gemeente
Haarlemmermeer
Raadsvoorstel2010.0000470 Onderwerp Collegevergadering
Vaststelling bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat 12 januari 2010
Raadsvergadering
1. Samenvatting Wat willen we bereiken? De juridische basis bieden voor de realisatie van een nieuw Justitieel Complex aan de Sloterweg en de daarmee samenhangende veranderingen op het ter plaatse aanwezige brandweeroefenterrein.
Wat gaan we daarvoor doen? Voor de ontwikkeling van het Justitieel Complex zullen wij een bestemmingsplan vaststellen. De op het brandweeroefenterrein aanwezige opslagtank en bijbehorend vulpunt worden zodanig verplaatst dat het nieuwe Justitieel Complex buiten de invloedsfeer van opslagtank en vulpunt komt te liggen. Wat mag het kosten? Vaststelling van dit bestemmingsplan heeft voor de gemeente geen kosten tot gevolg. Het verhaal van kosten is verzekerd door een met Schiphol Real Estate B.V. (SRE) gesloten anterieure overeenkomst. Wie is daarvoor verantwoordelijk? Op grond van de Wet ruimtelijke ordening dient de raad een bestemmingsplan vast te stellen. Door ons te machtigen het verder noodzakelijke te verrichten, zijn wij bevoegd op te treden in een eventuele beroepsprocedure bij de Raad van State. Wanneer en hoe zal de raad over de voortgang worden geïnformeerd? Met de vaststelling van het bestemmingsplan is het plan afgerond. Wel bestaat nog de mogelijk van beroep bij de Raad van State. De raad zal in kennis worden gesteld van de uitspraak van de Raad van State in een eventuele beroepsprocedure. 2. Voorstel Op grond van het voorgaande besluit het college de raad voor te stellen om: 1. de ingediende zienswijzen ongegrond te verklaren; 2. het bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat vast te stellen, één en ander overeenkomstig de bij dit besluit gevoegde bescheiden en op de gronden genoemd in het voorstel van Burgemeester en Wethouders; 3. geen exploitatieplan op te stellen ten behoeve van het bestemmingsplan, omdat door het sluiten van een anterieure overeenkomst het verhaal van kosten is verzekerd. 4. het college van Burgemeester en Wethouders te machtigen het verder nodige te verrichten.
Onderwerp Volgvei
Vaststelling bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat 2
3. Uitwerking
Begrenzing plangebied Het plangebied omvat twee kavels gelegen aan de Sloterweg. Het betreft enerzijds het kavel waarop een nieuw Justitieel Complex zal worden gebouwd. Deze kavel kent thans nog een agrarisch gebruik. Het betreft anderzijds de kavel waarop het complex van het Brandweeroefencentrum (Broef) aanwezig is. Dit complex maakt deel uit van het plangebied omdat in verband met de realisatie van het Justitieel Complex maatregen aan de Broef moeten worden getroffen. Uitgangspunten van het bestemmingsplan Vanaf 1 juli 2009 geldt de landelijke 'Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008' (SVBP2008, versie 10 april 2008) voor het op vergelijkbare wijze opbouwen en verbeelden van bestemmingsplannen. Deze dient op grond van de 'Wet ruimtelijke ordening' gevolgd te worden. Hierin worden standaarden gegeven over naamgeving van bestemmingen, het onderbrengen van functies bij bestemmingen, de structuur en de verbeelding van de plankaart en de opbouw van de planregels. Daarbij streven wij ernaar binnen de ruimte die de SVBP2008 biedt binnen zoveel mogelijk eenheid in vastleggen van bestemmingen en aanduidingen en inrichting van regels te verkrijgen tussen de verschillende bestemmingsplannen. Inhoud Het bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat kent in essentie drie hoofdbestemmingen, te weten: * Bedrijf - Brandweeroefenterrein, voor het aan de Sloterweg gelegen brandweeroefenterrein; a Maatschappelijk - Justitiële Inrichting, voor het nieuw te realiseren Justitieel Complex; Verkeer, voor de Sloterweg en de nieuw aan te leggen infrastructuur ter ontsluiting van het brandweeroefenterrein; Naast de specifieke bestemmingen bevat het bestemmingsplan een aantal algemene regels die betrekking heeft op alle in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen. De belangrijkste van deze algemene bepalingen zijn de regels ten aanzien van de beperkingen op grond van het Luchthavenindelingsbesluit. Het te realiseren Justitieel Complex van maximaal 62.500 m2 bruto vloeroppervlak is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit programma is op 1 augustus 2009 in werking getreden. Maatregelen brandweeroefenterrein De op het brandweeroefenterrein aanwezige propaantank, alsmede het bijbehorende vulpunt, zullen in verband met de realisatie van het nieuwe Justitieel Complex worden verplaatst. Het nieuwe Justitieel Complex bevindt zich in de invloedsfeer van de thans aanwezige propaantank en vulpunt. De nieuwe situering van propaantank en vulpunt zijn bepaald aan de hand van het uitgevoerde externe veiligheidsonderzoek. Met SRE is afgesproken dat het vulpunt en de propaantank zullen worden verplaatst vóór ingebruikname van het Justitieel Complex.
Onderwerp
volgvel
Vaststelling bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat 3
Ontheffing provinciale verordening Het te realiseren Justitieel Complex ligt in een gebied waarvoor op grond van de Provinciale ruimtelijke verordening Noord-Holland 2009 een verstedelijkingsverbod geldt. Bij besluit van 8 juli 2009 hebben Gedeputeerde Staten van Noord-Holland een ontheffing verleend voor het onderhavige bestemmingsplan. De overwegingen van de Provincie Noord-Holland daarbij zijn: de toelichting geeft een voldoende beschrijving van de beoogde ontwikkeling gelet op de bestaande cultuurhistorische en landschappelijke waarden als alternatief voor het vereiste van een beeldkwaliteitplan; e het bestemmingsplan maakt de aanleg van een tweede terminal niet onmogelijk; O het bestemmingsplan houdt rekening met de door Schiphol voorziene ontwikkeling voor de periode tot 2015 en met de op de lange termijn in dit gebied noodzakelijke infrastructuur. O
Kostenverhaal Op grond van de Wet ruimtelijke ordening moet voor het in exploitatie brengen van (bouw)grond de gemeente verplicht overgaan tot het verhaal van kosten. Met SRE is een anterieure overeenkomst voor het bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat afgesloten. Tervisielegging ontwerp bestemmingsplan Het ontwerp van het bestemmingsplan is met ingang van 23 oktober 2009 voor de duur van zes weken ter inzage gelegd. Binnen de genoemde termijn zijn vier zienswijzen ingekomen. Hierna zullen wij ingaan op de ingekomen zienswijzen en daarop onze reactie geven. Zienswijze van de heer A.W.M. Seelemann te Badhoevedorp Zienswiize De heer Seelemann woont op korte afstand van het te realiseren complex. Hij maakt zich ernstige zorgen over het vrijlaten van personen uit het complex. Worden ze weggebracht of zijn ze vrij hun eigen weg te kiezen? Het vrijlaten van personen vormt een bedreiging voor omwonenden. Gevraagd wordt te verbieden dat er mensen vanaf het Justitieel Complex worden vrijgelaten. Reactie Wij begrijpen de veiligheidsgevoelens van reclamant, maar zijn van oordeel dat de feitelijke bedrijfsvoering binnen het Justitieel Complex zodanig is ingericht dat overlasf naar de omgeving in verband met het vrijlaten van personen gering is. De op hef complex verblijvende personen worden daar naar toe vervoerd door de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJ/). Voor alle personen die vanaf het Justitieel Complex worden vrijgelaten geldt dat zij in principe worden afgezet op Schiphol Plaza. Als alternatief kunnen personen die worden vrijgelaten worden afgehaald. Er zullen derhalve nooit personen aan de poort van het complex worden vrijgelaten. Vrij te laten personen zijn: - vreemdelingen, die een verblijfsfitel hebben verkregen en geen strafrechtelijke achtergrond hebben;
Onderwerp Volgvei
Vaststelling bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat 4
-
personen aangehouden op de luchthaven op verdenking van een strafbaar feit, die door de rechter-commissaris in vrijheid worden gesteld.
Voor beide groepen geldt dat zij de veiligheid nief negatief beïnvloeden. Het aspect veiligheid is onderdeel van de afweging in het kader van de vrijlating.
Zienswiize De locatie van het nieuwe complex is slecht bereikbaar per openbaar vervoer en ligt te ver van Schiphol. Het transporteren van mensen naar en van het complex is omslachtig, duur en slecht voor het milieu. De locatie is alleen bereikbaar voor autoverkeer. De locatie is ongeschikt voor de vestiging van een Justitieel Complex. Reactie Voor de vestiging van het Justitieel Complex is een locatie op of nabij de Luchthaven Schiphol noodzakelijk. De gekozen locatie voor het Justitieel Complex voldoet aan deze eis. Zoals hiervoor al aangeven geschiedt het vervoer van personen die in het complex verblijven door DJI. De locatie is via de Koetsierstraat direct aangesloten op het rijkswegennet. In de directe nabijheid liggen aan de Sloterweg ook andere voorzieningen, zoals de te bouwen Marechausseekazerne, de sneeuwvloot en de brandweerpost Sloten, die een (ondersteunende) funcfie hebben voor de luchthaven. Wij zijn dan ook van oordeel dat de locatie zeker wel geschikt is voor de vestiging van een Justitieel Complex. Op dit moment is de locatie zeker nief optimaal ontsloten voor openbaar vervoer. Aan de Koetsierstraat is wel een halte van het fijnmazige Schiphol Sternet gelegen. De loopafstand bedraagt echter meer dan de gebruikelgk als aanvaardbaar te bestempelen afstand van 400 meter. Bij de ontwikkeling van hef bedrijventerrein Schiphol Noord- West zal ook de bereikbaarheid voor openbaar vervoer worden verbeterd. Zienswijze van Geelkerken & Linskens namens Badhoeve BV
Zienswiize Badhoeve BV heeft uit het Ruimtelijk Ontwikkelingsplan Schiphol 2015 (ROP) begrepen dat de activiteiten van het bedrijf op haar gronden aan de Sloterweg 473a niet meer passen in de toekomstvisie voor dit gebied. Het onderhavige bestemmingsplan doet hierover geen uitspraak, maar het heeft er alle schijn van dat deze gronden in de toekomst gebruikt zullen worden voor de uitbreiding van Schiphol. Reactie Het onderhavige bestemmingsplan heeft betrekking op een beperkt deel van het gebied Schiphol Noord-West en doet voor wat betreft het ROP behalve de inrichting van de betreffende gronden geen uitspraak over het ROP. Het ROP is door Luchthaven Schiphol opgesteld. Het is tevens de basis voor het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan Schiphol 2010. Hef gebied Schiphol Noord- West is opgenomen in voornoemd bestemmingsplan. Voor dit gebied kunnen wij instemmen met een ontwikkeling voor luchthaven gebonden activiteiten.
Onderwerp Volgvei
Vaststelling bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat 5
Zienswiize De komst van het Justitieel Complex met een bouwhoogte van 20 meter leidt tot een beperking van het zicht op de eigen locatie. Verder vreest betrokkene schade in de vorm van waardevermindering van het eigen perceel als gevolg van de ruimtelijke impact van een functie als het Justitieel Complex. Het is voor betrokkene onevenredig bezwarend dat de toekomstige ontwikkeling van het gebied Schiphol Noord-West niet in één keer plaatsvindt maar wordt opgeknipt in zeer kleine deelgebieden. Reactie Het belang van vervanging van het bestaande detentiecentrum op Schiphol Oost is dermate groot daf hiervoor een zelfstandig bestemmingsplan is opgesteld. Het omringende gebied met de ontwikkeling van Schiphol Noord-West is in zijn geheel opgenomen in het bestemmingsplan Schiphol. Dat bestemmingsplan zullen wij naar verwachting in het eerste kwarfaal van 2010 in procedure kunnen brengen. Van het opknippen in zeer kleine deelgebieden is dan ook geen sprake. Zienswiize De compensatie van open water als gevolg van de realisatie van het Justitieel Complex is niet vastgelegd en geregeld in het onderhavige bestemmingsplan. Badhoeve B.V. heeft hierbij een belang omdat wijzigingen in de grondwaterstand negatieve gevolgen kunnen hebben voor haar perceel. Reacfie Allereerst merken wij op dat de waterhuishouding op het terrein van Badhoeve de eigen verantwoordelijkheid is van Badhoeve zelf. Voor zover voor het bestemmingsplan van belang is in de waterparagraaf uitvoerig ingegaan op de effecten van de realisatie van het Justitieel Complex op de waterhuishouding. De realisatie van het Justitieel Complex brengt met zich mee dat door SRE compenserende maatregelen moeten worden getroffen. Het Hoogheemraadschap heeft bij brief d.d. 30 november 2009 aangegeven voor de uitvoering van de betreffende maatregelen, zoals door SRE aangevraagd, vergunning is verleend. Zienswiize Geconstateerd wordt dat in strijd met artikel 6.2.12. van het Besluit ruimtelijke ordening nog geen publicatie heeft plaatsgevonden van de zakelijke beschrijving van de inhoud van de door de gemeente met Schiphol gesloten anterieure overeenkomst. Reactie De datum voor publicatie van de zakelijke beschrijving van de inhoud van de anferieure overeenkomst is 14januari 2010. Zienswijze van de stichting M2M e.a.
Zienswiize Het opsluiten van migranten op geen andere dan bestuursrechterlijke gronden (ter fine van uitzetting) is structureel in strijd met rechten van de mens.
Onderwerp Volgvei
Vaststelling bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat 6
Reactie Het feit dat de Rijksoverheid uitvoering geeft aan de Vreemdelingenwet, maakt het noodzakelijk een voorziening als hef Justitieel Complex ruimtelijk mogelijk te maken. Aangezien dit geen ruimtelijk aspect betreft zullen wij hierop verder niet ingaan. Zienswiize De Schipholbrand was meer dan een bedrijfsongeval en gevolg van de wijze waarop de brandveiligheid binnen het complex was georganiseerd. De veiligheid van gedetineerden moest wijken voor een hoger doel: de uitvoering van de Vreemdelingenwet. M2M vermoedt dat de brandveiligheid en de bedrijfsvoering in het algemeen in het nieuw te bouwen complex stukken beter zal zijn dan op Schiphol Oost. Aan het achterliggende beleid, namelijk vreemdelingenbewaring met onredelijke beperkingen van mensenrechten, is evenwel ten principale onveranderd gebleven. Reactie Ook deze zienswijze betreft geen ruimtelijk aspect, zodat wij hierop niet zullen ingaan. In het kader van de bouwaanvraag zal bovendien voldaan moeten worden aan de eisen van het Bouwbesluit. Zienswiize Wat zijn de gezondheidsrisico's bij langdurige blootstelling aan de geluidbelasting door vliegtuigen en andere bronnen? Reactie In het kader van het bestemmingsplan is hef wettelijk voorgeschreven onderzoek verricht en is geconstateerd dat aan de wettelijke eisen wordt voldaan. Voor het uiteindelijk te realiseren gebouw geldt bovendien dat op grond van het Bouwbesluit aan de wettelijk voorgeschreven geluidseisen voor verblijfsruimten moeten worden voldaan. Van een gezondheidsrisico is naar ons oordeel geen sprake. Zienswiize Wat zijn de communicatie- en recreatiemogelijkheden van de mensen die in het complex verblijven? Wat zijn de mogelijkheden voor bezoek en hoe is het complex daarvoor bereikbaar? Reactie De bedrijfsvoering van het Justitieel Complex is een zaak van het ministerie van Justitie. De vragen die nu worden opgeworpen moeten dan ook daar worden gesteld en beantwoord. De zienswijze heeft verder geen ruimtelijke aspecten. Zienswijze van Stichting Vluchtelingenwerk Haarlemmermeer
Zienswiize Het bestemmingsplan is onvoldoende getoetst aan het Ruimtelijk Ontwikkelingsplan Schiphol 2015 (ROP). Reactie Het ROP is de toekomstvisie van de Luchthaven Schiphof. Daarin is ook plaats voor alle ondersteunende functies. In de zienswijze is overigens niet aangegeven op welke punten het
Onderwerp Volgvei
Vaststelling bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat 7
onderhavige bestemmingsplan onvoldoende is getoetst aan het Ruimtelijk Onfwikkelingsplan Schiphol. Zienswiize Het complex zal, zo wijst de praktijk uit, dienen voor langdurend verblijf. Een dergelijke verblijffunctie moet niet binnen de 20Ke contour worden gerealiseerd. Op het Justitieel Complex moeten dezelfde criteria worden toegepast als voor woningbouw gelden. Het plaatsen van een dergelijke functie binnen de 20 Ke contour is in strijd met een goede ruimtelijke ordening. Reactie Het verblijf binnen het Justitieel Complex is niet bedoeld voor langdurend verblijf en het verblijf is niet gelijk te stellen aan wonen. Het feit dat de locatie is gelegen binnen de 20 Ke contour vormt geen belemmering. Zienswiize De veiligheidsrisico's bij met name het vullen van de gastank zijn onvoldoende afgedekt. Welke verantwoordelijkheid heeft de gemeente hier en hoe gaat de gemeente extra toezicht houden? Reactie Het onderzoek externe veiligheid leidt tot maatregelen op het brandweeroefenterrein. De propaantank en het bijbehorende vulpunt worden verplaatst. Daardoor komt het Justitieel Complex te liggen buiten de invloedsfeer van deze voorziening. In het externe veiligheidsonderzoek en de door het RIVM uitgevoerde second opinion tonen aan dat met treffen van maatregelen een aanvaardbaar risico ontstaat. Het feitelijk gebruik en de voorschriffen die aan hef gebruik worden gesteld zijn onderdeel van de door de provincie Noord-Holland affe geven milieuvergunning voor het gebruik van de brandweeroefenplaats. Zienswiize De veiligheidsrisico's van Justitieel Complex in relatie tot brandweer oefencentrum zijn niet in beeld gebracht. Reactie Het in eerste instantie door DHV opgestelde onderzoek hebben wij ter beoordeling voorgelegd aan het RIVM. De conclusie van hef RIVM was dat de relevante veiligheidsrisico's zijn onderzocht en dat inpassing van het Justitieel Complex aanvaardbaar is. In de zienswijze is overigens niet aangegeven op welke punten het veiligheidsrisico onvoldoende zou zijn onderzocht. Zienswiize Het Justitieel Complex is gelegen tussen het banenstelsel van Schiphol en rijkswegen. Een uiterst rumoerige omgeving met incidenteel hoge geluidsniveaus, waarvan sommige (grondlawaai) nogal dreigend kunnen overkomen. Zeker voor mensen met traumatische ervaringen. Voor tal van verblijvenden in het complex is dit het geval. Reactie Wij zien ook dat rond de locatie van hef Justitieel Complex veel geluidsbronnen zijn. Het Bouwbesluit stelt eisen aan de isolatie van de gevel als het gaaf om geluidswaarden in
Onderwerp Volgvei
Vaststelling bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat 8
verblijfsruimten, zodat hef geluid van buiten zoveel als mogelijk wordt geweerd en een aanvaardbaar binnenniveau wordt bereikt. Zienswiize In het bestemmingsplan wordt geen onderbouwing gegeven van de keuze van de locatie voor het Justitieel Complex. Verder wordt alleen verwezen naar het tussen de gemeente en de Rijksgebouwendienst gesloten convenant voor de verplaatsing van het bestaande Justitieel Complex op de locatie op Schiphol Oost aan Ten Pol 64. Reactie Hiervoor hebben wij al aangeven dat voor de vestiging van het Justitieel Complex een locatie op of nabij de Luchthaven Schiphol noodzakelijk is. Daarnaast liggen langs de Sloferweg, ter hoogte van de locatie van het Justitieel Complex, meerdere ondersteunende functies voor de Luchthaven. Wij blijven bij ons oordeel dat de locatie zeker wel geschikt is voor de vestiging van een Justitieel Complex. Zienswijze Er is geen onderzoek verricht naar luchtverkeerslawaai. Reactie In het bestemmingsplan is de invloed van de aanwezigheid van de luchthaven en de daaruit voortvloeiende beperkingen, in de vorm van het Luchthaven lndelingsbesluit (LIB) beschreven. Het LI5 vormt geen belemmering voor hef Justitieel Complex. Zienswiize In het bestemmingsplan is geen relatie gelegd met de op het complex van toepassing zijnde bouwregelgeving. De bestemmingsomschrijving is mogelijk onzorgvuldig en geeft te weinig aangrijpingspunten voor een zorgvuldige afweging van de eisen van het Bouwbesluit. Reactie Het bouwplan voor het Justitieef Complex zal alvorens een bouwvergunning kan worden verleend in overeenstemming moeten zijn met het bestemmingsplan, de Bouwverordening en de redelijke eisen van welstand. Dit zijn drie op zichzelf staande toetsingen. In het bestemmingsplan wordt derhalve geen relatie gelegd met de bouwregelgeving. Zienswiize De conclusie dat het Justitieel Complex geen geluidgevoelige bestemming is, doet geen recht aan de aard van de bevolking van het complex. Het Justitieel Complex is gelijk te stellen met geluidgevoelige bestemmingen die zijn opgesomd in de AmvB "Gevoelige Bestemmingen", zoals verzorgingstehuizen, verpleeghuizen e.d.. Een belangrijke juridische vraag is of in casu niet sprake is van woonruimte. Afgewezen asielzoekers kunnen in vreemdelingenbewaring komen. Deze detentieperiode kan volgens de Europese richtlijnen maximaal 1,5 jaar duren. Reactie Geluidsgevoelige bestemmingen zijn gedefinieerd als: 'woningen, woonwagens, gebouwen met een ondemijsfunctie of gebouwen met een gezondheidszorgfunctie. Dergelgke functies komen in het Justitieel Complex niet voor. De functie van het Justitieel Complex valt volgens
Onderwerp Volgvei
Vaststelling bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat 9
de van toepassing zijnde wet- en regelgeving onder logiesverblijven en niet onder woonfunctie. Het Bouwbesluit stelt eisen aan de geluidsisolatie van de gevel als het gaat om geluidswaarden in verblijfsruimten, zodat het geluid van buiten zoveel wordt geweerd dat binnen een volgens wet- en regelgeving passend geluidsniveau zal heersen. Het Justitieel Complex zal mede worden gebruikt voor de tenuitvoerlegging van vrijheidsontnemende maatregelen op grond van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). De Vw 2000 stelt thans geen maximum aan de duur van de maatregelen. Op 16 december 2008 is de Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (de Terugkeerrichtlijn) tot stand gekomen. Uiterlijk 24 december 2070 dient de richtlijn in nationale regelgeving te zijn geïmplementeerd. Artikel 15, vijfde lid, van de Terugkeerrichtlijn bepaalt dat iedere lidstaat een maximale bewaringsduur vast stelt die niet meer dan zes maanden mag bedragen. Deze termijn mag slechts in beperkte mate en ten hoogste met nog eens twaalf maanden worden verlengd. Op grond van de Terugkeerrichtlijn is echter wel de mogelijkheid geboden om degenen aan wie de toegang wordt geweigerd uit te sluiten van de werking van de Terugkeerrichtlijn. Pas na implementatie van de Terugkeerrichtlijn zal duidelijk zijn welke keuze de wetgever heeft gemaakt voor de maximale bewaringsduur. Zienswiize Het Justitieel Complex zal na de invoering van de nieuwe asielprocedure het Aanmeldcentrum en Grenshospitium huisvesten. De nieuwe asielprocedure kent de verplichting van 6 dagen "van rust en voorbereiding" voor aanvang van de asielprocedure. Uit het bestemmingsplan blijkt onvoldoende hoe dit bouwkundig en qua faciliteiten wordt vormgegeven. Reactie Voor wat betreft de bouwkundige aspecten geeft het bestemmingsplan de maximale bouwen gebruiksmogelijkheden van een te realiseren gebouw. Hoe een en ander bouwkundig en qua voorzieningen wordt vorm gegeven is voor het bestemmingsplan niet relevant. Conclusie Wij stellen de raad voor: 1. de ingediende zienswijzen ongegrond te verklaren; 2 . het bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat vast te stellen, een en ander overeenkomstig de bij dit besluit gevoegde bescheiden en op de gronden genoemd in het voorstel van Burgemeester en Wethouders; 3 . geen exploitatieplan op te stellen ten behoeve van het bestemmingsplan, daar door het sluiten van een anterieure overeenkomst het verhaal van kosten is verzekerd. 4. het college van Burgemeester en Wethouders te machtigen het verder nodige te verrichten.
Onderwerp
Volgvei
Vaststelling bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat 10
4. Ondertekening
Burgemeester en wethouders van de gemee
Bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat
INHOUD Deel 1: toelichting
1
INLEIDING
1.1 1.2 1.3 1.4
Aanleiding Aard en doel Geldende regelingen Leeswijzer
2
BESTAANDE SITUATIE
2.1 2.2 2.3
Begrenzing plangebied Ruimtelijke structuur Functionele structuur
3
BELEID EN REGELGEVING
3.1 3.2 3.3
Rijksbeleid en Europese richtlijnen Provinciaal en regionaal beleid Gemeentelijk beleid
4
ONDERZOEK EN BEPERKINGEN
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9 4.10 4.11
Bodem Cultuurhistorie en archeologie Water Flora en fauna Luchthavenindelingbesluit Bedrijven en milieuzoneringen Externe veiligheid Explosieven Geluid Luchtkwaliteit Kabels, leidingen en telecommunicatie installaties
5
PLANBESCHRIJVING
5.1 5.2 5.3
Programma Justitieel Complex Ruimtelijke visie Verkeer
6
UITVOERBAARHEID
6.1 6.2
Exploitatie Procedure Wet op de Ruimtelijke Ordening
7
JURIDISCHE ASPECTEN
7.1 7.2 7.3
Algemeen Opzet regels en plankaart Inleidende regels
Bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat
2
7.4. 7.4.1 7.4.2 7.5 7.6 7.6.1 7.6.2 7.7
Bestemmingsregels Bestemmingen Dubbelbestemmingen Algemene regels Overgangs- en slotregels Overgangsrecht Slotregel Handhaafbaarheid
REGELS
BIJLAGEN
Bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat
separaat
3
1 Inleiding 1.1
Aanleiding
Op 19 april 2006 is naar aanleiding van de brand in het cellencomplex een convenant ondertekend tussen de Gemeente Haarlemmermeer en het Rijk. Hierin zijn onder andere afspraken gemaakt over het voortgezet gebruik van de locatie op Schiphol Oost aan ten Pol 64 en het verplaatsen van de bestaande voorziening naar een locatie aan de Sloterweg. Het gebruik van de locatie aan Ten Pol 64 loopt tot uiterlijk 1 januari 2013.
1.2
Aard en doel
Het voorliggende bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat biedt de juridische basis voor realisatie van een nieuwe Justitieel Complex aan de Sloterweg. In de nabijheid van het te realiseren Justitieel Complex ligt een brandweeroefencentrum. Met de komst van het Justitieel Complex worden in het kader van de externe veiligheid maatregelen getroffen zodanig dat het justitieel Complex buiten de invloedsfeer van het brandweeroefencentrum blijft. Het voorliggende plan is ook de juridische basis voor het uitvoeren van de aanpassingen aan het brandweeroefencentrum.
1.3
Vigerende plannen
Het plangebied voor Schiphol Sloterweg Koetsierstraat valt in het bestemmingsplan Schiphol-West en omgeving. Dit plan is vastgesteld op 19 februari 1998 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten Noord-Holland op 7 juli 1998. Schiphol-Noordwest heeft als bestemming uit te werken Luchtvaartdoeleinden II (secundaire luchthavenfuncties). Deze bestemming is voor wat het plangebeid betreft gedeeltelijk uitgewerkt in de uitwerkingsplannen Schiphol Noord West 1e uitwerking en Schiphol Noord West 2e , brandweeroefenterrein uitwerking met een bestemming voor luchtvaartgebonden functies. Het bestemmingsplan Schiphol West en omgeving is later aangevuld met het Paraplubestemmingsplan Luchthavenindeling (2003). Dit plan heeft tot doel de beperkingen van het Luchthavenindelingsbesluit vast te leggen in vigerende bestemmingsplannen.
1.4
Leeswijzer
Hoofdstuk 2 van deze toelichting beschrijft de bestaande situatie van het plangebied. In hoofdstuk 3 wordt nader ingegaan op de algemene beleidsuitgangspunten van Rijk, Provincie en Gemeente. In hoofdstuk 4 worden alle onderzoeken en beperkingen beschreven (water, luchtkwaliteit , externe veiligheid e.d.) Hoofdstuk 5 geeft het stedenbouwkundig en programmatisch plan weer. In hoofdstuk 6 gaat in op de uitvoerbaarheid van het plan en het laatste hoofdstuk beschrijft de juridische opzet. Achterin dit planboek zijn de regels en de plankaart opgenomen. Zij vormen samen het juridisch bindende deel van dit plan.
Bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat
4
2 Bestaande situatie 2.1
Begrenzing plangebied
Het plangebied omvat twee kavels gelegen aan de Sloterweg. Het betreft enerzijds het kavel waarop een nieuw Justitieel Complex zal worden gebouwd. Deze kavel kent thans nog een agrarisch gebruik en anderzijds de kavel waarop het complex van het Branweeroefencentrum aanwezig is. Dit complex maakt deel uit van het plangebied omdat in verband met de realisatie van het Justitieel Complex maatregen aan de Broef moeten worden getroffen.
2.2
Ruimtelijke structuur
Schiphol is binnen de ruimtelijke structuur van de Haarlemmermeerpolder altijd al een soort van enclave geweest. Niet alleen de specifieke functie en opzet heeft hieraan ten grondslag gelegen, maar ook het feit dat de ontwikkeling jarenlang door de luchthaven zelf en de Rijksoverheid is opgezet. De ruimtelijke structuur van Schiphol is bepaald door eisen die vanuit de techniek van de luchtvaart zijn gesteld en trekt zich niets aan van de onderliggende landschappelijke structuur van de polder. Schiphol heeft een volledig zelfstandig en ‘kunstmatig’ landschap. Binnen Schiphol zijn verschillende deelgebieden te onderscheiden. De voorgenomen vestiging van het nieuwe justitieel complex is voorzien in het nog in te richten gebied Schiphol Noord West. Het plangebied zelf is gelegen aan de Sloterweg, een oude ontginningsas van de Haarlemmermeerpolder. De ruimtelijke opbouw bestaat oorspronkelijk uit grote, langgerekte kavels (200 x 1000m) met boerderijen langs de Sloterweg. In de loop der tijd is dit patroon doorsneden door landingsbanen, wegen en gebouwen van de luchthaven Schiphol en door de rijksweg A4. De situatie anno 2008 is dat het plangebied ligt in de oksel van twee landingsbanen (de Buitenveldertbaan en de Zwanenburgbaan) en de A4. De Sloterweg is geen doorgaande lijn meer van Badhoevedorp naar Buitenkaag, maar loopt dood op het brandweeroefencentrum. De ruimtelijke opbouw volgt grotendeels de agrarische verkaveling, langs de randen van de A4 en de landingbanen wordt van deze opzet afgeweken. .
2.3
Functionele structuur
Binnen het plangebied is als bedrijf reeds aanwezig een brandweeroefencentrum. Buiten het plangebied zijn in de directe nabijheid van het plangebied nog aanwezig bedrijfsfuncties in de vorm van de sneeuwvloot, brandweer Post Sloten en het in aanbouw zijnde kantoorpand voor de Koninklijke Marechaussee. De Sloterweg vormt de bestaande ontsluiting van het plangebied voor zowel autoverkeer als langzaamverkeer. Het stuk Sloterweg tussen het viaduct en de marechausseekazerne is aan het openbare wegennet onttrokken.
Bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat
5
3 Beleid 3.1
Rijksbeleid
Nota Ruimte Het kabinet heeft op 23 april 2004 deel 3, het kabinetsstandpunt, van de Nota Ruimte vastgesteld De Nota Ruimte legt de principes voor de ruimtelijke inrichting van Nederland vast In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven. In de Nota Ruimte gaat het daarbij om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. Het hoofddoel van de Nota Ruimte en het kabinetsbeleid is het versterken van de concurrentiepositie van Nederland in internationaal verband. In de Nota is aangegeven dat de haperende economie van Nederland en de steeds grotere internationale concurrentie, het belangrijk maakt de economische kracht en de concurrentiepositie van Nederland te versterken. Deze hoofddoelstelling is vooral vertaald in het faciliteren en het stimuleren van de economisch grootschalige gebieden/hotspots waaronder de luchthaven Schiphol. De hierbij behorende inzet is een zo groot mogelijke ontwikkelingsruimte voor het luchthavencomplex door vrijwaring van het gebied rondom de luchthaven van nieuwe verstedelijking. Schiphol in de Nota Ruimte Het rijk houdt vast aan het uitgangspunt dat Schiphol zich tot 2030 op de huidige locatie verder moet kunnen ontwikkelen. Het beleid is gericht op een blijvende bijdrage van de luchthaven aan de internationale concurrentiepositie van de Randstad. Voor het beleid inzake de vestiging van bedrijven en kantoren in de directe nabijheid van de luchthaven geldt het criterium van gerelateerdheid aan de luchthaven. Het kabinet vindt het belangrijk dat bij de inrichting van de Noordvleugel van de Randstad voor andere ruimte vragende functies [woningbouw, recreatiegebieden, wateropvang, etc.] voldoende ruimte wordt gelaten voor de verdere ontwikkeling van de mainport Schiphol. Dit heeft als consequentie dat het kabinet vindt dat woningbouw in de omgeving van de luchthaven, op plaatsen waar dit uit een oogpunt van geluid en veiligheid niet wenselijk is, moet worden vermeden.
3.2
Provinciaal beleid
Streekplan Noord-Holland Zuid (per 1-07-2008 structuurvisie) De provincie heeft in februari 2003 het nieuwe streekplan Noord-Holland Zuid vastgesteld. Hierin zijn ook ruimtelijke uitgangspunten en voorwaarden voor de luchthaven vastgelegd. Met de wijziging van de Wet op de Ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan de wettelijke status van structuurvisie gekregen. De provincie wil met dit streekplan het gebied versterken als leefbare en economische motor van het land. Economie gaat daarbij onlosmakelijk hand in hand met een goede leefbaarheid, bereikbaarheid en waterhuishouding. Men wil het ruimtegebruik beperken en, waar mogelijk, verdichten door dubbel grondgebruik, transformatie en herstructurering. Op de Streekplankaart is Schiphol aangeduid als 'luchthavengebied Schiphol' en centrum is met een rode ster aangeduid als (inter)nationaal knooppunt. De provincie stelt in het streekplan dat de verdere groei van Schiphol allereerst gevonden moet worden door optimalisering van het vijfbanenstelsel: het maximaal benutten van de capaciteit van het banenstelsel binnen de geldende milieu-, veiligheids- en luchtvaarttechnische normen en binnen ruimtelijke randvoorwaarden.
Bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat
6
Verdere optimalisatie moet volgens de provincie plaatsvinden binnen het in het LIB vastgelegde beperkingengebied. De provincie heeft het beperkingengebied, inclusief alle daarmee verbandhoudende restricties in het streekplan vastgelegd. Het streekplan voorziet in: 1. het vastleggen van het luchthavengebied; 2. het vastleggen van het beperkingengebied inclusief alle daarmee verband houdende ruimtelijke restricties; 3. het handhaven van deze gebieden door beoordeling van de betreffende bestemmingsplannen. Voor de periode na het bereiken van de (milieu)grenzen van optimalisatie van het vijfbanenstelsel (de lange termijn, na circa 2010) wil de provincie een verdere beheerste groei van de luchthaven binnen milieu- en veiligheidsnormen, zoals vastgelegd in de Wijziging Wet Luchtvaart, ruimtelijk niet onmogelijk maken.
3.3
Gemeentelijk beleid
3.3.1 Toekomstvisie Haarlemmermeer 2015 In december 1997 is de Toekomstvisie Haarlemmermeer 2015 vastgesteld, waarin op hoofdlijnen de meest wenselijke toekomstige ontwikkeling is geformuleerd. Ook is ze gericht op een maximale differentiatie van dorpse, suburbane en stedelijke milieus. Het resultaat is in 2015: een gemeente met een herkenbaar en eigen gezicht, waarin iedereen goed kan wonen, werken en recreëren. Dat betekent verdere economische groei, voldoende en gevarieerde woningen en voorzieningen, verbetering van het openbaar vervoer en behoud en versterking van natuur- en recreatiewaarden. Dat alles binnen een evenwichtige ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente. 3.3.2 Op weg naar een duurzaam evenwicht in 2030 Het algemene milieubeleid is specifiek ingevuld in de gemeentelijke milieubeleidsvisie uit april 2004. De milieu-inspanningen concentreren zich op drie hoofdonderwerpen: • Ontwikkeling: maatregelen bij ruimtelijke ontwikkelingen die vooral de milieudruk beogen te verminderen (bijvoorbeeld grondstoffen besparing, beperken wateroverlast, gezond bouwen, enzovoorts); • Beheer: milieu-inspanningen die de leefomgeving beogen te verbeteren (vermindering afval, garanderen veiligheid en luchtkwaliteit, enzovoorts); • Klimaatbeleid: alle activiteiten die ervoor moeten zorgen dat er minder CO2 de lucht in gaat om zo het broeikaseffect verminderen (windmolens realiseren, energiebesparing,enzovoorts). Eén van de speerpunten is dat ruimtelijke ontwikkelingsprojecten duurzaam worden ontwikkeld volgens het ambitieniveau uit de daarvoor ontwikkelde beleidskaders.
Bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat
7
4 Onderzoek 4.1
Bodem
4.1.1 Wet- & regelgeving en beleid Het bodembeleid onderscheidt drie soorten grond en bodem met ieder hun eigen beleid en wet- en regelgeving: • Sterk verontreinigde grond (boven interventiewaarden); • Licht verontreinigde grond (boven streefwaarden, na 1 juli 2008 AW2000-waarden); • Schone bodems (beneden streefwaarden). Sinds 1 januari 2008 voor het ‘natte deel’ (lees: waterbodems en uiterwaarden) en vanaf 1 juli 2008 voor het ‘droge deel’ (lees: landbodems) is het Besluit bodemkwaliteit van kracht dat voor het onderdeel grond en bagger het BsB vervangt. Het Besluit bodemkwaliteit hanteert voor het toepassen van grond en bagger, een toets op de ontvangende bodem en aan de gebruiksfunctie. Tevens gaat het besluit meer mogelijkheden bieden voor grondverzet. 4.1.2 Historisch Bodemonderzoek Door Tauw is een historisch bodem\onderzoek verricht. Het plangebied is niet gelegen in een waterwingebied c.q. beschermingsgebied van een drinkwaterpopstation. Bodemsamenstelling De deklaag bestaat uit voornamelijk klei en veen met inschakeling van slibhoudend fijn zand. De dikte van de deklaag varieert in de Haarlemmermeerpolder van circa 12 tot 15 meter aan de oostelijke zijde van de luchthaven (nabij de ringvaart) en neemt in westelijke richting af tot circa 7 à 9 meter ter plaatse van het centrale deel. Verder in westelijke richting neemt de dikte van de deklaag weer toe tot circa 10 à 13 meter. Het eerste en tweede watervoerend pakket bestaat uit fijn tot grof zand met plaatselijk klei(laagjes). Ter plaatse van Schiphol ontbreekt een eerste scheidende laag. De dikte van het eerste en tweede watervoerend pakket is gemiddeld circa 60 meter. De tweede scheidende laag bestaat uit klei en leem en is noordelijk van de luchthavengebouwen niet aanwezig. Het eerste en tweede watervoerend pakket vormt hier samen met het derde en vierde watervoerend pakket één geheel. Het derde watervoerend pakket bestaat uit voornamelijk matig fijn tot uiterst grof zand. Het onderliggende vierde watervoerend pakket is afwisselend fijn zandig (slib houdend) tot kleiig. Uit het uitgevoerde nader bodemonderzoek blijkt dat op het perceel 'Sloterweg 499' werd in de bodem zandige, siltige en humeuze klei aangetroffen. Tot een diepte van circa. 1,3 m - mv. bevat de grond overwegend siltige en zandige klei. Tussen 1,3 m - 3,Om -mv. bestaat de grond voornamelijk uit siltig zand. Beoordeling bodemkwaliteit plangebied De onderzoekslocatie heeft een oppervlakte van circa 6.000 m2 De onderzoekslocatie is bebouwd geweest met diverse opstallen, bestaande uit een woonhuis met aangebouwde schuur (gesloopt begin 2003), een loods (gesloopt medio 2006) en een kleine werktuigenloods (gesloopt begin 2003). De aangebouwde schuur, de loods en de kleine werktuigenloods bestonden uit asbesthoudende golfplaten en aan de achterzijde van de loods hebben asbesthoudende golfplaten opgeslagen gelegen. Tevens bevond zich een bovengrondse dieselolietank met de inhoud van circa 10 m3 op het perceel. Het overige deel van het perceel bestond uit een erf en grasland.
Bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat
8
Het erf was grotendeels verhard met beton waaronder zich nog het oorspronkelijk erf met zand- en puinverhardingen. Een deel van het terrein was verhard met betondelen van een voormalige spoorwegtunnel. Op de locatie is in het verleden (tussen 1967 en 1977) een mestopslag aanwezig geweest. Op de locatie is in het verleden ook een ondergrondse tank voor huisbrandolie aanwezig geweest die in 2003 is gesaneerd. Voor de onderzoekslocatie zijn reeds verschillende bodemonderzoeken gedaan en ten behoeve van de bodemsanering van de verontreinigingen is een saneringsplan opgesteld en uitgevoerd. Door Tauw is nader onderzoek verricht om de aard en omvang vast te stellen van de in de voorgaande bodemonderzoeken aangetoonde verontreiniging door minerale olie, nabij de voormalige werktuigenloods. In de boringen ter plaatse van de olieverontreiniging zijn lokaal puinfracties en puinhoudende lagen aangetroffen. De oppervlakte van de minerale olie verontreinigde grond boven de toegestane waarden. Ook de oppervlakte van de met minerale olie verontreinigd grondwater is boven de toegestane waarden. Op basis van overschrijding van het volumecriterium van 25 m3 boven de interventiewaarde is voor minerale olie in de grond sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Op basis van het resultaat van de uitgevoerde risicobeoordeling (SUS model) is gebleken dat de sanering niet urgent is. Er is een verkennend onderzoek gedaan naar asbest in de bodem ter plaatse van de voormalige werktuigenloods. Op het maaiveld zijn geen asbestverdachte materialen aangetroffen. Op basis van de onderzoeksresultaten is geconcludeerd dat in de actuele contactzone en/of de ondergrond ter plaatse van de olieverontreiniging asbest aanwezig is. Derhalve is een nader asbestonderzoek uitgevoerd. Het doel van het asbestonderzoek was om vast te stellen of het te verwijderen puin van de locatie verontreinigd is met asbest. Op basis van de onderzoeksresultaten blijkt dat één ruimtelijke eenheid de interventiewaarde voor asbest overschrijdt. Er is hier aanvullend nader asbestonderzoek geadviseerd. Uit de conclusie van het onderzoek blijkt dat de interventiewaarde voor asbest wordt overschreden. Er bestaat derhalve een saneringsnoodzaak. Op basis van de bodemonderzoeken is een saneringsplan opgesteld voor de sanering van de verontreinigingen aan minerale olie in grond en grondwater en aan asbest in de grond. Doel van de sanering is het verwijderen van de verontreinigingen op het perceel tot streefwaardeniveau of tot voor de omgeving gebruikelijke achtergrondwaarden. De provincie Noord-Holland heeft op 12 februari 2007 een beschikking op het saneringsplan afgegeven. Uit de conclusies van deze onderzoeken blijkt dat zowel de grond als het grondwater geen of licht verhoogde gehalten bevatten met uitzondering van het onderzoek ter plaatse van de olielekkage (Iit 11). Hier zijn in de grond destijds door een calamiteit matig verhoogde gehalten (> T-waarde) aan minerale olie gemeten. In het grondwater zijn geen verhoogde concentraties gemeten. De omvang werd geschat op 10-15 m3bodemvolume. Op basis van de zorgplicht uit de Wet bodembescherming is destijds aanbevolen om de verontreinigde grond te ontgraven. 4.1.3 Conclusie Uit het door Tauw verrichte bodemonderzoek is gebleken dat enkel in het noordoostelijke deel van de onderzoekslocatie in het verleden bodemonderzoek is uitgevoerd. Uit het uitgevoerde vooronderzoek blijkt dat op deze locatie verhoogde gehalten aan minerale olie en asbest in de grond aanwezig zijn. De
Bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat
9
provincie Noord-Holland heeft op 12 februari 2007 een beschikking op het saneringsplan afgegeven. Voordat met de herontwikkeling van de locatie kan worden gestart dient deze sanering te worden uitgevoerd. Sanering van de bodem gelijktijdig met de ontwikkeling van de locatie is ook mogelijk. Op het overige deel van de onderzoekslocatie evenals ter plaatse van de aanwezige watergangen is tot op heden geen bodemonderzoek verricht. Ten behoeve van de aanvraag van de bouwvergunning en/of voor eventueel noodzakelijk grondverzet zal noodzakelijk bodemonderzoek worden uitgevoerd.
4.2
Cultuurhistorie en archeologie
4.2.1
Wet- & regelgeving en beleid
Het Verdrag van Malta regelt de omgang met het Europees archeologisch erfgoed. Nederland heeft dit verdrag in 1992 ondertekend. Aanleiding voor dit verdrag was dat het Europese archeologische erfgoed in toenemende mate bedreigd werd. Niet alleen door natuurlijke processen of ondeskundig gebruik van het bodemarchief, maar ook door ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening. Op 1 september 2007 is de wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Hiermee zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: ‘de veroorzaker betaalt’. In het proces van ruimtelijke ordening moet tijdig rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Op die manier komt er ruimte voor de overweging van archeologievriendelijke alternatieven. Rijk, provincies en gemeenten (laten) bepalen welke archeologische waarden bedreigd worden bij ruimtelijke ordeningsplannen. Het archeologisch bodemarchief is de grootste bron voor de geschiedenis van Nederland. Het belangrijkste doel van de wet is het behoud van dit erfgoed in situ (ter plekke), omdat de bodem de beste garantie biedt voor een goede conservering van de archeologische waarden. Het is verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Op die manier komt er ruimte voor de overweging van archeologievriendelijke alternatieven. Rijk, provincies en gemeenten (laten) bepalen welke archeologische waarden bedreigd worden bij ruimtelijke ordeningsplannen. Tijdens de voorbereiding van deze plannen is (vroeg)tijdig archeologisch (voor)onderzoek belangrijk. De keuze voor een andere bouwlocatie voorkomt de verstoring van belangrijke bodemvondsten. Als dit geen optie is, bestaat de mogelijkheid om binnen de bouwlocatie zelf naar een archeologievriendelijke aanpak te streven. In het uiterste geval wordt een archeologische opgraving uitgevoerd. 4.2.2 Inventarisatie De Archeologische monumentenkaart (AMK) bevat een overzicht van belangrijke archeologische terrein in Nederland. In het plangebied en de directe omgeving ervan zijn geen AMK-terreinen geregistreerd. In Archis2 van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) staan alle bekende archeologische waarnemingen geregistreerd. In het plangebied en de directe omgeving zijn geen waarnemingen bekend. De Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) geeft voor heel Nederland de trefkans aan op de aanwezigheid van archeologische resten. Volgens de IKAW heeft het plangebied een zeer lage trefkans op het aantreffen van archeologische resten. Deze legenda-eenheid wordt alleen in Holoceen
Bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat
10
West-Nederland gebruikt. Het betreft bijvoorbeeld bodems van droogmakerijen die bestaan uit wad- en onderwaterafzettingen. Hier worden geen nederzettingsresten van voor 1500 na Christus verwacht. Er kunnen echter wel scheepswrakken aanwezig zijn. In aanvulling op de landelijke verwachtingskaarten hebben veel provincies eigen verwachtingskaarten vervaardigd, waarin veel lokale gebiedskennis is opgenomen. De Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) van de provincie Noord-Holland geeft inzicht in de archeologische, historisch-stedenbouwkundige en de historische-geografische waarden van de regio. Op de Cultuurhistorische Waardenkaart is het gebied Schiphol aangegeven als gebied met de 'minst hoge potentie' 4.2.3 Conclusies De archeologische verwachting in het plangebied is laag. Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek is geen vervolgonderzoek overwogen. In het plangebied zijn geen beschermde monumenten aanwezig.
4.3
Water
4.3.1 Wet- en regelgeving en beleid Kaderrichtlijn Water Het streven naar een veilig, gezond en duurzaam waterbeheer staat landelijk in de belangstelling. De thema's 'water in de stad' en 'water als ordenend principe' zijn als speerpunten aangegeven in het landelijk beleid dat is beschreven in de Vierde Nota Waterhuishouding (ministerie van V&W), de Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw (WB21), de Handreiking Watertoets (ministerie van VROM) en het Nationaal bestuursakkoord Water (NBW). Op Europees niveau wordt gewerkt aan de Kaderrichtlijn Water (KRW). De KRW streeft naar duurzame en robuuste watersystemen. Basisprincipes van het nationaal (WB21) en Europees (KRW) beleid zijn: meer ruimte voor water, voorkomen van afwenteling van de waterproblematiek in ruimte of tijd en gen verdere achteruitgang van de waterhuishouding. Dit is samengevat in de drietrapsstrategieën voor waterkwantiteit (vasthouden, bergen, afvoeren) en waterkwaliteit (schoonhouden, scheiden, zuiveren). Provinciaal waterplan Noord-Holland “Bewust omgaan met water” Het Provinciaal Waterplan Noord-Holland 2006-2010 is van toepassing op grond- én oppervlaktewater. De wateropgave dient in samenhang te worden gerealiseerd met andere doelstellingen op het gebied van onder andere milieu, natuur, recreatie, cultuurhistorie en ruimtelijke ontwikkeling. Daarbij worden de mogelijkheden die in een gebied aanwezig zijn centraal gesteld, in plaats van regels en procedures. De provincie wil hierbij de ruimtelijke kwaliteit behouden en waar mogelijk versterken. Uiterlijk in 2015 is het watersysteem op orde, zodat het in staat is om extreme pieken en dalen in neerslaghoeveelheden op te vangen. Waterbeheersplan Hoogheemraadschap Rijnland Op 1 maart 2006 heeft het Hoogheemraadschap het waterbeheerplan "Waterwerk Rijnland 2006-2009" vastgesteld. In dit plan geeft Rijnland aan wat zijn ambities zijn voor de komende planperiode en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. De ambities en maatregelen richten zich op het waarborgen van de veiligheid, het verder, verbeteren van het beheer en de inrichting van het waterhuishoudkundig systeem en het verbeteren van de waterkwaliteit. De verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelstijging. De maatregelen die het Hoogheemraadschap van Rijnland gaat uitvoeren bereiden het beheergebied de komende jaren voor op deze ontwikkelingen. Enerzijds wordt bekeken of het huidige watersysteem aan de eisen voldoet en rekening houdend met klimaatverandering. zeespiegelstijging en bodemdaling ook blijft voldoen. Zo nodig worden maatregelen uitgevoerd als dat niet het geval is (op orde krijgen). Ander-
Bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat
11
zijds wordt er voor gezorgd dat bij veranderingen in het watersysteem als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen het watersysteem blijft voldoen (op orde houden). De Keur 2006 en beleids- en Algemene regels 2009 maken het mogelijk dat de taken als waterkwaliteits en kwantiteitsbeheerder kunnen worden uitgevoerd. De keur is een verordening van de waterbeheerder met regels voor waterkeringen, watergangen en andere waterstaatswerken. Er kan een ontheffing van de in de Keur vastgelegde gebod- en verbodsbepalingen worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. In de Beleids- en Algemene Regels die bij de Keur is het beleid (voor ontheffingen) van Rijnland uitgewerkt. 4.3.2 Watertoets plangebied De luchthaven Schiphol stelt in samenspraak met het Hoogheemraadschap van Rijnland voor het gehele terrein van de luchthaven het Waterplan Schiphol op. Dit plan geeft een visie op het waterbeheer en zal het kader vormen waarbinnen afspraken en maatregelen worden bepaald voor het bereiken van een duurzaam, veilig en gezond watersysteem. Het doel is om het watersysteem (zowel kwantitatief als kwalitatief) op orde te krijgen en te houden. Gezocht wordt naar duurzame oplossingen en het beter combineren van water met andere ruimtelijke functies. 4.3.3 Huidige situatie waterhuishouding Bodemopbouw. Regionaal bezien bestaat de bodemopbouw uit een deklaag en drie watervoerende pakketten. Het voorkomen van de scheidende lagen tussen de watervoerende pakketten varieert van plaats tot plaats. Lokaal kunnen twee watervoerende pakketten als één pakket worden beschouwd. De deklaag in het plangebied is circa 10 meter dik en opgebouwd uit klei en ziltig zand. Het eerste en tweede watervoerend pakket vormen op deze locatie één geheel. In dit gecombineerde pakket ook gestuwde afzettingen voor, waardoor het voorkomen en de verbreiding van klei- en zandlagen kan wisselen. Onder dit gecombineerde pakket ligt een relatief dikke scheidende laag, waarvan circa 7 meter uit klei bestaat. Het derde watervoerende pakket is opgebouwd uit matig fijn stof tot zeer grof grindig zand met een dikte van cica 65 meter. Onder het derde watervoerend pakket beginnen de kleilagen van het Laagpakket van Balk en de formatie van Maassluis. Oppervlaktewater Rond de Haarlemmermeerpolder ligt de Ringvaart dat onderdeel uitmaakt van Rijnlands Boezem (NAP 0,60 m). De Haarlemmermeerpolder wordt bemalen door de hoofdgemalen van de Haarlemmermeerpolder. De hoofdgemalen Lijnden, Koning Willem I en Leeghwater voeren het overtollige water af naar de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder. De Ringvaart maakt onderdeel uit van de Rijnlands Boezem. De waterhuishouding in het gebied wordt geregeld door middel van weg- en kavelsloten die in verbinding staan met de Kagertocht. Het peil is 5,85m - NAP in de zomer en 6,00m - NAP in de winter. Grondwaterstroming De grondwaterstroming in het eerste watervoerend pakket is zuidwestelijk gericht met een stroomsnelheid in het eerste en tweede watervoerend pakket van circa 5 meter per jaar. Dit geldt ook voor het derde watervoerend pakket. Vanuit het derde watervoerend pakket treedt kwel op naar het bovengelegen gecombineerde pakket. Grondwaterkwaliteit Het zoet/brak grensvlak ligt in het gecombineerde eerste en tweede watervoerend pakket. Het derde watervoerend pakket bevat volledig zout water.
Bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat
12
Riolering en hemelwaterafvoer Het rioolsysteem maakt onderdeel uit van het rioolstelsel van luchthaven Schiphol. Het beleid van het Hoogheemraadschap is gericht op duurzame principes. Wat betreft het riolerings- en afwateringsstelsel betekent dit het minimaliseren van de afvoer van schoon hemelwater naar de AWZI (afvalwaterzuiveringsinstallatie). Uitgangspunt hierin is dat schoon- en vuilwaterstromen worden gescheiden. Relatief schoon hemelwater van gevels en daken wordt waar mogelijk benut en mag rechtstreeks via het hemelwaterriool (HWA) naar het oppervlaktewater worden afgevoerd. De toepassing van uitlogende materialen zijn niet toegestaan. Bij toepassing van een gescheiden rioolstelsel wordt verwezen naar de “Beslisboom Afkoppelen” van de Werkgroep Riolering West-Nederland. In het plangebied wordt een gescheiden riolering aangelegd. Het hemelwater afkomstig van schone oppervlakken zal via het regenwaterstelsel afstromen naar het oppervlaktewater. In het plan zullen de mogelijkheden worden onderzocht om afstroming van potentieel vervuild hemelwater naar het oppervlaktewater te voorkomen. De ambitie is om het hemelwater zoveel mogelijk te hergebruiken. Het huishoudelijk- en bedrijfsafvalwater zullen via het DWA-stelsel (droogweerafvoer) worden afgevoerd naar de rioolzuiveringsinstallatie. Wateropgave Het plangebied ligt in de polderboezem en vooruitlopend op de toekomstige wateropgave (2015) van 9 hectare als gevolg van de ontwikkelingen zoals beschreven in het ruimtelijk ontwikkelingsplan Schiphol (ROP) zal voor de ontwikkeling van het justitieel complex gecompenseerd gaan worden conform de afspraken die Schiphol heeft ten aanzien van oppervlakte water compensatie. Het Hoogheemraadschap Rijnland heeft in de “Nota dempingen en verhard oppervlak” (Rijnland, juni 2006) de uitgangspunten voor watercompensatie op Schiphol vastgelegd. De totale benodigde oppervlakte aan openwater voor berging is onder andere afhankelijk van de toegestane specifieke afvoer, de maximale peilstijging (bij een herhalingstijd van T=100 jaar) en de grootte van het verhard oppervlak. In samenwerking tussen Amsterdam Airport Schiphol (AAS) en het Hoogheemraadschap van Rijnland zijn in november 2007 afspraken opgesteld ten aanzien van de uitvoering van oppervlaktewatercompensatie voortkomend uit de ontwikkelingen van AAS. Hier aan gekoppeld is de zogenoemde “BergingsRekening Courant (BRC)” voor Schiphol uitgewerkt. In het BRC zijn voorwaarden gesteld met betrekking tot de bergingskarakteristieken. Beheer en onderhoud Het Hoogheemraadschap van Rijnland is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van het boezemwater, het hoofdwatersysteem, een groot deel van de kunstwerken in het hoofdwatersysteem en de gemalen. Het oppervlaktewatersysteem op het luchthaventerrein binnen de grenzen van het bestemmingsplan is eigendom van Amsterdam Airport Schiphol en wordt het beheer en onderhoud uitgevoerd door luchthaven Schiphol. Sommige delen van het watersysteem buiten de grenzen van het bestemmingsplan vallen onder het beheer van het hoogheemraadschap. Formeel zijn de eigenaren van percelen aan de overige watergangen verantwoordelijk voor het onderhoud van de halve breedte van de aan hun perceel grenzende watergang. Tevens zijn zij verantwoordelijk voor het onderhouden van de kanten van alle wateren op hun perceel boven het laagst vastgesteld (streef)peil. 4.3.4 Vervolg watertoets De hiervoor beschreven watertoets geeft voldoende inzicht in de huidige situatie in het plangebied, de effecten van de te realiseren ontwikkelingen in het plangebied en de te treffen maatregelen. De watertoets is heeft nog wel een globaal karakter omdat de feitelijke inrichting van het nog onderwerp is van uitwerking. Wel is de watertoets voldoende basis voor overleg met het Hoogheemraadschap.
Bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat
13
Het Hoogheemraadschap Rijnland heeft bij brief d.d. 27 april 2009 een positief wateradvies uitgebracht. In het kader van de Bergings Rekening Courant Schiphol zijn afspraken gemaakt over de vereiste oppervlaktewater compensatie als gevolg van de toename verhard oppervlak.
4.4
Flora- en fauna
4.4.1 Wet- en regelgeving en beleid De Flora- en faunawet is een raamwet en werkt volgens het ‘nee-tenzij’-principe. Alle fauna is in beginsel beschermd. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen diersoorten worden aangewezen die hierop ren uitzondering vormen. Beschermde plantensoorten zijn eveneens aangewezen bij algemene maatregel van bestuur. De wet geeft aan dat het verboden is beschermde inheemse planten te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op een andere manier van hun groeiplaats te verwijderen. Tevens is het verboden om de beschermde dieren te doden, te verwonden, te vangen, opzettelijk te verontrusten, nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rustofverblijfplaatsen te beschadigen, vernielen, weg te nemen of te verstoren. De in de Flora- en faunawet opgenomen dier- en plantensoorten zijn sinds 23 februari 2005 middels de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB), Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten behorende bij de Flora en faunawet, onderverdeeld in drie categorieën, resp. tabel 1-, 2- en 3-soorten. Voor de soorten uit tabel 1 van de AMvB hoeft geen ontheffing meer te worden aangevraagd bij ruimtelijke ingrepen of bestendig beheer. Wel blijft voor deze soorten de zorgplicht uit de Flora- en faunawet van kracht. Voor de soorten uit tabel 2 kan een vrijstelling tot ontheffingaanvraag gelden indien de initiatiefnemer van ruimtelijke ontwikkelingen en beheer over een goedgekeurde gedragscode beschikt. Dit geldt ook voor de soorten uit tabel 3, mits er alleen sprake is van bestendig beheer en onderhoud. Voor andere ontwikkelingen bij soorten uit tabel 3 blijft een ontheffingaanvraag verplicht. 4.4.2 Flora- en fauna onderzoek Voor het plangebied is een flora- en faunaonderzoek uitgevoerd door Bureau Waardenburg, adviseurs voor ecologie & milieu. In het gebied zijn de algemeen voorkomende soorten voor uit tabel 1 van de Flora- en faunawet. Het voorkomen van deze diersoorten vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan. De intensieve verjaging en geluidoverlast van Schiphol maken het een ongeschikt broedgebied. Tijdens het veldonderzoek is speciaal gezocht naar exemplaren van de overwinterende rugstreeppad. Hoewel deze soort in de Haarlemmermeer traditioneel niet voorkomen. Het is echter mogelijk dat er door de vele bouwactiviteiten rond het plangebied tijdelijk geschikte biotopen zijn ontstaan. In het plangebied zijn dergelijke biotopen niet aangetroffen. Het plangebied nog de omgeving is geschikt als voortplantingsgebied. Aangenomen wordt daarom dat in het plangebied geen rugstreeppadden voorkomen. Er zijn ook verder geen strikt beschermde soorten in het plangebied aangetroffen.
4.4.3 Conclusie Het plangebied is van enige betekenis voor algemeen voorkomende zoogdieren. Als gevolg van werkzaamheden voor de realisatie van het Justitieel Complex zullen verbodsbepalingen van de Flora- en Faunawet worden overtreden ten aanzien van deze kleine zoogdieren. Voor ruimtelijke ontwikkeling geldt voor deze soorten ten aanzien van de verbodsbepalingen een vrijstelling. Het plangebied heeft geen betekenis voor strikt beschermde soorten. In het kader van de realisatie van het Justitieel Complex is geen ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en Faunawet noodzakelijk.
Bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat
14
4.5
Luchthavenindelingbesluit
4.5.1 Wet- en regelgeving en beleid Het Luchthavenindelingbesluit (LIB) en het Luchthavenverkeerbesluit zijn 20 februari 2003 in werking getreden. Het LIB bevat ruimtelijke maatregelen op rijksniveau die verband houden met de luchthaven Schiphol. Het Luchthavenverkeerbesluit is gericht op de beheersing van de belasting van het milieu door het luchthavenluchtverkeer. Tezamen vormen deze besluiten een uitwerking van het hoofdstuk 8 van de Wet luchtvaart. Het LIB legt het beperkingengebied en het luchthavengebied vast. In het beperkingengebied gelden beperkingen met het oog op veiligheid en milieu. Het gaat daarbij om hoogtebeperkingen, beperkingen bij het toelaten van functies (bestemmingen), het voorkomen van geluidhinder een het voorkomen van het aantrekken van vogels. Hoogtebeperkingen Voor het plangebied geldt conform het LIB een maximale bebouwingshoogten (gerelateerd aan de referentiehoogte van Schiphol -4,00m NAP). Hoger bouwen is alleen mogelijk met een ontheffing, na afweging door de VROM-inspectie, de inspectie Verkeer en Waterstaat en de Luchtverkeersleiding Nederland. In de bestaande situatie komen geen hoogtes voor die strijdig zijn met het LIB. Het LIB heeft voor de huidige situatie geen gevolgen. Vogelprotectiegebied Het plangebied valt geheel binnen het gebied dat beperkingen oplegt ten aanzien van vogelaantrekkende bestemmingen. Tot de vogelaantrekkende bestemmingen worden in het Luchthavenindelingbesluit genoemd (artikel 2.2.3): industrie in de voedingssector met extramurale opslag of overslag, viskwekerijen, opslag of verwerking van afvalstoffen, natuurreservaten en vogelreservaten, moerasgebieden en oppervlaktewater groter dan 3 hectare. Dit laatste geldt voor nieuw aan te leggen water. 4.5.2 Conclusie Met de beperkingen van de bouwhoogte wordt bij de bouwplanontwikkeling rekening gehouden. Het justitieel Complex is geen functie met een vogelaantrekkende werking. In de zone tussen de 10-6 per jaar plaatsgebonden risicocontour en de grens van het beperkingengebied is alleen nieuwbouw toegestaan als het gebouw geen woning of woonwagen is en als het gebouw geen onderwijs- of gezondheidszorgfunctie heeft. Het Justitieel Complex ligt buiten het beperkingengebied en kan dus gebouwd worden.
4.6
Bedrijven en milieuzoneringen
Het plangebied is gelegen buiten de voor het bedrijventerrein Schiphol door de provincie Noord-holland vastgestelde zone grens. In het plangebied komen geen zoneplichtige bedrijven voor. Voor het te realiseren Justitieel Complex levert de zonering geen problemen op omdat het Justitieel Complex geen gevoelige bestemmingen bevat.
4.7
Externe veiligheid
4.7.1 Wet- en regelgeving en beleid Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid voor de omgeving van een gevaarlijke inrichting of transport van gevaarlijke stoffen. Elk nieuw ruimtelijk plan moet volgens de Wet ruimtelijke ordening getoetst worden aan de normen voor plaatsgebonden risico en groepsrisico.
Bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat
15
Daarbij kunnen de volgende bronnen worden onderscheiden: • Inrichtingen: risico’s van onder andere tankstations met LPG, PGS-15-opslagplaatsen, ammoniakkoelinstallaties en aardgasreduceerstations; • Transport van gevaarlijke stoffen over de weg; • Transport van gevaarlijke stoffen per buisleiding; • Transport van gevaarlijke stoffen per spoor; • Transport van gevaarlijke stoffen over het water. Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans dat een denkbeeldige persoon op een bepaalde plaats dodelijk getroffen wordt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico mag nergens groter zijn dan één op één miljoen per jaar. Dit betekent dat er als gevolg van een ongeval - in theorie - per jaar slechts één persoon op een miljoen mensen mag overlijden. Het groepsrisico (GR) is de kans op een ongeval met veel dodelijke slachtoffers. Hierbij wordt gekeken naar de werkelijk aanwezige bevolking en de verspreiding van die bevolking rond een risicobron. Bepaald wordt hoe groot de kans is op tien, honderd of meer slachtoffers tegelijk onder die bevolking. Het groepsrisico is afhankelijk van de omvang van het ongeval. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet het groepsrisico worden verantwoord (VGR). Naast de 67 berekende waarden voor het GR moeten hierbij de zelfredzaamheid van burgers en de beheersbaarheid (door hulpverleningsorganisaties) van ongelukken worden beschouwd en onderbouwd. De risicomaten zijn vastgelegd in diverse besluiten en beleidsnotities en -nota’s. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid inrichtingen, zoals deze op dit moment luiden (REVI II)’ zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen vastgelegd. De normstelling voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is gebaseerd op de Nota Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (RNVGS) (2006). De nota heeft geen wettelijk bindende werking maar is niet vrijblijvend. Een voorstel voor een wettelijke regeling voor vervoer van gevaarlijke stoffen is in voorbereiding. Voor buisleidingen staan de veiligheidsafstanden in twee VROM-circulaires: Circulaire Regels inzake de zonering langs hogedrukaardgastransportleidingen (1984) en de Circulaire Bekendmaking van voorschriften ten behoeve van de zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1, K2 en K3 categorie (1991). Nieuwe regelgeving omtrent aardgastransportleidingen en veiligheidsafstanden is momenteel in voorbereiding. Deze regelgeving is nog niet vrijgegeven, dus het is nog niet bekend wat de exacte eisen dan zullen zijn.
4.7.2 Beoordeling plangebied In opdracht van de Rijksgebouwendienst heeft DHV het rapport Ëxterne veiligheid nieuwbouw Justitieel Complex Schiphol" d.d. augustus 2008 opgesteld. (Bijlage 1). In het rapport van DHV zijn de volgende risico bronnen onderscheiden: • Inrichtingen • Transport • Luchthaven Schiphol Inrichtingen Het nieuwe Justitieel Complex komt binnen de invloedsfeer van het brandweeroefencentrum. Dit betreft de propaanopslag en het daarbij behorende vulpunt en de noodzakelijke bevoorrading. De aanwezige tank heeft een capaciteit van 63 m3 en volgens de bestaande milieuvergunning kan de tank 40 maal per jaar worden gevuld. Het risico van de inrichting is berekend met Safeti-NL (versie 6.53.1). Daarbij is rekening gehoduen met de volgende gegevens:
Bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat
16
• • •
de opslag van propaan en het lossen van propaan; het aantal personen binnen het invloedsgebied ingeval van een ongeval; het weerstation Schiphol.
In het onderzoek is uitgegaan van een aantal scenario's. Voor het propaanreservoir zijn scenario's meegenomen voor het opslagvat, inclusief leidingwerk en de verlading, inclusief tankauto en pomp. Transport In de omgeving van de locatie van het nieuwe Justitiële Complex zijn de toevoerweg naar het vulpunt van het brandweeroefencentrum en de aanwezigheid van het vliegverkeer van de Luchthaven Schiphol van belang. Wegtransporten propaan Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van het transport van propaan naar het brandweeroefencentrum. In het onderzoek is de huidige toevoer over de Sloterweg beoordeeld en een nieuwe toevoerroute om de locatie van het Justitieel Complex heen. Beide routes gaan naar het bestaande vulpunt. In het onderzoek is een aantal varianten onderzocht met variabele snelheden en aantal ritten. 4.7.3 Conclusies Uit het rapport en de naderhand uitgevoerde second opinion van het Rijksinstituut voor VM zijn de volgende conclusies te trekken. Inrichtingen Plaatsgebonden risico Het justitieel Complex komt niet binnen de PR106-contour van het brandweeroefencentrum te liggen. Het plaatsgebonden risico is daarom geen beperking voor het realiseren van het Justitieel Complex. Groepsrisico Het groepsrisico is afhankelijk van zowel de activiteiten van de inrichting als van de bevolkingsdichtheid in de omgeving. Voor het groepsrisico is sprake van een toename ten opzichte van de huidige situatie. Bij het maximaal gebruik van de bestaande milieuvergunning als het gaat om het aantal vulmomenten is zelfs sprake van een overschrijding van de orientatiewaarde. Transport Wegtransporten propaan Plaatsgebonden risico Bij alle varianten is het plaatsgebonden risico als het gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen geen beperking voor het realiseren van het Justitieel Complex. Groepsrisico Het groepsrisico is afhankelijk van zowel de activiteiten van de inrichting als van de bevolkingsdichtheid in de omgeving. Voor het groepsrisico is sprake van een toename ten opzichte van de huidige situatie. Bij het maximaal gebruik van de bestaande milieuvergunning als het gaat om het aantal vulmomenten is zelfs sprake van een overschrijding van de orientatiewaarde. Een verlaging van het groepsrisico is te bereiken door het treffen van maatregelen aan het vulpunt (verplaatsing), het verlagen van het aantal transporten of het verlagen van de snelheid. Voor de beoordeling van het rapport van DHV is een second opinion gevraagd aan het RIVM. Het RIVM heeft het volgende geconstateerd: • Het rapport van DHV gaat uit van de juiste, van belang zijnde (standaard)scenario’s in beschouwing. • Voor enkele scenario’s worden echter niet volledig correcte uitgangspunten gehanteerd. Daardoor worden te grote contouren voor het plaatsgebonden risico berekend.
Bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat
17
•
•
•
• •
•
Het berekende plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar (wettelijke grenswaarde) geeft echter in de gegeven situatie geen problemen voor de ruimtelijke ordening. Een aanpassing van de risicocontouren is niet noodzakelijk. Het invloedsgebied, dat wordt bepaald door een BLEVE van de propaantankauto bij het vulpunt, is te klein berekend. Om het justitieel complex buiten het invloedsgebied te plaatsen, is met een juiste berekening van het invloedsgebied op basis van de in het rapport vermelde gegevens van de propaantankwagen een invloedsgebied van circa 350 meter rondom het vulpunt of de opstelplaats van de propaantankwagen te berekenen. Voor enkele ongevalsscenario’s zijn de toegepaste uitgangspunten echter correct. Dit betreft de ongevalsscenario’s van de afleverleiding. Hiervoor hogere frequenties gebruikt dan de Handreiking risicoberekening inrichtingen2 aangeeft. Bij het scenario BLEVE van de propaantankauto tijdens de verlading is gerekend met een te lagere faaldruk dan aangegeven in de Handreiking risicoberekeningen inrichtingen; Bij de door DHV toegepaste BLEVE-frequentie van de tankauto zijn de kansen van een externe brand en aanrijding meegenomen. Als deze ongevalsfactoren kunnen worden vermeden, zal dat leiden tot kleinere PR-contouren. Voor wat betreft het invloedsgebied van een gaswolkexplosie na vrijkomen van propaan uit de ingeterpte tank kan de door DHV berekende waarde (235 meter) worden aangehouden, rekenend vanaf het midden van de ingeterpte propaantank.
De second opinion van het RIVM geeft aan dat met de hiervoor genoemde afwijkingen van de uitgangspunten te grote PR-contouren worden berekend, maar tevens een te klein invloedsgebied wordt bepaald. De PR-contouren vormen geen knelpunt probleem. Hiervoor heeft het RIVM geen herberekening uitgevoerd. Voor het invloedsgebied is door het RIVM een herberekening uitgevoerd van de 1% letaliteitsafstand van een warme BLEVE van de propaantankauto. Het indicatief berekende invloedsgebied is een cirkel met een straal van 350 meter rondom het vulpunt. Dit kan worden beschouwd als het maximale invloedsgebied. De conclusie van het RIVM is dat bij het beleidsuitgangspunt het groepsrisico op nihil te houden, verplaatsing van het nieuwe justitieel complex buiten beide invloedsgebieden noodzakelijk is. Om dat te kunnen realiseren zal het vulpunt en mogelijk het ingeterpte reservoir verplaatst moeten worden. Overigens is het vulpunt nu al niet optimaal gelegen ten opzichte van het gebouw van het trainingscentrum om te kunnen voldoen aan de eisen voor de interne veiligheidsafstanden. Wanneer het justitieel complex buiten het invloedsgebied wordt geplaatst, is er geen sprake van een groepsrisico, ongeacht de verladingsfrequentie van de propaantank. Maatregelen om de verladingsfrequentie te beperken zijn dan niet meer nodig. Bij de keuze van de ligging van vulpunt en reservoir dient bij voorkeur ook rekening gehouden te worden met de nabijgelegen start- en landingsbanen. Met Schiphol is afgesproken dat het vulpunt en de propaantank zullen worden verplaatst voordat het Justitieel Complex in gebruik zal worden genomen. Tevens heeft Schiphol schriftelijk vastgelegd dat in benodigde nieuwe milieuvergunning voor het brandweeroefencentrum het aantal transporten zal worden verlaagd. Met de verplaatsing van opslagtank en vulpunt bij het brandweeroefencentrum is het justitieel complex buiten het invloedsgebied van de inrichting gebracht en is er geen verantwoording van het groepsrisico nodig. Blijft over de beoordeling van het groepsrisico van het transport van propaan. Met de aanpassingen aan Banweeroefencentrum, infrastructuur en het beperken van de transportbewegingen en gezien het feit dat het groepsrisico beneden de oriëntatiewaarde blijft, is het justitieel complex op de beoogde locatie inpasbaar.
Bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat
18
4.8
Niet gesprongen explosieven
In opdracht van de Rijksgebouwendienst heeft Saricon bv een onderzoek gedaan naar de mogelijke e e aanwezigheid van explosieven uit de 2 Wereldoorlog (2 WO) in het plangebied. e De onderzoekslocatie ligt in de directe omgeving van het vliegveld Schiphol. Tijdens de 2 WO is het vliegveld diverse malen gebombardeerd door zowel Duitse als Geallieerde vliegtuigen.
Doel van het onderzoek is tweeledig: • bepalen van de kans dat zich explosieven in het gebied bevinden; • bepalen van de noodzaak tot ruimen van explosieven in het gebied. Voor het onderzoek is gebruik gemaakt van reeds bekende literatuur en zijn verschillende archiefbronnen geraadpleegd. Uit het onderzoek blijkt dat het plangebied op basis van de beschikbare gegevens niet verdacht is op explosieven. Daaran wordt de conclusie verbonden dat het terrein van het nieuwe Justitiële Complex in munitie technische zin wordt vrijgegeven voor vervolgwerkzaamheden. Wel bestaat nog aanleiding op grond van de beoordelingsrichtlijn Opsporen Conventionele Explosieven (BRL-OCE) aanleiding tot uitvoeren van een vervolgonderzoek in de vorm van een probleemanalyse.
4.9
Geluid
4.9.1 Wet- en regelgeving en beleid Het wettelijke kader voor geluid komt voort uit de Wet geluidhinder. Hierin is vastgelegd aan welke grenswaarden de geluidbelastingen op geluidsgevoelige bestemmingen moeten voldoen. De Wet geluidhinder schrijft voor waar en wanneer akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Op grond van de Wet geluidhinder heeft iedere weg een geluidszone heeft. Uitzondering hierop zijn woonerven en 30 km/h-wegen. De breedten van de vastgestelde geluidszones voor wegen buiten het stedelijke gebied zijn afhankelijk van het aantal rijstroken. Binnen de zones moet worden gekeken naar de effecten op de binnen de zone aanwezige geluidgevoelige bestemmingen. Blijkt uit akoestische onderzoek dat er1 overschrijdingen van de grenswaarden aan de orde is, moet nader onderzoek worden verricht naar de mogelijkheden van geluidbeperkende maatregelen. De prioriteit die de Wgh geeft aan geluidreducerende oplossingen is als volgt; 1. Oplossingen bij de bron. 2. Oplossingen in het overgangsgebied. 3. Oplossingen bij de ontvanger: Indien toepassing van maatregelen, gericht op het terugdringen van de geluidsbelasting, onvoldoende doeltreffend zal zijn of overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard kan een hogere grenswaarde worden vastgesteld. Het Bouwbesluit stelt eisen aan het geluidniveau binnen gebouwen voor specifieke functie alsmede voor beperking voor het lawaai als gevolg van het luchtverkeer. 4.9.2 Akoestisch onderzoek Door het bureau Peutz is in opdracht van de Rijksgebouwendienst een akoestisch onderzoek opgesteld. Het onderzoek heeft betrekking op het wegverkeerslawaai en luchtvaartlawaai. (Bijlage 2)
Bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat
19
Specifiek voor het plan is dat de ontwikkeling zelf geen geluidgevoelige bestemmingen (woningen en dergelijke) bevat op grond van de Wet Geluidhinder en de Wet Luchtvaart. Het akoestische onderzoek is daarom uitgegaan van een benadering gericht op het realiseren van de wettelijk vereiste binnenwaarden. De geluidbelastingen zijn in dit geval relevant voor de eisen die gesteld moeten worden aan de geluidwering van gevels. Voor de binnenwaarden is in het onderzoek uitgegaan van 35 dB(A) en is rekening gehouden met een streefwaarde voor zowel equivalente geluidniveaus als piekniveaus. De geluidbelasting buitenshuis is functioneel gezien slechts van belang voor buitenruimtes als luchtplaatsen, balkons e.d. Voor buitenruimten voor sport en beweging is in het onderzoek, bij gebreke aan een wettelijke norm, een grenswaarde van 70 dB(A) aangehouden. Voor buitenruimten met een verblijfskarakter is een grenswaarde aangehouden van 55 dB(A). De locatie van het Justitieel complex ligt geheel in het beperkingen gebied van het LIB. Voor wat betreft de geluidsbelasting is relevant de ligging binnen de geluidscontour rond Schiphol. Deze ligging bepaalt de te realiseren geluidreductie en stelt eisen aan de geluidwerendheid van gevels en daken. Het akoestische onderzoek is uitgevoerd conform de norm NEN 50772001, "Geluidwering in gebouwen".
4.9.3 Conclusies Het Justitieel Complex omvat diverse functies die geen van alle aanleiding geven tot het stellen van akoestische beperkingen aan het vaststellen van het bestemmingsplan. Vanuit het Bouwbesluit zullen in het kader van de te verlenen bouwvergunning eisen worden gesteld aan de geluidwering van de gevels van diverse functionele ruimten.
4.10
Luchtkwaliteit
4.10.1 Wet- en regelgeving en beleid Nederlandse wet- en regelgeving De Nederlandse wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit in de buitenlucht is opgenomen in de Wet luchtkwaliteit (Wlk). De Wlk is de Nederlandse implementatie van de EU62 richtlijnen voor luchtkwaliteit. In de Wlk zijn normen in de vorm van grenswaarden voor concentraties van stoffen in de buitenlucht opgenomen. In de Nederlandse situatie leveren alleen de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) problemen op in relatie tot de wettelijke normen. Vanaf 2010 moet zowel aan de grenswaarde voor NO2 als voor PM10 voldaan worden (zie onder). Bij aanpassingen in de ruimtelijke ordening, zoals het aanleggen van nieuwe wegen of wijziging van een bestemmingsplan, moeten plannen die ‘in betekenende mate’ bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit getoetst te worden aan de normen uit de Wlk. Dit zijn plannen die meer dan 1% bijdragen ten opzichte van de jaargemiddelde norm voor NO2 en/of PM10. Dit is een tijdelijke norm totdat het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) in werking treedt, naar verwachting in 2009. Vanaf dan geldt een percentage van 3%. Plannen die ‘niet in betekenende mate’ (nibm), dat wil zeggen minder dan 1% bijdragen zijn vrijgesteld van toetsing. Wanneer een plan binnen een concreet benoemde nibm-omvang valt of wanneer aannemelijk gemaakt wordt dat het nibm is, kan het doorgang vinden. Plannen die in betekende mate (ibm) bijdragen moeten individueel getoetst worden aan de luchtkwaliteit. Wanneer de normen uit de Wlk op een locatie overschreden worden en er sprake is van een ibmbijdrage, kan een plan doorgang vinden wanneer met de saldobenadering aangetoond wordt dat de luchtkwaliteit per saldo niet verslechtert. Mogelijk is daar een samenhangende maatregel voor vereist. Vanaf het moment van inwerkingtreding van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL), kan er ook op programmaniveau getoetst worden. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.
Bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat
20
Ontwikkelingen die de luchtkwaliteit verslechteren en maatregelen die de luchtkwaliteit verbeteren, worden met elkaar in samenhang gebracht en moeten per saldo leiden tot een luchtkwaliteit die gelijk blijft of verbetert. Daarbij kunnen op lokaal niveau maatregelen noodzakelijk zijn om overschrijdingen te saneren. Via Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) voor gevoelige bestemmingen is uitgesloten dat gevoelige bestemmingen in overschrijdingssituaties langs drukke wegen ontwikkeld worden. De minister van VROM stuurt erop aan dat in overschrijdingssituaties nieuwe scholen, kinderdagverblijven en verpleeghuizen op overschrijdingslocaties op minimaal 100 meter vanaf snelwegen en minimaal 50 meter vanaf provinciale wegen moeten worden gebouwd. Europese ontwikkelingen Eind november 2007 is er Europese overeenstemming bereikt over een nieuwe Richtlijn met betrekking tot luchtkwaliteit. De nieuwe richtlijn maakt het mogelijk om derogatie (uitstel) voor het voldoen aan de normen te verkrijgen. Verder zijn er normen voor PM2,5 in opgenomen en zijn aangepaste richtlijnen voor toetsingslocaties weergegeven: niet voor publiek toegankelijk gebieden zijn vrijgesteld, NO2concentraties moeten op 10 meter van de wegrand worden vastgesteld. De Wet luchtkwaliteit wordt aangepast op basis van de nieuwe EU-richtlijn. Inwerkingtreding van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) heeft geen grote consequenties voor de ontwikkeling van het plangebied. Met het NSL tracht Nederland van de Europese Commissie derogatie te verkrijgen voor het voldoen aan de normen voor NO2 en PM10. Indien Nederland derogatie verkrijgt – waarvoor de nieuwe Europese richtlijn luchtkwaliteit de mogelijkheid biedt – kan het NSL in de Wlk opgenomen worden. Na het verkrijgen van derogatie kan de aangepaste Wet luchtkwaliteit april/mei 2009 in werking treden. Vanaf dan geldt een nibm-grens van 3% ten opzichte van de jaargemiddelde grenswaarden voor NO2 en PM10. Ook is er vanaf dan de mogelijkheid dat plannen die in betekenende mate bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, middels saldering binnen een agglomeratiebreed programma toch doorgang kunnen vinden. In dit onderzoek is vastgesteld dat er op basis van de tijdelijke nibm-grens van 1% geen van de alternatieven in betekenende mate bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. 4.10.2 Beoordeling plangebied In opdracht van de Rijksgebouwendienst is door Goudappel Coffeng een "Toets luchtkwaliteit nieuwbouw justitieel Complex" uitgevoerd d.d. 14 juli 2008.(bijlage 3). In dit rapport zijn de effecten van de realisatie van het Justitieel Complex in beeld gebracht. Om de luchtkwaliteit in het gebied te bepalen, zijn in dit onderzoek de berekeningen uitgevoerd met het CAR-II-model versie 7.0.1. Gevoelige bestemmingen De AMvB "Gevoelige bestemmingen" geeft afstandscriteria voorde zogenaamde gevoelige bestemmingen. In de AmvB is voor provinciale en rijkswegen een zone vastgelegd. Voor Rijkswegen is de zone 300 meter. Het Justitieel Complex ligt binnen de zone van de Rijksweg A-4. In de AMvB zijn scholen, kinderopvang, verzorgingshuizen, verpleeghuizen en bejaardenhuizen aangemerkt. Het nieuwe Justitieel complex is onder geen van de hiervoor genoemde bestemmingen te plaatsen en is derhalve niet als gevoelige bestemming aan te merken. Onderzoek resultaten Jaargemiddelde stikstofconcentratie Uit de berekeningen blijkt dat de plandrempel voor de jaargemiddelde concentratie voor stikstofdioxide in 2008 voor zowel de autonome als de plansituatie voor de Loevestijnse Randweg wordt overschreden. De bijdrage van het onderhavige plan op deze locatie is echter nihil. De wettelijke grenswaarde wordt in de jaren 2010, 2012 en 2016 in alle gevallen overschreden. Voor al deze jaren geldt echter ook dat de planbijdrage minder is dan 0,4 m/g.
Bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat
21
Uursgemiddelde stikstofdioxideconcentratie Naast de berekening van het jaargemiddelde stikstofconcentratie is ook het aantal overschrijdingen van het uurgemiddelde grenswaarde van belang. Uit de berekeningen blijkt dat de wettelijke grenswaarde niet wordt overschreden. Jaargemiddelde concentratie fijn stof (PM10) De grenswaarde van de jaargemiddelde concentratie voor PM10 wordt zowel in de huidige als toekomstige situaties niet overschreden. 24-uursgemiddelde concentratie fijn stof (PM10) De 24-uursgemiddelde concentratie van PM10 is in geen van de situaties boven de norm. Overige stoffen Naast stikstofdioxide en fijn stof komen ook nog andere stoffen voor als gevolg van het motorverkeer. De concentraties van deze stoffen (koolmonoxide, zwaveldioxide, nikkel, arseen, cadmium, ozon, lood, en benzeen) zijn ook berekend. In Nederland worden nu en in de toekomst de grenswaarden voor deze stoffen praktisch nooit overschreden. Dit blijkt ook uit de uitgevoerde berekeningen voor het Justitieel Complex. Daarom zijn deze stoffen niet in de rapportage opgenomen. 4.10.3 Conclusie Uit het onderzoek blijkt dat de de realisatie van het Justitieel Complex doorgang kan vinden. De planontwikkeling voldoet aan artikel 5.16 lid 1 onder a van de Wet milieubeheer. Op 1 augustus 2009 is het Nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit in werking getreden. Het project justitieel complex is hier in opgenomen. Ook om die reden wordt voldaan aan de wettelijke eisen voor luchtkwaliteit. De omvang van het project is in het programma wel beperkt tot 62.500 m2 b.v.o.. Deze beperking is in het bestemmingsplan vastgelegd.
4.11
Kabels, leidingen en telecommunicatie installaties
In het plangebied loopt een provinciale watertransportleiding in noord-zuid richting met een aftakking naar het oosten ter hoogte van de locatie van het nieuwe Justitieel Complex. Deze laatste tak zal in het kader van de realisatie van het complex worden verplaatst. De profielen van de wegstructuur rondom de kavel met, daarop aangegeven de zones voor kabels en leidingen zijn opgenomen in de notitie "bedrijventerrein Schiphol Noordwest "Uitgangspunten ten behoeve van het Justitieel Complex Schiphol d.d. oktober 2008.
Bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat
22
5 Planbeschrijving 5.1 Programma Justitieel complex Door de Rijksgebouwendienst wordt in opdracht van de minister van Justitie de realisatie van een nieuw complex voorbereid in het nog te ontwikkelen gebied Schiphol Noord West. Het te realiseren dient ter vervanging van de bestaande voorziening aan ten Pol 64 op Schiphol Oost. Het Justitieel Complex Schiphol Soterweg Koetsierstraat zal verschillende functies van Justitie op en rond Schiphol combineren. Er vindt een concentratie van activiteiten plaats, met als doel de activiteiten te optimaliseren. Behalve het complex Ten Pol, Oude Meer (celcapaciteit, kantoren en rechtbank) wordt ook het kantoor en opvangfunctie van de IND, Piet Guillonardweg Schiphol Oost, in het nieuwe Justitieel complex ondergebracht. De Marechaussee zal ondergebracht worden in de kazerne welke op dit moment gerealiseerd wordt aan de Sloterweg. De rechtbank zoals deze momenteel al op de locatie Ten Pol functioneert zal worden uitgebreid met een bijzondere zittingszaal. Programma In het complex zullen vijf hoofdactiviteiten plaatsvinden: • het bewaren en insluiten van drugkoeriers • de opvang en behandeling van verzoeken en aanvragen van asielzoekers • het bewaren en insluiten van verdachten van een strafbaar feit (t.b.v. strafzittingen) • het bewaren en insluiten van veroordeelde vreemdelingen zonder geldig verblijf • zittingen van de rechtbank. Om deze activiteiten uit te kunnen voeren zijn de volgende middelen nodig: een detentiecentrum, een aanmeldcentrum, een uitzetcentrum, politiecellen, kantoorruimte, zittingszalen en de bijbehorende parkeerplaatsen. In totaal heeft het programma een omvang van circa 35.000 m2 tot 38.000 m2 b.v.o.
5.2
Ruimtelijke visie
5.2.1 Locatie Sloterweg in groter verband De ruimtelijke ontwikkelingen voor de luchthaven Schiphol als geheel zijn weergegeven in het Ruimtelijk Ontwikkelingsplan Schiphol 2015. In dit plan wordt voor verschillende deelgebieden van de luchthaven een toekomstscenario geschetst. Het gebied tussen de Zwanenburgbaan, de A4 en Badhoevedorp is in het ROP aangeduid als Schiphol Noordwest: "Het gebied Noordwest behoudt in de planperiode zijn bestemming voor secundaire luchthavenfuncties. De invulling van die functie heeft een tijdelijk karakter vanwege de lange termijnreservering om hier een nieuw areaalgebied te kunnen ontwikkelen. Tussen de Sloterweg en de Zwanenburgbaan zijn in de polderstructuur tijdelijke bedrijfsachtige en meer ruimte-extensieve functies voorzien. Dit gebied wordt gekenmerkt door afwisseling van ontwikkelingsgebieden en stroken van groen en water."
Bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat
23
locatie justitieel complex
zone met hoogwaardige bedrijfsmatige functies
zone met tijdelijke functies
centrale as
Het stedenbouwkundig plan voor Schiphol Noordwest neemt de dominante verkavelingrichting van de historische polderstructuur op. Aan het gebied wordt een centrale as toegevoegd die als de nieuwe hoofdontsluiting fungeert. Deze as deelt het gebied in een noordwestelijk en een zuidoostelijk plangebied. Het noordwestelijke deel - bij de landingsbanen - krijgt een tijdelijke invulling en zal in de toekomst voor de uitbreiding van de terminal van Schiphol ter beschikking staan. Het zuidoostelijke deel - bij de A4 - is niet luchthavengebonden en staat open voor verschillende hoogwaardige bedrijfsmatige en andere functies. Het Justitieel Complex vormt de ontwikkelingskern van dit plangebied, omdat het met zijn ruimtelijke eigenschappen de stedenbouwkundige structuur van dit deelgebied bepaalt.
Bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat
24
Het stedenbouwkundig plan voorziet in de realisatie van een adequate wegenstructuur voor de ontsluiting van het gebied: het Justitieel Complex bevindt zich aan het zuidelijke uiteinde van de hoofdontsluiting van Schiphol Noordwest. De nieuwe wegenstructuur zal niet volledig gerealiseerd zijn als het Justitieel Complex in gebruik wordt genomen. De bestaande ontsluiting via het bestaande viaduct over de A4 op de Loevesteinse randweg is voldoende voor het ontsluiten van het plangebied. 5.2.2 Stedenbouwkundige randvoorwaarden Met het stellen van randvoorwaarden wordt een goede stedenbouwkundige invulling van het complex op de locatie Sloterweg gewaarborgd. Dot wordt uitgewerkt in de volgende onderdelen: Bouwmassa Rooilijnen Bouwhoogte Water- en groenstructuur Verkeersstructuur Parkeren Veiligheid Architectuur /welstandseisen Bouwmassa De hoofdmassa en de hoofdentree van het complex zijn aan de centrale as gelegen. De entree ligt aan een voorplein dat in verbinding staat met de openbare ruimte van de hoofdstructuur. Rooilijnen De noordoost- en de noordwestgevel van het complex liggen elk in een representatieve rooilijn. Hierbij wordt ook de gevangenismuur gezien als een gevel. De beide gevels zijn goed zichtbaar resp. vanaf de snelweg A4 en vanaf de centrale as en moeten daarom een representatieve uitstraling hebben. De bouwmassa mag gedeeltelijk afwijken van de rooilijnen; uitzonderingen zoals inspringingen, openingen en overkappingen zijn gezien de grote massa van het complex ook wenselijk. Op de noord-oost hoek, het kruispunt van de twee rooilijnen, en op de noord-west hoek heeft het complex een architectonisch sculpturaal accent, dat de representatieve functie van de gevels benadrukt. Bouwhoogte Bepalend voor de bouwhoogte is het Luchthavenindelingsbesluit (LIB). Voor het Justitieel complex komt dit neer op een bouwhoogte van 17 tot 20 meter ten opzichte van - 4.00 NAP vlak. Water- en groenstructuur De openbare ruimte van Schiphol Noordwest refereert aan de grootte en de weidsheid van het polderlandschap waaruit het voortkomt. De gebouwen aan de hoofdstructuren staan in het gras. Voetpaden en wegen bevinden zich op enig afstand van de gevels. Het complex komt op een respectvolle afstand van de infrastructuur te liggen in het gras. Verkeersstructuur De hoofdontsluiting van het complex vindt plaats vanaf de centrale as. Daarnaast is ook aan de zuidwestzijde van het complex een ontsluiting mogelijk. Aan de noordoostzijde wordt geen verkeersontsluiting van betekenis voorzien. Parkeren De parkeerbehoefte voor het justitieel complex moet op de eigen kavel opgelost worden. Indien wordt gekozen voor parkeren op maaiveld, dient dit zo georganiseerd te zijn dat in de toekomst zonder grote moeilijkheden de overstap naar gebouwd parkeren gemaakt kan worden.
Bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat
25
Architectuur Het Justitieel Complex wordt een gebouw van bijzondere betekenis. Dat wordt ook in de architectuur tot uitdrukking gebracht. Het Atelier Rijksbouwmeester heeft het Ruimtelijk Ambitiedocument Justitieel Complex Schiphol opgesteld, waarin alle eisen met betrekking tot architectuur en beeldkwaliteit worden verwoord. Milieu aspecten De Rijksgebouwen heeft voor wat betreft het realiseren complex gekozen voor een design and build constructie. Hiervoor zullen meerdere partijen worden uitgenodigd. Aan alle deelnemers worden ook randvoorwaarden ten aanzien duurzaamheid en milieu opgelegd. Voor duurzaamheid ligt de focus op het beperken van het energieverbruik en op de toepassing van duurzame materialen, met als doel onderhoud gedurende de exploitatiefase tot een minimum te beperken. Specifiek: Afval: afvalstoffen worden zoveel mogelijk gescheiden ingezameld en afgevoerd. Medewerkers zijn voor het afval dat op werkplekniveau ontstaat zelf verantwoordelijk voor het scheiden en inzamelen. Afvalpreventie vindt ook plaats door hiermee bij de inkoop van goederen rekening mee te houden. Dienstverlening: in het totale pakket van diensten en producten is het van belang dat duurzaamheid (de drie elementen people, planet, profit) een wezenlijk onderdeel is in de uitvoering en levering. Energiebesparing: Met betrekking tot energiebesparing dient de trias energetica te worden gevolgd: -beperken van het energiegebruik -(zoveel mogelijk) inzet van duurzame energie voor de resterende energiebehoefte -inzet van energieefficiente apparaten en voorzieningen Energieverbruik: Conform het VROM-beleid dient de nieuwbouw van het complex in de aanscherping van de EPC één stap voor te lopen op de wettelijk vereiste waarden. Daartoe dienen de EPC-waarden per gebouwfunctie de volgende waarden niet te overschrijden: - kantoorfunctie: 0,8 - celfunctie: 1,7 - bijeenkomstfunctie: 1,8 - sportfunctie: 1,8. Greencalc: Voor het complex dient een Green Calc-berekening te worden gemaakt (GreenCalc + versie 2.1). De Green Calc-score voor het gehele complex met uitzondering van de woonafdelingen in de justitiabelenzone dient minimaal 200 te zijn. Voor de woonafdelingen binnen de justitiabele zone dient een indicatieve berekening te worden opgesteld. (binnen de berekeningsmethodiek van GreenCalc is geen geschikte methode aanwezig om een cellencomplex, de justitiabelenzone, door te rekenen, vandaar de hiervoor een indicatieve berekenng wordt gevraagd) Materiaalgebruik: Voor het materiaalgebruik wordt het programma Duurzame Bedrijfsvoering Overheid (DBO) gevolgd. Materialen, hergebruik: er dient te worden gestreefd naar het gebruik van materialen die gerecycled kunnen worden (bijv. puingranulaat) of herwinbaar zijn (bijv. hout met FSC-keur). Hiertoe dienen materialen tevens zo te worden toegepast dat deze eenvoudig na sloop gescheiden kunnen worden en herbruikbaar zijn.
Bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat
26
Materialen, hout: al het hout in het project dient op een duurzame wijze geproduceerd te zijn. Dit dient aangetoond te worden met certificaten, bijvoorbeeld een FSC keurmerk. Zie ook relevante normen en documenten. Milieubeheer: de Opdrachtnemer is verantwoordelijke voor de administratieve verplichtingen voortvloeiend uit de wet Milieubeheer. De Opdrachtnemer dient een inspanning te leveren om de jaarlijkse milieubelasting verder terug te dringen en daarvoor de noodzakelijke maatregelen te nemen. Onderhoud: planmatige en (met name) niet-planmatige onderhouds- en herstelwerkzaamheden moeten tot een minimum beperkt worden om het primaire proces niet te verstoren.
5.3
Brandweer oefenterrein
De komst van het Justitieel Complex betekent voor het brandweer oefenterrein een verplaatsing van de propaanopslag tank en het bijbehorende vulpunt. In het bestemmingsplan is de nieuwe plek van deze voorzieningen geregeld. De verplaatsing zal door Schiphol worden uitgevoerd voordat het Justitieel Complex in gebruik wordt genomen. Tevens zal in de noodzakelijke nieuwe milieuvergunning het aantal bevoorradingen van de opslagtank worden vastgelegd.
5.4
Verkeer
Het stedenbouwkundig plan voorziet in de realisatie van een adequate wegenstructuur voor de ontsluiting van het gebied: Nieuwe infrastructuur is nodig voor het Justitieel Complex en het brandweer oefencentrum als ontsluiting naar het nieuwe vulpunt voor de propaantank.
Bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat
27
6 Uitvoerbaarheid 6.1
Exploitatie
Onderdeel van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening is het aspect exploitatie dat in afdeling 6.4 van de wet is geregeld. De wet verplicht de gemeente bij de vaststelling van een bestemmingsplan een besluit te nemen over het verhalen van kosten. De kosten die in het kader van grondexploitatie kunnen worden verhaald zijn wettelijk vastgelegd. Met Schiphol Real Estate is een anterieure overeenkomst gesloten. Hiermee is het verhaal van kosten verzekerd, zodat het vaststellen van een exploitatieplan achterwege kan blijven.
6.2
Procedure Wet op de ruimtelijke ordening
Inspraak De wet op de ruimtelijke ordening kent voor het bestemmingsplan geen verplichting meer voor het voeren van een inspraakprocedure. In de gemeentelijke inspraak verordening is het bieden van inspraak gekoppeld aan beleidsontwikkeling. Het bestemmingsplan geeft uitvoering aan en is in overeenstemming met het Ruimtelijk Ontwikkelingsplan Schiphol dat als beleidskader voor de ontwikkelingen op Schiphol is vastgesteld. In de participatieverordening 2008 is voor het bestemmingsplan ook geen participatie voorgeschreven. Wettelijk vooroverleg Het bestemmingsplan is voorgelegd aan de betrokken Rijksinstanties, de Provincie Noord-Holland en Waternet. Tevens is voor de aspecten water en externe veiligheid het advies ingewonnen van het Hoogheemraadschap Rijnland en de Veiligheidsregio Kennemerland. De inspectie VROM heeft laten weten geen opmerking op het bestemmingsplan te hebben. Daarbij heeft de inspectie tevens aangegeven dat op basis van de sturingsfilosofie van de Nota Ruimte zij mede namens alle andere Rijksdiensten één Rijksstandpunt heeft verwoord. Waternet heeft eveneens laten weten geen opmerkingen te hebben op het bestemmingsplan. Van de hierna volgende instanties is wel een inhoudelijke reactie ontvangen. Hoogheemraadschap Rijnland Het Hoogheemraadschap Rijnland heeft bij brief d.d. 27 april 2009 een positief wateradvies uitgebracht. In het kader van de Bergings Rekening Courant Schiphol zijn afspraken gemaakt over de vereiste oppervlaktewater compensatie als gevolg van de toename verhard oppervlak. Tevens is een tekst suggestie gedaan voor de in de toelichting opgenomen beschrijving van het beleid van het Hoogheemraadschap. De toelichting van het bestemmingsplan is hierop aangepast. Reactie Provincie Noord Holland De Provincie merkt op dat de milieuvergunning nodig in verband met de verplaatsing van de propaanopslag en het daarbij behorende vulpunt op de brandweeroefenplaats (Broef) nog niet bij haar is aangevraagd. De benodigde milieuvergunning zal door de Luchthaven Schiphol worden aangevraagd.
Bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat
28
De Provincie merkt op dat de locatie van het vulpunt op de plankaart niet correspondeert met het vulpunt in EV rapport. In het EV rapport van DHV is een aantal varianten beoordeeld. Belangrijkste uitkomst is verplaatsing van het vulpunt naar een zodanige plek dat het te realiseren justitieel complex buiten de invloedsfeer van de Broef komt te liggen. Dit uitgangspunt is vertaald naar het bestemmingsplan. Daarbij is er voor gekozen geen exacte plek vast te leggen, maar een vlak aan te geven waarbinnen een vulpunt kan worden gerealiseerd. Het nieuwe complex valt ten alle tijden buiten de invloedsfeer van de Broef. De Provincie merkt op dat niet alle aanbevelingen van het RIVM zijn verwerkt. Welke aanbevelingen niet zouden worden opgevolgd wordt niet nader aangegeven. Vanuit een oogpunt van zorgvuldigheid is het externe veiligheidsrapport van DHV voorgelegd aan het RIVM. Aan het RIVM is als beleidsuitgangspunt meegegeven het groepsrisico zo mogelijk nihil te houden. De conclusie van het RIVM ten aanzien van het rapport van DHV is dat in het QRA de relevante ongevalscenario's zijn uitgewerkt, maar dat voor enkele scenario's de toegepaste uitgangspunten niet correct zijn. Het rapport van DHV zal op dit punt worden aangepast. Het RIVM geeft aan dat de onjuiste uitgangspunten in het rapport van DHV leiden tot een te grote PRcontour en een te klein invloedsgebied. Aangezien de PR-contour geen probleem is, is daarvoor volgens het RIVM geen herberekening noodzakelijk. Wel heeft het RIVM een herberekening uitgevoerd voor de invloedsgebieden van het vulpunt en opslagtank voor twee ongevalscenario's. Te weten een warme BLEVE van de propaantankauto en een gaswolkexplosie na vrijkomen van propaan uit de ingeterpte tank. Het complex van de Rijksgebouwendienst ligt buiten de door het RIVM berekende invloedsgebieden. Het RIVM heeft verder aangegeven dat de berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de thans geldende normen en dat nog niet is geanticipeerd op in voorbereiding zijnde regelgeving voor propaanopslag. Deze nieuwe rekenmethodiek zal waarschijnlijk leiden tot een kleiner invloedsgebied (circa 150 meter) in vergelijking tot de huidige aanpak. Het RIVM geeft tenslotte nog aan dat bij voorkeur ook de start en landingbanen van de Luchthaven buiten het invloedsgebied van propaanopslag en het bijbehorende vulpunt moeten blijven. De dichtstbijzijnde start- en landingsbanen liggen op een afstand van ruim 400 meter. De Provincie wijst er op dat in het plan voor de ontwikkeling van Schiphol Noord West rekening wordt gehouden met de realisatie van een aannemersterrein waar ook propaan opslag en verlading zal plaatsvinden. Bij de aanleg van het aannemersterrein en de daarvoor te realiseren opslagplekken en vulpunten zal rekening gehouden worden met de aanwezigheid van het complex van de Rijksgebouwendienst voorzien. Dit zal een regeling en verantwoording vinden in het bestemmingsplan Schiphol. De Provincie merkt nog op dat de verantwoording van het groepsrisico ontbreekt. De toelichting is op dit punt aangevuld. De Provincie wijst er op dat de invloed van de Rijksweg A-4 op luchtkwaliteit niet op een juiste wijze is meegenomen in het onderzoeksrapport. Het rapport is op dit punt aangepast. De Broef maakt deel uit van de inrichting Schiphol. Schiphol is een gezoneerd bedrijfsterrein en de Broef ligt buiten het bedrijfsterrein en de gebiedsaanduiding geluidzone is voor dit plandeel niet correct. Het bestemmingsplan wordt op dit punt aangepast.
Bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat
29
Reactie Veiligheidsregio Kennemerland Op basis van artikel 13, lid 3 van het besluit externe veiligheid en de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen heeft de Veiligheidsregio Kennemerland positief geoordeeld over het bestemmingsplan en het daarvoor uitgevoerde externe veiligheidsonderzoek. Vaststelling bestemmingsplan In het kader van de vaststelling door de gemeenteraad is het ontwerp van het bestemmingsplan met ingang van 23 oktober 2009 voor de duur van zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn zijn vier zienswijzen ingediend. De zienswijzen hebben geen aanleiding gegeven tot een gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan.
Bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat
30
7 Juridische aspecten 7.1
Algemeen
De doelstelling van het bestemmingsplan “Schiphol Sloterweg Koetsierstraat” is het bieden van een juridisch kader voor de realisatie van een nieuw Justitieel Complex en het treffen van maatregelen aan het brandweeroefencentrum plaats op grond van externe veiligheid. De opzet van dit bestemmingsplan is met een relatief beperkt aantal bestemmingen zo overzichtelijk mogelijk gehouden.
7.2
Opzet regels en plankaart
De regels en de plankaart vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. De toelichting is niet juridisch bindend, maar kan wel gebruikt worden als een nadere uitleg bij de regels. Op de bij het bestemmingsplan behorende plankaart zijn alle noodzakelijke gegevens ingetekend. Op de plankaart wordt onderscheid gemaakt in bestemmingen en aanduidingen. De bestemmingen zijn de belangrijkste elementen. De op de plankaart opgenomen bestemmingen zijn in overeenstemming met de Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen (SVBP). Het SVBP bepaalt kleur en codering van de bestemmingen. De bestemmingen zijn op het renvooi weergegeven in alfabetische volgorde. Elke op de plankaart weergegeven bestemming is gekoppeld aan een bestemmingsregel in de regels. De regels laten vervolgens bij elke bestemming zien op welke wijze de gronden binnen de desbetreffende bestemming gebruikt mogen worden. Daarbij wordt onder meer verwezen naar aanduidingen op de kaart. Aanduidingen geven in samenhang met de regels, duidelijkheid over datgene wat binnen een bestemmingsvlak al dan niet is toegestaan. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken; • De ‘Inleidende regels’ bestaan uit een begrippenlijst en regels met betrekking tot de wijze van meten’. • De ‘Bestemmingregels’ zijn te onderscheiden in regels voor ‘gewone’, rechtstreekse bestemmingen, uit te werken bestemmingen en dubbelbestemmingen. • De ‘Algemene regels’ hebben in principe betrekking op alle bestemmingen, inclusief uit te werken bestemmingen en dubbelbestemmingen. • De ‘Overgangs- en slotregels’ bestaan het overgangsrecht (voor bestaande bouwwerken en bestaand gebruik dat van het bestemmingsplan afwijkt) en de naam waaronder het plan moet worden aangehaald.
7.3
Inleidende regels
Het eerste hoofdstuk bevat inleidende regels. In artikel 1 is een aantal in de voorschriften gehanteerde begrippen gedefinieerd. In artikel 2 is de wijze van meten vastgelegd met betrekking tot bijvoorbeeld de hoogte van gebouwen.
Bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat
31
7.4
Bestemmingsregels
7.4.1 Bestemmingen Bedrijf - Brandweer oefen centrum (B-BRO) Binnen deze bestemming is de reeds in het vigerende bestemmingsplan opgenomen bestemming overgenomen. Het bestemmingsplan houdt wel rekening met de noodzakelijke verplaatsing van de opslagtank en het vulpint voor propaan. Middels een aanduiding op de plankaart is de nieuwe plaats van de opslagtank en vulpunt vastgelegd.
Maatschappelijke - Justitiële inrichting Binnen deze bestemming is de nieuwbouw van de justitiële inrichting mogelijk gemaakt. 7.4.2 Dubbelbestemmingen Leidingen Water (Lw1) Leidingtracés van bovenlokaal belang zijn bestemd als ‘Leidingen’. Binnen het plangebied betreft het een waterleiding evenwijdig aan de Sloterweg en een aftakking evenwijdig aan de Koetsierstraat.. De voor ‘Leiding-water - Dubbelbestemming’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een watertransportleiding.
7.5
Algemene Regels
In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen die betrekking hebben op het gehele plangebied en alle andere regels in het bestemmingsplan. Het betreft regels ten aanzien van aantal algemene bepalingen omtrent vrijstelling van regels, algemene afwijkingen en de antidubbeltelbepaling. In de algemene regels is ook een regeling opgenomen van de zones van het Luchthaven indelingsbesluit. Dit omdat het gehele plangebied valt binnen het Luchthaven Indelingsbesluit. De in het bestemmingsplan regeling heeft betrekking op de vogel aantrekkende werking en de toegestane bouwhoogten. Teneinde te kunnen afwijken van de LIB hoogte tot de op de plankaart aangegeven bouwhoogte is een afwijkingsbevoegdheid voor Burgemeester en wethouders opgenomen na verkregen ontheffing van de minister van VROM.
7.6
Overgangs- en slotregels
7.6.1 Overgangsrecht Het overgangsrecht onder heeft tot doel de rechtszekerheid te verzekeren ten aanzien van bouwwerken, die op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan gebouwd zijn of op grond van een reeds verleende of een nog te moeten afgeven bouwvergunning, gebouwd mogen worden en afwijken van de bebouwingsregels in dit plan. Zij mogen blijven staan of, als een bouwvergunning is verleend, gebouwd worden zolang de bestaande afwijking maar niet vergroot wordt en het bouwwerk niet (grotendeels) wordt vernieuwd of veranderd. Ook het gebruik van gronden en daarop staande opstallen dat – op het tijdstip dat het bestemmingsplan rechtsgeldig wordt – afwijkt van de gegeven bestemming is in het overgangsrecht geregeld. Het afwijkende gebruik mag worden voortgezet of worden gewijzigd in een andere, zolang de afwijking van het bestemmingsplan maar niet vergroot wordt.
Bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat
32
7.6.2 Slotregel In de slotregel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
7.7
Handhaafbaarheid
Het bestemmingsplan is het juridische instrument om te bepalen welke ruimte voor welke bouw- en gebruiksactiviteiten aangewend mag worden. In dit bestemmingsplan zijn voorschriften opgesteld waarbij het bestaande gebruik van gebouwen en bouwwerken in principe het uitgangspunt vormt. Dit betekent dat de huidige situatie in regels is vastgelegd. Het handhavingsbeleid is erop gericht dat deze regels ook worden nageleefd. Het bestemmingsplan bindt zowel burgers als de gemeente en is dan ook de basis voor handhaving en handhavingsbeleid. Handhaving is van cruciaal belang om de in het plan opgenomen ruimtelijke kwaliteiten ook op langere termijn daadwerkelijk te kunnen 'vasthouden'. Daarnaast is de handhaving van belang uit een oogpunt van rechtszekerheid: alle grondeigenaren en gebruikers dienen door de gemeente op eenzelfde manier aan het plan gehouden te worden. Met deze oogmerken is in dit bestemmingsplan allereerst gestreefd naar een groot mogelijke eenvoud van de voorschriften. Hoe groter de eenvoud (en daarmee de toegankelijkheid en leesbaarheid), hoe groter de mogelijkheden om in de praktijk toe te zien op de naleving van het bestemmingsplan. Ook geldt hoe minder 'knellend' de voorschriften zijn, hoe kleiner de kans dat het met de voorschriften wat minder nauw wordt genomen. In de praktijk worden op de lange duur vaak alleen die regels gerespecteerd, waar betrokkenen de noodzaak en de redelijkheid van inzien. Onder handhaving wordt niet alleen het repressief optreden verstaan, maar ook preventie en voorlichting. Repressief optreden bestaat uit toezicht en opsporing en in het verlengde daarvan - na afweging van belangen, waaronder de effectiviteit van het optreden - correctie, bestaande uit sancties en maatregelen. De sancties en maatregelen kunnen bestaan uit het stilleggen van activiteiten, aanschrijvingen, bestuursdwang, strafrechtelijk optreden en de dwangsom. Preventief handelen bestaat uit voorlichting en het vooroverleg voor het indienen van een aanvraag om een vergunning en voorts het weigeren van de vergunning en eventuele vrijstellingen.
Bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat
33
Regels deel uitmakend van het bestemmingsplan: Schiphol Sloterweg Koetsierstraat
Inhoud Regels 1
Inleidende regels Artikel 1: Begripsbepaling Artikel 2: Wijze van meten
2
Bestemmingsregels Bestemmingen Artikel 3: Bedrijf – Brandweer Oefencentrum Artikel 4: Maatschappelijk - Justitiële Inrichting Artikel 5: Verkeer Dubbelbestemmingen Artikel 6: Leiding -Water
3
Algemene regels Artikel 7: Algemene ontheffingsbepaling Artikel 8: Antidubbeltelbepaling Artikel 9: Geluidzone – Geluidzone Industrie Artikel 10: Luchtvaartverkeerzone – Beperkingen aantrekken Vogels Artikel 11: Luchtvaartverkeerzone – Bouwbeperkingen geluidcontour Artikel 12: Luchtvaartverkeerzone – Hoogtebeperking 1 Artikel 13: Luchtvaartverkeerzone – Hoogtebeperking 2 Artikel 14: Veiligheidszone – Propaan 1 Artikel 15 : Procedure bij ontheffing Artikel 16: Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
4
Overgangs- en slotregels Artikel 17: Overgangsrecht Artikel 18: Slotregel
Bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat
2
1 Inleidende regels Artikel 1: Begripsbepaling (bestemmings)plan: het bestemmingsplan ‘bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat’ van de gemeente Haarlemmermeer, bestaande uit de plankaart en deze regels. aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. antenne-installatie: een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat direct met de grond is verbonden (niet-vrijstaand) of indirect met de grond is verbonden (vrijstaand), gericht op het gebruik voor (mobiele) telecommunicatie. bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde. bebouwingspercentage: een percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak van het bouwperceel dat maximaal mag worden bebouwd. bedrijf: een onderneming die tot doel heeft het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en/of verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel alleen plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop of levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen. bedrijfsgebouw: een gebouw, dat blijkens aard en indeling bruikbaar en noodzakelijk is voor de uitoefening van een bedrijf, met uitzondering van (bedrijfs)woningen. beperkt kwetsbaar object: een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico c.q. risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden. bestaand bouwwerk: het op de dag van het in ontwerp ter inzage leggen van dit plan bestaande bouwwerk, alsmede een bouwwerk dat wordt of mag worden gebouwd krachtens een voor deze dag verleende of krachtens een voor deze dag aangevraagde, maar nog te verlenen bouwvergunning. bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak. bouwen:
Bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat
3
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. bouwgrens: de grens van een bouwvlak. bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. bruto bedrijfsvloeroppervlak: het totale bedrijfsvloeroppervlak; hieronder wordt verstaan het verkoopvloeroppervlak, de productieruimte, de administratieve ruimte, de verkeersruimte (gangen), de opslagruimte (magazijn, kelder), plus alle overige voor bedrijfsuitoefening benodigde ruimte (sanitaire ruimte, garagebox voor bedrijfsauto). gebouw: elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijk, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. hoofdgebouw: een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken kantoor: een gebouw van een dienstverlenend bedrijf dan wel een (deel van een) gebouw waarin directie en/of administratie van een bedrijf zijn gevestigd. kas: een gebouw waarvan de wanden en het dak bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van gewassen. kunstobject: een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat strekt tot het tot uitdrukking brengen van een kunstzinnig idee, door het op creatieve wijze vorm geven aan materiaal of materialen, zoals steen, hout, brons, glas en dergelijke. kwetsbaar object: een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico c.q. risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht moet worden genomen. landschappelijke waarden: de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied, die kenmerkend zijn voor een bepaald type landschap of landschapselement.
ondergronds bouwwerk: een bouwwerk, dat onder het maaiveld is gelegen.
Bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat
4
prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met anderen tegen vergoeding. risicovolle inrichting: een inrichting bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico c.q. risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten. seksinrichting: een voor het publiek toegankelijke locatie of (deel van) een bouwwerk, caravan, vaar- of voertuig, waarin bedrijfs-matig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht en/of vertoningen plaats-vinden van erotische en/of pornografische aard. voorkeursgrenswaarde: de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluid-hinder, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.
Bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat
5
Artikel 2: Wijze van meten Bij toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten: peil: voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil) voor een bouwwerk geprojecteerd op de ringdijk: het Normaal Amsterdams Peil + 0,50 meter de goothoogte van een bouwwerk: vanaf de horizontale snijlijn (inclusief boeiboorden, druiplijnen of daarmee gelijk te stellen constructiedelen) van elk dakvlak (incl. platte afdekkingen) met elk daaronder gelegen buitenwerks verticaal gevelvlak tot aan het peil; de goothoogte van dakkapellen, topgevels, trappenhuizen, liftkokers, schoorstenen en andere gelijksoortige ondergeschikte bouwdelen worden buiten beschouwing gelaten. de (bouw)hoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde; voor wat betreft een gebouw, worden kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftschachten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen niet meegerekend lengte, breedte en diepte van een bouwwerk: tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren). de oppervlakte van een bouwwerk: tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren) op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. de inhoud van een bouwwerk: boven peil tussen de bovenzijde van de begane grond vloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van de dakvlakken (met inbegrip van erkers en dakkapellen). verticale diepte: de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer tot het laagste punt van het gebouw. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
Bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat
6
2 Bestemmingsregels Bestemmingen Artikel 3: Bedrijf – Brandweer oefencentrum 3.1. Bestemmingsomschrijving De voor ‘"Bedrijf – Brandweer oefencentrum' aangewezen gronden zijn, onverminderd het bepaalde in artikel 6 'Leiding – Water" , en met inachtneming van de Algemene Regels, bestemd voor: a. Luchthaven gebonden activiteiten, daaronder begrepen technische voorzieningen ten behoeve van de luchtvaart; b. Brandweer oefencentrum; c. medische voorzieningen, niet inbegrepen zorgwoningen, mogelijk in combinatie met ondersteunende horeca, ondersteunende detailhandel en ondersteunende dienstverlening; d. openbare dienstverlening; e. opslag van propaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – opslag propaan; f. vulpunt van propaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – vulpunt propaan; met daar bijbehorend(e): g. verhardingen; h. parkeren; i. groen; j. water. 3.2. Bouwregels 3.2.1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd; b. in afwijking van het gestelde onder a. mogen gebouwen buiten het bouwvlak worden geplaatst tot een totale oppervlakte per bouwperceel van 20 m² , met dien verstande dat de goothoogte van deze gebouwen niet meer mag zijn dan 3 meter en de bouwhoogte van deze gebouwen niet meer mag zijn dan 4 meter; c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage' is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan; 3.2.2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 3 meter; b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.
Artikel 4 : Maatschappelijk – Justitiële inrichting 4.1. Bestemmingsomschrijving De voor ‘Maatschappelijk Justitiële inrichting' aangewezen gronden zijn, onverminderd het bepaalde in artikel 6 'Leiding – Water" , en met inachtneming van de Algemene Regels, bestemd voor: a. het bewaren en insluiten van drugkoeriers; b. de opvang en behandeling van verzoeken en aanvragen van asielzoekers; c. het bewaren en insluiten van verdachten van een strafbaar feit t.b.v. strafzittingen; d. het bewaren en insluiten van veroordeelde vreemdelingen zonder geldig verblijf e. zittingen van de rechtbank. met daar bijbehorend(e):
Bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat
7
f. g. h. i.
verhardingen; parkeren; groen; water.
4.2. Bouwregels 4.2.1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende beopalingen: a. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd; b. in afwijking van het gestelde onder a. mogen gebouwen buiten het bouwvlak worden geplaatst tot een totale oppervlakte per bouwperceel van 20 m² , met dien verstande dat de goothoogte van deze gebouwen niet meer mag zijn dan 3 meter en de bouwhoogte van deze gebouwen niet meer mag zijn dan 4 meter; c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage' is ten hoogste de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan; d. de maximaal toegestane omvang van de bebouwing is 62.500 m2 b.v.o..
4.2.2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.
Artikel 5 : Verkeer 5.1. Bestemmingsomschrijving De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn, onverminderd het bepaalde in artikel 6 'Leiding – Water", en met inachtneming van de Algemene Regels, bestemd voor: a. wegen, fiets- en voetpaden; b. parkeren; c. groen; d. water; e. voorzieningen ter bevordering van de milieukwaliteit, zoals geluidschermen en luchtkwaliteitschermen; met daarbij behorend(e): f. verhardingen; g. paden; h. bermen. 5.2. Bouwregels 5.2.1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. 5.2.2. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 10 meter, met uitzondering van voorzieningen ter bevordering van de milieukwaliteit.
Bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat
8
Dubbelbestemmingen
Artikel 6: Leiding 6.1 Bestemmingsomschrijving De als ‘Leiding –water 1’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor leidingtransport van : a. water ter plaatse van de aanduiding figuur 'hartlijn – Water 1" en aanliggende gronden; 6.2 Bouwregels 6.2.1 Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. binnen een afstand van 5 meter vanuit de hartlijn van de aanduiding figuur 'hartlijn – water 1', mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de leiding; b. het bepaalde in lid 6.2.1 onder a geldt, met dien verstande dat mag worden gebouwd ten behoeve van de andere voorkomende bestemming(en) indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering, een en ander met inachtneming van de voor die bestemming(en) geldende regels; c. de hoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer zijn dan 3 meter. 6.2.2 In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. 6.3 Ontheffing van de Bouwregels 6.3.1. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van: a. het bepaalde in lid 6.2.2 van dit artikel voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), uitsluitend indien dit geen kwetsbare objecten betreft, indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder; b. het bepaalde in 6.2.1 onder laatste sub van dit artikel tot een hoogte van maximaal 10 meter. 6.4
Aanlegvergunning
6.4.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) binnen de in lid 6.2 bedoelde afstand van de hartlijn van de leiding de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren: a. het oprichten van bouwwerken, anders dan ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de leiding; b. het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting; c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging; d. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk; e. het indrijven van voorwerpen in de bodem; f. het permanent opslaan van goederen waaronder begrepen het opslaan van afvalstoffen. 6.4.2 Het verbod in lid 6.4.1. van dit artikel is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die: a. normaal onderhoud en beheer betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning op het tijdstip van het van kracht worden van het plan. 6.4.3. De werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 6.4.1. van dit artikel zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover dit niet strijdig is met de belangen van de leiding.
Bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat
9
6.4.4. Alvorens voor het verlenen van een aanlegvergunning voor de samenvallende bestemmingen(en) te beslissen, winnen Burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder over de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen inzake de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.
Bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat
10
3 Algemene Regels Artikel 7: Algemene Ontheffingsbepaling Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van het bepaalde op de kaart en in deze voorschriften voor: a. b. c.
d.
e.
f. g.
h.
i. j.
het afwijken met niet meer dan 10 % van de op de kaart en in de voorschriften van dit bestemmingsplan aangegeven percentages, maten en oppervlakten; het in geringe mate aanpassen van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven; het in geringe mate afwijken tot ten hoogste 2 meter van een bestemmingsgrens of bebouwingsgrens, mits dit nodig is om het plan aan te passen vanwege een blijkbaar meetverschil tussen werkelijke toestand van het terrein en de plankaart; de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter; het bouwen van bouwwerken, die om waterstaatkundige of verkeersredenen noodzakelijk zijn, zoals duikers, keermuren, bruggen en verkeersgeleiders; het oprichten van bouwwerken ten behoeve van openbare nutsbedrijven of van andere naar doelstelling daarmee vergelijkbare gebouwen, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes en telefooncellen, waarbij de bouwhoogte is niet meer dan 3.5 meter en de oppervlakte niet meer dan 20 m² mag zijn; het plaatsen van containers voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer, mits de hoogte niet meer bedraagt dan 2 meter en de oppervlakte niet meer bedraagt dan 6 m²; het oprichten van voorwerpen van beeldende kunst, mits de maximale bebouwde oppervlakte 4 m² en de maximale bouwhoogte 3.5 meter bedraagt; het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits: 1. de totale oppervlakte van vergrotingen op dat gebouw niet meer is dan 5 m²; 2. de hoogte niet meer dan 1.25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt.
Artikel 8: Antidubbeltelbepaling Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat
11
Artikel 9 : Geluidzone – GeluidzoneIndustrie 9.1 Omschrijving Ter plaatse van de aanduiding ‘Geluidzone – Geluidzone Industrie’ gelden beperkingen voor het vestigen bedrijven om een te hoge geluidbelasting op de omgeving vanwege bedrijven te voorkomen. 9.2 Bouwregels Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en het gebruik van gronden en bouwwerken geldt de volgende bepaling: Bedrijfsgebouwen en gronden mogen niet zodanig worden gebruikt dat als gevolg daarvan op de grens van de aanduiding 'Geluidzone – Geluidzonme Industrie' de totale geluidsbelasting vanwege de op de in dit artikel bedoelde gronden gevestigde bedrijven hoger wordt dan 50 dB(A). 9.3. Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn met toepassing van artikel 4 Wro bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat de gebiedsaanduiding 'Gezoneerd Bedrijventerrein' wordt verwijderd.
Artikel 10 : Luchtvaartverkeerzone – Beperkingen aantrekken vogels 10.1 Omschrijving Ter plaatse van de aanduiding 'Zone luchtvaartverkeer – Beperking aantrekken vogels' gelden beperking met betrekking tot de vogelaantrekkende werking als bedoeld in het Luchthavenindelingbesluit Schiphol. 10.2 Gebruiksregels Op deze gronden is een grondgebruik of een functie binnen de volgende categorieën niet toegestaan: 1. industrie in de voedingssector met extramurale opslag of overslag; 2. viskwekerijen met extramurele bassins; 3. opslag of verwerking van afvalstoffen met extramurale opslag of verwerking 4. natuurreservaten en vogelreservaten; 5. moerasgebieden en oppervlaktewateren groter dan 3 hectare; tenzij en voor zover dit gebruik of deze bestemming rechtmatig is op 20 februari 2003.
Artikel 11 : Luchtvaartverkeerzone – Bouwbeperkingen Geluidcontour 11.1 Omschrijving Ter plaatse van de aanduiding 'Zone Luchtvaartverkeer – Bouwbeperkingen Geluidcontour' gelden beperkingen voor bebouwing, als bedoeld in het Luchthavenindelingbesluit Schiphol. 11.2 Bouwregels Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. er zijn geen woningen, woonwagens, gebouwen met een onderwijsfunctie of gebouwen met een gezondheidszorgfunctie toegestaan, behoudens bestaand gebruik. b. van bestaand gebruik is sprake, indien op de datum van inwerkingtreding van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol, te weten 20 februari 2003, op de desbetreffende plaats een gebouw rechtmatig aanwezig is en overeenkomstig de bestemming wordt gebruikt, of voor de datum van inwerkingtreding van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol een bouwvergunning is verleend
Bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat
12
c.
voor dit gebouw op de desbetreffende plaats, mits binnen zes maanden na die datum een begin met de werkzaamheden is gemaakt. ten aanzien van degene die op de datum van inwerkingtreding van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol rechtmatig gebruiker is van een woning of een woonwagen kan indien sprake is van bestaand gebruik, beëindiging van dit gebruik niet worden gevergd.
Artikel 12 : Luchtvaartverkeerzone – Hoogtebeperking 1 12.1 Omschrijving Ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - Hoogtebeperking 1' gelden beperkingen van bouwhoogten als bedoeld in het Luchthavenindelingbesluit Schiphol. 12.2 Bouwregels Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de hoogte van een object in het kader van dit artikel 'Luchtvaartverkeerzone – Hoogtebeperking 1' wordt gemeten in relatie tot de referentiehoogte van de luchthaven Schiphol, zijnde -4.00 meter NAP. b. in afwijking van het bepaalde in artikel 2 ('Begripsbepaling') worden bij de in dit artikel 'Luchtvaartverkeerzone – Hoogtebeperking 1' bepaalde (bouw)hoogte van een gebouw of bouwwerk, ondergeschikte bouwonderdelen niet buiten beschouwing gelaten; c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum hoogteligging vlak' is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan; d. in afwijking van lid a. geldt de binnen de bestemming opgenomen maximale bouwhoogte indien: 1. de binnen de bestemming opgenomen maximale bouwhoogte overeenkomt met een lagere bouwhoogte als bedoeld onder c; 2. de binnen de bestemming opgenomen maximale bouwhoogte overeenkomt met een hogere bouwhoogte als bedoeld onder c, vanwege een eerder op basis van een bouwplan verleende verklaring van geen bezwaar door de minister in het kader van het LIB, of indien dit bestaande bebouwing betreft van voor 23 februari 2003; 12.3 Aanlegvergunning 12.3.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, voor zover deze werken of werkzaamheden reiken tot een hoogte boven de maximale bouwhoogte. 12.3.2 Het verbod in lid 12.3.1. van dit artikel is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die: a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; b. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning op het tijdstip van het van kracht worden van het plan. 12.3.4. Alvorens voor het verlenen van een aanlegvergunning voor de samenvallende bestemmingen(en) te beslissen, winnen Burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de minister over de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de veiligheidsbelangen in relatie tot de luchtvaart worden geschaad en of voorwaarden dienen te worden gesteld ter bescherming van die belangen.
Artikel 13 : Luchtvaartverkeerzone – Hoogtebeperking 2 13.1 Omschrijving
Bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat
13
Ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaartverkeerzone – Hoogtebeperking 2' gelden beperkingen van bouwhoogten als bedoeld in het Luchthavenindelingbesluit Schiphol. 13.2 Bouwregels Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de hoogte van een object in het kader van dit artikel 'Luchtvaartverkeerzone – Hoogtebeperking 2' wordt gemeten in relatie tot de referentiehoogte van de luchthaven Schiphol, zijnde -4.00 meter NAP. b. in afwijking van het bepaalde in artikel 2 ('Begripsbepaling') worden bij de in dit artikel 'Luchtvaartverkeerzone – Hoogtebeperking 2' bepaalde (bouw)hoogte van een gebouw of bouwwerk, ondergeschikte bouwonderdelen niet buiten beschouwing gelaten; c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum hoogteligging vlak' is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan; d. in afwijking van lid a. geldt de binnen de bestemming opgenomen maximale bouwhoogte indien: 3. de binnen de bestemming opgenomen maximale bouwhoogte overeenkomt met een lagere bouwhoogte als bedoeld onder c; 4. de binnen de bestemming opgenomen maximale bouwhoogte overeenkomt met een hogere bouwhoogte als bedoeld onder c, vanwege een eerder op basis van een bouwplan verleende verklaring van geen bezwaar door de minister in het kader van het LIB of indien dit bestaande bebouwing betreft van voor 23 februari 2003;
13.3 Ontheffing Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder lid 13.2 sub c van dit artikel tot maximaal de in het Luchthavenindelingbesluit Schiphol ter plaatse aangegeven hoogte voor het hellend vlak. 13.4 Aanlegvergunning 13.4.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, voor zover deze werken of werkzaamheden reiken tot een hoogte boven de maximale bouwhoogte. 13.4.2 Het verbod in lid 13.4.1. van dit artikel is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die: a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; b. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning op het tijdstip van het van kracht worden van het plan. 13.4.3. Alvorens voor het verlenen van een aanlegvergunning voor de samenvallende bestemmingen(en) te beslissen, winnen Burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de minister over de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de veiligheidsbelangen in relatie tot de luchtvaart worden geschaad en of voorwaarden dienen te worden gesteld ter bescherming van die belangen.
Artikel 14 : Veiligheidszone – Propaan 1 14.1 Omschrijving
Bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat
14
Ter plaatse van de aanduiding ‘Veiligheidszone – Propaan 1’ gelden bouwbeperkingen voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico vanwege een vulpunt voor propaan. 14.2 Bouwregels Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. er mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen worden gebouwd. 14.3. Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn met toepassing van artikel 4 Wro bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat de gebiedsaanduiding ‘Veiligheidszone – Propaan 1’ wordt verwijderd, mits het betreffende vulpunt voor LPG is opgeheven. Artikel 15 : Procedure bij ontheffing Wanneer Burgemeester en wethouders voornemens zijn op grond van artikel 6 van dit bestemmingsplan ontheffing te verlenen, nemen zij onderstaande procedure in acht: a. van het voorgenomen besluit, alsmede van de mogelijkheid tot het kenbaar maken van zienswijzen hieromtrent geven Burgemeester en wethouders kennis in één of meer in de gemeente verspreide dag- of nieuwsbladen; b. belanghebbenden worden gedurende zes weken na publicatie in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen kenbaar te maken bij Burgemeester en wethouders, waartoe het voorgenomen besluit ter inzage wordt gelegd; c. Burgemeester en wethouders nemen een met redenen omkleed besluit over de ontvangen zienswijzen en over het vervolg van de procedure.
Artikel 16: Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen: a. de richtlijnen voor het verlenen van ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen; b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer; c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten; d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen; e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden.
Bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat
15
4
Overgangs- en slotregels
Artikel 17: Overgangsrecht 17.1 Overgangsrecht ten aanzien van bouwwerken 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 2. Eenmalig kan ontheffing worden verleend van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 17.2 Overgangsrecht ten aanzien van het gebruik 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. 17.3 Hardheidsclausule Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.
Artikel 18: Slotregel Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel : Regels deel uitmakende van het bestemmingsplan "Schiphol Sloterweg Koetsierstraat" van de gemeente Haarlemmermeer. Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van
De voorzitter,
Bestemmingsplan Schiphol Sloterweg Koetsierstraat
……………………………………………………
De griffier,
16
BP_justitieel complex.dgn 6-1-2010 8:52:01
PLANGEBIED
Plangebied
BESTEMMINGEN
B-BRO
M-JI
V
Bedrijf - Brandweer oefencentrum
Maatschappelijk - Justitiºle inrichting
Verkeer
DUBBELBESTEMMINGEN
L
Leiding
GEBIEDSAANDUIDINGEN
geluidzone - geluidzone industrie
luchtvaartverkeerzone - beperkingen aantrekken vogels
4
luchtvaartverkeerzone - bouwbeperkingen geluidcontour
1
luchtvaartverkeerzone - hoogtebeperking 1
2
luchtvaartverkeerzone - hoogtebeperking 2
veiligheidszone - propaan 1
k
2
FUNCTIEAANDUIDINGEN
specifieke vorm van bedrijf - opslag propaan (sb-vpr)
M-JI
specifieke vorm van bedrijf - vulpunt propaan
W 1
1 W
(sb-opr)
S L O T E R W
W 1
E G
W 1
15
V W 1
BOUWVLAK
4 17,5
2 W 1
k
Bouwvlak
20 90
W 1
W 1
K O E T S IE R S T R A A T
MAATVOERING
W 1
V
maatvoeringsvlak k
1 W 1
20
20
4
90
maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)
W 1
B-BRO k
maximum hoogteligging vlak (m)
W 1
20
20
1 W
L
10
FIGUREN
1 W
V
W1
hartlijn leiding - water 1
1 W
1 W
(sb-vpr)
(sb-opr)
VERKLARINGEN
1 W
GBKN-gegevens
kadastrale gegevens
SCHAAL 1:2500
gemeenteHaarlemmermeer BESTEMMINGSPLAN SCHIPHOL SLOTERWEG KOETSIERSTRAAT schaal
archiefnr
formaat
1 :2500
-
90 x 90
bladnr
datum Feb. 2010
-
getekend gewijzigd
nhm
-
-
nhm
accoord nhm nhm
vastgesteld raad
--
nr.
POSTBUS: nhm
nhm
nhm
nhm
afd. bestuursrechtspraak
-
-
250
nr.
2130 AG
HOOFDDORP
Externe veiligheid nieuwbouw justitieel complex Schiphol
Externe Veiligheid
Schiphol Real Estate november 2008 Definitief
Externe veiligheid nieuwbouw justitieel complex Schiphol
Externe Veiligheid dossier : B4561-01.001 registratienummer : MD-MV20081088 versie : Definitief
Schiphol Real Estate november 2008 Definitief DHV B.V. Niets uit dit bestek/drukwerk mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt d.m.v. drukwerk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van DHV B.V., noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd. Het kwaliteitssysteem van DHV B.V. is gecertificeerd volgens ISO 9001.
©
MD-MV20081088
27 november 2008
1
SAMENVATTING In verband met de geplande bouw van een justitieel complex op Schiphol heeft Amsterdam airport Schiphol DHV gevraagd de risico’s in kaart te brengen van omliggende risicovolle activiteiten. In het nieuw te bouwen complex kunnen tot maximaal 1700 mensen aanwezig zijn. Uit berekeningen blijkt dat er een toename is van het groepsrisico als gevolg van de toevoer van propaan naar het brandweeroefencentrum. Het groepsrisico blijft echter ver onder de oriëntatiewaarde (een factor 0,046). Het groepsrisico van de activiteiten van het brandweeroefencentrum neemt wel fors toe. Het groepsrisico is dan maximaal een factor 3,43 maal de oriëntatiewaarde. Aangezien het groepsrisico op basis van de oorspronkelijke plannen boven de oriëntatiewaarde uitkomt en omdat de mensen in het justitiële complex niet erg zelfredzaam zijn, is onderzocht welke maatregelen getroffen kunnen worden om het groepsrisico te verlagen. Aanbevolen wordt het reservoir (de tank) en het vulpunt van het reservoir te verplaatsen naar een locatie ten westen van het brandweeroefencentrum op zodanige afstand van het justitieel complex, dat het complex geen bijdrage meer levert aan het groepsrisico ten gevolge van het reservoir. Hierbij is er geen extern groepsrisico meer en neemt de veiligheid voor de aanwezigen bij de brandweerkazerne en de sneeuwvloot ook toe. Deze maatregel verbetert dus niet alleen de nieuwe situatie, maar ook de huidige situatie. Wel blijft de startbaan binnen het invloedsgebied en komt een geplande noordelijke rijbaan binnen het invloedsgebied. Om de personen die na de verplaatsing nog in het invloedsgebied aanwezig zijn te beschermen, wordt aanbevolen om de volgende maatregelen te nemen: Alleen vullen van het reservoir wanneer de startbaan niet in gebruik is. Het aanwezig zijn van de brandweer bij het lossen van propaan, zodat bij een brand deze onmiddellijk wordt geblust en zo de kans op een warme BLEVE sterk wordt verminderd. Het reservoir diep ingraven. De effecten bij het vrijkomen van propaan uit het reservoir worden op deze manier beperkt. Het positieve effect van ingraven van het reservoir op de risico’s kan niet worden gekwantificeerd met de modellen in Safeti-NL, maar het is wel bekend dat het de effecten beperkt. Door verplaatsing van het vulpunt en het reservoir zal ook het groepsrisico van het transport afnemen, omdat het transport langs één zijde van het justitiële complex minder gaat. Het groepsrisico van de propaantoevoer kan verder worden verlaagd door niet te kiezen voor de nieuwe aanvoerroute, door de snelheid te verlagen van 80 km/h naar 50 km/h en door het aantal lossingen van propaan te beperken.
MD-MV20081088
27 november 2008
1
INHOUD
BLAD
1 1.1 1.2 1.3
INLEIDING Externe veiligheidsrisico’s en het justitieel complex Situatieschets Opbouw rapport
3 3 3 3
2 2.1 2.2 2.2.1 2.2.2 2.2.3 2.2.4
BELEIDS- EN TOETSINGSKADER Wat is externe veiligheid? Relevante wetgeving Bevi en de Circulaire RNVGS Vuurwerkbesluit Luchthavenindelingbesluit Schiphol Circulaire K1, K2, K3, brandbare vloeistoffen en de Circulaire zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen
4 4 4 4 7 7 8
3 3.1 3.1.1 3.2 3.2.1 3.2.2 3.3 3.3.1 3.3.2
RISICO’S EN DE NIEUWBOUW VAN HET JUSTITIEEL COMPLEX Inrichtingen: de propaantank van het brandweeroefencentrum Brandweeroefencentrum Transport De toevoer van propaan naar het brandweeroefencentrum Buisleidingen Luchtvaartverkeer Schiphol Ruimtelijke beperkingen Hoogte beperkingen
9 9 9 16 16 22 22 22 23
4
OPLOSSINGEN
24
5 5.1 5.2 5.3 5.4
CONCLUSIES Brandweeroefencentrum De toevoer van propaan naar het brandweeroefencentrum Luchthaven Schiphol Aanbevelingen
26 26 26 27 27
6
REFERENTIES
28
7
COLOFON
1
BIJLAGE 1 4 5
Begrippenlijst externe veiligheid Groepsrisicocurven voor de aanvoerroute naar het brandweeroefencentrum Hoogtebeperkingen bij het Luchthavenindelingbesluit voor de luchthaven Schiphol Uitgangspunten risicoanalyses
MD-MV20081088
27 november 2008
2
1
INLEIDING
1.1
Externe veiligheidsrisico’s en het justitieel complex In verband met de geplande bouw van een justitieel complex op Schiphol heeft Amsterdam Airport Schiphol (hierna AAS) DHV gevraagd om de risico’s in kaart te brengen van omliggende risicovolle activiteiten. In het externe veiligheidsbeleid is vastgelegd in welke gevallen de risico’s van gevaarlijke stoffen moeten worden gekwantificeerd. Als de nieuwe inrichting binnen het zogenaamde invloedsgebied ligt van risicovolle activiteiten, dienen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico berekend te worden. Vervolgens moeten deze risico’s worden getoetst aan de daarvoor geldende normen volgens de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (RNVGS) en het BEVI (Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen. Naast de RNVGS en het BEVI is voor het luchtvaartverkeer van Schiphol, dat nabij het plangebied plaatsvindt, het Luchthavenindelingsbesluit (LIB) nog van belang. Dit besluit stelt eisen aan de bebouwing buiten het luchthavengebied, maar binnen risicocontouren van de luchthaven.
1.2
Situatieschets De volgende drie justitiële functies worden onder gebracht in het complex: een kantoor, het celgebouw en een rechtbank. Het kantoor en de rechtbank zijn op de doordeweekse werkdagen alleen overdag in gebruik. In het weekend zijn hier geen personen aanwezig. Het celgebouw is dagelijks, 24 uur per dag in gebruik. De kantoorfunctie wordt over het celgebouw en het rechtgebouw verdeel. In de scenario's onder hoofdstuk 3 volgt een verdere verdeling. In het complex zullen de volgende personen aanwezig zijn: In het celgebouw kunnen 900 personen ingesloten worden. Inclusief bewaking en personeel zullen zich in dit gebouw 1000 personen bevinden. In het kantoor zijn 300 werkplekken onder gebracht. - In het rechtgebouw zijn de zittingszalen ondergebracht. Aanwezig hier zijn de rechters, voorgeleiden en bezoekers. Dit zijn in totaal maximaal 400 personen. Deze zijn allen overdag aanwezig. Totaal zijn er dus overdag maximaal 1700 aanwezigen (1000 + 400 + 300). ’s Avonds, ’s nachts en gedurende het weekend is het aantal aanwezige personen 1000.
1.3
Opbouw rapport Dit rapport omvat een beschrijving van de inventarisatie van risicobronnen en van de uitgevoerde kwantitatieve risicoanalyses. In hoofdstuk 2 worden beleids- en toetsingskaders beschreven. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van bedrijven en transport die mogelijk invloed hebben op de nieuwbouw. In hoofdstuk 4 worden mogelijke oplossingen beschreven om het groepsrisico te verlagen. Vervolgens worden in hoofdstuk 5 de conclusies gegeven.
MD-MV20081088
27 november 2008
3
2
BELEIDS- EN TOETSINGSKADER
2.1
Wat is externe veiligheid? Externe veiligheid heeft betrekking op de risico’s van gevaarlijke stoffen voor derden. Het gaat daarbij zowel om het vervoer van gevaarlijke stoffen (weg, water, spoor, leidingen, luchtvaart) als om inrichtingen met opslag, productie en/of gebruik van gevaarlijke stoffen. Als gevolg van enkele rampen en incidenten, zoals de vuurwerkramp in Enschede is externe veiligheid een belangrijk landelijk thema geworden. Deze rampen en incidenten hebben ertoe geleid dat de Rijksoverheid diverse maatregelen heeft genomen om zicht te krijgen op de risicobronnen in Nederland en het optimaliseren van de risicobeheersing rondom de risicobronnen. Maatschappelijk gezien hebben deze rampen eveneens een belangrijke bijdrage geleverd aan de bewustwording van het leven met veiligheidsrisico’s. Helder is dat de huidige maatschappij nu eenmaal veiligheidsrisico’s met zich meebrengt, maar dat er wel grenzen aan deze risico’s gesteld moeten worden. Om de veiligheidsrisico’s te beheersen zijn door de Rijksoverheid diverse nota’s, wetten en besluiten tot stand gekomen die leidend zijn voor de externe veiligheidstaken van provincie en gemeenten. Het gaat daarbij om wet- en regelgeving waarin risiconormen zijn gesteld voor inrichtingen die met gevaarlijke stoffen werken en activiteiten met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke stoffen. Naast de landelijke sturing nemen ook provincie, regio’s en gemeenten hun eigen verantwoordelijkheid om de veiligheidsrisico’s voor haar burgers zo beperkt mogelijk te houden.
2.2
Relevante wetgeving In het beleid wordt onderscheid gemaakt tussen externe veiligheid voor inrichtingen en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het beleid voor inrichtingen is wettelijk vastgelegd in het Besluit Externe Veiligheid 1. Inrichtingen (Bevi) Echter, hieronder vallen niet de inrichtingen die vuurwerk in opslag hebben. Op deze inrichtingen is het Vuurwerkbesluit van toepassing. Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is het beleid 2 vastgelegd in de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke stoffen . Echter, het luchtvaartverkeer en het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen vallen niet onder deze Circulaire. Voor het luchtvaartverkeer van Schiphol, dat nabij het plangebied plaatsvindt, is het Luchthavenindelingsbesluit Schiphol (LIB) van belang. Voor het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is de circulaire zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen van belang en voor brandbare vloeistoffen de Circulaire K1, K2, K3, brandbare vloeistoffen. Overigens zullen de circulaires voor buisleidingen op korte termijn worden vervangen door de Amvb buisleidingen, waarin het beleid voor buisleidingen meer gelijk wordt getrokken met het beleid voor inrichtingen en vervoer van gevaarlijke stoffen.
2.2.1
Bevi en de Circulaire RNVGS In het Bevi is het Nederlandse externe veiligheidsbeleid voor inrichtingen die gebruik maken van gevaarlijke stoffen en aan bepaalde eisen voldoen, opgenomen. Op dit moment is het Bevi onder meer van toepassing op inrichtingen met meer dan 10 ton gevaarlijke stoffen, ammoniakkoelinstallaties, LPG3 tankstations, propaanopslagen van meer dan 13 m en inrichtingen waarop het Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO) van toepassing is. 1 2
Ministerie van VROM, 27 oktober 2004. Ministeries van Verkeer en Waterstaat, VROM en Binnenlandse Zaken, augustus 2004.
MD-MV20081088
27 november 2008
4
Propaanopslagen vallen sinds december 2007 onder het Bevi. De propaanopslag van het brandweeroefencentrum is onderdeel van de zogenaamde koepelvergunning van Schiphol Nederland B.V. Doordat de propaantank onder het Bevi valt, valt Schiphol Nederland B.V. nu ook onder het Bevi. Dit heeft geen consequenties voor deze rapportage, maar is wel van belang voor AAS in verband met het nieuwe bestemmingsplan dat in ontwikkeling is. In de circulaire RNVGS is het beleid opgemaakt ten aanzien van externe veiligheid en het vervoer van gevaarlijke stoffen. De circulaire sluit aan op het Bevi en wordt op termijn vervangen door een AMvB voor vervoer van gevaarlijke stoffen. Bij het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende modaliteiten: ● weg ● water ● spoor ● buisleidingen Het externe veiligheidsbeleid voor inrichtingen en het vervoer van gevaarlijke stoffen is gebaseerd op drie pijlers, namelijk het plaatsgebonden risico, groepsrisico en de verantwoordingsplicht groeprisico. In de onderstaande kaders worden deze peilers toegelicht. Plaatsgebonden risico De officiële omschrijving van plaatsgebonden risico is: Het risico op een plaats buiten een inrichting of langs een transport-as voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, uitgedrukt als een kans per jaar dat een persoon onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting of bij de transport-as, waarbij een gevaarlijke stof betrokken is (zie ook artikel 1, lid 1 onderdeel q van het Bevi). Op een kaart kunnen punten met hetzelfde risico door een lijn worden verbonden. Hierdoor ontstaat een risicocontour. Ook wel te omschrijven als een PR-contour. Een PR-contour is geheel onafhankelijk van het al dan niet feitelijk aanwezig zijn van personen rond de inrichting of transport-as. Binnen de PR-contour 10-6 worden door het Bevi eisen gesteld aan de aanwezigheid van de bebouwing. Het Bevi maakt voor zogenaamde categoriale inrichtingen gebruik van vaste veiligheidsafstanden vanaf de risicobron in plaats van het plaatsgebonden risico. Binnen deze veiligheidsafstand worden eveneens eisen gesteld aan de aanwezigheid van bebouwing. Voor kwetsbare objecten zoals woningen, ziekenhuizen en scholen, is de norm van 10-6 per jaar een grenswaarde. In principe mogen binnen het gebied met een plaatsgebonden risico groter dan 10-6 geen kwetsbare objecten voorkomen. Voor bestaande situaties geldt een saneringsverplichting voor 2010 en voor situaties waar het plaatsgebonden risico zelfs groter is dan 10-5 een saneringsverplichting binnen drie jaar na inwerkingtreding van het BEVI en de saneringsregeling. Nieuwe kwetsbare objecten mogen alleen buiten de 10-6 PR-contour worden gerealiseerd na uitvoering van de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico (zie voor nadere toelichting kopje groepsrisico). Voor beperkt kwetsbare objecten, zoals kantoren, is de norm van 10-6 per jaar een richtwaarde. Voor bestaande beperkt kwetsbare objecten geldt geen saneringsverplichting. Nieuwe beperkt kwetsbare objecten mogen in principe niet geplaatst worden binnen de 10-6 PR-contour. Uitzondering hierop zijn situaties waarin er gewichtige redenen zijn om van de norm af te wijken. Een reden kan bijvoorbeeld zijn, dat een hoekje van een hotel binnen de 10-6 PR-contour valt en de rest van het hotel erbuiten.
MD-MV20081088
27 november 2008
5
Groepsrisico (GR) Het groepsrisico is een waarde waarin de kans op groepen dodelijke slachtoffers is verwerkt. Het is afhankelijk van de personendichtheid binnen het invloedsgebied van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het resultaat van een groepsrisicoanalyse is een grafiek (fN-curve). Het groepsrisico kan niet op een kaart weergegeven worden, zoals het plaatsgebonden risico. In de grafiek staat op de logaritmische x-as het aantal slachtoffers. Op de logaritmische y-as staat de kans op een groep slachtoffers. Voor het groepsrisico is door de rijksoverheid een zogenaamde oriëntatiewaarde opgesteld. De oriëntatiewaarde geeft aan wanneer volgens de rijksoverheid de kans dat bij een ongeval 10, 100 of 1000 doden vallen klein genoeg is. De waarde dient enkel als oriëntatiewaarde te worden gezien en niet als een toetsingswaarde. De oriëntatiewaarde wordt weergegeven als een lijn in een grafiek (fN-Curve) In de praktijk worden twee lijnen gebruik. Eén voor vervoer van gevaarlijke stoffen en één voor inrichtingen. De officiële omschrijving van groepsrisico is als volgt: De cumulatieve kansen per jaar dat een aantal personen overlijdt als gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting of bij een transport-as, waarbij een gevaarlijke stof betrokken is (zie ook artikel 1, lid 1 onderdeel l van het BEVI). Het bevoegd gezag mag van de oriëntatiewaarde afwijken als daar gewichtige redenen voor zijn (motivatiebeginsel).
Verantwoordingsplicht groepsrisico Verantwoording van het groepsrisico is een onderdeel van het externe veiligheidsbeleid. Door middel van een verantwoordingsplicht wil de rijksoverheid dat overheden nadenken over onder andere de omvang van het groepsrisico in relatie tot de veiligheid van de risicovolle situatie, de gevolgen voor de omgeving, de hulpverlening en de zelfredzaamheid van omwonenden. De verantwoordingsplicht is geïntroduceerd in het Bevi en nader uitgewerkt in de Handreiking Verantwoordingsplicht Groepsrisico. Beide hebben primair betrekking op inrichtingen. Toch geldt de verantwoordingsplicht ook voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De ‘Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen’, augustus 2004, regelt namelijk dat de verantwoordingsplicht ook geldt voor vervoer van gevaarlijke stoffen. De verantwoordingsplicht is van toepassing bij iedere relevante verandering van het groepsrisico zowel boven als onder de oriëntatiewaarde. Een verandering kan optreden door uitbreiding/afname van risicovolle activiteiten en/of door een verandering van de personendichtheid. Volgens het Bevi en de circulaire Rnvgs moeten tenminste de volgende aspecten in de bestuurlijke afweging worden vermeld: • Het aantal personen in het invloedsgebied • Het groepsrisico • De mogelijkheden tot risicovermindering • De mogelijke alternatieven • De mogelijkheden van bestrijdbaarheid • De mogelijkheden van zelfredzaamheid. Een belangrijk onderdeel van de verantwoordingsplicht is de adviestaak van de regionale brandweer. De rijksoverheid heeft (wettelijk) vastgesteld dat het bevoegd gezag het bestuur van de regionale brandweer in de gelegenheid dient te stellen advies uit te brengen over de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval en de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied van de inrichting.
In figuur 1 is een voorbeeld van een fN-curve opgenomen.
MD-MV20081088
27 november 2008
6
Oriëntatiewaarde groepsrisico
f (frequentie per jaar (per km transportoute))
1,E-03 1,E-04 1,E-05 1,E-06 BEVI-inrichting
1,E-07
transport 1,E-08 1
10
100
1000
N (aantal slachtoffe rs) Figuur 1: voorbeeld fN-curve
2.2.2
Vuurwerkbesluit Het Vuurwerkbesluit is van toepassing op vuurwerkinrichtingen. Een vuurwerkinrichting is de officiële naam van een bedrijf voor opslag, bewerking of verkoop van vuurwerk. Het gaat zowel om professioneel als consumentenvuurwerk. In het Vuurwerkbesluit (22 januari 2002) zijn nieuwe, strengere regels voor dit soort bedrijven opgesteld, waaronder effectafstanden. Deze afstanden worden bepaald door het effect van scherfwerking bij een explosie.
2.2.3
Luchthavenindelingbesluit Schiphol Evenals het transport en de opslag van gevaarlijke stoffen brengt het luchtvaartverkeer risico’s met zich mee voor de omgeving. De randvoorwaarden die worden gesteld aan het luchtvaartverkeer van Schiphol zijn beschreven in het Luchtavenindelingbesluit Schiphol (LIB) (onderdeel van de Schipholwet). Hierin zijn ruimtelijke- en hoogtebeperkingen opgenomen ten aanzien van het vliegverkeer. Ruimtelijke beperkingen Voor de luchthaven Schiphol, wordt op basis van artikel 8.5 Wet luchtvaart gesteld dat er een beperkingengebied is vastgesteld vanwege de veiligheid. In het Luchthavenindelingbesluit (LIB) zijn regels opgenomen waarbij beperkingen zijn gesteld ten aanzien van de bestemming en het gebruik van grond, voor zover deze beperkingen noodzakelijk zijn met het oog op de veiligheid, bijvoorbeeld vanwege de externe veiligheid als gevolg van de luchtvaart.
MD-MV20081088
27 november 2008
7
Het beperkingengebied is opgedeeld in vier zones: -5 • De sloopzone, ofwel het gebied binnen de 10 plaatsgebonden risicocontour. Binnen dit gebied zijn geen gebouwen toegestaan, behoudens bestaand gebruik van gebouwen met een kantoorfunctie of van bedrijven. • De Geluidszone. Deze is in het kader van de externe veiligheid niet relevant. -6 -5 -6 • De 10 zone: het gebied tussen 10 en 10 plaatsgebonden risico per jaar contour. Binnen deze zone is geen nieuwbouw toegestaan. -6 • Zone tussen de 10 per jaar plaatsgebonden risicocontour en de grens van het beperkingengebied: binnen deze zone is alleen nieuwbouw toegestaan als het gebouw geen woning of woonwagen is en als het gebouw geen onderwijs- of gezondheidszorgfunctie heeft. Indien het een gebouw betreft dat binnen een bepaalde zone toegestaan kan worden, kunnen aanvullende voorwaarden worden gesteld aan bijvoorbeeld de hoogte van het gebouw en het aantal aanwezigen. Naast ruimtelijke beperkingen stelt het Luchthavenindelingbesluit Schiphol ook hoogtebeperkingen aan objecten. In bijlage 4 van het LIB is een kaart opgenomen waarin is aangegeven welke maximale bouwhoogte op welke locatie is toegestaan.
2.2.4
Circulaire K1, K2, K3, brandbare vloeistoffen en de Circulaire zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen Op het vervoer van gevaarlijke stoffen via buisleidingen zijn op dit moment nog van toepassing: ● Circulaire K1, K2, K3, brandbare vloeistoffen ● Circulaire zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen Door het Ministerie van VROM wordt momenteel gewerkt aan een nieuwe AMvB voor buisleidingen. Naar verwachting zal de AMvB in 2009 van kracht worden. Vooruitlopend op de nieuwe AMvB kan in ruimtelijke plannen al rekening worden gehouden met de nieuwe risicoafstanden en het nieuwe beleid voor buisleidingen. Het beleid voor buisleidingen zal aansluiten bij het beleid voor inrichtingen en het beleid voor vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor. In bijlage 1 is een overzicht gegeven van de belangrijkste begrippen voor externe veiligheid.
MD-MV20081088
27 november 2008
8
3
RISICO’S EN DE NIEUWBOUW VAN HET JUSTITIEEL COMPLEX
In dit hoofdstuk is getoetst in hoeverre het plangebied voldoet aan het vigerende externe veiligheidsbeleid. Om de externe veiligheidsrisico’s voor het plangebied in kaart te brengen, is het nodig alle risicobronnen in nabije omgeving van het plangebied te inventariseren. Per bron is vastgesteld of het justitiële complex wel of niet in het invloedsgebied van de bestreffende risicobron ligt. Als dat het geval is, zijn vervolgens het plaatsgebonden en het groepsrisico gekwantificeerd. De volgende risicobronnen worden onderscheiden: • Inrichtingen • Transport • Luchthaven Schiphol.
3.1
Inrichtingen: de propaantank van het brandweeroefencentrum Het justitiële complex komt binnen het invloedsgebied te liggen van de propaanopslag en bijbehorende activiteiten van het brandweeroefencentrum. Het complex ligt niet in het invloedsgebied van andere risicovolle inrichtingen. Ook komt het te liggen binnen het invloedsgebied van de toevoerroute van propaan naar het brandweeroefencentrum. Hierna volgen de resultaten van de risicoanalyses die voor de propaantank zijn uitgevoerd. De risico’s ten gevolge van het vervoer van propaan zijn beschreven in paragraaf 3.2.
3.1.1
Brandweeroefencentrum Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van het de propaanopslag en –activiteiten van het 3 brandweeroefencentrum. Hier is een ingeterpt reservoir aanwezig met maximaal 63 m propaan. Volgens de vergunning kan deze opslag 40 maal per jaar gevuld worden. Uitgangspunten risicoberekeningen Het risico van de inrichting is berekend met Safeti-NL (versie 6.53.1). Voor deze berekening zijn de volgende gegevens nodig: • De opslag van propaan en het lossen van propaan (hiervoor is de doorzet van de installatie volgens de vergunning van belang); • Het aantal personen binnen het invloedsgebied, dat wordt blootgesteld aan de gevolgen van een ongeval. • Het weerstation (weerstation Schiphol is gebruikt) In bijlage 5 zijn de uitgangspunten van de analyses in detail beschreven. Als eerste is een risicoanalyse uitgevoerd voor de huidige situatie wat betreft de propaantank. Dat wil zeggen: de huidige ligging, een 3 maximale inhoud van 63 m propaan en maximaal 40 keer vullen per jaar. Tevens is een maatregel doorgerekend. De maatregel is het verlagen van het aantal malen vullen van het reservoir van 40 naar 20 per jaar. In dat geval zijn de frequentie van de scenario’s voor de tankauto, de verlading en voor de pomp tijdens verlading een factor 2 lager.
MD-MV20081088
27 november 2008
9
Bevolkingsgegevens Om de risico’s voor het justitiële complex te berekenen is het niet alleen nodig om de risicobronnen te kennen maar ook om nodig om te weten waar zich personen bevinden en gedurende welke periode. In deze paragraaf is beschreven hoe hiermee omgegaan is in de risicoanalyses. Uit de berekeningen blijkt dat het invloedsgebied circa 280 meter rondom het vulpunt en circa 235 meter rondom het reservoir is. Personen die in deze invloedsgebieden aanwezig zijn, leveren een bijdrage aan het groepsrisico. In de huidige situatie zijn er geen personen aanwezige binnen het invloedsgebied van de propaanopslag (behalve bij het bedrijf zelf). In het justitiële complex zullen overdag maximaal 1700 personen aanwezig zijn en 's nachts maximaal 1000. Omdat er op korte termijn nog geen bouwplan beschikbaar is (het ontwerp is onderdeel van de aanbesteding van de rijksgebouwendienst) kan de positie van de aanwezige personen ten opzichte van de propaantank nog niet bepaald worden. Om toch de genomen: ● ● ●
ontwikkeling van het justitiële complex te kunnen toetsen zijn 3 varianten in beschouwing Variant 1: uniforme verdeling over het gehele terrein Variant 2: evenwijdige bouwvolumes Variant 3: als variant 2, maar met deels gedraaide bouwvolumes
Variant 1: Uniforme verdeling over het gehele terrein.
MD-MV20081088
27 november 2008
10
Figuur 2: Variant 1: personen uniform verdeeld over het gehele terrein.
MD-MV20081088
27 november 2008
11
Variant 2: Op het terrein zijn 4 evenwijdige bouwvolumes geplaatst. In de 3 bouwdelen die het dichtst bij de propaantank liggen, zijn zowel overdag als 's nacht personen aanwezig. In het 4e volume zijn alleen overdag personen aanwezig. Voor de berekening is uitgegaan van een 'worstcase scenario' waarbij de volgende uitgangspunten zijn gehanteerd: Overdag bevinden zich in de eerste en de tweede bouwvolumes vanaf de propaantank totaal 1150 personen (575 per bouwvolume), het 3e bouwdeel is leeg en in het vierde bouwdeel zijn 550 personen aanwezig. 's Nachts zijn alleen in het eerste en tweede volume vanaf de propaantank personen aanwezig, in totaal 1000 (500 per bouwvolume).
Figuur 3: Variant 2: personen verdeeld over 4 evenwijdige bouwvolumes.
MD-MV20081088
27 november 2008
12
Variant 3: Deze variant is qua bemensing gelijk aan variant 2 waarbij de eerste 3 bouwvolumes een kwartslag gedraaid zijn. Voor de berekening is wederom uitgegaan van een 'worstcase scenario' waarbij de personen in de eerste 2 bouwdelen het dichts bij de propaantank zijn geplaatst.
Figuur 4: Variant 3: personen verdeeld over 3 evenwijdige bouwvolumes en 1 loodrecht daarop.
MD-MV20081088
27 november 2008
13
Resultaten Plaatsgebonden risico Het plaatsgebonden risico bij 40 maal lossen van propaan per jaar is als volgt (de buitenste contour is het invloedsgebied):
MD-MV20081088
27 november 2008
14
Bij een verlaging naar 20 maal lossen per jaar is het plaatsgebonden risico als volgt (de buitenste contour is het invloedsgebied):
-6
Uit de risicoanalyse blijkt dat er het justitiële complex niet binnen de PR10 -contour (rode lijn) van het brandweeroefencentrum komt te liggen. Het plaatsgebonden risico is daarom geen beperking voor het realiseren van de inrichting op deze plek. Groepsrisico In bijlage 2 zijn de groepsrisicocurven van alle varianten opgenomen. In de huidige situatie is er geen groepsrisico, omdat er behalve de bij de inrichting zelf, geen aanwezigen zijn binnen het invloedsgebied. In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven door van elke variant de maximale overschrijding ten opzichte van de oriëntatiewaarde te geven. Daarbij is bij een getal groter dan 1 sprake van een overschrijding. Bij waarden kleiner dan 1, blijft het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde.
MD-MV20081088
27 november 2008
15
Situatie Huidige situatie 40 maal lossen, variant 1 40 maal lossen, variant 2 40 maal lossen, variant 3 20 maal lossen, variant 1 20 maal lossen, variant 2 20 maal lossen, variant 3
Factor 0,00 0,08 3,43 0,84 0,03 1,75 0,43
Alleen bij variant 2 ligt het groepsrisico boven de oriëntatiewaarde. Verlaging van het aantal malen dat propaan gelost wordt, geeft een lager groepsrisico.
3.2
Transport In de nabije omgeving van het plangebied bevinden zich de volgende risicobronnen vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen: ● Wegen: o De toevoerweg naar het vulpunt van het brandweeroefencentrum ● Spoor: o Het plan ligt niet binnen het invloedsgebied van een spoortraject waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. ● Buisleidingen o Het plan ligt niet binnen het invloedsgebied van een aardgastransportleiding of een andere leiding met gevaarlijke stoffen ● Luchtvaartverkeer o Vliegverkeer van luchthaven Schiphol ● Water o Het plan ligt niet binnen het invloedsgebied van water waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
3.2.1
De toevoer van propaan naar het brandweeroefencentrum Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van het transport van propaan naar het brandweeroefencentrum. In figuur 2 is het geplande justitiële complex weergegeven ten opzichte van de transportroute.
MD-MV20081088
27 november 2008
16
Figuur 5: Geplande ligging justitieel complex. Mogelijk wordt de route naar het vulpunt in de toekomst verlegd. De ligging is dan als volgt:
MD-MV20081088
27 november 2008
17
Figuur 6: Nieuwe aanvoerroute van propaan naar het brandweeroefencentrum. Uitgangspunten risicoberekeningen Het risico van het transport van gevaarlijke stoffen is berekend met de risicoberekeningmethodiek RBMII (versie april 2005). Voor deze berekening zijn de volgende gegevens nodig: • De transportintensiteit van gevaarlijke stoffen; • De uitstroomfrequentie; de kans per voertuigkilometer dat een tankauto met gevaarlijke stoffen betrokken raakt bij een ongeval zodanig dat er uitstroming van de stof optreedt; • Het aantal personen langs de route dat wordt blootgesteld aan de gevolgen van een ongeval. De bevolkingsdichtheden worden aangegeven in vlakken langs de route. De grootte van de vlakken, de afstand ten opzichte van de route, evenals de dichtheid zijn invoerparameters. • Het weerstation (weerstation Schiphol is gebruikt) • Voor de breedte van de weg is 20 meter genomen Onderstaand worden de uitgangspunten van de analyse beschreven. Transportintensiteiten Over de transportroute gaat alleen propaan waarmee het reservoir bij het brandweeroefencentrum wordt gevuld. Volgens de vergunning van het oefencentrum kan 40 maal per jaar propaan worden gelost. Dat betekent dat 80 maal (heen en terug) per jaar een propaan tankauto over de weg rijdt. In de huidige situatie mag met een snelheid van 80 kilometer per uur worden gereden (is in RBMII ‘buiten bebouwde kom”). Wanneer de toevoerroute wordt verlegd is de maximale snelheid 50 km/h (is in RBMII “binnen bebouwde kom”).
MD-MV20081088
27 november 2008
18
Tevens is een aantal maatregelen doorgerekend. Deze zijn: 1. het verlagen van het aantal transporten van 80 naar 40 per jaar 2. het verlagen van de snelheid van 80 km/h naar 50 km/h 3. Een combinatie van 1 en 2. Voor zowel de huidige als de toekomstige situaties is uitgegaan van 70% vervoer overdag en 30% ’s nachts. Bevolkingsgegevens In de praktijk betekent de toetsing en beoordeling van het groepsrisico – afhankelijk van de vervoersomvang voor relevante stoffen en de plaatselijke verkeersveiligheid – dat er in het meest ernstige geval in een zone tot maximaal 200 meter vanaf routes beperkingen kunnen optreden tot de mogelijke bebouwingsdichtheid (RNVGS, 2004). Bij Bocas (links onderin de figuren 2 en 3) zijn overdag 122 mensen en ‘s nachts 77 aanwezig. Bij de brandweer, Kmar en technische dienst (rechtsboven in de figuren 2 en 3) zijn continu 100 mensen aanwezig. Verder liggen nog 3 woningen binnen het invloedsgebied. Voor de woningen is uitgegaan van 2,4 bewoners per woning waarvan overdag 50% aanwezig is en ’s nachts 100%. In het justitiële complex zullen in de toekomst overdag 1700 mensen aanwezig zijn en ’s nachts 1000. Omdat nog niet precies duidelijk is hoe de indeling zal zijn, zijn hiervoor 3 varianten beschouwd (zie paragraaf 3.1)..
Figuur 7: Variant 1 voor brandweeroefencentrum).
MD-MV20081088
het
justitiële
complex
(met
toekomstige
toevoerroute
naar
27 november 2008
19
Bij de varianten 2 en 3 zijn er 4 bouwdelen. In 3 daarvan zijn overdag samen 1150 aanwezigen en ’s nachts 1000. In het vierde deel zijn overdag 550 aanwezigen en ’s nachts geen. Dit is weergegeven in de figuren 5 en 6. Bij variant 2 zijn de 1150 aanwezigen overdag en 1000 ’s nachts verdeeld over de 3 onderste stroken. In de bovenste strook zijn alleen overdag 550 mensen aanwezig. Bij variant 3 is dit net als bij variant 2, maar zijn de 3 stroken met overdag 1150 mensen en ’s nachts 1000 mensen anders gelegen. De aannames voor de verdeling over de gebouwen is hier iets anders dan bij de berekeningen voor de propaanopslag en -verlading. De reden hiervan is dat bij de propaan opslag en -verlading is uitgegaan van een worstcase berekening door de aanwezigen zo dicht mogelijk bij de opslag en verlading te veronderstellen. Voor het transport maakt de verdeling minder uit, omdat het aan alle kanten langs het complex gaat. Hierbij zijn daarom de personen verdeeld over alle gebouwen.
Figuur 8: Variant 2 voor brandweeroefencentrum).
MD-MV20081088
het
justitiële
complex
(met
huidige
aanvoerroute
naar
27 november 2008
20
Figuur 9: Variant 3 voor brandweeroefencentrum).
het
justitiële
complex
(met
huidige
aanvoerroute
naar
Voor het bepalen van het aantal betrokkenen bij een incident zijn naast de aantallen aanwezigen ook gegevens nodig met betrekking tot het verblijf binnenshuis/buitenshuis. Afhankelijk van het effect kan het verblijf binnenshuis al dan niet bescherming bieden. Uitgegaan is van de standaardfracties van het programma RBMII, namelijk 7% gedurende de dagperiode en 1% gedurende de nachtperiode. Resultaten Plaatsgebonden risico Uit de risicoanalyse blijkt dat er voor het transport van gevaarlijke stoffen bij geen van de doorgerekende -6 varianten een PR 10 -contour wordt berekend. Het plaatsgebonden risico is daarom geen beperking voor het realiseren van de inrichting op deze plek. De afstanden voor de verschillende varianten zijn opgenomen in onderstaande tabel: Snelheid
Route
Aantal ritten
Normoverschrijding
Afstand (in meters) tot 10
-6
10
-7
10
-7
80 km/h
Huidig
80
0
0
78
Nee
80 km/h
Huidig
40
0
0
46
Nee
50 km/h
Huidig
80
0
0
3
Nee
50 km/h
Huidig
40
0
0
0
Nee
50 km/h
Nieuw
80
0
0
5
Nee
50 km/h
Nieuw
40
0
0
0
Nee
Groepsrisico In bijlage 3 zijn de groepsrisicocurven van alle varianten opgenomen. In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven door van elke variant de maximale overschrijding ten opzichte van de oriëntatiewaarde
MD-MV20081088
27 november 2008
21
te geven. Daarbij is bij een getal groter dan 1 sprake van een overschrijding. Bij waarden kleiner dan 1, blijft het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde.
3.2.2
Variant justitieel complex
Snelheid
Route
Aantal ritten
Maximaal quotiënt frequentie en oriëntatiewaarde
- (huidige situatie)
80 km/h
Huidig
80
0,0002276
1
80 km/h
Huidig
80
0,002423
1
80 km/h
Huidig
40
0,001212
1
50 km/h
Huidig
80
0,0007179
1
50 km/h
Huidig
40
0,000359
1
50 km/h
Nieuw
80
0,01891
1
50 km/h
Nieuw
40
0,009457
2
80 km/h
Huidig
80
0,004414
2
80 km/h
Huidig
40
0,002207
2
50 km/h
Huidig
80
0,001308
2
50 km/h
Huidig
40
0,0006538
2
50 km/h
Nieuw
80
0,03463
2
50 km/h
Nieuw
40
0,01731
3
80 km/h
Huidig
80
0,008155
3
80 km/h
Huidig
40
0,004078
3
50 km/h
Huidig
80
0,002416
3
50 km/h
Huidig
40
0,001208
3
50 km/h
Nieuw
80
0,0459
3
50 km/h
Nieuw
40
0,02295
Buisleidingen Het plan ligt niet binnen het invloedsgebied van een aardgastransportleiding of een andere leiding met gevaarlijke stoffen.
3.3
Luchtvaartverkeer Schiphol Het plangebied ligt relatief dicht bij de luchthaven Schiphol. Ten behoeve van het vliegverkeer zijn zowel ruimtelijke als hoogtebeperkingen gesteld, deze zijn vastgesteld in het Luchthavenindelingbesluit Schiphol -6 (LIB). Het complex bevindt zich buiten het zogenaamde luchthavengebied en buiten de 10 PR-contour.
3.3.1
Ruimtelijke beperkingen -6
In de zone tussen de 10 per jaar plaatsgebonden risicocontour en de grens van het beperkingengebied is alleen nieuwbouw toegestaan als het gebouw geen woning of woonwagen is en als het gebouw geen onderwijs- of gezondheidszorgfunctie heeft. Formeel valt het justitiële complex niet onder deze beschrijving, maar zou hieraan wel gelijk gesteld moeten worden. Er zijn immers een groot aantal mensen aanwezig die hier continu verblijven, wat overeenkomt met “wonen”. Bovendien zijn de mensen niet
MD-MV20081088
27 november 2008
22
-6
zelfredzaam. De locatie voor het justitiële complex ligt echter niet binnen de 10 -contour van het vliegverkeer. Volgens het LIB mag er dus op de beoogde locatie gebouwd worden.
3.3.2
Hoogte beperkingen Volgens het LIB is de maximale bebouwingshoogte begrensd. Over de locatie lopen 2 hoogte contouren, de maximale hoogte varieert tussen de 17 en 20 meter. Een kaartje met de beperkingen voor het gebied waar het justitiële complex gepland is, is opgenomen in bijlage 4.
MD-MV20081088
27 november 2008
23
4
OPLOSSINGEN
Aangezien het groepsrisico van de propaantank als gevolg van de bouw van het justitiële complex mogelijk boven de oriëntatiewaarde uitkomt (bij variant 2) en omdat de mensen in het justitiële complex niet erg zelfredzaam zijn, is gekeken naar maatregelen om het groepsrisico te verlagen. Daarnaast liggen in de huidige situatie de brandweerkazerne en de sneeuwvloot binnen het invloedsgebied. Omdat deze tot dezelfde Wm-inrichting behoren, hoeven deze niet te worden meegenomen voor de berekening van het groepsrisico . Ook ligt een startbaan deels binnen het invloedsgebied. De aanwezigen in een vliegtuig op de startbaan hoeven analoog aan deelnemers aan het wegverkeer niet te worden meegenomen in groepsrisicoberekeningen voor externe veiligheid. De aanwezigen bij de brandweerkazerne, de sneeuwvloot en in een vliegtuig op de startbaan lopen echter wel een zeker risico door de activiteiten bij het brandweeroefencentrum. Het aantal doden dat kan vallen kan dus bij een ongeval hoger zijn dan uit de berekeningen is gebleken. Er zijn 2 opties onderzocht om de risico’s te verlagen: Het verplaatsen van vulpunt en reservoir, zodanig dat het justitiële complex niet binnen het invloedsgebied ligt. Het aanwezig zijn van de brandweer bij het lossen van propaan, zodat bij een brand deze onmiddellijk wordt geblust en zo de kans op een warme BLEVE sterk wordt verminderd. De voorkeur gaat uit naar het verplaatsen van reservoir en vulpunt. Dit is mogelijk door zowel reservoir als vulpunt te verplaatsen naar een locatie ten westen van de brandweeroefenplaats (zie figuur 10).
MD-MV20081088
27 november 2008
24
Figuur 10: Mogelijke nieuwe locatie voor vulpunt en reservoir. Door het verplaatsen van vulpunt en reservoir naar de locatie in figuur 10 is er geen extern groepsrisico meer. Ook de sneeuwvloot en de brandweerkazerne liggen bij deze verplaatsing niet meer binnen het invloedsgebied van de propaantank. Wel blijft de startbaan binnen het invloedsgebied en komt een geplande noordelijke rijbaan binnen het invloedsgebied. Om de aanwezigen die er na verplaatsing nog binnen het invloedsgebied kunnen zijn (passagiers, weggebruikers) te beschermen kunnen de volgende aanvullende maatregelen worden genomen: Alleen vullen van het reservoir wanneer de startbaan niet in gebruik is. Het aanwezig zijn van de brandweer bij het lossen van propaan, zodat bij een brand deze onmiddellijk wordt geblust en zo de kans op een warme BLEVE sterk wordt verminderd. Het reservoir diep ingraven. De effecten bij het vrijkomen van propaan uit het reservoir worden op deze manier beperkt. Met de modellen in Safeti-NL kan het positieve effect hiervan op de risico’s niet worden gekwantificeerd, maar het is wel bekend dat het de effecten van een calamiteit beperkt. Bij verplaatsing van vulpunt en reservoir zal ook de route van de tankauto naar het vulpunt wijzigen. Het groepsrisico van het transport zal door de verplaatsing ook afnemen, omdat het transport langs 1 zijde minder van het justitiële complex gaat.
MD-MV20081088
27 november 2008
25
5
CONCLUSIES
Uit de risico-inventarisatie externe veiligheid komt naar voren, dat drie risicobronnen nabij het plangebied mogelijk relevant zijn voor de ontwikkeling ervan. De risicobronnen zijn het vervoer van gevaarlijke stoffen over de aanvoerroute naar het brandweeroefencentrum, de propaanactiviteiten op het brandweeroefencentrum en het luchtvaartverkeer van de luchthaven Schiphol.
5.1
Brandweeroefencentrum Plaatsgebonden risico -6 Uit de risicoanalyse blijkt, dat het justitiële complex niet binnen de PR10 -contour van het brandweeroefencentrum komt te liggen. Het plaatsgebonden risico is daarom geen beperking voor het realiseren van de inrichting op deze plek. Groepsrisico In de huidige situatie is er geen groepsrisico, omdat er binnen het invloedsgebied van de opslag en de losactiviteiten geen personen aanwezig zijn. Bij realisatie van het justitiële complex zal er wel een groepsrisico zijn. Alleen bij variant 2 ligt het groepsrisico boven de oriëntatiewaarde. Wanneer het aantal lossingen van propaan wordt verlaagd, neemt het groepsrisico af. De verandering van het groepsrisico ten opzichte van de huidige situatie heeft als consequenties, dat het bevoegd gezag een verantwoording van het groepsrisico moet afleggen, waarbij aandacht moet worden besteed aan aspecten van zelfredzaamheid en hulpverlening. Overigens hoeft overschrijding van de oriëntatiewaarde geen belemmering te zijn voor realisatie van het justitiële complex.
5.2
De toevoer van propaan naar het brandweeroefencentrum Plaatsgebonden risico De afstand tussen de contour van het plaatsgebonden risico en de weg is afhankelijk van de transporthoeveelheden en is onafhankelijk van de omgeving. Uit de risicoanalyse blijkt dat er voor het transport van gevaarlijke stoffen bij geen van de doorgerekende -6 varianten een PR 10 -contour wordt berekend. Het plaatsgebonden risico is daarom geen beperking voor het realiseren van de inrichting op deze plek. Groepsrisico Het groepsrisico is afhankelijk van zowel transportgegevens als van de bevolkingsdichtheid in de omgeving. Geconcludeerd kan worden dat de oriëntatiewaarde van het groepsrisico bij geen enkele variant wordt overschreden als gevolg van het transport over aanvoerroute naar het brandweeroefencentrum. In de huidige situatie is het groepsrisico maximaal 0,00023 maal de orientatiewaarde. In de toekomst is het groepsrisico bij alle varianten hoger. Voor de indeling van het complex geeft variant 1 (uniforme verdeling van alle aanwezigen over het hele terrein) het laagste groepsrisico en variant 3 het hoogste. Bij verlegging van de aanvoerroute wordt in alle gevallen het groepsrisico hoger. Minder transporten en een lagere snelheid zorgen voor een lager groepsrisico. De verandering van het groepsrisico ten opzichte van de huidige situatie heeft als consequenties dat het bevoegd gezag een verantwoording van het groepsrisico moet afleggen, waarbij aandacht moet worden besteed aan aspecten van zelfredzaamheid en hulpverlening.
MD-MV20081088
27 november 2008
26
5.3
Luchthaven Schiphol Ruimtelijke beperkingen Volgens het LIB mag er op de beoogde locatie gebouwd worden. Hoogte beperkingen Volgens het LIB is de maximale bebouwingshoogte begrensd. Over de locatie lopen 2 hoogte contouren, de maximale hoogte varieert tussen de 17 en 20 meter.
5.4
Aanbevelingen Aanbevolen wordt het reservoir en het vulpunt te verplaatsen naar een locatie ten westen van het brandweeroefencentrum. Hierbij is er geen extern groepsrisico meer en neemt de veiligheid van de personen die aanwezig zijn in de brandweerkazerne en de sneeuwvloot ook toe. Wel blijft de startbaan binnen het invloedsgebied en komt een geplande noordelijke rijbaan binnen het invloedsgebied. Om de personen die na verplaatsing van de propaantank nog aanwezig kunnen zijn, te beschermen wordt aanbevolen de volgende maatregelen te nemen: Alleen vullen van het reservoir wanneer de startbaan niet in gebruik is. Het aanwezig zijn van de brandweer bij het lossen van propaan zodat bij een brand deze onmiddellijk wordt geblust en zo de kans op een warme BLEVE sterk wordt verminderd. Het reservoir diep ingraven. De effecten bij het vrijkomen van propaan uit het reservoir worden op deze manier beperkt. Dit is niet te berekenen met de modellen in Safeti-NL, maar het is wel bekend dat het de effecten beperkt. Bij verplaatsing van vulpunt en reservoir zal ook het groepsrisico van het transport afnemen, omdat het transport langs 1 zijde minder van het justitiële complex gaat. Het groepsrisico van de propaantoevoer kan verder worden verlaagd door niet te kiezen voor de nieuwe aanvoerroute, door de snelheid te verlagen van 80 km/h naar 50 km/h en door het aantal lossingen van propaan te beperken.
MD-MV20081088
27 november 2008
27
6
REFERENTIES
[1]
3
Afstandentabel propaanreservoirs met een inhoud van 0,15 t/m 50 m , Piet Pasveer, Ministerie van VROM, 263/06 CEV, 24 juli 2006.
MD-MV20081088
27 november 2008
28
DHV B.V.
7
COLOFON
Schiphol Real Estate/Externe veiligheid nieuwbouw justitieel complex Schiphol
Opdrachtgever Project Dossier Omvang rapport Auteur Bijdrage Projectleider Projectmanager Datum Naam/Paraaf
: : : : : : : : : :
Schiphol Real Estate Externe veiligheid nieuwbouw justitieel complex Schiphol B4561-01.001 28 pagina's Ing. A.W.T. van Blanken Ir. S.C.A. van Dijk Ing. A.W.T. van Blanken Ing. J.W. van Middelaar 8-4-2009
Schiphol Real Estate/Externe veiligheid nieuwbouw justitieel complex Schiphol
versie Definitief
DHV B.V. Ruimte en Mobiliteit Laan 1914 nr. 35 3818 EX Amersfoort Postbus 1132 3800 BC Amersfoort T (033) 468 20 00 F (033) 468 28 01 E
[email protected] www.dhv.nl
BIJLAGE 1
Begrippenlijst externe veiligheid
In deze bijlage zijn de belangrijkste begrippen voor wat betreft externe veiligheid beschreven Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) Op 27 oktober 2004 is het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen van kracht geworden. In het BEVI zijn risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd. Het Besluit verplicht het bevoegd gezag op grond van de Wet milieubeheer en Wet op de ruimtelijke ordening afstand te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. Tevens beperkt het besluit het totale aantal personen dat zich in de directe omgeving van een risicovol bedrijf mag bevinden. Gemeenten en provincies moeten de normen uit het besluit naleven bij het opstellen en wijzigen van bestemmingsplannen en bij het verlenen van milieuvergunningen. Tevens moet de brandweer om advies worden gevraagd. Afstemming tussen de drie taakvelden ruimtelijke ordening, milieu en rampenbestrijding is zodoende van groot belang. De ontwerpwijziging van het Besluit externe veiligheid inrichtingen is op 19 december 2007 gepubliceerd en wordt 1 januari of 1 april 2009 van kracht. Basisnet Vervoer Gevaarlijke Stoffen Het (nog wettelijk vast te stellen) Basisnet heeft als doel om bij de toewijzing van vervoerscapaciteit over een transportas rekening te houden met een vastgelegde risicoruimte. Deze risicoruimte dient dan tevens als randvoorwaarde voor ruimtelijke ontwikkelingen. Zie ook bijlage 2. Besluit Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (RRGS) Inventarisatie van risicorelevante bedrijven is verplicht in kader van het RRGS. De resultaten zijn opgenomen in de RRGS website (www.risicoregister.nl). Besluit risico’s zware ongevallen 1999 (BRZO 1999) In dit besluit worden regels gesteld aan bedrijven die gevaarlijke stoffen opslaan of gebruiken. Aan de hand van de hoeveelheid gevaarlijke stoffen is er een lage en hoge drempelwaarde ingesteld. Bedrijven die de lage drempelwaarde overschrijden, moeten een beleid ontwikkelen om zware ongevallen te voorkomen: het Preventiebeleid zware ongevallen (PBZO). Bedrijven die boven de hoge drempelwaarde vallen, moeten een veiligheidsrapportage (VR) opstellen. BRZO-bedrijven moeten tevens beschikken over een veiligheidsbeheersysteem (VBS) Bevoegd gezag Het bevoegde gezag is de overheidsorganisatie die verantwoordelijk is voor de naleving van bepaalde wetgeving. In de regel is de gemeente of de provincie het bevoegde gezag, maar een waterschap of een ministerie kunnen ook bevoegd gezag zijn. Deze verantwoordelijkheid kan bestaan uit het afgeven van vergunningen, maar ook uit handhaving en het vaststellen van een bestemmingsplan. Dat is zorgen dat de regels worden nageleefd. Beheerders van (water)wegen, concessiehouders van buisleidingen en bedrijven zijn echter op de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor de veiligheid en het naleven van de regels. Buisleiding Ondergrondse of bovengrondse pijpleiding bestemd voor het transport van gevaarlijke stoffen, niet liggend op het terrein van een inrichting. Voor gasleidingen geldt een druk hoger dan 16 bar.
Schiphol Real Estate/Externe veiligheid nieuwbouw justitieel complex Schiphol
bijlage 1 -1-
Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen In augustus 2004 is de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen uitgekomen, in samenwerking met de ministeries van V&W, VROM en BZK. Uitgangspunten hierbij zijn de Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS) en het Besluit Externe veiligheid Inrichtingen (BEVI). Een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) externe veiligheid transport gevaarlijke stoffen is in voorbereiding. Circulaire K1K2K3 brandbare vloeistoffen Circulaire zonering langs hogedruk aardgas-transportleidingen VROM heeft in de circulaire ‘Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen’ en de circulaire 'K1K2K3 brandbare vloeistoffen' veiligheidsafstanden vastgelegd. In 1996 hebben de ministers van Verkeer en Waterstaat en VROM de nota ‘Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen’ (Nota RNVGS) uitgebracht. Daarin zijn deze afstanden als normen vastgelegd. De normen uit deze nota vormden tot nu toe de basis voor besluiten over ruimtelijke gevolgen van buisleidingen. Naar verwachting zal eind 2007 een nieuwe circulaire van kracht worden voor buisleidingen. Daarin wordt het beleid voor buisleidingen gelijk getrokken met dat voor inrichtingen. Tevens worden nieuwe risicoafstanden van kracht. Effect De effecten ten gevolge van: explosie: het ontstaan van een drukgolf en/of warmtestraling: brand; toxisch: gevaar van vergiftiging door giftige gassen of dampen. Effectgebied Het effectgebied van een risicobron geeft aan tot op welke afstand er directe gezondheidseffecten kunnen zijn als er een ernstig ongeval bij de risicobron plaatsvindt. De kans dat een ongeluk gebeurt, is in het effectgebied niet verrekend. Dat is het belangrijkste verschil met risicocontouren. Explosie Een explosie of ontploffing geeft een korte maar krachtige drukgolf en een kortdurende, hevige warmtestraling. Dit zijn de belangrijkste veroorzakers van letsel bij mensen in de buurt van een explosie. Ook brokstukken als bijvoorbeeld glasscherven, die door de drukgolf rondvliegen, kunnen levensgevaarlijke verwondingen veroorzaken. Explosies kunnen optreden bij: brandbaar gas: bijvoorbeeld aardgas, propaan, butaan of LPG; sommige vluchtige vloeistoffen; patronen en andere munitie; professioneel en consumentenvuurwerk; sommige producten, zoals geconcentreerde kunstmest; stof van bijvoorbeeld voedingsmiddelen, graan of hout. Geprojecteerd object Nog niet aanwezig object dat op grond van het vigerende bestemmingsplan toelaatbaar is. Gevaarlijke stoffen Gevaarlijke stoffen zijn stoffen waarvan het gebruik, het transport of de opslag, risico’s met zich meebrengt. Het kan gaan om explosiegevaar, brand, giftigheid of radioactiviteit. De gevaren zijn vaak de keerzijde van nuttige eigenschappen van die stoffen. Het zijn vaak brandstoffen, of grondstoffen voor nuttige producten zoals medicijnen, kunststoffen en kunstmest of hulpstoffen die voor allerlei doeleinden worden gebruikt, bijvoorbeeld voor koelen, reinigen of conserveren. Daarnaast kan het ook om afvalstoffen gaan. Schiphol Real Estate/Externe veiligheid nieuwbouw justitieel complex Schiphol
bijlage 1 -2-
Grenswaarde Grenswaarde als bedoeld in artikel 5.1 van de Wet milieubeheer. Van een grenswaarde mag niet worden afgeweken. Groepsrisico (GR) Cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is. Anders gezegd geeft het groepsrisico weer wat de kans is op het overlijden van een groep personen ten gevolge van een ongeval bij een bedrijf. Voor het groepsrisico is geen grenswaarde vastgesteld. Wel is er de zogeheten oriëntatiewaarde, deze dient door het bevoegde gezag (de vergunningverlener, zijnde de provincie of de gemeente) te worden gehanteerd bij de overwegingen omtrent het groepsrisico. Deze -5 oriëntatiewaarde is de kans op een ongeval met 10 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10 per -7 jaar, met de kans op een ongeval met 100 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10 per jaar en -9 met de kans op een ongeval met 1000 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10 per jaar. Hieronder is een FN-diagram weergegeven voor een inrichting met daarin als voorbeeld een FN-curve en tevens de oriëntatiewaarde. LET OP: de oriëntatiewaarde voor vervoer van gevaarlijke stoffen per kilometer transportroute ligt een factor 10 hoger dan die voor inrichtingen.
Oriëntatiewaarde groepsrisico
f (frequentie per jaar (per km transportoute))
1,E-03 1,E-04 1,E-05 1,E-06 BEVI-inrichting
1,E-07
transport 1,E-08 1
10
100
1000
N (aantal slachtoffe rs)
Groepsrisicoverantwoording Op grond van artikel 12 en 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) moet het groepsrisico van zogenaamde risicobedrijven kunnen worden verantwoord. Het gaat hier om een bestuurlijke afweging waarbij de vraag aan de orde is of de omvang van een zwaar ongeval, gegeven de kans daarop, maatschappelijk kan worden aanvaard. Voor de invulling van de verantwoordingsplicht is nadrukkelijk gekozen voor een aanpak die is gericht op de gezamenlijke betrokkenheid van het bevoegd gezag, de Veiligheidsregio en het risicobedrijf. Deze partijen moeten er dus samen voor zorgen dat de externe veiligheid een volwaardige plaats krijgt in de besluitvorming (zie ook bijlage 2). Inrichting Het woord inrichting komt onder andere uit de Wet milieubeheer. Het betreft bedrijven die vallen onder een AMvB ex. 8.40 van de Wet milieubeheer of inrichtingen waarvoor een milieubeheervergunning noodzakelijk is.
Schiphol Real Estate/Externe veiligheid nieuwbouw justitieel complex Schiphol
bijlage 1 -3-
Invloedsgebied Gebied waarin volgens bij regeling van de minister vast te stellen regels personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. Het invloedsgebied voor het groepsrisico bij bedrijven is het gebied tot de 1% letaliteitgrens, behalve voor LPG-tankstations, waar de grens van het invloedsgebied op 150 meter is gesteld. Deze 1%-letaliteitgrens geeft de afstand aan van de risicovolle inrichting of transportroute tot een punt waarbij een daar aanwezige persoon nog een kans van 1% heeft om te overlijden ten gevolge van een ongeval binnen die inrichting. Het invloedsgebied voor het groepsrisico langs transportroutes is 200 meter rondom de weg, het water en het spoor en 30 meter rondom de ondergrondse aardgasleiding. Kwetsbaar object en beperkt kwetsbaar object Bij de normstelling in BEVI wordt onderscheid gemaakt tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare bestemmingen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is van belang voor de toepassing van de normen voor het plaatsgebonden risico. Kwetsbare objecten zijn objecten die of vanwege hun functie of vanwege de aanwezigheid van veel personen beschermd moeten worden. Beperkt kwetsbare objecten zijn objecten die vanwege de aard ervan iets minder bescherming nodig hebben dan kwetsbare objecten. Voor beide categorieën inrichtingen geldt dat het bevoegd gezag gemotiveerd objecten aan de lijst mag toevoegen. Objecten die niet onder een van beide categorieën kunnen worden ingedeeld, worden vanuit het oogpunt van externe veiligheid niet als kwetsbaar beschouwd. De normen uit BEVI zijn op dergelijke objecten niet van toepassing. Te denken valt bijvoorbeeld aan een provinciale weg. Kwetsbare objecten
Beperkt kwetsbare objecten
Woningen
Verspreid liggende woningen (2/ha)
Ziekenhuizen, bejaarden- en verpleeghuizen e.d.
Dienst- en bedrijfswoningen
Scholen en dagopvang minderjarigen
Kantoorgebouwen ( < 1500 m2 )
Kantoorgebouwen en hotels ( > 1500 m2 ) Winkelcentra ( > 1000 m2 > 5 winkels )
Hotels en restaurants ( < 1500 m2 )
Winkel met supermarkt ( > 2000 m2 )
Sport- , kampeer- en recreatieterreinen (<50 personen)
Kampeer- en verblijfsrecreatieterrein ( > 50 pers. )
Bedrijfsgebouwen
Andere gebouwen met veel personen
Equivalente objecten
Winkels
Objecten met hoge infrastructurele waarde Let op: hoewel bedrijfsgebouwen als beperkt kwetsbare objecten worden aangemerkt, worden bedrijfsgebouwen van inrichtingen die onder het BEVI vallen niet als beperkt kwetsbaar object aangemerkt bij de toepassing van de normen voor het plaatsgebonden risico.
Register risicosituaties gevaarlijke stoffen Het Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (RRGS) is een centraal landelijk register met gegevens over risicosituaties die in Nederland bestaan rond het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Deze gegevens worden beheerd door het RIVM en via internet op een risicokaart gepresenteerd. Daarnaast worden deze gegevens gebruikt in plaatselijke risicokaarten die ook andere risicosituaties tonen (www.risicoregister.nl). Richtwaarde Richtwaarde als bedoeld in artikel 5.1 van de Wet milieubeheer ten aanzien van het niveau van het plaatsgebonden risico. Van een richtwaarde mag slechts om gemotiveerde redenen worden afgeweken.
Schiphol Real Estate/Externe veiligheid nieuwbouw justitieel complex Schiphol
bijlage 1 -4-
Risicobron De plaatsen waar risico's vandaan (kunnen) komen, worden risicobronnen genoemd. Het betreft hierbij: bedrijven waar gevaarlijke stoffen worden gemaakt, gebruikt of opgeslagen; routes en pijpleidingen waarover of -door gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Risicocontouren Een risicocontour geeft aan hoe hoog in de omgeving de overlijdenskans is door een ongeval met een risicobron. Deze contourlijnen kan men vergelijken met de gewone hoogtelijnen op een kaart: binnen de contour is het risico groter, buiten de contour is het risico kleiner. Risicokaart Een risicokaart laat zien waar risicobronnen liggen. Het gaat daarbij om risicobronnen waardoor mensen direct letsel kunnen oplopen. Bijvoorbeeld gevaarlijke stoffen en andere relevante risico's, zoals overstromingen. In totaal kunnen de risico's van een dertiental verschillende ramptypen op kaart worden getoond. Maar er zijn ook risicokaarten waarop alleen risicosituaties met gevaarlijke stoffen staan. Route gevaarlijke stoffen Voor de routering van gevaarlijke stoffen is de Wet vervoer gevaarlijke stoffen van belang. Alle rijkswegen (enkele tunnels onder belangrijke vaarwegen daargelaten) en de meeste provinciale wegen zijn aangewezen als route voor gevaarlijke stoffen. Gemeenten mogen voor de zogenaamde routeplichtige stoffen gemeentelijke wegen binnen hun grenzen aanwijzen waarover deze gevaarlijke stoffen mogen worden vervoerd (en daarbuiten dus niet). Redenen voor routering zijn bijvoorbeeld kwetsbare situaties, zoals dichte bebouwing, de aanwezigheid van een ziekenhuis of de ligging van een waterwingebied. De gemeente kán vervolgens ook vrijstelling verlenen aan bedrijven als deze hiertoe een verzoek indienen. Vuurwerkbesluit Het Vuurwerkbesluit bevat regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk. Per 1 maart 2004 is een herziene versie van het Vuurwerkbesluit in werking getreden en is de overgangstermijn verlopen. Indien een bedrijf per die datum niet kon voldoen aan de eisen uit het Vuurwerkbesluit, was het niet toegestaan om vuurwerk op te slaan. Melding plichtige inrichtingen die moesten stoppen hadden nog tot eind 2004 de mogelijkheid een schadevergoeding aan te vragen bij het Rijk. Hiervoor moest de gemeente wel een verklaring afgeven. Bij vergunning plichtige inrichtingen die moesten stoppen, moest de gemeente tevens actie ondernemen door de procedure te starten om milieuvergunningen in te trekken. Het bevoegde gezag moest beoordelen of een vuurwerkbedrijf al dan niet aanpassingen zou kunnen plegen om te voldoen aan de eisen uit het Vuurwerkbesluit. Een bedrijf dat echt niet kon voldoen aan de eisen van het Vuurwerkbesluit, had in veel gevallen recht op een schadevergoeding volgens een vaststaande berekeningswijze. De kosten van de schadevergoedingen voor de sanering van vuurwerkbedrijven worden door VROM aan het bevoegde gezag vergoed als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Zelfredzaamheid Zelfredzaamheid geeft aan in welke mate de aanwezigen in staat zijn om zich op eigen kracht in veiligheid te brengen. De zelfredzaamheid kan positief beïnvloed worden door: 1. de voorzieningen in het gebied waarmee vluchten mogelijk wordt gemaakt (infrastructurele mogelijkheden); 2. de fysieke mogelijkheden van de aanwezige populatie om te vluchten; 3. de mate waarin men is voorbereid op de eventuele noodzaak om te vluchten of hiertoe tijdig instructies ontvangt (mentale mogelijkheden).
Schiphol Real Estate/Externe veiligheid nieuwbouw justitieel complex Schiphol
bijlage 1 -5-
BIJLAGE 2
Groepsrisicocurven voor het brandweeroefencentrum
In de huidige situatie is er geen groepsrisico omdat er binnen het invloedsgebied van de inrichting geen aanwezigen zijn, behalve de aanwezigen bij het centrum zelf. Wanneer het justitiële complex wordt toegevoegd is het groepsrisico voor variant 1 bij 40 verladingen (volgens de huidige vergunning):
Dat is maximaal 0,08 maal de oriëntatiewaarde. En voor variant 2:
Dat is een overschrijding van 3,43 maal de oriëntatiewaarde.
Schiphol Real Estate/Externe veiligheid nieuwbouw justitieel complex Schiphol
bijlage 2 -1-
En voor variant 3:
Dat is maximaal 0,84 maal de oriëntatiewaarde. Bij verlaging van het aantalverladingen naar 20 maal per jaar is het groepsrisico voor variant 1:
Dat is maximaal 0,03 maal de oriëntatiewaarde.
Schiphol Real Estate/Externe veiligheid nieuwbouw justitieel complex Schiphol
bijlage 2 -2-
Groepsrisico voor variant 2 bij 20 verladingen:
Dat is maximaal 1,75 maal de oriëntatiewaarde. Groepsrisico variant 3 bij 20 verladingen:
Dat is maximaal 0,43 maal de oriëntatiewaarde.
Schiphol Real Estate/Externe veiligheid nieuwbouw justitieel complex Schiphol
bijlage 2 -3-
BIJLAGE 3
Groepsrisicocurven voor de aanvoerroute naar het brandweeroefencentrum
Huidige situatie (huidige route, zonder justitieel complex, 80 ritten per jaar, 80 km/h):
Dat is maximaal 0,0002276 maal de oriëntatiewaarde bij 28 slachtoffers. De maximale frequentie is 4,1 x -9 -9 10 (met 17 slachtoffers), het maximale aantal slachtoffers is 28 met een frequentie van 2,9 x 10 .
Schiphol Real Estate/Externe veiligheid nieuwbouw justitieel complex Schiphol
bijlage 3 -1-
Toekomstige situatie zonder maatregelen (huidige route, met justitieel complex (variant 2), 80 ritten per jaar, 80 km/h):
Dat is maximaal 0,002423 maal de oriëntatiewaarde bij 46 slachtoffers. De maximale frequentie is 2,3 x -8 -9 10 (met 15 slachtoffers), het maximale aantal slachtoffers is 60 met een frequentie van 2,9 x 10 . Toekomstige situatie 40 ritten per jaar (huidige route, met justitieel complex (variant 2), 80 km/h):
Dat is maximaal 0,001212 maal de oriëntatiewaarde bij 46 slachtoffers. De maximale frequentie is 1,2 x -8 -9 10 (met 15 slachtoffers), het maximale aantal slachtoffers is 60 met een frequentie van 1,4 x 10 .
Schiphol Real Estate/Externe veiligheid nieuwbouw justitieel complex Schiphol
bijlage 3 -2-
Toekomstige situatie 50 km/h (huidige route, met justitieel complex (variant 2), 80 ritten per jaar):
Dat is maximaal 0,0007179 maal de oriëntatiewaarde bij 46 slachtoffers. De maximale frequentie is 6,9 x -9 -9 10 (met 15 slachtoffers), het maximale aantal slachtoffers is 57 met een frequentie van 1,7 x 10 .
Toekomstige situatie 50 km/h, 40 ritten per jaar (huidige route, met justitieel complex (variant 2)):
Dat is maximaal 0,000359 maal de oriëntatiewaarde bij 46 slachtoffers. De maximale frequentie is 3,5 x -9 -9 10 (met 15 slachtoffers), het maximale aantal slachtoffers is 51 met een frequentie van 1,3 x 10 .
Schiphol Real Estate/Externe veiligheid nieuwbouw justitieel complex Schiphol
bijlage 3 -3-
Toekomstige situatie nieuwe route (met justitieel complex (variant 2), 80 ritten per jaar, 50 km/h):
Dat is maximaal 0,01891 maal de oriëntatiewaarde bij 210 slachtoffers. De maximale frequentie is 2,1 x -8 -9 10 (met 11 slachtoffers), het maximale aantal slachtoffers is 261 met een frequentie van 2,6 x 10 .
Toekomstige situatie nieuwe route, 40 ritten per jaar (met justitieel complex (variant 2), 50 km/h):
Dat is maximaal 0,009457 maal de oriëntatiewaarde bij 210 slachtoffers. De maximale frequentie is 1,1 x -8 -9 10 (met 11 slachtoffers), het maximale aantal slachtoffers is 261 met een frequentie van 1,3 x 10 .
Schiphol Real Estate/Externe veiligheid nieuwbouw justitieel complex Schiphol
bijlage 3 -4-
Toekomstige situatie zonder maatregelen (huidige route, met justitieel complex (variant 3), 80 ritten per jaar, 80 km/h):
Dat is maximaal 0,004414 maal de oriëntatiewaarde bij 46 slachtoffers. De maximale frequentie is 2,8 x -8 -9 10 (met 13 slachtoffers), het maximale aantal slachtoffers is 64 met een frequentie van 2,9 x 10 . Toekomstige situatie 40 ritten per jaar (huidige route, met justitieel complex (variant 2), 80 km/h):
Dat is maximaal 0,002207 maal de oriëntatiewaarde bij 46 slachtoffers. De maximale frequentie is 1,4 x -8 -9 10 (met 13 slachtoffers), het maximale aantal slachtoffers is 64 met een frequentie van 1,4 x 10 .
Schiphol Real Estate/Externe veiligheid nieuwbouw justitieel complex Schiphol
bijlage 3 -5-
Toekomstige situatie 50 km/h (huidige route, met justitieel complex (variant 3), 80 ritten per jaar):
Dat is maximaal 0,001308 maal de oriëntatiewaarde bij 46 slachtoffers. De maximale frequentie is 8,2 x -9 -9 10 (met 13 slachtoffers), het maximale aantal slachtoffers is 57 met een frequentie van 1,2 x 10 . Toekomstige situatie 50 km/h, 40 ritten per jaar (huidige route, met justitieel complex (variant 3)):
Dat is maximaal 0,0006538 maal de oriëntatiewaarde bij 46 slachtoffers. De maximale frequentie is 4,1 x -9 -9 10 (met 13 slachtoffers), het maximale aantal slachtoffers is 54 met een frequentie van 1,9 x 10 .
Schiphol Real Estate/Externe veiligheid nieuwbouw justitieel complex Schiphol
bijlage 3 -6-
Toekomstige situatie nieuwe route (met justitieel complex (variant 3), 80 ritten per jaar, 50 km/h):
Dat is maximaal 0,03463 maal de oriëntatiewaarde bij 169 slachtoffers. De maximale frequentie is 2,3 x -8 -9 10 (met 11 slachtoffers), het maximale aantal slachtoffers is 404 met een frequentie van 1,7 x 10 . Toekomstige situatie nieuwe route, 40 ritten per jaar (met justitieel complex (variant 2), 50 km/h):
Dat is maximaal 0,01731 maal de oriëntatiewaarde bij 169 slachtoffers. De maximale frequentie is 1,2 x -8 -9 10 (met 11 slachtoffers), het maximale aantal slachtoffers is 291 met een frequentie van 1,3 x 10 .
Schiphol Real Estate/Externe veiligheid nieuwbouw justitieel complex Schiphol
bijlage 3 -7-
Toekomstige situatie zonder maatregelen (huidige route, met justitieel complex (variant 4), 80 ritten per jaar, 80 km/h):
Dat is maximaal 0,008155 maal de oriëntatiewaarde bij 67 slachtoffers. De maximale frequentie is 2,8 x -8 -9 10 (met 11 slachtoffers), het maximale aantal slachtoffers is 109 met een frequentie van 2,9 x 10 . Toekomstige situatie 40 ritten per jaar (huidige route, met justitieel complex (variant 4), 80 km/h):
Dat is maximaal 0,004078 maal de oriëntatiewaarde bij 67 slachtoffers. De maximale frequentie is 1,4 x -8 -9 10 (met 11 slachtoffers), het maximale aantal slachtoffers is 109 met een frequentie van 1,4 x 10 .
Schiphol Real Estate/Externe veiligheid nieuwbouw justitieel complex Schiphol
bijlage 3 -8-
Toekomstige situatie 50 km/h (huidige route, met justitieel complex (variant 4), 80 ritten per jaar):
Dat is maximaal 0,002416 maal de oriëntatiewaarde bij 67 slachtoffers. De maximale frequentie is 8,2 x -9 -9 10 (met 11 slachtoffers), het maximale aantal slachtoffers is 104 met een frequentie van 1,7 x 10 . Toekomstige situatie nieuwe route (met justitieel complex (variant 4), 80 ritten per jaar, 50 km/h):
Dat is maximaal 0,001208 maal de oriëntatiewaarde bij 67 slachtoffers. De maximale frequentie is 4,1 x -9 -9 10 (met 11 slachtoffers), het maximale aantal slachtoffers is 93 met een frequentie van 1,0 x 10 .
Schiphol Real Estate/Externe veiligheid nieuwbouw justitieel complex Schiphol
bijlage 3 -9-
Toekomstige situatie nieuwe route (met justitieel complex (variant 4), 80 ritten per jaar, 50 km/h): Dat is maximaal 0,001208 maal de oriëntatiewaarde.
Dat is maximaal 0,0459 maal de oriëntatiewaarde bij 234 slachtoffers. De maximale frequentie is 2,2 x 10 -9 (met 11 slachtoffers), het maximale aantal slachtoffers is 383 met een frequentie van 1,7 x 10 .
-8
Toekomstige situatie nieuwe route, 40 ritten per jaar (met justitieel complex (variant 4), 50 km/h):
Dat is maximaal 0,02295 maal de oriëntatiewaarde bij 234 slachtoffers. De maximale frequentie is 1,1 x -8 -9 10 (met 11 slachtoffers), het maximale aantal slachtoffers is 325 met een frequentie van 1,3 x 10 .
Schiphol Real Estate/Externe veiligheid nieuwbouw justitieel complex Schiphol
bijlage 3 - 10 -
BIJLAGE 4
Hoogtebeperkingen bij het Luchthavenindelingbesluit voor de luchthaven Schiphol
De bijlage is ook te downloaden op de site van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (www.minvenw.nl). De bijlage is ook te downloaden op de site van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (www.minvenw.nl).
Schiphol Real Estate/Externe veiligheid nieuwbouw justitieel complex Schiphol
bijlage 4 -1-
Schiphol Real Estate/Externe veiligheid nieuwbouw justitieel complex Schiphol
bijlage 4 -2-
BIJLAGE 5
Uitgangspunten risicoanalyses
Ongevalscenario’s De scenario’s voor het propaanreservoir die zijn gebruikt zijn afkomstig uit [1]. Voor propaanreservoirs worden scenario’s meegenomen voor: − het opslagvat inclusief leidingwerk − de verlading inclusief de tankauto en de pomp 3
De beschreven scenario’s zijn volgens [1] valide tot een maximale tankinhoud van 50 m . In dit geval 3 betreft het een reservoir met een maximale inhoud van 63 m propaan. