Het Gezondheidsprogramma van de Regering Wij hebben kennisgenomen van uw bezorgdheden, vertaald in het Regeerakkoord dat op donderdag 9 oktober 2014 werd gepubliceerd. Wij waren bijzonder gevoelig voor uw herhaalde intentie om uw programma samen met de stakeholders te realiseren. Wij kennen uw reputatie van luisterbereidheid en we wensen u dan ook te informeren over punten die wij belangrijk vinden in uw realisatieplannen en die u niet van meet af aan aanpakt in uw beleid, maar die ons op het terrein essentieel lijken en die ons standpunt bepalen. 1. Toegankelijkheid (Punt 3.6.1.) U herneemt het verbod op ereloonsupplementen in meerpersoonskamers en kamers met twee bedden in daghospitalisatie. Wij houden staande dat dit een ongerechtvaardigde eis is. Elke patiënt, ook de rijke, heeft immers het recht een behandeling tegen RIZIV-tarief te vragen, terwijl de zorgverstrekker verplicht is het ziekenhuis in staat te stellen deze zorgen tegen het tarief te verstrekken. Nu er wordt gesnoeid in de openbare begroting, doen supplementen geen afbreuk aan de toegang tot gezondheidszorg omdat deze supplementen gericht zijn op patiënten die ernaar vragen en die over de middelen beschikken. Zij leveren dus een supplement naast de sociale tarieven en benaderen zo de reële waarde van de behandeling. Als dit structureel wordt toegepast ten voordele van de RVV, kan de beperking van de supplementen passen in het raam van de deontologie om de toegang tot de gezondheidszorg te vergemakkelijken en kan ze als zodanig verwelkomd worden. Een verbod op supplementen vraagt dan als tegenprestatie een verhoging van de tarieven voor handelingen teneinde dichter aan te sluiten bij de reële waarde daarvan. Deze formule werd reeds toegepast: de ziekenhuizen kregen een BFM-supplement ter compensatie van supplementbeperking voor de verblijfsprijs in tweepersoonskamer. 2. Veralgemeende derdebetalersregeling Het beheren van getuigschriften voor verstrekte hulp, het klasseren ervan, het opstellen van overzichten en het verzenden ervan vormt een grotere belasting. Deze moet strikt beperkt worden tot de situaties waar de deontologie eist om te voldoen aan deze faciliteiten en dus een strikte beperking tot de situaties die momenteel reeds voorzien zijn. De verplichting moet voor sommige gevallen van deontologische aard blijven. 1
Wij zijn ervan overtuigd dat de toename van de verplichtingen met betrekking tot de derdebetalersregeling ondraaglijk is door de bureaucratie die hiermee almaar toeneemt. U weet dat de kleinste vertraging bij het bezorgen van de facturen (binnen 2 maanden), terwijl de arts overbelast is door zijn prioriteit zorgverlening, wettelijk kan leiden tot een boete tot 250 euro per prestatie (art. 53 §§1-3 en 168 lid 8 van het KB van 19 mei 1995). Deze bepaling moet worden geschrapt, ofwel moet minstens de termijn hiervoor, die in het uitvoeringsbesluit 2 maanden bedraagt, worden verlengd tot 12 maanden. Wat de veralgemening aangaat: deze zou leiden tot een overconsumptie. Nu al moet de neutralisering hiervan worden voorzien in de gezondheidsbudgetten. De administratieve kosten worden hiermee op de arts afgewenteld. Ziekenfondsen worden overbodig in hun rol in de verplichte verzekering, en hun financiering wordt een ontsporing van openbare middelen naar een privaatrechtelijk verzekeringsorganisme op een moment dat er geen geld is. Ze verhoogt de administratieve druk en is dus strijdig met de intentie van de Europese Unie om de administratieve lasten te verminderen (Mededeling van de Commissie, Com. (2006) 689 "Betere regelgeving in de Europese Unie"). De vorige Regering heeft beslist om de veralgemeende derdebetalersregeling vanaf 1 januari 2015 te verplichten, niet alleen voor de rechthebbenden van de