Rapport van de Regering Picqué IV INLEIDING De Brusselse regering Picqué IV is vandaag meer dan 2,5 jaar aan de slag. De eerste resultaten van deze coalitie zouden stilaan op het terrein zichtbaar moeten zijn. Op basis van een screening van de prioriteiten die de regering zelf formuleerde in het regeerakkoord maakt sp.a het rapport op van de regering. Bereidt de Regering de toekomst voor van de Brusselaars? De Brusselse bevolking groeit drie keer sneller dan de bevolking in Vlaanderen en Wallonië. Dat is een troef, maar tegelijk brengt zo een bevolkingstoename een enorme uitdaging met zich mee op alle maatschappelijke domeinen. We gaan na in hoeverre de regering erin slaagt om Brussel voor te bereiden op de toekomst. We rekenen de regering niet af op basis van details of van kleinere puntjes die niet gerealiseerd raken. We rekenen de regering af op de prioriteiten die ze zelf heeft geformuleerd aan het begin van de legislatuur. De vijf prioritaire uitdagingen van het regeerakkoord: 1. De demografische groei 2. Werkgelegenheid 3. Milieu en duurzame ontwikkeling 4. De strijd tegen de armoede 5. De internationale uitstraling van Brussel De vijf prioritaire maatregelen van het regeerakkoord: 1. Individuele begeleiding naar werk op maat van personen 2. Steun aan de creatie van werk voor de Brusselaars 3. De woonomstandigheden verbeteren 4. De mobiliteit verbeteren 5. Een gecoördineerde politiek van duurzame ontwikkeling De hoeksteen van het regeerakkoord: Het Gewestelijk Plan voor Duurzame Ontwikkeling
1
PRIORITEIT NR. 1 DEMOGRAFISCHE GROEI: KINDEREN EN JONGEREN (1/3) De Brusselse regering heeft de ambitie om de inspanningen inzake crèches, scholen en jeugd van de 19 gemeentes en van de twee Gemeenschappen te ondersteunen en te coördineren. Hoe heeft de regering de regierol ingevuld en waargemaakt? 1. Het crècheplan
De analyse van het tekort aan kinderopvang die de Minister-President heeft laten uitvoeren tot op het niveau van de Brusselse wijken is een positief punt. Deze analyse bestond nog niet. Brussel mag er gerust fier op zijn.
De maatregelen om tot meer kinderopvang te komen stellen teleur. Sinds 2010 ligt het crècheplan stil. De officiële reden is een arrest van het Grondwettelijk Hof, maar dat is een drogreden. Het arrest zegt dat de Brusselse regering geen subsidies kan geven aan de 19 gemeenten om infrastructuur van kinderopvang te financieren, omdat dit een bevoegdheid is van de Gemeenschappen. Andere initiatieven om tot meer kinderopvang te komen, en die wel binnen de eigen bevoegdheid zouden vallen, neemt de Brusselse regering niet.
Alternatieve pistes zoals het opleggen van ruimtes voor kinderopvang als stedenbouwkundige lasten, ruimte voorzien voor kinderopvang bij de projecten van de GOMB, het opstellen van een kadaster van beschikbare ruimtes voor kinderopvang, het organiseren van een coördinatie tussen de twee Gemeenschappen, etc. worden niet onderzocht of worden afgewezen.
Het cijfer: er zijn 2.800 plaatsen nodig tegen 2014 om enkel nog maar aan de Barcelonanorm te voldoen.
2. Opvangcapaciteit onderwijs
De Brusselse regering creëert extra plaatsen in het gemeentelijk onderwijs via subsidies bij wijze van exceptionele maatregel. Maar ook deze gewestelijke subsidielijn dreigt geblokkeerd te worden door het Grondwettelijk Hof. Ook hier is het probleem dat de Brusselse regering hardnekkig blijft kiezen om net dat te doen wat niet kan: de gemeentes financieren voor scholen.
Andere maatregelen laat de regering dan weer na om te nemen. Bijvoorbeeld het versnellen en vereenvoudigen van het afleveren van vergunningen voor schoolgebouwen, het opstellen van een kadaster van beschikbare gebouwen en gronden voor nieuwe scholen. De Taskforce onderwijs bestaat wel, maar komt nauwelijks van de grond.
3. Een Plan 2010-2020 voor het Kind en de Jongere
Het regeerakkoord bevat de specifieke doelstelling om samen met de Gemeenschappen, de Gemeenschapscommissies, de Federale Overheid, de gemeenten en de verenigingen een overkoepelend Plan voor het Kind en de Jongere op te stellen. Dat plan zou specifiek
2
voorzien in collectieve uitrustingen voor jongeren, in sociaaleconomische en culturele projecten, er zou een opvolgings- en evaluatiemechanisme voorzien zijn. Dat voornemen is een positief punt, maar uiteraard moet zo een plan in het begin van de legislatuur opgesteld worden en niet op het einde.
In januari 2010 kondigt Charles Picqué aan dat de regering begonnen is aan de uitwerking van het Plan. Sindsdien hebben we niets meer vernomen. Minister van Leefmilieu Huytebroeck zegt anderzijds wel dat er 154 speelpleinen tekort zijn, maar op de aangekondigde “grootste speeltuin van Brussel” aan het Bécodok is het nog wachten.
Conclusie De Brusselse bevolking groeit nog sneller dan verwacht, maar de regierol van het Brussels gewest inzake crèches, scholen en jeugd komt niet van de grond. Dat ligt niet aan het Grondwettelijk Hof of aan een beperkt budget, maar aan een gebrek aan slimme maatregelen. Het plan 2010-2020 voor het Kind en de Jongere is anno 2012 zelfs nog niet opgesteld. Wel positief is het studiewerk inzake kinderopvang.
