RAAP datum: ons kenmeric behandeld dcwr: uw brief van: uw referentie: bijlage(n): betreft:
Archeologisch
5 juni 2009 12849RTVA4 052923 doe drs C N Kruidhof
Adviesbureau
Provincie Zuid-Holland Mevrouw M.W. Ilahibaks Postbus 90602 2509 LP Den Haag , „
1 Programma van Eisen m b t plangebied rond de reconstructie van de N209 te gemeente Rotterdam
.
Provincraal Bestuur van Zuid - Holland - 8 JUNI 2009
Geachte mevrouw Ilahibaks,
Datum ontvangst
Hierbij hebben wij het genoegen u 1 exemplaar aan te bieden van de herziene conceptversie van het Programma van Eisen m.b.t. plangebied rond de reconstructie van de N209 te gemeente Rotterdam. Het Programma van Eisen zal worden getoets door het bevoegd gezag (de Provincie Zuid-Holland). Nadat het Programma van Eisen is goedgekeurd door het bevoegd gezag, zal de definitieve versie worden vervaardigd. Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Mocht u nog vragen hebben dan kunt u natuuriijk te allen tijde contact met ons opnemen. Metvrifendélijke^roet,
Me\kJm/C.U. Kruidhof
C c : dhr. R.H.P. Proos, provinciaal archeoloog ZH
RAAP Hoorciksntoor Laauwenvetdseweg 5b 1382IVV/ef";r Postt ^JSC•^ • •MWJi '
T 0294-491500 F 0294-491519 Eraap@raapnl K«K 34137810 pDStC^ank 4805648 ABN AMRO 54C2695ei
RAAP Noofd-N«derlarKl De KECI 11
9206 BG Df achten 1 Of 12 539 1.^0 F0S12S39 860 F iaapnrt@raap nl
RAAP Oost-N«defland Powbus 50 6970 AB Bfummen T 0575 567 876 F 0575 567 066 E (aaponl@faap m
RAAP Zuid-Nederland DeS LoNnansHaal 11 6004 AMWeefi T 0495 51 35 Se. F 0495 51 35 40 F r;»^?niera*fi m
RAAP WMt-N«dw
RAAP-PvE 645
Programma van Eisen Archeologische begeleiding protocol Proefsleuven
Reconstructie N209, Doenkade (deelgebied 1) Gemeente Rotterdam
Goedkeuring PvE door Provincie Zuid-Holland Handtekening voor akkoord
Functie en Naam: dhr. R.H.P. Proos, provinciaal archeoloog ZH d.d.:
RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resuKaten van dit onderzoek of de toepassing van de advtezen.
PvE 645, Archeologische begeleiding protocol Proefsleuven. Reconstructie N209. Doenkade (deelgebied 1). conceptversie 5 juni 2009
PROGRAMMA VAN EISEN LOCATIE
Gemeente:
Rotterdam
Project:
Reconstructie N209
Plaats:
Rotterdam
Toponiem:
N209, Doenkade
PROJECT
Reconstructie N209
PLAATS BINNEN ARCHEOLOGISCH PROCES Inventanserend veldonderzoek (IVO) Archeologische begeleiding protocol Proefsleuven OPSTELLER Auteur Projectleider (senior archeoloog):
Mede-opsteller{s) FiAAP'Projectcode F\E
Naam, adres, telefoon, e-mail
datum
paraaf
Mevrouw drs. C.N. Kruidhof RAAP West-Nederiand Postbus 4025 2301 RA Leiden tel 071-5768118 email: [email protected] De heer drs. Y. Raczynski Henk 12849RTVA4
OPDRACHTGEVER
Naam, adres, telefoon, e-mail Provincie Zuid-Holland Mevrouw M.W. Ilahibaks Postbus 90602 2509 LP Den Haag tel: 070-4417357 e-mail: [email protected]
datum
paraaf
BEVOEGD GEZAG Provincie
Naam, adres, telefoon, e-mail Provincie Zuid-Holland De heer R.H.P. Proos Postbus 90602 2509 LP Den Haag tel: 070-4418445 e-mail: [email protected]
datum
paraaf
UITVOEREND BEDRIJF / INSTELLING Naam Nog niet bekend Contactpersoon Telefoon/ e-mail DATUM ONDERZOEK Start Duur
Nog niet bekend. De start van de archeologische begeleiding is afhankelijk van de start van de civiele graafwerkzaamheden. De duur van de archeologische begeleiding is afhankelijk van de dooriooptijd van de civiele graafwerkzaamheden.
