Randsymposium van de Orde van den Prince Dilbeek 18 november 2006 De problematiek van de rand is een oud zeer waar reeds vele colloquia, studies en publicaties werden aan gewijd. Het blijft een actueel probleem dat niet weg te branden is uit de politieke actualiteit. Het is een gebied dat onder druk staat van een expansieve hoofdstad wat leidt tot taalpolitieke spanningen. Er wordt ook op gewezen dat de groeiende invloed van Euro-Brussel, de ontwrichting van de lokale gemeenschappen bevordert. Anderzijds is de Vlaamse rand ook een welvarende streek met een sterke economische bedrijvigheid waar de werkloosheid zeer laag is. De laatste maanden gingen er van Franstalige kant weer stemmen op om een deel van de rand bij Brussel aan te hechten. Het is een steeds weerkerend probleem waarmee de Vlaamse politici worden afgedreigd. Tegenover een homogeen Franstalig front staat er doorgaans "een Vlaams heir" in verspreide slagorde. Men ligt in Vlaanderen niet wakker van het probleem. De rand is voor de meeste Vlamingen een "ver van mijn bed show". Men komt er in september vrijblijvend gordelen en daarna gaat men opnieuw over tot de orde van de dag. Met dit Randsymposium wil de Orde van den Prince nog eens extra de aandacht vestigen op het probleem dat voor Vlaanderen van cruciale betekenis is. President Frank Meysman stelt de vraag hoe er meer interesse en begrip zouden kunnen groeien in Vlaanderen voor de problematiek van de Vlaamse rand rond Brussel. Verschillende thema's werden de het afgelopen jaar in werkgroepen behandeld. De resultaten werden op 18 november ter discussie gesteld in de Westrand te Dilbeek. Inleidende toespraak door Luc Deconinck In een inleidende toespraak gaf Luc Deconinck, voorzitter van VZW De rand, toelichting bij de problematiek. De rand werd opgericht in 1996 door een decreet van de regering Van den Brande. De Vlaamse regering en de provincie Vlaams Brabant waren partners en de missie bestond er in het Nederlandstalig karakter van de Vlaamse rand "ondersteunen, uitstralen en bevorderen". De spreker behandelde twee thema's. 1. Situering en belang van de regio Rand. Vlaams-Brabant telt 1.044.000 inwoners (Brussel telt er 1.018.000). Halle-Vilvoorde telt 35 gemeenten met 576.000 inwoners. Dit betekent 55% van Vlaams-Brabant en 9,5 % van het VlaamsGewest. De Rand omvat 19 gemeenten die grenzen aan Brussel-Hoofdstad of aan de faciliteitengemeenten. . Er wonen 392.391 mensen wat 6,5 % betekent van het Vlaams Gewest. De werkloosheid schommelt in Halle-Vilvoorde rond de 6% (47,8 % anderstaligen). Te Brussel is dat 22%. 2 de uitdagingen in de Rand. Een van de grootste uitdagingen in de Vlaamse rand is de grote migratie en het darmee gepaard gaande verdringingseffect. Als illustratie gaf de spreker de situatie van 2003. Migratiesaldo voor 2003 naar de Rand Buitenlanders - vanuit Brussel + 1047 - vanuit buitenland + 427
Belgen vanuit Brussel + 3534 Belgen naar Vlaanderen - 1895 Belgen naar Wallonië - 940 Deze evolutie leidt tot een "ontvlaamsing" of "ontnederlandsing zoals aangetoond in een studie van Gunter Desmet. In de communicatie met Kind en Gezin gebruiken in Halle-Vilvoorde 58,7 % het Nederlands en 41,3% niet het Nederlands. Van dit laatste percentage gebruiken 25% noch het Nederlands noch het Frans. Het betreft hier kinderen geboren in 2004. In deze percentages is het grote aandeel van de faciliteitengemeenten opvallend. In de basisscholen van de Rand (19) is een op de drie kinderen anderstalig. (9788 op 31.609) Ter vergelijking: in Antwerpen praat bijna 6 op 10 kinderen thuis geen Nederlands. Uit de verkiezingsuitslagen blijkt dat het aantal Franstalige stemmen in de Rand blijft stijgen. De splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde blijft uiterst belangrijk. Volgens Luc Deconinck zijn er enkele voorwaarden nodig voor een succesvol Randbeleid. In de eerste plaats is een absolute federale loyauteit nooodzakelijk die respect opbrengt voor de deelstaten en de grenzen. Men moet ook hier het principe van niet inmenging huldigen, wat niet gebeurt (cfr. Het Franstalig strijdblad Carrefour dat massaal verspreid wordt in de Rand). Verder zijn een splitsing van de kieskring BHV en de splitsing van het gerechtelijk arrondissement nodig. De Franstalige basisscholen in de faciliteitengemeenten moeten door de Vlaamse gemeenschap geïnspecteerd worden. Brussel, moet