3
PRIORITEIT NR. 1 DEMOGRAFISCHE GROEI: HUISVESTING (2/3) De Regering stelt volgende doelen voorop:
15% openbare woningen met een sociaal karakter in elke gemeente tegen 2020 een huurtoelage en een regulering van de huurprijzen op de privémarkt de strijd aanbinden tegen leegstand en ongezonde woningen
1. De creatie van openbare woningen
Om de 15%-doelstelling te halen tegen 2020 zijn er 15.000 extra openbare woningen nodig. Met openbare woningen worden alle woningen bedoeld die gecreëerd worden door of met steun van de overheid (SVK’s, OVM’s, GOMB, Grondregies, Woningfonds). Deze ruime definitie is OK, op voorwaarde dat er voldoende échte sociale woningen worden gebouwd, en niet alle aandacht gaat naar de middenklassewoningen.
Vandaag worden bijna 500 woningen per jaar gecreëerd, wat een stap vooruit is tegenover 2010 (200 woningen per jaar). Ondanks de inhaalbeweging zal Doulkeridis ook deze legislatuur het Huisvestingsplan uit 2004 niet realiseren. Aan het huidige tempo duurt het 30 jaar om de 15%-doelstelling te halen.
Het is opvallend dat de Brusselse regering er niet in slaagt om op 8 jaar het 5.000woningenplan rond te krijgen, terwijl de Stad Brussel er wel in slaagt een 1.000woningenplan te realiseren gedurende één legislatuur.
De huidige staatssecretaris heeft aandacht voor intergenerationeel wonen (Biloba), hij investeert in de reconversie van kantoorgebouwen tot woningen, en hij ondersteunt Community Land Trust-projecten. Dat is een positief punt.
2. De huurtoelage en de regulering van de huurprijzen
Momenteel wordt onderzocht hoe de huurprijzen omkaderd kunnen worden. De studie zou echter vastlopen op de richthuurprijzen. We vrezen dat de regulering van de huurprijzen niet meer voor deze legislatuur zal zijn.
Staatssecretaris Doulkeridis wil wel een huurtoelage uitproberen voor enkele 100-den gezinnen. Dat is positief maar: o zelfs deze beperkte huurtoelage is er nog niet; o dit is veel te weinig aangezien er in totaal 30.000 gezinnen op de wachtlijst staan voor een sociale woning, waarvan meer dan 5.000 gezinnen al langer dan 5 jaar .
3. De strijd tegen leegstaande en ongezonde woningen
Tot op de dag van vandaag werd in Brussel geen enkele gewestelijke leegstandsboete uitgeschreven. Ook de andere instrumenten, zoals het openbaar beheersrecht, worden
4
niet toegepast. In Brussel wordt woningleegstand niet gemonitord. Leegstand is de zwakste schakel in het Brusselse woonbeleid.
In de strijd tegen ongezonde woningen behandelt de Huisvestingsinspectie meer klachten dan vroeger, schrijft ze meer boetes uit en doet ze meer bezoeken op eigen initiatief. Dat is positief, maar toch blijven vele schrijnende toestanden in de sociale huisvesting en op de privémarkt met uitbuiting door huisjesmelkers bestaan.
Conclusie De regering begint de vruchten te plukken van het huisvestingsplan van de vorige legislatuur. De creatie van nieuwe woningen versnelt, maar om de doelstelling te halen is nog 30 jaar nodig. De nieuwe staatssecretaris heeft oog voor vernieuwende woonvormen en eigendomsstructuren. Maar de strijd tegen leegstand blijft de zwakste schakel van het woonbeleid.
5
PRIORITEIT NR. 1 DEMOGRAFISCHE GROEI: OPENBARE FINANCIËN (3/3) Brussel voorbereiden op de toekomst betekent ook een zorgvuldig begrotingsbeleid voeren, buffers aanleggen om conjunctuurschokken op te vangen en de schuldlast te verminderen. We mogen de toekomstige Brusselaars niet opzadelen met de problemen uit het verleden. In het institutioneel akkoord voor de zesde staatshervorming krijgt Brussel een aanzienlijke herfinanciering. Dat is zeer positief want investeringen om het dagelijks leven van de Brusselaars te verbeteren of om de nationale en internationale uitstraling van Brussel te vergroten zijn noodzakelijk. De herfinanciering is gevraagd en/of gesteund door de acht partijen die het institutioneel akkoord hebben onderhandeld, inclusief sp.a. In 2012 krijgt Brussel een eerste schijf van 134 miljoen euro. Het gaat om 30 miljoen voor veiligheid, 25 miljoen voor taalpremies, 45 miljoen voor mobiliteit en 24 miljoen compensatie voor niet geïnde registratierechten (“dode hand”). Een mooie som geld om te investeren in de prioriteiten van het regeerakkoord Minister-President Charles Picqué waarschuwt echter dat de herfinanciering van Brussel in 2012 al opgeslorpt is. Volgens hem gaat het geld op aan de extra inspanningen die federaal vraagt van de Brusselse begroting. Dat klopt niet: uit een analyse van de begroting blijkt dat de herfinanciering van Brussel vooral in gevaar is door het onzorgvuldig begrotingsbeleid van Guy Vanhengel. Er zijn drie punten van kritiek: 1. De verplichte meerjarenbegroting is uitgesteld naar de volgende legislatuur
Het Brussels parlement heeft in de vorige legislatuur beslist dat de regering een meerjarenbegroting moet opstellen. Jammer genoeg heeft de huidige meerderheid deze beslissing teruggedraaid en is de meerjarenbegroting om onduidelijke redenen uitgesteld tot de volgende legislatuur.
Jaar na jaar laat de regering na om een begrotingscontrole uit te voeren in de eerste periode van het jaar. In 2012 zal de regering onder druk van externe factoren (Europa, federale regering) toch een controle uitvoeren in maart, wat noodzakelijk is gelet op de onrealistische groeinorm waar de begroting op gebaseerd is (1,6%) en de afwijking van de vooruitzichten van het Planbureau. We zouden dit kunnen aanstippen als een positief punt, ware het niet dat de regering niets wil horen van een jaarlijkse weerkerende controle in de eerste zes maanden van het jaar.
