Rapportage (meetbare) Onderwijsresultaten VO Samenvatting: 1. Werkers zitten na de tweejarig onderbouw in het algemeen op of boven hun BO-advies. 2. De determinatie (plaatsing na het tweede leerjaar) is in orde: wisselen van afdeling, op- of afstroom komt minder vaak voor dan landelijk. 3. Op de Werkplaats komt doubleren veel minder vaak voor dan landelijk. 4. De tussentijdse uitstroom is vergelijkbaar met landelijke gegevens. 5. Doorstroom met een Vmbo-t diploma naar Havo is gelijk aan de landelijke cijfers, doorstroom met Havo-diploma naar Vwo blijft hoger dan landelijk. 6. De examenresultaten van de laatste jaren zijn in alle afdelingen in orde of goed. 7. Meer dan landelijk doen werkers van de Werkplaats examen in één of meer extra vakken. 8. In alle afdelingen behalen werkers - meer dan landelijk - een diploma voor meer dan één sector of profiel. 9. De profielkeuze in Havo en Vwo is vergelijkbaar met de landelijke verdeling. 10.Keuze voor kunstvakken is in alle afdelingen fors boven het landelijke gemiddelde. Meer dan de helft van alle examenwerkers doet examen in een kunstvak. 11.Deze resultaten stemmen ons tot tevredenheid én ze zullen opnieuw leiden tot drie voldoendes in het Opbrengstenoordeel van de onderwijsinspectie (publicatie voorjaar 2016). Landelijk = Vergeleken met alle scholen voor VO (6 t/m 10) Vergelijken met alle scholen met vmbo-t/havo/vwo (1 t/m 5)
In drie bijlagen worden deze uitspraken gestaafd: a. Door- en uitstroom b. Examenresultaten c. Keuzepatronen Henk Zijlstra, 6 oktober 2015
A. Onderwijsresultaten VO, door- en uitstroom 2011 – 2014 (de landelijke gegevens zijn de gegevens van alle scholen met een vergelijkbare opbouw: vmbo-t/havo/vwo) Onderbouw: 1.a. Doorstroom onderbouw - bovenbouw In de onderbouw kent de Werkplaats VO – zowel in leerjaar 1 als in leerjaar 2 de volgende klassen: 4 vmbo-t/havo-klassen; 3 havo/vwo-klassen; 2 gymnasiumklassen De ca. 240 werkers van elk 2e leerjaar stromen door naar één van de drie afdelingen. In onderstaand overzicht is weergegeven hoe die verdeling over de schooljaren 2011 t/m 2014 verliep. Doorstroom van leerjaar 2 naar leerjaar 3 schooljaren 2011 t/m 2014 40 (percentages) 35
* naar 3-vmbo: 21% (30%) * naar 3-havo: 35% (34%) * naar 3-vwo: 37% (28%) de landelijke percentages van vergelijkbare scholen tussen haakjes
30 25 20
WP
15
Land
10 5 0 3-vmbo
3-havo
3-vwo
De doorstroom naar het Vwo is in al de onderzochte schooljaren hoger dan landelijk, d.w.z. leerlingen met een vergelijkbaar advies stromen op de Werkplaats eerder door naar het Vwo dan bij andere scholen. De doorstroom naar het Havo is in deze jaren redelijk vergelijkbaar met het landelijk gemiddelde. Gevolg is dat de doorstroom naar het Vmbo lager is. Dit beeld bestaat al sinds de ‘doorstart’ in het nieuwe schoolgebouw en de teamstructuur in 2006. In het toelatings- en aannamebeleid en de samenstelling van de eerste klassen is in al die jaren niets fundamenteels gewijzigd. Ook bij de loting van laatste jaren is een evenwichtige verdeling over de verschillende afdelingen op basis van het basisschooladvies een criterium. De conclusie over het geheel luidt dat op de Werkplaats de werkers in het algemeen in het derde jaar op of boven het niveau van hun BOP advies zitten. Dat wordt bevestigd door het onderdeel ‘rendement onderbouw’ op het meerjaren- opbrengsten-overzicht van de onderwijsinspectie. 1. b. Uitstroom onderbouw: Er zijn vaak twee factoren die de uitstroom uit het eerste of tweede leerjaar bepalen: verhuizing of het advies c.q. besluit van de school om ander onderwijs (vaak Vmbo-kader) te gaan volgen.
