Rapportage over Minimale Psychiatrische Gegevens 2004: Instroom en uitstroom van patiënten in de residentiële geestelijke gezondheidszorg
Dienst Datamanagement September 2007
INHOUD
Inleiding
Deel I : INSTROOM
1.1. Algemene gegevens 1.2. Socio-demografische gegevens 1.2.1. Woonplaats 1.2.2. Leefmilieu voor opname 1.2.3. Opnameleeftijd 1.2.4. Geslacht 1.2.5. Type onderwijs en opleidingsniveau 1.2.6. Beroepsstatus en hoofdberoep 1.3. Opnamekenmerken 1.3.1. Opnamemaand en opnamedag 1.3.2. Eerste versus heropnames 1.3.3. Type opname 1.3.4. Wijze van opname 1.3.5. Bij de opname betrokken instanties 1.4. Klinische gegevens 1.4.1. DSM-IV hoofddiagnosegroepen bij opname 1.4.2. Psychosociale en omgevingsproblemen bij opname 1.4.3. Global Assessment of Functioning (GAF)
Deel II : UITSTROOM
2.1. Algemene gegevens 2.2. Verblijfsduur 2.3. Wijze van ontslag 2.4. Global Assessment of Functioning (GAF) 2.5. Voorgestelde nazorg en nabehandeling 2.6. Bestemming bij ontslag
p.3 p.4 p.7 p.7 p.8 p.11 p.14 p.15 p.17 p.20 p.20 p.24 p.25 p.26 p.28 p.31 p.31 p.33 p.35
p.37 p.38 p.42 p.43 p.45 p.48
Page 2 of 49
Rapportage over Minimale Psychiatrische Gegevens (MPG): Instroom en uitstroom van patiënten in de residentiële geestelijke gezondheidszorg anno 2004
Inleiding In het voorliggende rapport worden de door de residentiële psychiatrische voorzieningen geregistreerde MPG 1 2 van 2004 gepresenteerd. In de presentatie wordt rekening gehouden met de situatie in de vier sectoren van de residentiële geestelijke gezondheidszorg: psychiatrische ziekenhuizen (PZ), psychiatrische afdelingen van algemene ziekenhuizen (PAAZ), initiatieven van beschut wonen (IBW) en de psychiatrische verzorgingstehuizen (PVT). De FOD Volksgezondheid ziet via de MPG-registratie toe op alle in en uitgaande bewegingen in de genoemde sectoren van de drie gewesten. Daarom worden de gegevens ook gespecificeerd voor Vlaanderen, Wallonië en het Brussels Hoofdstedelijke Gewest. In de gangbare visie betreffende de organisatie van de zorg voor psychiatrische patiënten wordt onderscheid gemaakt tussen zorgcircuits volgens leeftijdsgroepen. Daarom worden de gegevens ook gespecificeerd voor jongeren (0-18 jaar), volwassenen (19-64 jaar) en ouderen ( 65+ jarigen). Gezien het continue karakter van de MPG-registratie wordt ook de tijdsdimensie in rekening gebracht. Vergelijking met gegevens geregistreerd in 1998 kan veranderingen in de kenmerken van instroom en uitstroom in beeld brengen. Veranderingen die het gevolg zijn van een geestelijke gezondheidszorg in transitie (reconversie, samenwerking in associaties, epidemiologische ontwikkelingen, categorisatie van het zorgaanbod,,.. ). Gegevens over de tussenliggende periode 1999 – 2003 vindt men in de feedback “Meerjarenstatistieken MPG 1999 – 2003 ZH,PVT,IBW”. In dit rapport worden geen gegevens gepresenteerd betreffende bewegingen ( verandering van kenletters, verandering van leefeenheden) en zorgactiviteiten (basiszorgen, toezicht, evaluaties, medicatie en relationele behandelingen) tijdens een medisch-psychiatrisch verblijf Hiervoor verwijzen we naar de feedback “Behandeldiensten in de Minimale Psychiatrische Gegevens 1998 – 2003”
1 2
Nieuws over ziekenhuis registratie systemen, nr. 14, oktober/november/december 1996 Nieuws over ziekenhuis registratie systemen, nr. 18, januari/februari/maart 2001 Page 3 of 49
Deel 1 : INSTROOM Onder instroom worden de medisch-psychiatrische verblijven verstaan die aanvingen in 2004. Eenzelfde patiënt kan verschillende keren voorkomen in deze populatie wanneer hij/zij meerdere opnames heeft gehad in hetzelfde jaar. De instroom betreft eerste opnames en heropnames. In 2004 betreft de instroom 69 PZ, 65 PAAZ, 84 IBW en 41 PVT of een totaal van 259 residentiële psychiatrische voorzieningen
1.1. Algemene gegevens In 2004 bedroeg de instroom in de 4 sectoren 91116 opnames. Een toename van 6% (n=+5191) in vergelijking met 1998.In dezelfde periode nam, ten gevolge van de vrijwillige reconversie van ziekenhuisbedden (K.B. van 16 juni 1999), het totale aantal erkende behandelplaatsen in de 4 sectoren af met 1,4% (Tabel 1). De A-diensten (volwassenen) realiseren in 1998 84% van de psychiatrische opnames (n=72376) en in 2004 nog 81% (n=74046). Het aandeelverlies is mogelijk te verklaren door het gebruik van daghospitalisatie als alternatief voor voltijdse hospitalisatie. Daghospitalisatie (A1 en K1) en de voltijdse opnames in de K-diensten (jongeren) wonnen aandeel. Ondanks de afbouw van 514 bedden in de T-diensten (sociale wederaanpassing) blijft het aantal opnames onveranderd. Dit kan verklaard worden door de opnames van ouderen in de dienst Sp psychogeriatrie 3 die in de MPG onder de kenletter T worden geregistreerd.
Tabel 1: Gemiddeld aantal erkende plaatsen* en aantal psychiatrische opnames (1998 – 2004) per kenletter Kenletters (behandeldiensten) A A1 A2 K K1 K2 T T1 T2 TF PVT IBW TOTAAL
Erkende plaatsen 2004 (gemiddeld) 6832 1000 196 668 176 66 5716 1167 294 850 3248 3680 23893
Erkende plaatsen 1998 (gemiddeld)
Opnames 2004
6478 841 267 546 100 62 6230 1272 554 1112 3185 3591 24238
* Bron: Centraal bestand ziekenhuisgegevens CIC – FOD Volksgezondheid
3
74046 6758 123 3468 839 20 2410 1170 35 38 586 1623 91116
Opnames 1998 72376 4856 323 2172 326 9 2418 1028 215 37 553 1612 85925
Sp psychogeriatrie:gemiddeld 639 bedden in 1998 en 1189 bedden in 2004 Page 4 of 49
Fig 1: Bijdrage in 2004 van de behandeldiensten in de toename (n= + 5191) van het aantal psychiatrische opnames sinds 1998
PVT IBW T2
% van totale toename
K2 A2 T K A T1 K1 A1 -10,0
-5,0
0,0
5,0
10,0
15,0
20,0
25,0
30,0
35,0
40,0
Figuur 1 toont dat het in 2004 vooral de voltijdse hospitalisaties in de A en K-diensten en de partiële daghospitalisaties in de A1dienst zijn die 94% van de 5191 extra opnames verklaren. Sinds 1998 steeg het aantal psychiatrische opnames in Vlaanderen met + 10% (n1998= 48562) en in Brussel met 4% (n1998 = 8931); In Wallonië bleef het aantal opnames nagenoeg constant (- 1% n 1998= 28432).
Fig 2 : Medisch-psychiatrische opnames in de 3 gewesten (MPG2004)
9312
28204 53600
Vlaanderen
Wallonie
Brussel
Page 5 of 49
Sinds 1998 steeg het aantal psychiatrische opnames in PZ met + 2,5% (n1998 =43574), in PAAZ met 10% (n1998 =40186), in IBW met 0,5% (n1998 =1612) en in PVT met + 6% (n1998 =553) Fig 3: Medisch-psychiatrische opnames in de 4 sectoren (MPG2004)
586
1623
44707 44200
PZ
PAAZ
IBW
PVT
Het aantal psychiatrische opnames van jongeren steeg met +51% van 3943 opnames in 1998 naar 5953 in 2004. Voor volwassenen is er een toename van +5% van 73101 in 1998 naar 76640 in 2004. Voor ouderen is er een afname van – 3% van 8765 opnames in 1998 naar 8489 in 2004. 4 Fig 4: Medisch-psychiatrische opnames van jongeren, volwassenen en ouderen (MPG2004)
8489
5953
76640
Jongeren
Volwassenen
Ouderen
4
Omdat het geboortejaar niet altijd correct werd ingevuld (doordat men bijvoorbeeld het registratiejaar doorstuurde) werd een cleaning van de databank uitgevoerd waardoor er in de beschrijving van de leeftijdsgroepen voor 1998 116 verblijven en voor 2004 34 verblijven minder voorkomen. Page 6 of 49
1.2. Socio-demografische gegevens 1.2.1. Woonplaats 5 De gemeente waar de patiënt gedomicilieerd is wordt bij de export van de gegevens naar de FOD Volksgezondheid omgezet in het arrondissement of de stedelijke agglomeratie voor Brussel, Antwerpen, Gent, Luik of Charleroi. In tabel 2 werden de arrondissementen gegroepeerd naar provincie en Brussel hoofdstad.
Tabel 2: Aantal psychiatrische opnames per woonplaats (provincie)
2004 Antwerpen Brussel Henegouwen Limburg Luik Luxemburg Namen OostVlaanderen Vlaams Brabant WestVlaanderen Waals Brabant Onbekend/ buitenland
Sectoren PAAZ IBW
PVT
Leeftijdsgroepen 0-18j 19-64j 65+j
Opnames 1998 2004
6625 4251 3648 3849 5324 1381 1521 6760
4819 3573 8784 2855 2766 461 1935 4924
180 207 184 182 171 43 52 228
141 86 63 37 69 20 31 67
990 458 626 815 357 120 161 675
9654 7060 10805 5438 7444 1628 3071 10050
1118 595 1245 669 525 157 303 1253
11344 7781 13054 5964 8535 1612 3539 10940
11765 8117 12679 6923 8330 1905 3539 11979
4411
3215
132
37
510
6202
1077
7578
7795
4257
9390
203
28
878
11816
1180
12762
13878
1027
1107
32
7
206
1713
250
2027
2173
1653
371
9
0
157
1759
117
789
2033
PZ
Wanneer additioneel aan de gegevens van tabel 2, gekeken wordt waar patiënten opgenomen worden dan betreffen 96% van de opnames in de Vlaamse residentiële voorzieningen inwoners van de Vlaamse provincies: 26% patiënten afkomstig uit W-Vlaanderen (n= 13753), 22% uit O-Vlaanderen (n=11864), 22% uit Antwerpen (n=11688), 13% Limburg (n=6888) en 13% uit Vlaams Brabant (n=6841). 1% wordt vanuit Henegouwen opgenomen (Onbekend/buitenlander=3%) De opnames in de Brusselse voorzieningen betreffen voor 73% inwoners van het Brussels hoofdstedelijk gewest. 9% is afkomstig uit Vlaams Brabant (n=827), 7% uit Waals Brabant (n=650) en 4% uit Henegouwen (n=371). De overige opnames komen voor 2% uit Vlaanderen en voor 3% uit Wallonië (Onbekend/buitenlander=2%) 95% van de opnames in de Waalse voorzieningen betreffen inwoners woonachtig in de Waalse provincies: 43% inwoners van Henegouwen (n=11994), 29% inwoners van Luik (n=8158), 12% Namen (n=3379), 6% Luxemburg (n=1831) en 5% Waals Brabant (n=1401). 3% wordt vanuit Brussel opgenomen (Onbekend/buitenlander=1%)
In de feedback “Marktaandeel van de ziekenhuizen per provincie - 2004” wordt per arrondissement informatie gegeven over het aantal inwoners die opgenomen worden in de ziekenhuizen van de provincie Æ www.health.fgov.be
5
Page 7 of 49
Figuur 5 toont het aantal voorzieningen per sector in elk van de 11 regio’s.
Fig 5: Geografische spreiding van de residentiële voorzieningen per sector (MPG2004/2) 100%
80%
60%
40%
20%
0% Antwerpen
Brussel
Hene gouwen
Limburg
Luik
Luxemburg
Namen
OostVlaanderen
Vlaams Brabant
WestVlaanderen
Waals Brabant
PVT
5
4
4
3
6
1
2
10
3
3
0
IBW
8
16
8
6
9
2
4
11
7
10
3
PAAZ
9
10
10
4
5
1
3
6
4
11
2
PZ
6
10
7
5
5
1
3
12
9
7
4
1.2.2. Leefmilieu voor opname Onder leefmilieu voor opname verstaat men het leefmilieu waar de patiënt gedurende de laatste 3 maanden voorafgaand aan zijn psychiatrische opname hoofdzakelijk verbleef. Men onderscheidt 4 grote groepen naargelang men (-)alleen woont; (-)in een gezin-/of een gezinsvervangend milieu woont (eigen gezin, ouderlijk gezin, inwonend of samenwonend, ander gezinsmilieu); (-)in een collectieve woonvorm of voorziening verblijft (voorziening voor bejaarden, instelling voor gehandicaptenzorg, opvangcentrum voor thuislozen, gemeenschapsverband, instelling afhankelijk van justitie, andere collectieve woonvorm); (-) of in een therapeutisch milieu verblijft (PZ, PAAZ, PVT, IBW, gezinsverpleging, alternatieve psychiatrische opvang, algemeen ziekenhuis, ander therapeutisch milieu). 34% (n=3192: tabel 3) van de opnames in de Brusselse voorzieningen betreffen mensen die alleen woonden. In Wallonië is dat 32% (n=8881) en in Vlaanderen 29% (n=15613). Omgekeerd worden er in de Vlaamse instellingen meer mensen opgenomen vanuit een gezinssituatie (56%; n= 30042). In Wallonië is dat 55% (n=15562) en in Brussel 49% (n=4554). In Brussel betreffen 10% (n=925) van de opnames verwijzingen tussen therapeutische voorzieningen. In Vlaanderen is dat 7% (n=3653) en in Wallonië 6% (n=1806). In Vlaanderen betroffen 3% (n=1794) van de opnames mensen zonder vaste verblijfplaats. In Brussel is dat 2% (n=185) en in Wallonië 1% (n=417). Sinds 1998 is het aantal opnames van mensen, die alleen wonen of zonder vaste verblijfplaats zijn, toegenomen. De psychiatrische diensten van algemene ziekenhuizen (PAAZ) genereren meer opnames vanuit een gezinssituatie (62%; n=27367) dan de psychiatrische ziekenhuizen (51%; n=22663). Page 8 of 49
PZ genereert meer opnames vanuit andere therapeutische milieus (8%;n=3640) dan PAAZ (2%; n=902). Dit kan verklaard worden door heropnames vanuit beschut wonen (IBW) en door opnames vanuit een algemeen ziekenhuis. De opnames in IBW en in de psychiatrische verzorgingstehuizen (PVT) verlopen voor meer dan 80% vanuit andere therapeutische milieus. Het PZ is hier veruit het belangrijkste leefmilieu.
Tabel 3: Aantal medisch-psychiatrische opnames naar leefmilieu bij opname „ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒ…ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒ† ‚
‚
‚
‚
LEEFMILIEU VOOR OPNAME
‚
‚
‚
‚ingevuld‚ alleen ‚ milieu ‚woonvorm‚ milieu ‚Overige ‚verblijf‚
Niet
-‚
-‚
‚
‚
‚
-‚
‚Geen
‚
‚ Woont
‚Gezins- ‚Collect.‚Therap. ‚
‚vast
-‚
‡ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒˆƒƒƒƒƒƒƒƒˆƒƒƒƒƒƒƒƒˆƒƒƒƒƒƒƒƒˆƒƒƒƒƒƒƒƒˆƒƒƒƒƒƒƒƒˆƒƒƒƒƒƒƒƒˆƒƒƒƒƒƒƒƒ‰ ‚2004
N
‚
329‚
27686‚
50158‚
3530‚
6384‚
599‚
‚
%
‚
0‚
30‚
55‚
4‚
7‚
1‚
3‚
| 1998
N
|
113 |
24155|
49596|
3745|
6624|
480|
1212|
|
%
1,5|
‚GEWEST
2396‚
|
0|
28|
58|
4|
8|
0,5|
‚
‚
‚
‚
‚
‚
‚
‚
145‚
15613‚
30042‚
1987‚
3653‚
350‚
1794‚
‚Vlaan-
N
‚
‚deren
%
‚
0‚
29‚
56‚
4‚
7‚
1‚
3‚
‚Brussel
N
‚
34‚
3192‚
4554‚
347‚
925‚
70‚
185‚
‚
%
‚
0‚
34‚
49‚
4‚
10‚
1‚
2‚
‚Wallonie N
‚
150‚
8881‚
15562‚
1196‚
1806‚
179‚
417‚
‚
%
‚
1‚
32‚
55‚
4‚
6‚
1‚
1‚
‚
‚
‚
‚
‚
‚
‚
‚
‚PZ
N
‚
154‚
13924‚
22663‚
2294‚
3640‚
343‚
1669‚
‚
%
‚
0‚
31‚
51‚
5‚
8‚
1‚
4‚
‚PAAZ
N
‚
170‚
13644‚
27367‚
1133‚
902‚
251‚
719‚
‚
%
‚
0‚
31‚
62‚
3‚
2‚
1‚
2‚
‚IBW
N
‚
4‚
99‚
111‚
65‚
1336‚
4‚
4‚
‚
%
‚
0‚
6‚
7‚
4‚
82‚
0‚
0‚
‚PVT
N
‚
1‚
19‚
17‚
38‚
506‚
1‚
4‚
‚
%
1‚
‚SECTOR
‚
0‚
3‚
3‚
6‚
86‚
0‚
‚CIRCUIT
‚
‚
‚
‚
‚
‚
‚
‚
‚Jongeren N
‚
53‚
57‚
4970‚
480‚
309‚
31‚
53‚
‚
%
‚
1‚
1‚
83‚
8‚
5‚
1‚
1‚
‚Volwas-
N
‚
253‚
24818‚
41028‚
2185‚
5546‚
531‚
2279‚
‚senen
%
‚
0‚
32‚
54‚
3‚
7‚
1‚
3‚
‚Ouderen
N
‚
23‚
2811‚
4160‚
865‚
529‚
37‚
64‚
‚
%
‚
0‚
33‚
49‚
10‚
6‚
0‚
1‚
Šƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒ‹ƒƒƒƒƒƒƒƒ‹ƒƒƒƒƒƒƒƒ‹ƒƒƒƒƒƒƒƒ‹ƒƒƒƒƒƒƒƒ‹ƒƒƒƒƒƒƒƒ‹ƒƒƒƒƒƒƒƒ‹ƒƒƒƒƒƒƒƒŒ
4970 jongeren werden in 2004 opgenomen vanuit een gezinsverband (n=4337 vanuit het ouderlijke gezin). De belangrijkste collectieve woonvormen (n=480) van waaruit jongeren opgenomen worden betreffen justitiële instellingen (n=166) en opvangtehuizen (n=159). Opnames vanuit therapeutische milieus betreffen 5% van de opnames (figuur 6: n=309) 6 .
6
In de feedback MPG2004 vindt men gegevens per antwoordmogelijkheid Æ www.health.fgov.be Page 9 of 49
Fig 6: Opname van Jongeren (0-18j) naar leefmilieu (MPG2004) 84 53 309
57
480
Alleen Gezinsverband Collectieve woonvorm Therapeutisch milieu Geen vast verblijf Onbekend
4970
Van 41028 volwassenen (figuur 7) die vanuit een gezinsverband werden opgenomen zijn er evenveel die opgenomen werden vanuit het eigen gezin (n=24913) als er in de categorie “alleenwonenden” worden opgenomen (n=24818). 10773 woonden in bij familie of samen met anderen. De belangrijkste collectieve woonvormen (n= 2185) betreffen opvangcentra voor thuislozen (n= 533), instellingen voor gehandicaptenzorg (n= 439) en justitiële instellingen (n=405). De belangrijkste therapeutische milieus (n= 5546) zijn het psychiatrische ziekenhuis (n=2435) en beschut wonen (n=1643). Fig 7: Opnames van Volwassenen (19-64j) naar leefmilieu voor opname (MPG2004)
2279 5546
784
2185 24818
Alleen Gezinsverband Collectieve woonvorm Therapeutisch milieu Geen vast verblijf Onbekend
41028
49% (figuur 8: n=4160) van de 65+ jarigen worden vanuit een gezinsverband opgenomen (n=3528 vanuit het eigen gezin en n=577 zijn inwonend). De belangrijkste collectieve woonvorm (n=865) van waaruit opgenomen wordt is een voorziening voor bejaarden (n=780). Het belangrijkste therapeutische milieu (n=529) is het algemeen ziekenhuis (n=205). Het aantal bejaarden zonder vaste verblijfplaats steeg van 16 in 1998 naar 64 in 2004 Page 10 of 49
Fig 8: Opname van Ouderen (65+j) naar leefmilieu bij opname (MPG2004)
60 529
865
64
2811
Alleen Gezinsverband Collectieve woonvorm Therapeutisch milieu Geen vast verblijf Onbekend
4160
1.2.3. Opnameleeftijd De gemiddelde leeftijd van alle patiënten die psychiatrisch werden opgenomen in de 4 sectoren van de residentiële geestelijke gezondheidszorg bleef onveranderd =42 jaar (sd=16) sinds 1998. Figuur 9 toont dat de distributie van de leeftijdsgroepen wel verschilt voor de registratiejaren 1998 en 2004. Zo zijn er in de opnamepopulatie van 2004 meer jongeren van 0-24j maar minder jongvolwassenen 25-39 aanwezig terwijl er meer opnames in de leeftijdscategorie 40-59 j voorkomen. In de groep ‘Ouderen’ bleef de categorie 60-74 j relatief stabiel terwijl de categorie hoogbejaarden minder opnames gaf voor de leeftijdsgroep 75-79j, Het aantal 80-84j nam toe terwijl het aantal 85+j weer afnam. De gemiddelde leeftijd van de groep jongeren (0-18j) daalde van 15 jaar (sd=14; n=3943) in 1998 naar 14 jaar (sd=14; n=5953) in 2004. Deze daling deed zich voor bij de jongste patiënten: Pc25=14 jaar in 1998 ( mediaan= 16 Pc75 =17j) terwijl Pc25=12 jaar in 2004 (mediaan=16 Pc75=17j). De gemiddelde leeftijd van de groep volwassen (19-64j) steeg van 40 jaar (sd=11; n=73101) in 1998 naar 41 jaar (sd=11; n=76640) in 2004. Hier bleef de ondergrens Pc25 op 32 jaar staan terwijl de bovengrens Pc75 met een jaar toenam van 48 jaar in 1998 (mediaan=40) naar 49 jaar in 2004 (mediaan=41). De gemiddelde leeftijd van de groep ouderen (65+j) daalde van 74 jaar (sd=7; n=8765) in 1998 naar 73 jaar (sd=7; n=8489) in 2004. De ondergrens Pc25 = 72 en de bovengrens Pc75 = 77 bleven hetzelfde in 1998 (mediaan=68 j) en 2004 (mediaan=68j )
Page 11 of 49
Fig 9: Leeftijdsdistributie van de psychiatrische opnames in 1998 en 2004 14000
12000
10000
8000
6000
4000
2000
0
0-4
5-9
10-14
15-19
20-24
25-29
30-34
35-39
40-44
45-49
50-54
55-59
60-64
65-69
70-74
75-79
80-84
85+j
1998
112
393
743
3660
5871
7737
9623
11570 11626
9947
7575
4546
3641
2995
2363
1863
791
753
2004
212
707
1334
4780
6841
7606
8796
9976
12004 11477
8935
6259
3666
2998
2326
1633
1060
472
Tabel 4 toont dat de gemiddelde leeftijd van 42 jaar de opnames in PZ en PAAZ betreffen. De opnames in IBW zijn gemiddeld wat jonger en deze in PVT duidelijk ouder. Beide populaties tonen bovendien minder variatie in de opnameleeftijd dan PZ en PAAZ. De gemiddelde opnameleeftijd van de patiënten die in het Brussels Hoofdstedelijk gewest werden opgenomen in PVT in 1998 lag duidelijk lager (47 j) dan het landelijke gemiddelde (55j) maar is gestegen in 2004 (51j) 7 . In Vlaanderen is er een verjonging merkbaar in PVT. In 1998 bedroeg de gemiddelde leeftijd 60j die daalde naar 55j in 2004.
In dit verband verwijzen we naar het rapport “Operationalisatie van PVT en Beschut Wonen in de drie gewesten” in het ” Nationaal Verslag 2001 van de Minimale Psychiatrische Gegevens in IBW en PVT” Æ www.health.fgov.be .
7
Page 12 of 49
Tabel 4 : Evolutie van de opnameleeftijd in de sectoren per gewest Vlaanderen 1998 2004
Brussel 1998 2004
Wallonie 1998 2004
Belgie 1998
2004
Sectoren PZ Gemiddeld Sd Mediaan Pc25 Pc75
25823 42 16 40 30 51
26975 42 17 41 28 52
5534 41 14 40 31 50
4807 40 14 39 29 49
12162 42 15 42 32 51
12905 42 15 42 32 52
43519 42 16 41 31 51
44687 42 16 41 29 51
PAAZ Gemiddeld Sd Mediaan Pc25 Pc75
21432 43 16 41 32 52
25387 42 16 42 31 52
3156 41 16 39 30 50
4192 40 16 40 29 51
15544 42 15 41 32 51
14607 43 15 43 33 53
40132 42 16 41 31 51
44186 42 16 42 31 52
IBW Gemiddeld Sd Mediaan Pc25 Pc75
942 40 13 38 30 49
928 41 12 42 31 50
201 40 11 39 31 48
210 43 12 43 34 52
462 41 11 41 32 49
485 40 12 40 30 48
1605 40 12 39 31 49
1623 41 12 41 31 50
PVT Gemiddeld Sd Mediaan Pc25 Pc75
290 60 13 61 52 69
294 55 13 55 46 63
30 47 12 45 37 56
98 51 10 51 45 56
233 50 15 49 39 60
194 50 14 51 40 58
553 55 15 55 44 67
586 52 13 53 44 60
Page 13 of 49
1.2.4. Geslacht Het totale opnamecijfer van 2004 in de 4 sectoren telt 51 % mannen (n=46477) en 49 % vrouwen (n=44605). Deze verhouding bleef hetzelfde als in 1998 met 43964 mannen en 41961 vrouwen. Volgens de gegevens in tabel 5 worden er meer vrouwen dan mannen opgenomen in de psychiatrische diensten van algemene ziekenhuizen (PAAZ). In IBW en PVT betreft het geslacht bij opname in 2 op de drie gevallen een man. Het groter aantal mannen is vooral in Vlaanderen van toepassing. In het Brussels hoofdstedelijk gewest worden iets meer vrouwen dan mannen opgenomen terwijl er geen verschil is in Wallonië. In de groepen jongeren (0-18j) en volwassenen (19-64j) worden telkens meer mannen dan vrouwen opgenomen terwijl er duidelijk meer vrouwen dan mannen worden opgenomen in de groep ouderen (65+j).
Tabel 5: Geslachtsverdeling in de psychiatrische opnames „ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒ…ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒ† ‚
‚
GESLACHT
‚
‡ƒƒƒƒƒƒƒƒ…ƒƒƒƒƒƒƒƒ‰
‚
‚
Man
‚
‚ Vrouw
‚
‡ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒˆƒƒƒƒƒƒƒƒˆƒƒƒƒƒƒƒƒ‰ ‚2004
N
‚
46477‚
44605‚
‚
%
‚
51‚
49‚
|1998
N
|
43964|
41961|
|
%
|
51|
49|
‚
‚
‚
‚Vlaande- N
‚
27782‚
25802‚
‚ren
%
‚
52‚
48‚
‚Brussel
N
‚
4523‚
4784‚
‚
‚GEWEST
%
‚
49‚
51‚
‚Wallonie N
‚
14172‚
14019‚
‚
‚
50‚
50‚
‚
‚
‚
24226‚
20461‚
%
‚SECTOR ‚PZ
N
‚
‚
%
‚
54‚
46‚
‚PAAZ
N
‚
20776‚
23410‚
‚
%
‚
47‚
53‚
‚IBW
N
‚
1086‚
537‚
‚
%
‚
67‚
33‚
‚PVT
N
‚
389‚
197‚
‚
%
‚
66‚
34‚
‚
‚
‚
‚Jongeren N
‚
3076‚
2877‚
‚
‚
52‚
48‚
‚Volwassenen- N
‚
40311‚
36329‚
‚
%
‚
53‚
47‚
‚Ouderen
N
‚
3090‚
5399‚
‚
%
‚
36‚
64‚
‚CIRCUIT %
Šƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒ‹ƒƒƒƒƒƒƒƒ‹ƒƒƒƒƒƒƒƒŒ
Page 14 of 49
1.2.5. Socio-economische status: type onderwijs en opleidingsniveau Het aantal psychiatrische opnames van patiënten met het type ‘Buitengewoon onderwijs’ bleef relatief stabiel van 1998 naar 2004 op 6% van het totale aantal opnames. Tussen de gewesten bestaan er geen grote verschillen. Patiënten die buitengewoon onderwijs volgden worden frequenter geregistreerd in de opnames van enerzijds IBW en PVT en anderzijds jongeren.
Tabel 6: Type laatst beëindigd onderwijs „ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒ…ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒ† ‚
‚ TYPE BEEINDIGD ONDERWIJS ‚
‚
‡ƒƒƒƒƒƒƒƒ…ƒƒƒƒƒƒƒƒ…ƒƒƒƒƒƒƒƒ‰
‚
‚
‚
‚Overige ‚ Gewoon ‚gewoon
‚
‚Buiten--‚ ‚
‡ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒˆƒƒƒƒƒƒƒƒˆƒƒƒƒƒƒƒƒˆƒƒƒƒƒƒƒƒ‰ ‚2004
N
‚
3804‚
81542‚
5736‚
‚
%
‚
4‚
90‚
6‚
|1998
N
|
2813|
78311|
4801|
|
%
|
3|
91|
6|
‚GEWEST
‚
‚
‚
‚
‚Vlaande- N
‚
2204‚
47779‚
3601‚
‚ren
%
‚
4‚
89‚
7‚
‚Brussel
N
‚
543‚
8285‚
479‚
‚
%
‚
6‚
89‚
5‚
‚Wallonie N
‚
1057‚
25478‚
1656‚
‚
‚
4‚
90‚
6‚
‚
‚
‚
‚ 3153‚
%
‚SECTOR ‚PZ
N
‚
2009‚
39525‚
‚
%
‚
4‚
88‚
7‚
‚PAAZ
N
‚
1662‚
40229‚
2295‚
‚
%
‚
4‚
91‚
5‚
‚IBW
N
‚
77‚
1331‚
215‚
‚
%
‚
5‚
82‚
13‚
‚PVT
N
‚
56‚
457‚
73‚
‚
%
‚
10‚
78‚
12‚
‚
‚
‚
‚
‚CIRCUIT ‚0-18j
N
‚
313‚
4567‚
1073‚
‚
%
‚
5‚
77‚
18‚
‚19-64j - N
‚
3096‚
68948‚
4596‚
‚
%
‚
4‚
90‚
6‚
‚65+j
N
‚
395‚
8027‚
67‚
‚
%
‚
5‚
95‚
1‚
Šƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒ‹ƒƒƒƒƒƒƒƒ‹ƒƒƒƒƒƒƒƒ‹ƒƒƒƒƒƒƒƒŒ
Overige= ander niet gespecificeerd, geen onderwijs gevolgd, onbekend Page 15 of 49
Het onderwijsniveau dat de patiënt met succes beëindigde wordt in volgende categorieën opgesplitst: < = L.O. :Kleuter en lager onderwijs LSO: Secundair lagere cyclus met inbegrip van 1°graad observatie, 2°graad oriëntatie en secundair onbepaald HSO: Secundair hogere cyclus met inbegrip van 3° graad determinatie en aanvullend secundair onderwijs HNUO: Hoger niet-universitair onderwijs UO: Universitair onderwijs GEEN: Geen onderwijs gevolgd OVERIGE: Onbekend met inbegrip van ‘Ander niet gespecificeerd” In de MPG wordt voor het secundair onderwijs geen onderscheid gemaakt tussen algemeen-, technisch-, beroeps- of kunstonderwijs.
Tabel 7: Niveau van het laatst beëindigde onderwijs „ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒ…ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒ† ‚
‚
‚
‡ƒƒƒƒƒƒƒƒ…ƒƒƒƒƒƒƒƒ…ƒƒƒƒƒƒƒƒ…ƒƒƒƒƒƒƒƒ…ƒƒƒƒƒƒƒƒ…ƒƒƒƒƒƒƒƒ…ƒƒƒƒƒƒƒƒ‰
NIVEAU BEEINDIGD ONDERWIJS
‚
‚
‚OVERIGE ‚<= L.O. ‚ L.S.O. ‚ H.S.O. ‚H.N.U.O.‚
U.O.
‚
GEEN
‚
‡ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒˆƒƒƒƒƒƒƒƒˆƒƒƒƒƒƒƒƒˆƒƒƒƒƒƒƒƒˆƒƒƒƒƒƒƒƒˆƒƒƒƒƒƒƒƒˆƒƒƒƒƒƒƒƒˆƒƒƒƒƒƒƒƒ‰ ‚2004
N
‚
6113‚
14360‚
30493‚
27093‚
8587‚
3293‚
1143‚
‚
%
‚
7‚
16‚
33‚
30‚
9‚
4‚
1‚
|1998
N
|
4431|
18785|
28592|
22958|
7486|
2938|
735|
|
%
|
5|
22|
33|
27|
9|
3|
1|
‚
‚
‚
‚
‚
‚
‚
‚
‚Vlaande- N
‚
3626‚
6694‚
17879‚
18322‚
4853‚
1656‚
554‚
‚ren
%
‚
7‚
12‚
33‚
34‚
9‚
3‚
1‚
‚Brussel
N
‚
855‚
1253‚
2976‚
2142‚
1235‚
709‚
137‚
‚
%
‚
9‚
13‚
32‚
23‚
13‚
8‚
1‚
‚Wallonie N
‚
1632‚
6413‚
9638‚
6629‚
2499‚
928‚
452‚
‚
‚
6‚
23‚
34‚
24‚
9‚
3‚
2‚
‚
‚
‚
‚
‚
‚
‚
‚
2802‚
7318‚
15179‚
12546‚
4349‚
1759‚
734‚
‚GEWEST
%
‚SECTOR ‚PZ
N
‚
‚
%
‚
6‚
16‚
34‚
28‚
10‚
4‚
2‚
‚PAAZ
N
‚
3168‚
6648‚
14518‚
13908‚
4089‚
1475‚
380‚
‚
%
‚
7‚
15‚
33‚
31‚
9‚
3‚
1‚
‚IBW
N
‚
86‚
244‚
607‚
522‚
109‚
45‚
10‚
‚
%
‚
5‚
15‚
37‚
32‚
7‚
3‚
1‚
‚PVT
N
‚
57‚
150‚
189‚
117‚
40‚
14‚
19‚
‚
%
‚
10‚
26‚
32‚
20‚
7‚
2‚
3‚
‚
‚
‚
‚
‚
‚
‚
‚ 160‚
‚CIRCUIT ‚0-18j
N
‚
252‚
2330‚
2616‚
582‚
10‚
3‚
‚
%
‚
4‚
39‚
44‚
10‚
0‚
0‚
3‚
‚19-64j - N
‚
5303‚
9024‚
25349‚
25086‚
8013‚
3013‚
852‚
‚
%
‚
7‚
12‚
33‚
33‚
10‚
4‚
1‚
‚65+j
N
‚
558‚
3006‚
2528‚
1425‚
564‚
277‚
131‚
‚
%
‚
7‚
35‚
30‚
17‚
7‚
3‚
2‚
Šƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒ‹ƒƒƒƒƒƒƒƒ‹ƒƒƒƒƒƒƒƒ‹ƒƒƒƒƒƒƒƒ‹ƒƒƒƒƒƒƒƒ‹ƒƒƒƒƒƒƒƒ‹ƒƒƒƒƒƒƒƒ‹ƒƒƒƒƒƒƒƒŒ
Page 16 of 49
Tabel 7 toont dat in vergelijking met 1998 minder laaggeschoolden (< = LO) worden opgenomen in 2004 terwijl het aantal die HSO beëindigden is toegenomen. In Vlaanderen worden relatief meer opnames H.S.O. geobserveerd, in Brussel meer H.N.U.O en U.O. en in Wallonië meer laaggeschoolden (<=L.O.). In PVT vinden het meeste opnames van laaggeschoolden plaats (26%). 69% van de opnames in IBW betreffen patiënten die hetzij L.S.O, hetzij H.S.O. beëindigden De groep jongeren (0-18j) kan opgesplitst worden in een groep (44%) die L.S.O. beëindigde en een groep (42%) die geen onderwijs of niet meer dan L.O. beëindigde. In de groep volwassen (19-64j) zijn de groepen L.S.O. en H.S.O het belangrijkst en even groot (33%) De groep ouderen (65+j) telt het meeste laaggeschoolden: 65% beëindigde niet meer dan L.S.O.
1.2.6. Socio-economische status: beroepsstatus en hoofdberoep De beroepsstatus betreft de beroepssituatie en de inkomstenbron van de patiënt de laatste maand voordat hij opgenomen werd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen het hebben van betaald werk (Voltijds, deeltijds, onregelmatig, tijdelijk onderbroken) en het niet hebben van betaald werk. Tot deze laatste categorie behoren zij die niet beroepsactief zijn (eigen huishouding, scholier/student, gepensioneerd, rentenier) , zij die na één jaar onafgebroken ziekte invalide werden, zij die nooit werkten en steun genieten vanwege de Dienst voor Mindervaliden, de werklozen en de steuntrekkenden (O.C.M.W) en zij zonder beroepsverleden (Tabel 8). Bij vergelijking van de beroepsstatus in 1998 en 2004 zijn er geen opvallende verschillen. De belangrijkste categorie betreft patiënten die bij opname nog actief zijn (27% n=24717). In de Vlaamse instellingen worden er meer patiënten opgenomen die beroepsactief zijn (29%) dan in Wallonië (25%) en Brussel (24%). Omgekeerd is het aantal werklozen/steuntrekkenden in Wallonië (23%) en Brussel (21%) groter dan in Vlaanderen (13%) In de opnames van de psychiatrische afdelingen van algemene ziekenhuizen is 31% beroepsactief tegenover 24% in de psychiatrische ziekenhuizen. Het aantal werklozen/steuntrekkenden is in beide sectoren gelijk (17%). In IBW betreft 44% van de opnames patiënten die na één jaar onafgebroken ziekte invalide werden. In de opnames van PVT is dat 39%. In PVT worden het meeste patiënten opgenomen met een gewaarborgd inkomen mindervaliditeit (28%). Het percentage actieven wordt 32% wanneer enkel de groep volwassenen (19-64j) in rekening wordt gebracht. Jongeren (0-18j) zijn schoolplichtig en ouderen (65+j) zijn gepensioneerd.
Page 17 of 49
Tabel 8 : Beroepssituatie bij opname „ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒ…ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒ† BEROEPSSTATUS BIJ OPNAME 8
‚
‚
‚
‡ƒƒƒƒƒƒƒƒ…ƒƒƒƒƒƒƒƒ…ƒƒƒƒƒƒƒƒ…ƒƒƒƒƒƒƒƒ…ƒƒƒƒƒƒƒƒ…ƒƒƒƒƒƒƒƒ…ƒƒƒƒƒƒƒƒ‰
‚
‚
‚
‚
‚
‚Betaald ‚beroeps-‚
‚
‚Overige ‚
‚ werk
Niet
‚
‚
‚ ‚Werkloo-‚
‚
‚Minderv-‚s/steun-‚ Werkte ‚
‚ actief ‚Invalide‚ alide
‚trekkend‚ nooit
‚
‡ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒˆƒƒƒƒƒƒƒƒˆƒƒƒƒƒƒƒƒˆƒƒƒƒƒƒƒƒˆƒƒƒƒƒƒƒƒˆƒƒƒƒƒƒƒƒˆƒƒƒƒƒƒƒƒˆƒƒƒƒƒƒƒƒ‰ ‚2004 ‚
N
‚
%
‚
3154‚ 3‚
24717‚ 27‚
20052‚
18530‚
3696‚
15532‚
5401‚
22‚
20‚
4‚
17‚
6‚
|1998
N
|
2160|
24122|
19992|
16861|
4100|
14669|
4021|
|
%
|
3|
28|
23|
20|
5|
17|
5|
‚GEWEST
‚
‚
‚
‚
‚
‚
‚
‚
‚Vlaande- N
‚
1839‚
15594‚
12705‚
11691‚
1601‚
7091‚
3063‚
‚ren
%
‚
3‚
29‚
24‚
22‚
3‚
13‚
6‚
‚Brussel
N
‚
373‚
2212‚
1809‚
1823‚
561‚
1919‚
610‚
‚
%
‚
4‚
24‚
19‚
20‚
6‚
21‚
7‚
‚Wallonie N
‚
942‚
6911‚
5538‚
5016‚
1534‚
6522‚
1728‚
‚
‚
3‚
25‚
20‚
18‚
5‚
23‚
6‚
‚
‚
‚
‚
‚
‚
‚
‚ 3024‚
%
‚SECTOR ‚PZ
N
‚
1414‚
10863‚
9685‚
9843‚
2355‚
7503‚
‚
%
‚
3‚
24‚
22‚
22‚
5‚
17‚
7‚
‚PAAZ
N
‚
1704‚
13589‚
10166‚
7742‚
975‚
7710‚
2300‚
‚
%
‚
4‚
31‚
23‚
18‚
2‚
17‚
5‚
‚IBW
N
‚
21‚
249‚
110‚
714‚
203‚
282‚
44‚
‚
%
‚
1‚
15‚
7‚
44‚
13‚
17‚
3‚
‚PVT
N
‚
15‚
16‚
91‚
231‚
163‚
37‚
33‚
‚
%
‚
3‚
3‚
16‚
39‚
28‚
6‚
6‚
‚CIRCUIT
‚
‚
‚
‚
‚
‚
‚
‚
‚0-18j
N
‚
113‚
78‚
4988‚
15‚
21‚
95‚
643‚
‚
%
‚
2‚
1‚
84‚
0‚
0‚
2‚
11‚
‚19-64j - N
‚
2864‚
24511‚
7692‚
18212‚
3563‚
15317‚
4481‚
‚
%
‚
4‚
32‚
10‚
24‚
5‚
20‚
6‚
‚65+j
N
‚
177‚
128‚
7372‚
303‚
112‚
120‚
277‚
‚
%
‚
2‚
2‚
87‚
4‚
1‚
1‚
3‚
Šƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒ‹ƒƒƒƒƒƒƒƒ‹ƒƒƒƒƒƒƒƒ‹ƒƒƒƒƒƒƒƒ‹ƒƒƒƒƒƒƒƒ‹ƒƒƒƒƒƒƒƒ‹ƒƒƒƒƒƒƒƒ‹ƒƒƒƒƒƒƒƒŒ
Overige= onbekend/ niet gespecificeerd
Als hoofdberoep wordt alleen de laatst uitgeoefende arbeid geregistreerd waaruit de patiënt een reglementair officieel inkomen ontving. Worden onderscheiden: arbeider, bediende (+ middenkader, directie), vrij beroep (landbouwer, vrij beroep, ander zelfstandig, helper van zelfstandige), zonder beroep (Tabel 9). Door het grotere aantal jongeren in het opnamecijfer van 2004 wordt de categorie “zonder beroep” vaker geregistreerd (28%) dan in 1998 (25%). In vergelijking met 1998 (40% resp. 7%) komt de categorie “arbeider” en de categorie “Vrij beroep” minder vaak voor (37% resp. 5%) terwijl de beroepscategorie “bediende” even vaak voorkomt (24%).
8
In de feedback MPG2004 vindt men gegevens per antwoordmogelijkheid Æ www.health.fgov.be Page 18 of 49
In Vlaanderen worden opvallend meer arbeiders opgenomen (43%) dan in Wallonië (32%) en Brussel (20%) waar meer bedienden worden opgenomen. Brusselse ziekenhuizen nemen het grootste aantal bedienden op (33%) en ook het grootste aantal patiënten zonder beroep (36%). In de vier sectoren is de beroepscategorie “arbeider” het meest vertegenwoordigd gevolgd door de groep “zonder beroep”. In PAAZ worden relatief meer “bedienden” opgenomen (25%). Wanneer in de opnamecijfers enkel met de groep “volwassenen” wordt rekening gehouden dan betreffen 2 op 3 opnames de categorieën “arbeider” (41%) en “bediende” (26%). Bij “ouderen” vindt men de categorie “vrij beroep” opvallend vaker (11%) dan in de groep ‘volwassenen’ (5%). 2% van de jongeren zijn “arbeider”.
Tabel 9 : Hoofdberoep
„ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒ…ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒ† ‚
‚
HUIDIG OF LAATSTE HOOFDBEROEP
‚
‡ƒƒƒƒƒƒƒƒ…ƒƒƒƒƒƒƒƒ…ƒƒƒƒƒƒƒƒ…ƒƒƒƒƒƒƒƒ…ƒƒƒƒƒƒƒƒ‰
‚
‚
‚
‚Overige ‚Arbeider‚Bediende‚ beroep ‚ beroep ‚
‚
‚
‚
Vrij
‚
‚ Zonder ‚
‡ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒˆƒƒƒƒƒƒƒƒˆƒƒƒƒƒƒƒƒˆƒƒƒƒƒƒƒƒˆƒƒƒƒƒƒƒƒˆƒƒƒƒƒƒƒƒ‰ ‚2004 ‚
N %
‚ ‚
4527‚
34149‚
21700‚
4851‚
25855‚
5‚
37‚
24‚
5‚
28‚
|1998
N
|
3412|
33973|
20621|
6167|
21752|
|
%
|
4|
24|
7|
25|
40|
‚GEWEST
‚
‚
‚
‚
‚
‚
‚Vlaande- N
‚
2472‚
23128‚
11237‚
3049‚
13698‚
‚ren
%
‚
5‚
43‚
21‚
6‚
26‚
‚Brussel
N
‚
591‚
1878‚
3035‚
449‚
3354‚
‚
%
‚
6‚
20‚
33‚
5‚
36‚
‚Wallonie N
‚
1464‚
9143‚
7428‚
1353‚
8803‚
‚
‚
5‚
32‚
26‚
5‚
31‚
‚
‚
‚
‚
‚
‚ 14061‚
%
‚SECTOR ‚PZ
N
‚
2078‚
15959‚
10433‚
2156‚
‚
%
‚
5‚
36‚
23‚
5‚
31‚
‚PAAZ
N
‚
2337‚
17262‚
10899‚
2623‚
11065‚
‚
%
‚
5‚
39‚
25‚
6‚
25‚
‚IBW
N
‚
70‚
716‚
276‚
44‚
517‚
‚
%
‚
4‚
44‚
17‚
3‚
32‚
‚PVT
N
‚
42‚
212‚
92‚
28‚
212‚
‚
%
‚
7‚
36‚
16‚
5‚
36‚
‚CIRCUIT
‚
‚
‚
‚
‚
‚
‚0-18j
N
‚
217‚
97‚
19‚
4‚
5616‚
‚
%
‚
4‚
2‚
0‚
0‚
94‚
‚19-64j - N
‚
3806‚
31365‚
19795‚
3911‚
17763‚
‚
%
‚
5‚
41‚
26‚
5‚
23‚
‚65+j
N
‚
504‚
2687‚
1886‚
936‚
2476‚
‚
%
‚
6‚
32‚
22‚
11‚
29‚
Šƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒ‹ƒƒƒƒƒƒƒƒ‹ƒƒƒƒƒƒƒƒ‹ƒƒƒƒƒƒƒƒ‹ƒƒƒƒƒƒƒƒ‹ƒƒƒƒƒƒƒƒŒ
Overige= onbekend/ niet gespecificeerd
Page 19 of 49
1.3. Opnamekenmerken 1.3.1. Opnamemaand en opnamedag Het opnameverloop in figuur 10 toont dat de toename van het aantal opnames in 2004 elke maand betreft. Het opnameverloop in 1998 en 2004 is gelijklopend maar de afstand tussen de twee lijnen niet. In het tweede semester van 2004 zijn er 3 voorzieningen (2x PAAZ en 1x PVT) die voor het eerst MPG registreren.
Fig 10: Opnameverloop per maand in 1998 en 2004 8500
8000
7500
7000
6500
6000
5500
5000
Jan
Feb
Maart
April
Mei
Juni
Juli
Aug
Sept
Okt
Nov
Dec
1998
7679
6735
7662
7001
6732
7209
7126
7070
7510
7570
6991
6640
2004
7951
7186
8164
7224
6906
7791
7615
7861
7876
7694
7592
7222
PZ/PAAZ/IBW/PVT
Het aantal opnames bedraagt in elke maand 8 à 9% van het totale aantal op jaarbasis 9 . (Tabel 10) Hierop wordt volgens tabel 10 een uitzondering gemaakt door het Brussels Hoofdstedelijk gewest en door de PZ voor de maand mei (7%). Het opnameverloop in IBW en PVT is duidelijk anders. Juni en juli zijn drukke maanden voor IBW (10%) terwijl april/mei en november/december kalmer verlopen (7%). PVT realiseert 31% van de opnames in februari/maart en juni. April en augustus/september zijn kalmer. Het kleinste aantal jongeren wordt in februari opgenomen (7%). Het kleinste aantal ouderen in mei (7%). Voor volwassenen is het opnameverloop over de maanden eerder gelijkmatig.
In de publicatie “Tijdreeksen in MPG 1997-2003” is er sprake van een seizoeneffect: in de periode januari-februari-maart werden meer opnames geregistreerd.
9
Page 20 of 49
Tabel 10: Maandelijks opnameverloop OPNAMEMAAND
2004
N
1998
Jan
Feb
7951
7186
Maart April 8164
7224
Mei 6906
Juni 7791
Juli 7615
Aug 7861
Sept 7876
Okt
Nov
Dec
7694
7592
7222
%
9
8
9
8
8
9
8
9
9
8
8
8
N
7679
6735
7662
7001
6732
7209
7126
7070
7510
7570
6991
6640
9
8
9
8
8
8
8
8
9
9
8
8
% GEWEST Vlaan- N
4668
4164
4719
4248
4077
4501
4553
4659
4640
4537
4525
4293
%
9
8
9
8
8
8
8
9
9
8
8
8
Bruss- N
769
deren
811
749
833
700
697
824
785
772
815
806
746
%
9
8
9
8
7
9
8
8
9
9
8
8
Wallo- N
2472
2273
2612
2276
2132
2466
2277
2430
2421
2351
2321
2160
%
9
8
9
8
8
9
8
9
9
8
8
8
N
3878
3596
4079
3578
3326
3875
3724
3772
3833
3725
3763
3538
%
9
8
9
8
7
9
8
8
9
8
8
8
N
3884
3399
3883
3488
3414
3694
3680
3923
3867
3773
3665
3516
el nie SECTOR PZ PAAZ
%
9
8
9
8
8
8
8
9
9
9
8
8
N
145
132
138
121
118
166
157
129
136
147
120
114
%
9
8
9
7
7
10
10
8
8
9
7
7
N
44
59
64
37
48
56
54
37
40
49
44
54
%
8
10
11
6
8
10
9
6
7
8
8
9
- N
495
439
562
483
471
480
495
521
513
476
551
467
%
8
7
9
8
8
8
8
9
9
8
9
8
19-64j- N
6681
6081
6849
6060
5838
6542
6343
6628
6655
6512
6358
6093
IBW PVT CIRCUIT 0-18j
65+j
%
9
8
9
8
8
9
8
9
9
8
8
8
- N
775
666
753
681
597
769
777
712
708
706
683
662
%
9
8
9
8
7
9
9
8
8
8
8
8
Figuur 11 toont dat opnames zowel in 1998 als in 2004 waarschijnlijker waren in het begin van de week. In 2004 worden er tijdens het weekend minder opnames geregistreerd dan in 1998 terwijl er dat op weekdagen meer zijn.
Page 21 of 49
Fig 11: Opnameverloop per weekdag in 1998 en 2004 25000
20000
15000
10000
5000
0
Ma
Di
Wo
Do
Vr
Za
Zo
1998
19794
15812
13900
13071
12980
5691
4677
2004
21593
16928
14712
14174
14381
5038
4256
PZ/PAAZ/IBW/PVT
Tabel 11 toont dat in de voorzieningen van het Brussels Hoofdstedelijk gewest opnames gelijkmatiger gespreid worden over de weekdagen. In Wallonië zijn er relatief minder opnames tijdens het weekend. In de PAAZ (13%) worden er tijdens het weekend bijna dubbel zoveel opnames gerealiseerd dan in de PZ (7%). In PVT is niet maandag (20%) maar zijn woensdag (25%) en donderdag (22%) de belangrijkste opnamedagen. Jongeren worden vaker dan volwassenen en ouderen op maandag opgenomen (34%) terwijl volwassenen en ouderen vaker dan jongeren op vrijdag worden opgenomen
Page 22 of 49
Tabel 11: Wekelijks opnameverloop OPNAMEDAG DonderMaandag 2004
Dinsdag
Woensdag dag
Vrijdag
Zaterdag
Zondag
N
21593
16928
14712
14174
14381
5038
4256
%
24
19
16
16
16
6
5
N
19794
15812
13900
13071
12980
5691
4677
%
23
18
16
15
15
7
5
Vlaan- N
1998 GEWEST
12858
9621
8236
8178
8481
3293
2917
%
24
18
15
15
16
6
5
Brus-- N
366
deren
1901
1786
1633
1578
1528
515
%
20
19
18
17
16
6
4
Wallo- N
6834
5521
4843
4418
4372
1230
973
%
24
20
17
16
16
4
3
N
11576
8588
7444
7245
6577
1803
1454
sel nie SECTOR PZ PAAZ
%
26
19
17
16
15
4
3
N
9407
7912
6889
6524
7508
3174
2772
%
21
18
16
15
17
7
6
N
492
324
232
275
217
59
24
%
30
20
14
17
13
4
1
N
118
104
147
130
79
2
6
%
20
18
25
22
13
0
1
0-18j - N
2028
1086
857
920
650
201
211
%
34
18
14
15
11
3
4
19-64j- N
17667
14200
12441
11832
12294
4442
3764
IBW PVT
CIRCUIT
65+j
%
23
19
16
15
16
6
5
- N
1898
1642
1414
1422
1437
395
281
%
22
19
17
17
17
5
3
Page 23 of 49
1.3.2. Eerste versus heropnames Het volgnummer geeft voor elke patiënt aan over de hoeveelste medisch-psychiatrische behandeling het gaat binnen dezelfde voorziening. Wanneer een instelling start met het registreren van MPG is het volgnummer van alle patiëntenverblijven gelijk aan 1. PZ en PAAZ registreerden voor het eerst in 1996. IBW en PVT vanaf 1998. Tabel 12 toont dat sinds 1998 het aantal eerste opnames afnam van 61% naar 54% en het aantal met meer dan 5 opnames binnen dezelfde instelling meer dan verdubbelde van 5% naar 12%.
Tabel 12: Volgnummer van de medisch-psychiatrische opnames VOLGNUMMER OPNAME 1 2004 1998
2
3
4
5
>5
N
49089
15629
7906
4745
3197
10516
%
54
17
9
5
4
12
N
52081
16087
7358
3908
2290
4201
61
19
9
3
5
%
4
GEWEST Vlaande- N ren Brussel
28017
9389
4849
2961
1994
6374
%
52
18
9
6
4
12
N
5729
1545
718
378
237
700
62
17
8
15343
4695
2339
54
17
8
21824
8176
4320
% Wallonie N %
4 1406 5
3
8
966
3442
3
12
1786
5947
SECTOR PZ
N %
PAAZ
N %
IBW PVT
49
18
10
25907
6948
3419
2634 6 2021
4
13
1368
4523
59
16
8
5
3
10
N
933
389
142
78
41
40
%
57
24
9
5
3
2
N
425
116
25
12
2
6
73
20
4
2
0
1
N
4673
875
241
83
35
46
%
78
15
4
1
1
1
- N
39291
13354
7040
4311
2937
9707
% CIRCUIT 0-18j 19-64j 65+j
%
51
17
9
6
4
13
N
5125
1400
625
351
225
763
%
60
16
7
4
3
9
Door de voorzieningen van het Brussels Hoofdstedelijk gewest worden opvallend meer eerste opnames (62%) geregistreerd. In PZ zijn er iets minder eerste opnames (49%) dan heropnames (51%). Voor langdurig zorgafhankelijke patiënten wordt geopteerd voor kortere verblijven met heropname. Dit werkt maatschappelijke vervreemding tegen en creëert bijkomende opnamecapaciteit 10 . In PAAZ registreerde men 59% eerste opnames en 41% heropnames. 10% betreffen meer dan 5 opnames. 10
Sectorrapport GGZ 2003-2005: Toenemende zorg. Amersfoort, december 2006 http://www.ggzbeleid.nl/2007/1197.pdf Page 24 of 49
In IBW en PVT verblijven patiënten gedurende lange tijd waardoor er hier meer eerste opnames voorkomen dan heropnames. IBW telt echter opvallend meer heropnames (43%) dan PVT (27%). De opname van jongeren en ouderen is vaker een eerste opname dan de opname van een volwassene. 13% van de opnames hebben in deze leeftijdsgroep een volgnummer groter dan 5.
1.3.3. Type opname Het type opname geeft aan of de opname al dan niet op voorhand gepland is maar ook of er gewacht moet worden. Men onderscheidt opnames die binnen 24 uur na de opnamevraag plaatsvinden en opnames die na meer dan 1 dag sinds de opnameaanvraag plaatsvinden
Tabel 13: Type opname TYPE OPNAME Gepland
Onbekend 2004
N
414
minder
Gepland
dan 24
24 uur
uur
of meer
49875
40793
%
0
55
45
N
284
52211
33430
%
0
61
39
Vlaande- N
1998 GEWEST
210
33108
20266
ren
%
0
62
38
Brussel
N
42
4337
4928
%
0
47
53
Wallonie N
162
12430
15599
%
1
44
55
N
217
19837
24633
%
0
44
55
N
191
29885
14110
%
0
68
32
N
4
85
1534
%
0
5
95
N
2
68
516
%
0
12
88
N
60
2178
3715
%
1
37
62
- N
325
43483
32832
%
0
57
43
N
29
4214
4246
%
0
50
50
SECTOR PZ PAAZ IBW PVT CIRCUIT 0-18j 19-64j 65+j
Page 25 of 49
In 2004 gebeuren minder opnames binnen 24 uur na de opnameaanvraag dan in 1998. In 1998 waren er 61% en in 2004 55%. In de Vlaamse voorzieningen gebeuren er duidelijk meer opnames binnen 24 uur (62%) dan in Brussel (47%) of Wallonië (44%). Een opnameaanvraag leidt sneller naar een effectieve opname in de PAAZ (68%) dan in PZ (44%). De opnames in IBW en PVT zijn meer dan 24 uur op voorhand gepland. Opnames van jongeren suggeren een langere wachttijd (62% langer dan 24 uur) dan opnames van volwassenen (43% langer dan 24 uur). Voor ouderen is het type opname telkens 50%.
1.3.4. Wijze van opname De wijze van opname gaat na of er bij de medische opname wettelijke schikkingen van toepassing zijn. Het item geeft de toestand weer op het moment van de opname zelf en houdt geen rekening met schikkingen die achteraf worden getroffen. Men onderscheidt de vrijwillige opnames, de opnames met wettelijke voorwaarden en de opnames in het geval van beslissingsonbekwaamheid (bijstand in nood). Opnames met wettelijke voorwaarden betreffen: opnames ter observatie in het kader van de wet op de bescherming van de geesteszieke (26 juni 1990) en de verderzetting van dergelijke verblijven; opnames als gevolg van de toepassing van de wetten ter bescherming van de maatschappij (interneringen); opnames waarbij een veroordeelde voor strafbare feiten zich laat behandelen in een psychiatrische voorziening onder toezicht van de probatiecommissie (probatie); opnames als gevolg van andere wettelijke regelingen zoals het zich laten opnemen in een psychiatrische instelling in plaats van een voorhechtenis in de gevangenis (bijvoorbeeld drugverslaafden) of jongeren die geplaatst worden door de jeugdrechter Tabel 14 toont dat van 1998 naar 2004 het aantal gedwongen opnames in het kader van een wettelijke observatie toenam van n=3113 naar n= 4344. Ook het aantal opnames in de categorie ‘Ander juridisch’ nam toe van n= 362 naar n=460 terwijl de categorie ‘Bijstand in nood’ afnam met 2% van n=4667 naar n=3128. De overgrote meerderheid van de opnames in de drie gewesten betreffen vrijwillige opnames (> 80%). In Brussel worden relatief het meeste gedwongen opnames uitgevoerd (9%). De toename van de categorie ‘Ander juridisch’ betreft Brussel en Wallonië terwijl in Vlaanderen dubbel zoveel opnames gebeuren in het kader van beslissingsonbekwaamheid dan in Wallonië en Brussel. Opnames met wettelijke voorwaarden gebeuren over het algemeen eerder in PZ dan in PAAZ terwijl het omgekeerde waar is voor de opnames van beslissingsonbekwamen. Omwille van de privacy van de bewoners in IBW en PVT wordt de wijze van opname door deze voorzieningen niet gespecificeerd. De categorie ‘Ander juridisch’ betreft vooral jongeren terwijl de categorie ‘Bijstand in nood’ vooral ouderen betreft.
Page 26 of 49
Tabel 14: Wijze van opname
WIJZE VAN OPNAME VerderOpname
zetting
ter
gedwongen
Ander
Vrijwil- observa- InterneOverige 2004
lig
tie
ring
verblijf Probatie
juri-
Bijstand
disch
in nood
N
2614
79206
4344
355
842
133
460
3128
%
3
87
5
0
1
0
1
3
N
2479
73958
3113
367
836
140
362
4667
%
3
86
4
0
1
0
0
5
Vlaan-
N
1392
46636
2171
222
395
83
250
2435
deren
%
3
87
4
0
1
0
0
5
Brussel
N
286
7709
793
42
201
9
57
210
1998 GEWEST
%
3
83
9
0
2
0
1
2
Wallonie N
936
24861
1380
91
246
41
153
483
%
3
88
5
0
1
0
1
2
N
259
38631
3681
347
766
99
332
572
SECTOR PZ
%
1
86
8
1
2
0
1
1
N
296
40430
663
8
72
34
128
2555
%
1
91
2
0
0
0
0
6
N
1597
26
0
0
0
0
0
0
%
98
2
0
0
0
0
0
0
N
462
119
0
0
4
0
0
1
%
79
20
0
0
1
0
0
0
N
83
5294
192
0
12
5
185
182
%
1
89
3
0
0
0
3
3
- N
2344
66552
3829
346
806
125
263
2375
PAAZ IBW PVT CIRCUIT 0-18j 19-64j enen 65+j
%
3
87
5
0
1
0
0
3
N
187
7360
323
9
24
3
12
571
%
2
87
4
0
0
0
0
7
Page 27 of 49
1.3.5. Bij de opname betrokken Instanties Oorspronkelijk registreerde men in volgorde van tussenkomst de personen, instellingen of instanties die tussenkwamen bij de psychiatrische opname en die op een actieve wijze betrokken waren in het beslissingsproces tot opname. Na de revisie van de MPG in 1999 bleven de drie antwoordmogelijkheden bewaard maar werd de volgorde van de tussenkomende instanties niet langer relevant geacht. In tabellen 15 en 16 werden de antwoordmogelijkheden als volgt gegroepeerd: - de patiënt vraagt zelf om opgenomen te worden (Patiënt zelf). - de opname gebeurt op initiatief van familie/ eigen omgeving of niet-professionele personen (Omgeving) - de opname gebeurde via een ziekenwagen, een juridische instantie, ordehandhavers of andere professionele personen zonder therapeutisch doel (Niet-therap. Diensten) - de opname gebeurde via een privé raadpleging bij een huisarts of psychiater (Privé raadpleging) - de opname gebeurde op initiatief van een Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg, een poliklinische raadpleging of een andere professionele persoon of ambulante instantie (Ambulante dienst) - de opname gebeurde op initiatief van een residentiële instelling zoals een PZ, PAAZ, IBW, PVT, algemeen ziekenhuis, alternatieve psychiatrische opvang, bejaardentehuis/RVT of een ander instellingsverband (Instelling) De drie antwoordmogelijkheden worden in 49% van de psychiatrische opnames 2004 ingevuld en in 83% worden twee antwoordmogelijkheden van toepassing geacht. In 1998 werd nog rekening gehouden met de volgorde van de tussenkomende instanties. Als laatste instantie werd vooral de ‘patiënt zelf’ (29%) of de ‘instelling’ (21%) aangeduid. Als voorlaatste de ‘privé raadpleging’ (22%) of de ‘omgeving’ (20%). Als derdelaatste instantie werd voor het merendeel van de opnames geen instantie ingevuld. In 2004 blijft dit patroon bewaard maar zijn de aantallen veranderd. De eerste antwoordmogelijkheid genereert als belangrijkste instantie de ‘patiënt zelf’ (44%) of de ‘ instelling’ (17%). De tweede antwoordmogelijkheid de ‘omgeving’ (23%) of de ‘privé raadpleging’ (18%). Rekening houdend met de verandering in de aantallen kan gesteld worden dat de ‘patiënt zelf‘ en zijn ‘omgeving’ een belangrijker rol zijn gaan spelen in het opnameproces en ‘privé raadpleging’ en ‘instelling’ een kleinere rol Tabel 15 toont dat in het Brussels Hoofdstedelijk gewest de ‘instelling’ vaker (29%) een actieve rol speelt in het opnameproces dan in Vlaanderen (16%) of Wallonië (15%) waar de patiënt zich eerder op eigen initiatief laat opnemen (Vlaanderen: 44% Wallonië: 47% Brussel: 34% ). Tabel 16 toont dat de ‘omgeving’ in Vlaanderen belangrijker is (26%) dan in Brussel (19%) en Wallonië (17%). In Wallonië is de ‘privé raadpleging’ dan weer belangrijker (27%) dan in Brussel (15%) of Vlaanderen (14%). De opname in een IBW is vaker een beslissing van de patiënt zelf (64% in tabel 15) die in tweede instantie in zijn beslissingsproces wordt bijgestaan door de ‘instelling’ (57% in tabel 16). De opname in PVT is veeleer een beslissing van de ‘instelling” (61% in tabel 15 en 36% in tabel 16) en niet van de ‘patiënt’ (29% in tabel 15 en 12% in tabel 16) PZ en PAAZ volgen het algemene patroon waarbij in eerste instantie de ‘patiënt zelf’ of een ‘instelling’ beslist en in tweede instantie de ‘omgeving’ of de ‘privé raadpleging’. De ‘privé raadpleging’ komt vaker tussen in een opname in PAAZ (22% in tabel 16) dan PZ (15% in tabel 16). Jongeren (22%) en ouderen (29%) spelen in vergelijking met volwassenen (47%) een kleinere rol in hun psychiatrische opname. Voor jongeren beslist de omgeving. Ouderen worden op initiatief van een ‘instelling’ opgenomen of op initiatief van hun ‘omgeving’ of door actieve bemiddeling van een ‘Privé raadpleging’ .
Page 28 of 49
Tabel 15: Laatst tussenkomende instantie
LAATST TUSSENKOMENDE INSTANTIE -
Niet
Patient Overige 2004
N
zelf
759
Privé
Therap. Omgeving diensten
39819
11095
-
raad-
Ambulante
pleging
7027
9267
Instel-
dienst
ling
7557
15558
%
1
44
12
8
10
N
241
24758
8231
9294
13448
%
0
29
10
11
16
14
21
Vlaan-
N
516
23550
7124
3990
5041
4590
8773
deren
%
1
44
13
7
9
9
16
Brussel
N
52
3125
531
874
1421
608
2696
%
1
34
6
9
15
7
29
Wallonie N
191
13144
3440
2163
2805
2359
4089
%
1
47
12
8
10
8
15
N
490
19903
6209
4411
4621
2322
6731
%
1
45
14
10
10
5
15
N
259
18713
4821
2588
4625
5213
7967
%
1
42
11
6
10
12
18
N
8
1031
41
11
12
17
503
%
0
64
3
1
1
1
31
N
2
172
24
17
9
5
357
%
0
29
4
3
2
1
61
N
92
1314
1805
562
537
810
833
%
2
22
30
9
9
14
14
19-64j - N
600
36065
7666
5798
7665
6151
12695
%
1
47
10
8
10
8
17
N
67
2440
1624
667
1065
596
2030
1
29
19
8
13
7
24
1998
8 11900
17 18053
GEWEST
SECTOR PZ PAAZ IBW PVT CIRCUIT 0-18j
65+j
%
Overige betreft geen tussenkomende instantie, onbekend of niet ingevuld
Page 29 of 49
Tabel 16: Voorlaatst tussenkomende instantie
VOORLAATST TUSSENKOMENDE INSTANTIE NietPatient Overige 2004
N
1998
15926
therap.
zelf
Omgeving diensten
12435
20698
7580
Privé
Ambulan-
raadple-
te
ging
dienst
16381
Instelling
7937
10125
%
17
14
23
8
18
9
11
N
11396
15573
16986
6758
19217
5945
10050
13
18
20
8
22
7
12
GEWEST Vlaan-
N
11239
6418
14107
4538
7477
4202
5603
deren
%
21
12
26
8
14
8
10
Brussel
N
891
1765
1800
972
1368
1137
1374
%
10
19
19
10
15
12
15
Wallonie N
3796
4252
4791
2070
7536
2598
3148
%
13
15
17
7
27
9
11
N
8958
5601
9581
4005
6690
3797
6055
%
20
13
21
9
15
8
14
N
6659
6486
10933
3505
9605
4070
2928
SECTOR PZ PAAZ
%
15
15
25
8
22
9
7
N
120
276
130
45
66
56
930
%
7
17
8
3
4
3
57
N
189
72
54
25
20
14
212
%
32
12
9
4
3
2
36
N
1135
496
1715
570
596
865
576
%
19
8
29
10
10
15
10
- N
13355
11126
16973
6405
13734
6617
8430
%
17
15
22
8
18
9
11
N
1436
813
2010
605
2051
455
1119
17
10
24
7
24
5
13
IBW PVT CIRCUIT 0-18j 19-64j 65+j
%
Overige betreft geen tussenkomende instantie, onbekend of niet ingevuld
Page 30 of 49
1.4. Klinische gegevens In deze paragraaf wordt een beeld gegeven van de klinische problematiek van de patiënten bij aankomst in de instelling. Deze wordt bevraagd aan de hand van de ‘Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders’ (DSM-IV vierde editie). De DSM-IV is een meerassig classificatiesysteem dat informatie geeft over de verschillende psychiatrische stoornissen (as I en as II), de somatische aandoeningen voor zover relevant voor de psychische stoornis (as III), de psychosociale en omgevingsproblemen die de diagnose, behandeling en prognose kunnen beïnvloeden (as IV) en een algemene beoordeling van de mate waarin de psychopathologie het psychisch, sociaal en beroepsmatig functioneren van de patiënt beïnvloedt (as V: Global Assessment of Functioning of GAF). Als meer dan één diagnosecode van toepassing is wordt via onderzoek vastgesteld welke aandoening of stoornis hoofdzakelijk verantwoordelijk is voor de opneming van betrokkene. Het zijn deze hoofddiagnoses die hier beschreven worden. De nevendiagnoses blijven buiten beschouwing.
1.4.1. DSM-IV Hoofddiagnosegroepen bij opname Daar elke DSM-IV code hoofddiagnose kan zijn worden in tabel 17 de hoofddiagnoses gegroepeerd. Bij deze groepering werd uitgegaan van deze die in het ‘Nationaal Verslag 1998 van de Minimale Psychiatrische Gegevens’ werd uitgevoerd 11 . Verschilpunten betreffen de hoofddiagnosegroepen die minder frequent voorkomen. Deze werden samengebracht in de categorie ‘Overige DSM-IV codes’. Een ander verschilpunt betreft het samenvoegen van de groepen ‘Angststoornissen’ en ‘Aanpassingsstoornissen’ in de categorie ‘Angst & aanpassingsstoornissen’.De volgende negen hoofddiagnosegroepen werden weerhouden: I = Stoornissen kind & adolescent. II = Dementie & andere cognitieve stoornissen III = Angst & aanpassingsstoornissen IV = Stoornis middelengebruik (alcohol, drugs, medicatie) V = Schizofrenie & andere psychotische aandoeningen VI = Stemmingsstoornissen (depressie, bipolaire stoornissen) VII = Overige DSM-IV codes (somatoforme stoornissen, dissociatieve stoornissen, seksuele & genderidentiteitsstoornissen, eetstoornissen, slaapstoornissen, stoornissen in impulsbeheersing, V-codes, as III, overige aandoeningen) VIII =Zwakzinnigheid IX =Persoonlijkheidsstoornissen In vergelijking met 1998 nam in 2004 het absolute aantal opnames van alle hoofddiagnosegroepen toe behalve in de categorieën ‘Overige DSM-IV codes’,‘Zwakzinnigheid’ en ‘Persoonlijkheidsstoornissen’. Het relatieve aandeel van de groepen bleef in het totale opnamecijfer van 1998 en 2004 onveranderd 12 . Dit betekent niet dat er zich binnen de klinische groepen geen verschuivingen kunnen hebben voorgedaan 13 . 53% van alle psychiatrische opnames in Vlaanderen betreffen de groepen ‘Stoornis middelengebruik’ (31%) en ‘Stemmingsstoornissen’ (22%). In de voorzieningen van het Brussels hoofdstedelijk gewest is dit ook 53% maar in omgekeerde volgorde van voorkomen:‘Stemmingsstoornissen’ (31%) en ‘Stoornis middelengebruik’ (22%). In Brussel komt de klinische groep ‘Schizofrenie & andere psychotische stoornissen’ vaker voor dan in beide andere gewesten. In Wallonië hebben 55% van de psychiatrische opnames te maken met ‘Stoornis middelengebruik’ (28%) en ‘Stemmingsstoornissen’ (27%). Verschilpunten tussen PZ en PAAZ betreffen ‘Schizofrenie&andere psychotische aandoeningen’ en ‘Persoonlijkheidsstoornissen’ die meer in PZ worden opgenomen en ‘Angst & aanpassingsstoornissen’ en ’Stemmingsstoornissen’ die eerder in PAAZ worden opgenomen. ‘Stoornissen middelengebruik’ heeft in beide sectoren een aandeel van 29%. ‘Schizofrenie&andere psychotische aandoeningen’ is in de opnames van IBW (39%) en PVT (42%) de belangrijkste groep.
De individuele DSM-IV –codes per groep kunnen teruggevonden worden in de technische bijlage van het Nationaal Verslag 1998 Men dient rekening te houden met afrondingsregels (bijvoorbeeld 24,4 wordt 24 terwijl 24,6 wordt 25) 13 Uit de feedback ‘Meerjarenstatistieken MPG 1999-2003’ blijkt ondermeer dat alcoholmisbruik niet toenam terwijl drugmisbruik wel toenam 11 12
Page 31 of 49
Tabel 17: Hoofddiagnosegroepen bij opname
DSM-IV HOOFDDIAGNOSEGROEPEN BIJ OPNAME
2004
N
I
II
III
2290
2508
IV
9892
V
26374
VI
13218
22250
VII
VIII
8604
647
IX 5299
%
3
3
11
29
15
24
9
1
6
N
1386
2374
8597
25294
11681
21152
8769
720
5952
%
2
3
10
29
14
25
10
1
7
Vlaande- N
1674
1528
5303
16411
6680
11806
5824
392
3966
1998 GEWEST ren
%
3
3
10
31
12
22
11
1
7
Brussel
N
238
69
865
2018
2351
2896
417
46
407
%
3
1
9
22
25
31
4
0
4
Wallonie N
378
911
3724
7945
4187
7548
2363
209
926
%
1
3
13
28
15
27
8
1
3
N
1197
1537
3511
12977
8021
9256
4458
380
3350
%
3
3
8
29
18
21
10
1
7
N
1072
957
6287
13023
4310
12693
4019
184
1641
%
2
2
14
29
10
29
9
0
4
N
10
4
72
291
639
238
87
43
239
SECTOR PZ PAAZ IBW
%
1
0
4
18
39
15
5
3
15
N
11
10
22
83
248
63
40
40
69
%
2
2
4
14
42
11
7
7
12
N
1805
8
817
354
342
887
1486
60
194
%
30
0
14
6
6
15
25
1
3
- N
458
710
8457
24877
12036
18267
6347
554
4934
%
1
1
11
32
16
24
8
1
6
N
27
1790
618
1143
840
3096
771
33
171
%
0
21
7
13
10
36
9
0
2
PVT CIRCUIT 0-18j 19-64j 65+j
I= Stoornissen kind&adolescent; II=Dementie&andere cognitieve stoornissen; III= Angst&aanpassings-stoornissen; IV=Stoornis middelengebruik; V=Schizofrenie & andere psychotische aandoeningen; VI= Stemmingsstoornissen; VII= Overige DSM-IV codes; VIII= Zwakzinnigheid; IX= Persoonlijkheidsstoornissen
55% van de jongeren (0-18j) die in 2004 werden opgenomen betreffen de hoofddiagnosegroepen ‘Stoornis kind&adolescent’ (30%) en ‘Overige DSM-IV codes’ (25%). 56% van de volwassenen (19-64j) worden in 2004 opgenomen met de hoofddiagnose ‘Stoornis middelengebruik’ (32%) en ‘Stemmingsstoornissen’ (24%). 57% van de Ouderen (+65j) worden opgenomen met ‘Stemmingsstoornissen’ (36%) en ‘Dementie & andere cognitieve aandoeningen ’ (21%).
Page 32 of 49
1.4.2. Psychosociale en omgevingsproblemen bij opname Binnen de MPG kiest men ervoor die psychosociale en omgevingsproblemen vast te leggen die duidelijk bijgedragen hebben aan de psychische stoornis of die een reden voor behandeling zijn geworden. Men onderscheidt (Tabel 18): - I =Geen probleem aangeduid - II=Primair :Problemen binnen de primaire steungroep (bv. overlijden van een gezinslid, gezondheidsproblemen in het gezin, het uiteenvallen van het gezin door scheiding of vervreemding, het huis verlaten, hertrouwen van een ouder, seksueel of lichamelijk misbruik, overbescherming door de ouders, verwaarlozing .. ) - III=Sociaal: Problemen gebonden aan de sociale omgeving (bv. overlijden of verlies van een vriend(in), tekortschieten van maatschappelijke steun, alleen wonen, problemen met de aanpassing aan een andere cultuur, discriminatie, aanpassing aan een nieuwe levensfase zoals pensionering, .. ) - IV=Opvoeding: Opvoedingsproblemen (bv. analfabetisme, studieproblemen, onenigheid met leraren of klasgenoten, ongeschikte schoolomgeving,.. ) - V =Werk: Werkproblemen (bv. werkloosheid, dreiging werk te verliezen, belastende werktijden, moeilijke werkomstandigheden, wisseling van betrekking, onenigheid met chef of collega’s, .). - VI =Wonen: Woonproblemen (bv. dakloosheid, slechte behuizing, onveilige buurt, onenigheid met buren of huisbaas,.. ) - VII =Financieel: Financiële problemen (bv. ernstige armoede, onvoldoende financiën, te lage bijstandsuitkering,..) - VIII=Diensten: Problemen met toegankelijkheid van de gezondheidsdiensten (bv. tekortschieten van gezondheidsdiensten, niet beschikbaar zijn van vervoer naar gezondheidscentra, te lage ziektekostenverzekering,..) - IX =Justitie: Problemen met justitie/politie of misdaad (bv. arrestatie, gevangen zitten, in een proces betrokken zijn, slachtoffer van een misdrijf zijn,..) - X =Ander: Andere psychosociale en omgevingsproblemen (bv. blootstelling aan rampen, oorlog, andere vijandigheden, onenigheid met hulpverleners buiten de familie zoals raadsman, maatschappelijk werker of arts, niet beschikbaar zijn van instellingen voor maatschappelijk werk,..) In 1998 en 2004 zijn er telkens 18% 14 van de opnames waarin geen melding wordt gemaakt van psychosociale en omgevingsproblemen die een bijdrage hebben gehad in de psychische stoornis en/of een reden waren voor de behandeling. De psychosociale en omgevingsproblemen van de overige 82% opnames blijven bij vergelijking van 1998 en 2004 in dezelfde verhouding aanwezig. De belangrijkste problemen situeren zich binnen het gezin van de patiënt (68% in 2004 en 67% in 1998), in zijn sociale omgeving (37% in 2004 en 35% in 1998) en in het werkmilieu of de afwezigheid daarvan (20% in 2004 en 22% in 1998). In tweede instantie komen woonproblemen (14% in 1998 en 2004) en financiële problemen voor (14% in 2004 en 16% in 1998). In Wallonië zijn er relatief meer opnames waar geen psychosociale en omgevingsproblemen van toepassing worden geacht(25%) dan in Vlaanderen (14%) of Brussel (18%). Problemen binnen het eigen gezin en de sociale omgeving komen in de drie gewesten het frequentst voor. Psychosociale en omgevingsproblemen komen relatief meer voor in de opnames van IBW .Problemen gebonden aan de sociale omgeving (55%), woonproblemen (44%), problemen met werk (34%) en financiële problemen (31%) stellen zich hier vaker dan in de andere sectoren. Voor zowel IBW als PVT worden vaker woonproblemen dan werkproblemen genoteerd terwijl dat in PZ en PAAZ vaker werkproblemen dan woonproblemen zijn. Problemen met justitie komen in IBW (11%) en PVT (9%) relatief vaker voor dan in PZ (7%) en PAAZ (3%). Problemen binnen de primaire steungroep worden in PVT minder waarschijnlijk (51%). De belangrijkste stressoren voor jongeren betreffen het primaire netwerk (73%), opvoeding (38%) en de sociale omgeving (34%). Voor volwassen zijn dit het primaire netwerk (69%), de sociale omgeving (38%) en werk (23%). Voor ouderen worden in 31% 14
De percentages betreffen voor elk item van DSM-IV as 4 het aantal opnames waar het probleem zich stelt gedeeld door het totale aantal observaties N Page 33 of 49
geen problemen van toepassing geacht. De belangrijkste stressoren betreffen het primaire netwerk (56%) en de sociale omgeving (28%).
Tabel 18: Psychosociale en omgevingsproblemen bij opname (DSM-IV as 4)
PSYCHOSOCIALE EN OMGEVINGSPROBLEMEN I
II
III
IV
V
VI
VII
VIII
IX
X
2004
16310
62059
33793
6451
18212
12636
12740
2726
4658
4122
%
18
68
37
7
20
14
14
3
5
5
1998
15438
57511
30012
5732
18834
12014
13333
2388
4504
3238
%
18
67
35
7
22
14
16
3
5
4
Vlaanderen
7537
38230
20848
3748
12182
8303
7460
1894
2731
2752
%
14
71
39
7
23
15
14
4
5
5
Brussel
1689
6237
3745
808
1873
1576
1574
333
398
320
%
18
67
40
9
20
17
17
4
4
3
Wallonie
7084
17592
9200
1895
4157
2757
3706
499
1529
1050
%
25
62
33
7
15
10
13
2
5
4
7543
30362
16492
3312
9991
7179
6148
1678
3001
2338
N 91082 85915
GEWEST 53584 9307 28191
SECTOR PZ %
17
68
37
7
22
16
14
4
7
5
PAAZ
8452
30328
16194
2948
7591
4577
6015
967
1434
1680
%
19
69
37
7
17
10
14
2
3
4
IBW
178
1070
891
164
550
720
505
60
171
83
%
11
66
55
10
34
44
31
4
11
5
PVT
137
299
216
27
80
160
72
21
52
21
%
23
51
37
5
14
27
12
4
9
4
830
4336
2026
2247
194
267
161
92
309
237
44687 44186 1623 586
CIRCUIT 0-18j %
14
73
34
38
3
4
3
2
5
4
19-64j
12827
52979
29416
4138
17853
11519
12300
2470
4256
3531
%
17
69
38
5
23
15
16
3
6
5
65+j
2653
4744
2351
66
165
850
279
164
93
354
%
31
56
28
1
2
10
3
2
1
4
5953 76640 8489
I=geen probleem; II=primair; III=sociaal; IV=opvoeding; V=werk; VI=wonen; VII=financiën; VIII=diensten; IX=justitie;X=ander
Page 34 of 49
1.4.3. Global assessment of functioning (GAF) De GAF-score geeft op een intervalschaal van 1 – 100 een algemene beoordeling van het psychisch, sociaal en beroepsmatig functioneren van de patiënt. Beperkingen in functioneren die het gevolg zijn van lichamelijke (as III) of omgevingsfactoren (as IV) worden niet in rekening genomen. Figuur 12 toont voor de GAF-scores van de opnames in 2004 een normale distributie zoals in 1998. De categorieën 31-40 en 41-50 worden in 2004 vaker gescoord terwijl de extreme waarden aan beide uiteinden minder vaak worden gescoord. Het gemiddelde bedraagt in 1998: GAF=43.3 (sd=16) en in 2004: GAF=42.7 (sd=15) Een score van 43 bevindt zich in het interval 41-50 wat betekent dat op meerdere domeinen (psychisch, sociaal, beroep, school) het functioneren van de patiënt in ernstige mate verstoord is door de psychopathologie.
Fig 12: Distributie van de GAF-scores bij opname in 1998 en 2004 25000
20000
15000 N 10000
5000
0
1-10
11-20
21-30
31-40
41-50
51-60
61-70
71-80
81-90
91-100
1998
1862
6319
13251
20455
21238
13359
5441
2311
741
146
2004
1745
5756
13498
23503
23429
13064
5562
1418
909
26
De gemiddelde GAF-score=46 (sd=15) van de groep jongeren (0-18j) bleef in 1998 en 2004 hetzelfde. De ondergrens Pc25 verbeterde van 40 naar 45 terwijl de bovengrens Pc75 = 55 dezelfde bleef. De mediaan is voor beide jaren gelijk aan 45. Ook voor de oudere opnamegroep (65+j) veranderde er niets: gemiddelde GAF=39 (sd=16) Pc25=30 Mediaan=40 Pc75=50. De volwassen opnamegroep (19-64j) werd homogener met een standaarddeviatie van 15 in 2004 in vergelijking met sd=16 in 1998 terwijl het gemiddelde met 1 punt daalde van 44 in 1998 naar 43 in 2004. De ondergrens Pc25 evolueerde van 32 naar 35 en de bovengrens Pc75 van 55 naar 50 terwijl de mediaan=41 bleef. Volgens deze gegevens is de doorsnee oudere patiënt bij opname ernstiger gestoord (GAF-interval 31-40) dan de doorsnee jongere of volwassene (Gaf-interval 41-50). In het GAF-interval 31-40 is er sprake van een veralgemeende ernstige achteruitgang van het oordeelsvermogen, het denken, de stemming, realiteitsbesef en communicatie met de gevolgen daarvan op het sociaal maatschappelijk functioneren.
Page 35 of 49
Tabel 19 : Evolutie van de GAF-score in de sectoren per gewest Vlaanderen 1998 2004
Brussel 1998 2004
Wallonie 1998 2004
Belgie 1998
2004
PZ Gemiddeld Sd Mediaan Pc25 Pc75
25582 44 15 45 35 55
26541 43 15 45 35 50
5524 45 17 45 31 55
4756 40 15 40 30 50
12024 42 17 40 30 50
12840 42 15 40 30 50
43130 44 16 45 33 55
44137 42 15 40 32 50
PAAZ Gemiddeld Sd Mediaan Pc25 Pc75
21384 42 15 40 30 50
24745 41 14 40 30 50
3153 44 14 45 35 50
4183 40 14 40 30 50
15402 44 18 41 30 55
13653 46 15 45 38 52
39939 43 16 40 30 50
42581 43 15 40 34 50
IBW Gemiddeld Sd Mediaan Pc25 Pc75
867 53 13 50 45 60
918 53 11 50 45 60
201 48 13 45 39 56
209 46 11 45 40 51
436 36 22 40 30 55
482 49 12 50 40 60
1504 48 17 50 40 60
1609 51 11 50 45 60
Sectoren
288 294 30 98 232 191 550 PVT Gemiddeld 33 40 46 37 39 36 37 Sd 13 11 8 10 15 12 14 Mediaan 30 40 50 35 40 35 35 Pc25 23 35 40 30 30 25 25 Pc75 40 45 50 40 50 45 45 De aantallen in deze tabel hebben betrekking op alle opnames met een GAF-score > 0 (= onvoldoende informatie)
583 38 11 40 30 45
De doorsnee opname in IBW functioneert op een hoger niveau (GAF-interval 51-60) dan deze in PZ en PAAZ (GAF-interval 41-50) terwijl in PVT de meest gestoorde patiënten worden opgenomen (GAF-interval 31-40). In de PVT van het Brussels hoofdstedelijke gewest werden in 1998 nog patiënten van een beter niveau opgenomen (GAF-interval 4150) maar dit niveau daalde in 2004 (GAF-interval 31-40). In Vlaanderen verbeterden voor PVT de GAF-scores
Page 36 of 49
DEEL II: UITSTROOM Onder uitstroom worden alle medisch-psychiatrische verblijven verstaan die beëindigd werden in 2004. Eenzelfde patiënt kan meermaals voorkomen in deze populatie wanneer hij/zij meerdere beëindigde verblijven heeft gehad in hetzelfde jaar.
2.1. Algemene gegevens In 2004 bedroeg de uitstroom uit de 4 sectoren 90737 verblijven. Een toename van +6% (n= + 5298) in vergelijking met 1998 (n=85429) 15 . 85% betreft verblijven die in 2004 aanvingen (n=77506) en 15% verblijven die aanvingen vóór 2004 (n=13231).
Tabel 20: Aantal beëindigde verblijven naar behandeldienst bij ontslag BEHANDELDIENSTEN BIJ ONTSLAG A 2004
N
A1
66316
A2
7803
K
290
K1
3302
K2
848
PVT
55
558
IBW
T
T1
1623
7039
T2
2495
TF
342
66
%
73
9
0
4
1
0
1
2
8
3
0
0
N
65598
5846
557
2095
335
45
441
1516
6456
1979
499
62
%
77
7
1
2
0
0
1
2
8
2
1
0
Vlaande- N
1998 GEWEST
38849
4202
225
1649
681
39
316
940
4183
1940
328
44
ren
%
73
8
0
3
1
0
1
2
8
4
1
0
Brussel
N
7081
485
57
838
147
1
65
168
258
47
5
0
%
77
5
1
9
2
0
1
2
3
1
0
0
Wallonie N
20386
3116
8
815
20
15
177
515
2598
508
9
22
%
72
11
0
3
0
0
1
2
9
2
0
0
N
27728
4359
288
2064
284
55
0
0
6785
2495
342
66
%
62
10
1
5
1
0
0
0
15
6
1
0
N
38588
3444
2
1238
564
0
0
0
254
0
0
0
%
88
8
0
3
1
0
0
0
1
0
0
0
N
0
0
0
0
0
0
0
1623
0
0
0
0
%
0
0
0
0
0
0
0
100
0
0
0
0
N
0
0
0
0
0
0
558
0
0
0
0
0
%
0
0
0
0
0
0
100
0
0
0
0
0
N
1772
127
6
2884
830
55
0
3
83
13
8
0
%
31
2
0
50
14
1
0
0
1
0
0
0
N
58640
7128
283
409
17
0
326
1527
5125
2268
326
32
%
77
9
0
1
0
0
0
2
7
3
0
0
N
5890
543
1
6
0
0
232
93
1830
214
8
34
%
67
6
0
0
0
0
3
1
21
2
0
0
SECTOR PZ PAAZ IBW PVT CIRCUIT 0-18j 19-64j 65+j
15
Omdat het geboortejaar niet altijd correct werd ingevuld werd een cleaning van de databank uitgevoerd waardoor er in de tabellen waarin de leeftijdsgroepen beschreven worden voor 1998 103 verblijven en voor 2004 24 verblijven minder voorkomen Page 37 of 49
In vergelijking met 1998 worden er relatief minder verblijven beëindigd vanuit de voltijdse hospitalisatie van de dienst neuropsychiatrie voor observatie en behandeling van volwassenen (A-dienst: 1998 = 77% ; 2004=73%) en meer vanuit de daghospitalisatie (A1 : 1998=7% ; 2004= 9%)). Vanuit de voltijdse hospitalisatie van de dienst voor observatie en behandeling van kinderen en jongeren (K-dienst: 1998= 2% ; 2004=4%) worden in 2004 meer verblijven beëindigd. Ook voor de daghospitalisatie van deze dienst zijn er meer medische ontslagen. In het Brussels Hoofdstedelijk gewest gebeuren er meer ontslagen vanuit voltijdse hospitalisatie in de A- en K-diensten dan in Vlaanderen en Wallonië. In Vlaanderen en Wallonië zijn er meer ontslagen vanuit de daghospitalisatie A1 en vanuit de voltijdse hospitalisatie in de dienst neuro-psychiatrie voor de sociale wederaanpassing van volwassenen (T-dienst). 15% van de beëindigde verblijven in PZ betreffen de T-dienst. Gezien in MPG ook de dienst psycho-geriatrie onder deze kenletter wordt geregistreerd betreffen deze 6785 verblijven zowel ontslagen in het kader van de sociale wederaanpassing van volwassen psychiatrische patiënten als ontslagen van bejaarden met psychogeriatrische aandoeningen. 21% van de ouderen (65+j) worden vanuit deze dienst ontslagen (n=1830). 31% van de jongeren (0-18j) worden ontslagen vanuit voltijdse hospitalisatie in een A-dienst (n=1772) en 50% vanuit een K-dienst (n=2884). In 1998 bedroegen deze cijfers nog 43% (n=1643) vanuit een A-dienst en 42% (n=1604) vanuit een K-dienst. Relatief gezien worden jongeren vaker vanuit daghospitalisatie (K1 = 14%) ontslagen dan volwassenen (A1=9%) . Ouderen (65+j) worden in 2004 vaker vanuit daghospitalisatie ontslagen (2004:A1=6% n=543 1998=3% n=313).
2.2. Verblijfsduur In de export van MPG naar de FOD Volksgezondheid wordt het verschil in kalenderdagen tussen de ontslagdatum en de opnamedatum berekend. Het aantal dagen sinds de datum van medische opname drukt de duur van het beëindigd medischpsychiatrisch verblijf uit of met andere woorden het aantal dagen dat een bed/plaats niet beschikbaar is voor opname van een andere patiënt. Dit aantal dagen kan verschillen van het aantal dagen dat de patiënt tijdens zijn verblijf effectief in behandeling was. Vooral in het geval van daghospitalisatie zal de verblijfsduur niet gelijk zijn aan het aantal effectieve aanwezigheidsdagen van de patiënt gezien deze dienst tijdens het weekend gesloten is en voor de overige dagen er meer dan 1 patiënt kan behandeld worden per erkende plaats. De doorsnee verblijfsduur is in de 4 sectoren sinds 1998 onveranderd gebleven: gemiddelde verblijfsduur 1998 =108 dagen (sd=622) met een mediaan=21 dagen en in 2004 een gemiddelde verblijfsduur =108 dagen (sd=563). In 1998 en 2004 bedraagt de ondergrens van de distributie Pc25=6 dagen en de bovengrens in 1998 Pc75=54 dagen en in 2004 Pc75=56 dagen. Figuur 13 toont 4 groepen: 28% verblijven die niet langer dan 1 week duren16 32% verblijven met een duur vanaf 1 week tot 1 maand; 24% verblijven met een duur vanaf 1 maand tot 3 maanden en; 17% verblijven die langer dan 3 maanden duren De figuur geeft weinig verschil tussen het verloop van deze groepen in 1998 en 2004
16
0 dagen = opname en ontslag op dezelfde dag, 1 dag= opname met ontslag volgende dag Page 38 of 49
Fig 13: Aantal beëindigde verblijven per verblijfsperiode 25000
Aantal ontslagen
20000
15000
10000
5000
0 tot 1 dag
tot 1 week
tot 2 weken
tot 3 weken
tot 4 weken
1 tot 3 maanden
3 tot 6 maanden
6 tot 12 maanden
1 tot 3 jaren
meer dan 3 jaar
1998
9291
15041
10806
8695
8304
19786
6281
3359
2483
1280
2004
9175
16318
11124
8973
8832
21397
6971
3721
2710
1492
Verblijfsperiodes
Tabel 21 : Verblijfsduur sinds opname in kalenderdagen
VERBLIJFSDUUR N
Mean
Std
Median
P25
P75
Moment 2004
90713
108.0
562.5
21.0
6.0
56.0
1998
85326
107.6
622.5
21.0
6.0
54.0
53383
121.3
639.3
21.0
6.0
60.0
GEWEST Vlaanderen Brussel
9149
67.2
223.0
25.0
10.0
51.0
28181
96.1
476.7
21.0
6.0
53.0
PZ
44455
152.6
722.0
37.0
10.0
98.0
PAAZ
44077
24.1
51.9
14.0
4.0
29.0
683.9 1087.8
273.0
102.0
740.0
1512.5 1616.4
785.5
191.0 2749.0
Wallonie SECTOR
IBW
1623
PVT
558
CIRCUIT 0-18j 19-64j 65+j
5781
57.2
128.1
21.0
4.0
56.0
76081
89.8
378.0
21.0
6.0
53.0
297.6 1401.5
34.0
14.0
89.0
8851
Page 39 of 49
Tabel 21 en 22 tonen voor de voorzieningen van het Brussels Hoofdstedelijk gewest een langere verblijfsduur (mediaan=25 dagen versus 21 dagen in Vlaanderen en Wallonië) omdat er minder verblijven binnen 1 week (20%) afgesloten worden en meer verblijven na 1 tot 3 maanden (30%). In Vlaanderen en Wallonië is de range breder met Pc25=6 terwijl Pc25=10 in Brussel. De bovengrens van de distributie Pc75=60 in Vlaanderen, Pc75=53 in Wallonië en Pc75=51 in Brussel. In vergelijking met 1998 bleef de verblijfsduur in Vlaanderen onveranderd (mediaan 1998=21 Pc25=6 Pc75=62) terwijl het verblijf in Wallonië en Brussel in 2004 langer duurt: mediaan Brussel 1998=21 (Pc25=7 Pc75=46) en mediaan Wallonië 1998=19 (Pc25=5 Pc75=46) De korte verblijven komen vooral voor in de psychiatrische diensten van algemene ziekenhuizen (Tabel 22: PAAZ= 36%). In PZ is langverblijf waarschijnlijker (27% verblijft langer dan 3 maanden). Langverblijf is de regel in IBW (77%) en PVT (82%). Doorsnee verblijft een patiënt ( Tabel 21: mediaan=) 14 dagen in een PAAZ (Pc25=4 Pc75=29), 37 dagen in een PZ (Pc25=10 Pc75=98), 273 dagen in een IBW (Pc25=102 Pc75=740) en 785 dagen in een PVT (Pc25=191 Pc75=2749). Zie in dit verband figuur 14 waar per sector de beëindigde verblijven per opnamejaar worden weergegeven. In 1998 duurden verblijven in PAAZ en PZ minder lang: mediaan PAAZ=13 (Pc25=4 Pc75=28) en mediaan PZ=33 (Pc25=9 Pc75=93) Ook in IBW en PVT worden patiënten na een langer verblijf ontslagen: mediaan IBW in 1998=239 (Pc25=80 Pc75=724) en mediaan PVT in 1998= 426 (Pc25=57 Pc75=1501). 31% van de jongeren (0-18j) verblijven niet langer dan 1 week in de voorziening. Voor volwassenen (19-64j) is dat nog 29% maar voor ouderen (65+j) nog slechts 17%. Doorsnee verblijft een jongere (Pc25= 4 Pc75=56) en een volwassene (Pc25=6 Pc75=53) evenlang in een voorziening:met een mediaan=21 dagen terwijl de mediaan voor ouderen =34 dagen (Pc25=14 Pc75=89). In vergelijking met 1998 is het doorsnee verblijf van jongeren en volwassenen langer gaan duren: mediaan jongeren 1998=16 met Pc25=3 en Pc75=60 en mediaan=19 voor volwassenen met Pc25=5 en Pc75=50. Voor ouderen bleef de mediaan onveranderd=34 (1998: Pc25=15 Pc75=86)
Fig 14: Relatief (%) aantal beëindigde verblijven per opnamejaar volgens sector
2004 2003 2002
Opnamejaar
2001 2000 1999 1998 1997 1996 <1996 0%
20%
40%
60%
80%
100%
<1996
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
PVT
20
4
4
2
5
5
8
8
19
2004 25
IBW
5
1
1
2
2
4
6
12
30
37
PAAZ
0
0
0
0
0
0
0
0
6
94
PZ
1
0
0
0
0
0
1
2
16
79
Page 40 of 49
Tabel 22 : Aantal beëindigde verblijven per verblijfsperiode VERBLIJFSDUUR SINDS OPNAME 6 1 tot 3 tot maan3
6
den
tot 1 tot 1 tot 2 tot 3 tot 4 maan- maan- tot 1 dag
week
weken weken weken
den
den
jaar
1 tot meer 3
dan 3
jaar
jaar
moment 2004
N %
1998
N %
9175 16318 11124 10
8973
12
10
9291 15041 10806
8695
11
18 18
13
10
5212 10567
8832 21397
6971
3721
2710
1492
24
8
4
3
2
8304 19786
10
6281
3359
2483
1280
23
7
4
3
2
4646 11790
10
GEWEST Vlaande- N
6750
4809
4419
2415
1765
1010
ren
%
10
20
13
9
9
22
8
5
3
2
Brussel
N
384
1487
1031
1164
1196
2748
604
279
180
76
%
4
16
11
13
13
30
7
3
2
1
Wallonie N
3579
4264
3343
3000
2990
6859
1948
1027
765
406
%
13
15
12
11
11
24
7
4
3
1
N
2957
6397
4354
3294
3350 12370
5586
3080
2122
945
SECTOR PZ PAAZ IBW PVT
%
7
14
10
7
8
28
13
7
5
2
N
6203
9875
6726
5628
5434
8758
1076
273
87
17
%
14
22
15
13
12
20
2
1
0
0
N
10
34
33
37
44
219
268
293
405
280
%
1
2
2
2
3
13
17
18
25
17
N
5
12
11
14
4
50
41
75
96
250
%
1
2
2
3
1
9
7
13
17
45
N
779
1067
682
437
523
1397
525
234
116
21
%
13
18
12
8
9
24
9
4
2
0
7755 14364
9633
7708
7362 17391
5588
2999
2262
1019
CIRCUIT 0-18j 19-64j 65+j
N %
10
19
13
10
10
23
7
4
3
1
N
641
887
809
828
947
2609
858
488
332
452
%
7
10
9
9
11
29
10
6
4
5
Page 41 of 49
2.3. Wijze van ontslag De wijze van ontslag gaat na of het ontslag uit de voorziening al dan niet in overleg met de patiënt en het behandelingsteam gebeurde. In tabel 23 worden volgende modaliteiten onderscheiden: -Geen info: het item werd niet ingevuld -Wederzijds: het behandelingsteam en de patiënt zijn het eens over de beslissing tot ontslag -Wettelijk: het ontslag wordt geregeld ten gevolge van wettelijke maatregelen (de rubrieken in gevolge de toepassing van de wet op de bescherming van de geesteszieke van 26 juni 1990: overplaatsing met opname ter observatie, verderzetting gedwongen verblijf, nazorg, verpleging in een gezin) -Geëist: geëist door de patiënt of andere zonder akkoord van het behandelingsteam of geëist door het behandelingsteam zonder akkoord van de patiënt -Zonder overleg: de patiënt keerde niet terug of ontsnapte uit de voorziening -Overleden (met of zonder autopsie: verwachte natuurlijke dood, onverwachte natuurlijke dood, ongeval, suïcide, doodslag, overleden tijdens intermediair ontslag ),
Tabel 23 Wijze van ontslag WIJZE VAN ONTSLAG
2004
Geen
Weder-
Wette--
Zonder
info
zijds
lijk
Geëist
overleg
Overleden
N
508
71610
2287
12244
3439
625
%
1
79
3
13
4
1
N
273
64416
2381
12842
4605
814
%
0
75
3
15
5
1
Vlaande- N
427
1998 GEWEST
263
42344
1014
7067
2268
ren
%
0
79
2
13
4
1
Brussel
N
10
6914
604
1308
288
25
%
0
76
7
14
3
0
Wallonie N
235
22352
669
3869
883
173
%
1
79
2
14
3
1
N
194
32944
1528
7425
1976
388
SECTOR PZ PAAZ IBW PVT
%
0
74
3
17
4
1
N
305
37039
674
4549
1421
89
%
1
84
2
10
3
0
N
5
1268
62
228
29
31
%
0
78
4
14
2
2
N
4
359
23
42
13
117
%
1
64
4
8
2
21
N
68
4982
185
449
88
9
CIRCUIT 0-18j 19-64j 65+j
%
1
86
3
8
2
0
N
406
58721
1990
11446
3273
245
%
1
77
3
15
4
0
N
34
7907
112
349
78
371
%
0
89
1
4
1
4
Page 42 of 49
In vergelijking met 1998 (75%) gebeuren er in 2004 meer medische ontslagen met wederzijds akkoord tussen patiënt en het behandelingsteam (79%). Ontslag in het kader van een wettelijke maatregel wordt vaker door de Brusselse voorzieningen geregistreerd (7%). Ontslag dat geëist wordt door de patiënt of het behandelingsteam komt relatief vaker voor in PZ (17%) en IBW (14%). 4% van de ontslagen in IBW en PVT betreffen een wettelijke maatregel. In PVT is het ontslag vaker het gevolg van een overlijden (21%). Ontslag met een wettelijke maatregel komt relatief even vaak voor bij jongeren als volwassenen (3%). Geëist ontslag komt bijna dubbel zo vaak voor bij volwassenen (15%) dan bij jongeren (8%) en driemaal vaker dan bij ouderen (4%). Daarom is er minder ontslag met wederzijds akkoord bij volwassenen (77%). Bij ouderen wordt het verblijf vaker beëindigd door een overlijden (4%).
2.4. Global assessment of functioning (GAF) De GAF-score bij beëindiging van het medisch-psychiatrische verblijf is sinds de opname toegenomen van GAF-interval 41-50 naar interval 51-60 wat een verbetering van het psychosociaal functioneren impliceert. GAF-interval 51-60 betekent dat de ernst van de psychopathologie is afgenomen en beter gecontroleerd wordt in het psychosociaal functioneren van de patiënt. De gemiddelde GAF-score van de beëindigde verblijven bedroeg bij opname =43 (sd=15; mediaan=40 Pc25=34 Pc75=50) en bij ontslag = 54 (sd=15; mediaan=55 Pc25=45 Pc75=65).
Fig 15: GAF-score bij opname en ontslag 30000
25000
Aantal verblijven
20000
15000
10000
5000
0
1-10
11-20
21-30
31-40
41-50
51-60
61-70
71-80
81-90
Opname
1771
5866
13421
23313
23042
13082
5697
1448
909
91-100 22
Ontslag
558
1836
4869
11852
18966
24603
17159
6581
1911
195
Page 43 of 49
Tabel 24 toont eenzelfde effect in de beëindigde verblijven van de drie gewesten en de drie leeftijdsgroepen Waar in PZ en PAAZ verblijven beëindigd worden omdat het functioneren van de patiënt verbeterde is dit niet het geval bij beëindiging van de verblijven in IBW en PVT (Figuur 16).
Fig 16: Gemiddelde GAF-score bij opname en ontslag per sector 60
50
Gemiddelde GAF
40
30
20
10
0
PZ
PAAZ
IBW
PVT
Opname
43
43
51
35
Ontslag
52
57
50
34
Page 44 of 49
Tabel 24: Algemene beoordeling van het psychosociaal functioneren bij opname en ontslag (Global Assessment of Functioning DSM-IV) GAF bij opname
GAF bij ontslag
N
Mean
Std
Pc50
P25
P75
Mean
Std
Pc50
P25
P75
Moment 2004
88116
43
15
40
34
50
54
15
55
45
65
1998
84114
43
16
41
30
52
56
16
60
45
69
52021
42
15
40
33
50
54
15
55
45
65
GEWEST Vlaanderen Brussel
9066
40
14
40
30
50
55
16
55
45
65
27029
44
15
42
35
51
54
15
55
45
65
PZ
43648
43
15
40
32
50
52
16
50
40
60
PAAZ
42324
43
15
40
33
50
57
13
60
50
65
IBW
1596
51
12
50
45
60
50
12
50
40
60
PVT
548
35
13
35
25
45
34
13
35
25
45
Wallonie SECTOR
CIRCUIT 0-18j 19-64j 65+j
5546
47
15
45
40
55
56
14
55
50
65
74017
43
15
41
35
50
54
14
55
45
65
8553
39
16
40
30
50
50
19
50
36
64
De observaties in de tabel betreffen de verblijven met een GAF-score > 0 bij opname én bij ontslag
2.5. Voorgestelde nazorg en nabehandeling In deze paragraaf wordt beschreven op welke terreinen de patiënt hulp van derden nodig heeft bij ontslag. Men onderscheidt (Tabel 25): I= Basiszorgen: in de nazorg dient hulp van derden voorzien bij basiszorgen in verband met hygiëne, continentie, mobiliteit, voeding gezien de patiënt er niet alleen voor kan instaan II= Verpleegtechnische zorgen: de patiënt heeft hulp nodig van een derde voor het nemen van medicatie en/of voor verpleegtechnische zorgen III= Toezicht: dit item verwijst naar de aanwezigheid van een risicosituatie waardoor toezicht door een derde op de patiënt noodzakelijk is IV= Evaluatie: in de nazorg worden één of meerdere onderzoeken of evaluaties voorgesteld die betrekking kunnen hebben op lichamelijke, neurofysiologische, biologische, logopedische, mentale, psychologische, sociale of juridische aspecten. V= Somatische behandeling: in de nazorg wordt een somatische behandeling voorgesteld die kan bestaan uit somatische medicatie, een heelkundige ingreep, kinesitherapeutische behandeling, .. VI= Psychotrope behandeling: in de nazorg wordt een psychotrope behandeling voorgesteld. Het betreft hier alle behandelingen die op het psychisch beleven inwerken (medicatie, shocktherapie, chirurgische behandeling, .. ) VII= Relationele behandeling: in de nazorg wordt een behandeling voorgesteld die via relationele weg inwerkt op het psychisch beleven (psychotherapie, psychopedagogische interventie, ergotherapie, logopedie,ADL-training,..)
Page 45 of 49
VIII= Sociaal maatschappelijke begeleiding: in de nazorg wordt voorgesteld de patiënt te begeleiden bij sociaal-maatschappelijke activiteiten zoals het gebruik van bank, post, mutualiteit, openbaar vervoer, geldbeheer, boodschappen doen,.. IX= Andere voorgesteld nazorg Zowel in 1998 (72%) als 2004 (68%) wordt het vaakst een psychotrope behandeling als nazorgbehandeling voorgesteld aan de patiënt. Bijkomende nazorg betreft een relationele behandeling (1998: 54% 2004:48%), somatische behandeling (1998:48% 2004:47%) en evaluatie (1998: 48% 2004: 45%). (Tabel 25) In de Waalse voorzieningen worden in vergelijking met de Vlaamse en Brusselse minder vaak voorstellen gedaan in verband met basiszorgen (18%), verpleegtechnische zorgen (17%), toezicht (26%), evaluaties (32%) en sociaal maatschappelijke begeleiding (23%). In Wallonië en Brussel worden er vaker dan in Vlaanderen voorstellen gedaan in verband met somatische behandeling en relationele behandeling. Bij ontslag worden aan de patiënt door een PAAZ vaker dan een PZ voorstellen gedaan in verband met psychotrope behandeling (76% versus 61%) en relationele behandeling (55% versus 40%). Bij ontslag uit IBW worden aan de patiënt vaker dan in PVT voorstellen voor nazorg gedaan in verband met evaluaties (65% versus 58%), relationele behandeling (62% versus 51%) en sociaal maatschappelijke begeleiding (67% versus 51%). Bij ontslag uit PVT is er vaak hulp door derden nodig in de basisverzorging (61%) en somatische behandeling (68%). Voor meer dan de helft van de jongeren (0-18j) wordt bij ontslag nazorg voorgesteld in verband met evaluaties (51%), psychotrope behandeling (58%) en relationele behandeling (62%). Voor meer dan de helft van de volwassenen (19-64j) wordt een psychotrope behandeling voorgesteld (68%). Voor meer dan de helft van de ouderen (65+j) worden toezicht (50%), evaluaties (55%), somatische behandeling (66%) en psychotrope behandeling (75%) voorgesteld. Figuur 17 toont dat met toenemende leeftijd minder vaak relationele behandeling als nazorg wordt voorgesteld en vaker een psychotrope behandeling. Fig 17: Relatief aandeel van psychotrope versus relationele behandeling in de voorstellen voor nazorg per leeftijdsgroep 140
120
% beëindigde verblijven
100
80
60
40
20
0
Jongeren
Volwassenen
Ouderen
Relationele behandeling
62
47
43
Psychotrope behandeling
58
68
75
Page 46 of 49
Tabel 25: Voorgestelde nazorg en nabehandeling NAZORG en NABEHANDELING I
II
III
IV
V
VI
VII
VIII
IX N 17
2004 % 1998 %
19884
22093
29314
40490
41905
61612
42844
26647
7437
22
25
33
45
47
68
48
30
8
17659
21255
31835
40726
40305
61001
45352
24563
5888
21
25
38
48
48
72
54
29
7
12792
15257
18603
27096
21516
34413
20251
17017
4842
24
29
35
51
41
65
38
32
9
2073
1978
3357
4485
4754
7263
5741
3238
705
23
22
37
49
52
80
63
35
8
5019
4858
7354
8909
15635
19936
16852
6392
1890
18
17
26
32
56
71
60
23
7
10455
11220
14570
18884
19149
26971
17551
12891
3399
90088 84517
GEWEST Vlaanderen % Brussel % Wallonie %
52956 9124 28008
SECTOR PZ %
24
25
33
43
43
61
40
29
8
8301
9588
13438
20312
21515
33224
24085
12460
3729
%
19
22
31
46
49
76
55
28
8
IBW
858
988
1025
1039
942
1113
983
1071
267
PAAZ
%
54
62
64
65
59
70
62
67
17
PVT
270
297
281
255
299
304
225
225
42
%
61
67
64
58
68
69
51
51
10
1792
1752
2253
2933
1884
3371
3556
2463
685
31
30
39
51
33
58
62
43
12
14408
16633
22857
32860
34397
51918
35627
21341
5988
19
22
30
43
45
68
47
28
8
3684
3708
4204
4697
5624
6323
3661
2843
764
43
44
50
55
66
75
43
34
9
44067 43988 1592 441
CIRCUIT 0-18j % 19-64j % 65+j %
5772 75836 8480
I=Basiszorgen; II=Verpleegtechnische zorgen; III=Toezicht; IV=Evaluatie; V=Somatische behandeling; VI=Psychotrope behandeling; VII=Relationele behandeling; VIII=Sociaal maatschappelijke begeleiding; IX= andere nazorg
17
Zonder overledenen Page 47 of 49
2.6. Bestemming bij ontslag De bestemming geeft het leefmilieu weer waar de patiënt na zijn medisch ontslag naar toe gaat. Men onderscheidt 4 grote groepen naargelang men alleen gaat wonen; in een gezin-/of een gezinsvervangend milieu gaat wonen (eigen gezin, ouderlijk gezin, inwonend of samenwonend, ander gezinsmilieu); in een collectieve woonvorm of voorziening zal verblijven (voorziening voor bejaarden, instelling voor gehandicaptenzorg, opvangcentrum voor thuislozen, gemeenschapsverband, instelling afhankelijk van justitie, andere collectieve woonvorm); of in een therapeutisch milieu zal verblijven (PZ, PAAZ, PVT, IBW, gezinsverpleging, alternatieve psychiatrische opvang, algemeen ziekenhuis, ander therapeutisch milieu).
Tabel 26: Bestemming bij ontslag BESTEMMING BIJ ONTSLAG - Collec Niet
- tieve
Inge-- Woont vuld 2004
N
1468
gezins
alleen milieu 24077
45166
Geen
woon -Therap vorm 4817
Overi- vast -
milieu
ge
verblijf
11706
1672
1807
%
2
27
50
5
13
2
2
N
1248
20519
45068
4713
11080
1843
860
%
1
24
53
6
13
2
1
Vlaande- N
725
13206
26471
2856
7697
980
1448
1998 GEWEST ren
%
1
25
50
5
14
2
3
Brussel
N
51
3008
4054
437
1387
145
67
%
1
33
44
5
15
2
1
Wallonie N
692
7863
14641
1524
2622
547
292
%
2
28
52
5
9
2
1
N
643
12497
20708
3208
5025
1089
1285
%
1
28
47
7
11
2
3
N
668
11277
24256
1443
5386
540
507
%
2
26
55
3
12
1
1
N
36
285
168
63
1030
34
7
%
2
18
10
4
63
2
0
N
121
18
34
103
265
9
8
%
22
3
6
18
47
2
1
N
95
107
4349
458
666
64
42
%
2
2
75
8
12
1
1
N
951
22082
37541
2490
9745
1559
1713
%
1
29
49
3
13
2
2
N
422
1888
3276
1869
1295
49
52
%
5
21
37
21
15
1
1
SECTOR PZ PAAZ IBW PVT CIRCUIT 0-18j 19-64j 65+j
Niet ingevuld = overledenen inbegrepen
Page 48 of 49
In vergelijking met 1998 gaan er in 2004 relatief meer patiënten alleen wonen bij ontslag en zijn er minder die terugkeren naar hun gezinsmilieu. Het aantal dat de instelling verlaat zonder dat ze over een vaste verblijfplaats beschikken is in 2004 verdubbeld (2%) Alleen gaan wonen, komt vaker voor na een verblijf in de Brusselse voorzieningen terwijl in deze van Vlaanderen of Wallonië vaker teruggegaan wordt naar het eigen gezinsmilieu. In tegenstelling tot Vlaanderen (14%) en Brussel (15%) worden er in Wallonië (9%) minder patiënten verwezen naar een ander therapeutisch milieu. In Vlaanderen betreffen 3% van de beëindigde verblijven patiënten zonder vaste verblijfplaats. Verwijzingen naar een collectieve woonvorm gebeuren meer vanuit PZ (7%) dan PAAZ (3%) en ontslag terug naar het gezinsmilieu gebeurt meer in PAAZ (55%) dan PZ (47%). De patiënten zonder vaste verblijfplaats verblijven vaker in een PZ (3%) dan een PAAZ (1%). Ontslag vanuit een IBW betekent voor 63% een verwijzing naar een ander therapeutisch milieu en voor 18% alleen gaan wonen. PVT verwijst 47% naar een ander therapeutisch milieu, 18% naar een collectieve woonvorm. De 22% in de categorie ‘Niet ingevuld’ betreft voor 21% verblijven die door een overlijden werden beëindigd. 75% van de jongeren (0-18j) worden terug naar hun gezinsmilieu ontslagen en 20% ofwel naar een collectieve woonvorm (8%) of naar een ander therapeutisch milieu (12%). 49% van de volwassenen (19-64j) keren terug naar hun gezinsmilieu, 29% gaat alleen wonen en 13% wordt verwezen naar een ander therapeutisch milieu. Slechts 37% van de ouderen (65+j) gaan terug naar hun gezinsmilieu, 21% gaat alleen wonen, 21% naar een collectieve woonvorm en 15% wordt verwezen naar een ander therapeutisch milieu. 4% is overleden.
Page 49 of 49