G E B R U I K S A A N W I J Z I N G
Bestnr.: 12 02 41
Radiografisch weerstation 7058
Impressum
Omwille van het milieu 100% recyclingpapier
Alle rechten, ook vertalingen, voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een automatisch gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van CONRAD ELECTRONIC NEDERLAND BV. Nadruk, ook als uittreksel is niet toegestaan. Druk- en zetfouten voorbehouden. Deze gebruiksaanwijzing voldoet aan de technische eisen bij het in druk gaan. Wijzigingen in de techniek en uitvoering voorbehouden. © Copyright 1995 by CONRAD ELECTRONIC NEDERLAND BV Windmolenweg 42, 7548 BM Boekelo Internet: www.conrad.com
Belangrijk! Beslist lezen!
Introductie
Deze gebruiksaanwijzing is een integraal onderdeel van dit product. Er staan belangrijke aanwijzingen in betreffende de ingebruikname en het gebruik. Lees deze gebruiksaanwijzing zorgvuldig door! Bij schades, die ontstaan door het niet opvolgen van de handleiding, vervalt het recht op garantie. Voor volgschades, die hieruit ontstaan zijn wij niet aansprakelijk. Bewaar deze gebruiksaanwijzing zorgvuldig!
Van harte gefeliciteerd met de aankoop van dit moderne weerstation met zendergestuurde tijd, een voorbeeld van voortreffelijk ontwerp en van fijn handwerk. Het gebruik van dit product is eenvoudig en makkelijk te begrijpen. Lees voor een beter begrip van het weerstation en een optimaal gebruik van alle voordelen ervan deze handleiding zorgvuldig door. Bij vragen kunt u zich wenden tot onze Technische Dienst, Nederland: 053 - 428 54 80 Ma. - vr. 09.00 - 20.00 uur
Inhoudsopgave
Pagina
Introductie
3
1.
Weerstation
3
2.
Kenmerken
5
3.
Begin
6
4.
LC-display
7
5.
Functie- en bedieningstoetsen
11
6.
Ingebruikname
12
7.
Programmering
14
8.
Bediening
19
9.
Data.opslag
21
10. Data-overdracht en -ontvangst
21
11. Plaatsing
24
12. Belangrijke aanwijzingen
24
13. Reiniging en onderhoud
25
14. Vervangen batterijen
25
15. Technische gegevens
26
16. Uitsluiting aansprakelijkheid
28
17. Trefwoordenregister
28
1. Weerstation
Ophangoog
Batterijvakdeksel
Insteltoets Binnen-toets
Demonteerbare voet Regentoets
+-toets
Buitentoets
3
2. Kenmerken
1.2a Thermo-hygro-sensor
2.1 Weerstation • • • batterijvakdeksel • • • • • •
1.2b Buitensensor
• • • batterijvakdeksel • • • • •
1.3 Regenmeter
Zendergestuurde tijdaanduiding met handmatige insteloptie 12- of 24-uurs aanduiding en tijdzone instelbaar Aanduiding van de actuele kamertemperatuur met opslag van de minimum- en maximumtemperatuur alsmede tijd en datum van opslaan Aanduiding van de actuele relatieve kamerluchtvochtigheid met opslag van de minimum- en maximumwaarden Stemmingssymbolen Opgewekt “☺” of bedroefd “L“ om het comfortniveau aan te duiden Drie weersymbolen voor de weersvoorspelling Weertendensaanduiding met stormwaarschuwing Grafische weergave van het luchtdrukverloop van de afgelopen 48 uur Grafische weergave van het neerslagverloop van de afgelopen 7 dagen Aanduiding van de absolute luchtdruk in hPa of inHg Aanduiding van de relatieve luchtdruk (hPa) of inHg met ijkbereik Weergave van de actuele buitentemperatuur met opslag van de minimum- en maximumtemperatuur alsmede tijd en datum van opslaan Aanduiding van de actuele luchtvochtigheid buiten met opslag van de minimum- en maximumwaarden alsmede tijd en datum van opslaan Temperatuuraanduiding in °C en °F instelbaar LCD-contrast instelbaar in 7 trappen Aanduiding toestand batterijen Tafelstandaard of wandmontage
wipschakelaar
2.2a Thermo-hygro-sensor (tot 3 sensoren zijn mogelijk) batterijvak
• • • •
4
Overdracht van buitentemperatuur en luchtvochtigheid naar het weerstation via 433 MHz Directe overdracht van veranderingen in temperatuur en luchtvochtigheid Spatwaterbestendige behuizing Eenvoudige montage
5
2.2b Buitensensor
4. LC-display
• • • •
Het LC-display van het weerstation is voor een beter overzicht onderverdeeld in zes kleine beeldschermen. Ze dienen voor de weergave van de volgende informatie:
Overdracht van buitentemperatuur naar het weerstation via 433 MHz Weergave van de actuele buitentemperatuur Spatwaterbestendige behuizing Wandmontage
2.3 Regenhoeveelheidmeter • •
433 MHz overdracht van de neerslaghoeveelheid naar het weerstation Directe overdracht van niveauveranderingen van de neerslaghoeveelheid
3. Begin Haal alle onderdelen uit de verpakking en leg ze voor u op tafel. Controleer of de volgende onderdelen aanwezig zijn: 1. Weerstation 2. Thermo-hygro-sensor met houder en 2 montageschroeven (er zijn max. 3 sensors mogelijk) 3. Regenbescherming voor thermo-hygro-sensor 4. Buitensensor 5. Regenmeter met 2 montageshroeven 6. Gebruiksaanwijzing Als bij de levering een van bovengenoemde onderdelen ontbreekt, wendt u dan tot uw leverancier. Volg verder de uitleg en beschrijving van deze gebruikshandleiding, om zeker te zijn van het op de juiste wijze samenwerken van uw nieuwe weerstation met de thermo-hygro-sensor en de regenmeter. Belangrijke opmerking: Voor die gebruikers, die zich verder willen verdiepen in de manier waarop het weerstation werkt, bevindt zich aan het eind van deze handleiding in alfabetische volgorde een trefwoordenregister met een reeks van technische en functionele verklaringen. Voor het gebruik en de bediening van het apparaat is een studie van dit hoofdstuk niet noodzakelijk. De in het trefwoordenregister voorkomende thema’s worden op de betreffende plaatsen in de handleiding kenbaar gemaakt door het tekenS x). 6
1. 2. 3. 4.
Zendergestuurde tijd- of datumaanduiding Aanduiding van de actuele kamertemperatuur met opslag van de minimum- en maximumtemperatuur alsmede tijd en datum van opslaan. Stemmingssymbolen Opgewekt “☺” of bedroefd “L“ om het comfortniveau aan te duiden. Aanduiding van de actuele relatieve kamerluchtvochtigheid met opslag van de minimum- en maximumwaarden alsmede tijd en datum van opslaan. 7
5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17.
Drie weersymbolen voor de weersvoorspelling Weertendensaanduiding Luchtdrukverloop van de afgelopen 48 uur in hPa Neerslagverloop van de afgelopen 7 dagen in mm Absolute of relatieve luchtdruk in hPa met programmeerbereik Absolute of relatieve luchtdruk in inHg met programmeerbereik Aanduiding van de actuele buitentemperatuur met opslag van de minimum- en maximumtemperatuur alsmede tijd en datum van opslaan. Aanduiding van de actuele luchtvochtigheid buiten met opslag van de minimum- en maximumwaarden alsmede tijd en datum van opslaan. Aanduiding toestand batterijen DCf-77-zendmastsymbool Antennesymbool Kengetal van de thermo-hygro-sensor Aanduiding van de regenhoeveelheid
4.1 LCD 1 - Zendergestuurde klok • • •
•
• •
•
• •
Met een toetsdruk rechts aanduiding van de opgeslagen minimum- en maximum kamerluchtvochtigheid en tegelijkertijd de aanduiding van een MIN- of MAX-symbool.. De stemmingssymbolen S 9) in het midden geeft uitsluitsel over het comfortniveau van de actuele combinatie temperatuur/luchtvochtigheid. Bij onder- of overschrijding van een comfortluchtvochtigheid wordt extra de woorden “DRY” (droog) of “WET” (vochtig) aangeduidt.