Uitstroom uit leerjaar 1 en 2, schooljaren 2011 t/m 2014 (percentages) (1% wp = 4,8 werkers)
3,5 3 2,5
* niet bevorderd vertrokken uit leerjaar 1 of 2: 0,6% (0,6%) * bevorderd vertrokken uit leerjaar 1 of 2: 2,5 % (3,3 %) de landelijke percentages tussen haakjes
2
WP
1,5
Land
1 0,5 0
niet bevorderd
bevorderd
Conclusie: de uitstroom vanuit de Werkplaats over de onderzochte jaren zonder bevordering is gelijk aan het landelijk gemiddelde. De uitstroom met bevordering is gedaald t.o.v. eerdere jaren en ligt nu onder het landelijk gemiddelde. Bij de laatste metingen (2013 en 2014) stelden we steeds vast dat de vertrekpercentages iets boven het landelijk gemiddelde zaten. Dat beeld is nu veranderd. Onze ambitie is dat alle werkers die hier starten ook met een diploma vertrekken. Vanuit die ambitie is in de afgelopen jaren met succes geïnvesteerd (tijd en aandacht) in begeleiding van de werkers en de beleidsrijke invoering van passend onderwijs. De cijfers van 2015 (die hierin nog niet zijn verwerkt omdat de landelijke gegevens nog niet beschikbaar zijn) bevestigen dat. Bij tussentijd vertrek uit de onderbouw gaat het in de meeste gevallen om situaties waarin er geen match is tussen onze werkwijze en de begeleidingsbehoefte van de werker en dan kiezen ouders en school samen voor een school met een andere onderwijsstructuur. In een enkel geval blijkt ook dat het niveau (minimaal vmbo-t) te hoog is. (Doubleren in de onderbouw komt op de WP en landelijk nauwelijks voor; gegevens daarover publiceren heeft geen toegevoegde waarde) Voorexamenjaar: 2.a. voorexamenjaar, doorstroom: Doorstroom voorexamenjaren 2011 t/m 2014 in percentages (van voorexamenjaar naar eindexamenjaar bevorderd, de landelijke percentages tussen haakjes) * van 3- naar 4-vmbo: 95% (89%) * van 4- naar 5-havo: 92% (84%) * van 5- naar 6-vwo: 94% (89%)
95 90 WP
85
Land
80 75 3-vmbo
4-havo
5-vwo
2.b. voorexamenjaar, doubleren Doubleren voorexamenjaren 2011 t/m 2014 in percentages
16 14 12
doubleren in 3-vmbo: 2 % ( 8%) doubleren in 4-havo: 7 % (16%) doubleren in 5-vwo: 3 % ( 6%) de landelijke percentages tussen haakjes
10 8
WP
6
Land
4 2 0
vmbo-t 3
havo 4
vwo 5
2.c. voorexamenjaar, uitstroom Uitstroom uit een voorexamenjaar betekent vaak dat een werker een andere opleiding of een andere school gaat volgen (meestal een ROC-opleiding); anders dan in de onderbouw is hier nauwelijks sprake van verhuizing. Uitstroom uit voorexamenjaar schooljaren 2011 t/m 2014 in percentages (1% is 0,5 werker vmbo en 1 werker HV) 3
* van school * van school * van school de landelijke
vertrokken uit 3-vmbo: 3 % (3 %) vertrokken uit 4-havo: 0,1% (0%) vertrokken uit 5-vwo: 0,1% (0%) percentages tussen haakjes
2,5 2 WP
1,5
Land
1 0,5 0
Conclusie voorexamenjaar: vmbo-t 3 havo 4 vwo 5 Het beeld is al jarenlang hetzelfde. De doorstroom is (flink) hoger dan het landelijk gemiddelde. Een heel schooljaar overdoen komt op de Werkplaats veel minder vaak voor dan op vergelijkbare scholen. Dit past bij kansen geven aan werkers en bij ons uitgangspunt dat doubleren vaak zinloos is, dat maatwerk waar mogelijk geboden is. Deze gegevens gecombineerd met de examenresultaten van de laatste jaren leidt tot de volgende conclusie: op de Werkplaats blijven leerlingen minder vaak zitten en ze behalen landelijk vergelijkbare resultaten. Tussentijdse uitstroom doet zich nauwelijks voor, net als landelijk overigens.
3. Doorstroom overige leerjaren: Reguliere route * Doorstroom van 3-havo naar 4-havo Bevorderd in schooljaren 2011 t/m 2014: 93% (land: 82%) * Doorstroom van 3-vwo naar 4-vwo Bevorderd in schooljaren 2011 t/m 2014: 95% (land: 87%) * Doorstroom van 4-vwo naar 5-vwo
95 90 WP
85
Land
80 75 3H->4H
3V->4V
4V -> 5V
Bevorderd in schooljaren 2011 t/m 2014: 90% (land: 86%) Conclusie: Hier doet zich hetzelfde beeld voor als in de hele school: doorstroom is bovengemiddeld en doubleren is onder het landelijk gemiddelde. Omweg: * Doorstroom van 3-havo naar 4-vmbo: 2% (land: 9%) (van 3-havo naar 3-vmbo komt niet voor)
10 8 6
* Doorstroom van 3-vwo naar 4-havo: 3% (land: 9%)
WP
4
* Doorstroom van 4-vwo naar 4-havo: 1% (land: 5%)
Land
2 0
* Doorstroom van 5-vwo naar 5-havo: 2% (land: 5%)
3H -> 4VT
3V -> 4H
4V -> 4H
5V -> 5H
Conclusie: Voor een enkele werker biedt een dergelijke omweg een perspectief op een diploma, maar vergeleken met de landelijke percentages is de ‘determinatie’ (de plaatsing in een leerweg na het tweede leerjaar) op de Werkplaats geslaagd. 4. Diploma’s ‘stapelen’ * Met diploma van 4-vmbo naar 4-havo Schooljaren 2011 t/m 2014: 17 % (land: 17 %) * Met diploma van 5-havo naar 5-vwo Schooljaren 2011 t/m 2014: 6 % (land: 3%)
20 15 WP
10
Land
5 0 4T -> 4H
5H -> 5V
Conclusie: Het percentage geslaagde Havo-werkers dat nog een Vwo-diploma wil gaan halen blijft in deze jaren onverminderd hoger dan het landelijke beeld (dat gold ook al in voorafgaande jaren). Bij de Vmbo-> Havo route is de doorstroom vergelijkbaar met de landelijke cijfers. Overigens krijgt de koninklijke route (Vmbo -> MBO/ROC; Havo -> HBO) in de studiekeuzeprogramma’s nadrukkelijk aandacht. Stapelen van diploma’s moet een bewuste keuze zijn die past bij capaciteiten en toekomstplannen. (Bron: IDU-overzichten inspectie, het zgn. hinkelpad)
B. Onderwijsresultaten VO, examengegevens Landelijke gegevens eerst, daaronder de WP-gegevens Slaagpercentages:
Vmbo-t/g Werkplaats Havo Werkplaats Vwo Werkplaats
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014 2015
94 96 89 89 91 91
94 91 89 83 92 92
94 87 86 83 91 91
93 98 85 87 89 89
92 94 85 82 88 85
90 86 87 80 87 92
91 96 88 91 92 96
94 98 88 96 90 95
95 92 88 93 92 96
Gemiddeld examencijfer:
Vmbo-t/g Werkplaats Havo Werkplaats Vwo Werkplaats
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014 2015
6,3 6,3 6,2 6,1 6,3 6,3
6,3 6,1 6,3 6,2 6,4 6,1
6,3 5,9 6,2 5,8 6,4 6,3
6,3 6,2 6,2 5,9 6,3 6,0
6,1 5,9 6,2 5,8 6,3 6,1
6,3 6,1 6,3 6,2 6,4 6,5
6,3 6,3 6,5 6,4 6,6 6,8
6,3 6,6 6,4 6,4 6,4 6,8
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
0,25 0,46 0,16 0,23 0,45 0,69
0,27 0,44 0,10 0,52 0,43 0,75
0,25 0,42 0,15 0,82 0,40 0,57
0,25 0,31 0,18 0,61 0,41 0,71
0,37 0,66 0,15 0,73 0,38 0,59
0,2 0,4 0,0 0,2 0,2 0,2
0,2 0,4 + 0,1 0,1 0,1 +0,1
0,1 0,0 0,0 0,1 0,2 0,1
0,0 0.1 0,0 0,2 +0,2 +0,1
6,5 6,4 6,3 6,3 6,6 6,9
Verschil SE/CE:
Vmbo-t/g Werkplaats Havo Werkplaats Vwo Werkplaats
School VO/vensters geeft de landelijke cijfers vanaf 2012 met 1 decimaal (bron: Opbrengstenkaart en - oordeel inspectie; managementvenster School VO/Vensters voor Verantwoording)
Bij het overzicht van examengegevens 2007 – 2015: 1. In schoolplan 2012-2016 schrijven we dat bij cijfermatige gegevens m.b.t. de resultaten van de werkers/de school het landelijk gemiddelde voor ons de ondergrens is. Bij de onderwijsinspectie gaan m.b.t. examengegevens de bellen rinkelen als - het verschil tussen SE en CE groter is dan 0,5, over een periode van 3 jaar - het gemiddelde Centraal Examencijfer 0,3 punt lager is dan het landelijk gemiddelde, over een periode van 3 jaar - het rendement bovenbouw (doubleren en zakken) onder het gemiddelde ligt 2. In het licht van bovenstaande is vast te stellen dat: - de resultaten over de laatste vier examenjaren in orde of goed zijn - de slaagpercentages over die vier jaren gerekend voor het vmbo op en voor havo en vwo boven het landelijk gemiddelde liggen - de cijferresultaten van vmbo en havo vergelijkbaar zijn met het landelijk gemiddelde terwijl de vwo-afdeling al jaren boven het landelijke gemiddeld scoort - alle afdelingen opnieuw een voldoende zullen krijgen van de onderwijsinspectie en hun basisarrangement zullen continueren 3. In alle afdelingen is het bovenbouw-rendement in orde of goed (combinatie van doorstroomgegevens – zie de betreffende rapportage – en slaagpercentages). 4. De laatste vier schooljaren is in alle afdelingen heel gericht gewerkt aan het verbeteren van examenresultaten door gerichte training, opzetten van workshops, inzetten van meer instructie, meer toezicht op het werken van de werkers, aanpassingen in het programma en in de toetsing. Dat heeft de basis gelegd voor de structurele verbetering die nu bereikt is. Bestendiging daarvan staat hoog in het vaandel van de teams. 5. Opnieuw zijn alle gegevens van examen 2015 per afdeling, per vak en per groep in kaart gebracht en geanalyseerd. Daarmee kunnen de gerichte plannen van aanpak aangepast of aangescherpt worden. Voor dit schooljaar zijn weer afspraken gemaakt tussen de teamleiders (soms ook met mij) voor gerichte gesprekken met de medewerkers van de bovenbouwteams. Die gesprekken worden door die medewerkers voorbereid middels een analyse van de resultaten van hun werkers bij examen 2015. 6. Voor de Werkplaats is de ambitie en de opdracht: het succes van de laatste jaren vasthouden en de zichtbare verbetering nog verder structureel maken.
C. Onderwijsresultaten VO, keuzepatronen Sectoren VMBO, Profielen Tweede Fase HV De bovenbouw Havo en Vwo kent profielen, in het Vmbo-t bestaan sectoren. Door de keuze van vakken en doordat veel Vmbo-werkers een extra vak kiezen, zijn die sectoren niet zo duidelijk te onderscheiden: veel werkers krijgen een diploma dat geldig is voor twee van de vier sectoren. De Opbrengstenkaart van de inspectie geeft hier ook geen nadere cijfers over. De gegevens over profielkeuze in Havo en Vwo worden wel aangeleverd door de onderwijsinspectie via de opbrengstenkaart; ook die gegevens zijn inmiddels wat diffuus geworden omdat niet alleen op de Werkplaats maar ook landelijk steeds meer leerlingen een diploma krijgen in meer dan één profiel. In dit onderdeel beperk ik me dus tot de volgende gegevens: Een of meer extra vakken 2012 2013 Vmbo: 44% 46% Havo: 27% 22% Vwo: 42% 22%
2014 66% 25% 25%
2015 65% 23% 30%
Diploma voor twee profielen (aantal CM&EM; NG&NT; percentage totaal): 2012 2013 2014 2015 Havo: 9/4 18% 6/12 23% 11/5 24% 10/12 24% Vwo: 23/18 52% 16/24 56% 23/17 52% 17/19 45% (landelijke percentages zijn beschikbaar tot examen 2014: havo 10%; vwo 26%) Alfa/gamma-profiel (C&M/E&M) – bèta-profiel (N&G/N&T) in percentages 2012 2013 2014 2015 Havo: 67/33 68/32 62/38 59/41 Vwo: 40/59 51/49 48/52 56/44 (landelijke percentages zijn beschikbaar tot examen 2014: havo ca. 60/40 en vwo ca. 40/60) Waarnemingen over deze gegevens: - Meer dan landelijk doen werkers van de Werkplaats examen in één of meer extra vakken - In alle afdelingen krijgen meer dan landelijk werkers een diploma voor meer dan één sector of profiel - De profielkeuze in Havo is vergelijkbaar met de landelijke verdeling, bij het Vwo is een ander beeld zichtbaar. De keuze voor het profiel C&M is beduidend hoger dan het landelijk gemiddelde. (bron: opbrengstenkaart inspectie en CBS, onderwijs in cijfers)
Vakkenkeuze eindexamenvakken Deze gegevens zijn per vak beschikbaar, in deze rapportage lichten we de kunstvakken eruit. In alle afdelingen is een bovengemiddelde deelname aan de kunstvakken te zien, dat past bij een Cultuurprofiel School: Hieronder het percentage werkers dat in één van de kunstvakken eindexamen deed. De landelijke percentages staan steeds tussen haakjes Vmbomuziek Vmbobeeldend Havomuziek Havobeeldend Vwomuziek Vwobeeldend
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
8 (1)
14 (1)
33 (2)
34 (2)
25 (2)
34 (2)
32 (2)
30 (2)
29 (11)
32 (12)
39 (13)
27 (12)
35 (12)
34 (12)
39 (12)
18 (11)
25 (4)
28 (4)
29 (4)
15 (3)
14 (3)
18 (3)
24 (3)
18 (3)
35 (17)
32 (17)
33 (17)
27 (12)
53 (11)
37 (11)
35 (11)
37 (10)
18 (4)
32 (4)
27 (4)
24 (3)
18 (3)
27 (3)
21 (3)
26 (3)
50 (13)
35 (12)
33 (12)
30 (10)
39 (9)
31 (10)
33 (10)
28 (9)
(bron: onderwijsinspectie)