In tegenstelling tot Vlaanderen (buffer 200 miljoen) en de federale overheid (buffer 350 miljoen) legt de Brusselse regering geen buffer aan. Dat is nochtans noodzakelijk om zich te wapenen voor tegenvallende conjunctuurcijfers. Op dit moment is de herfinanciering de enige buffer die de regering heeft waardoor de extra middelen niet naar nieuw beleid kunnen gaan.
6
2. De afspraken met de andere entiteiten worden niet nageleefd
Het Stabiliteitspact, waarbij alle overheden inspanningen moeten doen om een begroting in evenwicht te hebben tegen 2015, wordt door Brussel al 2 jaar met de voeten getreden, terwijl het Guy Vanhengel was die het als federaal minister heeft opgesteld en goedgekeurd.
Onder druk van de oppositie is Guy Vanhengel van koers veranderd en heeft hij aangekondigd te streven naar een begrotingsevenwicht tegen 2015. We zouden dat als een positief punt kunnen aanduiden, ware het niet dat er geen meerjarenbegroting op tafel ligt die duidelijk maakt hoe de regering deze klus zal klaren.
3. De schuldlast loopt uit de hand
Sinds 2007 is de schuld verhoogd met maar liefst 54%. De periode voordien was er sprake van een economische hoogconjunctuur, maar heeft de Minister van Begroting systematisch geweigerd reserves op te bouwen. Vandaag klaagt de Minister-President dat de financiering van Brussel verdwijnt in de tegenvallen budgettaire cijfers…
In 2012 kost de Brusselse schuldlast alweer 20 miljoen extra. Elk Brussels gezin betaalt 327,- EUR per –jaar af aan de schulden van het Brussels gewest.
Conclusie De Brusselse financiën zijn niet voorbereid op de toekomst. De herfinanciering van Brussel gaat niet naar nieuw beleid om het leven in Brussel te verbeteren, maar verdwijnt in het onzorgvuldig begrotingsbeleid van de regering.
7
PRIORITEIT NR. 2 WERKGELEGENHEID In het regeerakkoord kondigt de regering twee prioritaire maatregelen aan:
de individuele begeleiding op maat van de werklozen, met focus op laaggeschoolden en jongeren de creatie van jobs voor de Brusselaars In Vlaanderen zijn er per vacature 3,5 werklozen, in Wallonië ruim 30 en in Brussel zelfs bijna 40. (KBC) Migranten in Brussel doen het slechter op de arbeidsmarkt dan in Vlaanderen (Universiteit Antwerpen) De helft van de Brusselse werkgevers krijgt de vacatures moeilijk ingevuld, technici en arbeiders zijn het moeilijkst te vinden (Manpower) 50% van de laaggeschoolde schoolverlaters is na één jaar nog steeds op zoek naar werk (Actiris)
1. Individuele begeleiding op maat
De Minister van Werk, Benoît Cerexhe, heeft goed begrepen dat een kwaliteitsvolle individuele begeleiding op maat essentieel is om het gigantische werkloosheidsprobleem van Brussel op te lossen. Dat is een positief punt.
Jammer genoeg vindt de minister weinig medestanders in de regering. Zowel de regeringspartners PS als Ecolo zijn geen voorstander van een verplicht beroepsproject. Ondanks het feit dat dit in het regeerakkoord staat, is de verplichte begeleiding afgevoerd. Officieel wegens te duur, maar achter deze reden schuilt een verschil in visie op de werkloosheidsproblematiek binnen de regering.
Resultaat: het engagement om eerst alle schoolverlaters en vervolgens elke werkzoekende jonger dan 25 jaar een individueel beroepstraject aan te bieden is nauwelijks gerealiseerd. Van de 13.600 werkloze jongeren krijgt slechts 6.000 een individuele begeleiding op maat. Het uitbreiden van de maatregel naar alle Brusselse werklozen is verder weg dan ooit.
Nochtans levert het individueel beroepstraject positieve resultaten op: wie een beroepstraject aangaat verhoogt zijn kansen op werk met 20%. Een werkzoekende met een beroepstraject ontplooit maar liefst 67% meer initiatieven om werk te vinden dan een werkzoekende zonder (cijfers van Minister Cerexhe).
De aanwerving van 50 extra bemiddelaars bij Actiris is positief. Desondanks blijft de achterstand zeer groot. Actiris beschikt nu over 1 arbeidsconsulent per 350 werkzoekenden, wat een pak minder is dan in Vlaanderen (1/ 70), Wallonië (1/150). De Europese norm schrijft 1 arbeidsconsulent per 60 werkzoekenden voor. Om de Europese norm inzake arbeidsbemiddeling te bereiken heeft Actiris nood aan 5 keer meer arbeidsconsulenten dan vandaag.
8
2. Focus op laaggeschoolden & jongeren
In het regeerakkoord staat dat de tewerkstellingsinstrumenten prioritair zullen gaan naar laaggeschoolden en naar jongeren. Uit een analyse is gebleken dat deze focus dode letter blijft: o Het GECO-statuut (65% van het totale werkingsbudget van Actiris): amper 3,4% jonge werkzoekeneden en slechts 35,5% laaggeschoolden; o Net-Brussel: amper 20% van de 402 gesubsidiëerde medewerkers zijn jongeren; o Rosetta-plan: slechts 55% laaggeschoolden; o Individuele Beroepsopleiding in de Onderneming (IBO) en Doorstromingsprogramma’s: geen specifieke aandacht voor jongeren, wel voor laaggeschoolden; o ICT- en Taalcheques: geen focus op laaggeschoolden en jongeren.