uitgroeien tot een echte tweetalige hoofdstad. Hierbij stelt de spreker vragen bij de resultaten van het Franstalig onderwijs. Tenslotte pleit Luc Deconinck voor meer ambitie, vaste wil en gedrevenheid bij de Vlamingen. Met een verwijzing naar prof. Castells (Berkeley) breekt hij een lans voor een positieve en begeesterende "projectidentiteit" in tegenstelling tot een "defensieve identiteit". Verschillende nijpende problemen werden behandeld in themaronden Themaronde Economie, Mobiliteit en Huisvesting De Rand is een aantrekkelijk en welvarend gebied maar toch zijn de problemen niet te onderschatten. Huisvesting wordt onbetaalbaar, het verkeer loopt vast, de luchthaven is een economische groeipool maar veroorzaakt ook hinder. Een verstedelijkingsproces werkt de verfransing in de hand. Moet Vlaanderen dat bevoegd is voor ruimtelijke ordening hier geen specifieke maatregelen treffen, Jan Van Doren en de samenwerking tussen Brussel en de rand De themaronde werd geopend door Jan Van Doren, adjunct-directeur Voka-Kenniscentrum, met een aantal boodschappen. Hij wees erop dat Brussel een economische troefkaart is voor de Vlaamse Rand. De hoofdstad is de 5de Europese zakenstad, de 15de wereldstad (ranking internationale centrumfunctie); er bestaan 1800 buitenlandse ondernemingen die 230.000 jobs bieden. Verder is de stad interessant voor het zakentoerisme en als hoofdstad van de EU. De stad heeft toekomst als EU beslissingscentrum en dienstencentrum en wegens haar centrale ligging in de Europese "banaan". Het is opmerkelijk dat een deel van de economische activiteit verschuift van Brussel naar de Rand. Daardoor kent de Rand (Vlaamse en Waalse) de sterkste economische groei. De werkgelegenheid groeit er fors. Er bestaat tevens een sterke pendel uit de Vlaamse Rand naar Brussel. Volgens de
spreker heeft Brussel geen toekomst buiten de Vlaamse ruit Brussel, Gent, Antwerpen, Leuven. Dit gebied is het enig Vlaams stedelijk netwerk op internationaal topniveau en is te vergelijke met Randstad-Holland, het Roergebied, Greater London, Ile-de-France en Noord-Italië. Brussel heeft geen toekomst buiten de Vlaamse ruit waarin Zaventem een internationale poort betekent. De economische toekomst van de Vlaamse Rand ligt in diensten en bedrijven. De dienstenintensiteit en de werkgelegenheid in die sector in Halle-Vilvoorde zijn bijna het tweevoud van het Belgisch gemiddelde. Met 70% boven het landelijk gemiddelde heeft zij veruit de hoogste intensiteit. Voorbeelden zijn de distributiecentra zoals Colruyt, koerierdiensten zoals DHL, TNT, UPS, bagageafhandeling en catering zoals Aviapartners, en informaticabedrijven zoals Cap Gemini en Dolmen. De tewerkstelling in de publieke sectot daarentegen is relatief het kleinst in de publieke diensten en bedraagt amper 60% van het landelijk gemiddelde. De industriële tewerkstelling is relatief het kleinst na Leuven en Oostende. Er moet geïnvesteerd worden in de Vlaamse Rand en samengewerkt met Brussel. De Vlaamse rand is immers na Antwerpen de belangrijkste economische pool van Vlaanderen. Samen met Brussel is het zelfs belangrijker dan het Antwerps bekken. Volgens de spreker is het Vlaams stedelijk gebied rond Brussel ruim en biedt het veel opportuniteiten voor economische activiteiten. Hij pleit voor het complementair inzetten van het GEN (NMBS) en Brussel-Brabant-Netwerk (De Lijn) voor de ontsluiting van het grootstedelijk gebied. Zaventem is zowel een Vlaams en Brussels dossier en de ring ten zuiden van Brussel moet gesloten worden. De mobiliteit naar de Vlaamse rand moet bevorderd worden. Daarom moet de kennis van het Nederlands bij de Brusselaars bevorderd worden en geïnvesteerd in meertaligheid. De samenwerking tussen Vlaanderen en Brussel moet institutioneel versterkt worden. Herman Baeyens en de Groene Gordel en de Ruimtelijke Ordening in de Rand De spreker schetst de oorsprong van het "Groene Gordel" concept. Hij wijst op de verschillende betekenissen van "de groene gordel" en wijdt daarna uit over de oorsprong van het "Groene Gordel" concept in de ruimtelijke ordening. Hij wijst op het "Plan Alpha" (1958) met een groene gordel buiten de grote ring rond Brussel. Daarachter zouden er zich satellietsteden bevinden om de groei van Brussel op een geordende wijze op te vangen. Een belangrijk moment was de publicatie in 1964 door Mens en Ruimte van "De Brusselse