Rapportage
BINNENMILIEU IN ZORGINSTELLINGEN Project in samenwerking met de gemeente Arnhem gefinancierd door de Academische Werkplaats Medische Milieukunde
10 juli 2014
www.vggm.nl
BINNENMILIEU IN ZORGINSTELLINGEN Ingrid Links1 Manon Vaal1 Simone Lops1 Thea Hiemstra1 Joris van Loenhout1 Hans van Ammers2
1 2
GGD Gelderland-Midden, Postbus 5364, 6802 EJ Arnhem Gemeente Arnhem, Postbus 9029, 6800 EL Arnhem
1
VOORWOORD Aanleiding voor het project ‘Binnenmilieu in zorginstellingen’ was het ontbreken van gegevens over het binnenmilieu in zorginstellingen, terwijl bewoners zeker in de winter gemiddeld bijna 24 uur per dag in de instelling doorbrengen. Aan dit project hebben negen zorginstellingen in de regio van GGD Gelderland-Midden meegewerkt. Wij danken het personeel en de bewoners van deze instellingen hartelijk voor hun medewerking en inzet. Ook bedanken wij Jan van Ginkel van GGD IJsselland en Bert Brunekreef van het IRAS van de Universiteit Utrecht hartelijk voor hun bijdrage aan dit rapport. Met dit project is meer inzicht verkregen in het binnenmilieu in zorginstellingen, die worden bewoond door een gevoelige groep mensen. We hopen met dit project bij te dragen aan een gezond en prettig binnenklimaat voor de bewoners van zorginstellingen.
Dit project is mogelijk gemaakt door
2
SAMENVATTING GGD Gelderland-Midden heeft in de periode november 2013 tot februari 2014 metingen naar het binnenmilieu in negen zorginstellingen in de regio verricht. Naast de metingen is aan 17 bewoners gevraagd naar hun beleving van het binnenmilieu, en hebben 108 medewerkers een vragenlijst over het binnenmilieu ingevuld. Het onderzoek is uitgevoerd in samenwerking met de gemeente Arnhem en gefinancierd door de Academische Werkplaats Medische Milieukunde. Negentig procent van de geïnterviewde bewoners (15 van de 17 bewoners) brengt 95% van hun tijd of meer binnenshuis door. Uit de gesprekken met bewoners blijkt dat zij over het algemeen tevreden zijn over hun interne leefomgeving, waaronder het thermisch comfort en de luchtkwaliteit. Negen bewoners ervaren wel enige belemmering bij het ventileren of verwarmen. Zij krijgen de ramen niet open, omdat deze te zwaar zijn of klemmen. Of de thermosstaatknop van de radiator is moeilijk te bedienen, omdat deze heel laag bij de grond zit. Bij nieuw- en verbouw dient de bediening van de installaties op de bewoners van de zorginstelling te worden afgestemd. Dit kan overigens ook betekenen dat het personeel van de zorginstellingen de installaties bedient, omdat de bewoners hier niet toe in staat zijn. Uit de resultaten blijkt dat de luchtkwaliteit in de gemeenschappelijke huiskamers dient te worden verbeterd. Dit geldt met name voor de ruimtes die afhankelijk zijn van natuurlijke ventilatie. De ruimtes worden overdag gebruikt door meerdere bewoners die in verband met (angst voor) koude en tocht over het algemeen niet willen dat ramen of roosters open worden gezet. De GGD adviseert zorginstellingen alert te zijn op het voldoende ventileren van gemeenschappelijke huiskamers en waar nodig maatregelen te treffen. Ter voorkoming van tocht kunnen in ruimtes die afhankelijk zijn van natuurlijke ventilatie, ventilatieopeningen hoger dan minimaal 1,80 meter boven de vloer van de ruimte op een kleine kier open worden gezet. De technische dienst van de zorginstelling kan met een kooldioxidemeter de luchtkwaliteit controleren. Naast het verbeteren van de luchtkwaliteit van de gezamenlijke huiskamers kan in een aantal zorginstellingen de temperatuur, met name ’s nachts, lager (op 21°C) worden ingesteld. Dit bespaart energie, heeft een positieve invloed op de luchtvochtigheid en komt mogelijk ook de nachtrust van de bewoners ten goede. Geïrriteerde ogen was de meest gemelde gezondheidsklacht (5 van de 17 bewoners). Mogelijk speelt de lage relatieve luchtvochtigheid in combinatie met de relatief hoge binnenluchttemperatuur en de volle kamers, die lastig stofvrij zijn te houden, hierbij een rol. Vooral in de mechanisch geventileerde instellingen is de luchtvochtigheid te laag (<30%RV). Hoewel het aantal onderzochte zorginstelling erg klein was lijken er geen verschillen in de kwaliteit van het binnenmilieu tussen grote zorginstellingen en kleinschalige woonzorgvoorzieningen. De kwaliteit van het binnenmilieu, zowel het thermisch comfort als de luchtkwaliteit, wordt bepaald door de aanwezige installaties en/ of de mogelijkheden voor natuurlijke ventilatie, inclusief het gedrag van de gebruikers. De GGD adviseert zorginstellingen om zowel in geval van mechanisch als natuurlijk geventileerde ruimtes medewerkers (of bewoners) te informeren en waar nodig te instrueren over hoe zijn de ruimtes het beste kunnen verwarmen en ventileren.
3
INHOUD Voorwoord
2
Samenvatting
3
Inhoud
4
1
Inleiding
5
2
Onderzoeksopzet
7
3
Meetresultaten per zorginstelling
12
4
Resultaten beleving
37
Referenties
45
Bijlagen
46
4
1
INLEIDING
Ongeveer 165.000 ouderen in Nederland wonen in een zorginstelling. Het is aannemelijk dat de bewoners van zorginstellingen door hun hoge leeftijd, slechtere gezondheid en woonomstandigheden gevoeliger zijn voor effecten van binnenmilieufactoren. Dit kan een gevolg zijn van een veranderde fysiologie ten gevolge van ouderdom en/of van chronische aandoeningen. Hiernaast brengen ouderen gemiddeld meer tijd binnenshuis door dan de algemene bevolking, en zijn ze in meer of mindere mate afhankelijk van de zorg van anderen. De kwaliteit van de binnenlucht kan dan een relevante determinant van gezondheid en welbevinden zijn (Duijm 2009, Noorda 2009, De Meer 2012, Bentayeb 2013 ). Er is echter nog weinig bekend over de kwaliteit van het binnenmilieu in zorginstellingen in Nederland. Onder andere door de invoering van het persoonsgebonden budget en de bezuinigingen in de zorg zal het aantal grootschalige zorginstellingen afnemen. Mensen zullen vaker in kleinschalige woonvormen worden verzorgd, die afgestemd zijn op de specifieke doelgroep. In de kleinschalige woonvoorziening wordt voor een groep van ongeveer 20 bewoners een zo normaal mogelijk huishouden gevoerd. Kleinschalige woonzorgvoorzieningen worden vaak gevestigd in verbouwde oude villa’s of andere oude gebouwen, zoals een boerderij of een oud bedrijfspand. Gezien deze trend is het interessant om te weten of er verschillen zijn in het binnenmilieu tussen grote en kleinschalige woonzorgvoorzieningen. Binnenklimaat en gezondheid van ouderen Voor de gezondheid belangrijke aspecten van het binnenklimaat zijn luchtkwaliteit en thermisch comfort. Vooral ’s winters kan de luchtkwaliteit binnen slecht zijn, bijvoorbeeld omdat minder wordt geventileerd om energie te besparen en tocht te voorkomen. Ouderen of mensen met een slechtere gezondheid hebben eerder last van koude en tocht en zullen als gevolg hiervan minder ventileren. Dit kan leiden tot een slechte luchtkwaliteit door de ophoping van stoffen en tot een hogere luchtvochtigheid. Te veel vocht in de woning kan weer leiden tot de groei van microbiologische agentia en huisstofmijt. De inademing van schimmelsporen en huisstofmijtuitwerpselen kan vervolgens leiden tot luchtwegklachten of allergieën (Jongeneel, 2009). Bovendien leidt een slechte ventilatie mogelijk tot meer luchtweginfecties door een hogere infectiedruk. De temperatuur in een woonruimte bepaalt voor een belangrijk deel of de bewoners zich prettig voelen. Naast de luchttemperatuur zijn ook de luchtsnelheid (tocht), de luchtvochtigheid, de stralingstemperatuur (bijvoorbeeld van een radiator en koude oppervlakken (zoals ramen en vloeren)), het activiteitenniveau en de kleding van belang voor het thermisch comfort (Peeters, 2009). Bij het ouder worden neemt het vermogen van thermoregulatie af. Over het algemeen hebben ouderen: 1. Een verminderde spierkracht; 2. Een verminderd zweetvermogen; 3. Een vertraagd reactievermogen van de bloedvaten; 4. En een lagere cardiovasculaire stabiliteit (Van Hoof, 2006). Voor het comfort is ook een gelijkmatige en constante verwarming van belang. Bewoners van zorginstellingen brengen veel tijd zittend door. Een lagere temperatuur ter hoogte van de voeten ten opzichte van het hoofd zal als onprettig worden ervaren (Jongeneel, 2009). Een constante verwarming helpt bovendien om een hoge relatieve luchtvochtigheid en condensatie binnen tegen te gaan. Hier staat tegenover dat droge lucht, zeker in combinatie met stof, weer kan leiden tot irritaties van de slijmvliezen van de neus en keel.
5
Doel van het onderzoek Het doel van dit onderzoek was om meer inzicht te krijgen in de kwaliteit van het binnenmilieu in zorginstellingen, inclusief kleinschalige woonzorgvoorzieningen. Dit inzicht is verkregen door enerzijds metingen uit te voeren en anderzijds door bewoners en zorgverleners te vragen naar hun beleving van de interne leefomgeving. Het doel van het onderzoek is opgesplitst in de volgende deelvragen: 1. Hoe is het gesteld met de luchtkwaliteit in zorginstellingen? 2. Hoe beleven bewoners hun interne leefomgeving, gelet op aspecten als thermisch comfort, luchtvochtigheid en –kwaliteit (inclusief geur), verlichting en geluid? 3. Zijn er verschillen tussen de interne leefomgeving (zowel luchtkwaliteit als beleving) in grote zorginstellingen en kleinschalige woonzorgvoorzieningen? 4. Welke maatregelen kunnen worden aanbevolen om, indien nodig, de interne leefomgeving te verbeteren? Naast het doel meer inzicht te krijgen in de woonomstandigheden van een kwetsbare groep was het onderzoek vooral ook bedoeld om de deelnemende zorginstellingen, die bij hun aanmelding soms al aangaven problemen te hebben met het binnenmilieu in hun instelling, een advies-op-maat te geven over hoe zij het binnenmilieu voor hun bewoners kunnen verbeteren. Samenhang met onderzoek naar hitteoverlast in zorginstellingen Dit onderzoek naar de kwaliteit van het binnenmilieu in zorginstellingen (hierna genoemd ‘het winteronderzoek’) sluit aan bij het onderzoek van GGD Gelderland-Midden naar hitteoverlast in zorginstellingen in de zomer van 2013 (hierna genoemd: ‘het zomeronderzoek’). Door de resultaten van het winteronderzoek te koppelen aan het zomeronderzoek is een vollediger beeld verkregen van de kwaliteit van het binnenmilieu in deze zorginstellingen. De resultaten van beide onderzoeken zijn gebruikt om de zorginstellingen te adviseren over het verbeteren van het binnenklimaat. Voor de resultaten van het zomeronderzoek wordt verwezen naar het rapport ‘Hitteoverlast in zorginstellingen’ van oktober 2013, en het rapport ‘Hittebeleving in zorginstelling’ van 20 mei 2014. Een deel van de resultaten van het zomeronderzoek wordt ook in dit rapport weergegeven. Dit om de gemeten binnentemperaturen in de zomer en de winter te kunnen vergelijken.
6
2
ONDERZOEKSOPZET
Deelnemende zorginstellingen Eind mei 2013 heeft GGD Gelderland-Midden naar ongeveer 140 zorginstellingen in de regio Gelderland-Midden een brief met een korte vragenlijst verstuurd (zie bijlage 1). In de brief werd medewerking aan het onderzoek gevraagd. Tevens werd gevraagd een korte vragenlijst ingevuld te retourneren, ook als de instelling geen interesse had in deelname aan het onderzoek. Vijfentwintig vragenlijsten zijn ingevuld teruggestuurd (respons 18%), waarbij ongeveer de helft aangaf deel te willen nemen aan het onderzoek. In de zomer van 2013 zijn zes instellingen geselecteerd voor deelname aan het zomeronderzoek. Omdat het navragen van de beleving onderdeel was van het onderzoek, zijn in eerste instantie instellingen geselecteerd waarvan de bewoners in staat waren om mee te werken aan een interview. De zes instellingen betroffen over het algemeen grotere instellingen, met een aanbod van aanleunwoningen tot gesloten afdelingen met psychogeriatrische bewoners. Deze zes instellingen namen alle ook deel aan het winteronderzoek. Voor het winteronderzoek zijn aanvullend drie kleinschalige woonzorginstellingen geselecteerd. Deze kleinschalige instellingen verzorgen alleen psychogeriatrische ouderen. Enkele kenmerken van de zorginstellingen die deelnamen aan het onderzoek zijn opgenomen in onderstaande tabel. Tabel 2.1 Kenmerken zorginstellingen Zorginstelling
1
Bouwjaar gebouw
2010
Eigenaar gebouw
Zorginstelling
Aantal eenheden/
Deelname aan
bewoners
winter en/of
(afgerond)
zomeronderzoek
65
Winter- en zomeronderzoek
2
1969
Zorginstelling
110
Winter- en zomeronderzoek
3
2008
Woningcorporatie
210
4
1910 / 1984
Zorginstelling
25
Winter- en zomeronderzoek Winter- en zomeronderzoek
5
1963
Zorginstelling
135
Winter- en zomeronderzoek
6
2005
Zorginstelling
120
Winter- en zomeronderzoek
7
verbouwd en
Woningcorporatie
15
Woningcorporatie
15
gerenoveerd in 2011 8
verbouwd en
winteronderzoek
gerenoveerd in 2009 9
verbouwd en gerenoveerd in 2012
Alleen Alleen winteronderzoek
Zorginstelling
20
Alleen winteronderzoek
Elke zorginstelling is twee keer per seizoen bezocht. Tijdens het eerste bezoek is de meetapparatuur geplaatst, tijdens het tweede bezoek is de meetapparatuur weer opgehaald en zijn interviews gehouden met bewoners. Omdat de drie kleinschalige instellingen alleen psychogeriatrische patiënten verzorgen, konden hier geen interviews worden afgenomen. De bewoners van de zorginstellingen zijn met name ouderen, deels in relatief goede gezondheid en met een goede zelfredzaamheid, deels met (chronische) ziekten of beperkingen, waaronder
7
psychogeriatrische problemen (Alzheimer/ dementie). Naast de grote groep ouderen wonen in de grootschalige instellingen ook jongere mensen met een ernstige ziekte of beperking. Werkwijze Tijdens het winteronderzoek zijn per instelling de volgende metingen uitgevoerd om de kwaliteit van het binnenmilieu in kaart te brengen: 1. Metingen van de binnenluchttemperatuur en luchtvochtigheid, per instelling in enkele woon/slaapvertrekken van bewoners en in één of meer gemeenschappelijke ruimtes (huiskamer, restaurant). In deze ruimtes werd tevens een korte (visuele) inspectie uitgevoerd. 2. Metingen van de concentratie koolstofdioxide (als maat voor de luchtkwaliteit), per instelling in minstens één kamer van een bewoner en in één gemeenschappelijke ruimte. 3. Berekening van de ventilatiecapaciteit van de ruimtes waarin metingen zijn verricht. 4. Interview met bewoners over hun beleving van het binnenmilieu. 5. Digitale enquête over beleving van het binnenmilieu onder het personeel van de instellingen. In onderstaande tekst worden de metingen verder toegelicht. Ad 1. Binnenluchttemperatuur en luchtvochtigheid De binnenluchttemperatuur en de relatieve luchtvochtigheid zijn gemeten met een iButton of een Atallogger. Voor meer informatie over de Atallogger wordt verwezen naar Ad 2. Concentratie koolstofdioxide. De iButtons waren zo ingesteld dat ze elk half uur de temperatuur (nauwkeurigheid van 0,5 °C) en de luchtvochtigheid (nauwkeurigheid 0,6 %RH) registreerden. De meetapparatuur was zo geplaatst dat: - Zo veel mogelijk gemeten is op leefniveau, dus ter hoogte van de zitplaats in woonkamer of ligplaats in de slaapkamer; - De luchttemperatuur en niet de oppervlaktetemperatuur is gemeten. De meters zijn op enige afstand van vlakken of bronnen die de gemeten temperatuur kunnen beïnvloeden (bijvoorbeeld ramen, de grond of radiator) geplaatst; - De directe invloed van alle warmtebronnen (lampen, TV en de zon) en de invloed van deuren en ramen zoveel mogelijk werd vermeden. Voor de weersomstandigheden buiten zijn de gegevens verkregen van het KNMI-weerstation Deelen. Beoordeling temperatuur en luchtvochtigheid Lage binnentemperaturen kunnen schadelijk zijn voor de gezondheid. De World Health Organisation (WHO) adviseert een minimumbinnentemperatuur van 18˚C en voor chronisch zieken, gehandicapten, ouderen en niet-schoolgaande kinderen 20-21˚C. De WHO hanteert voor de algemene bevolking een range van 18-24˚C als richtlijn voor gezonde binnenluchttemperaturen. Gezondheidseffecten, met name een verminderde weerstand tegen infecties, treden op bij binnentemperaturen lager dan 16˚C. Een verhoogde bloeddruk, met voor een gevoelige groep als ouderen en zieken mogelijk ernstige consequenties, treedt pas op bij binnentemperaturen van 12˚C of lager (Collins, 1986 en Jongeneel, 2009). Hoewel mensen ook bij lagere temperaturen goed kunnen slapen, wordt afgeraden om de slaapkamers ’s nachts te laten afkoelen tot temperaturen beneden 16 °C. Dit in verband met de verminderde weerstand en het risico op het optreden van condensatie bij sterkere afkoeling. Condensatie bevordert de groei van schimmels en huisstofmijt, die bij bewoners met gevoelige luchtwegen (COPD) gezondheidsklachten geven. Als maximumtemperatuur wordt dezelfde temperatuur als in de zomer geaccepteerd, een maximale binnentemperatuur van 26˚C voor zowel de woon- als slaapkamer (zie rapport Hitteoverlast in zorginstellingen).