3. Creatie van jobs : de New Deal en andere banenplannen
De regering heeft uitgepakt met heel wat banenplannen : de New Deal, de 2.500 beloofde jobs van de alliantie werk-leefmilieu, de beloofde 1.500 nieuwe havenjobs. Naar de resultaten blijft het gissen. o De New Deal (het Pact voor Duurzame en Stedelijke Ontwikkeling) blijkt vooral een financieringsinstrument te zijn voor Bruxelles Formation. De focus van het Pact ligt op de financiering met gewestmiddelen (2,5 mio) van opleidingen via de Gemeenschapscommissies (verdeelsleutel 80/20). Het Pact bevat echter weinig gewestelijke maatregelen. o De 1.500 nieuwe havenjobs zijn er eenvoudigweg niet. Minister Grouwels kondigde die aan op het einde van 2010. Volgens haar zouden deze jobs gecreëerd worden in de periode 2011-2013. Misschien haalt de minister haar belofte toch nog via de vestiging van Bpost op de Carcokesite, maar dat zou enkel een verschuiving van jobs betekenen van Anderlecht naar Neder-OverHeembeek. o De alliantie leefmilieu – werk bevat wel toekomstperspectief, aangezien de nadruk ligt op ecologische innovatie. Deze focus is positief, maar de eerste baan moet nog geschept worden.
De regering herhaalt steevast dat de Brusselse werkloosheid een probleem is van mismatch tussen vraag en aanbod. Dat is slechts gedeeltelijk waar: in Brussel raken ook jobs voor laag- of middengeschoold personeel niet of moeilijk ingevuld (zie cijfers bovenaan fiche). Verder is er geen antwoord op de vaststelling dat de welvaart die Brussel creëert (met een sterkere economische groei dan andere regio’s en steden) proportioneel minder vertaald wordt in nieuwe jobs (Brussels Studies).
9
Conclusie Werkgelegenheid is de prioriteit van de Minister van Werk die goede punten scoort op het vlak van visie op arbeidsbemiddeling. Jammer genoeg is het echter geen prioriteit van de voltallige regering. Hierdoor wordt er weinig vooruitgang geboekt in de strijd tegen werkloosheid. Op de beloofde jobs is het voorlopig nog wachten.
10
PRIORITEIT NR. 3 DUURZAME ONTWIKKELING: LEEFMILIEU (1/3) Met de ambitie om Europese Ecologische hoofdstad te worden in 2014 is duurzame ontwikkeling een belangrijke doelstelling van de Brusselse regering:
Leefmilieu – 30% minder CO2-uitstoot tegen 2025 Afval – 50% gerecycleerd stedelijk afval tegen 2020 Mobiliteit – 20% minder autoverkeer tegen 2020
1. Isolatie van de woningen en energiepremies
Met haar verouderd woningenpatrimonium heeft Brussel nood aan een effectief premiestelsel. Het stelsel voor de groenestroomcertificaten werd op een slimme manier hervormd door de prijs ervan aan te passen en zo een terugverdientijd van 7 jaar te garanderen. Maar door het afschaffen van subsidies voor zonnepanelen daalde het budget voor energiepremies (REG) deze legislatuur met 7,5 miljoen euro. Nochtans werd een budgetverhoging aangekondigd.
De energiepremies voor isolatie werden op een asociale manier hervormd: voor dezelfde isolatiewaarde krijg je € 5/m2 subsidie voor PVC-ramen en € 30/m2 voor duur FSC-hout. De federale fiscale stimuli voor de meeste energiebesparende maatregelen werden afgeschaft in 2012, voor dakisolatie is dit 2013. Brussel reageerde hier nog niet op, terwijl Vlaanderen wel al compensaties voorziet voor ramen en zonneboilers.
2. De energieprijs drukken en zuinig energieverbruik stimuleren
De energiearmoede in Brussel is groot. Het aantal beschermde klanten die hun factuur niet kunnen betalen groeide in 2010 tot 3.356 en stijgt nog elk jaar.
Vandaag betaalt de energieverspiller proportioneel een lagere prijs voor elektriciteit dan de energiezuinige verbruiker. Dat is pervers. De Brusselse regering beloofde daarom de invoering van een zogenaamd progressief tarief, maar het is bij de belofte gebleven. Vlaanderen zette wel een stap in de goede richting door een eerste schijf gratis energie in te voeren. De zuinige verbruiker betaalt op deze manier een lagere energieprijs.
Terwijl de federale regering inspanningen doet om de stijgende energieprijzen te drukken door de blokkering van de prijzen, doet de Brusselse regering alsof haar neus bloedt. Nochtans kan ze wel degelijk op haar beurt maatregelen nemen om de energieprijs te drukken: o De regering kan de zuinige verbruiker een lagere prijs laten betalen door een gratis eerste schijf energie in te voeren. o De consument betaalt elk jaar € 37 voor de openbare verlichting en € 21 aan wegenisretributie. Het is socialer om deze te laten betalen via de belastingen.
3. Uitstoot fijn stof verminderen via hervorming verkeersbelasting
11
België wordt door Europa vervolgd voor het milieuprobleem dat elk jaar 6.700 levens kost: fijn stof. Door de vele dieselwagens en het autoverkeer is het probleem nog erger in Brussel: al in maart 2011 werd de jaarlimiet overschreden. Minister Huytebroeck wuift de problemen weg door het meetstation in Haren irrelevant te verklaren, door het pollutiepiekplan niet te verstrengen en te laat te activeren.
Vlaanderen hervormde haar verkeersbelasting waardoor dieselwagens fors meer belast worden op de uitstoot van fijn stof. De Brusselse belasting hinkt achterop en is minder streng voor diesel dan de Vlaamse. Daarom stellen we voor om de verkeersbelasting te hervormen door de criteria NOx en fijn stof in rekening te brengen en dieselwagens te ontmoedigen.
Conclusie Uitgenomen het departement Leefmilieu brengt de kandidatuur voor Eco Capital in gevaar. De Brusselse regering heeft nog geen visie ontwikkeld op de al dan niet voortzetting van de afgeschafte federale fiscale stimuli voor energiebesparende maatregelen. Hierdoor dreigt de isolatie van de woningen stil te vallen. De regering laat na de energieprijs groener en socialer te maken, en verwijst wat de luchtkwaliteit betreft steevast naar het Iris 2-plan in plaats van de maatregelen die erin staan ook effectief uit te voeren of de dieselwagens te ontmoedigen via een hervorming van de verkeersbelasting.