Randgemeenten. Hierin werd vooropgesteld dat de ongeordende verkavelingen leidden tot een massale verfransing van de Vlaamse rand. De bewustwording van dit pijnlijk maatschappelijk probleem bij politici leidde in 1967 tot het Eerste Gewestplan Halle-Vilvoorde Asse met het concept van een "Groene Gordel" zonder satellietsteden. Deze evolutie mondde uit in de vastlegging van het Gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse bij Koninkilijk Besluit in 1977. Hierin werd resoluut geopteerd voor een duidelijk "Groene Gordel beleid" wat een selectief buitengebiedsbeleid en een beperking van de bouwlagen impliceerde. De beperking van de bouwlagen zette immers een rem op de verstedelijking en dus ook op de verfransing. Deze politiek van ruimtelijke ordening stoelde op een breed maatschappelijk draagvlak. De sociale beweging stond er achter want zij opteerde voor werk in eigen streek en voor de decongestie van Brussel. De Vlaamse Beweging steunde het project omdat daardoor de olievlek (verfransing) kon ingedijkt worden. Ook de prille milieubeweging was enthousiast want zij zag het gewestplan als een eerste aanzet voor een groenstrategie voor Vlaanderen. Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen van 1997 betekende een trendbreuk. Op dat ogenblik doet het begrip "Vlaams Stedelijk Gebied rond Brussel" zijn intrede. Dit betekent dat grote gebieden in de rand als stedelijk gebied erkend worden wat ondermeer impliceert dat daar duidelijk geopteerd
wordt voor meerdere bouwlagen zodat het verstedelijkingsproces en dus ook het verfransingsproces nog versneld wordt. Het RSV deed een storm van reacties opgaan in de Vlaamse rand. Het Vlaams parlement eist het behoud van de "Groene gordel" maar het "Vlaams Stedelijk Gebied rond Brussel" blijft verwarring zaaien. Het staat dan ook volledig in tegenstrijd met het algemeen beleid in de Vlaamse rand. Welke uitwegen uit de impasse ziet de spreker? Het focusrapport "Vlaams Stedelijk Gebied rond Brussel" in concentrische kring rond Brussel moet principieel verworpen worden. Als enige uitweg ziet hij een afbakening van het "Groene Gordel" gebied of desnoods een beperking van het SVGB tot Zennestad Noord (Vilvoorde-Zaventem met START-project) en eventueel Zennestad-Zuid (Drogenbos-Halle). Rapport door de voorzitter Dirk Heremans Vlaanderen moet investeren in het economisch weefsel van de rand. Dienst- en kennisbedrijven zijn er een belangrijke troef in een tijdperk van globalisering. Er zijn arbeidskrachten nodig uit Brussel waar de werkloosheidsgraad zeer hoog is zodat daar de studie van het Nederlands moet bevorderd worden. Het verkeer rond Brussel staat dikwijls stil zodat maatregelen zich opdringen. Er wordt gepleit voor samenwerking tussen het GEN (NMBS) en het Brussel-Brabant-Netwerk (De Lijn) die zich complementair moeten inzetten voor een ontsluiting van het groot-stedelijk gebied en dit niet alleen met sterverbindingen naar de hoofdstad. De grote ring ten zuiden van Brussel moet op milieuvriendelijke wijze gesloten worden. Indien Brussel meer geld vraagt kan Vlaanderen alleen voorwaardelijk over de brug komen en moet er in Brussel een en andere veranderen. De verstedelijking (hoogbouw en verdichting van de bebouwing) in de Vlaamse Rand leidt onvermijdelijk tot verfransing. Daarom moet er uiterst voorzichtig omgesprongen worden met het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Het Vlaams stedelijk Gebied in concentrische cirkels rond Brussel moet afgewezen worden. De hoofdstad mag haar problemen niet exporteren naar de Rand. Een Groene Gordelbeleid blijft noodzakelijk. Er moet ook meer orde komen in de onoverzichtelijke structuren van de sociale huisvesting. Themaronde Gezondheidszorg De gezondheidszorg in de Rand kampt met een aantal problemen die reeds herhaaldelijk zijn aangekaart of aan de kaak gesteld maar waar nog steeds geen valabele oplossingen voor gevonden werden. Tot in den treure werd reeds aangeklaagd dat zieken, bejaarden, kinderen en gewonden naar ziekenhuizen worden gevoerd door Nederlandsonkundig personeel. Men neemt ook de Vlaamse plannen om een efficiënte eerste lijn uit te bouwen met de huisarts als coördinator van een eerstelijnszorgteam, niet ernstig. Men zweert bij een centralistisch ziekenhuisbeleid, de oprichting van Franstalige megaziekenhuizen maar men weigert de gevolgen te dragen van het financieel failliet. Vlaanderen betaalt via de financiële transfers de kosten en heeft dan geen geld om een eerste lijn uit te bouwen. Voor de discussie werd een filmpje afgedraaid opgenomen met een verborgen camera. Hieruit blijkt dat de Vlamingen in de Brusselse ziekenhuizen het recht ontzegd wordt om in hun eigen taal behandeld te worden. De mistoestanden in de Brusselse ziekenhuizen waar de Nederlandstalige