PvE archeologische begeleiding
PvE 645, Aruheokjgische tyegeleidir^g protocol Proefsleuven. Reconstructie N209. Doenkade (deelgebied 1). conceptversie 5 juni 2009
BASISGEGEVENS
Huidig g r o n d g e b r u i k
Programma van Eisen archeologische begeleiding reconstructie N209 te gemeente Rotterdam Zuid-Holland Rotterdam Rotterdam Doenkade 37E en 37F op de topografische kaart 1:25000 89.724 (centrumcoördinaten) 441.551 (centrumcoördinaten) Voor aanvang van het onderzoek dient de CIScode aangevraagd te worden bij de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuuriandschap en Monumenten (RACM). Deelgebied 1 heeft een oppervlakte van circa 41,7 ha. Een deel hiervan (van de A l 3 tot aan de kruising van de Doenkade en de Bovendijk) betreft het onderzoeksgebied. Dit heeft een omvang van circa 32,4 ha. Grasland/akkeriand
PERIODE(N)
COMPLEXTYPE(N)
Middeleeuwen (vroeg/laat) Nieuwe tijd (vroeg/laat)
Kade, vermoedelijk dijklichaam
Projectnaam
Provincie Gemeente Plaats Toponiem Gemeentecode Kaartblad X - coördinaat Y - coördinaat Kadaster-nr CMA/AMK-status CAA-nr. CMA-nr. ARCHIS-monument-nr ARCHIS-waarnemings-nr CIS-code (onderzee ksmeldingsnummer) Oppervlakte plan- o f onderzoeksgebied
Kade, vermoedelijk dijklichaam
PvE archeologische begeleiding
4
PvE 645, Archeobgische begeleiding protocol Proefsleuven. Reconstructie N209. Doenkade (deelgebied 1). corKeptversie 5 juni 2009
1. Doel en reden van het onderzoek Doel
Reden
Selectiebesluit (alleen na IVO)
Doel van de archeologische begeleiding is het veritrijgen van inzicht in de aan- of afwezigheid van archeologische waarden. Meer specifiek in de aan- of afwezigheid van een landscheidingskade, vermoedelijk in de vorm van een dijklichaam. Er is een reconstructie gepland van de provinciale weg N209. Ten behoeve van de reconstructie zullen ter hoogte van de Doenkade (tussen de A l 3 en de Bovendijk) verschillende bodemingrepen plaatsvinden. Het betreft o.a. een nieuw auto- en fietsviaduct ter overbrugging van de A l 3, een ecoduiker, een (brom)fietstunnel en een aansluiting naar het toekomstige bedrijventerrein Schieveen en over gehele Doenkade verbreding van noordzijde van de weg. Ten behoeve van de wegverbredingen en aansluitingsweg zal de bodem tot circa 1 m -Mv worden verstoord. Voor de (brom)fietstunnels zal worden ontgraven tot 5 m beneden het niveau van de bestaande weg en voor de duikers tot maximaal 3,5 m beneden niveau bestaande weg. Bij al deze ingrepen geldt dat eventueel aanwezige archeologische waarden worden bedreigd. Niet van toepassing
2. Resultaten van het t o t d u s v e r uitgevoerde onderzoek Administratieve gegevens Bureauonderzoek RAAP Archeologisch Adviesbureau bv Uitvoerder 1990 Uitvoeringsperiode Visscher, H.J.C., 1990. Oude Leede. Een archeologische Publicatie kartering en inventarisatie. RAAP-rapport 36A. Stichting RAAP, Amsterdam. Bekius, D., 2009. Plangebied reconstructie N209, projectnummers 120930, 120933 en 120934; gemeenten Rotterdam en Lansingerland; archeologische quick-scan. RAAP-notitie 3051. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Weesp. Overig onderzoek BOOR Uitvoerder RAAP 2005 Uitvoeringsperiode 2009 Karterend en verkennend booronderzoek Uitvoeringsmethode Schiltmans, D.E.A., 2005. Rotterdam Polder Schieveen. Een Publicatie archeologische inventarisatie door middel van grondboringen. BOOR-rapporten 239. Bureau Oudheidkundig Onderzoek van Gemeentewerken Rotterdam. Raczynski Henk, Y., 2009. Plangebied N209, deelgebieden 1 en 2. Gemeenten Rotterdam en Lansingeriand Archeologisch vooronderzoek: verkennend booronderzoek RAAP WoW/e 3128
PvE archeologische begeleiding
PvE 645, Archeologische t)egeleiding protocol Proefeteuven, Reconstructie N209. Doenkade (deelgebied 1). conceptversie 5 juni 2009
