A
Rechtspersonenrecht 1: Arresten NCB (HR 2 april 1982, NJ 1983, 429): Casus: De stichting accountants- en belastingadviesbureau NCB verricht diensten tegen kostprijs. Zij vindt zelf dat dit geen ondenemingsactiviteiten zijn in de zin van de Handelsregisterwet. De KvK denk hier anders over. Rechtsvraag: Is NCB een onderneming in de zin van de Handelsregisterwet? Regels: Uit de vaststelling van de Rb. volgt dat organisatie en activiteiten van de Stichting zijn gericht op een zodanige deelneming aan het economisch verkeer dat de belangen die de in de Handelsregisterwet neergelegde inschrijvingsplicht beoogt te beschermen - in het bijzonder het belang van de rechtszekerheid in het economisch verkeer - vorderen dat die inschrijvingsplicht ook in het onderhavige geval geldt. Dat betekent dat moet worden geoordeeld dat te dezen sprake is van een aan de Stichting behorenden onderneming in bovengemelde zin. Aan de eis van art. 1 lid 6 van genoemde wet, dat een onderneming als bedoeld in lid 1 het maken van winst beoogt, is in het gegeven geval voldaan nu de Rb. heeft vastgesteld enerzijds dat de Stichting in voege als voormeld op commerciële wijze aan het economisch verkeer deelneemt en anderzijds dat de door de Stichting gestelde ideële motieven te vaag zijn om haar te doen onderscheiden van zuiver commercieel gerichte bedrijven welke op hetzelfde terrein werkzaam zijn.
Omzetting vereniging in stichting (Rb. Breda 28 maart 1980, NJ 1980, 569): Casus: Het bestuur van de Katholieke Vereniging Jeugd en Gezin voor Breda e.o. achten de mogelijkheid aanwezig dat de rechtspersoon door de Rb. op vordering van het OM wordt ontbonden omdat de rechtspersoon niet onder de omschrijving van die rechtspersoon valt. Om dit te voorkomen vragen zij de Rb machtiging om de vereniging om te zetten in een stichting, omdat de rechtspersoon wel voldoet aan de wettelijke omschrijving van een stichting. Rechtsvraag: Kan dit? Regel: Het is geheel aanvaardbaar en ook praktisch dat de rechter welwillend kan beschikken t.a.v. een verzoek om machtiging tot een door de r.p. gewenste omzetting, terwijl slechts een ontwerp van statuten van de beoogde r.p. van een ander type bij het verzoek wordt overlegd.
Van Willigen Vuren (HR 26 juni 1981, NJ 1982, 1): Casus: Van Willigen Vuren heeft besprekingen gevoerd met Van den Broek, een van de vennoten van de vof Van den Broek. Als resultaat van die besprekingen is een met de hand geschreven aannemingsovereenkomst opgemaakt welke namens de vof Van den Broek door Van den Broek is ondertekend. Uit het schriftelijk contract blijkt niet van enig bij de ondertekening gemaakt voorbehoud van de zijde van Van den Broek. De beperking van de bevoegdheid van Van den Broek stond wel bij het Handelsregister ingeschreven. Rechtsvraag: Kan Van den Broek zich op de beperking van zijn bevoegdheid beroepen? Rechtsregels: Een vennoot die tegenover een partij, die met de vof wil contracteren, in strijd met de waarheid de indruk wekt dat hij volledig bevoegd is om de vennootschap bij het aangaan van dit contract te vertegenwoordigen, kan zich tegenover de wederpartij, die van de beperking van des vennoots bevoegdheid om de vennootschap te verbinden niet op de hoogte is, niet erop beroepen dat deze die beperking uit het Handelsregister te weten had kunnen komen. Ook als die vennoot zelf bij het aangaan van het contract zich niet van de beperking van zijn bevoegdheid bewust was, zal hij de gevolgen van de door hem gewekte schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid voor zijn rekening moeten nemen. Uiteraard kan de vof zich wel op de inschrijving in het Handelsregister beroepen, en is zij dus niet gebonden aan het contract.
Kleuterschool Babbel (HR 6 april 1979, NJ 1980, 34/AA 29 (1980) 4): Casus: Het dak van kleuterschool Babbel stort in. Wethouder zegt in het openbaar dat het de schuld is van de bouwer, Reuver. Dit blijkt niet zo te zijn.