patiënt het slachtoffer van is zijn niet te tellen. Het intimideren en pesten van Nederlandstalige artsen is ook een feit . Het is een oude klacht maar er verandert weinig. Vlaamse artsen en specialisten moeten letterlijk en figuurlijk hun plaats opeisen in de Brusselse ziekenhuizen. Op 15 november is men gestart met een "zorgnet". Men biedt aan de patiënten een gezondheidszorg van hoge kwaliteit aan in hun eigen taal. Alle Nederlandstalige zorgvertrekkers uit de Rand en Brussel kunnen aan dit project meewerken. Er wordt aan de kaak gesteld dat vragen van volksvertegenwoordigers over deze gezondheidsproblemen niet of zeer laat en dan nog onvolledig of niet ter zake beantwoord worden door de huidige federale minister. Een groot probleem in de zuidelijke Rand bestaat er in dat er geen degelijke MUG-dienst bemand met een arts bestaat. Er is alleen een PIT, een paramedisch interventieteam. Vlaanderen kiest voor een gezondheidszorg waar de patiënt, de eerste lijnsverzorging, de huisarts en de thuiszorg centraal staan. Franstalig België kiest voor het ziekenhuiscentrisme. De spoedgevallen zijn de eerste lijn. Er wordt aangeklaagd dat er geen investeringen in de huisartsgeneeskunde in de Rand en in een degelijke wachtdienst van Nederlandstalige huisartsen. De huisarts in de Rand is een bedreigde soort door de oprukkende verbrusseling waar voor huisartsen nog weinig plaats is. Zij zijn vervangen door anonieme specialisten, welig tierende polyklinieken, gezondheidscentra en ondoorzichtige ziekenhuizen met soms beperkt aanbod. Men geeft het voorbeeld van Zaventem waar er thans twee artsen minder zijn dan in 1981 ondanks het fors gestegen aantal inwoners. Met moeite kunnen de wachtdiensten verzorgd worden zodat men op zoek moet naar een externe wachtarts. Mogelijke oproepen worden veelal afgeleid naar onder meer SOS médecins, een vrijwillige Franstalige wachtdienst die 44 gemeenten bezoekt en zich dus niet beperkt tot de negentien Brusselse gemeenten. Volgens een panellid zijn zij niets verplicht, bieden geen zekerheid qua opleiding, ervaring, tarief en accreditering van hun artsen. Sedert 1 oktober is men ook gestart met een huisartsenwachtpost aan de rand van Brussel naast de spoedgevallendienst van de UCL. Zij bieden geen vaste arts, geen dossier en geen zekerheid van enige praktijkervaring of bijscholing. De huisarts heeft het in de Rand dus niet gemakkelijk en er zijn dringend impulsen nodig om zijn centrale rol in de gezondheidszorg te blijven spelen. De besluiten luiden als volgt: de volledige en wettelijke splitsing van de gezondheidszorg dringt zich op. De organisatie van de gezondheidszorg komt toe aan de gemeenschappen en niet aan de gewesten, zo ook voor de medische urgentie . Dit betekent ook een appel aan het opnemen van Vlaamse eindverantwoordelijkheid. Men pleit voor een coherent en geïntegreerd beleid met eigen klemtonen, eigen budgetten. Men wenst te responsabiliseren met het oog op een efficiënt en rationeel beheer. Men is ook voorstander van een eigen "kenniscentrum" en "contingentering". Themaronde Onderwijs De taalproblematiek is niet alleen meer een louter Brussels gegeven. Steeds meer VlaamsBrabantse scholen worden geconfronteerd met leerlingen die het Nederlands niet meer als moedertaal hebben en zelf de taal nauwelijks machtig zijn. Uit onderzoek blijkt dat deze groep steeds groter wordt en ook diverser wordt. Naast de traditioneel sociaalsterke groep Franstaligen treft men nu ook meer en meer sociaalzwakkere nieuwe Vlamingen aan in de scholen van de Rand. Een beleid dat rekening houdt met deze diversiteit lijkt een echte noodzaak. Maar volstaat deze diversiteit wel? Draagt ons onderwijs wel voldoende uit dat taal en cultuur geen neutrale gegevens zijn maar een rol spelen in eenieders integratie in de samenleving? Beseffen leerlingen, leerkrachten, directies en ouders voldoende dat taalachterstand en sociale achterstand hand in hand gaan? En waarom zou dat bewustzijn van het belang van de taal en cultuur moeten eindigen samen met het leerplichtonderwijs? Daarom doopte de werkgroep onderwijs zich om tot
