Rapportage Bureauonderzoek Lange Baan (Project Lb5) Samensteller: W.J.A. Kuppens, Bureau Archeologie en Monumenten, gemeente Nijmegen Datum: 26 april 2011 1. Aanleiding onderzoek Het Museum De Stratemakerstoren, gevestigd te Nijmegen, Waalkade 83-‐84, is voornemens samen met een drietal partners de accomodatie uit te breiden. Daarbij heeft men het oog laten vallen op het nog onbebouwde aan de Lange Baan gelegen gebied ten zuiden en ten zuidwesten van het archeologische monument de Stratemakerstoren. Aangezien het gebied in belangrijke mate valt binnen het Archeologisch Rijksmonument het Valkhof en overigens een hoge archeologische verwachting kent voor alle archeologische perioden 1, is gevraagd in beeld te brengen welke archeologische sporen zich nog in het gebied kunnen bevinden. 2. Omschrijving onderzoeksgebied Het bureauonderzoek beperkt zich tot het gebied begrensd door: -‐ de Lange Baan (exclusief Stratemakerstoren en aangrenzende panden langs de noordzijde van de Lange Baan), -‐ de oostelijke muur van het Groene Balkon/Veertrappen, -‐ de in zuidelijke richting gelegen muur van het Groene Balkon waarin zich de vml. Valkhoftrappen bevinden, -‐ de in het zuidoosten en oosten gelegen (voet van) de Valkhofheuvel. Zie afbeeldingen 1, 2 en 3 en bijlage 1.
Afbeelding 1 -‐ Detail onderzoeksgebied in westelijke richting (foto WK)
1
Gemeente Nijmegen Archeologische Beleidskaart 2009-‐2011 (in voorbereiding)
1
Afbeelding 2 -‐ Detail onderzoeksgebied in noordwestelijke richting (foto WK)
Afbeelding 3 -‐ Detail onderzoeksgebied in noordelijke richting (foto WK)
2
3. Historische achtergrond van het gebied 3.1 Algemeen Op de geomorfologische kaart ligt een groot gedeelte van de huidige stad Nijmegen (incl. de Waalkade) op de spoelzandwaaier (sandr) van de stuwwal bij Nijmegen. Die spoelzandwaaier is tijdens en na de voorlaatste ijstijd (Midden-‐Saalien, circa 150.000 jaar geleden) ontstaan. 2 3.2 Prehistorie 3 Uit archeologisch onderzoek is bekend dat de restanten van de stuwwal en de spoelzandwaaier bij Nijmegen door de eeuwen heen voor mens en dier een interessant gebied zijn geweest. Vondstmateriaal toont aan dat er vanaf de periode na de laatste ijstijd sprake is van toenemende menselijke activiteit in het gebied. Aanvankelijk ging het nog slechts om activiteiten van jagers en verzamelaars. Maar vanaf het laat-‐neolithicum is er in toenemende mate sprake van permanente bewoning met de daarbij behorende activiteiten, zowel op de Nijmeegse stuwwal als op de lager gelegen gronden langs het stroomgebied van de Waal. Bij eerder archeologisch onderzoek in de historische binnenstad van Nijmegen zijn neolithische begravingen en een grafveld uit de Late Bronstijd en Vroege IJzertijd aangetroffen. De Waal heeft echter in jongere perioden mogelijke bewoningsresten aan de rand van de spoelzandwaaier opgeruimd, waardoor cruciale informatie over de prehistorische bewoning -‐ specifiek de overgang van Late IJzertijd naar de vroeg Romeinse tijd -‐ verloren is gegaan. 3.3 Romeinse periode (ca. 15 v. Chr tot ca. 450 na Chr) 4 De komst van de Romeinen naar onze streken in het laatste kwart van de 1e eeuw v. Chr. brengt een verhoogde en versnelde activiteit van menselijke activiteiten in de omgeving van het huidige Nijmegen met zich mee. In het begin heeft het gebied voor de Romeinen enkel en alleen strategische waarde (uitvalsbasis veroveringstochten in het Germaanse gebied), maar na het stabiliseren van de grens van het Romeinse rijk krijgt de omgeving van het huidige Nijmegen een andere en meer permanente functie. In de nabijheid van de Romeinse legerplaatsen op de Hunerberg en het Kops plateau ontstaan uitgebreide burgerlijke nederzettingen naar Romeins model. Die nederzettingen gaan uiteindelijk een centrumfunctie vervullen (Oppidum Batavorum en Ulpia Noviomagus). De zone waar nu de Waalkade en de Valkhofheuvel zijn gelegen, maakte in die periode onderdeel uit van de Romeinse invloedsfeer. De aan de rivier de Waal gelegen oostelijke zone (globaal vanaf de huidige Grotestraat tot voorbij de Valkhofheuvel) lag tot aan de Bataafse Opstand in 69/70 na Chr. binnen het Oppidum Batavorum. Deze nederzetting groeide van een oorspronkelijk inheems Bataafse nederzetting uit tot een sterk onder Romeinse invloed staand civiel bestuurscentrum. Aannemelijk is dat het aan de rivier gelegen 2
Kievits 1998 en Pons 1957 Thijssen/v.Enckevort 1996 4 Broeke, P. van den 2009 3
3
Oppidum Batavorum beschikte over haven-‐ en kadewerken. Gelet op in de tweede helft van de vorige eeuw aangetroffen structuren uit de Romeinse periode op slechts enkele tientallen meters ten westen en noordwesten van het onderzoeksgebied, kunnen sporen en structuren uit deze periode zich nog in de bodem van het onderzoeksgebied bevinden, zij het op een diepte van 2 tot 4 meter (en soms meer) onder het huidige maaiveld. Na de Bataafse Opstand komt het gedurende de Romeinse periode tot een gewijzigde inrichting van het gebied. Hoewel de civiele bewoning binnen de grenzen van het voormalige Oppidum Batavorum niet geheel zal zijn verdwenen (recent archeologisch onderzoek duidt op enige continuïteit van bewoning), krijgt het gebied een wat duidelijker karakter. Naast militaire aanwezigheid op de Valkhofheuvel (o.a. het 4e eeuws castellum) ontstaat op de oeverzone ten noordwesten van de Valkhofheuvel een ommuurde nederzetting. Tijdens opgravingen aan de voet van de heuvelrand in de tweede helft van de vorige eeuw werden belangrijke restanten van het zuidelijke deel van die op de oeverzone van de Waal gelegen nederzetting aangetroffen. De Waal lag in de Romeinse tijd ter hoogte van het onderzoeksgebied noordelijker dan vandaag. 5 Resten van de gedeeltelijk bewaarde nederzetting onder de Waalkade bij het Holland Casino bewijzen dat. Hoe ver noordwaarts deze Romeinse nederzetting reikte, is niet duidelijk. De nederzetting kan een overslagplaats ter bevoorrading van het Tiende Legioen geweest zijn, toen dit na afloop van de Bataafse Opstand op de Hunerberg werd gelegerd. Maar eerder al lijkt hier tegen de helling aan de voet van het Valkhof een houten woongebouw gestaan te hebben, wellicht nog binnen de grenzen van Oppidum Batavorum. In de loop van de eerste eeuw -‐ mogelijk al voor 70 na Chr. -‐ werd het tot een villa-‐achtig stenen gebouw getransformeerd. Aan de noordzijde van de tufstenen muur lagen onder meer een verbrande houten vloer en een oorspronkelijk houten, maar later versteende kelder. Deze handelsnederzetting of havenplaats aan de Waal, met vermoedelijk een langwerpige vorm, werd in de eerste helft van de vierde eeuw weer nieuw leven ingeblazen, nadat schuin erboven, op het Valkhof, een castellum was verrezen. De aan de rivier gelegen nederzetting werd aan de zuidzijde begrensd door een tufstenen muur met een dikte van gemiddeld 1,4 m. Hiervan zijn delen vastgesteld bij het het graven van de bouwputten voor het Groene Balkon (1954) en het Holland Casino (1987), en eerder al bij het westelijker gelegen Besiendershuis. In deze muur was ter plekke van het casino een muur opgenomen van het inmiddels vervallen villa-‐achtige gebouw dat hier al in de eerste eeuw stond. Van de te veronderstellen dwarsmuren is nog geen restant bekend. Gezien de situering van de muur en de benodigde ruimte voor de nederzetting zal de rivier zijn loop hier toch minstens verscheidene tientallen meters noordelijker gehad hebben dan heden ten dage. 5
We moeten rekening houden met het gegeven dat het stroombed van de Waal in de Romeinse tijd ter plaatse tussen de 50 en 100 meter noordelijker heeft gelegen. In de periode daarna verlegde het stroombed zich geleidelijk in zuidelijke richting. De aanval van de rivier op de heuvelrand nabij de huidige Waalkade kwam e mede onder invloed van regulerende maatregelen (o.a. bedijking en het aanleggen van kribben) pas in de 12 e of 13 eeuw min of meer tot stilstand. Het opschuiven van het stroombed van noord naar zuid had tot gevolg e e dat veel tussen de Romeinse tijd en de 12 /13 eeuw aangelegde structuren in de oeverzone door de rivier werden ondergraven. Overblijfselen uit genoemde periode kunnen en zullen zich nog in de bodem bevinden, zij het op grote diepte en niet meer op de oorspronkelijke plaats.