B Rechtsvraag: Onrechtmatige overheidsdaad? Aansprakelijkheid van Gemeente voor gedragingen van wethouder die onrechtmatige daad kunnen opleveren. Uitlatingen van hoofd Bouw- en Woningtoezicht en van College van B&W. Vraag of deze onrechtmatige daad opleveren. Rechtsregels: Onjuist is 's Hofs oordeel, dat voor de vraag of een Gemeente voor gedragingen van een wethouder kan worden aangesproken, beslissend is of de wethouder in de Gemeentewet als orgaan van de Gemeente is erkend. De gedragingen van een wethouder kunnen immers ook dàn een onrechtmatige daad van de Gemeente opleveren, wanneer zij in het maatschappelijk verkeer als gedragingen van de Gemeente hebben te gelden. Aangenomen kan worden dat dit het geval is, wanneer de gedragingen van een wethouder van onderwijs bestaan in het doen van uitlatingen in zijn hoedanigheid ter zake van de aansprakelijkheid voor gebreken in de bouw van een in de Gemeente gevestigde kleuterschool.
Orgelfonds (Rb. 's-Hertogenbosch 31 mei 1985, NJ 1986, 413): Casus: Voor de reparatie en de restauratie van het orgel van de Willibrorduskerk in Heeswijk heeft zich een actiegroep gevormd die voor dat doel gelden heeft ingezameld, subsidie heeft aangevraagd en koopovereenkomsten heeft gesloten voor het voor de restauratie benodigde materiaal. Rechtsvraag: Wat is de status van 'het Orgelfonds'? Rechtsregels: Op grond van het onder 'casus' beschrevene moet worden aangenomen dat de actiegroep is een vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid, mede gezien de beperkte eisen die aan het tot stand komen van zo'n vereniging kunnen worden gesteld.
Beertje Ballon (Rb. Breda 30 oktober 1987, NJ 1988, 866): Casus: Ingevolge de statuten van de vereniging Beertje Ballon kan een besluit tot wijziging van de statuten of tot ontbinding van de vereniging slechts worden genomen met een gekwalificeerde meerderheid van het aantal uitgebrachte stemmen in een bijzondere, tot dat doel bijeengeroepen, ledenvergadering waarin het in de statuten genoemde quorum aanwezig is. Vervolgens bepalen de statuten dat, indien in zulk een vergadering het quorum niet aanwezig is, een dergelijk besluit kan worden genomen in een alv die binnen één maand na de datum van de eerder vergadering is bijeengeroepen, ongeacht het aantal aanwezige leden. Blijkens de overgelegde notulen heeft op 2 april 1987 te 20.00 uur een alv van de vereniging plaats gehad en heeft de voorzitter die vergadering gesloten om 20.10 uur, aangezien er toen slechts 5 leden aanwezig waren. Daarop is de vergadering opnieuw om 20.15 uur geopend en hebben alle aanwezige leden gestemd vóór het voorstel van het bestuur de vereniging om te zetten in een stichting. Rechtsvraag: Omzetting van vereniging in stichting. Besluit in strijd met de statuten? Rechtsregels: Indien het besluit tot wijziging van de statuten of tot ontbinding van de vereniging niet kan worden genomen wegens het ontbreken van het statutair vereiste quorum, kan de oproeping voor een vergadering waarin dat quorum niet is vereist, pas geschieden nadat tijdens de eerste vergadering het niet aanwezig zijn van het quorum is geconstateerd.
