Brussel, 11 april 2013
O/ Ref: U/ Ref: Betreft: Asielaanvraag van Dhr. X en mevrouw Y
Geachte Heer Eeckhout, Ik heb de eer tussen te komen in het kader van de asielaanvraag van de heer X geboren op 17.12.1979, met Servische nationaliteit en van Roma origine, en zijn echtgenote, mevrouw Y, geboren op 18.05.1984, met Servische nationaliteit en van Roma origine en hun twee minderjarige kinderen. Na onderzoek van het dossier en na de heer X en mevrouw Y uitvoerig gehoord te hebben, wenst het BCHV de tweede asielaanvraag van de heer X en mevrouw Y te ondersteunen. Bij deze nieuwe asielaanvraag leggen de heer X en mevrouw Y nieuwe bewijselementen voor. Het BCHV is van oordeel dat de heer X en mevrouw Y afdoende consistente verklaringen hebben afgelegd die niet in strijd zijn met de beschikbare informatie. Op basis van alle in het advies aangehaalde elementen is het BCHV van mening dat mevrouw Y en mijnheer X voldoende elementen hebben naar voor gebracht die een gegronde vrees voor vervolging, op basis van hun “ras”, met name hun Roma-origine en op basis van het “behoren tot een sociale groep” van mevrouw Y, met name het feit dat zij het slachtoffer werd van seksuele gewelddaden. Het BCHV wenst ook te benadrukken dat op basis van alle in het advies aangehaalde elementen, m.n. de psychologische toestand van mevrouw Y tengevolge van de seksuele geweldplegingen, haar specifieke kwetsbaarheid voldoende is aangetoond.1 Aldus is het BCHV de mening toegedaan dat het
1
Zie ook UN High Commissioner for Refugees, Avis du Haut Commissariat des Nations Unies pour les Réfugiés relatif à l'évaluation des demandes d'asiles des personnes ayant des besoins particuliers et en particulier des personnes qui ont subi des tortures, des viols, ou d'autres formes graves de violences psychologique, psychique ou sexuelle, Représentation Régionale pour l'Europe de l'Ouest, Mai 2012,beschikbaar via: http://www.unhcr.be/fileadmin/user_upload/pdf_documents/Avis_du_HCR_relatif_a_l__evaluation_des_deman des_d__asil.pdf
feit dat de mevrouw Y reeds ernstige schade heeft ondergaan en vervolgd werd, een duidelijke aanwijzing dat haar vrees voor vervolging ingeval van terugkeer naar Servië, gegrond is.2 Het BCHV staat steeds ter uwer beschikking voor het verlenen van verdere informatie in verband met het onderstaand advies.
2
Art. 57/7bis Vw.
1. NIEUWE GEGEVENS NAAST DIT ADVIES In het kader van huidige asielaanvraag brengen de heer X en zijn echtgenote mevrouw Y volgende nieuwe gegevens aan: 1) medisch psychiatrisch en psychologisch verslag betreffende mevrouw Y, CGG XX, dd. 28.11.2013. Dit attest stelt “ zij is zwaar getraumatiseerd, lijdt aan een ernstige posttraumatische stresstoornis en is vitaal depressief met suïciderisico. De oorzaak daarvan ligt in geweldtrauma met racistische achtergrond waarvan ze in de zomer van 2010 in Belgrado (Servië) het slachtoffer werd. Het kost haar veel inspanning om over haar leven in Servië te praten. Elk gesprek lokt herbelevingen uit, gepaard gaand met angst, nervositeit en psychosomatische reacties.” 2) “Note du Haute Commissariat des Nations Unies pour les réfugiés relative à l’évaluation des demandes d’asile introduites par des femmes» HCR, Représentation Régionale pour l’Europe de l’Ouest, 14 décembre 2012.3 Overige reeds voorgelegde documenten : - geboorteaktes mijnheer X, mevrouw Y en kinderen - nationaliteitsbewijs mijnheer X, mevrouw Y en kinderen - identiteitsbewijs mijnheer X en mevrouw Y - huwelijksakte - Servisch medisch attest mevrouw dd. 06.09.2010 - Servische artikels mbt algemene situatie van Roma in Servië - afbeeldingen van hooligans met extreem-rechts sympathieën - medische documenten ikv 9ter aanvraag
2. ASIELRELAAS
De heer X en zijn echtgenote, beiden van Roma origine, woonden sinds hun huwelijk samen in B. Zij woonden in B., welke overwegend een Roma populatie huisvest. Daar de heer X en zijn echtgenote een betere toekomst voor hun kinderen wensten, besloten zij B. verlaten en verhuisden in augustus 2010 naar V. Pas na aankomst daar merkten zijn dat zij in een zuiver etnische Servische wijk waren terecht gekomen. De heer X werkte in een carwash te V. terwijl zijn vrouw in een bakkerij werkte. Hij stelt dat hij en zijn gezin ernstige problemen kenden met neo-nazi’s hun verhuis in augustus 2010 omwille van hun
3
Note du Haut Commissariat des Nations Unies pour les réfugiés relative à l’évaluation des demandes d’asile introduites par des femmes, » HCR, Représentation Régionale pour l’Europe de l’Ouest, 14 décembre 2012, beschikbaar via http://www.unhcr.org/refworld/pdfid/50dc23802.pdf
Roma origine. Reeds eerder werd het gezin herhaaldelijk geconfronteerd met discriminatie omwille van hun Roma afkomst. Zo werden zij regelmatig uitgescholden voor “zigeuner” en werd hun gevraagd terug te keren naar hun – zogezegde – land van herkomst India. Tevens werden zij geconfronteerd met moeilijkheden wanneer zij identiteitsdocumenten wensten te bekomen, ondervonden zij problemen om werk te vinden, werden hun kinderen uitgesloten om met Servische kinderen te spelen, etc…De heer X en mevrouw Y hebben verschillende incidenten aangehaald waaruit blijkt dat zij ernstig gediscrimineerd werden op grond van hun Roma origine. Na hun verhuis naar V., werd de heer X op een dag benaderd door drie onbekende voetbalhooligans, “neo-nazi’s of skinheads” zo omschrijft de heer X hen. Zij boden de heer X een grote geldsom aan, op voorwaarde dat hij een onbekend pakketje zou binnensmokkelen in het voetbalstadion. De heer X weigerde hieraan mee te werken daar hij vermoedde dat het om illegale praktijken ging. Het incident speelde zich af aan de werkplaats van de heer X. Daar zijn werkgever problemen wenste te vermijden aan de autowasserij, kwam hij tussen bij dit incident en verzocht hij de neo-nazi’s te vertrekken. Later die avond vielen drie mannen - vermoedelijk dezelfde mannen - het appartement van de heer X en zijn echtgenote binnengedrongen terwijl ze sliepen. De mannen hadden op korte tijd een ravage aangericht in het appartement en bedreigden de heer X en zijn echtgenote dat zij geen hulp van de politie mochten inroepen. De mannen kwamen vragen naar de beslissing van de heer X omtrent zijn medewerking aan het illegale werk. De heer X en zijn echtgenote hadden achteraf de grootste moeite om hun kinderen te kalmeren. De volgende avond kwamen – waarschijnlijk dezelfde – skinheads terug en zongen zij anti-Roma liederen in het parkje voor het appartementsgebouw van de heer X en zijn echtgenote. De volgende dag verliet de heer X samen met zijn zoontje de woning en ging naar de carwash daar hij de hulp van zijn baas wenste in te roepen, terwijl zijn echtgenote alleen achter bleef in de woning, samen met baby Dennis. Op de terugweg naar huis kwam de heer X een politieagent tegen welke hij aansprak omtrent de problemen die ze met skinheads hadden gekend. De heer X vroeg om een patrouille te sturen, evenwel kwam deze patrouille nooit langs. Terwijl de heer X op weg was met zijn zoontje, vielen opnieuw twee skinheads met geweld hun appartement binnen; één van hen hield mevrouw Y vast aan de handen terwijl de andere skinhead haar verkrachtte. Mevrouw Y heeft haar man pas enkel ingelicht dat skinheads opnieuw waren langsgekomen maar repte met geen woord over de verkrachting. Dit durfde ze pas aan haar echtgenoot te vertellen na aankomst in België. Na dit incident, durfde de heer X en zijn echtgenote hun zoontje niet meer naar school sturen, zij hadden schrik voor verdere represailles van de skinheads daar deze hen telkens bedreigd hadden dat ze “wisten waar ze woonden en hen overal zouden vinden.” De heer X merkte na het incident op dat er iets aan de hand was met zijn echtgenote en ze vroeg zelf om een psycholoog te raadplegen. De heer X vergezelde zijn echtgenote naar een neuro-psychiater te Servië, echter, mevrouw Y durfde ook bij de psycholoog de waarheid niet te vertellen – uit schaamte en schrik voor represailles. Aldus verklaarde mevrouw Y dat zij zwaar geleden had onder de bombardementen tijdens de oorlog daar zij alleen was achtergebleven met haar vader. Hierop concludeerde neuro-psychiater Z dat mevrouw Y in depressieve toestand verkeerde omwille van de vroegere bombardementen. De familie voelde zich nergens meer veilig en was in angst dat de skinheads opnieuw zouden toeslaan. Daarop besloten ze het land te verlaten en zij reisden op 11 september Servië per minibusje, tussen de kartonnen dozen. Op 13 september 2010 kwamen zij aan in België en vroegen diezelfde dag asiel aan. 3. ASIELPROCEDURE 3.1.Intrekking aanvankelijke weigeringsbeslissing
De heer X en mevrouw Y vroegen asiel aan op 13 september 2010. Het koppel werd zeer uitvoerig gehoord op het CGVS op 6 juli 2011, zo werd de heer X een ganse dag ondervraagd van 9u tem 16u (incl pauzes), zijn echtgenote vervolgens van 16-18u. Het koppel werd ook uitgebreid gehoord op het BCHV. De heer X en zijn echtgenote kregen van het CGVS op 29 september 2011 een beslissing tot weigering van de vluchtelingenstatus en weigering van de subsidiaire beschermingsstatus. Hiertegen werd op 27 oktober 2011 een beroep ingesteld bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. Op 21.11.2011 werd de aanvankelijke weigeringsbeslissing echter ingetrokken door het CGVS. Bij beslissing dd. 13.12.2011 nam het CGVS een tweede weigeringsbeslissing, identiek geformuleerd op twee paragrafen na. In de aanvankelijke weigeringsbeslissing oordeelde het CGVS dat de ingeroepen problemen van de heer X en zijn echtgenote geen verband hielden met één van de criteria zoals bepaald in de Vluchtelingenconventie. Echter werd deze paragraaf geschrapt in de definitieve weigeringsbeslissing dd.13.12.2011 en werd de vrees voor vervolging in de zin van de Vluchtelingenconventie niet langer betwist. Tevens werd ook een nieuwe paragraaf toegevoegd aan de beslissing - alsook nieuwe informatie aan het administratief dossier toegevoegd - inzake de werking van de politie in Servië. Dit nadat de raadsman van de heer X en zijn echtgenote in het eerste verzoekschrift voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen uitvoerig gewezen had op het feit dat de Roma bevolking in Servië geen beroep kan doen op de lokale politie. 3.2 Eigenheid vervolgingsfeiten mevrouw Y Mevrouw Y, die de ergste vervolgingsfeiten heeft ondergaan, werd gedurende 2 uur verhoord door het CGVS, terwijl haar echtgenoot meer dan 6u werd ondervraagd. De heer X en zijn echtgenote ontvingen evenwel, afgezien van het feitenrelaas, identieke weigeringsbeslissingen dd. 13.12.2011. De weigeringsbeslissing voor mevrouw Y stelt “ Uit uw verklaringen op het CGVS blijkt dat u uw asielaanvraag integraal baseert op de vluchtmotieven die door uw echtgenoot, X, werden aangehaald en dat u zelf geen eigen vluchtmotieven aanhaalt. (Problemen van uw man met extreem-rechtse voetbalhooligans en uw verkrachting door één van.)”(eigen vetzetting) Evenwel blijkt uit het gehoorverslag van het CGVS dd. 06.07.2011 (p.6-7-8) van mevrouw Y dat zij wel degelijk eigen vluchtmotieven aanhaalde en verteld heeft over de ernstige vervolgingsdaad waarvan zij het slachtoffer werd, m.n. de verkrachting omwille van haar Roma origine en waarvoor zij tot op heden psychologisch wordt begeleid. Mevrouw Y heeft haar echtgenoot pas ingelicht over deze ernstige vervolgingsfeiten na aankomst in België. Uit het gehoorverslag van het CGVS van mevrouw Y (p.8) blijkt dat zij dit niet eerder durfde te vertellen uit schrik voor represailles alsook uit schaamte; “ …” Het is echter niet onbegrijpelijk dat in het kader van dergelijke “genderclaim”, mevrouw Y haar echtgenoot pas inlichtte over het verkrachtingsincident na aankomst in België. Terzake stelt UNHCR ook in haar recente “Note du Haute Commissariat des Nations Unies pour les réfugiés relative à l’évaluation des demandes d’asile introduites par des femmes ” : « Enfin, en ce qui concerne les retards dans la divulgation de faits clé pour la demande d’asile, souvent notés dans ce type de demandes d’asile, il est fréquent que ceux-ci s’expliquent par la stigmatisation, la honte ou la peur véhiculées par un manque de conformité aux normes sociales genrées de la société d’origine. » Het BCHV betreurt verder dat de motivering van de weigeringsbeslissing CGVS voor mevrouw Y een kopie is van de weigeringsbeslissing van de man. Het BCHV is van mening dat het CGVS in casu voorbijgaat aan art. 4 van het K.B. 11 juli 2003 tot regeling van de werking van en de rechtspleging