4
3.4 Vroege middeleeuwen (ca. 450 – 900) 6 Vanaf het midden van de 5e eeuw is het in onze contreien definitief afgelopen met de Romeinse invloedsfeer. Frankische bevolkingsgroepen krijgen het er voor het zeggen en nemen bezit van de in oorsprong Romeinse structuren (of wat daar nog van over is). Er ontstaat vanuit de in oorsprong Romeinse nederzetting aan de voet van de Valkhofheuvel een Merovingische, later Karolingische nederzetting van inwoners en koop-‐ en handelslieden. Door koninklijke schenking komt in de zevende eeuw een deel van het Valkhof en Kelfkensbos in bezit van de Merovingische bisschop van Keulen, die er een parochiekerk gewijd aan Sint Stephanus laat bouwen. Gegevens over de vroegmiddeleeuwse periode in en rond Nijmegen zijn schaars. Archeologisch onderzoek heeft echter uitgewezen dat er gedurende de Merovingische (en later Karolingische) periode sprake moet zijn geweest van activiteit op en rond de Valkhofheuvel, inclusief de daaraan grenzende oeverzone. Door sommigen wordt zelfs vermoed dat in het gebied van de in oorsprong Romeinse nederzetting aan de voet van de Valkhofheuvel continuïteit van bewoning aan de orde is. Het zou dan kunnen gaan om een uit de Romeinse nederzetting voortgekomen Frankische, Merovingische en later Karolingische nederzetting die qua structuur vergelijkbaar was met Dorestad 7, zij het veel minder groot. Dat houdt in dat er hier een reeks van percelen naast elkaar moet hebben gelegen, met op het noordelijke uiteinde een aanlegsteiger of haven, meer landinwaarts woningen van kooplieden en zuidelijk daarvan (vermoedelijk tot aan de aangetroffen Romeinse muur onder het huidige Casino) landbouwgrond. Afkalving door de rivier zou het grootste gedeelte van deze percelen in later tijd verloren hebben doen gaan, evenals de meeste sporen van de Romeinse nederzetting ter plaatse. Er bleef slechts een smalle strook grond bij de Romeinse muur behouden, t.w. het agrarisch gebruikte gedeelte. De nederzetting aan de Waal groeit vanaf ca. 700 heel geleidelijk. De Waal heeft ook in deze periode recht op de stad afgestroomd. De structuren in de buitenbocht van de Waal waren ook in de middeleeuwen de eerste slachtoffers. Zo blijkt de Waal al in de vroege middeleeuwen de daar gelegen nederzetting binnengedrongen te zijn tot voorbij de Lage Markt. Het bewijs hiervoor is dat er holocene rivierafzetting direct op pleistoceen is aangetroffen. En er kan op grond van palynologisch onderzoek 8 een datering gegeven worden tussen laat-‐Romeins en laat-‐Merovingisch. C14-‐datering van takjes geeft een datering van laat-‐Merovingisch of vroeg-‐Karolingisch. De (weinige) Merovingische vondsten die aan de Waaloever zijn gedaan, bevinden zich in jongere context. Het is aannemelijk te veronderstellen dat deze vondsten afkomstig zijn van de hoger gelegen plateaus en via erosie in de laag gelegen Waaloever zijn beland. In de profielen zijn dan ook meerdere erosielagen zichtbaar. De Merovingische en vroeg-‐Karolingische bewoning moet dus zuidelijker (hoger) worden gezocht dan nu wordt voorgesteld.
6
Broeke, P. van den 2009 Archeologisch gezien is een “Klein Dorestad” op de Waaloever bij Nijmegen niet aantoonbaar. Ook in de historische bronnen ontbreekt daarvoor elke aanwijzing. 8 Theunissen 1988 7
5
3.5 Volle middeleeuwen (ca. 900 – 1250) 9 Na 1000 begint een aanhoudende ontginningsbeweging van bos en laagveenstreken rondom Nijmegen en neemt het volume van agrarische investeringen en productie toe. In de tweede helft van de tiende eeuw begint het herstel van handelsstromen in het Nederlandse rivierengebied. Vooral Utrecht, Tiel en Deventer worden omstreeks 1000 genoemd. Nijmegen neemt in de 10e eeuw en 11e eeuw een ondergeschikte positie in ten opzichte van Utrecht, Tiel en Deventer. Vooral Tiel ontwikkelt zich vanaf de 10e eeuw als commercieel handelscentrum. Vanwege haar gunstige ligging ten opzichte van het handelsverkeer via Maas en Waal en het bezit van een rijkstol had Tiel zich als stapelplaats een monopoliepositie veroverd. Ook het koninklijk privilege aan het begin van de 11e eeuw stond toe dat Tiel eigen recht mocht spreken. Tiel sloeg enorme hoeveelheden muntgeld. 10 Ergens tussen 950 en 1047 wordt door de koning aan Nijmegen het zogenaamde koopliedenrecht van Stavoren verleend. Nijmegen kon er echter door de grote concurrentie van Tiel niet van profiteren. Aan de Waaloever bevond zich circa 1000 een nederzetting waar een trage overgang plaatsvond van hout-‐ naar steenbouw.11 Vanaf de 10e eeuw krijgen we meer zicht op de aard van de bebouwing in de oostelijke oeverzone langs de Waal. In de smalle reep grond tussen de Waaloever en de Romeinse muur vermoedt men de aanwezigheid van een beginnende handelsnederzetting, waarbij het voorhanden zijn van Romeinse bouwresten en het nog overeind staan van de Romeinse muur, als gunstige vestigingsfactoren hebben gediend. We treffen er houten huizen aan (o.a. sporen van dakdragende paalconstructies, lemen vloeren, met leem bestreken vlechtwerkwanden, haardplaatsen). Het terrein van de nederzetting zal ook toen nog breder zijn geweest dan de strook grond waarop de huidige Waalkade ligt. 12 In de 11e en 12e eeuw raakt Nijmegen betrokken bij diverse oorlogen, waardoor de palts op de Valkhofheuvel en bijbehorende nederzetting platgebrand worden. Pas na 1125 komt de palts in Nijmegen weer onder strenge controle van de koning. Het feitelijke keerpunt in de concurrerende verhouding tussen de handelsnederzettingen Tiel en Nijmegen komt eerst rond 1174. Het besluit van Frederik Barbarossa de rijkstol van Tiel te verplaatsen naar Kaiserswerth geeft Nijmegen de gelegenheid de controle van het handelsverkeer over de rivier de Waal volledig naar zich toe te trekken. In 1152 blijkt dat het herstel van de palts als domeinorganisatie weer een feit is. In 1145 en 1184 is er sprake van een tol bij Nijmegen. In de 12e eeuw is er tevens sprake van een herstelproces: de herbouw van de palts door Frederik Barbarossa (1155) en er is sprake van een handelsnederzetting (1184, 1204). Eind 12e eeuw wordt er weer munt geslagen op de palts, onder meer onder Hendrik VI. In 1204 valt Nijmegen weer terug onder keizerlijk gezag en wordt in 1208 9
Kuys en Bots 2005 Kuys en Bots 2005 11 Kuys en Bots 2005. Deze nederzetting is gebaseerd op archeologische opgravingsgegevens van het ROB-‐ onderzoeksproject -‐ “Urbanisatieproject in het rivierengebied tijdens de Middeleeuwen” (Nijmegen vanaf 1979 t/m 1984/85). Helaas is het overgrote deel van de opgravingen uitgevoerd in het urbanisatieproject, in beperkte mate uitgewerkt en gepubliceerd. 12 Archeologische resultaten afkomstig uit het ROB-‐onderzoeksproject “Urbanisatieproject in het rivierengebied tijdens de Middeleeuwen”. 10
6
