voor het merendeel van de thema’s (dit is een test om na te gaan hoe haalbaar het target-niveau is) en een algemene testfase van alle thema’s op een aantal bestaande projecten.
5. Wegen van het belang van de verschillende thema’s Bij een duurzaamheidevaluatie van een woning worden de gedefinieerde 16 thema’s over het algemeen niet allemaal als even belangrijk beschouwd. Aan het ene thema wordt door degene die de duurzaamheidsbeoordeling uitvoert meer belang gehecht dan aan het andere thema. Met andere woorden, de verschillende thema’s wegen niet allemaal evenveel door in de uiteindelijke beoordeling van het gebouw. Daarom wordt binnen een duurzaamheidevaluatie voor elk van de thema’s een specifieke gewichtsfactor vastgelegd, die het relatieve belang van het betrokken thema tegenover de andere thema’s aangeeft. Door binnen de duurzaamheidevaluatie van een specifieke woning, de weegfactoren per thema te vermenigvuldigen met de duurzaamheidscore van de woning voor de verschillende thema’s, kan de (gewogen) duurzaamheid van die woning bepaald worden in 1 getal. De toekenning van de voor de Belgische situatie representatieve weegfactoren aan de verschillende thema’s en subthema’s binnen het Referentiekader Duurzame Woning is gebeurd door middel van een paarsgewijze vergelijking van de verschillende hoofd- en subthema’s. Bij een paarsgewijze vergelijking wordt voor elk thema aangeduid hoe belangrijk dat thema is tegenover de andere thema’s. Deze bevraging werd elektronisch uitgevoerd, en 58 respondenten vulden de enquête met daarin de paarsgewijze vergelijking tussen de hoofd- en subthema’s onderling in. Dit resulteerde in volgende representatieve set van weegfactoren:
Referentiekader voor Duurzame Woningen – Réferentiel pour le Logement Durable : Executive Summary
5 / 12
Met de steun van de Federale en Vlaamse Overheid Avec le soutien du gouvernement Fédéral et Flamand
De gegevens van de bevraging werden ook dieper geanalyseerd (invloed van type actor op de weging: hebben aannemers andere prioriteiten dan bv. architecten, … invloed van belangrijkheid thema 1 op belangrijkheid thema2, specifieke voorkeur voor 1 groep van thema’s of gelijke verdeling over de verschillende thema’s, …).
6. Testfase: haalbaarheid van evaluatie en prestatieniveaus Om de uitgewerkte thema’s te verfijnen en de evaluatiemethodologie enerzijds uit te testen, en verder te verfijnen, maar anderzijds ook te demonstreren, werden de uitgewerkte thema’s toegepast op 5 case studies. Deze 5 projecten verschillen van elkaar inzake: -
Locatie (3 in Vlaanderen, 1 in Brussel, 1 in Wallonië – stedelijk, gemeentelijk en landelijk) Type (2 appartementsgebouwen, 1 vrijstaande woning, 1 driegevelwoning, 1 rijhuis) Ambitieniveau (passiefhuis, standaardwoning, integratie van verschillende duurzaamheidsaspecten in 1 project, …)
Referentiekader voor Duurzame Woningen – Réferentiel pour le Logement Durable : Executive Summary
6 / 12
Met de steun van de Federale en Vlaamse Overheid Avec le soutien du gouvernement Fédéral et Flamand
Vrijstaande woning in Mariakerke
Appartementsgebouw in Wezembeek-Oppem
Rijhuis in Oostakker
Appartementsgebouw in Molenbeek
Driegevelwoning in Chênée Lessen die uit deze testfase konden worden getrokken: • • • •
Een aantal thema’s (materialen, bouwplaats, …) vereisen dat ermee wordt rekening gehouden in het ontwerp- en bouwproces. Het is moeilijk om hiervan achteraf nog een evaluatie te maken. De evaluatiemethode voor sommige thema’s (akoestiek, gezondheid, …) dragen inherente praktische uitdagingen met zich mee (meting ter plaatse voldoende relevant, opzoeken van de juiste productinformatie niet mogelijk (emissies, reflectiefactor, …)…) Gevoel van subjectiviteit bij een aantal aspecten (lichtvervuilingsgebied, goede oriëntatie van het gebouw, …) Opletten met al te strenge ja/nee-criteria: een drempel aan de voordeur is voldoende om een score 0 te halen voor het thema Toegankelijkheid; wanneer een nieuw stuk grond wordt