Bewaarplaats van vondsten en documentatie De documentatie van het uitgevoerde onderzoek bevindt zich in het archief van BOOR en RAAP West Nederland te Leiden. De vondsten van het uitgevoerde onderzoek bevinden zich in het Provinciaal Archeologisch Depot van de Provincie Zuid-Holiand. Resultaten: landschappelijke en aardwetenschappelijke context Het plangebied bestaat uit de Doenkade, een laat Huldig grondgebruik; (sub) recente ingrepen en middeleeuws dijklichaam, en de daarop gelegen N209 en overige infrastructuur. verstoringen NAP-hoogte maaiveld circa 5 m -NAP Grondwatertrap M Het plangebied ligt in een zone met zee- en geulafzettingen Fysiek-landschappelijke, (ARCHIS kaartlaag geomorfologie: 2M35, vlakte van geologische, getijdeafzettngen). Het uiterste westen van het plangebied geomorfologische en ligt in een zone met 'wadplaat-, geul- en komafzettingen aan bodemkundige of onder het huidige oppervlak' (ARCHIS kaartlaag kenmerken geomorfologie: 2M46, ontgonnen veenvlakte, al dan niet met klei en of zand in de ondergrond). De bodem in het plangebied bestaat uit moerige eerdgronden met een moerige bovengrond of moerige tussenlaag op niet-gerijpte zavel of klei (ARCHIS kaartlaag bodem: U37Onr027). Cultuurlandschappelijke De N209 kruist zones met fossiele geulen die behoren tot het Laagpakket van Wormer (Formatie van Naaldwijk). In veel en historischgevallen zijn deze oude stroomgordels door afgraving en geograftsche kenmerken inklinking van de omliggende veen- en kleigronden hoger komen te liggen dan hun omgeving (reliëfinversie). Mogelijk zijn deze hoger gelegen ruggen droog en geschikt geweest voor bewoning in het Neolithicum. Ten westen van de kruising van de Doenkade en de Oude Bovendijk zijn de stroomgordels door middel van booronderzoek nader onderzocht met als doel de mate van geschiktheid voor bewoning van de stroomgordel te bepalen (Schiltmans, 2005). De stroomgordels lijken niet geschikt te zijn geweest voor bewoning. Resultaten: perioden en sites Regionale archeologische Vrijwel direct ten westen van deelgebied 1 ligt een AMKterrein van hoge archeologische waarde (figuur 1) met context mogelijke acheologische overblijfselen van de hofstede Rodenrijs uit de Late Middeleeuwen (monumentnr. 9446/CMA-nr. 37E-055). In 1989 en 1990 is historisch-geografisch en archeologisch onderzoek in het plangebied verricht in het kader van de herinrichting Oude Leede (Dirkx & Vervloet, 1989; Visscher, 1990). Op basis van de aanwezigheid van droogmakerijgronden is destijds in het plangebied een selectieve archeologische veldkartering uitgevoerd. Hierbij zijn ten noorden van de kruising van de Doenkade en de Vliegveldweg (deelgebied 1) twee fragmenten aardewerk aangetroffen, waarvan één laatmiddeleeuws en één ondetenmineerbaar (ARCHIS-waarnemingsnummers 100148 en 100151). In 2005 is in opdracht van het Ingenieursbureau van gemeentewerken Rotterdam (IWGR) een archeologische inventarisatie uitgevoerd in de Polder Schieveen, ten noorden van de Doenkade in deelgebied 1 (Schiltmans, 2005; figuur 4). In de rapportage van dit onderzoek wordt de Doenkade
PvE archeologische begeleiding
PvE 645, Archeologische t>egeleiding protocol Proefsleuven, Reconstructie N209. Doenkade (deelgebied 1), conceptversie 5 juni 2009
vermeld als 12e-eeuwse landscheidingskade tussen Schieland en Delfland. De oorspronkelijke kade vermoedelijk een dijklichaam van niet meer dan één meter hoog - zou moeten liggen in het tracé van de huidige Doenkade, ergens tussen de twee nu bestaande sloten ter weerszijden van de weg. Aard en ouderdom van de Ter plaatse van de Doenkade en de Oude Bovendijk kunnen sporen van dijklichamen uit de Late Middeleeuwen verwacht vindplaats worden. Gaafheid en conservering Op basis van de tot nu toe uitgevoerde onderzoeken is het niet mogelijk een uitspraak te doen over gaafheid en (stmcturen, sporen, conservering van structuren, sporen, vondsten en paleovondsten, paleoecologische resten. ecologische resten) Begrenzing en oppervlakte van de totale vindplaats Archeologische stratigrafie en diepte van vondstlagen
De volledige vindplaats bevindt zich binnen de grenzen van het plangebied. De totale oppervlakte bedraagt circa 15 hectare.