voor het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen welke stelt: « Art. 4.§ 1. De ambtenaar houdt rekening met de specifieke omstandigheden die de asielzoeker betreffen, in het bijzonder desgevallend de omstandigheid dat hij behoort tot een kwetsbare groep. [...] § 3. De ambtenaar onderzoekt de asielaanvragen op individuele, objectieve en onpartijdige wijze. »4 (eigen vetzetting). Aldus werd het relaas van mevrouw Y bijna “only in relation to the claim of her husband” onderzocht terwijl zij het voorwerp was van de meest erge vorm van de aangehaalde vervolgingsfeiten. In het UNHCR Handbook for the protection of Women and Girls van januari 2008 wordt het probleem van de miskenning van de eigenheid van vervolgingsfeiten van vrouwen besproken. Zo staat er: “Women’s and girl’s claims may in some situations be more likely to be considered only in relation to the claims of their husband/father or other male family members, who may be viewed as the “principal applicant”. This has been, and continues to be, the case in many UNHCR refugee status determination (RSD) operations, even where the female family members have experienced the same or other forms of persecution. They therefore continue to have difficulties in accessing individual asylum procedures. This may even be the case where female family members have borne the brunt of the persecution. (…).5 Het is duidelijk dat in casu mevrouw Y het voorwerp was van de meest erge vorm van de aangehaalde vervolgingsfeiten. Toch werd de heer X als “principal applicant” beschouwd en werd haar relaas bijna “only in relation to the claim of her husband” onderzocht. 3.3 Motivatie weigeringsbeslissing CGVS dd. 13.12.2012 en arrest RVV Na intrekking van de eerste weigeringsbeslissing ontvingen de heer X en mevrouw Y een nieuwe weigeringsbeslissing van het CGVS op 13.12.2011. Deze was hoofdzakelijk gebaseerd op het feit dat het koppel niet zou aannemelijk gemaakt hebben dat zij voor hun problemen met extreem rechtse hooligans of patriotten geen beroep had/zou kunnen doen op de in Servië aanwezige autoriteiten. Verder wordt de heer X en mevrouw Y verweten dat zij geen officieel beroep gedaan zouden hebben op de politie. Het CGVS voegt hierbij aan toe dat internationale bescherming pas kan worden verleend wanneer alle redelijke middelen tot het verkrijgen van bescherming in het land van herkomst zijn uitgeput. Hierbij geeft het CGVS zeer uitgebreid (bijna twee pagina’s onder B. motivering van de beslissing) algemene herkomstlandinformatie over beschermingsmogelijkheden in Servië. Er wordt ook aangehaald dat zij de door hen aangehaalde problemen louter van lokale aard waren en dat zij ook zouden kunnen terugkeren naar B. (intern vluchtalternatief optie), bij de moeder van de heer X, om het lokale probleem met de hooligans te ontlopen.
4
Officieuze coördinatie van het Koninklijk besluit van 11 juli 2003 tot regeling van de werking van en de rechtspleging voor het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (18 augustus 2010), beschikbaar via ;http://www.cgvs.be/nl/binaries/Officieuse%20coordinatie%20van%20het%20Koninklijk%20besluit%20van %2011%20juli%202003%20tot%20regeling%20van%20de%20werking%20van%20en%20de%20rechtspleging %20voor%20het%20CGVS%20(augustus%202010)_tcm127-110104.pdf 5 UN High Commissioner for Refugees, UNHCR Handbook for the protection of Women and Girls, January 2008, available at: http://www.unhcr.org/refworld/docid/47cfc2962.html,137.
Tenslotte wordt gesteld dat de medische attesten welke mevrouw Y voorlegde geen verband houden met de criteria uit de Vluchtelingenconventie noch met de bepalingen inzake subsidiaire bescherming. Opvallend aan de beslissing is dat de geloofwaardigheid van mijnheer X en zijn echtgenote mevrouw Y niet betwist wordt door het CGVS, noch de feiten, met name de verkrachting van mevrouw, de bedreigingen van de neo-nazi’s, de gewelddadige inval in hun huis, de racistische pesterijen (o.m. anti Roma liederen welke aan hun huis gezongen werden). In haar arrest van 28 februari 2012 bevestigde de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen de weigeringsbeslissing van het CGVS en stelde dat de familie X voor hun problemen geen officieel beroep hebben gedaan op de in Servië aanwezige autoriteiten en zij niet genoeg moeite hebben gedaan om eerst in hun land bescherming te krijgen. De RVV herhaalt tevens dat internationale bescherming slechts kan worden ingeroepen bij gebrek aan nationale bescherming. Tenslotte voegt de RVV er ook aan toe, dat met betrekking tot de voorgelegde medische attesten, mevrouw Y niet aantoont dat zij niet de mogelijkheid zou hebben om zich in Servië te laten verzorgen. De RVV leidt dit af uit het voorgelegde medische Servische attest en oordeelt dat mevrouw Y zich kon wenden tot een neuropsychiater om zich te laten behandelen voor haar psychologische problemen. Terzake wenst het BCHV het volgende op te merken:
4. EFFECTIEVE BESCHERMING SERVISCHE AUTORITEITEN? 4.1. Bescherming overeenkomstig Vluchtelingenconventie Zowel de heer X als mevrouw Y hebben doorheen hun gehoor voor het CGVS herhaaldelijke gewezen op het feit dat hun problemen hun oorsprong vinden in het etnische origine, m.n. het gegeven dat zij behoren tot de Roma minderheid. Op de vraag waarom betrokkenen Servië verlaten hadden, antwoordde mevrouw Y (gehoorverslag p 6); “Ten eerste wat ik wil zeggen, ons eigen land, wij Roma’s hebben geen eigen land. We worden in Servië niet als mensen beschouwd, maar we kunnen zeggen als dieren.” De heer X (gehoorverslag p.23) op zijn beurt verklaarde “nee er zijn geen andere (redenen waarom ik Servië heb verlaten) alleen deze: discriminatie. Ze geven ons geen vrijheid, zij zien ons met andere ogen, ze bekijken ons heel laag, dat er problemen zijn met kinderen op school (…) Alles wat wij nodig hebben: documenten, identiteitskaars, rijbewijs,… ze kijken naar onze naam en huidskleur, dan is het nog zwaarder dat ze met ons omgaan.” De heer X en mevrouw Y hebben melding gemaakt van verschillende incidenten waaruit blijkt dat zij vervolging vrezen omwille van hun ras, m.n. hun Roma origine. Het BCHV is er zich van bewust dat Servië momenteel op de lijst staat van veilige landen van oorsprong. Opdat effectieve bescherming kan geboden worden in vluchtelingrechterlijke zin door de Servische autoriteiten, dient overeenkomstig art. 48/5, §2 Vreemdelingenwet - omzetting art. 7 Kwalificatierichtlijn een dubbele voorwaarde vervuld te worden: “Bescherming kan worden geboden door: a) de Staat, of b) partijen of organisaties, inclusief internationale organisaties, die de Staat of een aanzienlijk deel van zijn grondgebied beheersen.