een keizerlijke handelsplaats genoemd. De geprivilegieerde positie van Tiel gaat in deze periode verloren, maar Nijmegen heeft daarvan niet ten volle geprofiteerd ten gevolge van machtstrijd tussen de hertog van Brabant en een verzwakte invloed van de koning.13 Ook op grond van archeologische informatie kan worden aangetoond dat in de 11e en 12e eeuw de bewoningsintensiteit langs de Waaloever verder toe neemt. De middeleeuwse nederzetting aan de voet van de Valkhofheuvel breidt zicht langs de Waaloever in westelijke richting uit (waarschijnlijk tot aan de huidige Priemstraat).14 Nog vóór het midden van de 13e eeuw lijkt de nederzetting langs de Waal definitief uit haar voegen te barsten. De Romeinse muur, die tot dan toe de zuidelijke begrenzing van de nederzetting vormt, verliest haar functie. De muur wordt deels overbouwd met nieuwe huizen en deels afgebroken/omgetrokken. De funderingen en kelders van die nieuw gebouwde huizen worden in steen uitgevoerd. Daarbij maakt men gebruik van Romeins sloopmateriaal (tufsteen, kwartsiet, baksteen). In diezelfde periode zien we dat de bebouwing zich vanaf de oeverzone via vooral de Grotestraat in snel tempo in zuidelijke richting uitbreidt (als het ware de heuvel op kruipt). Nijmegen begint de allure van een stad te krijgen. 3.6 Late middeleeuwen ca. 1230-‐1500 15 De tweede helft van de dertiende eeuw is een omkeerpunt en doorbraak in de ontwikkeling van Nijmegen naar een regionaal en zelfs interregionaal handelscentrum. In 1230 wordt Nijmegen door Rooms-‐koning Hendrik VII een rijksstad en verwerft stadsrechten, die in hoge mate economisch en sociaal van aard zijn. In 1247 komt de Rijksstad, met het Rijk van Nijmegen, in Gelderse handen. In 1247 verpandt Rooms-‐koning Willem van Holland de Valkhofburcht aan graaf Otto II van Gelre. De graaf van Gelre krijgt daarmee ook het gezag over de stad Nijmegen en haar bewoners. De bewoners van Nijmegen verwerven het burgerrecht.16 Vanaf deze periode begint de stad Nijmegen te groeien en start een omvangrijk stedelijk bouwprogramma. Er vindt in de 13e en 14e eeuw een proces van occupatie van grond, en dus groei van de stadsbebouwing plaats. Open ruimtes worden in gebruik genomen. De percelen zijn relatief groot, de huizen staan los van elkaar en zijn afgeleid van de agrarische bewoning. Vervolgens neemt de gebruiksintensiteit van de gronden toe en worden bestaande percelen volgebouwd of opgedeeld in kleinere eenheden. De erosie van de rivier op de heuvelrand nabij het onderzoeksgebied komt mede onder invloed van regulerende maatregelen, onder andere bedijking en het aanleggen van kribben, pas in de 12e of 13e eeuw min of meer tot stilstand. 3.7 Stadsomwallingen in de omgeving van het onderzoeksgebied De periode vanaf de tweede helft van de 13e eeuw kenmerkt zich door grote bouwprojecten. 13
Kuys en Bots 2005 Archeologische resultaten afkomstig uit het ROB-‐onderzoeksproject “Urbanisatieproject in het rivierengebied tijdens de Middeleeuwen”. 15 Kuys en Bots 2005 16 Kuys en Bots 2005 14
7
Zo heeft de zich ontwikkelende stad achtereenvolgens drie omwallingen gekend, waarvan de eerste nog steeds hypothetisch is (zie afbeelding 4). 17 Afbeelding 4 -‐ Omgeving Valkhof eind 13e eeuw (naar Gorissen 1956)
Korte tijd na de verpanding van Nijmegen in 1247 lijken de graaf en de burgers van de stad een samenwerkingsverband te zijn aangegaan, waarbij ook de burcht op het Valkhof en de Valkhofheuvel worden opgenomen in de stadsomwalling/-‐ommuring. De aanleg van een kade-‐ annex verdedigingsmuur aan de Waalkade (in de late 13e of 14e eeuw) lijkt het sluitstuk van dit project. De eerste vermelding van de oudste stadsomwalling is afkomstig uit een oorkonde uit 1303. De loop van deze vermoedelijk in eerste instantie aarden omwalling is gebaseerd op 13e en 14e eeuwse bekende bebouwing. Door Verbeek & Hermans wordt echter gesteld dat met de werkzaamheden geruime tijd vóór de 1303 een aanvang moet zijn gemaakt. Afbeelding 5 -‐ Omgeving Valkhof omstreeks 1450 (naar Gorissen 1956)
Aan de noordkant van de stad, langs de Waal, wordt verondersteld geen aarden omwalling te hebben gelegen. Deze zou bij hoog water namelijk al te zeer hebben geleden. Totdat de stad aan deze noordzijde wordt versterkt door stenen muren en poorten, waarvan de eerste vermeldingen afkomstig zijn uit de zeventiger jaren van de 14e eeuw (zie hieronder), was de stad hier hoofdzakelijk beschermd door rijen huizen en op de oostelijke 17
Gorissen 1956
8
Waaloever is er sprake van de stenen Romeinse muur die tot in de 13e eeuw heeft gefunctioneerd als begrenzing van de aldaar gelegen nederzetting.18 Volgens Verbeek & Hermans maakt de 13e eeuwse rond de stad Nijmegen aangelegde aarden omwalling tussen het midden van de 14e en het begin van de 15e eeuw plaats voor een stenen stadsmuur (met veld-‐ en waterpoorten). Bij deze onderneming wordt ook de onbeschermde Waalzijde van poorten (waterpoorten) en enkele tussenliggende muren voorzien.19 De oudste of eerst vermelde stadspoorten en –torens in de omgeving van het onderzoeksgebied zijn: de (voorganger van de) Stratemakerstoren (1350) en de Veerpoort (1372). In 1378 is er sprake van een stadsmuur bij de Steenstraat (zie afbeelding 5). Afbeelding 6 -‐ Omgeving Valkhof omstreeks 1550 (naar Gorissen 1956)
De eind 13e of begin 14e eeuw rond de Valkhofheuvel aangelegde stadsmuur met torens wordt in de periode tussen 1520 en 1530 versterkt en deels vernieuwd. Ter plaatse van een in de oude stadsomwalling staande toren (vermoedelijk de Werner van Heze toren) bouwt men een zwaar half rond rondeel, de Stratemakerstoren (zie afbeelding 6). 20
18
Verbeek en Hermans, 1982, p. 101. Verbeek en Hermans, 1982, p. 103 20 v. Schevichaven 1910 19
9
4. Het onderzoeksgebied en de historische bronnen Binnen en op korte afstand van het onderzoeksgebied bevinden zich of hebben zich volgens (historische) bevonden: -‐ de in oorsprong uit de 13e of 14e eeuw daterende Veerpoort , -‐ 15e eeuwse (en latere) oeverversterkingen en kademuren, -‐ de Stratemakerstoren (met voorganger) en aangrenzende delen van de stadsmuur, -‐ het westelijke deel van de Lange Baan met daaraan grenzende bebouwing, -‐ het noordelijke deel van de Lindenberg met daaraan grenzende bebouwing, -‐ delen van het zgn. Groene Balkon en de later aangelegde Veertrappen, -‐ de voet van de Valkhofheuvel. 4.1 Veerpoort Volgens het keurboek van Nijmegen is er in 1372 sprake van een Veerpoort. De poort bestaat uit een toren met meerdere verdiepingen met tinnenkrans en schilddak. Na ernstige beschadiging door beschietingen wordt de poort in 1604 gedeeltelijk gesloopt. Vanaf 1609 is de poort als eenvoudig poortgebouw weer in gebruik. De Veerpoort is in 1864 geheel gesloopt. 4.2 Oeverversterkingen en kademuren Tussen 1422 en 1429 is er sprake van dat de ter hoogte van de Kraanpoort liggende (oude) werf wordt verlengd. De verlengde werf tussen de Kraanpoort en de Veerpoort heet vanaf 1422 de Nieuwe Werf en vanaf 1550 Lange Werf. In 1547 wordt de houten kade tussen Meipoort en Veerpoort vervangen door een stenen kade, die vervolgens in 1555 wederom vervangen wordt door een nieuwe stenen kademuur (1562 gereed). In 1569 maakt men een begin met de aanleg van een kade/oeverversterking ten oosten van de Veerpoort aan de zogenaamde Hoge Werf (richting de Lappentoren). 21 4.3 Stratemakerstoren Tussen de Hoge Werf en de Lange Baan stond even ten oosten van de Veerpoort de Werner van Heze toren die omstreeks 1525 werd overbouwd door de Stratemakerstoren. Dezevoorganger van de Stratemakerstoren wordt genoemd: - turris ad murum civitatis (Schepenprotocol 1414,9) , - tairn subtus montem castri (Schepenprotocol 1434,33), - tairn by der Veerpoerten (Cartularium Broederschappen 1455,45), - wachttoren achter Werner van Hese (StR 1511), - Werners van Heze tairnken, tairn achter Werners van Heze (StR 1513). Werner van Heze bezat een perceel ten oosten van de Veerpoort resp. Lindenberg. Ten tijde van de grootschalige renovatie van de stadsomwalling (periode 1520-‐1530) werd de Werner van Heze toren vervangen (en deels overbouwd) door de Stratemakerstoren: 21
v.Schevichaven 1896, p.205-‐207
10
- roendeel bij der Veerpoirten (StR 1526), - aen den nijhen werf beneven tgrote rondeel aen die Veerpoort (StR 1558), - des stratemekers toirn (StR 1569), - Stratemekers toirn achter het hoff (StR 1615). 22 4.4 Lange Baan De Lange Baan loopt thans vanaf de voet van de Veertrappen in oostelijke richting tussen de Stratemakerstoren en de voet van de Valkhofheuvel (zie afbeelding 7). Als weg komt de Lange Baan voor in diverse Schepenprotocollen.