Op basis van de tot nu toe uitgevoerde onderzoeken is het niet mogelijk een uitspraak te doen over archeologische stratigrafie. De archeologische lagen worden verwacht vanaf het maaiveld. A r c h e o l o g i s c h e verwachting op basis van het vooronderzoek De stroomgordels in het plangebied zijn door middel van Structuren en sporen booronderzoek nader onderzocht met als doel de mate van geschiktheid voor bewoning van de stroomgordel te bepalen (Schiltmans, 2005). Op basis van het booronderzoek is de archeologische verwachting voor deze fossiele stroomgordels naar beneden bijgesteld tot een lage archeologische ven/vachting voor het Neolithicum. De stroomgordels lijken niet geschikt te zijn geweest voor bewoning.
Artefacten: anorganisch
Artefacten: organisch
De Doenkade en de Oude Bovendijk zijn archeologisch onderzocht in kader van het plangebied Schieveen (Schiltmans, 2005). Op basis van dit onderzoek geldt voor deze zone een verhoogde ven/vachting voor de aanwezigheid van archeologische (dijk)resten daterend vanaf de Late Middeleeuwen. • Tijdens het onderzoek wordt voldoende diagnostisch materiaal verzameld om een uitspraak te kunnen doen over de datering, de eventuele fasering en de conserveringstoestand van de vindplaats; • Vondsten worden verzameld per stratigrafisch eenheid uit het profiel. Indien sporen worden aangetroffen worden vondsten per spoor verzameld; • Metaalvondsten worden met behulp van een metaaldetector verzameld. Metaalvondsten op/in het vlak worden individueel ingemeten en verzameld. • Tijdens het onderzoek wordt voldoende diagnostisch materiaal verzameld om een uitspraak te kunnen doen over de datering, de eventuele fasering en de conserveringstoestand van de vindplaats; • Vondsten worden verzameld per stratigrafisch eenheid uit het profiel. Indien sporen worden aangetroffen worden vondsten per spoor verzameld.
PvE archeologische begeleiding
j
PvE 645, Archeologische begeleiding protocol Proefsleuven. Reconstructie N209. Doenkade (deelgebied 1). conceptversie 5 juni 2009
Paleo-ecologische resten
Complexiteit 3. Vraagstelling Onderzoekskader, relatie met NGA, synergie. Onderzoeksvragen
Aanbevelingen
Beped
Fysisch-geografisch onderzoek
•
Er worden niet meer monsters genomen dan noodzakelijk voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen; • Monsters ten behoeve van pollenonderzoek, macrobotanisch onderzoek, Cl 4- of dendrochronologisch onderzoek worden genomen in bij voorkeur dateerbare en in ieder geval houtskoolrijke of humeuze grondsporen; Monsters worden door of in overleg met een specialist verzameld. Standaard
Aangezien sprake is van een Programma van Eisen voor een inventariserend veldonderzoek (PS02), hoeft dit onderzoek niet te passen binnen een speciaal onderzoekskader. • Zijn tijdens de graafwerkzaamheden archeologische waarden of resten aangetroffen, die inzicht kunnen geven in de bewoningsgeschiedenis van het plangebied? • Wat is de aard, diepteligging, mate van conservering en stratigrafische positie van het in de Doenkade opgenomen middeleeuwse dijklichaam? • Wat is de exacte locatie van de archeologische resten? • Wat is de diepte (t.o.v. maaiveld) en de hoogteligging (t.o.v. NAP) van de archeologische resten? • Wat is de geologische context van de aangetroffen archeologische resten? • Wat is de aard, datering en kwaliteit van de aangetroffen archeologische resten? • Hoe kunnen de aangetroffen archeologische resten worden gewaardeerd? • Wat is de globale omvang van de archeologische resten in het horizontale vlak? • Wat kan op basis van de resultaten van de archeologische begeleiding worden gezegd over de archeologische verwachting van de wijdere omgeving? Op basis van de onderzoeksresultaten dient het bevoegd gezag een goed afgewogen beslissing (selectiebesluit) te kunnen maken. Niet van toepassing