een werkgroep vorming en bewustmaking. Niet de klachten over de vele talen die men hoort aan de schoolpoort brengt ons samen, wel het strategisch denken over de vraag hoe we bij jong en oud kunnen uitdragen waarom Vlaams-Brabant Nederlandstalig en landelijk is. Tijdens de themaronde werd de nadruk gelegd op de grote diversiteit van de actoren in de onderwijskwestie binnen de Rand Het is absoluut noodzakelijk het probleem wetenschappelijk en systematisch aan te pakken, waarbij rekening wordt gehouden met grote evoluties als internationalisering en suburbanisering. Vandaar dat men een beroep moet kunnen doen op cijfergegevens die de situatie kunnen objectiveren en die het fenomeen zijn betekenis kan geven. Op basis van deze gegevens kon worden vastgesteld dat zowel de uitstroom van Brussel naar de Rand als de uitstroom van de Rand naar de rest van Vlaanderen voornamelijk jonge gezinnen betreft – en dus per hypothese ook een grote invloed zal hebben op de schoolbevolking. Daarnaast blijken de hierboven vermelde deelpublieken ook elk een eigen schoolkeuze te hebben, wat een eenduidig beleid alles behalve vanzelfsprekend maakt. Het is ook duidelijk dat de Brusselse ervaring buitengewoon nuttig kan zijn voor een begrip van de situatie in de Rand en ertoe kan bijdragen dat we bepaalde valkuilen leren vermijden. Hierbij ging men er over akkoord dat niet elk middel geschikt is. Met geldmiddelen en meer lestijden alleen komt men er niet. Men moet in de eerste plaats een project hebben. Het komt er zeker op aan het belang van iedereen (dus zowel Nederlandstaligen als anderstaligen na te streven) en ook alle actoren in het debat rond het taalbeleid te betrekken. Het volstaat dus niet dat de directie een visie hieromtrent heeft, deze moet ook gedragen worden door de leerlingen zelf, de ouders en andere personeelsleden. Een integratiebeleid is een absolute noodzaak maar de betrokkenen moeten wel meewillen, zo niet is de efficiëntie van de gedane inspanningen hoogst dubieus. Men opteert best voor het aanlokkelijk voorstellen van talen. Het aantrekkelijk maken van het Nederlands in de Rand is een absolute prioriteit, waarbij moet gekozen worden voor een strategie die verder gaat dan loutere symptoombestrijding en gebaseerd is op belonen en verleiden, veeleer dan op bestraffing en principes. Themaronde Jongerenbeleid en cultuur Heeft de Rand de infrastructuur, middelen, verenigingen en programma's voor een volwaardig eigentijds cultuurprogramma? In welke omstandigheden, met welke steun, met welke fundamentele moeilijkheden moeten onze jongeren hun eigen identiteit bewaren en tegelijkertijd openstaan voor andere cultuurgemeenschappen? Tijdens de themaronde werden aanbevelingen naar het beleid geformuleerd inzake meer kennis en meer actie. Er werd gepleit voor het verrichten van meer onderzoek naar onze eigen identiteit maar ook naar de geschiedenis, cultuur en economie van andere culturen en hun impact op onze eigen cultuur. Vandaar dat er nood is aan een denktank in de Rand, nood middelen voor onderzoek. Men pleit ook voor meer kennisoverdracht via scholen, media en culturele centra. In het kader van actie wijst men op de noodzaak om actoren met betrekking tot cultuur voor jongeren zoals culturele centra en jeugdcentra beter te positioneren. Culturele centra, gemeenschapscentra gemeentelijke jeugddiensten moeten versterkt worden met de missie van een adviserend bedrijf naar jongerenverenigingen. Er moeten competentiecentra komen voor programmering, creativiteit, interculturele activiteiten en de positionering van verenigingen en activiteiten. Er werd verder gepleit voor een infrastructuur voor nicheactiviteiten en voor administratieve ondersteuning. Wat specifieke acties betreft moet men als doelgroep nemen de jongeren aangesloten bij