verhoogde tegemoetkoming, maar ook voor alle chronische patiënten (door artikel 18 van de wet van 27 december 2012 toegevoegd in artikel 53 van de ZIV-wet). De BVAS en vele andere organisaties verzetten zich tegen de verplichting de derde betaler te gebruiken; wij dringen aan op de intrekking van deze wet. De BVAS gaat niettemin ermee akkoord deze regeling te gebruiken voor de patiënten die deze vorm van terugbetaling nodig hebben voor toegang tot gezondheidszorgen. Zij meent dat de verplichte derdebetalersregeling niet geldt voor de extramurale specialisten en schaart zich achter een standpunt in die zin van de Regering. De voorgestelde timing van 1 januari 2015 is niet houdbaar en moet worden uitgesteld totdat de eenvoudige mogelijkheid tot controle van de patiëntengegevens gewaarborgd kan worden. 3. Tariefzekerheid Wat betreft de tariefzekerheid in de uitvoering van de akkoorden tussen artsen en ziekenfondsen, delen wij de bezorgdheid van de Regering en vragen we uitdrukkelijk een wetswijziging. Het is immers de Regering die de tarieven tijdens de duur van het akkoord wijzigt, afhankelijk van haar budgetten. 2
De huidige wetgeving (artikel 51 §2 van de ZIV-wet) bepaalt dat elke vermindering van de budgetten wordt doorgerekend op de artsentarieven, en wijzigt hierdoor automatisch de lopende akkoorden. Het doel van akkoorden is overeenkomsten op te stellen die onderworpen zijn aan het principe dat de overeenkomst wet is voor de partijen en te goeder trouw moet worden uitgevoerd over de hele duur van het akkoord. De macht om de uitvoeringsvoorwaarden en de vergoedingen te wijzigen tijdens het lopende akkoord, opgelegd door de openbare macht, komt overeen met een principe uit het publiek recht dat alleen voor de ambtenaren geldt. De uitbreiding tot tariefconventies die met zelfstandigen werden overeengekomen, is onaanvaardbaar. Ze ondermijnt de rechtszekerheid van deze akkoorden, negeert de bestaansreden ervan en zet het overleg tussen partijen – nochtans goedgekeurd door de minister – op de helling. Wij vragen stabiliteit van de afgesproken tarieven voor de volle duur van het akkoord. Tegenover de gevraagde stabiliteit voor het RIZIV en de zieken moet ook stabiliteit staan voor de afgesproken honoraria. Anders vallen deze niet meer onder de afspraak en komt het systeem zélf op de helling. Wij vragen, in toepassing van dit punt van uw programma, de herziening van artikel 51 van de ZIV-wet die de toepassing van de budgettaire wijzigingen in de loop van het akkoord zou beperken tot enkel de terugbetalingen, terwijl de individuele tarieven ongewijzigd zouden blijven tot de vervaldag van het akkoord. Immers, de arts die in het akkoord stapt, heeft dit gerespecteerd. De budgetwijziging is hem niet toerekenbaar. 4. Transparantie De wet van 10 april 2014 heeft reeds maatregelen voor transparantie en facturatie uitgevaardigd. Deze treden in werking op 1 januari 2015 (artikel 96). Er wordt al een factuur afgeleverd voor verzorging in het ziekenhuis. Nog meer administratieve last voor de huisarts die al een gedetailleerd getuigschrift voor verstrekte hulp aflevert, is niet te rechtvaardigen. Elke nieuwe bepaling moet erop gericht zijn redundante en overbodige verplichtingen te schrappen, niet nog meer werk te creëren. 5. (p. 60) Bevorderen van "zelfzorg" (!) en zelfmanagement in de gezondheidszorg door bevordering van "health literacy" bij de bevolking Wij zijn uiteraard niet gekant tegen een betere verspreiding van medische kennis. De ervaring leert ons echter dat het aantal oproepen naar artsen hierdoor toeneemt en dat het best onderlegde deel van de bevolking nog meer naar zorgverlening zal vragen. Wij vragen om de gezondheidsuitgaven in de toekomst te vrijwaren van de toenames die te wijten zijn aan ongeschikte zelfzorg. Dit zou alleszins moeten gelden voor hospitalisatie 3