De te verzamelen informatie is primair bedoeld om inzicht te krijgen in de aanwezige archeologische waarden en de kwaliteit en omvang daarvan. Er dient te worden gestreefd naar een onderzoek dat resulteert in de gewenste informatie en tegelijkertijd zo weinig mogelijk verstoring van de archeologische waarden teweegbrengt. Tijdens het archeologisch vooronderzoek is reeds fysischgeografische informatie verzameld. Als aanvulling hierop
PvE archeologische begeleiding
PvE 645, Archeologische begeleiding protocol Proefsleuven. Reconstructie N209. Doenkade (deelgebied 1). conceptversie 5 juni 2009
Methoden en technieken
zullen volgende werkzaamheden worden verricht: • per proefsleuf zal een lengteprofiel worden bestudeerd en geïnterpreteerd; • de profielen worden getekend en gefotografeerd indien zij relevante informatie bevatten. De begeleiding zal bestaan uit het documenteren van dwarsprofielen door het dijklichaam. Dit gebeurt bij voorkeur op de locaties waar de diepste bodemingrepen plaatsvinden. De meest geschikt locaties zijn waarschijnlijk de (brom)fietstunnel waar wordt ontgraven tot 5 m -Mv, de ecoduiker waar wordt ontgraven tot ca. 3,5 m -Mv, de locaties van het auto- en fietsviaduct. Bij het documenteren wordt de stratigrafie van het dijklichaam vastgelegd en dateerbare diagnostische vondsten en/of monsters worden uit de diverse lagen verzameld. Hierbij zullen de graafwerkzaamheden zo min mogelijk worden belemmerd. Voorgesteld wordt om in eerste instanties op 3 locaties een begeleiding uit te voeren, waarbij bij vooriceur een dwarsdoorsnede door het vermoedelijk aanwezige dijklichaam wordt verkregen en bestudeerd. Indien een dijklichaam of andere mogelijk behoudenswaardige resten worden aangetroffen, wordt zo snel mogelijk contact opgenomen met de opdrachtgever en het bevoegd gezag over de te volgen strategie. Mogelijk is in dat geval aanvullend onderzoek noodzakelijk. Ook kan het zijn dat aanbevolen wordt om op de begeleiding uit te breiden naar nog andere locaties. Niet begeleidbare ingrepen: Weg verbredingen en aanleg aansluitingsweg - hiervoor wordt tot slechts 1 m - Mv ontgraven.
Structuren en grondsporen
Artefacten: anorganisch
Het couperen van sporen, het vrijleggen van structuren (zoals hout- of muurwerk) en skeletmateriaal en het vrijleggen en bergen van vondsten uit beerputten en dergelijke zijn werkzaamheden die behoren bij een archeologische opgraving. De volgende werkzaamheden vinden plaats: • Noteren van baksteengrootte, metselverband en tienlaagsmaat; • inmeten (x-, y- en z-waarden); • tekenen; • fotograferen; • nummeren; • selectief couperen van grondsporen; • selectief afwerken van grondsporen. • alle artefacten die tijdens het aanleggen van het vlak, tijdens het aanleggen van het profiel of bij het couperen van de sporen worden aangetroffen, worden verzameld; • metaalvondsten worden met behulp van een metaaldetector verzameld. Metaalvondsten op/in het vlak worden individueel ingemeten en verzameld;
PvE archeologische begeleiding
PvE 645, Archeologische tyegeleiding protocol Proefsleuven. Reconstructie N209. Doenkade (deelgebied 1). conceptversie ^ Q 5 juni 2009
• •
Artefacten: organisch
Paleo-ecologische resten
Bepertdngen
spoorvondsten worden per spoor verzameld; verzamelwijze stortvondsten: Per proefsleuf worden de vondsten van de stort zeer selectief verzameld en geregistreerd. • alle artefacten die tijdens het aanleggen van het vlak, tijdens het aanleggen van het profiel of bij het couperen van de sporen worden aangetroffen, worden verzameld; • spoorvondsten worden per spoor verzameld; • verzamelwijze stortvondsten: Per proefsleuf worden de vondsten van de stort zeer selectief verzameld en geregistreerd. • van dateerbare grondsporen met (mogelijk) goed geconserveerd organisch materiaal, worden monsters genomen voor botanisch onderzoek, C14- of dendrochronologisch onderzoek. Deze monsters worden in deze fase nog niet gezeefd; • er worden geen monsters genomen ten behoeve van pollenonderzoek, macrobotanisch onderzoek, C14-of dendrochronologisch onderzoek. Niet van toepassing.