Referentiekader voor Duurzame Woningen – Réferentiel pour le Logement Durable : Executive Summary
7 / 12
Met de steun van de Federale en Vlaamse Overheid Avec le soutien du gouvernement Fédéral et Flamand
• • •
• •
• •
bebouwd, wordt er doorgaans ook slecht gescoord op de thema’s ‘gesaneerde grond’, ‘behoud van ecologische waarde’, ‘terrein met lage ecologische waarde’. Voor appartementen zijn sommige prestatieniveaus moeilijker te halen (bv. regenwaterrecuperatie) De input van bewoners kan zeer nuttig blijken (nabijheid van voorzieningen, historiek van de site, …). Evaluatie achteraf (bv. hoe goed werkt een installatie?) is een mogelijk denkspoor voor verdere ontwikkeling Aandacht voor verschillende aspecten in 1 thema is noodzakelijk om goede score te hebben (goede bereikbaarheid van openbaar vervoer levert geen punten op indien er geen aandacht geweest is voor fietsfaciliteiten; water: combinatie van afvalwaterbesparing, drinkwaterbesparing en infiltratie) Bij ontwikkelingen van verkavelingen (wijkniveau) dient ook de impact van de ene nieuwbouw op de andere te worden beschouwd (en er mag dus niet worden vergeleken met de toestand voor het bouwen) Een gedetailleerd plan en een indicatieve meetstaat volstaan niet om een goede evaluatie te kunnen uitvoeren. Vele thema’s vereisen gedetailleerde gegevens (bv. type schrijnwerk, beglazing en hang- en sluitwerk, karakteristieken van de buitenverlichting, aanwezigheid van thermostaten per kamer, vermogensberekening voor verwarming, debieten van kranen, …) Ten opzichte van de standaardpraktijk zijn veel verbeteringen mogelijk. Een ‘gemiddelde woning’ van enkele jaren oud, scoort niet zo goed. Een aantal aspecten komen aan het licht wanneer evaluatiemethoden dienen toegepast te worden in een centraal-stedelijke omgeving : o Zo moet voor windeffecten van hogere gebouwen de gemiddelde hoogte van de omliggende gebouwen worden bepaald. Dit zijn heel wat gebouwen in een stadskern. o Daarnaast is het ook zeer moeilijk om de impact van zichtlijnen, beschaduwing, buitenverlichting op naburige gevels, … goed in te schatten.
7. Benchmarking maximaal prestatieniveau Ten einde de haalbaarheid van het maximaal prestatieniveau en de manier van evalueren na te gaan, is voor verschillende thema’s een benchmarking-oefening uitgevoerd. Deze oefening heeft geleid tot het bijsturen van een aantal prestatieniveaus, het beter afwegen van verschillende subthema’s tegenover elkaar en het verder onderbouwen van de manier van evalueren voor een aantal aspecten. Deze benchmark-oefening werd voor een aantal thema’s onderbouwd door een testfase op reële gebouwen zoals uitgevoerd voor ondermeer akoestiek, bouwplaats, gebruikskwaliteit, gezondheid, inbraakveiligheid, materialen, toegankelijkheid en visueel comfort.
Referentiekader voor Duurzame Woningen – Réferentiel pour le Logement Durable : Executive Summary
8 / 12
Met de steun van de Federale en Vlaamse Overheid Avec le soutien du gouvernement Fédéral et Flamand
8. Kosten en Milieu-impact van verschillende duurzaamheidsniveaus De prestatieniveaus die gedefinieerd werden voor de verschillende duurzaamheidsthema’s, worden voor een selectie van 4 thema’s (materiaalgebruik, energie, water, akoestiek) geanalyseerd op hun kosten- en milieu-efficientie aan de hand van LCA (life cycle assessment) instrumenten en LCC (life cycle costing). Voor 1 geanalyseerd project (rijwoning Oostakker – zie hoger) werden voor elk van de thema’s oplossingen gedefinieerd die aan prestatieniveau A-B-C-D voldoen voor dat thema. Vervolgens werd via LCA en LCC bepaald wat de invloed is van de keuze voor een bepaald niveau op de milieu-impact, de investeringskost en de totale kost over 30 jaar, vergeleken met het basisalternatief. Hierbij valt op te merken, dat als gevolg van de testfase en deze LCA/LCC-oefening, verdere verfijningen werden aangebracht in de evaluatie-methode én de prestatie-niveau’s.