Stichting Werkende Jeugdigen (HR 3 januari 1975, NJ 1975, 222): Casus: Tussen enerzijds het bestuur van de Stichting Vorming Werkende Jeugdigen uit Ede en Omstreken en anderzijds de in dienst van die stichting zijnde directeur, de leden van de staf en een aantal ouders van cursisten heeft zich in 1972 een ernstig conflict geopenbaard, waarvan in het centrum staat een verschil van inzicht over de wijze waarop de stichting behoort te functioneren. Rechtsvraag: Wet op de Stichtingen art. 12. 'Wanbeheer'? Bestuurshandelingen 'in strijd met de bepalingen van de wet'? Niet nakomen van bevel als bedoeld in art. 12, lid 1, onder b? Rechtsregels: Bij 'wanbeheer' waarvan sprake is in art. 12 lid 1, onder a, Wet op de Stichtingen, heeft de wetgever niet gedacht aan bestuurlijk wanbeleid in het algemeen, maar aan
C tekortkomingen t.a.v. het beheer over het vermogen van de stichting of van de zorg voor verkrijgen van inkomsten waarover de stichting kon beschikken. T.a.v. bestuurshandelingen 'in strijd met de bepalingen van de wet' in de zin van art. 12 moet worden aangenomen, dat de wetgever deze slechts als mogelijke grond voor ontslag heeft willen aanvaarden, indien op het moment van het plegen van die handelingen redelijkerwijs geen verschil van mening over de onrechtmatigheid mogelijk was. Het niet naleven van een rechterlijk bevel kan een doen of nalaten in strijd met de wet zijn - en in het gegeven geval, gezien de inhoud van het betreffende bevel, ook in strijd met de statuten van de Stichting - zodat het Hof, na in het midden te hebben gelaten of de door de Rb. vastgestelde gedragingen van het bestuur in strijd waren met de kennelijke strekking van het vonnis van de President van de Rb., niet zonder nadere motivering had mogen beslissen dat deze gedragingen 'niet vallen onder de criteria van art. 12 lid 1 sub a, Wet op de Stichtingen'; het feit dat volgens het Hof 'voor het realiseren van de door de President gwenste voorzieningen zo nodig andere middelen ten dienste staat' kan daaraan niet afdoen.
Stichting Handreiking (HR 14 januari 1994, NJ 1994, 405): Casus: Veel gedonder. Rechtsvraag: Bevoegdheid stichtingsbestuurders tot inschrijvingen in stichtingenregister. Rechtsregels: De verplichting tot het zorgen voor de eerste inschrijving van de stichting rust op iedere bestuurder afzonderlijk, hetgeen meebrengt dat ook iedere bestuurder gerechtigd is tot het doen inschrijven van de desbetreffende gegevens. De bewoordingen en de strekking van art. 2:289 lid 2 BW geven geen aanleiding om t.a.v. inschrijvingen van mutaties anders te oordelen. In dit uit de wet voortvloeiende stelsel wordt geen verandering gebracht door hetgeen in de statuten van de stichting omtrent vertegenwoordiging van de stichting in en buiten rechte is bepaald.
Stroomannen (HR 4 juni 1920, NJ 1920, 712): Casus: Direkteur die is ontslagen vordert van werkgever onder meer het volle loon over een maand. Hij stelt dat het besluit van de ava houdende het ontslag niet op wettige wijze genomen is, omdat er stromannen gebruikt zijn. Rechtsvraag: Aandelen aan toonder. Stemmen door stromannen. Toetsing geldigheid besluit door de rechter? Rechtsregels: De aan het aandeel verbonden bevoegdheden komen toe aan de eigenaar of aan wie hij deze, binnen de grenzen van de wet, heeft opgedragen. Met de eigenaar staat de bezitter gelijk, doch niet iedere houder, die het aandeel heeft neergelegd. Het vermoeden, aan de neerlegging verbonden, moet wijken voor het bewijs der nietgerechtigheid. De rechter kan en moet de geldigheid van een besluit der ava, wanneer hem hieromtrent een beslissing wordt gevraagd, toetsen. Terecht is de directeur toegelaten tot het bewijs, dat aandelen zijn neergelegd ten name van nietaandeelhouders, dat voor die personen is gestemd en dat, indien alleen door of voor werkelijke eigenaren ware gestemd, het genomen besluit, waarbij hij als directeur is ontslagen, niet de vereiste meerderheid zou hebben verkregen.
Lampe-Tonnema (HR 17 mei 1991, NJ 1991, 645): Casus: Eiser (Lampe) bestrijdt besluit tot statutenwijziging (vervangen blokkeringsregeling door goedkeuring alv) ter voorbereiding van de door hem bestreden verkoop van de aandelen in de vennootschap wegens strijd met goede trouw, redelijkheid en billijkheid en jegens hem betamende zorgvuldigheid. Rechtsvraag: Is er verschil in betekenis tussen 'redelijkheid en billijkheid' in art. 2:7 en de 'goede trouw' in art. 2:11 lid 1 BW? En hoe zit het met de 'goede trouw' en de 'jegens eiser betamende zorgvuldigheid'?