8
In tabel 2 is een overzicht gegeven van de geadviseerde minimum en maximum temperatuur voor de bewoners van zorginstellingen, voor zowel de woon- als slaapkamer. Tabel 2.2 Indicatieve referentietemperaturen voor ouderen Woonkamer (dag)
Slaapkamer (nacht)
Minimum temperatuur in ˚C
20 - 21
16
Maximum temperatuur in ˚C
26
26
Op zich heeft de relatieve luchtvochtigheid over een groot traject van 30-70% weinig invloed op het behaaglijkheidsgevoel. Mensen kunnen de lucht als droog ervaren wanneer zij irritatie of prikkeling van de slijmvliezen van de keel, de neus en de ogen en soms ook de huid ondervinden. Zij wijten deze klachten aan droge lucht, terwijl de klachten meestal komen door teveel stof in de lucht en niet door het (lage) vochtgehalte. Bij slijmvliesirritatie en een gevoel van droge ogen is het van belang goed te ventileren en de ruimte schoon en stofvrij te houden. Tijdens de (visuele) inspectie is onder andere gelet op de aanwezigheid en bruikbaarheid van ventilatievoorzieningen, de nabijheid van een drukke weg (door geluidsoverlast mogelijk ook minder ventilatie), de stoffigheid van de ruimte of de aanwezigheid van bepaalde bouw- of inrichtingsmaterialen, lichtinval, geluidhinder van bronnen binnen het gebouw (onder andere van mechanische ventilatie) en/of geurhinder. Daarnaast is gelet op de aanwezigheid van zichtbaar vocht (bijvoorbeeld condens op de ruiten) of schimmelvorming. Ad 2 Concentratie koolstofdioxide Koolstofdioxide (CO2) is een stof die in het lichaam wordt gevormd bij de verbranding van voeding en bij het uitademen het lichaam verlaat. Wanneer in een ruimte, waar mensen aanwezig zijn, niet of te weinig wordt geventileerd, zal de CO2-concentratie in de ruimte oplopen. De CO2-concentratie is hiermee een indicator voor de mate van ventilatie of luchtverversing en de binnenluchtkwaliteit . De CO2-concentratie wordt weergegeven in ppm (parts per million; het aantal CO2-deeltjes per miljoen luchtdeeltjes). De achtergrondconcentratie bedraagt in de buitenlucht 400 - 500 ppm. De CO2concentratie is gedurende een week in minimaal één kamer van een bewoner en in één algemene ruimte per zorginstelling gemeten met een Atallogger (ATV-IAQ-CMS datalogger van Atal (ATV-13) gekoppeld aan een Telaire CO2 monitor, met een meetbereik van 0-5000 ppm). De Atallogger meet ook de luchttemperatuur en relatieve luchtvochtigheid. Zowel CO2, temperatuur als luchtvochtigheid zijn iedere twee minuten gemeten en gelogd. Voor een goede interpretatie van de CO2-metingen is het belangrijk om te weten hoeveel mensen in de ruimte aanwezig waren tijdens de meting. Bewoners of verzorgers zijn daarom gevraagd per dagdeel bij te houden hoeveel personen in de ruimte aanwezig waren en of ramen, roosters en/of deuren hebben opgestaan. Over het algemeen worden algemene of gezamenlijke kamers gebruikt door ongeveer tien tot vijftien personen en de kamers van de bewoners meestal door één persoon. De gemiddelde CO2-concentratie is berekend voor de verblijftijd, dus over de periodes dat bewoners de ruimte hebben gebruikt. Beoordeling concentratie koolstofdioxide De 98ste percentiel van de gemeten concentratie CO2 is beoordeeld volgens tabel 2.3. De genoemde waarden hebben geen wettelijke status (Habets, 2008).
9
Tabel 2.3 Beoordeling CO2-concentraties Concentratie CO2 in ppm (P98)
Beoordeling
< 800
goed
800 - 1000
acceptabel
1000 – 1400
matig
>1400
slecht
Zowel bij een als matig als bij een als slecht beoordeelde luchtkwaliteit is aan de zorginstellingen geadviseerd maatregelen te treffen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Ad 3 Berekening ventilatiecapaciteit Omdat we niet goed weten of de CO2-concentratie een goede maat is voor de ventilatie als er weinig mensen in een ruimte zijn (Jongeneel, 2009) is tevens de ventilatiecapaciteit berekend. Uitgaande van de afmetingen van de aanwezige ramen, buitendeuren en/of roosters en de gemeten mechanische ventilatie is de ventilatiecapaciteit berekend met een Excelrekensheet. De Excelrekensheet is een aangepaste versie van de Excelrekensheet die is ontwikkeld voor de berekening van de ventilatiecapaciteit van mechanisch geventileerde basisscholen (www.ggd.nl). In de berekening wordt er van uit gegaan dat het gebruik van ramen lager dan 1,80 meter boven de vloer en van buitendeuren in de winter te veel tochtklachten geeft en dan niet worden gebruikt. De raamopeningen lager dan 1,80 m en buitendeuropeningen zijn alleen meegenomen in de beoordeling van de ventilatiecapaciteit in de zomer. De wintercapaciteit is berekend op grond van alle raamopeningen boven de 1,80 m en de capaciteit van de mechanische ventilatie. De ventilatiecapaciteit van de raamopeningen is bepaald met gegevens die ontleend zijn aan de Nederlandse Praktijkrichtlijn NPR 1090.1. Deze methode gaat ervan uit dat in gevelopeningen meestal een luchtsnelheid van ten minste 1 m/s te verwachten is. Dit geldt als de luchtverversing door dwarsventilatie plaats vindt, dat wil zeggen met ramen aan weerszijden van de ruimte. Indien echter de toevoer en afvoer van lucht tegelijkertijd via één gevel moeten plaatsvinden, wordt er van uitgegaan dat de luchtsnelheid in gevelopeningen vijf maal kleiner is. Deuren of openingen naar de gang zijn niet meegenomen in bepaling van de ventilatiecapaciteit, omdat het aanvoer van lucht niet via gemeenschappelijke gangen dient plaats te vinden. Op basis van deze uitgangspunten is de bruikbare capaciteit van de ventilatievoorzieningen berekend voor zowel in de zomer als in de winter door: 1. Het gemeten oppervlakte van de raamopeningen te vermenigvuldigen met de aangenomen gemiddelde luchtsnelheid. Veel ruimtes in de zorginstellingen hebben een tuin- of balkondeur. Deze is niet altijd voorzien van een uitzethaak. Bij de beoordeling van de bruikbare capaciteit in de zomer is voor de buitendeuren zonder uitzethaak ervan uitgegaan dat deze maximaal worden opgezet. 2. Het meten van de mechanische toe- en afvoer met de Flow FinderMK2 (Acin). Beoordeling ventilatiecapaciteit De berekende ventilatiecapaciteit is, afhankelijk van het bouwjaar van het gebouw getoetst aan de vereiste debieten uit het Bouwbesluit 2006 of het Bouwbesluit 2012. Voor de zorginstellingen met een recent bouw- of verbouwjaar is de nieuwbouweis uit het Bouwbesluit van 2006 gehanteerd: 0,9 dm3/s (≈ 3,2 m3/uur) per m2. Voor de zorginstellingen met een ouder bouwjaar is getoetst aan de eisen voor bestaande bouw uit het Bouwbesluit 2012: debiet van 0,7 dm3/s (≈ 2,5 m3/uur) per m2. Tevens is getoetst aan de minimum luchttoevoerseis van de WHO van 25 m3/uur per persoon. Dit is een minimumeis. Ventilatieniveaus lager dan 36 m3 per uur per persoon in kantoren zijn geassocieerd met een verhoogd voorkomen van binnenmilieuklachten (Jongeneel, 2009). Bij een lagere luchttoevoer dan 25 m3/uur per persoon kan ook geurhinder optreden. Voor bewoners met luchtwegklachten en
10
voor het zorgpersoneel, dat veel in beweging is, zijn hogere volumina dan 25 m3/uur per persoon vereist (35-50 m3 per uur per persoon). Hier staat tegenover dat ouderen in zorginstellingen een lage activiteit hebben en hiermee een lager metabolisme dan het zorgpersoneel of de algemene bevolking en dus minder verse luchttoevoer nodig hebben. Ad 4. Interview over beleving van het binnenmilieu met bewoners Bij de zes grotere zorginstellingen zijn ongeveer drie bewoners per zorginstelling geïnterviewd in een persoonlijk gesprek. De vragenlijst is opgenomen in bijlage 2. Bij het navragen van de ervaren binnenmilieukwaliteit gaat het om een subjectief oordeel van de gebruikers van de zorginstelling. De binnenluchtkwaliteit kan als bedompt of benauwd worden ervaren, als gevolg van vochtigheid en/of een te hoge temperatuur, maar ook als gevolg van ‘luchtjes’ van bijvoorbeeld schoonmaakmiddelen, incontinentiemateriaal, voedselbereiding en/of de aanwezigheid van rookkamers. Naast de beleving van de luchtkwaliteit, inclusief geuroverlast, is navraag gedaan naar verlichting, geluidsoverlast, droge lucht en de factoren die een rol spelen bij het thermisch comfort (tocht, hitte en koude). Geluidhinder kan het voorkomen van klachten over het binnenmilieu negatief beïnvloeden (Jongeneel, 2009). Ad 5. Digitale enquête over beleving van het binnenmilieu onder het personeel Omdat een deel van de bewoners niet in staat is vragen over het binnenmilieu te beantwoorden zijn ook interviews afgenomen bij het personeel. De vragen aan het zorgpersoneel over de beleving van het binnenmilieu zijn via het versturen van een link naar een vragenlijst op Internet verstuurd door de contactpersoon van de instelling. De vragenlijst is opgenomen in bijlage 3.
11
3
MEETRESULTATEN PER ZORGINSTELLING
Omdat gebleken is dat de variëteit in omstandigheden, zowel tussen instellingen als binnen één instelling, groot is, en omdat het aantal onderzochte zorginstellingen relatief klein is, is er voor gekozen de resultaten voor de negen instellingen per zorginstelling te rapporteren. Deze rapportage is gebruikt voor het op-maat-advies aan de zorginstellingen. 3.1 Zorginstelling 1 Temperatuur en luchtvochtigheid Het gebouw van zorginstelling 1, bouwjaar 2010, is voorzien van mechanische afvoer en mechanische luchttoevoer. Zowel tijdens het zomeronderzoek als tijdens het winteronderzoek zijn de temperatuur en luchtvochtigheid gemeten in verschillende ruimtes (zie tabel 3.1). De kamers van de bewoners zijn gecombineerde woon-/slaapkamers. In Tabel 3.1 is de gemiddelde, maximale en minimale temperatuur gemeten in de gebruiksruimten in de zorginstelling weergegeven voor de hittegolfperiode 21 t/m 27 juli 2013 en tijdens de wintermeting in de week van 4 tot en met 11 december 2013. Voor de hittegolfperiode is ook aangegeven welk deel van de tijd, uitgedrukt in percentage, het warmer was dan de indicatieve referentiewaarde van 26 graden Celsius. Bijvoorbeeld: In de tuinkamer was het van 21 tot en met 27 juli ongeveer een vijfde van de tijd (gemiddeld ongeveer 5 uur per dag) warmer dan 26°C. Onderin de tabel is ook de buitentemperatuur opgenomen. Tabel 3.1 Gemiddelde, maximale en minimale temperatuur gemeten per gebruiksruimte in zorginstelling 1 tijdens de hittegolfperiode (21 t/m 27 juli) en de winter (4 t/m 11 december 2013) Zorginstelling 1 Ruimte
Hittegolf (21 t/m 27 juli 2013)
Winter (4 t/m 11 december 2013)
Gemiddelde
Maximum
Minimum in
Percentage
Gemiddelde
Maximum
Minimum
in ˚C
in ˚C
˚C
> 26 ˚C
in ˚C
in ˚C
in ˚C
Huiskamer
24,3
25,6
23,6
0
23,8
24,7
19,7
Dagopvang
24,7
26,6
24,1
4
23,2
24,9
22,5
Tuinkamer
24,9
28,6
22,6
19
24,2
28,2
21,8
Kamer bewoner 1
25,0
27,1
23,6
13
21,9
23,7
20,7
Kamer bewoner 2
24,0
26,1
23,1
1
-
-
-
Kamer bewoner 3
23,3
26,0
22,5
1
23,0
24,1
15,6
Kamer bewoner 4
24,7
26,1
23,1
1
22,0
23,6
16,6
Binnentuin (buiten)
24,0
35,1
15,6
28
4,5*
7,2*
1,0*
* Gegevens van KNMI weerstation Deelen
Aan het percentage van de tijd dat de referentietemperatuur van 26˚C in de zomer werd overschreden is te zien dat het vooral in de tuinkamer en in één van de vier kamers waarin is gemeten te warm werd (zie tabel 3.1). Voor de tuinkamer met de ramen op het zuiden is dit verklaarbaar, voor de kamer van bewoner 1 minder. Algemeen geldt dat het klimaatbeheerssysteem van de zorginstelling er voor gezorgd heeft dat de temperatuur tijdens de hittegolf van 2013 binnen niet te hoog opliep en redelijk constant was. Ook ’s winters was de temperatuur binnen constant en varieerde gemiddeld tussen de 22 en 24˚C, zowel overdag als ‘s nachts. De temperaturen in de winter wijken niet veel af van de temperaturen in de zomer en zijn gemiddeld, met name in de gemeenschappelijke ruimtes, aan de warme kant.
12
Tijdens een week in december werd het in de tuinkamer gemiddeld bijna even warm als tijdens de hittegolf. Gedurende één middag in de week van 4-11 december was het in de tuinkamer 28˚C. De minimumtemperatuur van 15,6˚C op de kamer van bewoner 3, van 16,6˚C op kamer 4 en van 19,7˚C in de huiskamer zijn slechts eenmaal gemeten, om ongeveer 12 uur op 11 december 2013. Mogelijk zijn de ramen gedurende minder dan een half uur wijd opengezet om te luchten. Met uitzondering van deze ene meting was de temperatuur op alle drie de kamers heel constant, zowel overdag als ’s nachts. Figuur 5.1 toont het verloop van de relatieve luchtvochtigheid in de dagopvang in de week van 5 tot 11 december 2013. De gemiddelde relatieve luchtvochtigheid van de dagopvang, tuinkamer en de kamer van bewoner 1 was respectievelijk 29, 27 en 31% RV en gemiddeld 60% van de tijd lager dan 30% RV. Dit is laag. In combinatie met de hoge luchttemperatuur zal de lucht als droog worden ervaren. Figuur 3.1 Illustratie lage relatieve luchtvochtigheid dagopvang Hof van Bruinisse 5-11 december 2013
70 65 60 55 50
%RV
45 40 35 30 25 20 15 10 0:00:00 5-12-2013
12:00:00 5-12-2013
0:00:00 6-12-2013
12:00:00 0:00:00 6-12-2013 7-12-2013
12:00:00 7-12-2013
0:00:00 8-12-2013 dag, tijd
12:00:00 8-12-2013
0:00:00 12:00:00 0:00:00 12:00:00 0:00:00 9-12-2013 9-12-2013 10-12-2013 10-12-2013 11-12-2013
Luchtkwaliteit In de dagopvang, de tuinkamer en de kamer van bewoner 1 is de concentratie koolstofdioxide (CO2) gemeten als indicator voor de luchtkwaliteit. In tabel 3.2 zijn de resultaten samengevat. De luchtkwaliteit in de dagopvang, tuinkamer en de kamer van bewoner 1 was gemiddeld goed, uitgaande van CO2 als indicator. Ook de 98ste percentiel van de tuinkamer en de kamer van bewoner waren alle lager dan 800 ppm en van de dagopvang lager dan 1000 ppm. De concentratie CO2 in de dagopvang loopt op bij activiteiten, maar overschrijdt de 1000 ppm niet. De concentratie van 1269 ppm gemeten op de kamer van bewoner 1 is maar één keer gemeten. Tabel 3.2 Gemiddelde, maximale en minimale CO2 concentratie gemeten Zorginstelling 1
CO2 concentratie in ppm 4 t/m 11 december 2013
Ruimte
Gemiddelde
Dagopvang
492
Tuinkamer* Kamer bewoner 1
Maximum
Minimum
98ste
% > 800
% > 1000
% > 1400
percentiel
ppm
ppm
ppm
1091
384
938
9
0
0
580
759
503
693
0
0
0
535
1269
410
739
1
0
0
* Bij een controle van de meetapparatuur uitgevoerd in maart 2014 bleek de Atal waarmee gemeten is in de tuinkamer hogere waarden (ongeveer 100 ppm meer) aan te geven dan de andere Atals.