Ter illustratie wordt in onderstaande figuur de initiële kost (rode curve – rechter-Y-as), levenscycluskost (blauwe curve, linker-Y-as) en de globale milieuscore (milieu-impact) getoond van de vier alternatieven gedefinieerd per thema. 18000 16000 energieverbruik
14000
Ecoindicator ptn
materialen installaties
12000
water 10000 8000 6000 4000 2000 0 D
C
B
A
Voor energie blijkt men een toenemende investeringskost te zien, die eerst gepaard gaat met een daling in de totale kost (wegens lager energieverbruik), maar vanaf niveau B terug stijgt (kosten worden niet meer gecompenseerd door besparing). Op milieu-gebied is het lagere energieverbruik bij overgang van niveau D naar A wel goed voor een continue daling in milieu-impact.
Referentiekader voor Duurzame Woningen – Réferentiel pour le Logement Durable : Executive Summary
9 / 12
Met de steun van de Federale en Vlaamse Overheid Avec le soutien du gouvernement Fédéral et Flamand
450 400
Eco-indicator punten
350 300
Elektriciteitsverbruik van regenwaterpomp+composttoilet
250
materiaalgebruik voor regenwaterput+pomp of RW riool Afvalwater
200 Drinkwater
150 100 50 0 0
D
C
B
A
Bij water zit de grootste sprong in het behalen van een niveau D tegenover de uitsluiting (niveau 0). De installatie van een buffer is een grote investering, die zich niet terugbetaalt. Bij toepassen van meer waterbesparende maatregelen (van D naar C en C naar B) daalt de levenscycluskost, terwijl de investeringskost licht daalt. Naar milieu-impact toe hebben afvalwaterbesparende maatregelen en infiltratievoorzieningen wel een positieve invloed op de eindscore maar regenwaterrecuperatie niet. De besparing op drinkwaterverbruik weegt immers niet op tegenover het verhoogd materiaal- en elektriciteitsverbruik. Naast drinkwaterbesparing levert regenwaterrecuperatie wel andere positieve effecten op (bv. minder risico op overstromingen) maar deze kunnen niet gemeten worden met een klassieke LCA-studie op gebouwniveau.
6000
Fossil fuels Pt Minerals Pt
5000
Land use Pt 4000
Acidification/ Eutrophication Pt Ecotoxicity Pt
3000
Ozone layer Pt Radiation Pt
2000
Climate change Pt 1000
Resp. inorganics Pt Resp. organics Pt
0 0
D
C
B
A
Carcinogens Pt
Het verloop van de kostencurves voor akoestisch comfort is eenduidig: meer investeringskost en een hogere levenscycluskost naarmate men een hoger comfortniveau nastreeft, tengevolge van de hogere kosten voor performantere componenten en materialen. Deze ‘meer’-materialen hebben ook een hogere milieu-impact tot gevolg, al is de stijging bij overgang van D naar C naar B naar A telkens zeer beperkt tov de totale impact.
Referentiekader voor Duurzame Woningen – Réferentiel pour le Logement Durable : Executive Summary
10 / 12
Met de steun van de Federale en Vlaamse Overheid Avec le soutien du gouvernement Fédéral et Flamand
Eco-indicator punten
6000
Fossil fuels Pt Minerals Pt
5000
Land use Pt 4000
Acidification/ Eutrophication Pt Ecotoxicity Pt
3000
Ozone layer Pt Radiation Pt
2000
Climate change Pt 1000
Resp. inorganics Pt Resp. organics Pt
0 0
D
C
B
A
Carcinogens Pt
Bij materiaalgebruik krijgt men dalende curves. Alternatieve materialen met een hoog gehalte aan gerecycleerd product zijn goedkoper in aankoop, waardoor de investeringsprijs daalt. De kosten over de levensduur worden niet beïnvloed door de materiaalkeuze (mits gelijke functionaliteit) en dus vertoont deze curve eveneens een grosso modo dalende trend. De milieu-impact verbetert naarmate men een betere score haalt voor het thema Materialen.