4.3 LCD 3 - Weersvoorspelling •
Aanduiding van het te verwachten weergebeuren in de vorm van drie weersymbolen en een weertendensaanduiding in de vorm van een pijl, die afhankelijk van de luchtdrukontwikkeling van uiterlijk veranderen.
4.3.1 Weersymbolen
S 10)
De drie weersymbolen leveren bij veranderingen van de luchtdruk in de volgende combinaties een weersvoorspelling:
S 3)
In de normale mode aanduiding van de zendergestuurde tijd, met atoomprecisie Bij drukken op toets weergave van de actuele datum. Bij drukken op de toets de tijd van het ontvangen en opslaan S 7)van de betreffende minimum- en maximumwaarden van de kamer- en buitentemperaturen en -luchtvochtigheid. Een zendmastsymbool in de bovenste rechterhoek laat zien dat het DCF-77-tijdsignaal gezocht (knippert) resp. ontvangen (continue branden) wordt. Een batterijsymbool naast het zendmastsymbool laat zien dat de batterijen vervangen moeten worden. In de programmeermode weergave van verschillende opmerkingen en instelwaarden.
Zonnig
Bewolkt met zonnige perioden
Regenachtig
Zoals met elke weersvoorspelling kan ook hier geen absolute nauwkeurigheid gegarandeerd worden. Op grond van de verschillende klimaatzones, waarvoor het apparaat ontwikkeld is, heeft het weerstation een gemiddelde precisie van 75%.
4.2 LCD 2 - Temperatuur en luchtvochtigheid binnen
4.3.2 Weertendensaanduiding
• •
De weertendenspijlen bevinden zich links van de weersymbolen. Ze geven de bewegingen van de luchtdruk weer en geven daardoor wederom een voorspelling van het te verwachten weer. De tendenspijlen kunnen als volgt weergegeven worden:
•
8
In de normale mode aan de linkerkant de actuele kamertemperatuur. In de normale mode aan de rechterkant de actuele relatieve kamerluchtvochtigheid. Met een toetsdruk links: aanduiding van de opgeslagen minimum- en maximum kamertemperaturen en tegelijkertijd de aanduiding van een MIN- of MAX-symbool..
S 12)
9
•
•
Tendenspijl wijst naar boven: dit betekent, dat de luchtdruk stijgt en dat er beter weer verwacht kan worden. Tendenspijl wijst naar beneden: dit betekent, dat de luchtdruk daalt en dat er een weersverslechtering verwacht kan worden.
4.4 LCD 5 - Luchtdruk- en regenstatistiek S 8) •
•
•
•
Afhankelijk van de programmering is de aanduiding van het verloop van de luchtdruk of neerslag in het verleden weer in de vorm van een uit verticale balken bestaande grafiek.
4.4.1 Luchtdrukverloop Het staafdiagram geeft in hecto-Pascal (hPa) het luchtdrukverloop weer van de afgelopen 48 uur in 9 stappen, steeds op het tijdstip 0, -1, -2, -3, -6, -12, -18, -24, -34 en -48 uur.
4.4.2 Neerslagverloop Het staafdiagram geeft in millimeters (mm) de regenhoeveelheid aan van de afgelopen 7 dagen in 8 stappen, steeds op het tijdstip 0, -1, -2, -3, -4, -5, 6 en -7 dagen.
4.5 LCD 4 - Luchtdruk en regenhoeveelheid •
•
•
•
Aan de linkerkant - afhankelijk van de programmering en schakeltoestand - de aanduiding van de absolute of relatieve luchtdruk S 4) in hPa (hectoPascal) of in inHg (inch kwikkolom). Aan de rechterkant - afhankelijk van de programmering en schakeltoestand - de aanduiding voor de numerieke waarde van de regenhoeveelheid over het laatste uur, of vanaf begin van de laatste regen of vanaf begin van ingebruikname van het weerstation in millimeters. Zakt de luchtdruk vlugger dan normaal, verschijnt via de luchtdrukaanduiding zo lang een teken voor de stormwaarschuwing (stormsymbool) tot de luchtdruk stabiel blijft of weer aanstijgt. Tijdens regen zal in het midden bovenaan van LCD 5 een regenwolksymbool knipperen.
4.6 LCD 6 - Temperatuur en luchtvochtigheid (buitenbereik) • • 10
In de normale mode aan de linkerkant de actuele buitentemperatuur. In de normale mode aan de rechterkant de actuele relatieve
luchtvochtigheid van het buitenbereik. Met een druk op de toets weergave van de opgeslagen minimale en maximale buitentemperaturen en tegelijkertijd de aanduiding van een MIN- of MAX-symbool. Met een druk op de toets weergave van de opgeslagen minimale en maximale buitenluchtvochtigheid en tegelijkertijd de aanduiding van een MIN- of MAX-symbool. Om dat al deze aanduidingen - afhankelijk van programmering en omvang van het systeem - via het drukken op een toets van een tot drie buitensensoren opgevraagd kunnen worden, geeft de zenderherkenning in het midden onderaan van LCD 6 informatie, van welke sensor de op dat moment weergegeven waarden afkomstig zijn.
5. Functie- en bedieningstoetsen 5.1 Instel-toets (SET) •
Dient in de normale mode voor de toegang tot de programmeermode en daar voor de keuze van de verschillende instelmodes alsmede voor het bevestigen van de ingestelde waarden.
5.2 BINNEN-toets (INDOOR) •
•
•
Dient in de normale mode voor het kiezen van de weergave van de opgeslagen minimum- en maximum binnentemperatuur en luchtvochtigheid en ook de tijd en datum van de opslag. Wordt deze toets gedrukt en ca. 5 seconden lang vastgehouden, worden alle opgeslagen minimaal en maximaal-waarden verwijderd, in plaats daarvan verschijnt de actueel gemeten kamertemperatuur, de relatieve kamerluchtvochtigheid en ook de tijd en datum. Dient voor het verlaten van de programmeermode.
5.3 BUITEN-toets (OUTDOOR) •
•
Dient in de normale mode voor het kiezen van de weergave van de opgeslagen minimum- en maximum buitentemperatuur en luchtvochtigheid en ook de tijd en datum van de opslag. Wordt deze toets gedrukt en ca. 2 seconden lang vastgehouden, worden alle opgeslagen minimaal en maximaal-waarden verwijderd, in plaats daarvan verschijnt de actueel gemeten buitentemperatuur, de relatieve buitenluchtvochtigheid en ook de tijd en datum. 11
•
Dient voor het verlaten van de programmeermode.
5.4 REGEN-toets (RAIN) •
6.
Dient voor de wisselende weergave van de neerslag, vanaf ingebruikname of neerslag van het afgelopen uur of neerslag vanaf begin van de laatste regen.
Belangrijke opmerking voor de installatie van de regenmeter: Wacht na het inleggen van de batterijen minimaal 5 seconden voordat u met de kanteltest van het waterreservoir in de regenmeter verder gaat.
5.5 +-toets •
•
Wordt deze toets in de normale mode ca. 2 seconden lang ingedrukt, dient deze voor het wisselen van de weergave van tijd en datum op het LC-display. Dient voor het veranderen resp. voor het kiezen van alle in de programmeermode te veranderen of te kiezen numerieke waarden en weergaven. 7.
6. Ingebruikname 6.1 Basisinstelling: 1.
2.
3.
4.
5.