Bescherming, in de zin van de artikelen 48/3 en 48/4 wordt in het algemeen geboden wanneer de bedoelde actoren omschreven in het eerste lid redelijke maatregelen tot voorkoming van vervolging of het lijden van ernstige schade treffen, onder andere door de instelling van een doeltreffend juridisch systeem voor opsporing, gerechtelijke vervolging en bestraffing van handelingen die vervolging of ernstige schade vormen, en wanneer de verzoeker toegang tot een dergelijke bescherming heeft.” Aldus rijst de vraag of de Servische autoriteiten voldoende maatregelen nemen ter voorkoming van het anti-Roma geweld én of, in casu, Roma zoals de heer X en mevrouw Y, ook daadwerkelijk toegang hebben tot dergelijke beschermingsmaatregelen. De heer X verklaarde hieromtrent (gehoorverslag CGVS p. 17-18) dat hij een politieagent in het park had aangesproken na de inval s’ nachts in zijn huis. De heer X verklaarde: “ Ik heb het hem dan uiteindelijk gevraagd of hij een patrouille kon sturen naar mij thuis, dat ik een probleem heb, daarom wou ik dat. (…) Daar heb ik hem uitgelegd dat ze me eigenlijk hebben aangevallen, dat ze ook waren binnengevallen bij mij thuis en dat ze me ook sloegen, heb ik gezegd. Hij vroeg mijn nieuw adres waar ik woonde, maar tot we vertrokken waren heeft hij geen enkele nota genomen of proces-verbaal opgesteld, niets, of bijvoorbeeld een patrouille laten komen zoals hij me beloofd had.” Terzake verklaarde mevrouw Y (zie gehoorverslag CGVS p 9): “ Hij heeft verteld dat hij naar de politieagent is gegaan, heeft hem alles verteld, heeft hem alle gegevens adres en zo gegeven en hij had gezegd dat hij iemand ging sturen. Maar de patrouille is niet gekomen om ons te beschermen. Als men in Servië bij de politie gaat om problemen te melden, dan gaan ze je met andere ogen bekijken. Ze beschouwden je als dieren, niet als mensen. Het was gewoon discriminatie. Zelfs moest ik bij de politie gaan; wat is uw probleem? Dan ga ik beginnen vertellen: ze zijn binnengedrongen en hebben me verkracht. Dan zouden ze me toch niet geloven, een cigan gaan ze toch niet geloven. Ze werken allemaal samen daar in Servië. Alles wat er gebeurt in Servië, ten eerste niemand praat erover, de politie mag niets zeggen van die hooligans, het verschijnt niet in de media, niet in de kranten. (…) De groep van hooligans hebben ook hun eigen liedjes gemaakt en er zijn woorden die ze zeggen: vermoord zigeuners, veel ,veel, dan zijn er nog minder en minder. Dat hebben ze ook gedaan voor ons gebouw om 2-3u s nachts. Het mag ook om 5u s morgens zijn, maar niemand heeft naar de politie gebeld om te zeggen wat er gebeurt. Want elke Serviër in Servië weet wie die mensen zijn en wat ze doen. Waarom, en als ze het tegen Roma doen, waarom zou iemand dan risico nemen voor zijn leven voor een Rom?” Tevens wil het BCHV wijzen op het recente advies van het CGVS van 5 maart 2012 aangaande Servië.6 Dit advies gaat in op de specifieke situatie van Roma en start met de beschouwing: “Roma worden door de Servische bevolking over het algemeen beschouwd als minderwaardig.” Vervolgens wordt ingegaan op de discriminatie die Roma kunnen ondervinden en de hulp die ze daarvoor kunnen krijgen van het UNHCR en Servische NGO’s. Er wordt ingegaan op het beleid rond integratie van de Roma en de concrete plannen ter verbetering van de moeilijke sociaal-economische positie. In dit advies stelt het CGVS wel uitdrukkelijk dat Roma in enkele gevallen het mikpunt kunnen zijn van politiegeweld of van verbale en fysieke pesterijen van burgers. De autoriteiten zouden
6
Advies van de Commissaris-generaal voor Vluchtelingen en Staatlozen met betrekking tot veilige landen van herkomst, Servië, 5 maart 2012, beschikbaar via: http://www.kruispuntmi.be/uploadedFiles/Vreemdelingenrecht/Wegwijs/aVerblijfsrecht_en_documenten/aVerbl ijfsstatuten/dAsiel_en_subsidiaire_bescherming/bOnderzoek_CGVS/AdviesCGVSlijstveiligelandenServie.pdf
bereid zijn om in die gevallen voldoende bescherming te bieden aan Roma. Toch concludeert het CGVS “uitzonderlijk kunnen er toch, onder bijzondere omstandigheden, situaties voorkomen waarbij een gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade kan zijn.” (eigen vet zetten) Deze belangrijke nuancering wordt ook aan het einde van het advies herhaalt met nogmaals: “het kan onder meer gaan om vormen van ernstige discriminaties die als vervolging in de zin van artikel 48/3 van de Vreemdelingenwet of als ernstige schade in de zin van artikel 48/4 van de Vreemdelingenwet kunnen worden beschouwd, zonder dat de nodige bescherming kan geboden worden.” Het lijkt het BCHV in casu overduidelijk dat het dossier van de familie X - Y, gezien de uitzonderlijke ernst van de niet betwiste feiten een (school)voorbeeld is van een dossier waarin toepassing dient gemaakt te worden van de uitzondering voorzien in het advies van het CGVS. Zoals blijkt uit bovenstaande verklaringen van de heer X, heeft hij een politieagent aangesproken na de inval van neo-nazi’s in zijn huis. Er werd hem beloofd dat een patrouille gestuurd zou worden maar dit gebeurde niet. Mevrouw Y benadrukte in haar verklaring dat zij, net omwille van haar Roma (cfr “cigan) origine, niet op dezelfde bescherming zou kunnen rekenen vanwege de Servische politie daar deze hen als minderwaardig (cfr “dieren”) beschouwen. Aldus kan moeilijk gesteld worden dat, zoals omschreven in het CGVS advies “de Servische autoriteiten garanderen voor alle etnische groepen, ook voor de Roma, wettelijke mechanismes, voor de detectie, vervolging en bestraffing van daden van vervolging.” Het lijkt er veeleer op dat het dossier in casu een illustratie is van hetgeen het CGVS beschrijft als Roma die het mikpunt kunnen zijn van verbale en fysieke pesterijen van burgers. Het lijkt het BCHV dan ook onredelijk te verwachten van deze mensen dat ze, na dergelijke herhaalde vernederende behandelingen omwille van hun Roma origine (geweldadige inval in huis door neonazi’s, aanhoren van anti-Roma liederen) en nadat mevrouw Y het slachtoffer werd van verkrachting door neo-nazi’s, nog langer of meer hadden moeten proberen bescherming te krijgen van deze of hogere autoriteiten. 