13
In onderstaande tabel (tabel 3.3) is de toetsing van de berekende ventilatiecapaciteit weergegeven. Tabel 3.3 Toetsing ventilatiecapaciteit Zorginstelling 1 Ruimte
Dagopvang
Toetsing ventilatiecapaciteit (4 t/m 11 december 2013) Aantal
WHO
Vloerop-
Eis
Capaciteit
Capaciteit
personen
minimum
pervlak in
Bouwbesluit
zomer in m3
winter in
in m3
m2
in m3
17
425
66
Toets
m3 214
921*
319*
Tekort winter volgens WHO
Tuinkamer
3
75
36
117
6766
81
Voldoende
Kamer bewoner 1 1 25 46 148 7548 105 Voldoende * De afvoer van afzuigkap, die ongeveer tussen 12 en 13 uur aan staat, is niet meegenomen in de berekening
De berekende ventilatiecapaciteit voor de zomer is hoog, omdat veel ruimtes voorzien zijn van deuren met grote uitzethaken. Hoewel dit niet blijkt uit de gemeten CO2 concentratie, is de ventilatiecapaciteit in de winter in de dagopvang aan de krappe kant. In figuur 3.2 is het verloop van de CO2-concentratie op 6 december 2013 weergegeven. In de figuur is duidelijk te zien dat de concentratie stijgt bij de aanwezigheid van cliënten vanaf een uur of 9 en weer daalt naar het achtergrondniveau als zij de ruimte hebben verlaten. Figuur 3.2 Verloop CO2-concentratie in de dagopvang op 6 december 2013 1200
Hof van Bruinisse Dagbehandeling 6 december 2013
Kooldioxide (ppm)
1000
800
600
400
0:00:00 2:00:00 4:00:00 6:00:00 8:00:00 10:00:00 12:00:00 14:00:00 16:00:00 18:00:00 20:00:00 22:00:00 0:00:00 6-12-2013 6-12-2013 6-12-2013 6-12-2013 6-12-2013 6-12-2013 6-12-2013 6-12-2013 6-12-2013 6-12-2013 6-12-2013 6-12-2013 7-12-2013 dag, tijd
Conclusies en advies Zowel de binnenluchttemperatuur als de luchtkwaliteit in de instelling waren goed. De luchtvochtigheid was aan de lage kant en kan in combinatie met de relatief hoge temperatuur (23-24˚C in gezamenlijke ruimtes) leiden tot klachten over een te droge lucht. De kamers van enkele bewoners waren hoogstwaarschijnlijk als gevolg van luchten kortdurend koud. Geadviseerd wordt om niet of alleen in uitzonderlijke gevallen, als de bewoner niet aanwezig is, kort te luchten. Luchten is niet nodig als er goed wordt geventileerd en langdurig luchten is energieverspillend en heeft als gevolg dat de kamer te koud wordt.
14
-
De temperatuur was ’s nachts ook hoog. Mogelijk kan het klimaatbeheerssysteem van de instelling zo worden ingesteld dat een nachttemperatuur van 20-21˚C heerst. In de tuinkamer was het tijdelijk erg warm. Geadviseerd wordt om de temperatuur in de winter niet hoger dan 26˚C te laten oplopen. Uit de vragenlijst die is uitgezet onder het personeel blijkt dat een hoge temperatuur erg hinderlijk is voor het personeel (zie 4.2).
3.2 Zorginstelling 2 Temperatuur en luchtvochtigheid Zorginstelling 2 is gehuisvest in een gebouw uit 1969. De zorginstelling is de eigenaar van het gebouw en heeft 28 verpleeghuisbedden, 65 zorgappartementen en 18 aanleunwoningen. Het hoofdgebouw is voorzien van mechanische afzuiging en het restaurant van mechanische luchtafvoer en -toevoer (balansventilatie). Zowel tijdens het zomeronderzoek als tijdens het winteronderzoek zijn de temperatuur en luchtvochtigheid gemeten in verschillende ruimtes (zie tabel 3.4) In Tabel 3.4 is de gemiddelde, maximale en minimale temperatuur gemeten in de gebruiksruimten in de zorginstelling weergegeven voor de hittegolfperiode 21 t/m 27 juli 2013 en tijdens de wintermeting in de week van 26 november tot en met 3 december 2013. Voor de hittegolfperiode is ook aangegeven welk deel van de tijd, uitgedrukt in percentage, het warmer was dan de referentiewaarde van 26 graden Celsius. Tabel 3.4 Gemiddelde, maximale en minimale temperatuur gemeten per gebruiksruimte in zorginstelling 2 tijdens de hittegolfperiode (21 t/m 27 juli) en de winter (26 november t/m 3 december 2013) Zorginstelling 2
Hittegolf (21 t/m 27 juli 2013)
Winter (26 november t/m 3 december 2013)
Ruimte Restaurant Huiskamer
3e
Huiskamer
1e
Gemiddelde
Maximum
Minimum
Percentage
Gemiddelde
Maximum
Minimum
in ˚C
in ˚C
in ˚C
> 26 ˚C
in ˚C
in ˚C
in ˚C
25,1
29,1
22,1
29
21,4
23,7
19,7
verdieping
26,9
30,1
24,1
56
22,5
24,6
21,1
verdieping
25,2
27,1
23,1
34
21,1
23,8
18,4
Kamer bewoner 1
26,8
30,6
24,6
71
21,3
23,1
18,6
Kamer bewoner 2
27,4
29,6
24,1
94
23,6
24,8
19,2
Kamer bewoner 3
26,8
29,6
24,1
78
23,0
25,7
19,7
Slaapkamer bewoner 1
26,5
30,6
23,1
63
19,6
21,1
11,6
Slaapkamer bewoner 2
27,5
29,6
25,1
96
22,4
23,6
14,6
Slaapkamer bewoner 3
26,6
30,1
24,7
80
22,3
24,1
19,6
Buiten 1
22,7
32,1
15,6
22
-
-
-
Buiten 2
23,6
34,1
15,6
32
4,8*
9,6*
-2,9*
* Gegevens van KNMI weerstation Deelen
Tijdens de hittegolf van 2013 zijn zowel in een algemene ruimte op de derde verdieping als in de kamers van de bewoners hoge binnenluchttemperaturen gemeten in zorginstelling 2 (tabel 3.4). Het restaurant en de huiskamers zijn voorzien van een installatie voor koeling, maar desondanks is het tijdens de periode van de hittegolf in deze ruimten, met name in de huiskamer op de derde verdieping, onder het dak, een groot deel van de tijd warmer geweest dan 26 graden. De binnenluchttemperaturen in de winter zijn goed. In de slaapkamer van bewoner 1 zijn wel enkele malen lagere temperaturen dan 16˚C gemeten. Een lagere temperatuur dan 16˚C komt in deze
15
slaapkamer bijna dagelijks gedurende een half tot één uur voor, voornamelijk in de ochtend. Waarschijnlijk is op dat moment de deur opengezet om te luchten. Een lagere temperatuur dan 16˚C is in de slaapkamer van bewoner 2 slechts eenmaal gemeten, op 2 december 2013 om 9.30 uur. De relatieve luchtvochtigheid van de huiskamer op de eerste verdieping was met 43%RV goed. De relatieve luchtvochtigheid op de kamer van bewoner 2 was met 33%RV (11% van de tijd kleiner dan 30%RV) iets aan de lage kant. Luchtkwaliteit In de huiskamer op de eerste verdieping en in de kamer van bewoner 2 is de concentratie koolstofdioxide gemeten als indicator voor de luchtkwaliteit. In tabel 3.5 zijn de resultaten samengevat. De luchtkwaliteit in de huiskamer is meer dan de helft van de verblijfstijd matig of slecht en in de kamer van bewoner 2 goed, uitgaande van CO2 als indicator. Uit de resultaten van de huiskamer blijkt dat de CO2-concentratie in de huiskamer hoog op kan lopen. Op basis van de metingen van koolstofdioxide dient de ventilatie van de huiskamer te worden verbeterd. De concentratie CO2 in de huiskamer loopt op bij meer bewoners in de kamer en daalt weer als de bewoners naar hun eigen kamer gaan (zie figuur 3.3). De gemiddelde CO2-concentratie is berekend op grond van de metingen tussen 8.00 en 22.00 uur (de verblijftijd). Tabel 3.5 Gemiddelde, maximale en minimale CO2 concentratie gemeten Zorginstelling 2
CO2 concentratie in ppm 26 november t/m 3 december 2013
Ruimte Huiskamer
Gemiddelde 1e
Maximum
Minimum
98ste
% > 800
% > 1000
% > 1400
percentiel
ppm
ppm
ppm
1067
2132
473
1806
77
63
15
584
951
417
755
1
0
0
verdieping* Kamer bewoner 2
* Bij een controle van de meetapparatuur uitgevoerd in maart 2014 bleek de Atal waarmee gemeten is huiskamer op de 1e verdieping hogere waarden (ongeveer 100 ppm meer) dan andere Atals aan te geven. Figuur 3.3 Verloop concentratie CO2 in de huiskamer op 30 november 2013
In figuur 3.3 is het verloop van de CO2-concentratie in de huiskamer op 30 november 2013 te zien. Vanaf ongeveer 9.00 uur in de ochtend loop de CO2-concentratie op en daalt ’s avonds weer als de
16
bewoners de kamer verlaten. Het is niet duidelijk waarom de concentratie relatief langzaam daalt. Mogelijk verlaten de bewoners de huiskamer één voor één of worden na het vertrek van de bewoners alle ramen en deuren direct gesloten. In de huiskamer vindt geen mechanische afvoer plaats. Uit de berekeningen volgt dat in drie ruimtes onvoldoende ventilatiecapaciteit bestaat. Deze zijn in onderstaande tabel (tabel 3.6) weergegeven. In alle overige ruimten waar metingen zijn verricht was de ventilatiecapaciteit voldoende. In de woonkamer van bewoner 1 zijn ’s winters weinig mogelijkheden voor natuurlijke ventilatie, omdat alle ramen in de woonkamer lager zitten dan 1,80 meter. Ventilatie kan eventueel plaatsvinden door de deur naar de slaapkamer open te zetten, of via de mechanische afvoer via de badkamer. In de slaapkamer is een klepraampje naar buiten aanwezig, dat ook ’s winters kan worden opengezet. Tabel 3.6 Toetsing ventilatiecapaciteit Zorginstelling 2 Ruimte
Huiskamer 1e
Toetsing ventilatiecapaciteit (26 november t/m 3 december 2013) Aantal
WHO
Vloerop-
Eis
Capaciteit
Capaciteit
personen
minimum
pervlak in
Bouwbesluit
zomer in m3
winter in
in m3
m2
in m3
10
250
70
Toets
m3 176
187
187
Tekort volgens
verdieping Huiskamer
WHO 3e
10
250
70
176
353
179
verdieping
Tekort winter volgens WHO
Kamer bewoner 1
1
25
18
46
336
0
Tekort winter
Kamer bewoner 2
1
25
22
55
344
111
Voldoende
Kamer bewoner 3
1
25
22
55
344
111
Voldoende
Slaapkamer
1
25
12
30
347
130
Voldoende
1
25
14
36
293
59
Voldoende
1
25
14
36
293
60
Voldoende
bewoner 1 Slaapkamer bewoner 2 Slaapkamer bewoner 3
Zoals ook blijkt uit de meting is de ventilatiecapaciteit voor de gezamenlijke huiskamers te klein. De huiskamers worden in tegenstelling tot de kamers van de bewoners door veel bewoners tegelijkertijd gebruikt. Dit vergt een bepaalde luchtverversing die ’s winters niet te realiseren is met de aanwezige natuurlijke ventilatieopeningen. In één van de huiskamer is het realiseren van voldoende ventilatie in de zomer ook een probleem, omdat in verband met de gezondheidstoestand van de bewoners (PGcliënten) niet alle deuren kunnen worden opengezet. Conclusies en advies De zorginstelling is gehuisvest in een relatief oud gebouw dat ’s zomers lastig te koelen is. Dit is zichtbaar in de hoge temperaturen in de zorginstelling tijdens de hittegolf van 2013. De temperaturen in de winter waren goed. In de huiskamers zijn de ventilatievoorzieningen ’s winters beperkt. Hetzelfde geldt voor de woonkamer van bewoner 1. De zorginstelling wordt geadviseerd de ventilatievoorzieningen van de huiskamers te verbeteren op een dusdanige wijze dat het voor de bewoners veilig is en zij geen hinder (tocht) ondervinden. Dit kan worden gerealiseerd door ventilatieopeningen (kiepraampjes) op hoogte (boven 1,80) aan te brengen, die met een verstelbare uitzethaak op een kleine kier open kunnen worden gezet.
17
3.3 Zorginstelling 3 Temperatuur en luchtvochtigheid Zorginstelling 3 huurt het gebouw waarin zij 68 verpleeghuisbedden en 140 zorgappartementen heeft gehuisvest. Het is gebouwd in 2008 en voorzien van mechanische afzuiging en luchttoevoer (balansventilatie). Zowel tijdens het zomeronderzoek als tijdens het winteronderzoek zijn de temperatuur en luchtvochtigheid gemeten in verschillende ruimtes. De kamers van de bewoners zijn zowel woon- als slaapkamer. In Tabel 3.7 is de gemiddelde, maximale en minimale temperatuur gemeten in de gebruiksruimten in de zorginstelling weergegeven voor de hittegolfperiode 21 t/m 27 juli 2013 en tijdens de wintermeting in de week van 20 tot en met 27 januari 2014. Voor de hittegolfperiode is ook aangegeven welk deel van de tijd, uitgedrukt in percentage, het warmer was dan de indicatieve referentiewaarde van 26 graden Celsius. Tabel 3.7 Gemiddelde, maximale en minimale temperatuur gemeten per gebruiksruimte in zorginstelling 3 tijdens de hittegolfperiode (21 t/m 27 juli 2013) en de winter (20 t/m 27 januari 2014) Zorginstelling 3 Ruimte AB-ruimte
Hittegolf (21 t/m 27 juli 2013)
Winter (20 t/m 27 januari 2014)
Gemiddelde in
Maximum
Minimum
Percentage
Gemiddelde
Maximum
Minimum
˚C
in ˚C
in ˚C
> 26 ˚C
in ˚C
in ˚C
in ˚C
-
-
-
-
21,9
23,7
20,2
Kamer bewoners 1
26,1
27,6
24,6
70
24,6
25,6
23,9
Kamer bewoner 2
24,4
27,1
22,6
4
23,2
24,5
18,9
Kamer bewoner 3
25,0
28,1
23,1
12
21,2
23,1
19,6
Kamer bewoner 4
25,2
26,7
23,7
4
-
-
-
Buitentemperatuur
23,9
34,1
16,6
31
2,7*
6,1*
-1,1*
* Gegevens van KNMI weerstation Deelen
In zorginstelling 3, een gebouw uit 2008 dat is voorzien van balansventilatie met topkoeling, is tijdens de hittegolf 2013 met name in 1 van de 4 kamers een hoge binnenluchttemperatuur geregistreerd (tabel 3.7). Kamer 1, 2 en 4 zijn zorgappartementen en kamer 3 is een kamer voor een bedgebonden bewoner (verpleeghuiskamer). Waarschijnlijk zijn de hoge temperaturen in de kamer van bewoners 1 veroorzaakt door het ventilatiegedrag van de bewoners. De bewoners van kamer 1 hebben met warm weer de hele dag de schuifdeur openstaan, terwijl de ramen en deuren van de kamers van bewoner 2, 3 en 4 (overdag) dicht zijn gehouden. De binnenluchttemperatuur in de kamers tijdens de wintermeting is gemiddeld goed tot aan de warme kant (kamer bewoner 1). De temperatuur is over het geheel genomen erg constant en temperaturen lager dan 20˚C zijn nauwelijks gemeten. De Atal van kamer bewoner 2 is negen keer gedurende meerdere uren uitgezet. Hierdoor ontbreken metingen gedurende de nacht en ook een enkele keer voor een deel van de dag. Op de ochtend van 25 januari was het tussen 8.38 en 9.04 uur kouder dan 20˚C, maar omdat zowel voorafgaande aan deze periode als erna de Atal van de stroom is gehaald is het verloop niet goed geregistreerd (zie reeks hieronder).
18
Kopie deel meetreeks kamer bewoner 2 24-1-2014
22:34:00
24
25-1-2014
8:38:00
18,9
25-1-2014
8:40:00
19
25-1-2014
8:42:00
19,1
25-1-2014
8:44:00
19,1
25-1-2014
8:46:00
19,2
25-1-2014
8:48:00
19,2
25-1-2014
8:50:00
19,3
25-1-2014
8:52:00
19,4
25-1-2014
8:54:00
19,4
25-1-2014
8:56:00
19,5
25-1-2014
8:58:00
19,5
25-1-2014
9:00:00
19,6
25-1-2014
9:02:00
19,6
25-1-2014
9:04:00
19,7
25-1-2014
16:40:00
22
De relatieve luchtvochtigheid in de zorginstelling was gedurende de week van de wintermeting laag. De gemiddelde relatieve luchtvochtigheid van twee kamers en de AB-ruimte was 28% RV en gedurende 83% van de tijd lager dan 30% RV. Luchtkwaliteit In de gezamenlijke ruimte op de begane grond (grote AB-ruimte) en in de kamers van bewoners 1 en 2 is de concentratie koolstofdioxide gemeten als indicator voor de luchtkwaliteit. De kamer van bewoners 1 wordt bewoond door een echtpaar. In tabel 3.8 zijn de resultaten samengevat. De luchtkwaliteit was in de grote AB-ruimte getoetst aan de 98ste percentiel slecht en gemiddeld over de verblijfstijd acceptabel. In de kamers van de bewoners was de luchtkwaliteit goed of acceptabel. Uit de resultaten blijkt dat de CO2 -concentratie in de grote AB-ruimte bij activiteiten oploopt (zie figuur 3.4). Tijdens activiteiten zijn gemiddeld ongeveer 17 personen in de ruimte aanwezig. Tabel 3.8 Gemiddelde, maximale en minimale CO2 concentratie gemeten Zorginstelling 3
CO2 concentratie in ppm 20 t/m 27 januari 2014
Ruimte
Gemiddelde
Maximum
Minimum
98ste
% > 800
% > 1000
% > 1400
percentiel
ppm
ppm
ppm
Grote AB-ruimte*
825
2058
515
1501
47
29
2
Kamer bewoners 1
735
1555
417
952
40
1
0
Kamer bewoner 2
551
709
361
689
0
0
0
* Bij een controle van de meetapparatuur uitgevoerd in maart 2014 bleek de Atal waarmee gemeten is in de grote AB-ruimte hogere waarden (ongeveer 100 ppm meer) aan te geven dan de andere Atals.