12
PRIORITEIT NR. 3 DUURZAME ONTWIKKELING : AFVAL (2/3) Met de ambitie om Europese Ecologische hoofdstad te worden in 2014 is duurzame ontwikkeling een belangrijke doelstelling van de Brusselse regering:
Leefmilieu – 30% minder CO2-uitstoot tegen 2025 Afval – 50% gerecycleerd stedelijk afval tegen 2020 Mobiliteit – 20% minder autoverkeer tegen 2020
Vele Brusselaars, bedrijven en toeristen ervaren Brussel als een vuile stad. In de pers zegt de bevoegde staatssecretaris hierover het volgende: « Of Brussel vuil is of proper, is een subjectief aanvoelen. In de ene wijk is men gevoeliger voor netheid dan in andere. » Deze uitspraak is in elk geval een negatief punt. De Brusselse regering lijkt te suggereren dat het netheidsprobleem in de hoofden zit van de bewoners van sommige wijken. In plaats van de problemen bij de Brusselaars zelf te situeren, zou de regering de problemen beter oplossen. In het begin van de legislatuur wou de regering “van Brussel een toonbeeld maken van openbare netheid”. Om deze doelstellingen te bereiken werden concrete engagementen aangegaan: 1. Sorteren en recycleren van afval
Het cijfer : In 2010 (het eerste jaar van de verplichte selectieve ophaling) werd 26,7% van het afval selectief opgehaald. Dit betekent dat de regering halfweg is ten opzichte van de doelstelling om tegen 2020 50% op te halen.
Positief is de focus van het regeerakkoord: sorteren en recycleren van afval. De regering heeft een duidelijke lijn getrokken door geen ongesorteerd afval meer op te halen. Een negatief punt is het gebrek aan coördinatie van het ophaalbeleid met de gemeenten, het gebrek aan sensibilisatie van de bewoners en de afwezigheid van een duidelijk beleid inzake de bestraffing van de overtreders.
Een mooi project is de Ecopool, die op termijn moet instaan voor het beheer van 4.500 ton afval waaronder grof huisvuil, informaticamateriaal, bouwmaterialen, frituurolie, inktpatronen en printers. Een tweedehandswinkel op de site zal gerecycleerde en herstelde goederen verkopen. Hoewel gepland voor 2012, zal de Ecopool pas opengaan in 2014 door vertragingen met de vergunningen.
2. Een gewestelijk containerpark in een straal van 3 kilometer
Meer containerparken kunnen het sluikstorten deels terugdringen. Al in 2005 kondigde Kir 2 extra gewestelijke containerparken aan. Het regeerakkoord wil er voor elke Brusselaar 1 binnen een straal van 3 km. Om deze doelstelling te halen zijn er 4 extra
13
containerparken nodig zijn naast de 2 bestaande. Sinds 2005 werd er echter geen enkel containerpark gecreëerd. 3. Boetes voor sluikstorten harmoniseren
Het is positief dat de regering de verschillende boetes tussen de 19 gemeenten (bv. Brussel € 150, Evere € 500) op elkaar wil afstemmen. Maar natuurlijk moet ze het ook effectief doen, en dat is nog niet gebeurd. Ondertussen doen bepaalde gemeenten extra inspanningen: de Stad Brussel ging in enkele jaren tijd van 3 naar 22 boetes per dag.
Conclusie De staatssecretaris voor netheid minimaliseert de netheidsproblemen door ze af te schilderen als een subjectief probleem van sommige Brusselaars. Er zijn wel goede voornemens (Ecopool, afval recycleren, meer containerparken, de gemeentelijke boetes harmoniseren), maar tot nu toe komt er weinig van in huis.
14
PRIORITEIT NR. 3 DUURZAME ONTWIKKELING : MOBILITEIT (3/3) Met de ambitie om Europese Ecologische hoofdstad te worden in 2014 is duurzame ontwikkeling een belangrijke doelstelling van de Brusselse regering:
Leefmilieu – 30% minder CO2-uitstoot tegen 2025 Afval – 50% gerecycleerd stedelijk afval tegen 2020 Mobiliteit – 20% minder autoverkeer tegen 2020
1. Mobiliteitsvisie
De huidige regering bouwt voort op de duurzame mobiliteitsvisie uit de vorige legislatuur: investeringen in het openbaar vervoer (trams in eigen bedding, busbanen, uitbreiding metro en renovatie metrostations) en het STOP-principe (hiërarchie Stappers, Trappers, Openbaar en Particulier vervoer), blijft de rode draad. Dat is uiteraard een positief punt. Het is niet nodig om het warm water opnieuw uit te vinden.
Ronduit negatief is de opsplitsing van de bevoegdheid mobiliteit en openbare werken over één minister en één staatssecretaris. Dit weegt op de realisaties: het fietsbeleid uit de vorige legislatuur stagneert wat betreft infrastructuur (zie hieronder).
Voor het goederenvervoer, de voetgangers, het autogebruik en het openbaar vervoer ontbreekt tot hiertoe een visie die vooruitloopt op andere grootsteden.
Er zijn nog belangrijke verschillen in visie met de vorige legislatuur: de toegankelijkheid van de metro is minder belangrijk geworden en geografisch wordt er gekozen voor de renovatie van metrostations buiten de arme sikkel, terwijl net daar de stations om renovatie schreeuwen. De renovatie van de stations verloopt ook traag: vorige legislatuur werden 2 metrostations per jaar gerenoveerd. Op een verbeterde toegang voor mensen met een beperkte mobiliteit in Stockel en liftkooien in Zwarte Vijvers na, heeft minister Grouwels deze legislatuur nog geen enkele renovatie afgerond.