12
Open het batterijvakdeksel van het weerstation, leg er drie 1,5V-batterijen in van het type AA, IEC LR6 met de juiste polariteit, zoals onder punt 1.1 weerstation getoond en sluit het batterijvakdeksel weer. Open het batterijvak van de thermo-hygro-sensor en leg twee 1,5 V batterijen van het type AA, IEC LR6 in het vak (denk aan de juiste polariteit), zoals onder punt 1.2a Thermo-hygro.sensor getoond en sluit het batterijvak weer. Open met een munt of een ander geschikt gereedschap het batterijvak van de temperatuur-buitensensor, leg er twee 1,5 V batterijen in van het type AA, IEC LR3 (denk aan de juiste polariteit) en sluit het batterijvak weer. Als u meer dan één sensor (max. drie) aangeschaft hebt, herhaalt u met de andere sensoren de hierboven beschreven stap 2 steeds, als het 433 MHz-temperatuur- en luchtvochtigheidsignaal van de vorige sensor door het weerstation ontvangen is. Hierbij wordt tevens een kencijfer gegeven in de volgorde van de ingebruikname. Open met een munt of een ander geschikt gereedschap het batterijvak op het onderstuk van de regenmeter, leg er twee 1,5 V batterijen in van
het type AA, IEC LR6 (denk aan de juiste polariteit) zoals onder punt 1.3 regenmeter beschreven en sluit het batterijvak weer. Houd de body van de regenmeter met vericale positie vast, draai het onderste gedeelte tegen de wijzers van de klok in los en verwijder het voorzichtig van het bovenste gedeelte.
8.
Let op: Is de tijdafstand tussen inleggen van de batterijen en de test korter dan 5 seconden kan dit tot verkeerde meetwaarden leiden. Overtuig u ervan, door er meerdere keren tegenaan te tikken, dat de wipschakelaar vrij kan bewegen. Als dat zo is, bevestigt u de body en het onderste gedeelte van de regenmeter weer aan elkaar. Uw weerstation, uw thermo-hygro-sensor(en) en de neerslagmeter zijn nu klaar voor gebruik.
Opmerking: Nadat de batterijen zowel in het weerstation als in de sensor(en) en neerslagmeter geïnstalleerd zijn, dient u te controleren of alle frequentiesignalen door het LCD correct ontvangen en in de betreffende secties van de LCDbeeldschermen weergegeven worden. Als er een signaal niet goed ontvangen wordt, ga dan s.v.p. naar de hoofdstukken 10.2.1 DCF77-ontvangsttest en 10.2.2 433 MHz-ontvangsttest verderop in deze handleiding. Bij de basisinstelling en na een RESET moet u er steeds op letten, dat de batterijen eerst in het weerstation geplaatst moeten worden, zodat dit de ontvangstmode voor de na de activering door sensor(en) en regenmeter verzonden signalen kan voorbereiden. Zorg er verder voor, dat de gebruikte batterijen nieuw en van het juiste type zijn. Voorkom, dat bij het openen van de batterijvakken de batterijen er uitspringen, omdat dit start- en overdrachtproblemen zou kunnen veroorzaken.
13
6.2 Nieuwe instelling 1. 2.
4.
Haal de batterijen uit het weerstation, de thermo-hygro-sensor en de neerslagmeter. Wacht minstens 30 seconden en herhaal de onder punt 6.2 Basisinstelling beschreven procedure.
Opmerking: Denk er aan, dat u bij een nieuwe instelling steeds alle onderdelen opnieuw moet instellen. Als u de batterijen er uithaalt, moet met het er inzetten van nieuwe batterijen minstens 30 seconden gewacht worden, omdat er anders start- en overdrachtproblemen kunnen ontstaan.
7.Programmering 7.1 Programmering na basis- of nieuwe instelling (ingebruikname) Als de batterijen (zie 6.0 Ingebruikname) in weerstation, thermo-hygrosensor(en) en regenmeter gelegd zijn, zullen alle aanduidingssegmenten op de LCD’s ca. 3 seconden oplichten. Aansluitend gaat het weerstation automatisch over in de programmeermode en toont hier de cijfers “3.75”. Deze basisinstelling is de bestmogelijkste programmeercode voor de regenvermenigvuldigingsfactor. Deze kan naar wens handmatig op een andere programmeercode ingesteld worden, zie hiervoor handmatige instelling van de regenvermenigvuldigingsfactor.
7.1.1 Regenvermenigvuldigingsfactor
S 6)
De regenvermenigvuldigingsfactor is al bij de aankoop van het weerstation af fabriek op een waarde van “3.75” geprogrammeerd. Het is niet noodzakelijk deze programmering te veranderen. Als u echter een andere programmeerwaarde wenst moet u als volgt deze handmatig instellen: 1. Druk tegelijkertijd op de “RAIN”- en de “+”-toets om in de instelmode te komen. 2. Met behulp van de “INDOOR” (omhoog) of de “OUTDOOR” (omlaag) toets dient u de waarde van de knipperende positie in te stellen en dan door op de “SET”-toets te drukken te bevestigen. 3. Hierdoor wordt er doorgeschakeld naar het volgende cijfer, dat dan op zijn beurt knippert en ingesteld kan worden enz. 14
Als de waarde van de regenvermenigvuldigingsfactor op alle drie posities correct ingesteld is, wordt deze door nogmaals op de “SET”-toets te drukken in de EEPROM opgeslagen.
7.1.2 Overdrachtcode
S 10)
Bij de eerste ingebruikname van het weerstation vindt een verdere programmering plaats, die echter door de gebruiker niet beïnvloed kan worden. Deze wordt automatisch na ca. 20 minuten beëindigd. Onder normale omstandigheden kunt u dat herkennen doordat alle gegevens van het binnen- en buitenbereik aangegeven worden. Hiermede is het station klaar voor gebruik.
7.2 Programmering vanuit de normale displaymode Voor het geval, dat het weerstation al een keer gebruikt is, kan bovenstaand punt 7.1 Programmering na basis- of nieuwe instelling compleet overgeslagen worden en kunt u door minstens 2 seconden op de “SET”-toets te drukken direct in de programmeermode komen. In elke programmeermode komt u door drukken op de SET-toets in de navolgende mode (in navolgender volgorde) en deze kunnen van de gebruiker gekozen en veranderd worden. 1. Instelmode voor LCD-contrast 2. Keuzemode 12- of 24-uur-aanduiding 3. Tijdinstelling (uren) 4. Tijdinstelling (minuten) 5. Tijdzone-instelling 6. Kalenderjaar 7. Kalendermaand 8. Kalenderdag 9. Temperatuurweergave in °C (graad Celsius) of °F (graad Fahrenheit) 10. Gevoeligheidsinstelling voor de weersvoorspelling (veranderingen in hPa) 11. Keuzemode van de aanduiding relatieve hPa of inHg en absolute hPa en inHg 12. IJkmode relatieve hPa of mmHg. 13. Weergave-keuzemode voor het staafdiagram.
15
7.2.1 Instellen van het LCD-contrast
7.2.5 Kalender-instelling
Nadat u op bovenstaande manier in de programmeer-mode gekomen bent, kan als eerste het contrast van het LC-Display op de volgende manier geprogrammeerd worden:
1.
2. 1. 2. 3.
Als voor het eerste mal de toets “SET”- ingedrukt wordt verschijnt op het display het woord “LCD 5” en deze knippert (basisinstelling 5). Kies met de “+”-toets het voor de locatie van het weerstation beste display-contrast (0 - 7 contrasttrappen). Druk op de “SET”-toets om door te schakelen naar de “Keuzemode 12- of 24-uurs aanduiding”.
7.2.2 Keuzemode 12- of 24-uurs aanduiding 1. 2.
De “12” of “24” zal op LCD 1 beginnen te knipperen (basisinstelling 24). Kies met de “+”-toets de gewenste manier van weergeven. Druk op de “SET-toets” om door te schakelen naar de “tijdinstelmode”
7.2.3 Tijdinstel-mode 1. 2.
3.
Het jaartal op LCD 1 begint te knipperen. Kies met de “+”-toets het gewenste jaar en druk op de “SET”-toets. Er kan in het bereik van 1997 tot 2020 gekozen worden. Nu knippert de maand. Stel weer met de “+”-toets de gewenste maand in en druk dan op de “SET”-toets. De nu knipperende dagen worden eveneens met de “+”-toets ingesteld. Druk, nadat u uw keuze gemaakt hebt, op de “SET”-toets om door te schakelen naar de Temperatuuraanduiding in °C (graden Celsius) of °F (graden Fahrenheit)”.