19
Figuur 3.4 Verloop concentratie CO2 in de grote AB-ruimte op 22 januari 2014
De ventilatiecapaciteit van de grote AB-ruimte kon niet worden berekend. In de ruimte zijn geen natuurlijke ventilatieopeningen aanwezig en de roosters in het plafond voor de af- en aanvoer van lucht waren te groot voor de beschikbare meetapparatuur. Uit de berekeningen volgt dat in drie bewonerskamers de ventilatiecapaciteit voldoet. Een tekort van 50 m3 of minder wordt in verband met de onzekerheid in de berekeningen niet vermeld (zie tabel 3.9). Door de in de kamers aanwezige schuifdeuren is de capaciteit ’s zomers groot. De schuifdeuren maken het ook mogelijk om ’s winters extra te ventileren (bovenop de berekende capaciteit voor de winter). De schuifdeur kan namelijk ook maar een centimeter worden opengezet. Dit zal over het algemeen geen tochtklachten geven. Tabel 3.9 Toetsing ventilatiecapaciteit Zorginstelling 3 Ruimte
Kamer bewoners
Toetsing ventilatiecapaciteit (20 t/m 27 januari 2014) Aantal
WHO
Vloerop-
Eis
Capaciteit
Capaciteit
personen
minimum
pervlak in
Bouwbesluit
zomer in m3
winter in
in m3
m2
in m3
Toets
m3
2
50
40
131
3815
99
Voldoende
3*
75
40
131
1303
131
Voldoende
Kamer bewoner 3 1 25 24 79 2027 * Mevrouw heeft dagelijks bezoek, daarom bij de berekeningen uitgegaan van 3 personen
148
Voldoende
1 Kamer bewoner 2
Voor de vereiste capaciteit volgens het Bouwbesluit is getoetst aan de eisen voor nieuwbouw in het Bouwbesluit 2006. De bewoner van kamer 3 had de ventilatieroosters van het klimaatbeheerssysteem in verband met overlast door tocht dicht geplakt.
20
Conclusies en advies - De temperatuur was zowel ’s zomers als ’s winters goed. Geadviseerd wordt om in geval van warme periodes de bewoners te adviseren overdag de schuifdeuren dicht te houden. - De luchtvochtigheid in de winter is te laag. In combinatie met de relatief hoge temperaturen kan dit klachten geven. Zowel bewoners als personeel kunnen geïrriteerde slijmvliezen krijgen. Met name personen met contactlenzen of gevoelig luchtwegen zijn hier gevoelig voor. - Bewoner 3 had de inblaasrooster van het klimaatbeheerssysteem op zijn kamer dicht laten plakken, omdat hij hier veel hinder van ondervond. Ook de medewerkers van de GGD ondervonden tochthinder als het rooster weer vrij werd gemaakt. Gezien het gemeten debiet aan het rooster ten opzichte van het vereiste debiet (zowel volgens WHO als Bouwbesluit) wordt geadviseerd het rooster weer te openen en het debiet naar beneden bij te stellen om de tochthinder te beperken. - De grote AB-ruimte heeft geen natuurlijke ventilatieopeningen. Uit de meting van de CO2concentratie blijkt dat bij gebruik van de ruimte de concentratie tot boven de 1000 ppm kan oplopen (matige luchtkwaliteit). Om de beïnvloeding van de luchtkwaliteit door de gebruikers van de ruimte te vergroten en om pieken in de CO2-concentratie op te kunnen vangen wordt geadviseerd natuurlijke ventilatieopeningen in de vorm van roosters of ramen boven een hoogte van 1,80 m aan te brengen. 3.4 Zorginstelling 4 Temperatuur en luchtvochtigheid Zorginstelling 4 is een kleinschalig woonzorgcentrum verdeeld over drie verschillende gebouwen. De zorginstelling is eigenaar van de gebouwen. Twee gebouwen dateren van circa 1910 en het derde gebouw van 1984. In twee gebouwen zijn in totaal 14 zorgappartementen gehuisvest en in één gebouw wordt zorg geboden aan psychogeriatrische cliënten (12 kamers en een gezamenlijke woon/eetkamer). Zowel tijdens het zomeronderzoek als tijdens het winteronderzoek zijn de temperatuur en luchtvochtigheid gemeten in verschillende ruimtes (zie tabel 3.10). In Tabel 3.10 is de gemiddelde, maximale en minimale temperatuur gemeten in de gebruiksruimten in de zorginstelling weergegeven voor de hittegolfperiode 21 t/m 27 juli 2013 en tijdens de wintermeting in de week van 26 november tot en met 3 december 2013. Voor de hittegolfperiode is ook aangegeven welk deel van de tijd, uitgedrukt in percentage, het warmer was dan de indicatieve referentiewaarde van 26 graden Celsius.
21
Tabel 3.10 Gemiddelde, maximale en minimale temperatuur gemeten per gebruiksruimte in zorginstelling 4 tijdens de hittegolfperiode (21 t/m 27 juli) en de winter (26 november t/m 3 december 2013) Zorginstelling 4
Hittegolf (21 t/m 27 juli 2013)
Winter (26 november t/m 3 december 2013)
Ruimte
Gemiddelde
Maximum
Minimum
Percentage
Gemiddelde
Maximum
Minimum
in ˚C
in ˚C
in ˚C
> 26 ˚C
in ˚C
in ˚C
in ˚C
Huiskamer begane grond (d)
26,8
30,6
22,6
78
22,3
24,9
17,8
(d)
26,7
30,6
22,6
74
-
-
-
Kamer bewoner 1
27,1
29,1
25,1
93
24,3
25,7
19,6
Kamer bewoner 2
27,4
32,1
24,6
90
22,7
24,1
20,6
Slaapkamer bewoner 1
27,0
28,6
25,1
92
22,8
23,6
21,1
Slaapkamer bewoner 2
26,9
31,1
23,6
80
21,7
23,6
19,1
Buiten achterkant
25,5
37,6
18,2
40
-
-
-
Buiten straatzijde
23,9
34,7
15,7
31
4,7*
9,6*
-2,9*
Huiskamer begane grond
(d) Twee iButtons geplaatst in de huiskamer van de PG-afdeling, gemeten in 1 huiskamer op 2 plaatsen * Gegevens van KNMI weerstation Deelen
In zorginstelling 4 zijn tijdens de hittegolf in alle gebouwen van het kleinschalig woonzorgcentrum hoge binnenluchttemperaturen gemeten (zie tabel 3.10). Gedurende de hittegolf zijn het overgrote deel van de tijd in alle ruimten van de zorginstelling, ook in de slaapkamers, hogere temperaturen dan 26 graden gemeten. De binnenluchttemperatuur in de winter is goed. In de huiskamer wordt 9% van de tijd een temperatuur gemeten lager dan 20, maar deze relatief lage temperaturen komen alleen ’s nachts voor, met name tussen 4 en 5 uur, als de ruimte niet wordt gebruikt (zie figuur 3.5). Ook hier geldt dat zowel woon- als slaapkamer, met name van bewoner 1, aan de warme kant zijn. Figuur 3.5 Binnenluchttemperatuur in de huiskamer
De relatieve luchtvochtigheid in de huiskamer was met 42%RV goed. Op de kamer van bewoner 1 was de relatieve luchtvochtigheid laag met gemiddeld 31%RV en 32% van de tijd kleiner van 30%RV.
22
Luchtkwaliteit In de huiskamer voor PG-cliënten, en in de woonkamer van bewoner 1 is de concentratie koolstofdioxide gemeten als indicator voor de luchtkwaliteit. In tabel 3.11 zijn de resultaten samengevat. De luchtkwaliteit in de huiskamer was gemiddeld acceptabel en in de woonkamer van de bewoner goed, uitgaande van CO2 als indicator. Uit de resultaten blijkt wel dat de luchtkwaliteit in de huiskamer een derde van de tijd matig is (zie ook figuur 3.6), en getoetst aan 98ste percentiel slecht. Hoeveel personen in de huiskamer aanwezig zijn in niet precies bekend. Ingeschat wordt dat er normaal gesproken 6 tot 10 personen aanwezig zijn in de huiskamer. Tabel 3.11 Gemiddelde, maximale en minimale CO2 concentratie gemeten Zorginstelling 4
CO2 concentratie in ppm 26 november t/m 3 december 2013
Ruimte Huiskamer begane
Gemiddelde
Maximum
Minimum
98ste
% > 800
% > 1000
% > 1400
percentiel
ppm
ppm
ppm
938
1797
454
1580
65
35
7
597
930
482
757
1
0
0
grond Kamer bewoner 1
Figuur 3.6 Verloop concentratie CO2 in de huiskamer van 27 november t/m 3 december 2013
Uit de bezoeken aan de kamers van de bewoners is gebleken dat met name in het appartement van bewoner 2 de mogelijkheden voor ventileren beperkt zijn. De woonkamer heeft maar 1 raam (beneden de 1,80 m) dat open kan. En de in het appartement aanwezige afzuigventielen voeren geen lucht af. De ventilatiemogelijkheden voor bewoner 1 zijn beter omdat de ramen schuiframen zijn die ’s winters ook een klein beetje open kunnen worden gezet. De voor bewoner 1 berekende capaciteit in de winter is dan beter dan in de tabel aangegeven. Deze bewoner heeft de deur van de woon- naar de slaapkamer altijd openstaan. Ook dit maakt het voor de bewoner makkelijker in de winter voldoende te ventileren zonder hiervan tochthinder te ondervinden. Op de afvoer op badkamer is een debiet van 14 m3/uur gemeten. Een tekort van 50 m3 of minder wordt in verband met de onzekerheid in de berekeningen niet vermeld (zie tabel 3.12).
23
Tabel 3.12 Toetsing ventilatiecapaciteit Zorginstelling 4 Ruimte
Toetsing ventilatiecapaciteit (26 november t/m 3 december 2013) Aantal
WHO
personen Huiskamer begane
Vloerop-
Eis
Capaciteit
minimum
pervlak in
Bouwbesluit
in m3
m2
in m3
zomer in
m3
Capaciteit
Toets
winter in m3
8
200
66
166
1794
203
Voldoende
Kamer bewoner 1
1
25
38
96
2161
12
Tekort winter
Kamer bewoner 2
1
25
40
101
94
0
Tekort winter
Slaapkamer bewoner 1
1
25
14
34
151
0
Tekort winter
Slaapkamer bewoner 2
1
25
18
44
568
0
Tekort winter
grond
Voor de vereiste capaciteit volgens het Bouwbesluit is getoetst aan de eisen voor bestaande bouw in het Bouwbesluit 2012. Conclusies en advies De zorginstelling is gehuisvest in een relatief oude gebouwen die ’s zomers lastig te koelen zijn. Dit is zichtbaar in de hoge temperaturen in de zorginstelling tijdens de hittegolf van 2013. De temperaturen in de winter waren over het algemeen goed. De slaapkamers zijn gemiddeld iets aan de warme kant. Het gebouw van de zorginstelling is bijna volledig afhankelijk van natuurlijke ventilatie voor luchtverversing. Omdat in de kamers van de bewoners ramen en roosters bijna allemaal onder de 1,80 m zitten is de ventilatiecapaciteit in de winter zeer beperkt. De ventilatievoorzieningen in de kamers van de bewoners dienen te worden verbeterd. De mechanische afvoer van lucht via de badkamer en keuken van bewoner 2 staat niet aan. Geadviseerd wordt deze in te schakelen. In de huiskamer zijn voor de winter voldoende ventilatievoorzieningen, maar uit de meting van de CO2-concentratie blijkt dat de aanwezige ramen te weinig worden opengezet. Waarschijnlijk klagen de PG-cliënten die gebruik maken van de ruimte snel over tocht als ze een raampje open zien staan. Geadviseerd wordt het personeel te instrueren toch regelmatig een raam open te zetten. 3.5 Zorginstelling 5 Temperatuur en luchtvochtigheid Het gebouw van zorginstelling 5 is in 1963 gebouwd. De instelling is eigenaar van het gebouw. Er zijn 23 verpleeghuisbedden, 50 zorgappartementen en 60 aanleunwoningen. Het gebouw is niet voorzien van mechanische ventilatie. Zowel tijdens het zomeronderzoek als tijdens het winteronderzoek zijn de temperatuur en luchtvochtigheid gemeten in verschillende ruimtes (zie tabel 3.13). De kamers van de bewoners zijn deels zowel woon- als slaapkamer. In Tabel 3.13 is de gemiddelde, maximale en minimale temperatuur gemeten in de gebruiksruimten in de zorginstelling weergegeven voor de hittegolfperiode 21 t/m 27 juli 2013 en tijdens de wintermeting in de week van 18 tot en met 25 november 2013. Voor de hittegolfperiode is ook aangegeven welk deel van de tijd, uitgedrukt in percentage, het warmer was dan de indicatieve referentiewaarde van 26 graden Celsius.
24
Tabel 3.13 Gemiddelde, maximale en minimale temperatuur gemeten per gebruiksruimte in zorginstelling 5 tijdens de hittegolfperiode (21 t/m 27 juli) en de winter (18 t/m 25 november 2013) Zorginstelling 5 Ruimte
Hittegolf (21 t/m 27 juli 2013)
Winter (18 t/m 25 november 2013)
Gemiddelde
Maximum
Minimum
Percentage
Gemiddelde
Maximum
Minimum
in ˚C
in ˚C
in ˚C
> 26 ˚C
in ˚C
in ˚C
in ˚C
Huiskamer 2e verdieping
28,8
31,6
27,1
100
23,5
25,0
22,5
Restaurant
22,5
28,1
18,6
10
19,8
22,6
18,6
Kamer bewoner 1
29,1
30,2
26,7
100
23,6
26,1
21,1
Kamer bewoner 2
26,9
29,6
24,6
92
26,3
28,1
23,1
Kamer bewoner 3
27,7
30,6
25,6
100
23,2
24,8
21,6
Kamer bewoner 4
27,9
30,1
24,6
95
22,7
25,5
19,3
Kamer bewoner 5
27,8
30,6
24,6
95
23,0
25,2
18,1
Slaapkamer bewoner 2
27,8
29,6
24,6
98
23,4
26,6
19,1
Buitentemperatuur
23,7
33,2
15,7
28
3,5*
7,8*
-2,5*
* Gegevens van KNMI weerstation Deelen
Ook in zorginstelling 5 zijn tijdens de hittegolf hoge binnenluchttemperaturen gemeten (zie tabel 3.13). In de huiskamer op de tweede verdieping en in alle kamers van de bewoners komt de binnenluchttemperatuur nauwelijks onder de 26 graden. Duidelijk is te zien dat de ruimte van het restaurant voorzien is van airconditioning. De temperaturen in de winter zijn, met uitzondering van het restaurant, aan de warme kant. Een temperatuur hoger dan 26˚C is gemeten op de kamer van bewoner 1 op 20 november om 9.30 uur en op de kamer van bewoner 2 ligt de gemiddelde temperatuur zelfs boven de 26˚C. Zowel in de huiskamer als in de kamers van de bewoners daalt de temperatuur nauwelijks tot onder de 20˚C. Alleen op de kamer van bewoner 4 is het 3% van de tijd kouder dan 20˚C en op de kamer van bewoner 5 is tweemaal een temperatuur van 18,1˚C gemeten om ongeveer 9 .00 uur ’s ochtends. Waarschijnlijk wordt de kamer op dat moment gelucht. In het restaurant is het iets aan de koude kant met regelmatig temperaturen net iets onder de 20˚C. Figuur 3.7 Temperatuurverloop kamer bewoner 3, 19-25 november 2013
25
De relatieve luchtvochtigheid in de huiskamer was met 38% goed. De relatieve luchtvochtigheid op de kamers van de bewoners was met 33%RV voor zowel de kamer van bewoner 3 als voor de kamer van bewoner 4 aan de lage kant. In de kamer van bewoner 3 en de kamer van bewoner 4 werden respectievelijk 4% en 27% van de tijd waardes kleiner dan 30%RV gemeten. Luchtkwaliteit In de huiskamer op de tweede verdieping, in kamer van bewoner 3 en in de kamer van bewoner 4 is de concentratie koolstofdioxide gemeten als indicator voor de luchtkwaliteit. In tabel 3.14 zijn de resultaten samengevat. De luchtkwaliteit in de huiskamer en de kamer van bewoner 3 was getoetst aan de 98ste percentiel matig. De luchtkwaliteit in de kamer van de bewoner 4 was goed tot acceptabel. Tabel 3.14 Gemiddelde, maximale en minimale CO2 concentratie gemeten Zorginstelling 5
CO2 concentratie in ppm 18 t/m 25 november 2013
Ruimte Huiskamer tweede
Gemiddelde
Maximum
Minimum
98ste
% > 800
% > 1000
% > 1400
percentiel
ppm
ppm
ppm
899
1307
415
1161
79
25
0
Kamer bewoner 3*
815
1865
572
1122
47
7
1
Kamer bewoner 4
598
1256
409
967
14
1
0
verdieping
* Bij een controle van de meetapparatuur uitgevoerd in maart 2014 bleek de Atal waarmee gemeten is in de tuinkamer hogere waarden (ongeveer 100 ppm meer) aan te geven dan andere Atals. Uit de berekeningen van de ventilatiecapaciteit (tabel 3.15) blijkt dat ’s winters in de huiskamer een tekort aan ventilatiecapaciteit aanwezig is. Alle overige ruimtes die tijdens het onderzoek zijn bezocht voldoen aan zowel de minimumeis voor ventilatie van de WHO als aan de eis van het Bouwbesluit 2012, bestaande bouw. In de huiskamer en in de badkamer van bewoner 1 zijn afvoerventielen aanwezig. Respectievelijk voeren deze 70 m3 voor de huiskamer en 10 m3 lucht per uur voor de badkamer af. Deze afvoer is meegenomen in de berekening van de ventilatiecapaciteit (zie tabel 3.15). Tabel 3.15 Toetsing ventilatiecapaciteit Zorginstelling 5 Ruimte
Toetsing ventilatiecapaciteit (18 t/m 25 november) Aantal
WHO
personen Huiskamer tweede
8
Vloerop-
Eis
Capaciteit
minimum
pervlak in
Bouwbesluit
in m3
m2
in m3
200
46
zomer in m
Capaciteit 3
Toets
winter in m3
116
526
149
verdieping
Klein tekort winter volgens WHO
Kamer bewoner 1
1
25
30
76
295
98
Voldoende
Kamer bewoner 2
1
25
28
71
406
75
Voldoende
Kamer bewoner 3
1
25
29*
73
287
90
Voldoende
Kamer bewoner 4
1
25
29*
73
287
90
Voldoende
Kamer bewoner 5
1
25
29*
73
287
90
Voldoende
Slaapkamer bewoner 2 1 25 10 25 185 10 * Oppervlakten van de kamers zijn niet opgemeten, maar ingeschat op grond van vergelijkbaarheid met de kamers van bewoners 1 en 2
Voldoende
26
Conclusies en advies De zorginstelling is gehuisvest in een relatief oud gebouw dat ’s zomers lastig te koelen is. Dit is zichtbaar in de hoge temperaturen in de zorginstelling tijdens de hittegolf van 2013. De temperaturen in de winter waren, met uitzondering van de gemiddelde temperatuur in het restaurant, ook relatief hoog. Geadviseerd wordt om de temperatuur van het restaurant een graad hoger in te stellen, zodat de gemiddelde temperatuur tussen de 20 en 21˚C uitkomt. Het verschil in temperatuur tussen de kamers van de bewoners en het restaurant wordt dan ook kleiner. Verder dienen zowel voor de zomer als de winter maatregelen te worden getroffen, om te voorkomen dat de temperatuur hoger oploopt dan 26˚C. Voor de situatie in de winter (kamer bewoner 2) zal dit relatief eenvoudig te realiseren zijn. Voor de situatie in de zomer zijn mogelijk relatief grote aanpassingen aan of in het gebouw nodig, bijvoorbeeld dakisolatie en het plaatsen van koelinstallaties. De luchtkwaliteit in de huiskamer is matig. Geadviseerd wordt om de ventilatiecapaciteit van de huiskamer (natuurlijk of mechanisch) te verhogen of minder personen tegelijkertijd gebruik te laten maken van de ruimte. Ook de luchtkwaliteit van de kamer van bewoner 3 is matig. De bewoner en/of het personeel dient te worden geïnstrueerd ’s winters regelmatig een raam (boven de 1,80 m) open te zetten. 3.6 Zorginstelling 6 Temperatuur en luchtvochtigheid Zorginstelling 6 is gehuisvest in een gebouw uit 2005. De zorginstelling is eigenaar van het gebouw en heeft 120 verpleeghuisunits voor chronische zorg of revalidatie. De zorginstelling beschikt verder over een winkel, restaurant, kapsalon, beautysalon, bibliotheek, bruin café en een stiltecentrum en bevindt zich in het centrum van een stad. Het gebouw is voorzien van mechanische afzuiging en mechanische luchttoevoer. Zowel tijdens de zomer van 2013 als de winter 2013/2014 zijn de temperatuur en luchtvochtigheid gemeten in verschillende ruimtes (zie tabel 3.16). De kamers van de bewoners zijn zowel woon- als slaapkamer. In Tabel 3.16 is de gemiddelde, maximale en minimale temperatuur gemeten in de gebruiksruimten in de zorginstelling weergegeven voor de hittegolfperiode 21 t/m 27 juli 2013 en tijdens de wintermeting in de week van 26 november tot en met 3 december 2014. Voor de hittegolfperiode is ook aangegeven welk deel van de tijd, uitgedrukt in percentage, het warmer was dan de indicatieve referentiewaarde van 26 graden Celsius.