5. Uitwerking en conservering Fysisch geografische analyse vindt indien mogelijk in het veld Analyse fysischeplaats. De analyse gebeurt op basis van de bestudeerde geografie profielen. • Grondsporen en structuren worden uitgewerkt tot op Structuren en een niveau dat nodig is voor de beantwoording van de grondsporen onderzoeksvragen; • De vondsten worden per materiaalcategorie Artefacten: anorganisch beschreven en gewaardeerd; • vondsten worden uitgewerkt tot het niveau dat nodig is voor de beantwoording van de onderzoeksvragen; • bij (vergankelijke) vondsten dient in eerste instantie minimaal gezorgd te worden voor stabilisering van de staat waarin ze gevonden zijn. • De vondsten worden per materiaalcategorie Artefacten: organisch beschreven en gewaardeerd; • vondsten worden uitgewerkt tot het niveau dat nodig is voor de beantwoording van de onderzoeksvragen; • van de organische vondsten dient in eerste instantie minimaal de staat waarin ze gevonden zijn, gestabiliseerd te worden. • Botmateriaal wordt wel gedetermineerd maar niet aan Paleo-ecologische resten een nadere analyse onderworpen; • van de eventuele grondmonsters dienen de meest veelbelovende door een specialist te worden gewaardeerd om te bepalen of het voldoende zinvol is dat ze verder worden uitgewerkt/geanalyseerd. Indien dit het geval is, dienen er ten minste 2 geanalyseerd te worden. • In het rapport worden ten minste opgenomen: een Beeldrapportage locatiekaart, een overzicht van de uitgevoerde (objecttekeningen, foto's,
PvE archeologische begeleiding
PvE 645, Archeologische begeleiding protocol Proefsleuven, Reconstructie N209, Doenkade (deelgebied 1). conceptversie -j -j 5 juni 2009
kaarten, e.d.)
Conservering geselecteerd materiaal (zie CvAK-leidraad nr. 1) Beperi^ingen
bodemingrepen en een overzicht van de aangetroffen sporen en structuren; • Relevante profielinformatie wordt met foto('s) en tekening(en) verduidelijkt. Van de vondsten dient in eerste instantie de staat, waarin ze gevonden zijn, gestabiliseerd te worden. Na evaluatie van het veldwerk wordt bepaald welk materiaal in aanmerking komt voor duurzame consen/ering of eventueel zelfs restauratie. Niet van toepassing.