9. Toekomst De ontwikkelaars van dit Referentiekader voor woningen zijn er zich ter dege van bewust dat het resultaat van Referentiekader Duurzame Woningen geen eindverhaal is. Daarom worden stappen ondernomen om in de toekomst ook systemen te ontwikkelen die toelaten duurzame renovatie en zelfs duurzaam gebruik van woongebouwen te evalueren. Hierbij zijn onderstaande opties te definiëren: -
de uitwerking van een gebruiktstool dat de evaluatie dient te vereenvoudigen, de uitbreiding van de testcases naar een groter panel van gebouwen, de opmaak van inspirerende voorbeeldfiches van geteste gebouwen de opbouw van een databank met de resultaten voor woningen, de toetsing van het kader op zeer uitmuntende gebouwen (per thema of globaal), de verruiming van het thema inbraakveiligheid naar veiligheid en de verfijning van de procesmatige definitie van flexibiliteit de evaluatie van de haalbaarheid van de opname van sociale indicatoren of thema’s zoals bijvoorbeeld architecturale kwaliteit de ontwikkeling/omschakeling van een meetinstrument duurzame woning, tot een adviesinstrument bij ontwerp, realisatie en oplevering de uitwerking van een meetinstrument voor duurzame woningen in gebruik ….
Ten slotte is het duidelijk gebleken uit het project, dat voor de gedragenheid van een meetinstrument voor duurzame gebouwen, dit bij voorkeur via een gemeenschappelijk platform tot stand komt, waar de verschillende stakeholders en belangengroeperingen in de bouw, georganiseerd en structureel aan kunnen bijdragen (en dus ruimer dan op projectbasis).
Referentiekader voor Duurzame Woningen – Réferentiel pour le Logement Durable : Executive Summary
11 / 12
Met de steun van de Federale en Vlaamse Overheid Avec le soutien du gouvernement Fédéral et Flamand
10.
Besluit
Referentiekader Duurzame Woning biedt een evaluatie-kader aan, dat toelaat om een integrale afweging te maken van het duurzame karakter van een woning over verschillende duurzaamheidsthema’s heen. Hierbij wordt een duurzame woning gedefinieerd over 4 groepen en 16 thema’s én waarbij verschillende performantie- of prestatieniveaus worden voorgesteld. Dit geheel van evaluatie-methoden voor duurzame woningen geeft aan al de bouwprofessionelen, hetzij bouwheren, aannemers, ontwerpers, studiebureau’s, bouwmateriaalfabrikanten,… toe om in hun diverse activiteiten de notie van duurzaam bouwen integraal op te nemen. Dit referentiekader voor ‘duurzame woningen’, met zijn verschillende prestatieniveaus van duurzaamheid, kan dus gehanteerd worden door bouwactoren als leidraad of performantie-eis in hun project-communicatie voor op stapel staande projecten. Ook (lokale) overheden wensen een voorbeeldrol te hanteren inzake duurzaam bouwen met pilootof voorbeelden projecten (vaak op wijkniveau) of zelfs de uitbouw van een eigen meetinstrument. De overheid heeft met het Referentiekader Duurzame Woning een instrument in handen, dat toelaat om op een onderbouwde wetenschappelijke, maar toch praktische manier, een voorbeeld te geven. Daarnaast kan het de basis vormen voor de ontwikkeling van certificatie of labelling voor duurzaam bouwen, of de instelling van subsidiemechanismen die de integrale aanpak duurzaam bouwen ondersteunen. Tenslotte wordt met dit referentiekader ook de basis gelegd voor wetenschappelijk onderbouwde evaluatiemethoden voor duurzame woningen in België. Door verdergaande consultatie en ervaringsopbouw kan dit kader verder worden verfijnd, en dit zowel naar inhoud (aangepaste thema’s, nieuwe evaluatiemethoden, …), naar prestatieniveaus (betere performantie van gebouwen,…) als naar vorm (adviesinstrument, werkplatform, labelling,…). De openheid van informatie die als rode draad doorheen de ontwikkeling van het Referentiekader Duurzame Woning loopt, ambieert alvast dat het Referentiekader een echte praktijk-‘tool’ wordt.
Referentiekader voor Duurzame Woningen – Réferentiel pour le Logement Durable : Executive Summary
12 / 12