D Rechtsregels: Er is geen verschil in betekenis tussen de 'redelijkheid en billijkheid' in art. 2:7 en de 'goede trouw' in art. 2:11 BW. Niet valt in te zien dat een ontkennend antwoord op de vraag of de algemene vergadering in strijd met de goede trouw als bedoeld in art. 2:11 tot haar besluit is gekomen, nog ruimte zou laten voor een bevestigend antwoord op de vraag of de vergadering heeft gehandeld in strijd met de jegens eiser betamende zorgvuldigheid.
Levison-MAB (HR 13 november 1992, NJ 1993, 265): Casus: Een bezoldigde bestuurder van een bv, die enkele jaren eerder tot statutair directeur was benoemd, werd ontslagen door de ava. Vast staat dat hij toen arbeidsongeschikt was door ziekte en dat die ziekte nog geen twee jaar had geduurd. De ontslagen werknemer riep de nietigheid in van het verleende ontslag en vorderde doorbetaling van salaris met toeslagen en emolumenten. Rechtsvraag: Heeft het besluit om een bestuurder te ontslaan ook gevolgen voor de arbeidsrechtelijke verhouding die er (soms) tussen rechtspersoon en bestuurder bestaat? Rechtsregel: Wanneer een natuurlijk persoon als bestuurder van een nv of bv is benoemd en zijn werkzaamheden krachtens arbeidsovereenkomst verricht, brengt een bij geldig besluit van het bevoegde orgaan van de vennootschap aan hem als bestuurder verleend ontslag wel ingevolge art. 2:134 lid 1 respectievelijk art. 2:244 lid 1 BW mee dat hij de hoedanigheid van bestuurder der vennootschap verliest en dus geen van de aan deze hoedanigheid verbonden bevoegdheden meer kan uitoefenen, maar dit hoeft niet tot gevolg te hebben dat ook de dienstbetrekking eindigt. Het antwoord op de vraag welke gevolgen het ontslagbesluit heeft voor de arbeidsverhouding tussen de bestuurder en de vennootschap, moet worden gegeven aan de hand van het bepaalde in de arbeidsovereenkomst en in de op arbeidsovereenkomsten toepasselijke wetsbepalingen, voor zover Boek 2 BW deze wetsbepalingen niet uitdrukkelijk terzijde stelt. De ontslagverboden genoemd in art. 7A:1637ij en 7A: 1639h BW, waaronder het verbod van ontslag tijdens ziekte, alsmede de daaraan verbonden nietigheidssanctie zijn onverkort van toepassing op bestuurders van vennootschappen.
WTC (Hof Amsterdam 18 mei 1989, NJ 1990, 591): Casus: Van der Wiel wordt onverwacht ontslagen. Dit besluit wordt genomen, niet in een ava, maar op een andere in de statuten voorziene wijze. Rechtsvraag: Kan een dergelijk besluit door de rechter worden getoetst? Rechtsregels: Ook indien de besluitvorming van aandeelhouders niet geschiedt in een algemene vergadering doch op een andere in de statuten voorziene wijze, is het aldus tot stand gekomen besluit een besluit van de algemene vergadering en kan het derhalve op de voet van art. 2:11 BW worden getoetst. In een dergelijk geval dient art. 227 lid 4 zoveel mogelijk overeenkomstig te worden toegepast. Nu de aandeelhouders hebben nagelaten de bestuurder ter uitvoering van het in dat artikel bepaalde te raadplegen, is het desbetreffende besluit voor vernietiging vatbaar, te meer daar het tevens in strijd is met de goede trouw.
Kobo BV (HR 20 mei 1988, NJ 1989, 676): Casus: Kobo bv gaat failliet. De echtgenote van Koster was statutair directrice, maar Koster had de feitelijke leiding. Hij dient derhalve als feitelijke beleidsbepaler te worden aangemerkt. Rechtsvraag: Is de beleidsbepaler aansprakelijk? Is art. 6 EVRM van toepassing op de procedure tot faillietverklaring? Rechtsregels: Recht op openbare behandeling (rechten van de mens). Afstand van dat recht in verzet- of hoger beroep-procedure. Aansprakelijkheid en mogelijkheid van faillietverklaring van degene die het beleid van een failliet verklaarde vennootschap (mede) heeft bepaald, voor het bedrag van de schulden van de vennootschap bedoeld in art. 2:248 BW. Kennelijk onbehoorlijke vervulling van zijn taak door het bestuur. Verkeren in de toestand van te hebben opgehouden te betalen.
E Staleman en Richelle-Van de Ven Automobielbedrijf c.s. (HR 10 januari 1997, RvdW 1997, 16): Casus: Onder leiding van Staleman en Richelle als bestuurders van Van de Ven Automobielbedrijf bv ging deze Volkswagendealer ertoe over om haar grote voorraad occasions via leasing aan de man te brengen. Daarbij gingen de bestuurders in zee met een derde partij, Easy Rent bv, zonder voldoende waarborgen om te voorkomen dat Van de Ven Automobielbedrijf afhankelijk werd van Easy Rent. Daardoor kon de situatie ontstaan dat Van de Ven Automobielbedrijf grote risico's ging lopen voor lease van andere auto's dan haar eigen occasions en dat zij werd benadeeld door een bijzonder onevenwichtige financieringsvorm. Bovendien waren de vorderingen van Van de Ven Automobielbedrijf op Easy Rent niet door zekerheden gedekt. Het oordeel van het Hof dat sprake was van onbehoorlijk bestuur in de zin van art. 2:9 BW en dat de bestuurders daarvoor aansprakelijk zijn werd in cassatie vergeefs aangevochten door Staleman en Richelle.
Forumbank (HR 21 januari 1955, NJ 1959, 43): Casus: De ava neemt tegen het uitdrukkelijke advies van bestuur en directie het besluit eigen aandelen in te kopen. Dit is eigenlijk een bevoegdheid van de directie. Rechtsvraag: Kan de algemene vergadering van een nv geldig een besluit nemen, waarbij zij aan de directie opdraagt een bepaalde gedragslijn te volgen in een aangelegenheid, die als zodanig volgens wet en statuten tot de bevoegdheid van de directie behoort? Rechtsregels: Onjuist is de stelling dat de algemene vergadering bevoegd is aan de directie opdracht te geven eigen aandelen voor een bepaalde prijs van bepaalde verkopers te kopen. Voorbij wordt gezien, dat ook de algemene vergadering de bij wet en statuten getrokken grenzen harer bevoegdheid niet mag overschrijden.
Distilleerderij Melchers (HR 13 november 1959, NJ 1960, 472): Casus/Rechtsvraag/Rechtsregels: Het aan een aandeelhouder ener nv toegekende stemrecht is niet een recht in het belang van anderen, doch een eigen recht om zijn belang in de vennootschap te dienen. Het staat een aandeelhouder derhalve in beginsel vrij dat recht op zodanige wijze uit te oefenen als hij daartoe dienstig oordeelt, en dus ook op zodanige wijze als waartoe hij zich, omdat hij dat in zijn belang achtte, verbonden heeft. De enkele omstandigheid dat de overeenkomst, waarbij hij zich daartoe verbonden heeft, tot gevolg kan hebben dat zijn stem wordt uitgebracht in een andere zin dan waarin hij, niet gebonden zijnde, gestemd zou hebben op grond van zijn inzicht van dat ogenblik, doet die overeenkomst niet onbetamelijk zijn, ook al zou dit inzicht op zich zelf redelijk zijn. De bepaling, volgens welke besluiten worden genomen bij volstrekte meerderheid der uitgebrachte stemmen, houdt niet meer in dan dat als besluit der algemene vergadering geldt het besluit, dat de houders van de meerderheid der aandelen blijkens hun stem hebben gewild. Ook de aandeelhouder die, voor zeker besluit stemmend, daarbij het inzicht van een ander volgt omdat hij zich jegens dezen daartoe heeft verbonden, heeft nochtans dit besluit gewild. De mogelijkheid, dat een aandeelhouder door zijn invloed op de wil van een mede-aandeelhouder een grotere invloed in de nv uitoefent dan hem enkel door zijn eigen aandelen toekomt, raakt niet het voorschrift dat besluiten worden genomen met volstrekte meerderheid van stemmen. Voor al het voorgaande maakt het ook geen verschil, voor welke duur een aandeelhouder zich heeft verbonden en of hij zich heeft verbonden zijn rechtsopvolgers onder bijzondere titel te verplichten tot datgene waartoe hij zelf verplicht is. De in de onderhavige stemrechtovereenkomst opgenomen volmacht, waarbij ieder der aandeelhouders, die zich verbonden op bepaalde wijze te stemmen, andere aandeelhouders machtigde om namens hem dienovereenkomstig te stemmen, strekt tot zekerheid van het voor laatstbedoelde aandeelhouders uit de overeenkomst voortvloeiende recht dat dienovereenkomstig gestemd zou worden. Onder deze omstandigheden is het beding dat deze volmacht niet mocht worden herroepen, niet ongeldig.