4.2. Relevante rechtspraak RvV Eenzelfde redenering kan worden gelezen in het arrest van de RvV n° 78 442 van 29 maart 2012. Ook in die zaak betrof het een Roma-familie die verscheidene opeenvolgende vervolgingsfeiten had aangehaald, uitgaande van de Servische bevolking. Er werd met vuilbakken en stenen naar hun huis gegooid, ze werden verjaagd uit hun woning, geslagen en beledigd, de dochter werd op school geslagen en beledigd, etc. Ook in deze zaak was het CGVS ervan overtuigd dat bescherming van de Servische autoriteiten een mogelijkheid was en dat de familie te weinig had ondernomen om bescherming te zoeken aangezien de familie maar één maal naar de politie was gegaan voor de mishandeling van de dochters op school. De vrees zou bovendien volgens het CGVS niet langer actueel zijn geweest. Bovendien zouden volgens de beslissing van het CGVS in die zaak de mensen voor hun medische problemen moeten gebruik maken van de 9 ter procedure. Tot slot werd door het CGVS aangehaald dat de betrokkenen geen enkel bewijsstuk hadden voorgelegd. In deze zaak had de advocaat aangehaald dat er geen effectieve bescherming mogelijk was door de Servische autoriteiten en had dit ook gestaafd met verscheidene rapporten. Zo werd wat betreft Servië verwezen naar een document van Amnesty International “Serbie. les expulsions se poursuivent, laissant des Roms sans domicile” van 7 april 2011, het jaarrapport van Amnesty International van 13 mei 2011, een document van het mensenrechtencomité van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties “Le sort des Communautés roms en Serbie et en Slovaquie préoccupe les experts du Comité des droits de l’Homme” van 17 maart 2011. Een document van de Raad van Europa “Report by the Commissionner for Human Rights, Thomas Hammarberg, on his visit to Serbia” van 11 maart 2009, een extract van een rapport van de Europese Commissie getiteld “Serbia 2010, Progress
Report” en een artikel van Amnesty International van 28 november 2011 “Serbie. Une famille rom jetée à la rue”. In het arrest volgt de RvV het argument, dat de vrees niet langer actueel is, niet, ook al dateert de agressie door Serviërs van 2008-2009, dit omdat nadien nog tot 1 week voor hun vertrek mensen voorwerpen naar hun woning bleven gooien. De Raad gaat in op de vraag naar een effectieve bescherming voor de familie. De Raad volgt het CGVS in zijn overtuiging dat het feit alleen “Roma te zijn in Servië” niet volstaat om internationale bescherming te krijgen maar dat “deze vaststelling niet impliceert dat geen enkel lid van die gemeenschap nog zou kunnen aantonen dat hij persoonlijke redenen heeft om te vrezen blootgesteld te worden aan vervolgingen in de zin van artikel 1, sectie A, §2, van de Conventie van Genève. Dat blijkt uit de voorgelegde informatie door de partijen dat de situatie van de Roma gemeenschap zorgwekkend blijft en dat bijgevolg een specifieke voorzichtigheid geboden is als de asielinstanties gevat worden door een vraag van Servische onderdanen van Roma origine.”7 (eigen vertaling) En verder stelt de Raad: “Daarentegen, het voortbestaan van de vastgestelde discriminaties tegen Roma uit Servië, onafgezien van de inspanningen ontplooid door de nationale autoriteiten, leidt tot de vraag naar de reële effectiviteit van die bescherming, een effectiviteit die verder reikt dan de eenvoudige toegang van de betrokkenen tot die bescherming zoals de mogelijkheid om klacht in te dienen; en dat in het licht van de omstandigheden eigen aan de zaak.”8 (eigen vertaling, eigen vetzetting) De Raad stelde in deze zaak vast dat de geboden bescherming aan de mensen niet effectief was, dat ze het voorwerp bleven van agressie en dat de politie er niet was in geslaagd die vervolgingsfeiten te bestraffen. De Raad wijst erop dat de feiten niet werden betwist aangaande het gedrag van de politie door het CGVS. De Raad vervolgt door te wijzen op artikel 57/7bis Vw., die een omzetting is van art. 4,4 kwalificatierichtlijn, dat inhoudt dat het CGVS ertoe gehouden is aan te tonen dat er goede redenen zijn om aan te nemen dat de reeds geleden vervolging zich niet meer zal herhalen. Ze besluit dat in die zaak het geheel van elementen redelijkerwijs kan leiden tot een gevoel van onzekerheid aangaande een redelijke kans op slagen om een effectieve bescherming te krijgen. Ze nuanceert nog bepaalde informatie van het CGVS die stelt dat het systeem om klachten [om eventueel machtsmisbruik door de politie / politioneel wangedrag aan te klagen] op een discrete manier af te handelen naar behoren werkt omdat tussen januari en augustus 2010 307 strafrechtelijke aanklachten en 2600 administratieve procedures tegen de politie werden gestart, wat een beduidende stijging was tov de voorafgaande jaren. De Raad wijst erop dat deze klachten betrekking hebben op het geheel van de Servische onderdanen en niet specifiek de klachten van de Servische onderdanen van Roma-origine. De Raad concludeert dat het dus waarschijnlijk is dat de verzoekende partijen geen toegang hebben tot effectieve bescherming tegen het geweld waarvan ze het slachtoffer waren.