Opmerking: Als het weerstation het DCF-77-tijdsignaal correct ontvangen heeft en de juiste datum weergeeft is een kalenderinstelling niet nodig.
7.2.6 Temperatuuraanduiding in °C (graden Celsius) of °F (graden Fahrenheit) 1.
De urencijfers beginnen te knipperen. Stel met de “+”-toets de gewenste uren in en druk dan op de “SET”-toets. Nu zullen de minutencijfers knipperen. Stel weer met de “+”-toets de gewenste minuten in en druk dan op de “SET”-toets om door te schakelen naar de mode “tijdzone-instelling”.
De letter “C” of “F” op LCD 1 begint te knipperen (basisinstelling C). Kies met de “+”-toets de “C” voor het weergeven van de temperatuur in °C resp. op “F” voor weergave in °F. Opmerking: Denk er aan, dat bij de keuze van °C de weergave van de regenhoeveelheid automatisch in “mm”, bij de keuze van °F automatisch in “in”, d.w.z. inches zal plaatsvinden. Druk op de “SET”-toets om door te schakelen naar de mode “Gevoeligheidsinstelling van de weersvoorspelling (veranderingen in hPa)”.
Opmerking: Als het weerstation het DCF-77-tijdsignaal correct ontvangt en de juiste tijd weergeeft is een tijdinstelling niet nodig.
2.
7.2.4 Tijdzone-instelling
7.2.7 Gevoeligheid S 2) van de weersvoorspelling (veranderingen in hPa)
1.
2.
16
De aanduiding “0” op LCD 1 begint te knipperen (basisinstelling 0). Als u de aanduiding van een andere tijdzone wilt (b.v. Britse zomer- of wintertijd), kiest u met de “+”-toets de betreffende gewenste afwijking van de MEZ-(middel-Europese tijd) tijdsaanduiding van het DCF 77signaal (tot + 9 uur). Let daarbij op de eventueel noodzakelijke verandering van de datum. Druk op de “SET”-toets om door te schakelen naar de mode “kalenderinstelling”.
1.
2.
De hPa-gevoeligheid in de luchtdruksectie van LCD-5 begint te knipperen (basisinstelling 3). Kies met de “+”-toets die gevoeligheid (2, 3 of 4hPA), waarbij het weersymbool voor de weersvoorspelling met een verandering moet reageren. Druk op de “SET”-toets om door te schakelen naar de “Keuzemode relatieve hPa/inHg of absolute hPa/inHg”.
17
7.2.8 Keuzemode relatieve hPa of inHg en absolute hPa of inHg S 4 1.
De aanduiding Relatieve hPa/inHg of Absolute hPa/inHg in de luchtdruksectie op LCD-5 begint te knipperen (basisinstelling rel. hPa). Kies met de “+”-toets de gewenste luchtdruk-keuzemode. U kunt kiezen in de volgorde van rel. hPa, abs. hPa, rel. inHg, abs. inHg, enz.
Opmerking: De weergave van de absolute luchtdruk kan door de gebruiker niet veranderd worden. Als u de aanduiding van de Relatieve luchtdruk wilt ijken op uw hoogte boven de zeespiegel, moet u dus de keuzemode Relatieve hPa/inHg kiezen. 2. Druk op de “SET”-toets om door te schakelen naar de “IJkmode Relatieve hPa/inHg”.
7.2.9 IJkmode Relatieve hPa of inHg S 4) 1.
2.
De cijfers van de aanduiding relatieve hPa/inHg (afhankelijk van de voorkeuze van de weergave Relatieve hPa of Relatieve inHg) beginnen te knipperen. Kies met de “+”-toets de gewenste instelling in hPa (van 970 hPa tot 1030 hPa) of in inHg (van 28.60 inHg tot 30.45 inHg). Druk op de “SET”-toets om door te schakelen naar de “keuzemode voor de weergave van de grafische verloopdiagram”.
7.2.10 Keuzemode voor de weergave van de grafische verloopdiagram 1.
2.
De elektronische barometer op LCD-4 begint nu te knipperen. Kies met de “+”-toets de gewenste instelling of voor het luchtdruk- (PRESSURE) of neerslaghoeveelheidverloop (RAIN) of voor de constante automatische weergave-omschakeling tussen beide verlopen (basisinstelling automatische omschakeling). Druk, om terug te keren naar de normale weergavemode, op de “SET”toets.
7.3 Verlaten van de programmeermode •
18
Om terug te keren naar de normale weergavemode kunt u ten alle tijde in de programmeermode op de “INDOOR” of “OUTDOOR”-toets drukken. • Na het beëindigen van de programmeerprocedure (punten 7.2.1 tot
•
7.4
7.2.10) komt u door op de toets “SET” te drukken automatisch in de normale weergavemode terug. Als er in de programmeermode minstens 20 seconden geen toets ingedrukt wordt, schakelt het weerstation automatisch terug naar de normale weergavemode.
Verandering van de regenvermenigvuldigingsfactor (indien nodig)
Om in de veranderingsmode voor de regenvermenigvuldigingsfactor te komen, is het noodzakelijk bij een basis- of nieuwe instelling (b.v. na het inleggen van de batterijen) nog tijdens de fase in welke de aanduidingssegmenten kort oplichten tegelijkertijd de “RAIN”- en de “+”-toets in te drukken. Nu kan de regenvermenigvuldigingsfactor, zoals beschreven onder 7.1 Programmering na een basis- of nieuwe instelling, geprogrammeerd worden.
7.5
Terugzetten van alle gegevens
Hier dient u eerst net zo te handelen als beschreven in 7.4 Verandering van de regenvermenigvuldigingsfactor. Na het afsluiten van de instelling van deze factor moet u nu echter de “SET”-toets minstens 5 sec ingedrukt houden, waardoor alle opgeslagen gegevens op nul teruggezet worden. Tegelijkertijd wordt hiermede ook voor een mogelijk verdere programmering van het weerstation naar het punt 7.2.1 Instelling van de LCD-contrast in de programmeermode geschakeld.
8.
Bediening
Zoals reeds eerder beschreven (zie hfst. 4 LCD-weergave hiervoor), kunnen de diverse beeldschermen van het weerstation behalve de normale weergaven ook een reeks verdere functies weergeven. Deze kunnen vanuit de normale weergavemode op de volgende manier bereikt worden:
8.1 Weergave van meerdere thermo-hygro-sensorgegevens Als u in het bezit bent van alle drie mogelijke thermo-hygro-sensoren, kunt u met behulp van de “+”-toets heen en weer schakelen tussen de drie aanduidingen van buitentemperatuur en -luchtvochtigheid. De zenderherkenning in het midden onderaan op LCD-6 zal daarbij steeds het aan de betreffende zender toegewezen nummer weergeven. Als u twee sensoren bezit, verschijnt 19
alleen de zenderherkenning 1 of 2. Als er slechts één sensor in gebruik is, wordt er helemaal geen zenderherkenning getoond.
moment actuele waarden.
8.2 Minimum/Maximum-aanduidingen S 7) 8.2.1 Omschakelen tussen minimum en maximum
Door op de “RAIN”-toets te drukken komt u in de regenmode. De weergave verschijnt op de rechterkant van LCD-5.
Door meerdere keren te drukken op de “INDOOR”- resp. “OUTDOOR”-toets is het mogelijk na elkaar de opgeslagen minimum- en maximum kamer- en buitentemperaturen met het desbetreffende tijdstip en datum van opslaan op te roepen. Dit gebeurt na elkaar op de volgende manier:
8.2.1.1 Opvragen van de binnenwaarden (“INDOOR”-toets) •
•
•
Weergave van de minimum kamertemperatuur op het linker gedeelte en op het rechter gedeelte de minimale kamerluchtvochtigheid op LCD 2 (MIN-aanduiding in het midden boven) met weergave van het tijdstip van opslaan op LCD 1. Weergave van de maximale kamertemperatuur op het linker gedeelte en op het rechter gedeelte de maximale kamerluchtvochtigheid op LCD-2 (MAX-aanduiding in het midden boven) met weergave van het tijdstip van opslaan op LCD 1. Nogmaals drukken op de “INDOOR”-toets voert u terug naar de normale weergavemode.