die vereist wordt als gevolg van laattijdige behandeling die zelf het gevolg is van onjuiste voorafgaande zelfmedicatie. Deze inlichting moet worden opgenomen in de MKG. Een voorbeeld: langdurige en complexe hospitalisatie voor longontsteking kan veroorzaakt zijn door een laattijdige behandeling als gevolg van onjuiste "zelfzorg" op basis van onjuist griepgevoel. De uiteindelijke kostprijs wordt een veelvoud. 6. Toegang tot het dossier De toegang van de patiënt tot zijn dossier, via elektronische weg, voor zover de vertrouwelijkheid gewaarborgd is, en zonder hiervoor de "vertaling" door een arts nodig te hebben, wordt al toegepast (overdracht van labo-resultaten, radiografieën). Wat ons stoort in dit deel van het plan, is dat het mensen uitsluit die moeite hebben met informatica: ouderen, geesteszieken, armen enz. De wet op de patiëntenrechten is zeer uitgebalanceerd. In dit verband moet het verplichte respecteren, door de Staat, van de wet op de rechten van de patiënt bedongen worden. Dat gaat niet vanzelf, want de Staat zélf verzwakt zijn wet via andere wetten. Een voorbeeld: de wet van 2002 legt de keuze voor de behandeling bij de patiënt, op voorstel van, en na informatie door de verantwoordelijke arts. De vorige Regering besliste tot verplichte vervanging door de apotheker van de door de arts voorgeschreven medicatie door de minst dure medicatie, zelfs tegen de wil van de patiënt die de voorgeschreven medicatie zou verkiezen. Als hij het voorgeschreven geneesmiddel wil, moet hij het betalen zonder enige terugbetaling. Dit verraadt minachting voor de patiënt én machtsdrang vanwege de Staat. Ons voorstel waarborgt de besparingsdoelstelling nochtans wettelijk, eerlijk en heel eenvoudig: de patiënt behoudt het recht de voorgeschreven medicatie te verkrijgen, maar de terugbetaling wordt beperkt tot die van het goedkoopste geneesmiddel, ongeacht welk geneesmiddel uiteindelijk wordt afgeleverd. Het komt dus aan de patiënt toe al dan niet te kiezen voor besparing en dus de vervanging (referentiebedrag) te accepteren, maar het principe van zijn keuze van de behandeling blijft overeind. 7. De instroom in de zorgberoepen (punt 3.6.2.) Het geprogrammeerde cijfer voor quota's in RIZIV-nummers moet worden opgesteld volgens de noden van de patiënten. Hiertoe moeten deze noden, maar vooral de criteria van deze noden worden gedefinieerd per medische discipline. Verder is het nodig de zorgverleners een voldoende cliënteel te garanderen, om de ervaring te handhaven en om inkomsten te verwerven die niet afhangen van een onmisbare overconsumptie. De bevriezing van de subspecialisaties lijkt veelbelovend. 4
Een duidelijk en betrouwbaar kadaster is voorwaarde en waarborg voor een evaluatie van de behoeften. 8. Bureaucratisering Controles a posteriori zouden de huidige controles a priori, toegepast op de voorschriften van hoofdstuk IV, vervangen. Deze wijziging vormt een zwaard van Damocles voor de arts bij zijn behandelingskeuze. Het aansprakelijkheidsprobleem van de verzekeraar wordt daarmee opgelost door het over te dragen naar de zorgverlener die wordt bedreigd in de vrije keuze van middelen, voorzien door KB 78. Elke vergissing wordt daarmee een zware fout. Dit is slechts denkbaar indien, bij onjuist voorschrift, de terugbetaling wordt gedaan door de patiënt en niet door de voorschrijver. Anders wordt de bureaucratie hier verlicht ten gunste van de controlerend geneesheer, maar door de stress en aansprakelijkheid van de arts in zijn therapeutische keuze te verhogen. Onze vraag naar de gevolgen van een fout is dus ook een kwestie van rechtszekerheid. Het is aan de verzekeraar om de verantwoordelijkheid voor niet-betaling te nemen, niet aan de zorgverlener. Deze moet zich uitsluitend laten leiden door het belang van de patiënt. Men kan de arts vragen het akkoord van de patiënt met zijn keuze op te nemen in het dossier. Juridisch is nog meer gerechtvaardigd dat de behandelingsbeslissing wettelijk aan de patiënt wordt toegewezen, tegenover het voorstel van de arts. Verder stellen wij met ongerustheid vast dat de terugbetaling van bepaalde geneesmiddelen beperkt wordt tot een voorschrift vanuit academische hoek. Dit is strijdig met de vrije keuze van middelen. 