7
RvV 29 maart 2012, n° 78 442, 18 : « Toutefois, ce constat n’implique nullement qu’aucun membre de cette communauté ne pourrait établir qu’il a des raisons personnelles de craindre d’être exposé à des persécutions au sens de l’article 1er, section A, §2, de la Convention de Genève. Il ressort au contraire des informations déposées par les parties que la situation de la communauté rom demeure préoccupante. Il s’en déduit qu’une prudence particulière s’impose aux instances d’asile saisies d’une demande émanant de ressortissants serbes d’origine rom. » 8
RvV 29 maart 2012, n° 78 442, 18 : « En revanche, la persistance de discriminations constatées à l’encontre des Roms en Serbie, nonobstant les efforts déployés par les autorités nationales, amène à se poser la question de la réelle effectivité de cette protection, effectivité vue au-delà du simple accès des intéressés à celle-ci comme la possibilité de déposer une plainte ; et ce eu égard aux circonstances propres à chaque cas d’espèce. »
Eenzelfde redenering vinden we tevens ook terug in het arrest van de RvV no 87.790 van 19 september 2012; “En outre, le Conseil constate que les questions qui se posent sont celles de l’accès aux services de police par les minorités, ainsi que l’effectivité de la protection à leur égard dû justement à leur appartenance à un minorité et non celle de l’amélioration des services de police serbe telle que développé dans les décisions entreprises.” Het BCHV is zich ervan bewust dat elke zaak op zijn eigen merites wordt beoordeeld, maar is van mening dat er opvallende parallellen kunnen getrokken worden tussen bovenstaand geciteerd arrest en het dossier van mevrouw Y en de heer X. Wat betreft het feitenrelaas lijken de aangehaalde feiten door de heer X en mevrouw Y minstens even ernstig. Ook in deze zaak was het CGVS in de overtuiging dat er voldoende beschermingsmogelijkheden van de Servische autoriteiten waren, dat de familie te weinig beroep had gedaan op de voorziene mogelijkheden. De Raad vraagt echter, op basis van de voorgelegde rapporten, een verhoogde waakzaamheid van de asielinstanties in geval ze worden gevat door een Servisch dossier van mensen van Roma-origine, wijst op de omgekeerde bewijslast vervat in artikel 57/7 bis Vw. en op de concrete gegevens in de zaak. In concreto kan dus gesteld worden dat in het dossier van de heer X en mevrouw Y het volgens art. 57/7 bis Vw. aan het CGVS is om aan te tonen dat er goede redenen bestaan om te geloven dat de vervolgingsfeiten waarvan ze het slachtoffer waren; de verkrachting, de aanval in hun woning en de geuite bedreigingen aan hun adres, de anti-Roma liederen, de talrijke pesterijen en scheldtirades van Servische burgers, zich niet zullen herhalen. Ons inziens kan hierbij niet worden volstaan met eenvoudige verwijzing naar de algemene informatie, zoals weergegeven in de weigeringsbeslisisng en de subject related briefing van het CGVS maar moet in casu toepassing gemaakt worden van de door het CGVS voorziene uitzondering dat er toch, “onder bijzondere omstandigheden, situaties voorkomen waarbij er een gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade kan zijn.” 5. INTERN VLUCHTALTERNATIEF? Zoals reeds hoger aangehaald, oordeelde het CGVS dat de problemen van mevrouw Y en de heer X louter van “lokale aard” waren en opperde dat Ba. een uitvoerbare optie was als intern vluchtalternatief in Servië.9 Volledigheidshalve wenst het BCHV te benadrukken dat er geen intern vluchtalternatief aanwezig is voor mevrouw Y en de heer X. Immers, artikel 48/5 §3 Vreemdelingenwet bepaalt: “§ 3. Er is geen behoefte aan bescherming indien er in een deel van het land van herkomst geen gegronde vrees bestaat voor vervolging of geen reëel risico op ernstige schade, en indien van de verzoeker redelijkerwijs kan worden verwacht dat hij in dat deel van het land blijft. Er wordt rekening gehouden met de algemene omstandigheden in het land en met de persoonlijke omstandigheden van de verzoeker op het tijdstip waarop een beslissing inzakehet verzoek wordt genomen.” In haar “Guidelines on international Protection: Internal Flight or Relocation Alternative”10, stelt het UNHCR bovendien dat een onderzoek naar de toegankelijkheid en de redelijkheid door de asielinstanties dient te worden gevoerd bij de toepassing van het intern vluchtelalternatief.
9
De RvV ging hier evenwel niet op in in haar arrest dd. 28 februari 2012.