8.3 Regenmode
8.3.1 Omschakeling regenhoeveelheid Door herhaalt op de “RAIN”-toets te drukken is het mogelijk, tussen de weergave van de regenhoeveelheden in de verschillende tijdperiodes te schakelen: • Totaal-regenhoeveelheid sinds ingebruikname van het weerstation • Regenhoeveelheid sinds het begin van de laatste regen (regensymbool). • Regenhoeveelheid in het laatste uur (1H) (basisinstelling totaal-regenhoeveelheid, zonder keuzesymbool)
8.3.2 Terugzetten van de totaal-regenhoeveelheid Door drukken en vasthouden van de “RAIN”-toets voor ca. 2 seconden worden de opgeslagen totaal-regenhoeveelheid op nul gezet.
8.4 Weergave van tijd en datum Door drukken en vasthouden van de “+”-toets voor ca. 2 seconden wordt in de normale weergavemode tussen de aanduiding van de actuele tijd en de actuele datum geschakeld.
8.2.1.2 Opvragen van de buitenwaarden (“OUTDOOR”-toets) •
•
•
Weergave van de minimum buitentemperatuur op het linker gedeelte en op het rechter gedeelte de minimale buitenluchtvochtigheid op LCD-6 (MIN-aanduiding in het midden boven) met weergave van het tijdstip van opslaan op LCD 1. Weergave van de maximale buitentemperatuur op het linker gedeelte en op het rechter gedeelte de maximale buitenluchtvochtigheid op LCD-6 (MAX-aanduiding in het midden boven) met weergave van het tijdstip van opslaan op LCD 1. Nogmaals drukken op de “OUTDOOR”-toets voert u terug naar de normale weergavemode.
8.2.2 Reset minimum/maximum Door de “INDOOR”- of “OUTDOOR”-toets min. 2 sec lang ingedrukt houden worden alle opgeslagen minimum en maximum kamer- en buitentemperatuurwaarden alsmede tijd en datum van opslaan teruggezet naar de op dat 20
9. Data opslaan
S 1)
Door het opslaan in de niet vluchtige EEPROM blijven alle gegevens, ook bij het uitvallen van een ongewenste stroomuitval, behouden.
10. Data-overdracht en -ontvangst 10.1 Ontvangstcriteria De software van het weerstation leidt voor de ontvangst en ter berekening van de aanduidingswaarden tot een reeks omvangrijke operaties S 5), die voor de gebruiker op zich niet belangrijk zijn. De gebruiker hoeft op dit punt slechts op 2 criteria te letten: 1. Als de tijd op LCD 1 niet juist weergegeven wordt, dient u te handelen volgens punt 10.2.1 DCF-77-ontvangsttest. 21
2.
Als u kunt zien, dat de ontvangst van een van de buitensignalen (regenhoeveelheid en neerslagverloop op LCD 5 resp. temperatuur en luchtvochtigheid op LCD 6) gestoord is, dient u te handelen volgens 10.2.2 433MHz-ontvangsttest.
10.2 Zendersturing 10.2.1 DCF-77-ontvangsttest Nadat u de batterijen er ingelegd heeft, zal het weerstation automatisch proberen, het DCF-77-frequentiesignaal (tijdsignaal-overdracht) te ontvangen. In een normale omgeving (d.w.z. op veilige afstand van storingsbronnen zoals b.v. Tv) duurt het tot aan de ontvangst van de radiosignalen ca.3 - 5 minuten. Als er binnen 10 minuten na het inleggen van de batterijen geen correcte ontvangst van het DCF-77-signaal ontvangen wordt, dient u de volgende punten te controleren. Als dit niet tot een bevredigend resultaat leidt, dient u de tijd handmatig in te stellen (zie 7.2.3 tijdinstelmode). 1. 2. 3.
De afstand van het weerstation tot storingsbronnen zoals b.v. computermonitors of Tv-toestellen dient minstens 1,5 - 2 m te bedragen. Plaats het weerstation niet direct naast of in de nabijheid metalen kozijnen. In ruimtes met gewapend beton (kelders, flats enz.) is het DCF-77-signaal automatisch zwakker. In extreme gevallen kunt u het weerstation het beste vlak bij een raam plaatsen en/of het zo richten, dat de voor- of achterkant in de richting van Frankfurt wijst. Vermijd daarbij een opstelling vlak bij metalen ramen of -constructies.
Opmerking: Vele gebruikers wonen in een omgeving, waar atmosferische storingen de juiste ontvangst van het DCF-77-signaal zwaar hinderen. ‘s Nachts zijn de atmosferische storingen ook daar aanzienlijk minder, zodat de ontvangst van het signaal dan praktisch altijd mogelijk is. Een enkele signaalontvangst per dag is voldoende, om de afwijking van uw weerstation in 24 uur binnen 0,5 sec te houden. Als de ontvangst gelukt is, zal het DCF-77-zendmastsymbool op het LCDisplay beginnen te knipperen als teken, dat het signaal herkend is en ontvangen zal worden. Als het signaal tenslotte vast gelokaliseerd is, blijft de aanduiding van het zendmastsymbool permanent op het display. Het ontvangen signaal zal nu de handmatig ingestelde tijd automatisch overschrijven. 22
10.2.2 433MHz-ontvangsttest Net als bij het DCF-77-signaal zal het weerstation automatisch proberen, het 433MHz-signaal van de thermo-hygro-sensor(en) en van de regenmeter te ontvangen, nadat de batterijen er ingelegd zijn. Als er binnen 30 sec na het inleggen van de batterijen in het weerstation geen correct aanduiding van de buiten-temperatuur, de luchtvochtigheid buiten en de neerslagaflezing plaatsvindt, ga dan naar punt 6.2 Nieuwe instelling. 1. De afstand van het weerstation tot storingsbronnen zoals b.v. computermonitoren of Tv-toestellen moet minstens 1,5 - 2 m bedragen. 2. Plaats het weerstation niet direct naast of in de nabijheid metalen kozijnen. 3. Het gebruik van andere, op dezelfde frequentie (433 MHz) werkende apparaten, zoals b.v. hoofdtelefoon of luidsprekers kan de correcte signaaloverdracht belemmeren. 4. Storingen in de ontvangst kunnen ook veroorzaakt worden door buren, die op dezelfde frequentie werkende apparaten in gebruik hebben. Opmerking: Als het 433MHz-signaal voor de buitentemperatuur en de relatieve luchtvochtigheid buiten correct ontvangen wordt, vermijd dan het opnieuw openen van het batterijvak op weerstation of sensor, omdat daardoor de batterijen er uit zouden kunnen springen, hetgeen een verkeerde weergave van alle waarden zou kunnen veroorzaken. Als dit desondanks toch per ongeluk gebeurt, dient u alle onderdelen opnieuw in te stellen (zie 6.2 Nieuwe instelling). Het overdrachtbereik van thermo-hygro-sensor en regenmeter naar weerstation (433MHz) bedraagt in de openlucht maximaal ca. 20 meter, maar is afhankelijk van de omgevingsvoorwaarden en mogelijke storingsbronnen. Als er, hoewel u al deze factoren in acht neemt, geen ontvangst mogelijk is, moet u alle onderdelen opnieuw instellen (zie 6.2 Nieuwe instelling). Het overdrachtbereik van de thermo-hygro-sensor en regenmeter naar het weerstation kan ook nadelig beïnvloed worden, als deze langere tijd aan extreme koude (- 25 °C) blootgesteld worden. In een dergelijk geval wordt het 322MHz-signaal zo afgezwakt, dat het de zendafstand van 20 meter niet bereikt. De invloed van dergelijke lage temperaturen kan verder de capaciteit van de batterijen sterk reduceren.