verenigingen uit de Rand, zowel Vlaamse als anderstalige. Er werd gepleit voor culturele actoren liefst gedeeltelijk verbonden met de rand. De ondersteuning dient te gebeuren via culturele centra en gemeenschapscentra van de Rand en de VZW De rand. Themaronde Media Het panel bestaande uit journalisten die actief zijn in verschillende de Rand, concentreert zich op een aantal Randspecifieke media zoals Ring-TV, de Randkrant en de gemeenschapskranten. RingTV ging op 1 maart 1995 van start vanuit Vilvoorde in het voormalig VTM-gebouw. Dagelijks heeft Ring-TV een 100.000 tot 120.000 kijkers wat iets minder is dan andere regionale zenders. De opdracht van deze zender is niet eenvoudig omdat hij geconfronteerd wordt met een heterogeen gebied bestaande uit subregio's die weinig met elkaar te maken hebben. Er bestaat geen "wijgevoel" in deze regio zodat bij de programmering rekening moet gehouden worden met deze grote verscheidenheid. Het is de bedoeling alle inwoners van de regio, dus ook de anderstaligen te bereiken. De Randkrant brengt gevarieerd nieuws over het leven in de rand en beschikt over voldoende onafhankelijkheid. Enkele artikelen worden in andere talen kort samengevat omdat het doelpubliek alle inwoners van de rand is. Het doel is de sociale cohesie van de bevolking te ontwikkelen en de integratie te bevorderen. Vraag is wat men hiermee bedoelt. Streeft men naar een minimale (bv. kennis van de wetten) of een maximale integratie op langere termijn? Men opteert in de Randkrant niet voor betogende artikels maar voor informatieve bijdragen. De gemeenschapskranten van hun zijn zeer plaatselijk en bieden dan ook lokale informatie vooral over het verenigingsleven en de lokale activiteiten. Zij moeten een tegengewicht vormen tegen het Franstalige nieuws en moeten de filosofie van De rand bij de mensen brengen. De doelstellingen van de besproken media zijn dus zeer diversen betreffen informatieverspreiding, gemeenschapsvorming, entertainment en cultuur. Tijdens de bespreking werd ook aandacht besteed aan de financiële middelen van de media. Er wordt ook aandacht besteed aan de vorm waarin de media opereren. Men is permanent bekommerd om een verbetering van het aanbod. Zo zal het weekoverzicht op Ring-TV binnenkort een mogelijke ondertiteling in het Frans of het Engels krijgen. In principe is er geen bezwaar tegen een redactionele samenwerking van Ring-TV met andere media zoals TV-Brussel, ROB-TV of Studio Brussel. Maar in de praktijk is dit niet evident wegens het verschil in karakter van de media. Ook omdat de regio talrijke gemeenten kent die aan bod willen komen. Tussen de journalisten van de Randkrant en de gemeenschapskranten bestaat er informele samenwerking. De journalisten in de Rand die gewonnen zijn voor samenwerking met elkaar en met andere media zoals TV-Brussel en met crossmediale verbanden met andere platformen zoals internet en radio en verhoogde interactiviteit met toehoorders en lezers zien ook als een van de hoofdopdrachten het aantrekkelijk maken van Vlaanderen en het Nederlands voor anderen. De toespraak van Frank Vandenbroucke minister bevoegd voor de Rand De minister wil in zijn toespraak in het kort uiteenzetten hoe het leren, kennen, gebruiken en promoten van het Nederlands een hoeksteen vormt van zijn beleid in de Vlaamse Rand. Het Nederlands is niet louter een hoeksteen van zijn Rand-beleid maar meer en meer een centraal aandachtspunt in zijn onderwijsbeleid. De minister gaat akkoord met president Frank Meersman om in Vlaanderen te ijveren voor meer interesse en begrip voor de problematiek van de Vlaamse rand. Hij acht het dan ook opportuun eerder te spreken over "ontnederlandsing" dan over
verfransing. Ontnederlandsing is immers iets dat onderwijsmensen zowel in De Panne, Antwerpen, Mechelen Vilvoorde als in de rand kennen. De minister herinnert er aan dat de Vlaamse regering de Vlaamse Rand definieert als de 19 gemeenten die grenzen aan Brussel of aan een van de faciliteitengemeenten rond Brussel. Uit deze definitie blijkt duidelijk wat deze randgemeenten bindt namelijk de nabijheid van Brussel. Deze nabijheid weegt zwaar door op de Randgemeenten. Ze heeft positieve gevolgen want de bewoners van de rand gaan er winkelen, ontspannen, en kunnen er terecht voor een gespecialiseerde medische zorg. Zij kunnen er ook profiteren van het cultuuraanbod. Er zijn ook negatieve gevolgen. De grootstad zorgt voor verstedelijkingsdruk op de omliggende gemeenten met als gevolg: stijgende grond-en woningprijzen, stijging van de bevolking zonder dat de welzijnsvoorzieningen gelijke tred kunnen houden, groeiende files en druk op de groene ruimte. Dit is een probleem dat velen steden kennen. Maar te Brussel komt daar het taalprobleem bij. Het Nederlands staat er onder druk en maakt een Randbeleid noodzakelijk. De bescherming