27
Tabel 3.16 Gemiddelde, maximale en minimale temperatuur gemeten per gebruiksruimte in zorginstelling 6 tijdens de hittegolfperiode (21 t/m 27 juli) en de winter (26 november t/m 3 december 2013) Zorginstelling 6
Hittegolf (21 t/m 27 juli 2013)
Winter (26 november t/m 3 december 2013)
Ruimte Huiskamer
2e
Gemiddelde
Maximum
Minimum
Percentage
Gemiddelde
Maximum
Minimum
in ˚C
in ˚C
in ˚C
> 26 ˚C
in ˚C
in ˚C
in ˚C
27,7
30,2
22,7
93
23,9
24,8
22,7
verdieping
27,6
31,1
24,6
93
-
-
-
Recreatiezaal
28,9
31,6
25,6
98
22,9
24,7
20,7
Kamer bewoner 1
27,6
29,6
24,1
89
-
-
-
Kamer bewoner 2**
23,6
25,6
21,6
0
-
-
-
Kamer bewoner 3
26,2
29,6
23,1
58
23,0
24,1
22,1
Kamer bewoner 4
-
-
-
-
24,1
24,5
23,3
24,9
35,6
17,6
34
4,7*
9,6*
-2,9*
Buitenkamer
verdieping
3e
Buitentemperatuur
** kamer voorzien van mobiele airconditioning * Gegevens van KNMI weerstation Deelen
Zorginstelling 6 is gehuisvest in een gebouw uit 2005 dat is voorzien van balansventilatie met koeling. Uit de hoge binnenluchttemperaturen gemeten tijdens de hittegolf (zie tabel 3.16) blijkt duidelijk dat het klimaatbeheerssysteem niet goed werkt. De kamer van bewoner 2 was voorzien van een mobiele airconditioning, omdat de betreffende bewoner erg veel hinder ondervond van de warmte. De gemiddelde temperaturen in de winter waren goed. De relatieve luchtvochtigheid was laag. In de huiskamer bedroeg deze gemiddeld 31%RV, met 46% van de tijd waardes lager dan 30%. In de kamer van bewoner 4 was de relatieve luchtvochtigheid gemiddeld 31% met 22% van de tijd waardes lager dan 30%. Luchtkwaliteit In de huiskamer op de tweede verdieping en in een kamer van een bewoner is de concentratie koolstofdioxide gemeten als indicator voor de luchtkwaliteit. In tabel 3.17 zijn de resultaten samengevat. De luchtkwaliteit in de huiskamer was goed en in de kamer van de bewoner acceptabel tot matig. Tabel 3.17 Gemiddelde, maximale en minimale CO2 concentratie gemeten Zorginstelling 6
CO2 concentratie in ppm 26 november t/m 3 december 2013
Ruimte Huiskamer tweede
Gemiddelde
Maximum
Minimum
98ste
% > 800
% > 1000
% > 1400
percentiel
ppm
ppm
ppm
661
912
509
818
3
0
0
837
1313
657
1075
64
5
0
verdieping Kamer bewoner 4
Uit de berekeningen van de ventilatiecapaciteit (tabel 3.18) blijkt dat de capaciteit in de huiskamer ’s winters aan de krappe kant is als er meer dan 8 personen in de ruimte aanwezig zijn. Hierbij is geen rekening gehouden met de mogelijkheden voor natuurlijke ventilatie. Per abuis zijn de natuurlijke ventilatieopeningen niet opgemeten. Het verschil in ventilatiecapaciteit tussen de winter en de zomer
28
in de kamer van bewoner 3 is groot. Dit komt omdat in de kamer een groot schuifraam, dat zich op een hoogte onder de 1,80 m bevindt, aanwezig is. De berekening van de capaciteit in de winter is mogelijk een onderschatting, omdat het schuifraam op een kleine kier kan worden gezet zonder tocht te veroorzaken. De kamer heeft bovendien een kiepraam dat in de winter waarschijnlijk ook kan worden opengezet zonder dat dit leidt tot tochthinder voor de bewoner. In de kamer van bewoner 4 zijn afvoerventielen van het mechanisch ventilatiesysteem aanwezig. Totaal wordt via deze ventielen 146 m3 lucht per uur ingeblazen. Omdat de richting van het debiet niet klopt, de lucht zou moeten worden afgevoerd, is deze toevoer van lucht niet meegenomen in de berekening van de ventilatiecapaciteit. Tabel 3.18 Toetsing ventilatiecapaciteit Zorginstelling 6 Ruimte
Toetsing ventilatiecapaciteit (18 t/m 25 november) Aantal
WHO
personen Huiskamer tweede
Vloerop-
Eis
Capaciteit
minimum
pervlak in
Bouwbesluit
in m3
m2
in m3
zomer in
m3
Capaciteit
Toets
winter in m3
8*
200
62
156
196
196
Voldoende
1
25
25
63
2576
12
Tekort in
verdieping Kamer bewoner 3
winter volgens Bouwbesluit Kamer bewoner 4
1
25
18
45
282
0
Tekort in de winter
Aantal personen dat (gemiddeld) aanwezig is in de huiskamer is niet bekend (dagboekje kwijtgeraakt in instelling)
Conclusies en advies Het klimaatbeheerssysteem van dit nog jonge gebouw (bouwjaar 2005) vertoont een aantal gebreken. Het systeem is ’s zomers niet in staat het gebouw voldoende te koelen. En uit de metingen met de Flow finder blijkt dat daar waar lucht moet worden afgevoerd, lucht wordt ingeblazen. Dit is een ongewenste situatie en dient te worden verholpen. Ondanks het niet goed functionerende klimaatbeheerssysteem was de temperatuur in de winter en waren de koolstofdioxideconcentraties niet sterk afwijkend van de gewenste waarden. De luchtkwaliteit in de kamer van een bewoner was matig. Dit kan worden verklaard uit de beschikbare ventilatiecapaciteit. Omdat de ramen onder de 1,80 m zitten en bewoners vaak een zwakke gezondheid hebben zullen de ramen in de winter niet open worden gezet. Door voorzieningen aan te brengen waarmee de aanwezige kiepramen een heel beetje kunnen worden opengezet (verstelbare uitzethaken) kan het natuurlijke ventileren in de winter worden bevorderd en de luchtkwaliteit positief worden beïnvloed. Bewoners en/of personeel zal dan wel moeten worden geïnstrueerd in de winter regelmatig een raam open te zetten.
29
3.7 Zorginstelling 7 Zorginstelling 7 is gehuisvest in het gebouw van de voormalige gasfabriek uit 1904 en bevindt zich in een woonwijk. In 2011 is het gebouw volledig gerenoveerd en verbouwd tot een kleinschalige zorginstelling voor de opvang van mensen met dementie/ Alzheimer. De zorginstelling huurt het gebouw van een woningcorporatie en heeft 16 appartementen. De zorginstelling beschikt verder over een ruime huiskamer, waar de bewoners veel van hun tijd doorbrengen. Het gebouw is voorzien van mechanische luchtafvoer. In deze zorginstelling zijn in de zomer van 2013 geen metingen verricht. Temperatuur en luchtvochtigheid Tijdens wintermeting zijn de temperatuur en luchtvochtigheid gemeten in een gemeenschappelijke ruimte en een kamer van een bewoner (zie tabel 3.19). De kamer van de bewoner is zowel woon- als slaapkamer. In Tabel 3.19 is de gemiddelde, maximale en minimale temperatuur gemeten in de gebruiksruimten in de zorginstelling weergegeven voor de wintermeting in de week van 7 tot en met 14 februari 2014. Ook de buitentemperatuur is opgenomen in de tabel. Tabel 3.19 Gemiddelde, maximale en minimale temperatuur gemeten per gebruiksruimte in zorginstelling 7 in de winter (7 t/m 14 februari 2014) Zorginstelling 7 Ruimte
Winter (7 t/m 14 februari 2014) Gemiddelde
Maximum
Minimum
in ˚C
in ˚C
in ˚C
Huiskamer
23,2
26,0
20,1
Kamer bewoner
22,2
25,7
20,4
Buitentemperatuur
5,1*
8,9*
1,3*
* Gegevens van KNMI weerstation Deelen
De temperatuur was goed. De relatieve luchtvochtigheid was laag, met gemiddeld 33%RV en 29%RV in respectievelijk de huiskamer en de kamer van de bewoner. In de kamer van de bewoner was de relatieve luchtvochtigheid 67% van de tijd lager dan 30%RV. Luchtkwaliteit In de huiskamer (begane grond) en in een kamer van een bewoner is de concentratie koolstofdioxide gemeten als indicator voor de luchtkwaliteit. In tabel 3.20 zijn de resultaten samengevat. De luchtkwaliteit in de huiskamer was matig (getoetst aan 98ste percentiel) en in de kamer van de bewoner goed. Tabel 3.20 Gemiddelde, maximale en minimale CO2 concentratie gemeten Zorginstelling 7
CO2 concentratie in ppm 7 t/m 14 februari 2014
Ruimte
Gemiddelde
Maximum
Minimum
98ste
% > 800
% > 1000
% > 1400
percentiel
ppm
ppm
ppm
Huiskamer
856
1434
483
1134
68
17
0
Kamer bewoner
616
937
498
744
1
0
0
30
Figuur 3.8 Verloop CO2-concentratie in de huiskamer
Uit de berekeningen van de ventilatiecapaciteit blijkt dat de capaciteit in de huiskamer ’s winters onvoldoende is. Ook de ventilatiecapaciteit in de kamer van de bewoner schiet volgens het Bouwbesluit tekort. Voor de vereiste capaciteit volgens het Bouwbesluit is getoetst aan de eisen voor nieuwbouw in het Bouwbesluit 2006. In de badkamer van de bewoner is mechanische ventilatie aanwezig, met verschillende standen. Bij het douchen wordt stand 4 ingeschakeld (63 m3 lucht afvoer per uur). Bij de berekening van de ventilatiecapaciteit is de afvoer in de normale stand, namelijk 23 m3/u meegenomen, omdat de badkamerdeur vaak openstaat. Als deze dicht is, is de capaciteit minder dan de in tabel 3.21 opgenomen capaciteit. In huiskamer is ook een keuken met afzuigkap aanwezig. De afvoer van de afzuigkap is niet meegenomen in de berekening van de capaciteit. De totale afvoer in de huiskamer is beperkt gezien het aantal personen dat gebruik maakt van de kamer. Ook de mogelijkheden voor natuurlijke ventilatie is ’s winters beperkt. De huiskamer staat in open verbinding met de gang, waar op relatief korte afstand de buitendeur zich bevindt. Dit is niet meegenomen in de beoordeling, maar zou een verklaring kunnen zijn voor de gemiddelde acceptabele luchtkwaliteit die is gemeten. Tabel 3.21 Toetsing ventilatiecapaciteit Zorginstelling 7
Toetsing ventilatiecapaciteit (7 t/m 14 februari 2014)
Ruimte
Aantal
WHO
personen Huiskamer*
17
Vloerop-
Eis
Capaciteit
minimum
pervlak in
Bouwbesluit
in m3
m2
in m3
425
125
zomer in
m3
Capaciteit
Toets
winter in m3
405
1100
132
Tekort in de winter
Kamer bewoner
1
25
30*
97
524
40
Tekort winter Bouwbesluit
* Vloeroppervlak is geschat.
Conclusies en advies - De temperatuur in de zorginstelling is ’s winters goed. (Er zijn geen temperatuurmetingen verricht in de zomer.) De temperatuur is wel aan de hoge kant en loopt op tot tegen de 26˚C. Dergelijk hoge temperaturen kunnen in combinatie met de lage relatieve luchtvochtigheid leiden tot klachten. Zowel bewoners als personeel kunnen geïrriteerde slijmvliezen krijgen. Met name personen met contactlenzen of gevoelig luchtwegen zijn hier gevoelig voor.
31
-
De luchtkwaliteit in de huiskamer is bijna dagelijks gedurende enkele uren (17% van de verblijftijd) matig. Dit is verklaarbaar op grond van de berekening van de ventilatiecapaciteit. Geadviseerd wordt om de ventilatiecapaciteit (natuurlijk of mechanisch) van de huiskamer voor de winter te .
3.8 Zorginstelling 8 Zorginstelling 8 is gehuisvest in een oude villa uit 1900, die in 2009 gerenoveerd en verbouwd is tot een kleinschalige zorginstelling, met een oudbouw- en een nieuwbouwgedeelte. In het gebouw zijn 15 appartementen aanwezig voor de opvang van mensen met dementie/ Alzheimer. De zorgondernemer huurt het gebouw. De zorginstelling beschikt verder over een ruime huiskamer, waar de bewoners veel van hun tijd doorbrengen, en een tuin. Het gebouw is voorzien van mechanische afzuiging. In deze zorginstelling zijn in de zomer van 2013 geen metingen verricht. Temperatuur en luchtvochtigheid Tijdens het winteronderzoek zijn de temperatuur en luchtvochtigheid gemeten in een gemeenschappelijke ruimte en in twee kamers van bewoners (zie tabel 3.22). In Tabel 3.22 is de gemiddelde, maximale en minimale temperatuur gemeten in de gebruiksruimten in de zorginstelling weergegeven voor de wintermeting in de week van 12 tot en met 19 december 2013. Ook de buitentemperatuur is opgenomen in de tabel. Tabel 3.22 Gemiddelde, maximale en minimale temperatuur gemeten per gebruiksruimte in zorginstelling 8 in de winter (12 t/m 19 december 2013) Zorginstelling 8 Ruimte
Winter (12 t/m 19 december 2013) Gemiddelde
Maximum
Minimum
in ˚C
in ˚C
in ˚C
Huiskamer
22,2
23,6
20,9
Kamer bewoner 1
21,6
22,1
20,8
Kamer bewoner 2
21,3
25,7
18,6
Buitentemperatuur
6,0*
11,9*
-0,5*
* Gegevens van KNMI weerstation Deelen
De temperatuur in de instelling was goed. De temperatuur in de kamer van bewoner 2 was op 14 december tussen 21 en 22 uur even lager dan 19˚C, en twee uur later bijna 26˚C. Mogelijk is op dat moment de kamer gelucht, en is vervolgens de verwarming hoger gezet. De relatieve luchtvochtigheid was goed en bedroeg in de huiskamer en de kamer van bewoner 1 gemiddeld respectievelijk 40%RV en 46%RV. Luchtkwaliteit In de huiskamer (begane grond) en in een kamer van een bewoner is de concentratie koolstofdioxide gemeten als indicator voor de luchtkwaliteit. In tabel 3.23 zijn de resultaten samengevat. De luchtkwaliteit in de huiskamer was matig en in de kamer van de bewoner acceptabel, bij toetsing aan de 98ste percentiel. Uit de resultaten blijkt wel dat de luchtkwaliteit in de huiskamer ongeveer een derde van de tijd matig was.