23
11. Plaatsing 11.1 Plaatsing van het weerstation Het weerstation wordt compleet met een demonteerbare tafelstandaard geleverd, hierdoor is het mogelijk het weerstation op een tafel te plaatsen of op te hangen aan een muur. Voor de wandmontage handelt u als volgt: 1. Draai een passende schroef (niet bij de levering inbegrepen) in de gewenste muur en laat de kop ervan ca. 5 mm van de muur afstaan. 2. Met het zich aan de achterkant van het weerstation bevindende ophangoog wordt het weerstation aan deze schroef gehangen. Let er bij het ophangen op, dat het station goed in de ophanging klikt, voordat u het loslaat.
•
•
11.2 Plaatsing van de thermo-hygro-sensor/buitensensor De sensor wordt geleverd met een steekhouder en schroeven voor montage aan een muur. Overtuig u er verder van, dat er in volgorde van de ingebruikname van de sensoren gedifferentieerd wordt, omdat deze niet genummerd zijn (zie hfd. 3 onder punt 6.1 Basisinstelling).
11.3
Plaatsing van de regenmeter
Stel de regenmeter gewoon ergens buiten op (b.v. op het terras of in de tuin), waar er ongestoord regen verzameld kan worden. Zorg ervoor, dat de regenmeter uit de wind staat en niet om kan vallen. Met de meegeleverde schroeven kan deze ook vast gemonteerd worden. Opmerking: Wij raden u aan om, voor u de schroef in een muur bevestigt en het weerstation of de thermo-hygro-sensor(en) ophangt, te controleren of er een probleemloze ontvangst van het DCF-77- en het 433MHz-signaal plaatsvindt. Als de ontvangst van de signalen op de gewenste plek niet mogelijk is, is in de meeste gevallen een geringe verplaatsing voldoende. Als alle signalen correct ontvangen worden, kan een vaste montage uitgevoerd worden.
zou kunnen worden aan plotselinge temperatuurveranderingen zoals b.v. direct zonlicht, maar ook extreme koude en vochtige en zelfs natte omgevingscondities, omdat dit kan leiden tot verminderde precisie en beschadiging. Als het weerstation blootgesteld wordt aan plotselinge en extreme temperatuurveranderingen, dan leidt dit tot snelle veranderingen op de weergave van de voorspelling en daarmee tot verminderde precisie. Als het weerstation naar een plaats gebracht wordt, die duidelijk hoger of lager ligt dan de oorspronkelijke standplaats (b.v. van kelder naar bovenste verdieping van een woning), dan dient u of een volledig nieuwe instelling uit te voeren of de aflezing in de volgende 12-24 uur achterwege laten. Deze maatregel geeft het apparaat voldoende tijd om bij constante zeehoogte te werken en een juiste voorspelling te doen.
13. Reiniging en onderhoud • •
• •
•
Om schades uit te sluiten dient de plaatsing van de apparaten op plaatsen met risico van trillingen en schokken vermeden te worden. Schoonmaken van display en behuizing van het weerstation alleen met een zachte, enigszins vochtige doek. Gebruik geen schuur- of oplosmiddelen. Behuizing niet in water dompelen. Lege batterijen direct uit alle apparaten verwijderen, om uitlopen en daaropvolgende beschadiging van de apparaten te vermijden. Gebruik alleen batterijen van het voorgeschreven type. Probeer niet zelf het apparaat te repareren. Er wordt aanbevolen, reparaties alleen door een vakman uit te laten voeren. Bij het openen van het apparaat of onjuiste behandeling ervan vervalt het recht op garantie.
12. Belangrijke aanwijzingen
14. Vervangen van batterijen
•
Als de batterijen vervangen moeten worden, dan wordt dat op het LCD-1 van het weerstation naast het zendmastsymbool een batterijsymbool getoond.
24
Omdat het weerstation voor gebruik binnenshuis ontworpen is, dient u een opstelling te vermijden op plaatsen, waar het station blootgesteld
25
Voor een optimale weergave-precisie moeten echter de batterijen van alle apparaten gelijktijdig minimaal een maal per jaar vervangen worden.
Luchtdrukverloopgrafiek
Neerslagverloopgrafiek Lever uw bijdrage aan het milieu en deponeer lege batterijen bij de officiële inzamelplaatsen.
15. Technische gegevens Zendergestuurd tijdsignaal Aanbevolen werktemperatuur Weerstation Thermo-hygro-sensor Buitensensor Regenmeter LCD-contrast Temperatuurmeetbereik binnen
Buitenbereik (thermo-hygro-sensor)
Buitenbereik (buitensensor)
Bereik relatieve luchtvochtigheid
Luchtdruk absolute hPa relatieve hPa (ijkbaar) relatieve inHg (ijkbaar) instelgevoeligheid hPa
26
: DCF-77 : : : : :
0°C tot +50 °C -30 °C tot +70 °C -30 °C tot +70 °C 0 °C tot +50 °C 8 trappen
: -9,9 °C tot +59,9 °C met 0,1 °C resolutie (overflowaanduiding “OFL” buiten dit bereik) : -29,9°C tot +59,9 °C met 0,1 °C resolutie (overflowaanduiding “OFL” buiten dit bereik) : -29,9°C tot +69,9 °C met 0,1 °C resolutie (overflowaanduiding “OFL” buiten dit bereik) : 20% tot 95% met 1% resolutie (binnen- en buitenbereik) (aanduiding “—-” buiten dit bereik) : : : :
700 hPa tot 1099 hPa 970 hPa tot 1030 hPa 28,60 inHg tot 30,45 inHg 2, 3 en 4 hPa
: Voor de afgelopen 24 uur (0, -1, 2, -3, -6, -12, -18, -24, 36 en -48) : Voor de afgelopen 7 dagen, weken of maanden (steeds 0, -1, -2, -3, -4, -5, 6 en -7)
Gegevenscontrole intervals Binnenbereik temperatuur : elke 10 seconden luchtvochtigheid : elke 20 seconden Buitenbereik (ontvangst weerstation) temperatuur : elke 5 min. luchtvochtigheid : elke 5 min. regenhoeveelheid : elke 5 min. luchtdruk : elke minuut Temperatuuractualisering (sensor) Buitentemperatuur : elke minuut Buitenluchtvochtigheid : elke minuut Neerslagactualisering (meetplek) : afhankelijk van regenvermenigvuldigingsfactor (normaal bij 3,75 mm regen) Zendfrequentie : 433,92 MHz Zendbereik max. : 20 meter Zendvermogen : -3dBm Stroomvoorziening: weerstation : 3 x 1,5 V batterij type penlite AA thermo-hygro-sensor : 2 x 1,5 V batterij type penlite AA regenmeter : 2 x 1,5 V batterij type penlite AA buitensensor : 2 x 1,5 V batterij type AA levensduur batterijen : ca. 8 maanden (Alkaline-batterijen) Afmetingen (l x b x d) weerstation : 225 x 117 x 30 mm thermo-hygro-sensor : 110 x 40 x 20 mm met regenbescherming : 57 mm Ø x 120 mm hoogte buitensensor : 80 x 57 x 24 mm regenmeter : 130 mm Ø x 190 mm hoogte 27
16. Uitsluiting aansprakelijkheid •
• •
• • •
De fabrikant resp. de leverancier is niet verantwoordelijk voor het niet juist lezen resp. voor alle consequenties die veroorzaakt worden door het niet juist lezen. Dit product mag niet gebruikt worden voor medische doeleinden of als informatiebron voor de openbaarheid. Dit product is ontwikkeld als indicator van komende weersomstandigheden voor strikt privé-gebruik en is niet 100% precies. De door dit product geleverde weersvoorspellingen en barometrische aanduidingen kunnen daarom alleen als indicatie en niet als exacte aanduiding gezien worden. De technische gegevens van dit product kunnen zonder verdere aankondiging veranderd worden. Dit product is geen speelgoed en hoort daarom niet thuis in kinderhanden. Deze gebruiksaanwijzing mag zonder schriftelijke toestemming van de fabrikant niet, ook niet gedeeltelijk, gereproduceerd worden.