Afbeelding 7 -‐ Lange Baan in oostelijke richting. Rechts de voet van de Veertrappen (foto WK).
Langs de noordzijde van de Lange Baan is al in 1461 sprake van bebouwing: het huis van Segher van Groesbeeck Wemmerszoon, gelegen bij de Veerpoort tegenover de burcht. In 1586 is er sprake van een huis bij de Veerpoort, naast de hof van Gerit Donckers en de opweg naar het Rondeel, achter strekkende tot de berg van het Hof (Valkhof). In 1704 ontvangt meester bakker Matthijs van Roggen een zeker huisje en pand, gelegen tussen de stads Veerpoort en het Rondeel binnen de stad. En in 1726 wordt vermeld: het huis van meester Matthijs van Roggen, aangekocht door Johan van Roggen, gelegen aan de Veerpoort langs de weg van het magazijn, genaamd het Rondeel. 22
Gorissen 1956, p.153
11
Het Raadssignaat van 4 februari 1798 bevat een aanvraag tot het bouwen van huizen op een open plaats bij de Veerpoort, op de zogenaamde Lange Baan, met de achterzijde gelegen tegen de afgebroken toren vanouds het Rondeel genaamd, beginnend bij het huis van meester bakker van Roggen en hogerop grenzend aan het einde van het rondeel. De aanvraag bevat tevens het verzoek de weg vóór die huizen tot aan de Vildersgas (Rozemarijngas) op te hogen en behoorlijk gelijk te maken. De drie bomen die daar stonden, moesten worden verwijderd. De aanvraag ging uit van meester timmerman ten Boven die voor zichzelf langs de Lange Baan een groot huis bouwde. Het huis werd daarna tot 1845 bewoond door zijn zoon, houthandelaar ten Boven. 23 De Lange Baan heette voorheen vermoedelijk Heelstraat. Een Schepenprotocol uit 1579 vermeldt een huis staande in de Heelstraat, bij de Veerpoort, met de achterzijde grenzende aan de berg, strekkende aan het Hof (Valkhof). 24 Het meest oostelijke deel van de Lange Baan kan rond 1789 ook Achter de Blatum hebben geheten (genoemd naar een verderop aan de Rozemarijngas/Hoenderpoort gelegen melaatsenhuis). 25 Met het pand op de hoek van de Lindenberg/Lange Baan meegerekend (zie hieronder bij Lindenberg perceelnummer 4883) lagen er volgens van der Grinten 26 in de periode 1850-‐1955 aan de zuidzijde van de Lange Baan vier percelen (4883, 4884, 4885 en 4886) Zie afbeelding 8). 27 Van der Grinten geeft van de laatste drie panden slechts een summiere beschrijving. De panden werden vermoedelijk rond 1850 tegelijkertijd gebouwd en hadden een lang, gemeenschappelijk zadeldak dat aan het oostelijke uiteinde was afgeschuind. Na 1950 werd de hele rij woningen afgebroken. Zie voor de locatie van de panden bijlage 2 en 3. Afbeelding 8 – Huisjes langs zuidzijde Lange Baan 1936 (foto Beeldbank Noviomagus.nl)
23
v. Schevichaven 1896, p.135-‐136 v. Schevichaven 1896, p.80 25 Hendriks 1987 en Gorissen 1956, p.128 26 v.d. Grinten 1980, p.55 27 Ten zuiden van percelen 4885 en 4885 bevindt zich nog een vijfde perceel (4887). Van der Grinten noemt dit perceel verder niet. 24
12
In 1856 wordt langs de zuidzijde van de Lange Baan in de noordelijke helling van de Valkhofberg een ijskelder gebouwd. De ijskelder is gebouwd “tusschen den vijfden en zesden boom, gerekend van het erf van den houtkooper Thijssen, achter het aldaar geplaatste rasterwerk.” 28 Waar die ijskelder precies lag (of misschien nog ligt), is niet meer te achterhalen. Langs de zuidzijde van de Lange Baan werd tot aan de hoek met de Lindenberg in 1882 een verdiepte open goot t.b.v. het afvoeren van hemelwater aangelegd (incl. dwarsgoten vanaf panden langs noordzijde Lange Baan). 29 In 1910 wordt in vijf huisjes langs de zuidzijde van de Lange Baan huisriolering aangelegd. Het betreft hier panden op de percelen Lange Baan 4883, 4884, 4885, 4886 en 4887. Op de bouwtekeningen van bedoeld rioleringsproject lijken de huisjes slechts een ondiepe fundering te hebben (geen kelder). De huisriolering loopt deels onder de vloer van de begane grond en sluit ondergronds vermoedelijk aan op een riool. 30 In 1948 verzoekt de firma Alewijnse de gemeente Nijmegen ter plaatse van de vervallen en binnen afzienbare tijd te slopen panden langs de zuidzijde van de Lange Baan (hoek Waalkade) uitbreiding van het bedrijf te mogen realiseren. De gemeente staat de gewenste uitbreiding niet toe. In plaats daarvan mag de firma Alewijnse uitbreiden in de inmiddels door de firma aangekochte panden ten oosten van het Alewijnse-‐pand (ten noorden van de Lange Baan tot boven de Stratemakerstoren). 31 In 1993 wordt even ten zuiden van de Lange Baan nabij de oude Valkhoftrappen die toegang geven tot het Valkhof en het Groene Balkon, een prefab trafostation gebouwd (zie afbeelding 9). Het transformatorhuisje staat sindsdien te boek als Lange Baan nr. 2. Op de bij de bouwaanvraag behorende tekeningen is te zien dat het gebouwtje ondiep is gefundeerd. 32 Afbeelding 9 – Transformatorhuisje nabij oude Valkhoftrappen (foto WK)
28
RAN/Oud Secretarieel Archief Nijmegen Bouwvergunningen nr. 9441 RAN 47 Commissie tot Uitleg van de Stad Nijmegen, 1975 – 1890, nr. 251 30 RAN 61 Publieke werken en Volkshuisvesting Gemeente Nijmegen, 1949 – 1984 (Saneringsplan Lange Baan), nr. 448 31 RAN 61 Publieke werken en Volkshuisvesting Gemeente Nijmegen, 1949 – 1984 (Saneringsplan Lange Baan), nr. 16 32 Digitaal Bouwarchief RAN, Lange Baan 2 29
13
4.5 Lindenberg De huidige Lindenberg loopt thans vanaf het kruispunt Kelfkensbos/Voerweg in noordelijke richting via de zgn. Veertrappen naar de Waalkade (zie afbeelding 10).