32
Tabel 3.23 Gemiddelde, maximale en minimale CO2 concentratie gemeten Zorginstelling 8
CO2 concentratie in ppm 12 t/m 19 december 2013
Ruimte
Gemiddelde
Maximum
Minimum
98ste
% > 800
% > 1000
% > 1400
in ppm
ppm
ppm
percentiel
ppm
ppm
ppm
Huiskamer
915
2030
477
1371
73
29
0
Kamer bewoner 1*
688
1359
497
943
7
2
0
* Bij een controle van de meetapparatuur uitgevoerd in maart 2014 bleek de Atal waarmee gemeten is in de kamer van bewoner 1 hogere waarden (ongeveer 100 ppm meer) aan te geven. Uit de berekeningen van de ventilatiecapaciteit blijkt dat de capaciteit in de huiskamer en de kamer van bewoner 2 voldoen. De ramen in de kamer van bewoner 2 zitten erg hoog. Dit is gunstig voor de ventilatiemogelijkheden in de winter, maar de ramen zijn mogelijk wel lastig te openen door de bewoner en/of het personeel. Ook de huiskamer bevat meerdere hoge klepramen. De huiskamer staat in open verbinding met de hal. Het verschil in ventilatiecapaciteit tussen de winter en de zomer in de kamer van bewoner 1 wordt veroorzaakt doordat alle ramen zich op een hoogte onder de 1,80 m bevinden. Op de badkamer van bewoner 1 is afzuiging aanwezig. Deze voert 61 m3 af. Als de deur van de badkamer een kier onder de deur vrijlaat kan dit een bijdrage leveren aan de ventilatie in de winter. Tabel 3.24 Toetsing ventilatiecapaciteit Zorginstelling 8
Toetsing ventilatiecapaciteit (12 t/m 19 december)
Ruimte
Aantal
WHO
Vloerop-
Eis
Capaciteit
Capaciteit
personen
minimum
pervlak in
Bouwbesluit
zomer in m3
winter in
in m3
m2
in m3
Huiskamer Kamer bewoner 1
Toets
m3
15
375
80*
259
1459
1459
Voldoende
1
25
54
175
1490
0
Tekort in winter volgens Bouwbesluit
Kamer bewoner 2 * Vloeroppervlak is geschat.
1
25
30
97
540
540
Voldoende
Voor de vereiste capaciteit volgens het Bouwbesluit is getoetst aan de eisen voor nieuwbouw in het Bouwbesluit 2006. Conclusies en advies - De temperatuur in de zorginstelling is in de winter goed. Er zijn geen metingen verricht in de zomer. - De luchtkwaliteit in de huiskamer is 29% van de verblijftijd matig. Dit is niet verklaarbaar op grond van de berekening van de ventilatiecapaciteit. Volgens de berekening is de capaciteit voldoende. Uit de meting van de CO2-concentratie blijkt dat te weinig gebruik wordt gemaakt van de aanwezige ramen. Mogelijk klagen de bewoners die gebruik maken van de ruimte over tocht als ze een raampje open zien staan. Geadviseerd wordt het personeel te instrueren toch regelmatig een raam (boven de 1,80 m) open te zetten. - Voor de kamer van bewoner 1 zouden voorzieningen moeten worden getroffen om de ventilatiecapaciteit voor de winter te verbeteren.
33
3.9 Zorginstelling 9 Zorginstelling 9 is gehuisvest in een oude villa uit 1886, die volledig gerenoveerd en verbouwd is en in 2012 is geopend als kleinschalige zorginstelling. In het gebouw zijn 18 kamers aanwezig voor de opvang van psychogeriatrische cliënten. De zorginstelling is eigenaar van het gebouw. De zorginstelling ligt in een landelijke omgeving en beschikt over een grote tuin. Het gebouw is voorzien van mechanische afzuiging. In deze zorginstelling zijn in de zomer van 2013 geen metingen verricht. Temperatuur en luchtvochtigheid Tijdens de winter 2013/2014 zijn de temperatuur en luchtvochtigheid gemeten in een gemeenschappelijke ruimte en een kamer van een bewoner (zie tabel 3.25). De kamer van de bewoner is zowel woon- als slaapkamer. In Tabel 3.25 is de gemiddelde, maximale en minimale temperatuur gemeten in de gebruiksruimten in de zorginstelling weergegeven voor de wintermeting in de week van 12 tot en met 19 december 2013. Ook de buitentemperatuur is opgenomen in de tabel. Tabel 3.25 Gemiddelde, maximale en minimale temperatuur gemeten per gebruiksruimte in zorginstelling 9 in de winter (12 t/m 19 december 2013) Zorginstelling 9 Ruimte
Winter (12 t/m 19 december 2013) Gemiddelde
Maximum
Minimum
in ˚C
in ˚C
in ˚C
Huiskamer eerste verdieping
24,7
26,9
20,8
Kamer bewoner
23,3
25,2
20,0
Buitentemperatuur
6,0*
11,9*
-0,5*
* Gegevens van KNMI weerstation Deelen
In de huiskamer wordt het regelmatig warmer dan 25˚C en soms zelfs warmer dan 26˚C (zie figuur 3.9). De luchtvochtigheid voor zowel de huiskamer als de kamer van de bewoner bedroeg 30%RV. Figuur 3.9 Verloop temperatuur in de huiskamer Villa Oosterveld, huiskamer, 12-19 december 2013 28 27 26 25
temp (C)
24 23 22 21 20 19 18 17 0:00:00 12:00:00 0:00:00 12:00:00 0:00:00 12:00:00 0:00:00 12:00:00 0:00:00 12:00:00 0:00:00 12:00:00 0:00:00 13-12-2013 13-12-2013 14-12-2013 14-12-2013 15-12-2013 15-12-2013 16-12-2013 16-12-2013 17-12-2013 17-12-2013 18-12-2013 18-12-2013 19-12-2013 dag, tijd
Luchtkwaliteit In de huiskamer op de eerste verdieping en in een kamer van een bewoner is de concentratie koolstofdioxide gemeten als indicator voor de luchtkwaliteit. In tabel 3.26 zijn de resultaten
34
samengevat. De luchtkwaliteit in de huiskamer was matig en in de kamer van de bewoner acceptabel. De matige luchtkwaliteit in de huiskamer treedt 14% van de verblijfstijd op (zie figuur 3.10). Waarschijnlijk zijn op dat moment van de dag veel bewoners in de huiskamer aanwezig. Tabel 3.26 Gemiddelde, maximale en minimale CO2 concentratie gemeten Zorginstelling 9
CO2 concentratie in ppm 12 t/m 19 december 2013
Ruimte Huiskamer eerste
Gemiddelde
Maximum
Minimum
98ste
% > 800
% > 1000
% > 1400
percentiel
ppm
ppm
ppm
773
1415
416
1200
38
14
0
763
1326
600
920
19
1
0
verdieping Kamer bewoner
Figuur 3.10 Verloop CO2-concentratie in de huiskamer
Omdat in de kamers geen ramen of roosters boven de 1,80 m aanwezig zijn, en mechanische ventilatie zo goed als nihil is, is er geen ventilatiecapaciteit in de winter. De capaciteit in de zomer in de kamer van de bewoner is relatief groot omdat de kamer is voorzien van grote schuiframen (meer dan 2,5 m hoog), die naar boven moeten worden opengeschoven. Dit is zwaar om te doen, en kan alleen door het zorgpersoneel worden gedaan. In de badkamer van de bewoner is een afvoerventiel aanwezig. De afvoer via dit ventiel (11 m3 lucht) is meegenomen in de berekening van de ventilatiecapaciteit. Tabel 3.27 Toetsing ventilatiecapaciteit Zorginstelling 9 Ruimte
Huiskamer eerste
Toetsing ventilatiecapaciteit (12 t/m 19 december) Aantal
WHO
Vloerop-
Eis
Capaciteit
Capaciteit
personen
minimum
pervlak in
Bouwbesluit
zomer in m3
winter in
in m3
m2
in m3
15
375
64
Toets
m3 207
468
0
Tekort in de
verdieping Kamer bewoner
winter 1
25
36
117
1131
0
Tekort in de winter
35
Voor de vereiste capaciteit volgens het Bouwbesluit is getoetst aan de eisen voor nieuwbouw in het Bouwbesluit 2006. Conclusies en advies - De temperatuur in de zorginstelling is gemiddeld genomen ’s winters goed, maar wel, zeker in de huiskamer, aan de hoge kant, waar de temperatuur oploopt tot boven de 26˚C. (Er zijn geen temperatuurmetingen verricht in de zomer.) Degelijk hoge temperaturen kunnen in combinatie met de gemeten lage relatieve luchtvochtigheid leiden tot klachten. Zowel bewoners als personeel kunnen geïrriteerde slijmvliezen krijgen. Met name personen met contactlenzen of gevoelig luchtwegen zijn hier gevoelig voor. Ook kunnen bewoners klachten als gevolg van dehydratie krijgen. - De luchtkwaliteit in de huiskamer is bijna dagelijks gedurende enkele uren (14% van de verblijftijd) matig. Dit is verklaarbaar op grond van de berekening van de ventilatiecapaciteit. Geadviseerd wordt om de ventilatiecapaciteit (natuurlijk of mechanisch) van de huiskamer en van de kamer van de bewoner voor de winter te verhogen, door betere natuurlijke ventilatievoorzieningen aan te brengen en zorgpersoneel te instrueren hier gebruik van te maken.
36
4
RESULTATEN BELEVING
Gezien de kleine aantallen worden de resultaten van de interviews met de bewoners (paragraaf 4.1) en de digitale enquête onder het personeel (paragraaf 4.2) over de beleving van het binnenmilieu alleen voor alle zorginstellingen samen gerapporteerd. 4.1 Bewoners In november en december 2013 en januari 2014 zijn bij zeventien personen van zes zorginstellingen (twee tot vier bewoners per zorginstelling) interviews afgenomen. De GGD-medewerker heeft de bewoners vragen gesteld over hun beleving van het binnenmilieu in de winter. Zestien van deze zeventien bewoners zijn in de zomer van 2013 ook door de GGD geïnterviewd over hun beleving van de hitte. In onderstaande tabel is de groep geïnterviewde bewoners beschreven. Van de geïnterviewde bewoners was één derde man en twee derde vrouw. Verder waren alle bewoners op twee na alleenstaand, en waren vijftien van de zeventien bewoners 65-plus (geboortejaar variërend van 1918 tot 1936). Zes van de zeventien bewoners gaven aan afhankelijk te zijn van het zorgpersoneel cq. een slechte zelfredzaamheid te hebben. De meeste bewoners krijgen meer dan één keer per week bezoek. Op de vraag ‘Hoeveel tijd (uren per dag) brengt u gemiddeld in het gebouw door?’ werd het volgende geantwoord: 21 uur: 1 bewoner 22 uur: 1 bewoner 23 uur: 4 bewoners 24 uur: 11 bewoners Het merendeel van de geïnterviewde bewoners (15 van de 17; 90%) brengt ’s winters 95% of meer van hun tijd binnenshuis door. Tabel 4.3 Kenmerken geïnterviewde bewoners winter 2013/2014 Geïnterviewde groep (n=17)
Aantal (n)
Percentage (%)
Verhouding man : vrouw
6 : 11
35 : 65
Alleenstaand
15
88
Leeftijd: 65plus
15
88
Zelfredzaam
11
65
Van de zeventien bewoners vonden dertien bewoners de temperatuur in hun kamer in de winter goed, twee bewoners vonden het te koud en twee bewoners te warm. Ongeveer een kwart van de bewoners geeft aan ’s winters last te hebben van een te droge lucht. In onderstaande tabel is het aantal personen dat aangaf een bepaalde klacht te ondervinden als gevolg van het binnenmilieu opgenomen.
37
Tabel 4.4 Klachten in de winter 2013/2014 Klacht door binnenmilieu
Aantal
Percentage (%)
personen Geïrriteerde ogen
5
29
Hoofdpijn
3
18
Luchtwegklachten
3
18
Geluid (ventilatiesysteem of van buiten)
3
18
Stof
3
18
Te veel of te weinig lichtinval
3
18
Onplezierige geuren
2
12
Geluid van buren
1
6
Last van (sigaretten)rook
0
0
Tocht
0
0
Een groot deel van de bewoners (tien bewoners) kan zelf de temperatuur in hun kamer instellen en/ of een raam openen voor natuurlijke ventilatie (dertien bewoners). De mechanische ventilatie, indien aanwezig, wordt centraal of door het zorgpersoneel geregeld. Negen bewoners ervaren wel enige belemmering bij het ventileren of verwarmen. Zij krijgen de ramen niet open, omdat deze te zwaar zijn of klemmen, of de thermosstaatknop is moeilijk te bedienen, omdat deze heel laag bij de grond zit. Voor zover als zichtbaar voor de bewoners worden de algemene ruimtes in het gebouw in de winter niet natuurlijk geventileerd. De eigen kamer wordt over het algemeen zowel overdag als ’s nachts op enigerlei wijze geventileerd. Eén bewoners gaf aan overdag niet te ventileren en vijf bewoners gaven aan ’s nachts niet te ventileren.
4.2 Personeel Op 11 december 2013 is aan de negen contactpersonen van de instellingen verzocht een vragenlijst via een e-mail uit te zetten onder de medewerkers van de instelling. De instellingen hebben uiteindelijk tot 24 januari 2014 de tijd gekregen om de vragenlijst uit te zetten onder, en in te laten vullen door, het personeel. In onderstaande tabel is de respons weergegeven. Tabel 4.5 Respons vragenlijst medewerkers Instelling
Aantal ingevulde vragenlijsten
1
7
2
5
3
0
4
0
5
19
6
55
7
12
8
7
9
3
Totaal
108
De vragenlijst is ingevuld door zowel verzorgend personeel (60%), als door leidinggevenden (12%), staffunctionarissen (6%) en ander ondersteunend personeel. Het merendeel van de medewerkers was
38
meer dan één jaar werkzaam in de instelling, namelijk 40% van de medewerkers één tot vijf jaar en 47% meer dan vijf jaar. Tachtig procent van de medewerkers die de vragenlijst hebben ingevuld werkt het meest van hun tijd in de gemeenschappelijke ruimtes, de woon-/slaapkamers van de bewoners of wisselt voortdurend tussen verschillenden ruimtes van de instelling. De overige 20% verblijft voornamelijk op zijn of haar kantoor of bemenst de receptie. In onderstaande figuur 4.1 is aangegeven welke percentage van de medewerkers een bepaalde omgevingsfactor als hinderlijk ervaart. Figuur 4.1 Hinderlijke omgevingsfactoren volgens zorgpersoneel (n=108)
Uit de figuur blijkt dat een erg groot deel van het personeel hinder ondervindt van een te hoge temperatuur en droge lucht. Ook onplezierige geuren (urinegeur, kookluchtjes), te weinig luchtbeweging en slechte schoonmaak worden vaak als hinderlijk ervaren. Meer dan 70% van de medewerkers ervaart verschillen tussen de verschillende ruimtes, met name temperatuurverschillen. Ook geven de medewerkers aan dat bezoek vaak klaagt over een te hoge temperatuur, een te droge lucht, slechte schoonmaak en te weinig luchtbeweging. Bezoekers klagen af en toe over tocht, een bedompte lucht en onplezierige geuren. Ongeveer een kwart van de medewerkers geeft het binnenklimaat van de instelling een onvoldoende (cijfer 5 of lager). Het personeel van de instellingen is ook gevraagd om inzicht te krijgen in de klachten van bewoners die niet kunnen worden geïnterviewd, met name de psychogeriatrische cliënten. Deze groep maakt een belangrijk deel uit van de bewoners in zorginstellingen en het aandeel PG-cliënten zal in de toekomst waarschijnlijk nog stijgen. In tabel 4.7 is aangegeven welke percentage van de medewerkers aangeeft dat bewoners in de afgelopen vier weken vaak hebben geklaagd over een bepaalde omgevingsfactor. Een deel van de medewerkers (10-20%) heeft deze vraag niet kunnen beantwoorden, omdat zij weinig contact hebben met de bewoners. Enkele medewerkers gaven aan de bewoners niet in staat zijn klachten over het binnenmilieu aan te geven of hier niet over klagen, omdat zij dementerend zijn. Uit de vragenlijst blijkt dat bewoners vooral klagen over tocht en koude en een te
39
droge lucht, en in iets mindere mate over een slechte schoonmaak, geluid van het ventilatiesysteem en een te hoge temperatuur. Tabel 4.7 Klachten van bewoners volgens zorgpersoneel Hebben bewoners in de afgelopen 4 weken over één van de volgende omgevingsfactoren geklaagd? Ja, vaak
Ja, af en toe
Nee
Te veel luchtbeweging (tocht)
15%
52%
33%
Te weinig luchtbeweging
4%
19%
77%
Te hoge temperatuur
8%
27%
64%
Te lage temperatuur
13%
54%
33%
Lucht te vochtig
1%
4%
95%
Lucht te droog
11%
23%
67%
Te veel lichtinval
1%
15%
84%
Te weinig lichtinval
2%
19%
79%
Muffe, bedompte lucht
2%
19%
79%
Onplezierige chemische geuren
1%
9%
90%
Andere onplezierige geuren (zoals urinegeur,
3%
28%
69%
Slechte schoonmaak/stoffigheid
9%
33%
58%
Geluid van het ventilatiesysteem
9%
16%
75%
Geluid uit aangrenzende ruimtes/de gang
4%
30%
66%
Geluid van buiten
1%
11%
88%
kookluchtjes, zweetgeur)
In onderstaand figuur 4.2 is de mate waarin de medewerker het binnenklimaat van de ruimte waarin ze het meeste werken kan beïnvloeden/ aanpassen weergegeven. Uit figuur 4.2 blijkt dat medewerkers graag meer invloed zouden willen hebben, vooral op mechanische ventilatie en temperatuur. Figuur 4.2 Mate van beïnvloeding van het binnenklimaat
40
5
DISCUSSIE EN CONCLUSIE
Uit de GGD-praktijk blijkt dat de ventilatie van veel gebouwen, waaronder woningen en scholen, onvoldoende is. Als gevolg hiervan ontstaat een binnenmilieu dat een ongunstig effect kan hebben op de gezondheid (Duijm, 2010). Hoe het gesteld is met het binnenmilieu in zorginstellingen was nog nauwelijks onderzocht. Bewoners van zorginstellingen zijn een kwetsbare groep voor een slecht binnenmilieu. Zij zijn gevoeliger voor een te hoge of een te lage temperatuur en een slechte luchtkwaliteit, omdat deze groep ouder is, over het algemeen een slechtere gezondheid heeft dan de algemene bevolking en meer tijd binnenshuis doorbrengt. Ook hebben zij vaker problemen met mobiliteit en zelfzorg en zijn zij in meer of mindere mate voor hun dagelijkse verzorging, inclusief het regelen van een goed binnenmilieu, afhankelijk van anderen. In dit onderzoek is door middel van zowel metingen als vragenlijsten een beeld gekregen van het binnenmilieu in negen zorginstellingen in de regio Gelderland-Midden. Gebleken is dat de variatie in factoren die het binnenmilieu bepalen tussen de onderzochte instellingen en zelfs binnen één zorginstelling groot is. Bijvoorbeeld het wel of niet aanwezig zijn van een mechanisch ventilatiesysteem, het aantal bewoners in de ruimte, en de aanwezigheid van raamopeningen op een hoogte van 1,80 m of meer. Hoewel het aantal onderzochte instellingen klein was, wordt geconcludeerd dat eventuele verschillen in de kwaliteit van het binnenmilieu niet afhankelijk zijn van de grootte van de zorginstelling. Andere factoren, zoals de ouderdom van het gebouw, en hiermee samenhangend de aanwezigheid van mechanische ventilatie en/of isolatie, en het gedrag van het zorgpersoneel zijn belangrijkere factoren voor de kwaliteit van het binnenmilieu. Verder hebben de zorginstellingen die hebben deelgenomen aan het onderzoek zich zelf aangemeld en is er dus geen sprake van een representatieve steekproef van de meer dan 100 zorginstellingen in de regio van GGD Gelderland-Midden. Dit maakt het moeilijk om uit de resultaten een gemeenschappelijk beeld te geven van het binnenmilieu in de onderzochte zorginstellingen, en om een gemeenschappelijk beeld door te vertalen naar andere zorginstellingen in de regio. De resultaten zijn wel gebruikt om per zorginstelling aanbevelingen te geven om het binnenmilieu te verbeteren. Bij de interpretatie van de resultaten dient rekening te worden gehouden met het feit dat de winter 2013-2014 uitzonderlijk zacht, zonnig en aan de droge kant was, met nauwelijks vorst en sneeuw. Met in De Bilt een gemiddelde temperatuur van 6,0 °C tegen 3,4 °C normaal, eindigt de winter samen met die van 1990 op een gedeelde tweede plaats in de rij van zachtste winters sinds 1706. Als gevolg van de zachte winter is mogelijk meer geventileerd, en zal bij het openen van ramen de binnenluchttemperatuur ook minder snel zijn gedaald dan in een strenge winter. Thermisch comfort en relatieve luchtvochtigheid Tijdens de hittegolf van 2013 was het in 4 van de 6 onderzochte zorginstellingen bijna continu warmer dan 26°C, zowel in woonruimtes van bewoners als in algemene gebruiksruimtes (Links, 2013). Uit de wintermetingen blijkt dat het ook ’s winters over het algemeen warm was in de zorginstellingen. De temperatuur in de ruimtes van de onderzochte zorginstellingen is met een binnenluchtemperatuur van ongeveer 23˚C gemiddeld hoog, maar ligt in de gewenste range voor woonverblijven van 20-24˚C. Alle woonruimtes, op één gemeenschappelijke ruimte na, voldoen aan de minimumtemperatuur van 20-21˚C. In één woonruimte werd tijdens de wintermeting een gemiddelde temperatuur van boven de 26˚C gemeten. Omdat bewoners van zorginstellingen veel stil zitten, zullen zij een hogere temperatuur dan de medewerkers of bezoekers, die in beweging zijn, als comfortabel ervaren. Näyhä (2013) rapporteerde