9. Levenskwaliteit Het evenwicht tussen beroeps- en privéleven is gekoppeld aan uitzicht op voldoende inkomsten voor een activiteit van 38 uur/week, inclusief wachtdiensten. Op dit punt is overleg nodig, want de huidige jaloezie tegenover de inkomsten van artsen negeert het feit dat hun inkomsten per uur met hun kosten, hun korte loopbaan en de belachelijke pensioenen die bovendien worden afgetopt door een beperking van activiteiten in gedeplafonneerde cumul, de 'rijkdom' fors verlagen vergeleken met sommige beroepen die allerminst dezelfde openbare dienst verzorgen of dergelijke verplichtingen hebben. 10. De wachtdiensten Wat wachtdiensten betreft, zou niet-gerechtvaardigde ziekenhuisopname volgens het regeerakkoord bestraft moeten worden. Hoe deze doelstelling bereikt moet worden, is niet beschreven. Economisch gezien mag men echter niet vergeten dat de spoeddienst van een ziekenhuis geopend is, om het even of er patiënten zijn of niet. Medisch gezien 5
moet men, net zoals men overbodige oproepen moet vermijden, ook omgekeerd vermijden dat men aarzelt de spoeddiensten te bellen als dat wél nodig is. 11. Extramurale behandeling Vanuit het standpunt van de instellingen zal de transfer van T-bedden naar extramurale vormen, d.w.z. ten laste van de patiënt, leiden tot aanspreken van het budget van de gezinnen of van het OCMW, afhankelijk van de inkomsten, in vaak penibele situaties. De samenwerking van de psychiater moet worden voorzien. 12. Competentiedeling Aangaande de rol van de diverse actoren (specifieke doelgroepen) (p. 65), herinneren we eraan dat artikel 35 12 tot 15 van KB 78 voorziet in verplicht overleg tussen de minister en de representatieve artsenverenigingen. Het gaat om een direct overleg, als gevolg van de opheffing van de sectie 'artsen' in de Hoge Raad van Gezondheidsberoepen. 13. Overleg met de patiënten Wat de modernisering van het overleg aangaat (p. 67), noteren wij een direct overleg met patiëntenvertegenwoordigers. Deze rol wordt nu opgeëist door de ziekenfondsen, maar deze moeten dus worden vervangen in het overleg. Dit zal logischer zijn, want als vertegenwoordigers van hun leden worden de ziekenfondsen geconfronteerd met het belangenconflict van de verzekeraar die zo weinig mogelijk verzorging wil terugbetalen, ten nadele van de patiënt. De respectieve rollen moeten logischerwijze herschikt worden in de commissies voor conventie en akkoord. Het overleg met de ziekenfondsen moet in het licht van de wetswijziging worden beperkt tot hun verzekeraarsfunctie, d.w.z. terugbetaling, zonder uitweiding inzake tarieven of uitvoeringsvoorwaarden: hierover moet volgens uw standpunt worden onderhandeld met de patiëntenvertegenwoordigers. Deze kunnen met de ziekenfondsen onderhandelen over de bestemming van aanvullende verzekeringen tot nietterugbetaalde verzorging in plaats van een abonnement op de sporthal. 14. eHealth De data-inzameling (pp 70 en 71) moet het voorwerp van extreme waakzaamheid blijven om belangenconflicten bij de bestuurders van eHealth te vermijden. We vragen verbod op cumuleren van leidende functies binnen eHealth en in de Commissie tot Bescherming van de Privacy. 15. De ziekenhuisfinanciering (punt 3.6.4.)
6
De intentie van de Regering om de hervorming van de financiering voort te zetten in de lijn van vorige Regering, wekt ernstige twijfels. De kwaliteit en de patiëntentevredenheid zijn bewezen en worden ons benijd door burgers van landen waar de kosten hoger zijn (zoals Nederland) en die zich in ons land komen laten behandelen. En we hebben het niet over de Engelsen. Het plan dat het KCE aan de minister voorstelt, draagt kiemen van een rantsoenering die niet bespaart maar integendeel het budget zal verhogen door alle bureaucratische en dure kwaliteitsevaluaties vanwege de onvermijdelijke bijbehorende consultants. We verwijzen naar punt 4.3. p. 27 van rapport 229 van het KCE. De betaling van de directe werkingskosten, vooral B2 van het BFM, evenals de "zuivere" honoraria per uur voor de artsen zouden worden betaald per pathologie. Waar wij uw aandacht op willen vestigen, is dat elk ziekenhuis pathologiequota's met een ernst van 1 tot 3 behandelingen zou ontvangen. Voor het KCE staat een quotaoverschrijding gelijk met overconsumptie: de financiering van de verzorging zou eerst verminderd en dan opgeheven worden, terwijl de patiëntenstroom niets te maken heeft met het aanbod in de bedoelde APR-DRG's. Dit betekent dat bijv. een APR-DRG 139-patiënt (longontsteking) om een of andere reden in november niet meer gehospitaliseerd kan worden indien de quota's uitgeput zijn. De bevolking zou m.a.w. te veel longontstekingen geconsumeerd hebben. Het tarief zal in dat geval verlaagd worden, terwijl de lonen van verpleegkundigen en onderhoudspersoneel en de verblijfsduur niet dalen, en de zorgkosten identiek zijn aan die van de 1e APR-DRG die in januari werd behandeld. De degressieve terugbetaling door de FOD Volksgezondheid van kosten die worden gegenereerd door gemeenschappelijke en te herverdelen kostencentra, bijv. afschrijvingen, is te rechtvaardigen. Aangezien deze al buiten de pathologiefinanciering vallen, begrijpen we echter niet goed de filosofie van vermindering van de variabele werkingskosten die niet degressief zijn in de supplementaire zorgverstrekking (lonen, verblijven, medicatie). In de hypothese van zuivere honoraria voorziet het project in een praktijktoelage voor extramuraal praktiserende artsen. Deze zal moeten volstaan én het voorwerp zijn van onderhandelingen met de representatieve artsenverenigingen. Het bestaan van een extramurale sector is essentieel: deze voorkomt een duur hospitalocentrisme dat wij bestrijden omdat het een aantasting vormt op de mededinging door vrije vestiging waar de EU naar streeft, en omdat het de vrije keuze van de patiënt ondergraaft. Wij zijn volledig gekant tegen het zuivere honorarium omdat dit per definitie de arts berooft van de middelen die hij onmisbaar acht voor een kwaliteitsvolle behandeling 7
conform de vooruitgang van de wetenschap, in het belang van de patiënten. Zijn aansprakelijkheid en de bescherming van zieke mensen staan op het spel. Los van deze principes eisen de toelagen een installatieprogramma waartegen wij ons verzetten. De herziening van de nomenclatuur zal jaren vragen om de noodzakelijke kosten vast te stellen. Wij voegen als bijlage een completere analyse van de pathologiefinanciering toe, van de hand van onze jurist, dhr. Anrys. 16. Honoraria Wat betreft betaling per uur, na uitzuivering van de kosten: dit zou enerzijds lange onderhandelingen meebrengen maar anderzijds ook een ondergraving van het statuut van zelfstandige dat de beheerders wensen om te ontsnappen aan RSZ en RIZIV, om een kostenverhoging te vermijden. Wij vestigen in dit verband uw aandacht op de tegenstelling tussen dit KCE-voorstel voor betaling per uur en de wet-Laruelle en de vermoedelijke herkwalificatie van een betaling per uur tot arbeidsovereenkomst als werknemer, met de RSZ-kosten die de vroegere Regeringen de ziekenhuizen wilden besparen. 