Afbeelding 10 -‐ Veertrappen vanaf de Waalkade in zuidelijke richting (foto WK)
De vroegere Lindenberg was eeuwen lang niet meer dan een voetpad. Diverse Schepenprotocollen noemen de weg en daaraan liggende bebouwing: 1392 -‐ in de straat die voert naar de Veerpoort, 1397 -‐ platea iuxta montem castri, 1412 -‐ het erf van Willem van Heze en de woning van Geertruid, weduwe van Sander van Daernick, gelegen naast de Veerpoort onderaan de weg die van de burcht naar de Veerpoort voert, 1415 -‐ Adam van Heeze beschikt over enig land, gelegen bij de Borchberg, 1417 -‐huis van Michael Hostienbacker, aan de Strikstraat, met de achterzijde grenzend aan de Borchberg, 1427 -‐ platea versus montem, 1433 -‐ Adam van Heze bestemt in zijn testament zijn huis als woning voor vijf begijnen, die onder de geestelijke leiding van de prior der Regulieren staan. Het huis van Adam lag aan de oostzijde van de Lindenberg, op de helling van de Valkhofheuvel en dicht bij de Veerpoort, 1451 -‐ platea versus Veerpoert. 14
In de Stadsrekening van 1545 wordt vermeld dat de weg van het Valkhof naar de Veerpoort wordt opgeknapt, zodat men er met karren kan rijden. Volgens de Stadsrekening van 1556 vinden er wederom herstelwerkzaamheden aan de weg plaats, zodat men met karren zand via de Veerpoort bij de kalkputten kon komen (men was daar toen in de oeverzone bezig de werf of kade te vernieuwen). Volgens het Raadsbesluit van 21 mei 1662 wordt het Veerstraatje van het Valkhof naar de Veerpoort breder gemaakt en geëgaliseerd, zodat twee karren elkaar kunnen passeren. In een Schepenprotocol uit 1722 wordt de straat/weg voor het eerst Lindenberg genoemd. 33 Afbeelding 11 – Lindenberg vanaf Waalkade in zuidelijke richting 1910 (foto RAN F27341)
Volgens v.d. Grinten 34 stonden in de periode 1850-‐1955 binnen het onderzoeksgebied langs de oostzijde van de Lindenberg (zie afbeelding 11) de navolgende drie panden (zie ook bijlagen 2 en 3). Op de hoek Lindenberg/Langebaan stond een pand met perceelnummer Lindenberg 4883. Het pand was vijf meter breed en telde drie verdiepingen. Het pand was voorzien van een zadeldak (dat doorliep over de drie daarachter gelegen panden aan de zuidzijde van de Lange Baan). Daarnaast/aansluitend en ten zuiden daarvan bevond zich het pand met perceelnummer Lindenberg 4246. Het pand had een twaalf meter brede gevel en telde twee verdiepingen. Het pand werd daar rond 1920-‐1925 geheel nieuw gebouwd op de bestaande plattegrond. Op de begane grond bevond zich een magazijn. De eerste verdieping was woongedeelte. Het pand was voorzien van een plat dak. Daarnaast en ten zuiden daarvan bevond zich het derde pand met perceelnummer 3302. In 1860 werden op deze plaats een schuur en stalling afgebroken en in plaats daarvan werd een nieuw woonhuis met stalling gebouwd. Het pand werd omstreeks 1940 gesloopt. Verder naar het zuiden (oostzijde Lindenberg) grenst perceel 3302 aan het erf van sociëteit Burgerlust. In 1877 krijgt de eigenaar van het pand Lindenberg C 131 (is het pand met perceelnummer 3302) van de gemeente toestemming op de begane grond een smederij te vestigen. 35
33
Gorissen 1956, p.101 en 122 en v.Schevichaven 1896, p.83 v.d. Grinten 1980, p.47-‐48 35 RAN/Oud Secretarieel Archief Nijmegen Bouwvergunningen nr. 9735 34
15
Een groot gedeelte van de vóór 1954 bestaande Lindenberg (zie afbeelding 12) is in de periode 1954-‐ 1955 vergraven ten behoeve van de bouw van het Groene Balkon. Het muurwerk van het Groene Balkon loopt binnen het onderzoeksgebied globaal langs de oostzijde van de oude Lindenberg tot aan de voormalige kruising met de Lange Baan. Vanaf dit punt maakt het Groene Balkon een hoek van 90 graden en vervolgt haar weg in westelijke richting. Afbeelding 12 -‐ Lindenberg omstreeks 1950 kort voor de sloop van klooster Hallo (rechts) en Societeit Burgerlust/Unitasgebouw (foto RAN F28539)
Ten behoeve van het kunnen bouwen van het Groene Balkon is er in het gebied een diepe funderingssleuf gegraven. Na de bouw van het Groene Balkon is het gebied er achter aangevuld met grond uit de funderingssleuf en grond van elders (zie afbeelding 13). Afbeelding 13 -‐ Bouw Groene Balkon hoek Lindenberg/Lange Baan omstreeks 1954 (foto RAN F1930)
In de periode 1988-‐1989 werd het gedeelte van het Groene Balkon, gelegen aan de zijde van de Waalkade en gelegen in het verlengde van de voormalige Lindenberg, “doorbroken” ten behoeve van de aanleg van de zgn. Veertrappen. Het gedeelte van het Groene Balkon gelegen aan de oostzijde van de voormalige Lindenberg (thans hoek Lange Baan/Valkhoftrappen) is daarbij onaangetast gebleven (zie afbeelding 10). 4.6 Omgeving Veerpoort, Lindenberg en Lange Baan op oude prenten en foto’s Het kort vóór 1639 door Isaac van Geelkercken vervaardigde vogelvluchtplan van de stad Nijmegen 36 laat tussen de Veerpoort en de Stratemakerstoren een enkel gebouw zien (direct achter de
36
Opgenomen in: Johan Isaac Pontanus, Historiae Gelricae, Harderwijk 1639
16
Afbeelding 14 – Omgeving Veerpoort (detail v. Geelkercken 1639)
stadsmuur en vermoedelijk langs de noordzijde van de Lange Baan). Langs de zuidzijde van de Lange Baan is geen bebouwing te zien. Langs de Strikstraat en de Steenstraat is wél bebouwing ingetekend. De Lindenberg lijkt een onverharde holle weg. De voet van de Valkhofheuvel laat iets van een keermuur zien (zie afbeelding 14). Het kort vóór 1649 door Henric Feltmann gemaakte vogelvluchtplan van de Stad Nijmegen 37 toont enkele gebouwen tussen de Veerpoort en de Stratemakerstoren (vermoedelijk langs de noordzijde
Afbeelding 15 – Omgeving Veerpoort (detail Feltman 1649)
van de Lange Baan). Op de hoek van de Lindenberg/Lange Baan zijn enkele gebouwen langs de oostzijde van de Lindenberg en enkele gebouwen langs de zuidzijde van de Lange Baan zichtbaar. De 37
Opgenomen in: Johan Blaeu, Toonneel der Steden van de Vereenighde Nederlanden, Amsterdam 1649
17
Lindenberg lijkt een onverharde holle weg. Op de tekening is mogelijk een keermuur langs de voet van de Valkhofheuvel zichtbaar. Langs de Strikstraat en de Steenstraat is bebouwing ingetekend (zie afbeelding 15).
Afbeelding 16 – Omgeving Veerpoort (detail Feltman 1669)
Op het uit 1669 daterende door Henric Feltman geschilderde vogelvluchtplan van de stad Nijmegen 38 zijn tussen de Veerpoort en de Stratemakerstoren langs de noordzijde van de Lange Baan enkele gebouwen zichtbaar. Op de hoek van de Lindenberg/Lange Baan staat slechts een enkel gebouwtje afgebeeld (vermoedelijk langs de zuidzijde van de Lange Baan). Langs de Strikstraat en de Steenstraat is bebouwing aangegeven. De Lindenberg is als weg niet te herkennen. Een eventuele keermuur langs de voet van de Valkhofheuvel is niet waarneembaar (zie afbeelding 16).
38
Lemmens 2003. Het schilderij is te aanschouwen in het Museum Het Valkhof.
18
Afbeelding 17 -‐ Veerpoort door P. Post 1859 (RAN F6531)
Op een uit 1859 daterende prent van P. Post (Veerpoort) is bebouwing te zien langs de noordzijde van de Lange Baan. Eventuele bebouwing langs de zuidzijde van de Lange Baan is aan het oog onttrokken (zie afbeelding 17).
Afbeelding 18 – Veerpoort met Stadsherberg 1865 (RAN GN10966)
Ook een foto uit 1865 van de Veerpoort met Stadsherberg laat bebouwing zien langs de noordzijde van de Lange Baan. Eventuele bebouwing langs de zuidzijde van de Lange Baan is niet waarneembaar (zie afbeelding 18). 19
Afbeelding 19 -‐ Lange Baan in westelijke richting omstreeks 1930 (RAN F29316)
Een in 1930 gemaakte foto van de Lange Baan laat oostelijk van de driehoekige inham een ongeveer één meter hoge grondkerende muur zien met daarboven op een hekwerk (zie afbeelding 19).
Afbeelding 20 -‐ Valkhoftrappen en Groene Balkon omstreeks 1955 (RAN F28562)
Een uit 1955 daterende fotos van de oude Valkhoftrappen met Groene Balkon laten de voet van de Valkhofheuvel goed zien (zie afbeelding 20). 20
5. Archeologische opgravingen en waarnemingen binnen en nabij het onderzoeksgebied Binnen en nabij het onderzoeksgebied zijn in de periode vanaf ca. 1950 door diverse instanties archeologische opgravingen en waarnemingen uitgevoerd. Probleem is dat de resultaten van bedoelde activiteiten slechts zeer ten dele zijn gepubliceerd. Laat staan dat er sprake is van een gedegen archeologisch samenhangend verhaal. Hieronder worden de voor het onderzoeksgebied relevante archeologische gegevens weergegeven (zie ook bijlage 4 – Opgravingsgebied met werkputten ROB en BAMN). 5.1 Archeologische activiteiten Brunsting In de periode 1950 – 1960 werd door de gemeente Nijmegen het Saneringsplan Benedenstad uitgevoerd. Onderdeel van dit Saneringsplan vormde de sloop van vervallen panden en herinrichting van het gebied, globaal begrensd door Waalkade, Lindenberg, Burchtstraat en Grotestraat. Binnen en nabij ons onderzoeksgebied betekende dat de sloop van panden langs de Lange Baan, Lindenberg en Steenstraat, alsmede de bouw van het zgn. Groene Balkon (zie afbeeldingen 13 en 21). Het sloop-‐ en graafwerk werd in die periode min of meer in de gaten gehouden door de ook op vele andere plaatsen in Nijmegen actief opererende prof. H. Brunsting, indertijd verbonden aan het RMO te Leiden, nauw samenwerkend met de ROB. Brunsting heeft slechts in één publicatie 39 -‐ benopt -‐ verslag gedaan van hetgeen hij tijdens de graaf-‐ en sloopwerkzaamheden binnen en nabij ons onderzoeksgebied heeft waargenomen.