F Aurora (HR 19 februari 1960, NJ 1960, 473): Casus/Rechtsvraag/Rechtsregels: Het in het voorgaande arrest t.a.v. overeenkomsten betreffende uitoefening van stemrecht in een nv overwogene geldt ook evenzeer m.b.t. de uitoefening van de rechten van de aandeelhouder t.a.v. benoeming en ontslag van commissarissen. Bij de onderhavige overeenkomst hebben aandeelhouders, die aan verweersters een koopoptie hadden verleend op hun aandelen, zich niet in het algemeen verbonden hun stemrecht uit te oefenen tot vervanging van commissarissen, maar uitsluitend tot vervanging voor het geval, dat het onderzoek, dat aan de overdracht der aandelen vooraf moest gaan, en de overdracht zelve bij de in functie zijnde commissarissen op tegenstand mocht stuiten. Nu ten tijde van het sluiten van de optiecontracten kon worden aangenomen, dat de overdracht van de aandelen voor de nv een voordelige transactie zou zijn, hielden de onderhavige bedingen voor aandeelhouders geen verdergaande verplichtingen in dan zij vrij waren op zich te nemen. Een aandeelhouder wordt van een rechtsgeldig aangegane verplichting tot levering van aandelen in het algemeen niet bevrijd door het intreden van omstandigheden die maken dat nakoming niet met het belang van zijn mede-aandeelhouders strookt. Aan 's Hofs oordeel, dat de eisers in cassatie uit onrechtmatige daad aansprakelijk zijn door aandeelhouders te bewegen in strijd met het optierecht van verweerster hun aandelen over te dragen, behoefde niet in de weg te staan, dat de eisers in cassatie hebben gemeend, dat het optiecontract rechtskracht miste.
Mediasafe (HR 22 maart 1996, NJ 1996, 568): Casus/Rechtsvraag/Rechtsregels: Onjuist is dat van een tegenstrijdig belang als bedoeld in art. 2:256 slechts sprake kan zijn indien het gaat om een handeling verricht tussen de vennootschap en haar bestuurder, en niet indien het gaat om een handeling verricht tussen de vennootschap en een derde. Dat zou in tegenspraak zijn met de ruime bewoordingen van art. 2:256 ('alle gevallen') en zou bovendien en vooral onvoldoende recht doen aan de op bescherming van het belang van de vennootschap gerichte strekking van deze bepaling. Aan de orde zijn in deze zaak de vragen of in het geval van een door de bestuurder namens de vennootschap met een derde verrichte rechtshandeling de eventuele onbevoegdheid van de bestuurder op grond van art. 2:256 in beginsel externe werking heeft in die zin dat zij door de vennootschap aan die derde kan worden tegengeworpen, en zo ja, of de bepaling dan aldus (ruim) moet worden uitgelegd dat de vennootschap enkel dan de bevoegdheid van haar bestuurder niet aan de derde kan tegenwerpen indien de tegenstrijdigheid van belangen voor deze niet kenbaar was, dan wel juist aldus (eng) dat zij die onbevoegdheid uitsluitend aan de derde kan tegenwerpen indien die tegenstrijdigheid voor de derde onmiskenbaar was.
Linge-Ziekenhuis (OK 1mei 1980, NJ 1981, 271): Casus: Ten onrechte gaat de ondernemer ervan uit dat aan de brief d.d. 14 jan. 1980 aan de staatssecretaris van Volksgezondheid en Milieuhygiëne geen besluit van de ondernemer ten grondslag ligt. Dit besluit hield in dat de werkzaamheden in het L.-ziekenhuis in afwijking van de oorspronkelijke opzet op korte termijn zouden worden beëindigd. Een besluit derhalve als bedoeld in art. 25 lid 1 letter c WOR, waartegen beroep op de ondernemingskamer openstaat, aangezien van een besluit in overeenstemming met een door de ondernemingsraad uitgebracht advies geen sprake is. Niet nakomen van hetgeen in art. 25 WOR is bepaald, betekent niet alleen dat de or niet op de voorgeschreven wijze heeft kunnen kennis nemen van de inhoud van en de beweegredenen voor het voorgenomen besluit en dat hij daarop geen invloed heeft kunnen uitoefenen, doch ook dat de ondernemer niet op de voorgeschreven wijze heeft kunnen kennisnemen van de zienswijze van de or, die juist in het belang van het goed functioneren van de onderneming in al haar doelstellingen t.b.v. het overleg met en de vertegenwoordiging van de in de onderneming werkzame personen is ingesteld.