De duurzame mobiliteitsvisie moet zich natuurlijk ook vertalen in de aanleg van de openbare ruimte. We zien echter dat heel wat belangrijke infrastructuurwerken uit de vorige legislatuur vertraagd zijn, afgeschaft of uitgesteld. Een overzicht:
Picardbrug Havenlaan Openluchtzwembad Ninoofsepoort Klein Eilandbrug Schweitzerplein Leopold III-laan Tram Simonis-Jette Rogierplein Schumanplein
Pascal 2009 2008 2009 2011 2009 2008 2008 2009 2008 2010
Brigitte 2012 2010 2012 2013 2011 2013 klaar 2011-2014 2012 -
Stand van zaken Nog geen vergunning aangevraagd Plannen geschrapt, nieuwe studie Plannen geschrapt, studie speeltuin Nog geen vergunning verkregen Vergund in 2011, niet begroot in 2012 Werf bezig, gestart begin 2012 Tram 62 operationeel, werf bezig Vergunning aangevraagd in maart 2012 Werken bezig aan Luifel Light Nog geen vergunning aangevraagd
Conclusie Vertraagd Afgeschaft Afgeschaft Vertraagd Uitgesteld Vertraagd Op schema Vertraagd Aangepast Vertraagd
15
2. Het STOP-principe Stapper
Het voetgangersplan is aangekondigd, maar bestaat nog niet. De regering heeft ook lage emissiezones aangekondigd (zones met weinig autoverkeer), maar voorlopig is de bevoegde staatssecretaris niet verder geraakt dan de aankondiging van een studie om zo een zone in te voeren in de Europese wijk.
Trapper
De belofte om deze legislatuur de Gewestelijke Fietsroutes af te werken blijkt vandaag al onmogelijk door geblokkeerde werken, een onderbemande fietscel en het trage tempo waarmee fietspaden worden aangelegd. Vorige legislatuur werd 82 kilometer fietspaden aangelegd, deze legislatuur blijven we hangen op 7,5 kilometer. Ook komen er geen extra afgescheiden fietspaden op de Kleine Ring en blijft ook het aansluiten van de fietssnelwegen vanuit de rand op het Brussels fietsnetwerk uit.
De tweede (kleine) autoloze zondag is vervangen door Cyclovia. En wie herinnert zich nog de 20 miljoen kilometer van Brussel? De staatssecretaris voor mobiliteit is wel sterk in promotie-initiatieven, maar het beleid dat deze promotie zou moeten ondersteunen ontbreekt.
Openbaar vervoer
De tevredenheid van de MIVB-gebruiker gaat in stijgende lijn, dat is een positief punt. Maar wat de vrije busbanen en trams in eigen bedding betreft kampen negen buslijnen met een zeer lage reissnelheid of slechte regelmaat. Tot 2011 werd op slechts 1 van deze kwetsbare lijnen een zichtbare verbetering doorgevoerd: Lijn 95 op de Boondaalsesteenweg. Van de 4 aangekondigde prioritaire tramprojecten zijn er 2 geschrapt: de Elsensesteenweg naar Flagey en de Ninoofsesteenweg naar Woluwe Shopping. Rond andere tramprojecten blijft het stil: de lang aangekondigde tramlijn 9 tussen Simonis en Jette, de omleiding langs het Centraal Station en de tram naar Tour&Taxis.
Het budget voor netheid en voor de herstelling van roltrappen blijkt onvoldoende. De stations liggen er vaak smerig bij en de roltrappen zijn vaak defect, alsook de automatische toegangspoortjes. Er zijn meestal geen openbare toiletten in de stations. Ook de aanwezigheid van personeel in de stations is ondermaats. De veiligheidsproblemen in de MIVB-stations lijken een sluimerend vuur dat elk moment opnieuw kan oplaaien. Ondanks dit negatief rapport (zie ook Metr-o-Net) investeert Minister Grouwels niet prioritair in de meest verloederde en minst veilige stations.
Particulier vervoer
Na 2,5 jaar is de parkeerordonnantie nog niet uitgevoerd, er is geen vooruitgang in het parkeergeleidingssysteem, is er geen parkeerplan opgesteld, de tarieven en parkeerzones zijn niet geüniformiseerd en het Parkeeragentschap is niet operationeel. Brussel is meer dan ooit de file-hoofdstad omdat ook andere belangrijke mobiliteitsordonnanties uit de vorige legislatuur niet uitgevoerd werden.
16
De ordonnantie vervoerplannen uit de vorige legislatuur is nog altijd maar voor één derde uitgevoerd (enkel bedrijfsvervoerplannen, op de evenementen- en schoolvervoerplannen is het nog wachten). Ook de ordonnantie die de toeristische bussen regelt, de ordonnantie tunnelveiligheid en de coördinatie van de werven (allemaal uit de vorige legislatuur) zijn nog steeds niet uitgevoerd.
Conclusie 20 miljoen kilometer, Cyclovia, Lyon als voorbeeld, elk jaar meer fietsers… Er wordt heel vaak gecommuniceerd over mobiliteit in Brussel, maar de situatie op het terrein verbetert nauwelijks. De budgetten zijn wel toegenomen, maar tegengestelde visies en de versnippering van de bevoegdheid over twee regeringsleden zorgt voor een lage realisatiegraad in vergelijking met de vorige legislatuur. De staatsecretaris bevoegd voor mobiliteit geraakt voorlopig niet verder dan een aankondigingspolitiek.
17
PRIORITEIT NR. 4 STRIJD TEGEN ARMOEDE De armoede in Brussel stijgt. Dit uit zich op het vlak van inkomen, tewerkstelling, huisvesting, scholingsgraad en gezondheid. De regering stelt volgende maatregelen voorop:
De uitwerking van een plan ter bestrijding van armoede Beter beheer van noodopvang en een preventief beleid tegen dakloosheid
Meer dan een kwart van de Brusselse bevolking leeft met een inkomen onder de armoederisicogrens. Dit aandeel is veel hoger dan in de rest van het land. Een vierde van de Brusselse kinderen groeit op in een huishouden zonder inkomen uit arbeid. Het aantal Brusselaars dat leeft van een inkomen uit de sociale zekerheid of de sociale bijstand bedraagt momenteel meer dan 1 op 5, een aandeel dat jaar na jaar stijgt. In de armste gemeenten bedraagt de werkloosheidsgraad onder jongeren tot 40% en beginnen tot 25% van de leerlingen het secundair onderwijs met minstens 2 jaar schoolachterstand. Overigens wordt deze ruimtelijke sociale ongelijkheid in het gewest steeds groter. Brussel telde in 2010 bijna 2000 daklozen (nieuwkomers en asielzoekers niet meegeteld, telling La Strada)
1. Het actieplan ter bestrijding van de armoede (2010)
De Brusselse regering heeft de ambitie om armoede multidisciplinair aan te pakken en deze aanpak te coördineren.
Het Brussels armoederapport is een schitterend instrument dat toelaat de armoedeproblematiek transversaal in kaart te brengen. Het armoederapport is een schoolvoorbeeld voor een gezondheids- en welzijnsbarometer. Een positief punt.
Het actieplan dat gekoppeld is aan het armoederapport – dat de visie in de praktijk moet omzetten – is vooral een inventaris van lopende acties van de verschillende overheden geworden. Bovendien werden noch de gemeenten, noch het OCMW betrokken. Ook het werkveld heeft ernstige vraagtekens bij de uitvoering van dit actieplan. Het armoederapport mag geen window dressing worden voor de Brusselse regering, maar moet net een impuls zijn om gecoördineerd en daadkrachtig tewerk te gaan. o Bijvoorbeeld: samen met de gemeenschapscommissies vastleggen in welke armere wijken er inkomensgerelateerde kinderopvang zal bijkomen, en wie welk deel voor zijn rekening neemt.
2. Beter beheer van noodopvang en een preventief beleid tegen dakloosheid
Deze regering wil een gecoördineerd beheer van de noodopvang met de oprichting van een openbare dienst voor sociale urgentie (ODSU). De ODSU zou het speerpunt worden van de noodopvang maar bestaat vandaag nog steeds niet.
18
De regering slaagt er niet in de noodzakelijke afstemming met de OCMW’s en de federale overheid in goede banen te leiden. De winteropvang werd wederom een debacle: hoewel de regering beloofde deze winter niemand opvang te weigeren, stonden in januari al tientallen daklozen voor een gesloten deur.
De asielproblematiek vormt inderdaad een extra belasting van het opvangnetwerk, maar de regering mag daarom de eigen verantwoordelijkheden niet ontlopen. In Brussel belanden elk jaar meer mensen op straat zonder dat voor hen bijkomende structurele opvang wordt gecreëerd. Door de sluiting van de winteropvang belanden vanaf deze maand (maart 2012) alweer 800 mensen op straat, van wie 188 als zeer kwetsbaar worden omschreven.
De schrijnende situatie van dak- en thuislozen is niet beperkt tot de wintermaanden en vereist een bredere aanpak. De regering wil inzetten op preventie en een ‘globaal’ beleid rond dakloosheid ontwikkelen. Dat is natuurlijk positief, maar verder dan de nota ‘Thuisloos in Brussel 2010’ is de regering nog niet geraakt: na een halve legislatuur trekt het werkveld aan de alarmbel vanwege ‘de totale afwezigheid van debat rond de structurele aanpak van dakloosheid’.
Conclusie Het armoederapport is een schitterend instrument om de armoede, het welzijn, en de gezondheid van de Brusselaars in kaart te brengen. Het actieplan armoedebestrijding is dan weer een afknapper omdat het in de praktijk niet veel meer is dan een catalogus van bestaande initiatieven. Echt doortastende acties en de samenwerking met andere overheden blijven uit. De noodopvang van daklozen is nooit echt uit de crisissfeer geraakt, en de preventieve maatregelen om de thuisloosheid structureel op te lossen blijven steken in een interessante nota.
19
PRIORITEIT NR. 5 INTERNATIONALE UITSTRALING De ontwikkeling van de internationale dimensie van Brussel is één van de krachtlijnen van de legislatuur, met de volgende, belangrijkste uitdagingen:
de vestiging van internationale organisaties in Brussel de ontwikkeling van het toerisme het aantrekken van buitenlandse investeringen
1. Vestiging van internationale organisaties in Brussel
De saga met de Deltasite en de stilstand in de Wetstraat tonen aan dat de regering er niet in slaagt een duidelijke visie te ontwikkelen op de aanwezigheid van Europa en andere internationale instellingen in Brussel. Europa heeft zeker niet altijd gelijk, maar in dit geval is hun kritiek op de schipperende Brusselse regering terecht : er is hier sprake van een lamentabele stadsplanning.
2. De ontwikkeling van het toerisme
Buiten het Neo-project van de Stad Brussel heeft het grootse “Plan voor de Internationale Ontwikkeling” (PIO-PDI) uit de vorige legislatuur niets opgeleverd. Wie herinnert zich nog de discussie over de locatie van een nieuw nationaal voetbalstadion ?
Het aangekondigde Citymarketingplan is er nog altijd niet. De verwarring tussen de Stad Brussel en het Brussels gewest blijft zeer groot. Onlangs besliste de Stad Brussel éénzijdig om het evenement Winterpret terug te trekken uit het agentschap Visit Brussels. De machtstrijd tussen Stad en Gewest beloofd weinig goeds voor de regionalisering van de bevoegdheid toerisme.
3. Het aantrekken van buitenlandse investeringen
Volgens de ‘Barometer van de Belgische Attractiviteit 2011’ verliest Brussel sinds 2005 aanhoudend aantrekkelijkheid voor buitenlandse investeerders. 70% van de bevraagde ondernemers geeft de verkeersproblemen in Brussel aan als de belangrijkste negatieve factor om niet te investeren in Brussel. Naast het fileleed wordt ook de beschikbaarheid van geschikt personeel als problematisch ervaren.
Zowel werk als mobiliteit zijn prioriteiten van de regering, maar in de praktijk zien we weinig vooruitgang op deze terreinen, en dat is een belangrijke factor voor een andere prioriteit, namelijk het aantrekken van buitenlandse investeringen.
Anderzijds leveren het Brussels Agentschap voor de Onderneming (BAO) en de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij van Brussel (GOMB) uitstekend werk in de begeleiding van bedrijven die investeringsplannen hebben in Brussel.
20
Conclusie Brussel moet zowat de enige stad zijn op het Noordelijk halfrond zonder Citymarketing. Het aantrekken van buitenlandse investeringen stokt door de stilstand in het mobiliteits- en het werkgelegenheidsbeleid. Positief is dat Brussel heel wat troeven heeft, zowel voor bedrijven als voor toerisme. Het potentieel is dus aanwezig om de internationale dimensie van Brussel te ontwikkelen.
21
CONCLUSIE DE TIEN VASTELLINGEN VAN HET RAPPORT Op basis van de analyse die sp.a heeft gemaakt, concluderen we dat de regering faalt in de uitvoering van het regeerakkoord op cruciale domeinen en prioriteiten. Op belangrijke domeinen zoals kinderopvang en mobiliteit, huisvesting en internationalisering merken we vooral vertraging en stilstand. Belangrijke instrumenten worden uitgesteld of zelfs helemaal niet uitgevoerd. Door het regeringsbeleid te screenen op basis van de prioriteiten die de regering zichzelf heeft opgelegd hebben we impliciet ook een antwoord gegeven op de vraag: Bereidt de Brusselse regering de toekomst van Brussel en van de Brusselaars voor? Het antwoord kunnen we samenvatten aan de hand van 10 vaststellingen: 1. De Brusselse bevolking groeit nog sneller dan verwacht, maar de regierol van het Brussels gewest inzake crèches, scholen en jeugd komt niet van de grond. Dat ligt niet aan het Grondwettelijk Hof of aan een beperkt budget, maar aan een gebrek aan slimme maatregelen. Het plan 2010-2020 voor het Kind en de Jongere is anno 2012 zelfs nog niet opgesteld. Wel positief is het studiewerk inzake kinderopvang. 2. De regering begint de vruchten te plukken van het huisvestingsplan van de vorige legislatuur. De creatie van nieuwe woningen versnelt, maar om de doelstelling te halen is nog 30 jaar nodig. De nieuwe staatssecretaris heeft oog voor vernieuwende woonvormen en eigendomsstructuren. Maar de strijd tegen leegstand blijft de zwakste schakel van het woonbeleid. 3. De Brusselse financiën zijn niet voorbereid op de toekomst. De herfinanciering van Brussel gaat niet naar nieuw beleid om het leven in Brussel te verbeteren, maar verdwijnt in het onzorgvuldig begrotingsbeleid van de regering. 4. Werkgelegenheid is de prioriteit van de Minister van Werk die goede punten scoort op het vlak van visie op arbeidsbemiddeling. Jammer genoeg is het echter geen prioriteit van de voltallige regering. Hierdoor wordt er weinig vooruitgang geboekt in de strijd tegen werkloosheid. Op de beloofde jobs is het voorlopig nog wachten. 5. Uitgenomen het departement Leefmilieu brengt de kandidatuur voor Eco Capital in gevaar. De Brusselse regering heeft nog geen visie ontwikkeld op de al dan niet voortzetting van de afgeschafte federale fiscale stimuli voor energiebesparende maatregelen. Hierdoor dreigt de isolatie van de woningen stil te vallen. De regering laat na de energieprijs groener en socialer te maken, en verwijst wat de luchtkwaliteit betreft steevast naar het Iris 2-plan in plaats van de maatregelen die erin staan ook effectief uit te voeren of de dieselwagens te ontmoedigen via een hervorming van de verkeersbelasting. 6. De staatssecretaris voor netheid minimaliseert de netheidsproblemen door ze af te schilderen als een subjectief probleem van sommige Brusselaars. Er zijn wel goede voornemens (Ecopool, afval recycleren, meer containerparken, de gemeentelijke boetes harmoniseren), maar tot nu toe komt er weinig van in huis.
22
7. 20 miljoen kilometer, Cyclovia, Lyon als voorbeeld, elk jaar meer fietsers… Er wordt heel vaak gecommuniceerd over mobiliteit in Brussel, maar de situatie op het terrein verbetert nauwelijks. De budgetten zijn wel toegenomen, maar tegengestelde visies en de versnippering van de bevoegdheid over twee regeringsleden zorgt voor een lage realisatiegraad in vergelijking met de vorige legislatuur. De staatsecretaris bevoegd voor mobiliteit geraakt voorlopig niet verder dan een aankondigingspolitiek. 8. Het armoederapport is een schitterend instrument om de armoede, het welzijn, en de gezondheid van de Brusselaars in kaart te brengen. Het actieplan armoedebestrijding is dan weer een afknapper omdat het in de praktijk niet veel meer is dan een catalogus van bestaande initiatieven. Echt doortastende acties en de samenwerking met andere overheden blijven uit. De noodopvang van daklozen is nooit echt uit de crisissfeer geraakt, en de preventieve maatregelen om de thuisloosheid structureel op te lossen blijven steken in een interessante nota. 9. Brussel moet zowat de enige stad zijn op het Noordelijk halfrond zonder Citymarketing. Het aantrekken van buitenlandse investeringen stokt door de stilstand in het mobiliteits- en het werkgelegenheidsbeleid. Positief is dat Brussel heel wat troeven heeft, zowel voor bedrijven als voor toerisme. Het potentieel is dus aanwezig om de internationale dimensie van Brussel te ontwikkelen. 10. Als toemaatje stellen we vast dat de hoeksteen van het regeerakkoord, namelijk het Gewestelijk Plan voor Duurzame Ontwikkeling (ook wel het Demografisch GBP genoemd) is uitgesteld naar de volgende legislatuur. De voorbereiding is bezig, er zijn colloquia, mooie uitgaven, echt interessante tentoonstellingen in Bozar (“Bouwen voor Brussel”, “Brussel 2040”), maar het hele proces om de toekomst van Brussel uit te tekenen in een nieuw bestemmingsplan heeft minstens een jaar vertraging. Als deze regering de toekomst van de Brusselaars voorbereidt, dan is het in elk geval na 2,5 jaar nog totaal onduidelijk hoe deze toekomst eruit zal zien.
23