Afbeelding 21 -‐ Bouwactiviteiten Groene Balkon 1954 (RAN F1925)
Brunsting beschrijft dat in het oostelijke deel van de bouwput van het Groene Balkon zwaar Romeins tufstenen/natuurstenen muurwerk te zien was. Bedoeld muurwerk eindigde in een kelderstructuur. Uit de kelder kwam een Romeins basement te voorschijn, alsmede een hoeveelheid terra sigillata).
39
Brunsting 1955
21
De waarnemingen werden door medewerkers van Publieke Werken van de gemeente Nijmegen op kaart aangegeven. Zie bijlage 5 – een op basis van de gegevens van Brunsting door Publieke Werken, gemeente Nijmegen vervaardigde tekening). Brunsting meldt dat de muurresten vermoedelijk restanten zijn van een villa-‐achtig Romeins gebouw tegen de voet van de helling of van een terrasmuur. Aan de noordelijke voet van het muurwerk heeft Brunsting overal sporen van intense bewoning aangetroffen (paalgaten en funderingen van veldkeien). De stratigrafie leverde woon-‐ en ophogingslagen uit de tijd van de Flavii op. De sporen dateren volgens Brunsting uit de eerste t/m de vierde eeuw. 5.2 Opgravingscampagnes ROB Onder verantwoordelijkheid van de toenmalige Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) werden in de periode 1979-‐1989 in de benedenstad van Nijmegen en op/nabij de Waalkade diverse opgravingscampagnes en waarnemingen uitgevoerd. 40 ROB-‐opgravingsput 1056 (zie bijlage 6 – Veldtekening ROB) Binnen ons onderzoeksgebied is ROB-‐opgravingsput 1056 relevant. De put (proefsleuf) is in april 1989 aangelegd. Zie voor de locatie van de opgravingsput bijlage 4). Aan de bij deze opgravingsput behorende veldtekening nr. 10.459 kunnen de navolgende gegevens worden ontleend: - Eén aangelegd vlak en een oostprofiel zijn getekend, - Vlak 1: afmeting op vlak 4 meter lang en 1,5 meter breed. - Bovenkant vlak op 12.90+ NAP, - Overwegend geel zand, met daarin kuilen/depressies, gevuld met baksteenpuin. - Oostprofiel: 6 meter breed, - Bovenkant profiel (maaiveld) 15.50/15.60+ NAP, - Onderkant profiel op 12.20+ NAP, - Tot 14.00+ NAP verstoord. Vervolgens laag lichtbruin/grijs zand met mortel en baksteenpuin. Op 13.60+ NAP restant van lemen vloer. Links en rechts in het profiel ingravingen (kuilen) gevuld met grijs/bruin zand met baksteenpuin en mortel. Vast geel zand vanaf 13.30+ NAP. - Vondstmateriaal onbekend. Geen foto’s beschikbaar. Resultaten niet gepubliceerd. Andere opgravingsputten van de ROB Direct in de nabijheid van het onderzoeksgebied zijn ten tijde van de opgravingscampagnes van de ROB nog diverse andere opgravingsputten aangelegd. Bedoelde putten bevinden zich even ten westen van het onderzoeksgebied (o.a. in de zone waar nu het pand van Holland Casino staat). De gegevens van de ROB-‐opgravingscampagnes zijn slechts zeer ten dele uitgewerkt en gepubliceerd. De publicaties van o.a. Brunsting 41, Bogaers 42, van Tent 43, Sarfaty 44 en Clevis 45 geven -‐ in samenhang met elkaar bezien -‐ een goed beeld van hetgeen er in de oostelijke zone langs de 40
Zie o.a. Clevis 1987/1988 en Sarfaty 1985/1987 Brunsting 1955 42 Bogaers 1969 43 v. Tent 1973 44 Sarfaty 1985 en 1987 41
22
Waalkade in het verleden aan de hand is geweest. Aangetroffen sporen duiden op nagenoeg onafgebroken intensieve bewoningsactiviteit vanaf de Romeinse tijd. 46 Meer in het bijzonder betrof het hier sporen die duiden op houtbouw vanaf de 1e eeuw, villa-‐achtige, deels stenen bebouwing vanaf de 1e eeuw, een (versterkte?) handelsnederzetting vanaf de 4e eeuw, bewoningslagen uit de Merovingische en Karolingische periode, 11e/12e eeuwse huisplattegronden binnen vermoedelijk een handelsnederzetting, 13e/14e eeuwse bebouwing (deels versteend), alsmede kade-‐ en verdedigingswerken. 5.3 Opgravingsprojecten SSN/BAMN In de periode 1991 – 1993 werden door de Stichting Stadsarcheologie Nijmegen (SSN) aan de Lange Baan drie archeologische projecten uitgevoerd (Lb1 t/m 3). Aangezien bedoelde projecten betrekking hadden op archeologische werkzaamheden binnen de Stratemakerstoren (gelegen buiten het onderzoeksgebied), worden zij hier buiten beschouwing gelaten. In de periode 1990 – 2004 werden door het Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen binnen en in de omgeving van het onderzoeksgebied diverse archeologische projecten uitgevoerd (Lb4 en Li1 t/m 5). Voor ons onderzoek zijn uitsluitend de projecten Lb4 en Li3 van belang (zie hieronder). De overige projecten liggen te ver van het onderzoeksgebied verwijderd. Lb4 – Lange Baan 47 (zie bijlage 7 – Veldtekening BAMN) In november 1993 werd door medewerkers van het Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen tijdens het graven van de funderingskuil (in de voet van de Valkhofheuvel) ten behoeve van een transformatorhuisje een waarneming uitgevoerd nabij de toenmalige Valkhoftrappen, ten zuiden van de Lange Baan. Zie voor de locatie van de opgravingsput bijlage 4. Er werden sporen van muurwerk aangetroffen: - een deel van een bakstenen trappartij (baksteenformaat 22 x 11 x 5,5 cm; BK 16,87+ NAP) , - een ca. 80 cm brede (met mortel gevoegde) bakstenen muur met een zichtbare hoogte van 1,25 meter (baksteenformaat 26,5 x 13 x 6,5 cm; BK 16,40+ NAP), - een in de muur uitgehakte zinkput met goot (goot met restanten van houten planken), - een lage muur (met bruine leem gevoegd) bestond uit halve en hele bakstenen (baksteenformaat 27 x 13 x 7 cm; BK 16,37+ NAP) , - een stuk bestrating (straatstenen) (BK 16,70+ NAP), Tijdens de waarneming werden diverse monsters van bakstenen veiliggesteld. Het overige vondstmateriaal bestaat uit aardewerkfragmenten (ROM en LME) en metaal (Romeinse bronzen spijker, een lemmet van een mes (LME/NT) en een middeleeuwse musketkogel. De 80 cm brede met mortel gevoegde muur maakte vermoedelijk onderdeel uit van een rond de voet van de Valkhofheuvel geplaatste grondkerende muur. De overige bouwsporen behoorden 45
Clevis 1988 Zie ook Thijssen 1987, 1988 en 1999 47 Opgravingsgegevens Lb4 zijn voorhanden (w.o. basisformulier, veldtekening, vondstenlijst met vondsten,fotolijst met foto’s, dagrapporten). 46
23
waarschijnlijk toe aan een gebouw dat ter plaatse heeft gestaan. Het gehele complex werd gedateerd in de periode LME-‐NT. Li3 – Lindenberg 48 In de periode april-‐mei 1998 werden door medewerkers van het Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen onder de projectcode Li3 meerdere waarnemingen gedaan aan de Lindenberg. Een van de waarnemingen betrof het aantreffen muurwerk in een gegraven funderingssleuf ten behoeve van de bouw van een nieuwe grondkerende muur langs de westzijde van het Valkhofplateau (oostzijde Lindenberg, ongeveer halverwege de Lindenberg). In de funderingssleuf werden restanten van een bakstenen muur uit de late middeleeuwen of nieuwe tijd aangetroffen. Vermoedelijk betrof het hier een restant van de fundering van het omstreeks 1950 gesloopte gebouw van de Sociëteit Burgerlust. In de funderingssleuf werden enkele fragmenten van aardewerk aangetroffen (ROM t/m NT). De andere waarneming betrof het aantreffen van een deel van de Romeinse gracht in een midden in de Lindenberg gegraven rioolsleuf (globaal tussen Veertrappen en Voerweg). Het aangetroffen deel van de gracht moet onderdeel zijn geweest van de langs de westzijde van het 4e eeuwse castellum aangelegde gracht. De gracht was noord-‐zuid georiënteerd. In het vrijliggende deel van de gracht werden diverse fragmenten aardewerk aangetroffen (ROM t/m NT). In de rioolsleuf werden verder de restanten van een met recent puin gevulde bomkrater uit de Tweede Wereldoorlog en het restant van een keldervloer (baksteen, LME) aangetroffen. 5.4 Sloop panden westzijde Lindenberg Nadat in november 1968 een begin was gemaakt met het grondwerk voor het cultureel centrum “De Lindenberg” (westzijde Lindenberg en ten zuiden van het Groene Balkon) werden door studenten van de toenmalige Katholieke Universiteit Nijmegen met regelmaat waarnemingen uitgevoerd in de bouwput. De activiteiten werden begeleid door het aan de universiteit verbonden Instituut Oude Geschiedenis en Archeologie (OGA) van prof. J.E. Bogaers. Bogaers legde hetgeen werd waargenomen ook – summier – vast. 49 In de bouwput werden de restanten van een Romeinse spitsgracht aangetroffen. De spitsgracht moet hebben behoord tot de Romeinse versterking die omstreeks de 4e eeuw op de Valkhofheuvel moet hebben gelegen. De spitsgracht is over een afstand van 25 tot 30 meter gezien en kende een noord-‐ zuid oriëntatie. De gracht heeft zich ongetwijfeld nog verder in noordelijke richting (richting de Waal) voortgezet.