G De ondernemer heeft bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid niet tot het besluit kunnen komen het L.-ziekenhuis op korte termijn te sluiten.
Fluke (OK 7 juli 1988, NJ 1989, 845): Casus/Rechtsvraag/Rechtsregels: Vaststaat dat de produktie-afdeling van de onderneming van Fluke Holland te Tilburg op zichzelf rendabel is, zij het dat de afdeling wat betreft de toewijzing van de produktie geheel afhankelijk is van de moederonderneming te Everett (VS). Niet blijkt of, en zo ja in hoeverre, de belangen van de Fluke-organisatie als geheel zijn afgewogen tegenover de rechtmatige belangen van de werknemers van Fluke Holland bij het voortbestaan van de op zichzelf rendabele produktie-afdeling te Tilburg. Terecht heeft de or aangevoerd dat de ondernemer door zich wat dit betreft slechts te baseren op het KWW-rapport niet heeft aangegeven welke objectieve criteria tot de conclusie moeten leiden dat het toekennen van produktie aan Tilburg niet mogelijk of verantwoord zou zijn.
Smit Vlootbeheer (HR 17 maart 1993, NJ 1993, 366): Casus: Smit wil motorschip Barracuda verkopen, en voert hierover geen overleg met de or. Rechtsvraag/Rechtsregels: Het past in het stelsel van de WOR om voor de toepassing van art. 26 mede te begrijpen onder de besluiten van de ondernemer als bedoeld in art. 25 lid 5, de door de ondernemer voorgenomen besluiten waaromtrent tussen hem en de or overeenstemming bestaat dat de or in de gelegenheid dient te worden gesteld daarover advies uit te brengen. De or kan bij afspraken die betrekking hebben op de vraag of een bepaald besluit adviesplichtig is, gebruik maken van het beroepsrecht van art. 26 WOR.
Adjunction Properties (HR 27 januari 1995, NJ 1995, 579): Casus/Rechtsvraag/Rechtsregels: Faillietverklaring na ontbinding bv: indien summierlijk is gebleken dat er nog baten zijn, kan het faillissement worden uitgesproken en moet de rechtspersoon geacht worden ter afwikkeling van het faillissement te zijn blijven bestaan.
Dekker Lucas vereniging (HR 19 mei 1989, NJ 1989, 652): Casus/Rechtsvraag/Rechtsregels: Vordering tot nietigverklaring van besluiten van ledenvergadering van vereniging. Belang bij en grondslag voor die vordering. Luzac.
Uniwest (Hof Arnhem 26 mei 1992, NJ 1993, 182): Casus/Rechtsvraag/Rechtsregels: Vernietiging besluit ava over winstbestemming wegens strijd met de goede trouw. Nu de concurrerende handelingen van de betrokken aandeelhouders zich niet hebben afgespeeld in de sfeer van de rechtspersonen, kunnen zij niet aan uitkering van dividend in de weg staan. De beoordeling door de rechter van de vraag welk dividend in redelijkheid aan de aandeelhouders toekomt, is niet mede afhankelijk van wijziging van omstandigheden betreffende de vennootschap. De rechter kan veroordelen tot betaalbaarstelling van dividend.
Janssen Pers (HR 10 maart 1995, NJ 1995, 595): Casus/Rechtsvraag/Rechtsregels: Machtsstrijd in vennootschap. Besluitvorming aandeelhouders buiten vergadering; enig aandeelhouder. Gevolg intrekking besluiten tot statutenwijziging en uitgifte van aandelen; vrijheid emissiebesluit te herroepen. Verplichting tot raadpleging bestuurder. Toetsing vennootschapsrechtelijk ontslag bestuurder aan redelijkheid en billijkheid. Strijd met redelijkheid en billijkheid door misbruik van omstandigheden.