van het Nederlands, onder de noemer "het bestendigen en versterken van het Vlaams karakter" is dan ook een kerntaak van de minister van de Rand. Er werd de minister gevraagd zijn toespraak toe te spitsen op het taalbeleid maar vooraleer dit probleem aan te snijden wenste hij toch het belang van het economisch beleid. In de regering heeft hij sterk geijverd voor het tot stand komen van "START" en voor de nodige budgettaire middelen. "START" komt neer op investeren in (propere) ruimte voor bedrijven, investeren in leefbare mobiliteit (niet alleen stervormig gericht op Brussel maar ook tussen de centra in Vlaams-Brabant), investeren in talent. Het taalbeleid is dus niet de enige dimensie van het de actie van de Vlaamse regering in de regio maar het promoten van het Nederlands is wel de hoeksteen van de politiek van de minister in de Vlaamse Rand. In de eerste plaats bestaat daarvoor een staatskundige reden, met belangrijke juridische en institutionele gevolgen. Wij moeten de inwoners van de Rand klaar en duidelijk zeggen dat zij behoren tot een gemeenschap waar het Nederlands de officiële taal is. Maar los van formele instituties zorgt taal ook voor samenlevingsopbouw. Als het Nederlands onder druk komt, volgt een vervreemding voor de autochtone Vlaamse bevolking. Omgekeerd zullen anderstaligen en nieuwkomers zich beter kunnen integreren als zij de taal kennen van de gemeenschap waartoe zij behoren. Er zijn natuurlijk een aantal mensen die weigeren Nederlands te leren. Hierop hebben wij weinig vat. Er is echter een groeiende groep anderstaligen die vooral kansen missen omdat zij geen Nederlands kennen in Vlaanderen en de Vlaamse Rand. De eentaligen leveren de grootste groep werklozen. De kennis van het Nederlands is in de rand van essentieel belang voor de ontplooiingskansen van anderstaligen. Cursussen voor anderstaligen zijn dus een noodzaak. In het onderwijs doen we gelijkaardige vaststellingen m.b.t. de taal. Kinderen die sociaal-economisch zwak staan, doen het over het algemeen minder goed in het onderwijs. Een zwakke sociaaleconomische achtergrond wordt als "handicap" in een onderwijsloopbaan enorm versterkt door taalachterstand. Naarmate de schoolloopbaan vordert wordt de taalachterstand steeds belangrijker als verklarende factor voor ongelijkheid in leerresultaten. Dit is zo in heel Vlaanderen en ook in de rand. Het al dan niet Nederlands kennen is niet enkel belangrijk voor het "Nederlandstalig karakter van de Rand. Het heeft ook maatschappelijke implicaties. Niet alleen voor de samenlevingsopbouw, voor het contact tussen autochtone Nederlandstalige bevolking en de anderstaligen, niet alleen voor de communicatie tussen de overheid en de bevolking. Ook voor de ontplooiingskansen van de anderstaligen zelf. Het aanbod om Nederlands te leren mag niet beperkt worden tot een eenmalig aanbod voor
nieuwkomers. Alle anderstaligen in de Rand dienen op verschillende scharniermomenten aangesproken en gemotiveerd te worden om Nederlands te leren. Een eerste scharniermoment is het onderwijs. Gezien het grote aantal leerlingen in de Nederlandstalige scholen in de Rand wordt hier een extra inspanning geleverd. Sinds dit jaar kunnen de Nederlandstalige scholen in de 19 gemeenten van de Raad extra leerkrachten in dienst nemen om de kinderen te helpen Nederlands te leren. Verder komt er een "Tweedelijnsondersteuning" voor de schoolteams van het basisonderwijs om deze opdracht beter aan te kunnen. Het schoolteam zal intensief begeleid worden om in de school op de beste manier taalvaardigheid aan te leren. Dit ondersteuningsbeleid is geïnspireerd op het Voorrangsbeleid in Brussel. Hierbij legt de minister er de nadruk op dat middelen alleen niet volstaan maar dat de aanpak essentieel is. Een tweede belangrijk scharniermoment waarop de inwoners in contact komen met de overheid is in geval van arbeidsbemiddeling en werkloosheid. De VDAB ontwikkelt al enkele jaren een specifiek aanbod voor anderstalige werkzoekenden. Dit taalonderricht spitst zich voornamelijk toe op specifieke vaktechnische termen. En wordt vaak op de werkvloer gegeven. In het kader van het START-project werd de bestaande ploeg "Nederlands op de werkvloer" voor de regio HalleVilvoorde uitgebreid van 6 naar 8. Dit jaar zijn nog 4 extra instructeurs Nederlands aangeworven. Een derde scharniermoment is het huren of of kopen van een woning. Diegenen die niet terecht kunnen op de private woningmarkt komen terecht bij de overheid. Wanneer de overheid een sociale woning verhuurt, is het belangrijk dat huurder en overheid elkaar begrijpen. Dit betekent in de eerste plaats een gemeenschappelijke taal. De kennis van de taal is belangrijk voor allerlei instructies (brandveiligheid, huisvuil), bewonersvergaderingen, formuleren van klachten, communiceren met andere bewoners. Op initiatief van de minister van Huisvesting werd een nieuw sociaal huurbesluit goedgekeurd. Voor Nederlandsonkundige anderstaligen wordt het huren van een sociale woning afhankelijk gemaakt van de wil tot het volgen van een cursus Nederlands, die gratis ter beschikking wordt gesteld. Er is evenwel geen examen. Verder wijst de minister op het bestaan van Vlabinvest. Dit is een investeringsfonds mat als voornaamste doel gezinnen en individuen met een klein tot middelgroot inkomen te helpen opdat zij in hun buurt zouden kunnen blijven wonen. Het maakt Vlabinvest uniek dat de kandidaat-kopers of -huurders een aantoonbare band met de streek moeten hebben. Het spreken van de officiële taal van de streek is uiteraard een belangrijke troef. Vlabinvest kreeg 25 euro exra à rato van 4?5 bijkomend budget per jaar. Dit gebeurde reeds in 2005. Het werkingsgebied werd uitgebreid tot heel Halle-Vilvoorde. De werking werd uitgebreid tot heel Halle-Vilvoorde. Er zijn nog andere initiatieven. De allochtonen die geen nieuwkomers zijn, Franstalige Belgen en Europese ambtenaren of medewerkers van internationale instellingen moeten ook bereikt worden. Vandaar dat de minister aan de vzw "de Rand" de opdracht gaf "promotie Nederlandse taal". De opdracht omvat twee doelstellingen. De eerste is het promoten van en informeren over alle mogelijke cursussen Nederlands. De voorbije jaren heeft de Vlaamse regering enorm geïnvesteerd in cursussen Nederlands voor anderstaligen. Het aanbod is gevoelig uitgebreid. In Vilvoorde en Halle werden antennes opgericht van het huis van het Nederlands in Leuven dat meewerkt aan de taalpromotie. Het aantal inschrijvingen voor taallessen is dan ook gevoelig gestegen. Tweede doelstelling is dat het Nederlands de belangrijkste contacttaal wordt of blijft in de Rand. Vandaar dat de vzw. De Rand als tweede doelstelling het promoten en het bevorderen van het gebruik van het Nederlands in de Rand meekreeg. De vzw. "de Rand" heeft hiertoe een actieplan uitgewerkt in samenwerking met het Huis van het Nederlands Vlaams-Brabant en de provincie Vlaams-Brabant. Dit actieplan leidde tot projecten zoals de begeleiding van speelpleinwerkingen die veel anderstalige kinderen bereiken. Sinds eind oktober loopt de actie "Oefen hier je Nederlands" bij meer dan 100 winkeliers.
Tot slot wees de minister op het Nederlands als centraal aandachtspunt in zijn algemeen onderwijsbeleid. Vandaag gaat er veel aandacht naar meertaligheid. De Europese Unie is van oordeel dat elke Europese jongere twee vreemde talen zou moeten leren. Experts kregen van de minister de opdracht om knelpunten in ons talenbeleid te bestuderen. Het is onmogelijk om een ambitieus meertalenbeleid gestalte te geven in de scholen als men ook niet de lat in zake de kennis van het Nederlands hoog legt. Elke leerkracht moet eigenlijk met taal bezig zijn. Veel te lang hebben wij gedacht dat wie in de rand kwam wonen automatisch Nederlands zou kennen na verloop van tijd. Maar dit komt niet vanzelf gezien de specifieke situatie in deze regio. Wij zijn dan ook tot het besef gekomen dat als we willen dat anderstaligen de behoefte voelen om Nederlands te leren, we dat moeten stimuleren. De eerste voorwaarde is het op voldoende grote schaal aanbieden van cursussen, een tweede voorwaarde is dat wij van taal een "insluitingsmechanisme" maken., vanuit de vaststelling dat betere kennis van de taal kansen biedt voor wie kansen te kort komt, ten derde loeten we het gebruik van de taal voortdurend promoten. De minister besluit als volgt: We kunnen niet de betrachting hebben om alle inwoners van de rand Nederlandstalig te maken. We mogen, kunnen en moeten wel de betrachting hebben om zoveel mogelijk inwoners Nederlandskundig te maken. Dan creëren we de basis voor gemeenschapsvorming en kunnen we - zonder iemand tot iets onhaalbaars te verplichten, in de geest van het moto van de Orde van den Prince- "in Tolerantia" samenleven.