48
Van de tot projectcode Li3 behorende waarnemingen zijn de veldgegevens voorhanden (w.o. basisformulier, veldtekeningen, vondstenlijst met vondsten, fotolijst met foto’s, dagrapporten). 49 Bogaers 1969
24
In het Regionaal Archief te Nijmegen (RAN) bevinden zich diverse stukken ondergebracht binnen de Collectie Stads Kern Onderzoek Nijmegen. 50 In de collectie bevinden zich o.a. diverse omstreeks 1954 door de afdeling Fotografie van het Commissariaat van Politie te Nijmegen gemaakte foto’s. De foto’s zijn vermoedelijk gemaakt tijdens de sloopwerkzaamheden ten behoeve van de bouw van het Groene Balkon. Niet in alle gevallen is duidelijk wat er wordt afgebeeld (doorgaans muurwerk) of waar de foto’s zijn gemaakt. In enkele gevallen wordt een nadere plaatsaanduiding vermeld: -‐ funderingsmuren dwars door de Lindenberg ter plaatse van de benedenverdieping van het klooster Hallo 51, -‐ steunmuur van de Valkhofheuvel ten oosten van de Lindenberg onder de tuin van Unitas 52, -‐ tufstenen kelder in de Steenstraat bij de samenkomst Lindenberg-‐Steenstraat, -‐ tufstenen muren achter de voormalige Proosdijhuizen onder de tuin van Bethlehem 53, -‐ oude vloer of plaveisel in de Lindenberg. 5.5 Sloop huizen oostzijde Lindenberg Zoals eerder aangegeven stonden binnen ons onderzoeksgebied aan de oostzijde van de Lindenberg in de periode 1850-‐1955 drie panden (perceelsnummers 4883, 4246 en 3302). Zie voor de locatie van bedoelde panden bijlage 3.
Afbeelding 22 -‐ Pand perceel Lindenberg 4883/4246 omstreeks 1950 (RAN F27532)
Het pand met perceelsnummer 3302 werd in 1940 gesloopt. Beide andere panden werden omstreeks 1955 gesloopt. De sloopwerkzaamheden werden niet archeologisch begeleid.
50
RAN, 591 Collectie Stads Kern Onderzoek Nijmegen, nr. 42 Lindenberg Het klooster Hallo bevond zich langs de westzijde van de Lindenberg, globaal tussen Lindenberg, Steenstraat en Strikstraat. Het klooster is in 1954 gesloopt. 52 Het pand van Unitas stond aan de oostzijde van de Lindenberg, ongeveer halverwege. 53 De Proosdijhuizen stonden aan de zuidzijde van de (oude) Vleeshouwerstraat, recht onder het hoger gelegen klooster Bethlehem. 51
25
5.6 Sloop huizen zuidzijde Lange Baan Binnen ons onderzoeksgebied stonden aan de zuidzijde van de Lange Baan in de periode 1850-‐1955 vijf panden (perceelsnummers 4883, 4884, 4885, 4886 en 4887). Zie voor de locatie van de panden bijlage 3.
Afbeelding 23 -‐ Lange Baan in oostelijke richting met rechts de in 1950 gesloopte panden (RAN F18310)
De panden met perceelsnummers 4884 t/m 4887 werden omstreeks 1950 gesloopt. Het pand met perceelsnummer 4883 werd in 1955 gesloopt. De sloopwerkzaamheden werden niet archeologisch begeleid. 26
5.7 Aanleg Veertrappen In de periode 1988-‐1989 werd het gedeelte van het Groene Balkon, gelegen aan de zijde van de Waalkade en gelegen in het verlengde van de voormalige Lindenberg, “doorbroken” ten behoeve van de aanleg van de zgn. Veertrappen (zie afbeelding 24). Het gedeelte van het Groene Balkon gelegen aan de oostzijde van de voormalige Lindenberg (thans hoek Lange Baan/Valkhoftrappen) is daarbij onaangetast gebleven. Aangezien de aanleg van de Veertrappen voornamelijk werd gerealiseerd in het ten tijde van de bouw van het Groene Balkon met grond aangevulde deel, werden de graaf-‐ en bouwwerkzaamheden archeologisch niet begeleid en ontbreekt derhalve enige archeologische informatie. Afbeelding 4 -‐ Bouw Veertrappen 1988-‐1989 (Beeldbank Noviomagus.nl)
27
6. Conclusies en aanbevelingen Binnen het onderzoeksgebied zijn slechts twee archeologische waarnemingen gedocumenteerd, t.w. ROB-‐opgravingsput 1056 en BAMN-‐waarneming Lb4. Het gaat hier om relatief kleine werkputten. Lb4 toont aan dat binnen het onderzoeksgebied vanaf de late middeleeuwen bebouwing heeft gestaan langs de oostzijde van de Lindenberg en aan of in de voet van de Valkhofheuvel . Ook historische bronnen bevestigen dat. Tevens zijn er aanwijzingen dat aan de voet van de Valkhofheuvel vanaf het midden van de 15e eeuw een grondkerende muur stond. Te verwachten is dat er zich in de nabijheid van werkput Lb4 en langs de oostzijde van de Lindenberg nog meer archeologische sporen in de bodem bevinden. De zuidzijde van de Lange Baan is vermoedelijk tot het midden van de 15e eeuw niet bebouwd geweest. Historische bronnen ondersteunen dat. De gegevens van ROB-‐opgravingsput 1056 geven een kleine indicatie voor bebouwing langs de zuidzijde van de Lange Baan (lemen vloer en lagen/kuilen gevuld met baksteenpuin en mortel). De sporen en het vondstmateriaal zijn niet gedateerd. Niet uitgesloten is dat zich in de nabijheid van de ROB-‐werkput en langs de zuidzijde van de Lange Baan restanten van oude bebouwing in de bodem bevinden. Gebouwen die in de periode tussen 1832 en 1955 langs de zuidzijde van de Lange Baan en de oostzijde van de Lindenberg hebben gestaan, waren vermoedelijk niet voorzien van kelders. Onbekend is of de tussen 1940 en 1955 gesloopte panden tot in de fundering zijn uitgebroken. Waarnemingen van Brunsting ten tijde van de bouw van het oostelijke deel van het Groene Balkon (1954) tonen aan dat er flink wat muurwerk en overige sporen uit de Romeinse tijd (en later) in de bodem moeten zitten. Niet alles is ten tijde van de bouw van het Groene Balkon opgeruimd. Waarnemingen aan en in de Lindenberg (1968 en 1998) tonen aan dat zich onder en langs de huidige Lindenberg een noord-‐zuid georiënteerde Romeinse spitsgracht bevindt. Bedoelde gracht wordt in verband gebracht met het 4e eeuwse castellum op het Valkhofplateau. Het is niet uit te sluiten dat de gracht een voortzetting in noordelijke richting kent en ons onderzoeksgebied raakt of doorsnijdt. De vraag is of de Lindenberg van oorsprong een droogdal is. Bogaers (1969) oppert immers de mogelijkheid dat de zone waarin de huidige Lindenberg is gelegen, in de Romeinse tijd vanaf het Valkhofplateau geleidelijk naar het westen afhelde en niet zoals tegenwoordig het geval is, aan de westzijde van het Valkhof sterk daalt. Het zou kunnen betekenen dat het “dal” van de Lindenberg door mensenhand is verdiept (gracht castellum?) en in de eeuwen daarna verder is uitgespoeld. De Lindenberg is vermoedelijk ook geen oude hoofdroute. In de middeleeuwen was de Lindenberg aanvankelijk niet meer dan een slecht begaanbaar voetpad, dat pas in de late middeleeuwen geschikt werd gemaakt voor vervoersmiddelen. 28