17. Trefwoordenregister Voor de geïnteresseerde gebruiker staat hier een reeks informatie betreffende de functies van het weerstation ter beschikking; voor het feilloos functioneren van het systeem is deze kennis niet persé noodzakelijk. S 1) Opslaan van gegevens Er wordt van uitgegaan, dat het weerstation reeds langere tijd geprogrammeerd en in gebruik is, d.w.z. alle belangrijke gegevens zijn al opgeslagen. Door het opslaan in een niet vluchtig EEPROM blijven deze gegevens ook bij een ongewilde stroomuitval behouden. Daardoor kan, als een basis- of nieuwe instelling noodzakelijk is, teruggegrepen worden op alle relevante data, zoals b.v. de regenvermenigvuldigingsfactor. S 2) Gevoeligheid (hPa) Dit kenmerk maakt een meer exacte toepassing van het weerstation met betrekking tot de op de weersymbolen aangeduide veranderingen mogelijk, omdat de hPa-(hector-Pascal) instelling zo gekozen kan worden, dat deze 28
beter overeenkomt met de verschillende luchtdrukomstandigheden in de directe omgeving van de afzonderlijke gebruiker (b.v. op zeehoogte of op geografisch grote hoogte). De instelling van het hPa-bereik is bijzonder geschikt voor omgevingen met konstante, relatief kleine luchtdrukveranderingen, die niet noodzakelijkerwijs een weersverandering betekenen. Hier hebt u de mogelijkheid het hPa-bereik hoger in te stellen dan in gebieden met vergelijkenderwijs constante luchtdrukomstandigheden. Als b.v. de hPa-gevoeligheid ingesteld op een waarde van 3 hPa, dan wordt op de weersymbolen pas een komende weersverandering getoond, als de luchtdruk minstens 3 hPa veranderd is. In omgevingen met stabiele luchtdrukverhoudingen kan het hPa-bereik lager gekozen worden. S 3) Zendergestuurde klok De tijdbasis voor de zendergestuurde tijdsaanduiding is een door de Physikalisch Technischen Bundesanstalt Braunschweig gebruikte cesiumatoomklok met een berekende afwijking van 1 seconde in 1 miljoen jaar. Dit tijdsignaal wordt gecodeerd (DCF-77) en door een lange golfzender in Maiflingen bij Frankfurt uitgezonden met een zendbereik van ca. 1500 km. Als uw weerstation binnen dit zendbereik ligt, dan ontvangt het dit signaal, rekent het om en geeft, onafhankelijk van zomer- of wintertijd, steeds de exacte tijd. S4) Luchtdruk, absoluut/relatief De weergave van de actuele luchtdruk op de elektronische barometer van het weerstation geschiedt in absolute hPa of inHg (inch/kwikkolom) en relatieve hPa of inHg. De instelling van de absolute hPa of inHg levert de aanduiding van de ware luchtdruk op het actuele tijdstip op de actuele plaats en kan niet geprogrammeerd worden, terwijl de aanduiding van de relatieve hPa of inHg gebaseerd is op een handmatig programmeerbaar instelbereik. Bij de relatieve luchtdruk gaat het om die waarde, die van de plaatselijke absolute luchtdruk op zeehoogte teruggerekend wordt en daardoor als referentie voor de weerstoestand en weersontwikkeling voor het hele land geldig is (zo komt een absolute luchtdruk van 961 hPa in München op 525 meter boven de zeespiegel overeen met ca. 1021 hPa op zeehoogte). De relatieve luchtdruk is ook die waarde, die door de verschillende Tv- en radio-omroepen in hun dagelijkse weerberichten voor hun zendgebied bekendgemaakt wordt. Het verdient daarom aanbeveling de op dit moment geldende relatieve luchtdruk voor de ijking van het weerstation op te vragen bij de omroep of 29
bij een lokale meteorologische dienst op te vragen (b.v. bij een vliegveld). Voor de juiste weergave van de barometrische waarden moet het weerstation op constante hoogte boven de zeespiegel gehouden worden. Het mag daarom niet willekeurig van de kelder naar de zolder van een gebouw gebracht worden. Na de basis- of nieuwe instelling moet u in de daaropvolgende 12- 24 uur alle aflezingen achterwege laten. Deze maatregel geeft het apparaat voldoende tijd bij constante hoogte boven de zeespiegel te werken en een juiste voorspelling te leveren. De weergegeven waarde op het weerstation is gebaseerd op de berekening van het gemiddelde van de laatste 10 luchtdrukmetingen. Deze berekening vindt plaats na iedere meting. Als de nieuw berekende waarde een verschil van 1.0 hPa of meer vertoont ten opzichte van de oude gemiddelde waarde, dan wordt deze overschreven door de nieuwe waarde. S 5) Operaties, software • DCF-77-tijdsignaal De software van het weerstation begint op elk vol uur na een basis- of nieuwe instelling en elke keer nadat u de programmeermode verlaten heeft met een ontvangstpoging van het DCF-77-tijdsignaal. • Kamertemperatuur een -luchtvochtigheid/luchtdruk De software van het weerstation meet elke 10 seconden de actuele kamertemperatuur, elke 20 seconden de actuele luchtvochtigheid binnen en elke minuut de actuele luchtdruk. Tijdens de ontvangst van een DCF-77-tijdsignaal, de ontvangst van signalen van thermo-hygro-sensor of regenmeter, in de programmeermode en tijdens het drukken op een toets vindt geen ontvangst plaats. • Buitentemperatuur en -luchtvochtigheid/regenhoeveelheid De software van het weerstation start elke 5 minuten een poging de actuele waarden van één tot drie thermo-hygro-sensoren en de regenmeter te ontvangen. Tijdens de ontvangst van een DCF-77-signaal, de ontvangst van signalen van thermo-hygro-sensor of regenmeter, in de programmeermode en tijdens het drukken op een toets vindt geen ontvangst plaats. Als de temperatuur en de luchtvochtigheid buiten of de regenhoeveelheid drie keer achter elkaar niet ontvangen kan worden, dan wordt op het LC-Display voor deze waarde “—-” weergegeven. Als het weerstation bij de ontvangstpoging een nieuwe regenhoeveelheids-waarde, dan wordt er onmiddellijk een nieuwe berekening van 30
•
de vier mogelijk weer te geven regenhoeveelheden uitgevoerd. De weergave van de regenhoeveelheid sinds het begin van de laatste regen wordt op 0 gezet, als het na 15 of meer geslaagde ontvangstpogingen zonder nieuwe regen opnieuw begint te regenen. Batterij De software van het weerstation start na iedere basis- of nieuwe instelling alsmede bij iedere poging tot ontvangst van de sensorsignalen een batterijtest. Als de batterijen zwak worden, dan wordt dit d.m.v. een aanduiding op de beeldschermen (batterij zwak) kenbaar gemaakt.
S 6) Regenvermenigvuldigingsfactor De Regenvermenigvuldigingsfactor is die grootheid, die via de in de regenmeter verzamelde hoeveelheid water de uitvoer van een getalpuls door de niveausensor bepaalt. In de praktijk is gebleken dat de grootheid 3.75 de optimale waarde is. Dit betekent, dat de niveausensor steeds bij het bereiken van een kleinst mogelijke hoeveelheid van 0,267 mm neerslag een impuls aan het weerstation levert en daar berekend en als regenhoeveelheid weergegeven wordt. De Regenvermenigvuldigingsfactor is al bij de koop van het weerstation af fabriek op een waarde van “3.75” geprogrammeerd. Als dat niet het geval is, kan deze factor eenvoudig door de gebruiker op een waarde tussen 0,00 en 9,99 millimeter (aanbevolen 3.75. Er worden hier alleen de cijfers achter de komma weergegeven) ingesteld worden. Door het opslaan van deze waarde in de EEPROM staat deze waarde als referentie ter beschikking van het weerstation, zelfs als ongewild de stroomvoorziening uitvalt. S 7) Opslaan, minimum-/maximumwaarde Het weerstation slaat de minimum- en maximumwaarden van de kamer- en buitentemperatuur met tijd en datum van opslag op. Dit kenmerk is bijzonder nuttig voor het weergeven van de opgeslagen temperaturen van dat gebied, waarin de sensoren en het weerstation geplaatst zijn. Als er nieuwe maximumof minimumtemperaturen bereikt worden, dan worden deze automatisch in het weerstation opgeslagen en op het LCD weergegeven. S 8) Statistiek, luchtdruk/regenhoeveelheid Hierbij worden steeds de waarden van de luchtdruk van de afgelopen uren 31
en de regenhoeveelheden van de afgelopen dagen, weken en maanden als verticale balken van verschillende lengte weergegeven. Luchtdrukverloop Het staafdiagram van de elektronische barometer geeft het luchtdrukverloop weer van de afgelopen 48 uur in 9 stappen, steeds op het tijdstip 0, -1, -3, -6, -12, -18, -24, -36 en -48 uur. De staafwaarde wordt bij elk der 8 stappen opgeslagen en als diagram weergegeven, dat de trend over de opgeslagen periode weergeeft. Een schaalverdeling aan de rechterkant vergelijkt de resultaten. De “0” in het midden van de schaalverdeling kenmerkt de actuele luchtdruk. Iedere verandering (+ 1, + 3, + 5 en + 7) geeft in hPa aan, hoe hoog of laag de luchtdruk in het verleden was in vergelijking met de actuele luchtdruk. Als de staven langer worden, dan betekent dit dat er vanwege een stijgende luchtdruk beter weer te verwachten is. Als de staven korter worden, dan betekent dit een daling van de luchtdruk, zodat, gerekend van het actuele tijdstip “0” rekening gehouden moet worden met een weersverslechtering. Op elk hele uur wordt de actuele luchtdruk als basis voor de weergave van een nieuwe grafiekbalk gebruikt. De bestaande grafiek wordt daarbij een balk naar links verschoven. Regenhoeveelheid Net als bij het luchtdrukverloop meet het weerstation via de regenmeter ook de neerslag en maakt daarvan een staafdiagram, dat het verloop in de opgeslagen tijdsduur weergeeft. Deze gaat in het geval van de regenstatistiek over de afgelopen 7 dagen, weken of maanden alsmede de actuele dag, week of maand. Een schaalverdeling aan de linkerkant van het diagram vergelijkt het resultaat. De “0” kenmerkt de actuele waarde. Iedere verandering geeft in millimeters de neerslaghoeveelheid in vergelijking met de actuele waarde aan. De schaalverdeling van de staaflengtes geeft bij normaal gebruik het verloop weer tot een regenhoeveelheid van 100 mm (0, 1, 3, 5, 10, 20, 50 en 100 mm). S 9) Stemmingssymbolen Met de stemmingssymbolen kan de gebruiker de effecten van temperatuur en relatieve luchtvochtigheid in zijn eigen omgeving vaststellen. Het weerstation laat door het weergeven van de beide stemmingssymbolen “opgewekt” (“☺”) of “bedroefd” (“L”) het huidige comfortniveau zien. Als de 32
kamertemperatuur zich tussen +20 °C en +26 °C bevindt en de relatieve luchtvochtigheid tussen 45% en 65%, dan wordt het “opgewekt”-symbool weergegeven. Als of de temperatuur of de rel. luchtvochtigheid zich buiten deze bereiken bevinden, wordt dat door het symbool “bedroefd” weergegeven. Dit betekent, dat het symbool “☺” een hoog, en het symbool “L“ een laag comfortniveau weergeeft. Als het symbool “bedroefd” (“L”) gelijktijdig getoond wordt met een van de woorden “DRY” of “WET”, dan betekent dit, dat de relatieve luchtvochtigheid zich onder of boven het aangename comfortniveau bevindt. Als alleen de temperatuur zich buiten het aangename niveau bevindt, worden deze woorden niet getoond. Het symbool “bedroefd” (“L“) met het woord “DRY” betekent dus een relatieve luchtvochtigheid van minder dan 45%, met het woord “WET” van meer dan 65%. Als de actuele temperatuur onder 0 °C of boven 45 °C ligt, kan de waarde van de luchtvochtigheidmeting van de werkelijke luchtvochtigheid afwijken. Hoe verder de temperatuur buiten dit bereik ligt, hoe groter kan het verschil tussen gemeten en werkelijke luchtvochtigheid zijn. Als de temperatuur tenslotte buiten het meetbereik ervan ligt (aanduiding “OFL”), kan de luchtvochtigheid niet meer berekend worden en op het display verschijnt “—-”. S 10) Overdrachtscode Bij de eerste ingebruikname van het weerstation vindt een automatische programmering plaats, die door de gebruiker niet kan worden beïnvloed. Het betreft hier de overname van de verschillende zendcodes van de thermohygro-sensoren en van de regenmeter door het weerstation. Door deze procedure volgt er een duidelijke toewijzing van alle onderdelen ten opzichte van elkaar, die bedoeld is voor de zekerheid van de signaaloverdracht; de leerprocedure voor de overdrachtscode vindt gelijktijdig met de ontvangst van de eerste geldige data en het overschrijven van de eerste LC-displaywaarden plaats. Dit kan herkend worden, doordat sommige aanduidingen na elkaar korte tijd oplichten, omdat ze apart getest worden. Gelijktijdig begint ook de zendergestuurde klok met de ontvangstpogingen. Als de verschillende testmodes doorlopen zijn, kunt u dat zien doordat alle gegevens van het binnen- en buitenbereik getoond worden. Nu kan de overdrachtscode-leermode beëindigd worden door op een willekeurige toets te drukken en het weerstation is klaar voor gebruik.
33
S 11) Weersymbolen Bij iedere plotselinge of duidelijke luchtdrukverandering zullen de weersymbolen hun uiterlijk aanpassen aan deze verandering. Dit betekent, dat de symbolen niet veranderen, zo lang er geen herkenbare weersverandering plaatsvindt. Als de symbolen niet veranderen, betekent dat simpelweg dat 1) het weer niet veranderd is of 2) de verandering van het weer zich zo langzaam voltrokken heeft, dat het eigenlijke tijdstip van de verandering niet onderkend is.
stormwaarschuwing knipperen, tot de luchtdruk stabiel blijft of weer omhoog gaat.
De gevoeligheid ten opzichte van luchtdrukveranderingen, waarbij de weergave van de weersymbolen verandert, is programmeerbaar (2, 3 of 4 hPa). Voor gebieden, waar de weersymbolen nauwelijks veranderen vanwege praktisch constante luchtdrukomstandigheden, verdient het derhalve aanbeveling een lagere hPa-waarde in te stellen, om daardoor beter gebruik te kunnen maken van de luchtdrukgegevens. Ook als de getoonde symbolen b.v. de zon of regenwolken weergeven, moet u ze niet direct zien als voorspelling van zonnig of regenachtig weer, maar veel meer als voorspelling van beter of slechter wordend weer. Als b.v. het actuele weer bewolkt en het weersymbool geeft regen aan, betekent dat niet dat het apparaat verkeert aangeeft. Het betekent alleen, dat de luchtdruk is gedaald en dat er slechter weer, maar niet persé regen, te verwachten is. S 12) Weertendens Op grond van de samenwerking van weersymbolen en tendenspijlen kan het apparaat ook laten zien, hoe het weer veranderd is of hoe het zou kunnen veranderen. Als er b.v. een naar beneden gerichte pijl getoond wordt gelijktijdig met de symbolen van een bewolkte zon, dan vond de laatste herkenbare weersverandering plaats tijdens een zonnige periode (d.w.z. er werd alleen het zonnesymbool getoond). Omdat de tendenspijl naar beneden wijst, wil dat verder zeggen dat de volgende weersverandering het regensymbool op het scherm zal brengen. De weertendenspijl blijft onafhankelijk van de actuele weerssituatie op het LCD zichtbaar. Als de pijl tijdens een regenperiode naar beneden wijst, betekent dat, dat het weer slecht zal blijven. Als de pijl bij zonnig weer naar boven wijst, kunt u er van uitgaan dat het weer mooi zal blijven. Als de luchtdruk daalt met de extreme hoeveelheid van 4 hPa of meer in zes uur, dan zal de naar beneden gerichte pijl zo lang in de richting van de 34
35