41
daarentegen dat ouderen ’s zomers een lagere omgevingstemperatuur dan jongeren als comfortabel ervaren. De bovengrens voor een comfortabele omgevingstemperatuur voor Finse vrouwen was afhankelijk van de leeftijd (Näyhä, 2013) en nam af van 23,5˚C voor 25-jarigen tot 18,6˚C voor 75jarigen. Waarschijnlijk is deze leeftijdsafhankelijke comfortabele temperatuur het gevolg van de grotere gevoeligheid van ouderen voor hitte (verminderde thermoregulatie). Sumo (2006) rapporteerde dat het thermisch comfort bij ouderen vooral wordt bepaald door het warm houden van voeten, benen, handen en armen. Deze bevindingen pleiten er voor om de binnenluchttemperatuur in woonverblijven ’s winters niet hoger te laten oplopen dan 23-24˚C. Eventueel discomfort door het stilzitten kan worden verholpen door warm schoeisel en een dekentje over de benen. De individuele verschillen maken het wel lastig één temperatuur aan te merken als de beste binnenluchttemperatuur. De relatief hoge temperaturen in de winter hebben ook een negatieve invloed op de luchtvochtigheid. De warme lucht zal minder vocht bevatten. Ondanks de zachte winter was in acht van de negen instellingen de relatieve luchtvochtigheid aan de lage kant (ongeveer 30%RV) of te laag (< 30%RV). De relatief hoge temperaturen in de zorginstellingen kunnen in combinatie met de lage relatieve luchtvochtigheid in de winter net als in de zomer leiden tot dehydratie. Door de lage relatieve luchtvochtigheid in combinatie met de hoge temperatuur zal namelijk meer vochtverlies door de huid optreden. Ook ’s winters is het dus van belang dat bewoners voldoende drinken. Als gevolg van de droge lucht (RV < 30%) worden de ogen, het neusslijmvlies en de huid droger (Sunwoo, 2006). Dit kan irritatieklachten geven. Vooral als er relatief veel stof in de lucht aanwezig is, omdat de ruimtes niet goed (kunnen) worden schoongemaakt. Sunwoo (2006) concludeert dat ouderen het uitdrogen van het neusslijmvlies minder goed waarnemen dan jongeren, terwijl het neusslijmvlies van ouderen wel gevoeliger is voor uitdroging door een lage relatieve luchtvochtigheid. Als gevolg van hun leeftijd merken ouderen uitdroging pas laat op. Droge slijmvliezen hebben naast dat ze irritatieklachten kunnen geven over het algemeen een verminderde afweerfunctie tegen infecties. Omdat de consequenties van infecties voor de bewoners groot kunnen zijn is het voorkomen van het uitdrogen van de slijmvliezen van belang. En omdat ouderen uitdroging vaak niet (snel genoeg) opmerken en een verminderd dorstgevoel hebben dient personeel hier alert op te zijn. De bewoners dienen te drinken ook als ze geen dorst hebben. Ongeveer een derde van de bewoners geeft aan last te hebben van geïrriteerde ogen. Droge ogen geven vooral ook bij lensdragers irritatieklachten. Oogirritaties zullen mogelijk meer voorkomen bij de medewerkers, omdat onder de medewerkers waarschijnlijk meer lensdragers zijn, dan onder de bewoners, die vaker een bril dragen. Of dit zo is, is niet nagevraagd in het interview. In de interviews is ook geen navraag gedaan naar huidklachten (irritatie, jeuk), die mogelijk optreden als gevolg van een lage relatieve luchtvochtigheid. In één gezamenlijke huiskamer zijn (oude) vochtplekken op de muur geobserveerd. Luchtkwaliteit In zorginstellingen zijn veel verschillende voorzieningen aanwezig voor de ventilatie van de ruimtes. Zowel volledig mechanisch geventileerde (balansventilatie) als volledig natuurlijk geventileerde ruimtes komen voor, en allerlei combinaties, ook binnen één instelling. Uit dit onderzoek blijkt dat de gezamenlijke huiskamers bepaalde momenten van de dag een slechte of matige luchtkwaliteit hebben. Dit komt omdat deze ruimtes op deze momenten door veel bewoners tegelijkertijd worden gebruikt en de ventilatiecapaciteit ’s winters onvoldoende is, of onvoldoende wordt benut. Mechanische geventileerde ruimtes lijken hierbij minder gevoelig voor een matige luchtkwaliteit, omdat de luchtkwaliteit van deze ruimtes niet afhankelijk is van het open van ramen door het zorgpersoneel. Het is voor het zorgpersoneel lastig tijdens de aanwezigheid van veel bewoners in de gezamenlijke ruimte ramen open te zetten, omdat de bewoners dan aangeven last te hebben van tocht. Zowel volledig mechanisch als volledig natuurlijk geventileerde omstandigheden hebben voor de bewoners en het personeel voor- en nadelen. Bij mechanische toe- en afvoer zullen bewoners bij een
42
goede instelling minder tochthinder ervaren en/of melden. De systemen zijn over het algemeen wel moeilijker te begrijpen , en de beïnvloeding door zowel bewoners als personeel zal hierdoor beperkt zijn. Algemeen geldt dat bewoners ontevredener zijn over het binnenmilieu als er geen natuurlijke ventilatiemogelijkheden in een ruimte aanwezig zijn. Ook kan het geluid van het systeem erg hinderlijk zijn voor ouderen. Aan het onderzoek nam één zorginstelling deel waar het systeem niet goed functioneerde en waar mogelijk fouten in het ontwerp of de installatie zitten. In geen van de bezochte ruimtes van de deelnemende zorginstellingen werd gerookt. Blootstelling aan tabaksrook leidt ook bij ouderen tot een toename van luchtwegklachten (COPD). Over de effecten van andere componenten in de binnenlucht, zoals vluchtige organische stoffen en fijn stof, op ouderen is weinig bekend (Bentayeb 2013). Uit de korte visuele inspectie uitgevoerd in de ruimtes waar metingen zijn uitgevoerd is niet gebleken dat rekening moet worden gehouden met een hogere blootstelling aan luchtverontreinigingen in de binnenlucht dan in woningen. Mogelijk is de blootstelling aan schoonmaakmiddelen (inclusief desinfectiemiddelen) en ‘bio-contaminanten’ als gevolg van infecties hoger dan in woningen (Annesi-Maesano, 2013). Deze aspecten zijn niet meegenomen in dit onderzoek. In een deel van de gezamenlijke ruimtes werd eten bereid, wat bij het niet aanzetten of slecht functioneren van de luchtafvoer (afzuigkap) een negatieve invloed op het binnenmilieu van de ruimte kan hebben. Beleving bewoners Uit de interviews met 17 bewoners van zorginstellingen blijkt dat de bewoners over het algemeen tevreden zijn over binnenklimaat. Het merendeel (ongeveer 80%) van de bewoners geeft aan het behaaglijk warm te vinden. De meest gemelde klacht in relatie tot het binnenmilieu is ‘geïrriteerde ogen’ (5 bewoners melden deze klacht). De droge lucht in combinatie met de relatief kleine kamers met veel spullen, die lastig stofvrij te houden zijn, zou een verklaring kunnen zijn voor deze klacht. Veel bewoners geven aan nauwelijks van hun kamer te komen, laat staan buiten. Enerzijds geeft dit nogmaals het belang aan van een gezond binnenmilieu in de instelling, omdat bewoners er 24 uur per dag aan worden blootgesteld. Anderzijds kun je stellen dat het onwenselijk is dat veel bewoners 24 uur per dag binnen zijn, terwijl het voor veel van die bewoners fysiek nog wel mogelijk is om naar buiten te gaan. Buitenlucht is per definitie schoner dan binnenlucht, ook als het binnenmilieu in de instelling goed is. Hoewel er ongetwijfeld obstakels zijn in de uitvoering, is het wenselijk er voor te zorgen dat bewoners meer tijd (begeleid) buiten verblijven. Omdat maar twee tot vier bewoners per instelling zijn geïnterviewd zijn enkele bewoners mogelijk minder kritisch geweest, omdat ze dachten dat de antwoorden, hoewel de rapportage ‘anoniem’ is, op hun kon worden teruggeleid. Ouderen zijn niet goed in staat een optimaal binnenklimaat voor henzelf te creëren omdat zij als gevolg van hun leeftijd veranderingen of verschillen in temperatuur en luchtvochtigheid minder goed kunnen waarnemen en als gevolg van een veranderde fysiologie vertraagd reageren op koude. Dit geldt zeker voor zieke of niet-zelfredzame ouderen, inclusief PG-cliënten. Voor deze groep dient het zorgpersoneel, ondersteund door een instructie van de technische dienst, zorg te dragen voor het binnenklimaat. Mensen voelen zich over het algemeen wel prettiger als zij zelf invloed uit kunnen oefenen op het binnenklimaat. Als zelfredzame bewoners de mogelijkheid hebben of krijgen het binnenklimaat van hun kamer zelf te regelen dienen zij hierbij te worden ondersteund met een duidelijke instructie en/of met goed afleesbare meetapparatuur voor de temperatuur en luchtvochtigheid.
43
Beleving personeel Omdat de luchtkwaliteit met name in de gezamenlijke huiskamers matig tot slecht was, is het van belang ook de ervaringen van het personeel mee te nemen. Zij fungeren als de vertegenwoordigers van de bewoners die zelf niet (goed) in staat zijn klachten te melden. De gezamenlijke huiskamers worden vooral door PG-cliënten gebruikt. Medewerkers geven samengevat het volgende aan: Bewoners klagen vooral over koude en tocht. De bewoners die zij vertegenwoordigen klagen als gevolg van hun gezondheidstoestand helemaal niet. Uit de vragenlijst, ingevuld door 108 medewerkers, blijkt dat het personeel hinder ondervindt van het binnenmilieu. De medewerkers hebben met name last van de hoge temperatuur en droge lucht. Deze klachten zijn op grond van de resultaten van de metingen verklaarbaar. Voor het personeel, dat over het algemeen veel in beweging is, is de temperatuur hoog. De gemeten luchtvochtigheid was in bijna alle instellingen (te) laag.
44
REFERENTIES Annesi-Maesano I, Norback D, Zielinski J, Bernard A, Gratziou C, Sigsgaard T, Sestini P, Viegi G, Geriatric study in Europe on health effects of air quality in nursing homes (GERIE study) profile: objectives, study protocol and descriptive data, Multidisciplinary Respiratory Medicine 8: 71, 2013 Bentayeb M, Simoni M, Norback D, Baldacci S, Maio S, Viegi G, Annessi-Maesano I, Indoor air pollution and respiratory health in the elderly, Journal of Environmental Science and Health 48: 17831789, 2013 Collins KJ, Low indoor temperatures and morbidity in the elderly, 1986, ageing.oxfordjournals.org Duijm F, e.a. GGD-richtlijn medische milieukunde: Beoordeling van ventilatie en ventilatievoorzieningen van woningen, RIVM 609330011/2009 Gezondheidsraad, Hittestress op de werkplek, Den Haag 2008 Habets T, Van Ass M, Duijm F, Geelen L, Haans L, Van Brederode N, GGD-richtlijn Beoordelen van ventilatie scholen, geactualiseerde versie 2008 Huynen MTE, Martens P, Schram D, Weijenberg MP, Kunst AE, The impact of heat waves and cold spells on mortality rates in the Dutch population, Environmental Health Perspectives 109: 463-470, 2001 Jongeneel WP, Balen EC van, Koudijs EA, Staatsen BAM, Houweling DA, Binnenmilieu, Recente wetenschappelijke ontwikkelingen en beleid op een rij, RIVM 630789003/2009 Links I, Van Loenhout J, Van Ammers H, Vaal M, Lops S en Hiemstra T, Hitteoverlast in zorginstellingen, Kortlopend project in samenwerking met gemeente Arnhem gefinancierd door ZonMw, 7 oktober 2013 Mendes A, Pereira C, Mendes D, Aguiar L, Neves P, Silva S, Batterman S, Teixeira JP, Indoor air quality and thermal comfort – Results of a pilot study in elderly care centers in Portugal, Journal of Toxicology and Environmental Health 76:333-344, 2013 Näyhä S, Rintamäki H, Donaldson G, Hassi J, Jousilahti P, Laatikainen T, Jaakkola JJK, Ikäheimo TM, Heat-related thermal sensation, comfort and symptoms in a northern population: the National FINRISK 2007 study, European Journal of Public Health, 1-7, 2013 Noorda J, e.a., GGD-richtlijn medische milieukunde: Gezondheidsrisico’s van winterse omstandigheden, RIVM 609330009/2009 Oldenziel S, Nafisinia N, Duijm F, Hall EF, Binnenmilieuadviezen voor nieuw te bouwen scholen, RIVM Rapport 609300013, 2010 Peeters E (redactie), e.a., Handboek Binnenmilieu 2007 http://www.rivm.nl/dsresource?objectid=rivmp:6783&type=org&disposition=inline Peeters L, Dear R de, Hensen J, D’Haeseleer W, Thermal comfort in residential buildings: Comfort values and scales for building energy simulation, Applied Energy 86: 772-780, 2009 Sunwoo Y, Chou C, Takeshita J, Murakami M, Tochihara Y, Physiological and subjective responses to low relative humidity in young and elderly men, Journal of Physiological Anthropology 25: 229-238, 2006 Van Hoof J, Hensen JLM, Thermal comfort and older adults, Gerontechnology 4:223-228, 2006 www.knmi.nl
45
BIJLAGEN Bijlage 1 Brief en vragenlijst werving Bijlage 2 Vragenlijst interview bewoners Bijlage 3 Vragenlijst digitale enquête personeel
46
Bijlage 1 Brief en vragenlijst werving Geachte meneer, mevrouw, GGD Gelderland-Midden start, in samenwerking met de gemeente Arnhem, een project met als doel het binnenmilieu voor bewoners in zorginstellingen te verbeteren. In deze brief lichten wij het project kort toe en vragen wij uw medewerking. Een slecht binnenmilieu kan een negatieve invloed hebben op de gezondheid. `s Zomers kan een hoge temperatuur als gevolg van warm weer leiden tot klachten als vermoeidheid en hoofdpijn, maar ook tot ernstige ademhalingsproblemen en hartfalen. Vooral ouderen en mensen met een chronische aandoening lopen een verhoogd risico op gezondheidseffecten door warm weer. In de winter kan door onvoldoende ventilatie een slechte binnenluchtkwaliteit voorkomen, die kan leiden tot geuroverlast en gezondheidsklachten, zoals hoofdpijn, verminderde concentratie en luchtwegklachten. De GGD wil de komende zomer en in het najaar 2013 onderzoek verrichten in zorginstellingen. In de zomerperiode wordt onder andere de temperatuur in enkele woonruimtes van de zorginstelling gemeten. In het stookseizoen wordt ook de concentratie koolstofdioxide als maat voor de luchtkwaliteit bepaald. Hiernaast neemt de GGD, zowel in de zomer als in het najaar, interviews af om de beleving van het binnenmilieu door de bewoners in kaart te brengen. Tijdens het interview zal worden ingegaan op aspecten als temperatuur, tocht, geur, verlichting en geluid. De gemeente Arnhem is bij het project betrokken omdat zij sinds enkele jaren onderzoek doet naar hitte in de stad met als ambitie de overlast door hitte zowel buiten als binnen(shuis) te verminderen. De nadruk ligt daarbij op het voorkómen van gezondheidsrisico’s bij kwetsbare bevolkingsgroepen waaronder ouderen waarvoor u zorg biedt. Uit het onderzoek zal blijken op welke aspecten het binnenmilieu kan worden verbeterd en doen wij u, indien nodig, aanbevelingen voor verbetering. De aanbevelingen kunnen zeer divers zijn en zullen zoveel mogelijk op de zorginstelling die heeft deelgenomen aan het onderzoek worden toegespitst. Aanbevelingen kunnen betrekking hebben op het gedrag van de bewoners of het zorgpersoneel, de bouwtechnisch kenmerken van het gebouw en/of de inrichting van de directe omgeving. Wat vragen wij van u? Wij vragen u de bijgevoegde vragenlijst zo volledig mogelijk in te vullen en voor 15 juni 2013 aan ons te retourneren. Op basis van de ingevulde vragenlijsten selecteren wij ongeveer 7 zorginstellingen voor deelname aan het project. Mochten wij in uw zorginstelling metingen willen uitvoeren en interviews willen afnemen, dan nemen we daarover contact met u op. We vragen dan enkele medewerkers en bewoners hier medewerking aan te verlenen. Er zijn geen kosten verbonden aan deelname aan het project. Deelname is ook niet belastend voor uw medewerkers en bewoners. In overleg zal meetapparatuur worden geplaatst in enkele ruimtes of woningen. Wat levert deelname voor u op? U krijgt na afronding van het onderzoek de resultaten van het onderzoek en indien van toepassing een advies over hoe uw het binnenmilieu voor de bewoners van uw zorginstelling kunt verbeteren. De aanbevelingen voor verbetering zullen zo veel mogelijk op uw zorginstelling worden toegespitst. Ook bieden wij u aan u, waar mogelijk, te ondersteunen bij het opvolgen van de aanbevelingen. Interesse en vragen? Graag ontvangen wij van u de ingevulde vragenlijst, ook als u verder niet wil deelnemen aan het onderzoek.