De tijdens de ROB-‐opgravingscampagne (1979-‐1989) redelijk goed gedocumenteerde opgravingsputten tussen Besiendershuis en voormalige Veerpoort toonden aan dat zich grote hoeveelheden sporen (w.o. bouwsporen) uit de Romeinse tijd (en latere perioden) in de bodem bevonden. Een oostelijke begrenzing van de sporen werd indertijd niet aangetroffen. Het is derhalve niet uit te sluiten dat resten van menselijke activiteit uit de Romeinse periode (en later) zich verder langs de voet van de Valkhofheuvel naar het oosten uitstrekten. De Lange Baan ligt van oudsher in het verlengde van de Steenstraat en moet binnen de omwalling van de stad een verbindingsweg zijn geweest tussen de Veerpoort en/of Steenstraat en de in het noordwesten van de stad gelegen Hoenderpoort. De Lange Baan is ten tijde van het in gebruik zijn van de Werner van Heze toren/Stratemakerstoren de toegangsweg geweest naar dit verdedigingswerk. De Lange Baan is in 1798 vanaf de Lindenberg tot aan de Vildersgas (Rozemarijngas) opgehoogd. Hoeveel grond is opgebracht, is niet te achterhalen. Langs de zuidzijde van de Lange Baan en in de voet van de Valkhofheuvel is in 1856 een ijskelder ingegraven. Het is niet uitgesloten dat de ijskelder zich nog in de bodem bevindt. De exacte locatie van de ijskelder kon niet worden achterhaald. Het gehele onderzoeksgebied moet in de achterliggende eeuwen te lijden hebben gehad van o.a. erosie van de Valkhofheuvel. De hoogteverschillen in het onderzoeksgebied tonen dat aan. Materiaal dat vanaf de helling van de Valkhofheuvel naar beneden is gekomen, bevindt zich aan de voet van de Valkhofheuvel (mogelijk een meters dik pakket). Gelet op vorenstaande moet men er rekening mee houden dat zich binnen het onderzoeksgebied nog grote hoeveelheden restanten uit de Romeinse tijd (en later) in de bodem kunnen bevinden. In sommige gevallen kunnen bedoelde restanten zich meters onder het huidige maaiveld bevinden. Als in de toekomst diepgravende bouwactiviteiten binnen het onderzoeksgebied onvermijdelijk zijn, adviseer ik u de bouwactiviteiten vooraf te laten gaan door een archeologische opgraving. 29
Literatuur
Bogaers, J.E., 1969. Archeologisch Nieuws -‐ Nijmegen, in: Nieuwsbulletin KNOB 1969, 2e aflevering Broeke, P. van den, 2009. De oeverbewoners noemen hem Vahalis. De Waal bij Nijmegen in de Romeinse tijd, in: Jaarboek Numaga 2009, Nijmegen Brunsting, H., 1955. Opgravingen aan Waalkade-‐Steenstraat te Nijmegen, in: Opgravingsnieuws van de samenwerkende oudheidkundige instellingen in Nederland, ROB Amersfoort, jaargang 1, aflevering 1-‐3, januari-‐augustus 1955, Amersfoort Clevis, H. Nijmegen. Investigations into the Historical Topography and Development of the Lower Town between 1300 and 1500; part I in: Berichten ROB, jaargang 37, 1987 en part II in: Berichten ROB, jaargang 38, 1988 Driessen, M., 2007. Bouwen om te blijven. De topografie, bewoningscontinuïteit en monumentaliteit van Romeins Nijmegen, Amersfoort Gorissen, F, 1956. Stede-‐atlas van Nijmegen, Arnhem Grinten, E.F. van der, 1980. Nijmegen Benedenstad. Beschrijving van een grotendeels verdwenen stadsgedeelte aan de Waal, Nijmegen Hendriks, G.J., 1987. Nijmeegse straten en hun oorsprong, Nijmegen Joosting, J.G. Ch, 1891. Inventaris van het Oud-‐Archief der Nijmeegsche Broederschappen, Nijmegen Kersten, M., Th. Pierik en C. Willems, 1990. Van Stadswal tot Walstraat, Nijmeegs Museum, uitgave Commanderie van St. Jan, Nijmegen 1990 Kievits, F.H., 1998. Over gletsjerijssmeltwater, stuwwallen en spoelzandwaaiers. De geologie van Nijmeegse grootste garagebouwput, in: Nijmeegs katern, jaargang 12, nr. 3, juni 1998 Kuys, J. en H. Bots, 2005. Nijmegen; Geschiedenis van de oudste stad van Nederland, deel 2: Middeleeuwen en Nieuwe Tijd, Wormer Lemmens, G., 2003. Nijmegen in 1669. Vogelvluchtgezicht van Hendrik Feltman. Museumstukken nr. 9 van de Vereniging van Vrienden van Museum Het Valkhof, Nijmegen Pons, L.J., 1957. De geologie, bodemvorming en waterstaatkundige ontwikkeling van het Land van Maas en Waal en een gedeelte van het Rijk van Nijmegen, Wageningen Sarfaty, H. e.a., 1985. Nijmegen, Opgraving stadskern (Waalkade), Project urbanisatie in het Nederlandse rivierengebied tijdens de middeleeuwen, in: Jaarverslag ROB 1985, Amersfoort 30
Sarfaty, H. e.a., 1987. Nijmegen, Stadskernonderzoek (Waalkade, Lange Baan), Project urbanisatie in het Nederlandse rivierengebied tijdens de middeleeuwen, in: Jaarverslag ROB 1987, Amersfoort Schevichaven, H.D.J. van, 1896. Oud Nijmegen’s Straten, Markten, Pleinen, Open ruimten en Wandelplaatsen, Nijmegen Schevichaven, H.D.J. van en J.C.J. Kleijntjens S.J., 1910. Rekeningen der Stad Nijmegen 1382-‐1543, Nijmegen (vanaf 1916: J.C.J. Kleijntjens en L. Sormani) Tent, W.J. van, 1973. Excavations along the Limes, Nijmegen – Waalkade, in: Berichten ROB, jaargang 23, 1973, Amersfoort Thissen, B., 1999. De lange 12e eeuw, in: Jaarboek Numaga 1999, Nijmegen Thijssen, J.R.A.M., 1987. Van hout naar steen. De bouwgeschiedenis van de Nijmeegse binnenstad, 1000-‐1300, in: Nijmeegs Katern 1987, Nijmegen Thijssen, J.R.A.M., 1988. 400-‐750, het gat gedicht. De bewoningsgeschiedenis van Nijmegen, in: Nijmeegs Katern 1988, Nijmegen Thijssen, J.R.A.M., 1999. Nijmegen op de breuk tussen oudheid en middeleeuwen, in: Jaarboek Numaga 1999, Nijmegen Thijssen, J.R.A.M. en H. van Enckevort, 1996. Graven met beleid. Gemeentelijk archeologisch onderzoek in Nijmegen 1989-‐1995, Abcoude Verbeek J.J. en F.J. Hermans, 1982. Omwalling en stadspoorten; in: G. Lemmens (samensteller), 1982: Het Stadhuis van Nijmegen. Catalogie van het kunstbezit van de gemeente Nijmegen nr. 4 (Uitgave van Nijmeegs Museum ‘Commanderie van Sint-‐Jan’ met medewerking van het Nijmeegs Gemeentearchief en het Instituut voor Middeleeuwse Geschiedenis van de Katholieke Universiteit te Nijmegen, Nijmegen
31
BIJLAGE 1
Onderzoeksgebied Lb5 – Huidige topografie
32
BIJLAGE 2 Onderzoeksgebied Lb5 met bebouwing conform Kadastrale kaart 1832
33
BIJLAGE 3
Onderzoeksgebied met bebouwing conform Kadastrale kaart 1944
34
BIJLAGE 4 Onderzoeksgebied met werkputten ROB en BAMN
35
BIJLAGE 5 Kaart Publieke Werken 1954 op basis van gegevens H. Brunsting
36
BIJLAGE 6 ROB-‐ werkput 1056 uit 1989
37
BIJLAGE 7 BAMN-‐werkput Lb4 uit 1993
38