10
UNHCR, Guidelines on international Protection: “Internal Flight or Relocation Alternative” within the Context of Article 1A(2) of the 1951 Convention and/or 1967 Protocol relating to the Status of Refugees”, 23 juli 2003, http://www.unhcr.org/3f28d5cd4.pdf
Het BCHV wenst in eerste instantie te benadrukken dat het trauma welke mevrouw Y heeft opgelopen nav de verkrachting in Servië, in overweging dient genomen te worden bij de beoordeling van de relevantie van een binnenlands vluchtalternatief: “Psychological trauma arising out of past persecution may be relevant in determining whether it is reasonable to expect the claimant to relocate in the proposed area. The provision of psychological assessments attesting to the likelihood of further psychological trauma upon return would militate against finding that relocation to the area is a reasonable alternative. In some jurisdictions, the very fact that the individual suffered persecution in the past is sufficient in itself to obviate any need to address the internal relocation issue.”11 Uit het hoger vermeld medisch verslag van psychiater Z en psycholoog ZZ kan ook afgeleid worden dat het niet aangewezen is dat mevrouw Y naar Servië zou terugkeren daar gesteld wordt: “ O.i. kan de suîcidaliteit niet dalen zolang de wanhoop om terug te moeten keren groot is. Patiënte kan onmogelijk van de post-traumatische stress en depressive herstellen als gedwongen terugkeer vootrdurend op de achtergrond dreignt. In dat geval achten we het risico op zelfdoding zeer hoog. Ze zal oi maar aan verwerking kunnen beginnen als ze zichzelf en haar gezin veilig weet.” Concluderend is het BCHV dan ook van mening dat er redelijkerwijs niet verwacht kan worden dat de familie over een intern vluchtalternatief beschikt. 6. BEWIJSWAARDE MEDISCHE STUKKEN 6.1 Verband criteria vluchtelingenconventie en bewijslast Het BCHV wenst in te gaan op de opmerking in de beslissing van het CGVS van 13.12. 2012 over de waarde van de medische stukken. Zo stelt de beslissing: “De medische attesten van uw vrouw staven haar medische toestand, waaraan hier evenmin getwijfeld word. Deze medische problemen houden echter geen verband met de criteria uit de Vluchtelingenconventie noch met de bepalingen inzake subsidiaire bescherming.”(eigen vet zetten) Het voorgelegde medische verslag van psychiater Z en psycholoog ZZ verwijst evenwel uitdrukkelijk naar de link tussen het asielrelaas van mevrouw Y en haar huidige trauma “Zij is zwaar getraumatiseerd, lijdt aan een ernstige posttraumatische stresstoornis en is vitaal depressief met suïciderisico. De oorzaak daarvan ligt in geweldtrauma met racistische achtergrond waarvan ze in de zomer van 2010 in Belgrado (Servië) het slachtoffer werd. (…) Ze werden als gezin door de skinheads “uitgekozen” enkel omdat ze Roma zijn. Het feit van niet bij de ordediensten terecht te kunnen verhoogt de paniek en verhindert de verwerking van de feiten. (…) Ze lijdt ook tijdens de sessies erg onder herbelevingen, heeft paniekaanvallen en psychosomatische klachten, slaapstoornissen. Ze voelt zich nog altijd bevuild door de verkrachter en doucht zich dwangmatig.” Uit bovenstaand medisch verslag blijkt duidelijk dat zowel de behandelende psycholoog als psychiater het erover eens zijn dat mevrouw Y lijdt aan ernstige PTSD met suïcide risico tengevolge van de verkrachting waarvan zij het slachtoffer werd. Een therapeut of arts kan geen 100% zekerheid geven inzake het causaal verband tussen trauma en asielrelaas, maar wel aangeven dat voor hen een causaal verband meer dan waarschijnlijk is. 11
UNHCR, Guidelines on international Protection, randnr 26
Volledigheidshalve mag hierbij niet uit het oog worden verloren dat de ernstige vervolgingsfeiten niet in vraag worden gesteld door het CGVS. Bovendien moet een asielzoeker ook geen uitsluitsel of waterdicht bewijs leveren van de vervolging die hij vreest in de toekomst (of van de vervolgingsfeiten in het verleden). Volgens de UNHCR Note on burden and Standard of Proof in Refugee Claims is het niveau van bewijs dat dient gehaald te worden de “redelijke mogelijkheid” dat de vervolging zich zal voordoen.12 Waarbij dient rekening gehouden te worden met feitelijke overwegingen, zijnde de persoonlijke omstandigheden van de asielzoeker alsook de situatie in het land van herkomst. Wat betreft de persoonlijke omstandigheden stelt UNHCR dat dient rekening gehouden te worden met de achtergrond, ervaringen, persoonlijkheid en elke andere factor die hem of haar aan vervolging kan blootstellen. Meer in het bijzonder wordt gewezen op het feit dat vervolgingsfeiten die men in het verleden reeds heeft meegemaakt zwaar wegen ten voordele van een positieve inschatting van het toekomstig risico.13 Wat betreft de landeninformatie dient rekening gehouden te worden met sociale en politieke omstandigheden, de mensenrechtensituatie in een land, de nationale wetgeving, het klassieke patroon van de vervolgende instantie, meer in het bijzonder ten aanzien van mensen die in dezelfde situatie staan als de asielzoeker.14 De vraag die dus in het dossier van de heer X en mevrouw Y dient gesteld te worden, is of op basis van de persoonlijke omstandigheden van het koppel, zijnde onder meer de vervolgingsdaden die ze stellen reeds ondergaan te hebben, hun Roma origine, het post traumatisch lijden van mevrouw Y, en de bovenvermelde nuancering die het CGVS zelf aanhaalt in haar recent advies aangaande de landeninformatie voor Servië, het redelijkerwijs mogelijk is dat ze in geval van terugkeer naar Servië opnieuw het slachtoffer zullen worden van vervolgingsfeiten door neo-nazi’s of skinheads. Die redelijke mogelijkheid is ons inziens aangetoond. 6.2 Waarde psychiatrisch gedetailleerd medisch verslag en eerder voorgelegde medische attesten in kader van bewijslast. Zowel in rechtspraak als rechtsleer is de waarde van (correct opgestelde) medische certificaten reeds erkend. Het BCHV wijst op het feit dat in casu omstandige certificaten werden voorgelegd. Zonder in het kader van dit advies volledigheid na te streven aangaande relevante rechtsleer kunnen een aantal interessante elementen gehaald worden uit de bijdrage van Jones en Smith “Medical Evidence in Asylum and Human Rights Appeals.”15
12
“To establish « well-foundedness », persecution must be proved to be reasonably possible.”
13
Overweging die ook teruggevonden wordt in art. 4,4 Kwalificatierichtlijn en art. 57/7 bis Vreemdelingenwet.
14
UN High Commissioner for Refugees, Note on Burden and Standard of Proof in Refugee Claims, 16 December 1998, available at: http://www.unhcr.org/refworld/docid/3ae6b3338.html [accessed 28 December 2010], 4. 15
D.R. JONES en S.V. SMITH, “Medical Evidence in Asylum and Human Rights Appeals”, International Journal of Refugee Law 2004, Vol. 16, No 3, 381-410.
Zo wordt vooreerst vooropgesteld dat er een onderscheid is tussen de rol van de medisch expert en de rol van de vreemdelingenrechter en dat dit onderscheid essentieel is bij de beoordeling van asielaanvragen.16 Ze stellen verder “if the doctor can establish consistency between the testimony of the applicant (…) and the clinical findings of the residual injury on the applicant’s body, together with observations of demeanour and behaviour on examination, then the standard and burden of proof on the applicant has been met.”17 Er wordt door de schrijvers verwezen naar de eerbied die medische expertise dient te krijgen alsook naar rechtspraak waarin wordt gesteld “any medical report or psychiatric report deserves careful and specific consideration, bearing in mind, particularly, that there may be psychological consequences from ill-treatment which affect the evidence which is given by an applicant.”18 Ze wijzen ook op het problematische van dossierbehandelaars die zich zouden in de plaats stellen van medische experts en speculatieve uitspraken doen, terwijl een medisch expert zich op zijn ervaring heeft gebaseerd om een diagnose te vellen. De schrijvers stellen bijgevolg dat het niet kan om medische verslagen te betwisten door te stellen dat “het litteken niet kan zijn ontstaan op de wijze door de medisch expert beschreven”, of “het litteken kon op een andere wijze zijn ontstaan.” Het voorbeeld wordt gegeven van een dossierbehandelaar die stelde dat de emoties van de asielzoeker “berekend en vals waren” terwijl de behandelende arts had gesteld dat “die reacties duidelijk reacties waren van een misbruikte vrouw”. De conclusie is dan ook dat “wanneer men medische bewijsstukken behandeld die beweringen van foltering beschrijven, het Hof redenen moet geven die een echte basis vormen voor het afwijzen van de mening van de medische expert, deze afwijzing niet mag zijn gebaseerd op de medische expertise van de dossierbehandelaar als die geen medische expertise heeft en de dokters conclusies niet kunnen worden afgewezen bij gebrek aan een verdergaand verslag als er geen is gevraagd.19 Ook UNHCR stelt in haar « Note du Haute Commissariat des Nations Unies pour les réfugiés relative à l’évaluation des demandes d’asile introduites par des femmes» dat niet zomaar kan voorbijgegaan worden aan neergelegde medische stukken wanneer asielzoekers het voorwerp uitmaken van foltering, verkrachting of andere vormen van psychologische en seksueel geweld : « Il semble également indispensable de tenir compte des certificats médicaux attestant que la requérante d’asile souffre de stress post-traumatique ou qu’elle a subi torture, viol ou autres formes de violences psychologique, physique ou sexuelle. (…)Dans ces circonstances, il paraît encore plus indispensable de porter une attention appropriée aux preuves établies par des médecins et/ou des psychologues spécialisés en la matière. »
16
Ibidem, 381.
17
Ibidem, 385. En in dezelfde zin p. 398: “Expert evidence from someone with the relevant competence to make such judgements that particular physical signs would be consistent with the account given by the claimant can properly serve as corroborative testimony in cases where there may be some elements of doubt which it assists to resolve in the claimant’s favour.” 18
19
Ibidem, 388.
« In dealing with medical evidence documenting allegations of torture, the court must give reasons providing a real basis for the summary dismissal of a medical expert’s opinion (Gautam), must not be based on the medical expertise of the adjudicator where non exists (Ngalie) and must not dismiss the doctor’s conclusions for lack of a further report where none has been sought (Sivakarahas). » Ibidem, 409.
In concreto impliceert dit dat niet zomaar kan worden afgeweken van de conclusies van psychiater en psycholoog van mevrouw Y door iemand die niet dezelfde graad van scholing heeft. Indien het CGVS bedenkingen zou hebben bij de conclusies van psychiater Z, kan zij opteren voor een (tegen)expertise. Het BCHV heeft geen aanwijzingen in het dossier dat dit aan de psycholoog van het CGVS zou zijn voorgelegd.20 Het BCHV is dan ook van mening dat het kwetsbaar profiel - overeenkomstig art. 1,12° Vreemdelingenwet - van mevrouw Y, onvoldoende in rekening werd gebracht bij de beoordeling van de asielaanvraag van mevrouw Y. 7. CONCLUSIE Na onderzoek van het dossier van mevrouw Y en de heer X, meent het BCHV dat zij voldoende ‘nieuwe gegevens’ in de zin van artikel 51/8 van de Vreemdelingenwet hebben voorgelegd opdat hun nieuwe asielaanvraag door de DVZ in aanmerking genomen en aan het CGVS overgemaakt zou worden. Het BCHV betreurt dat in casu de man als “principal applicant” werd beschouwd en het relaas van mevrouw Y bijna “only in relation to the claims of her husband” werd onderzocht aangezien zij het voorwerp was van de meest erge vorm van de aangehaalde vervolgingsfeiten. Het BCHV is van mening dat zij coherente en plausibele verklaringen hebben afgelegd die niet in strijd zijn met bekende feiten. Het lijkt het BCHV in casu overduidelijk dat het dossier van de heer X en mevrouw Y, gezien de uitzonderlijke ernst van de niet betwiste feiten een voorbeeld is van een dossier waarin toepassing dient gemaakt te worden van de uitzondering voorzien in het advies van het CGVS aangaande Servië als veilig land van oorsprong waarbij er uitzonderlijk toch, onder bijzondere omstandigheden, situaties kunnen voorkomen waarbij een gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade kan zijn, zonder dat de nodige bescherming kan geboden worden. De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen heeft in een recent arrest van 29 maart 2012 ook gesteld dat specifieke voorzichtigheid is geboden als de asielinstanties gevat worden door een vraag van Servische onderdanen van Roma origine. Volgens de richtlijnen van UNHCR aangaande de bewijslast in asielzaken is de vraag die in het dossier van de heer X en mevrouw Y dient gesteld te worden, of op basis van de persoonlijke omstandigheden van het koppel, zijnde onder meer de vervolging die ze stellen reeds ondergaan te hebben, hun Roma origine, het post traumatisch lijden van mevrouw Y, en de bovenvermelde nuancering die het CGVS zelf aanhaalt in haar advies aangaande de landeninformatie, het redelijkerwijs mogelijk is dat ze in geval van terugkeer naar Servië opnieuw het slachtoffer zullen worden van vervolgingsfeiten door skinheads. Die redelijke mogelijkheid is ons inziens aangetoond. Op basis van alle hierboven aangehaalde elementen is het BCHV van mening dat mevrouw Y en de heer X voldoende elementen hebben naar voor gebracht die een gegronde vrees voor vervolging, op basis van hun “ras” , met name hun Roma origine, aantonen. Voor het Belgisch Comité voor Hulp aan de Vluchtelingen,
20
Terzake suggereert UNHCR in haar Note du Haute Commissariat des Nations Unies pour les réfugiés relative à l’évaluation des demandes d’asile introduites par des femmes : « Dans l’éventualité où la cellule psy-support ne peut formuler un avis sur toutes les demandes d’asile pour lesquelles des preuves d’ordre psychologique sont présentées, il pourrait être tout de même utile pour l’officier de protection d’avoir à tout le moins, avant l’audition de la requérante, un contact téléphonique avec le psychologue traitant. »