47
Vragenlijst onderzoek GGD naar binnenmilieu A.u.b. de ingevulde vragenlijst retourneren in de bijgevoegde antwoordenvelop of sturen naar: GGD Gelderland-Midden Aan mw. drs. ing. Ingrid Links Antwoordnummer 1542 6800 WC ARNHEM Een postzegel is niet nodig. ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------Contactgegevens Naam zorgcomplex:
___________________________________________
Adres:
___________________________________________
Postcode, plaats:
___________________________________________
Naam contactpersoon: ___________________________________________ Functie contactpersoon:
___________________________________________
Telefoonnummer:
___________________________________________
E-mailadres:
___________________________________________
Vragen 1) In welk jaar is het zorgcomplex gebouwd? _________________________ 2) Bent u eigenaar / huurder [doorstrepen wat niet van toepassing is] van het zorgcomplex? 3) Wat voor type zorgaanbod is in het complex aanwezig, en wat is de capaciteit per type? Type zorgeenheid Verpleegunitbedden/verpleeghuisbedden (in één- of tweepersoonskamers/op een zaal) Zorgappartementen (in een groter complex, met bijv. een gemeenschappelijke recreatiezaal/eetzaal) Groepswoningen voor kleinschalig groepswonen (meerdere woningen en meerdere bewoners per woning) Aanleunwoningen/serviceappartementen Anders, namelijk:
48
Aantal
4) Melden bewoners klachten over hun woonomgeving? Zo ja, wat voor type klachten zijn dit en hoe vaak worden de klachten gemiddeld gemeld? Dagelijks
Wekelijks
Maandelijks
Niet/ nauwelijks
Warmteoverlast (in de zomermaanden) Bedompte lucht Geurhinder Tocht of kou Geluidsoverlast Licht (teveel of juist te weinig licht) Overig, namelijk:
5) Wanneer worden deze klachten gemeld? het hele jaar door, type klacht: vooral in de zomer, type klacht: vooral in de winter, type klacht:
6) Wat voor type ventilatie is aanwezig in het zorgcomplex? Natuurlijke ventilatie (ventilatie door het openen van ramen) Mechanische afzuiging Mechanische afzuiging en mechanische luchttoevoer (balansventilatie) Weet ik niet
7) Is uw zorgcomplex geïnteresseerd om mee te werken aan een onderzoek van GGD Gelderland-Midden naar het binnenmilieu van zorginstellingen? Ja Nee
49
Bijlage 2 Vragenlijst interview bewoners
Naam: ______________________________________ Datum van invullen: __________________________ Naam Zorginstelling: __________________________ ID Zorginstelling: __________________________
Vragenlijst kort introduceren bij de bewoner. Duur ongeveer half uur tot drie kwartier. Als bewoner een of meerdere vragen vervelend vindt dan hoeven ze niet te antwoorden. Sommige vragen zijn afgelopen zomer al gesteld, maar voor het onderzoek is het belangrijk of voor ons gemakkelijk ze nog een keer te stellen. Persoonlijke omstandigheden (gezondheid, zelfredzaamheid en mobiliteit): 1. Geslacht man vrouw 2. Geboortejaar: 19…. 3. Woonsituatie op dit adres alleenstaand samenwonend 4. Hoe vaak krijgt u bezoek van familie, vrienden of kennissen? Bijna dagelijks 1-3 keer per week Minder dan 1 keer per week 5. Hoe beweegt u zich meestal voort ik ben bedlegerig ik zit in een (elektrische) rolstoel ik loop zonder steun ik loop met een stok of een rollator ik rij (buiten) met een scootmobiel anders, namelijk_____________
50
6. Hoe beschouwt u uw eigen zelfredzaamheid voor het uitvoeren van dagelijkse handelingen als bijvoorbeeld ramen openen? goed matig slecht 7. Hoe beoordeelt u, rekening houdend met uw leeftijd, uw conditie over het algemeen ? uitstekend zeer goed goed matig slecht 8. Hoeveel uur verblijft u op een gemiddelde dag binnen? __________________ 9. In welke ruimte verblijft u het langst en hoe lang is dat?
Gebruik van voorzieningen en installaties 10. Wat kunt u zelf instellen in de ruimte waar u het meest verblijft? Of vraagt u het zorgpersoneel normaal gesproken dit voor u te doen? (Doorstrepen wat n.v.t. is, indien nodig met uitleg erbij) Temperatuur:
Zelf / zorgpersoneel
Mechanische ventilatie:
Zelf / zorgpersoneel
Natuurlijke ventilatie:
Zelf / zorgpersoneel
Zonwering:
Zelf / zorgpersoneel
11. Begrijpt u hoe de installaties werken? (eventueel toelichting geven) Temperatuur:
Ja / nee
Mechanische ventilatie:
Ja / nee
Natuurlijke ventilatie:
Ja / nee
Zonwering:
Ja / nee
12. Heeft u ook een instructie over de installatie gekregen? 51
13. Heeft u het idee dat de installaties goed werken?
14. Ervaart u belemmeringen bij het ventileren, verwarmen of bij het gebruik van andere installaties? Ja / nee. Indien ja:
Binnenklimaat in de algemene ruimte 15. Hoe zou u de binnentemperatuur in de algemene ruimtes omschrijven in de afgelopen week? overwegend te kou meestal behaaglijk warm, aangenaam meestal te warm 16. Hoe zijn de algemene ruimtes geventileerd tijdens de afgelopen week? (meerdere antwoorden mogelijk) met de ramen meer dan handbreed open met de ramen op een kiertje (minder dan handbreed) roosters open mechanische ventilatie er werd voor zover als ik weet niet geventileerd anders, namelijk ______________________ 17. Had u graag gehad dat er meer of minder werd geventileerd in de algemene ruimtes? ja, meer ja, minder nee 18. Is zonwering in de algemene ruimtes gebruikt tijdens de afgelopen week? ja nee weet niet
52
Binnenklimaat in de woonruimte 19. Hoe zou u de binnentemperatuur in uw woon-/slaapkamer omschrijven in de afgelopen week? overwegend te kou meestal behaaglijk warm, aangenaam meestal te warm 20. Stonden de roosters in de woon-/slaapkamer tijdens de afgelopen week meestal open of dicht? roosters waren open roosters waren dicht weet ik niet er zijn geen roosters 21. Hoe is 's nachts uw slaapkamer geventileerd tijdens de afgelopen week? (meerdere antwoorden mogelijk) raam meer dan handbreed open raam op een kiertje (minder dan handbreed) roosters open mechanische ventilatie anders, namelijk ______________________ ik heb niet geventileerd ’s nachts 22. Hoe heeft u overdag de woon-/slaapkamer geventileerd tijdens de afgelopen week? (meerdere antwoorden mogelijk) raam meer dan handbreed open raam op een kiertje (minder dan handbreed) roosters open mechanische ventilatie anders, namelijk _______________________ ik heb niet geventileerd overdag 23. Had u liever een andere methode gebruikt om te ventileren in uw slaapkamer? ja, namelijk _________________________ nee
53
Klachten over het binnenmilieu 24. Komt het wel eens voor dat bezoekers (kinderen) een opmerking maken over temperatuur / mufheid / benauwdheid? vaak regelmatig incidenteel nooit 25. Had u de afgelopen week in uw slaap/woonruimte last van: Te hoge temperatuur:
Ja / nee
wanneer
Te lage temperatuur
Ja / nee
wanneer
Droge lucht:
Ja / nee
wanneer
Vochtige lucht:
Ja / nee
wanneer
Muffe lucht:
Ja / nee
wanneer
Hoofdpijn:
Ja / nee
wanneer
verstopte neus e.d.):
Ja / nee
wanneer
Geuroverlast van rook
Ja / nee
wanneer
parfum)
Ja / nee
wanneer
Geluidsoverlast
Ja / nee
wanneer
Stoffigheid
Ja / nee
wanneer
Geïrriteerde ogen
Ja / nee
wanneer
Tocht
Ja / nee
wanneer
Luchtwegklachten (niezen,
Onplezierige andere geuren (zweet, incontinentiemateriaal,
Anders: 26. Wat doet u om deze klachten te verminderen?
27. Heeft u wel eens geluidsoverlast van het ventilatiesysteem of van buiten bij gebruik ramen/roosters? Ja / nee. Indien ja: 28. Heeft u wel eens problemen met lichtinval? Ja / nee. Indien ja: 29. Wat zou volgens u beter kunnen?
54
Bijlage 3 Vragenlijst personeel Deze vragenlijst gaat over het binnenklimaat in het gebouw waar u werkt. Bij de meeste vragen kunt u een toelichting geven, bijvoorbeeld als de antwoordcategorieën niet precies aansluiten bij wat u bedoelt of om aan te geven of een probleem alleen in een specifieke ruimte geldt. Het is uiteraard niet verplicht om de toelichting bij alle vragen in te vullen. Het invullen van de vragenlijst duurt ongeveer tien minuten. De volgende vragen gaan over u en over uw werksituatie. In welke zorginstelling bent u werkzaam? In welke categorie valt uw werk? O Management/leidinggevend O Staffunctionaris O Uitvoerend/verzorgend O Gebouwbeheer/facilitair O Administratief O Anders, namelijk: Hoe lang werkt u al in dit gebouw? O Minder dan zes maanden O Zes maanden tot één jaar O Eén tot vijf jaar O Meer dan vijf jaar De volgende vragen gaan over hoe u het binnenklimaat op uw werkplek ervaart. In welke ruimte bent u tijdens uw werk het meest? O In mijn kantoorruimte O In één van de gemeenschappelijke ruimtes/huiskamers voor bewoners O In de woon/slaapkamers van de bewoners O Ik wissel voortdurend tussen verschillende ruimtes O Anders, namelijk: Is er vloerbedekking (tapijt) aanwezig in de ruimte(s) waar u meestal werkt? O Ja O Nee Hoe schoon vindt u het op uw werkplek? O Erg schoon O Redelijk schoon O Enigszins stoffig of vuil O Erg stoffig of vuil Wilt u dat toelichten? [__________] Heeft u de laatste vier weken in de ruimte waar u het meest werkt één van de volgende omgevingsfactoren als hinderlijk ervaren? (graag op elke regel één vakje aankruisen Nee Ja, af en toe Ja, vaak Te veel luchtbeweging (tocht) Te weinig luchtbeweging Te hoge temperatuur Te lage temperatuur Lucht te vochtig Lucht te droog Te veel lichtinval Te weinig lichtinval Muffe, bedompte lucht Onplezierige chemische geuren 55
Andere onplezierige geuren (zoals urinegeur, kookluchtjes, zweetgeur) Slechte schoonmaak/stoffigheid Geluid van het ventilatiesysteem (indien van toepassing) Geluid uit aangrenzende ruimtes/de gang Geluid van buiten Wilt u dat toelichten? [__________] Kunt u in de ruimte waar u het meest werkt het binnenklimaat beïnvloeden/aanpassen? Ja Nee Niet van toepassing Temperatuur (door radiator of instelling klimaatsysteem) Natuurlijke ventilatie (door openzetten ramen en roosters) Mechanische ventilatie Zonwering Wilt u dat toelichten? [__________] Is de mate waarin u het binnenklimaat kunt beïnvloeden naar uw mening voldoende? Ja Nee Niet van toepassing Temperatuur (door radiator of instelling klimaatbeheerssyteem) Natuurlijke ventilatie (door openzetten ramen en roosters) Mechanische ventilatie Zonwering Wilt u dat toelichten? [__________] Vindt u dat de installaties/voorzieningen waarmee u het binnenklimaat kunt beïnvloeden naar behoren werken? Ja Nee Niet van toepassing Temperatuur (door radiator of instelling klimaatbeheerssyteem) Natuurlijke ventilatie (door openzetten ramen en roosters) Mechanische ventilatie Zonwering Wilt u dat toelichten? [__________] Is er een verschil in (hinder door) binnenklimaat tussen verschillende ruimtes in het gebouw? O Ja O Nee Wilt u dat toelichten? [__________] De volgende vragen gaan over hoe de bewoners volgens u het binnenklimaat in het gebouw ervaren. Hebben bewoners in de afgelopen 4 weken over één van de volgende omgevingsfactoren geklaagd? (graag op elke regel één vakje aankruisen!) Nee Ja, af en toe Ja, vaak Te veel luchtbeweging (tocht) Te weinig luchtbeweging Te hoge temperatuur Te lage temperatuur Lucht te vochtig Lucht te droog Te veel lichtinval Te weinig lichtinval Muffe, bedompte lucht Onplezierige chemische geuren Andere onplezierige geuren (zoals urinegeur, kookluchtjes, zweetgeur) Slechte schoonmaak/stoffigheid Geluid van het mechanische ventilatiesysteem (indien van toepassing) Geluid uit aangrenzende ruimtes/de gang Geluid van buiten 56
Wilt u dat toelichten? [__________] Hebben bezoekers/kinderen van bewoners in de afgelopen 4 weken over één van de volgende omgevingsfactoren geklaagd? (graag op elke regel één vakje aankruisen!) Nee Ja, af en toe Ja, vaak Te veel luchtbeweging (tocht) Te weinig luchtbeweging Te hoge temperatuur Te lage temperatuur Lucht te vochtig Lucht te droog Te veel lichtinval Te weinig lichtinval Muffe, bedompte lucht Onplezierige chemische geuren Andere onplezierige geuren (zoals urinegeur, kookluchtjes, zweetgeur) Slechte schoonmaak/stoffigheid Geluid van het mechanische ventilatiesysteem (indien van toepassing) Geluid uit aangrenzende ruimtes/de gang Geluid van buiten Wilt u dat toelichten? [__________] Kunnen de bewoners het binnenklimaat in hun woon/slaapruimte zelf beïnvloeden/aanpassen? Ja Nee Niet van toepassing Temperatuur (door radiator of instelling klimaatsysteem) Natuurlijke ventilatie (door openzetten ramen en roosters) Mechanische ventilatie Zonwering Wilt u dat toelichten? [__________] Is de mate waarin bewoners het binnenklimaat kunnen beïnvloeden naar uw mening voldoende? Ja Nee Niet van toepassing Temperatuur (met behulp van radiator of instelling klimaatsysteem) Natuurlijke ventilatie (door openzetten ramen en roosters) Mechanische ventilatie Zonwering Wilt u dat toelichten? [__________] Tot slot nog enkele algemene vragen. Wat is uw algemene oordeel over het binnenklimaat in het gebouw waar u werkt? O Zeer goed O Goed O Redelijk O Slecht O Zeer slecht Kunt u dat toelichten? [__________] Als u voor het binnenklimaat in het gebouw waar u werkt een cijfer moest geven van 1 tot 10, welk cijfer zou dat dan zijn? O0 O1 O2 O3 O4 O5 O6 O7 O8 O9 57
O 10 O Geen mening Welke verbeteringen/veranderingen aan het binnenklimaat in het gebouw waar uw werkt zouden volgens u het meest wenselijk zijn? [__________] Heeft u nog andere opmerkingen of suggesties? [__________] Dit waren alle vragen van het onderzoek. U heeft het onderzoek nu afgerond. Om het onderzoek te sluiten, klikt u op 'vragenlijst voltooien'. Hartelijk dank voor uw medewerking!
58
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden (VGGM): Brandweer, Regionale ambulancevoorziening en GGD onder één dak.
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden Postbus 5364 6802 EJ ARNHEM T 0800 8446 000 E
[email protected] I www.vggm.nl
A016
www.vggm.nl