17. Openbare aanbestedingen Sommige interpretaties luiden dat de ziekenhuisarts – als zelfstandige – zou moeten worden aangeworven (!) via offerteaanvraag in het raam van de wet op de openbare aanbestedingen. Zij verwijzen hierbij naar het principe dat in Frankrijk geldt. Het Belgische statuut van ziekenhuisarts is uniek in Europa. De aansluiting op het sociaal statuut der zelfstandigen (RSVZ) heeft wettelijk geen uitstaans met de aard van het contract (wet van 27/12/2006, artikelen 333 en volgende). Het statuut van zelfstandige voor de ziekenhuisartsen in België komt louter voort uit de wil van de Regering om de ziekenhuizen vrij te stellen van RSZ. De driehoeksrelatie arts – patiënt – ziekenhuis en de aansprakelijkheid van de arts moeten worden bevrijd van de overconsumptievoorwaarde die de keuze van een ziekenhuisarts zou bepalen (het voordeligste aanbod mag niet alleen rond dit aspect draaien vermits de algemene reglementering van het ziekenhuis wettelijk doorweegt wat de uitoefeningsvoorwaarden betreft). Om deze materie op te helderen, rekening houdend met de realiteit van de werkrelaties in het ziekenhuis en met het belang van de patiënten, vragen wij een ontwerp van uitleggingswet dat preciseert dat aanstellingen van ziekenhuisartsen niet via openbare aanbestedingen verlopen. 8
Titel IV van de ziekenhuiswet creëert namelijk een statuut dat de jurisprudentie ondubbelzinnig acht in de werkrelaties. Zodra er een hiërarchie bestaat, een te respecteren organisatie, een integratie van de activiteit in het ziekenhuis, moet dit statuut worden beschouwd als "een arbeidsplaats" in de ruime zin (ook al wordt het niet beschouwd als een arbeidsovereenkomst van loontrekker in RSZ-betekenis krachtens een RSZ-rechtsvermoeden, zonder impact op de aard van het contract). De Richtlijn sluit elk arbeidscontract uit van openbare aanbestedingen. Een federale wet die zich beroept op Belgische jurisprudentie zou dus een uitsluiting op die basis kunnen uitvaardigen. Wij oordelen dat de wet van 15 juni 2006 moet worden vervolledigd en dat de 'aanwervingen' (zoals minister Di Rupo dit noemt) van artsen moeten worden uitgesloten uit de wet op de overheidsopdrachten van 15 juni 2006 door te verwijzen naar uitzonderingen in de Richtlijn, de specifieke noden van de sector en het algemeen belang. Het belang van de gezondheid geniet voorrang op de vrijmaking van de markt. Wat de pensioenen aangaat De BVAS vraagt uw aandacht om de referentieloopbaan, die recht geeft op cumuleren van pensioen en beroepsinkomsten, toegankelijk te maken voor de artsen. Er dient rekening gehouden te worden met de 3 tot 6 jaren 'dwangarbeid' van 60 uur/week als assistent die nu niet worden meegerekend in de loopbaan, terwijl het werk als assistent niet gepaard gaat met RSZ-pensioenbijdragen en in die zin geen rechten oplevert. Het alternatief is het wetsvoorstel-Bacquelaine (rekening houden met achteraf bijgepaste bijdragen om de loopbaan te bepalen) te transformeren tot wetsontwerp. 18. De uitbreiding van de financiering van de stages De BVAS neemt akte van, en is verheugd over het feit dat de Regering de subsidiëring van de stages van kandidaat-specialisten, die nu al geldt voor stages in academische ziekenhuizen, zal uitbreiden tot alle stagediensten in de algemene ziekenhuizen. 19. Niet-conventionele praktijken Volgens het akkoord wordt een oplossing gezocht voor de erkenning van de osteopaten en chiropractici wat betreft activiteiten die het KCE als EBM beschouwt, en zal de wet van 29 april 1999 betreffende de niet-conventionele praktijken geëvalueerd worden. De artsen worden gestimuleerd om in de geneeskunde waar mogelijk de EBM-principes toe te passen. Hoewel het KCE in 2011 drie rapporten publiceerde die wetenschappelijk aantoonden dat de niet-conventionele praktijken weinig of geen medisch nut hebben, heeft de vorige minister desondanks de homeopathie laten erkennen bij middel van het KB van 26 maart 2014 (Belgisch Staatsblad van 15 mei 2014). Hoewel de homeopathie gelukkig nog niet wordt terugbetaald, kan dit leiden tot meer uitgaven wanneer patiënten de kans op een gepaste diagnose en therapie links laten 9
liggen en pas doeltreffende behandeling krijgen zodra de onvermijdelijke complicaties opgetreden zijn. Er bestaan plannen voor de erkenning van osteopathie en chiropraxie. Hun beoefenaars eisen het recht om radiologie, NMR en andere klinische onderzoeken voor te schrijven, ook al zijn ze geen arts. Dit lijkt ons medisch en budgettair onverantwoord, uitgerekend nu de artsen groot belang hechten aan een vermindering van het aantal ioniserende bestralingen in België, en zij erin slagen om de uitgaven in radiologie en biologie te beheersen. De enige oplossing voor de recurrente problemen die werden gecreëerd door de wet-Colla van 29 april 1999 betreffende de niet-conventionele praktijken, met inbegrip van de ± € 80.000 boetes die de Staat in 2010-2012 aan de osteopaten heeft betaald, is de intrekking van genoemde wet-Colla. Wij zijn graag bereid tot elk gesprek met betrekking tot deze punten.
10