6. Eindproduct: rapportatae en deponering Te leveren product • Na afloop van het veldweri< worden de resuttaten van het onderzoek vastgelegd in een rapportage. De inhoudelijke eisen die zijn vastgelegd in de KNA vormen hiervoor de leidraad. De rapportage tievat in ieder geval de volgende onderdelen: Inhoud eindrapport • samenvatting; • inleiding; • methoden; • resultaten (waaronder een beschrijving van vlakken, profielen, sporen en structuren en een beschrijving van vondsten); • conclusies en aanbevelingen (o.a. een selectieadvies). Verschijning en oplage • Van het conceptrapport worden 2 exemplaren geleverd. De opdrachtgever wordt in de gelegenheid eindrapport gesteld commentaar te leveren op de conceptrapportage. Van het eindrapport zullen 3 exemplaren aan de opdrachtgever worden gestuurd; • om de inhoud van het rapport te laten aansluiten op het beleid van de overheid zullen bovendien 2 exemplaren aan de RACM en 1 exemplaar aan de provincie/gemeente worden geleverd; • indien tijdens het onderzoek vondsten zijn aangetroffen, zal tevens een exemplaar van het eindrapport aan het provinciaal/gemeentelijk depot worden gestuurd. De vondsten en de opgravingsdocumentatie worden binnen Deponering twee jaar na afronding van het onderzoek conform de daarvoor geldende richtlijnen, overgedragen aan het provinciaal depot voor bodemvondsten van Zuid-Holland, op voorwaarden van dit depot. Niet van toepassing. Bepericingen 7. Randvoorwaarden Personele randvoorwaarden
•
• Uitvoeringsperiode en
•
Tijdens de graafwericzaamheden zijn twee archeologen aanwezig om waarnemingen te verrichten en eventuele archeologische resten, die worden blootgelegd, te documenteren. Het onderzoek wordt geautoriseerd door een senior KNA-archeoloog. De uitvoerdatum van het veldwerk dient in overieg met de opdrachtgever vastgesteld te worden. De
PvE archeologische begeleiding
PvE 645, Archeologische begeleiding protocol Proefsleuven. Reconstructie N209. Doenkade (deelgebied 1). conceptversie ^ 2 5 juni 2009
opleveringstermijn veldwerk
Uitvoeringscondities veldwerk
Kwaliteitsbewaking, toezicht, overieg en evaluatie
Selectieprocedure tijdens het veldwerk (i.h.b. bij archeologische begeleiding)
dooriooptijd van het gehele onderzoek bedraagt (van start veldwerk tot levering concept rapportage) circa 10 weken. Een mondelinge presentatie van de vooriopige onderzoeksresultaten volgt direct na het veldwerk. • Uiteriijk 10 dagen voorafgaand aan de start van het veldwerk dient de onderzoeksmelding in ARCHIS plaatste vinden. • De exacte bepalingen en veiligheidsvoorschriften met betrekking tot het graven in het plangebied, dienen te worden opgenomen in het draaiboek dat door de opdrachtnemer aan de opdrachtgever wordt geleverd; • het onderzoek dient te worden uitgevoerd conform de richtlijnen in het KNA. In alle gevallen waarin dit PvE niet voorziet, zijn de procesbeschrijvingen en specificaties in de KNA van toepassing; • dit PvE betreft de eisen die vanwege het archeologisch belang aan het onderzoek worden gesteld. Dit laat onverlet dat wettelijke en andere regelgeving aangaande het uitvoeren van werkzaamheden moet worden gevolgd (o.a. Arbowet); • dit PvE dient tijdens het veldwerk op de werklocatie aanwezig te zijn. • Bij aanvang van het onderzoek, wordt een melding gedaan aan het provinciaal depot van de provincie Zuid-Holland. • Tijdens het uitvoeren van het veldwerk worden door de verantwoordelijke archeoloog dag- en weekrapporten opgemaakt waarin de vordering van de werkzaamheden, de personele inzet, de venwerking en de opslag van kwetsbare materialen, de wetenschappelijke of technische ontwikkelingen en de inhoudelijke keuzes worden opgenomen. In de loop van het onderzoek vindt ook regelmatig (telefonisch) overieg plaats met de opdrachtgever; • bij eventuele afwijkingen van de bepalingen uit het PvE wordt onmiddellijk contact opgenomen met de opdrachtgever en het bevoegd gezag; • Direct na afloop van het veldwerk wordt gestart met de administratieve uitwerking. Na afloop van de administratieve uitwerking wordt een evaluatierapport opgesteld waarin de vooriopige resultaten van het veldonderzoek worden geëvalueerd aan de hand van het PvE; • De onderzoeksresultaten en de conceptrapportage zullen door het bevoegd gezag (de provinciaal archeoloog van Zuid-Holland) worden getoetst aan dit PvE. Voorgesteld wordt om in eerste instanties op 3 locaties een begeleiding uit te voeren, waarbij bij vooriceur een dwarsdoorsnede door het vermoedelijk aanwezige dijklichaam wordt verkregen en bestudeerd. Indien een dijklichaam of andere mogelijk behoudenswaardige resten worden aangetroffen, wordt zo snel mogelijk contact
PvE archeologische begeleiding
PvE 645, Archeokigische begeleiding protocol F^roefsleuven, Reconstructie N209. Doenkade (deelgebied 1), conceptversie ^ 3 5 juni 2009
opgenomen met de opdrachtgever en het bevoegd gezag over de te volgen strategie. Mogelijk is in dat geval aanvullend onderzoek noodzakelijk. Ook kan het zijn dat aanbevolen wordt om de begeleiding uit te breiden naar nog andere locaties. Indien tijdens het veldweric vondsten (en/of structuren) worden gedaan waan/an de omvang, aard of complexiteit niet voorzien was, wordt direct contact opgenomen met de opdrachtgever en het bevoegd gezag. Samen met hen zal bepaald worden wat de te volgen strategie wordt.
Uitvoeringsperiode uitweridng; opleveringstermijn (concept)eindrapport
Termijn overdracht van vondsten, monsters en documentatie Procedure toetsing eindproduct door bevoegd gezag
Indien tijdens de archeologische begeleiding een behoudenswaardige vindplaats wordt aangetroffen, wordt (Cf Art. 47 Mw) direct contact opgenomen met het bevoegd gezag (provincie Zuid-Holland) over de te volgen strategie. De conceptrapportage is uiteriijk 8 weken na afronding van de veldwerkzaamheden beschikbaar voor de opdrachtgever. Onderzoeksresultaten en conceptrapportage worden door invullen bevoegd gezag getoetst aan dit Programma van Eisen. Na eventuele noodzakelijke aanvullingen en/of aanpassingen wordt de conceptrapportage omgezet in een eindrapportage. Eventuele vondsten worden met documentatie binnen twee jaar na afronding van het onderzoek, overgedragen aan het provinciaal depot voor bodemvondsten van de provincie ZuidHolland. Onderzoeksresultaten en conceptrapport worden door de provinciaal archeoloog van Zuid-Holland getoetst aan dit PvE. Na eventuele noodzakelijke aanvullingen en/of aanpassingen zal een eindrapport worden vervaardigd.
8. Wijzigingen na evaluatie Indien op grond van voortschrijdend inzicht wijzigingen in de Wijzigingen tijdens het strategie of werkwijze noodzakelijk of wenselijk worden, veldwerk dient de uitvoerder in overleg te treden met de opdrachtgever c.q. het bevoegd gezag. Hiermee dienen afspraken te worden gemaakt aangaande deze wijzigingen en de daarmee samenhangende planning van de werkzaamheden alsmede eventueel meer- of minderwerk. Als er na de evaluatie en selectie nog ingrijpende Procedure van wijziging wijzigingen optreden t.a.v. de vraagstellingen, methodiek na de evaluatiefase van van uitwerking, conservering of rapportage, dient dit tijdig het veldwerk met de opdrachtgever c.q. het bevoegd gezag te worden besproken. Als er tijdens de uitwerking nog ingrijpende wijzigingen Procedure van wijziging optreden t.a.v. de vraagstellingen, methodiek van tijdens uitwerking en uitwerking, consen/ering of rapportage, dient dit tijdig met de conservering opdrachtgever c.q. het bevoegd gezag te worden besproken. 9. Literatuur en bijlagen Literatuur
Bekius, D., 2009. Plangebied reconstructie N209, projectnummers 120930. 120933 en 120934;
PvE archeologische begeleiding
F=VE 645, Archeologische begeleiding protocol Proefsleuven. Reconstructie N209, Doenkade (deelgebied 1). concephrersie 5 juni 2009
Figuren
14
Gemeenten Rotterdam en Lansingeriand; archeologische quick-scan. RAAP-notitie 3051. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Weesp. Dirkx, G.H.P. & J.A.J. Vervloet, 1989 'Oude Leede", een historisch-geografische beschrijving, inventarisatie en waardering van het cultuurlandschap. Staring Centrum rapport 2. Staring Centrum, Wageningen. Schiltmans, D.E.A., 2005. Rotterdam Polder Schieveen. Een archeologische inventarisatie door middel van grondboringen. BOOR-rapporten 239. Bureau Oudheidkundig Onderzoek van Gemeentewerken Rotterdam. Visscher, H.J.C., 1990. Oude Leede. Een archeologische kartering en inventarisatie. RAAP-rapport 36A. Stichting RAAP, Amsterdam. Figuur 1: De ligging van het plangebied (gearceerd); inzet: ligging in Nederiand (ster)
PvE archeologische begeleiding
RAA P Archeologisch
Adviesbureau
P o s t b u s 3 0 ö 9 , 1380 GB Weesp
y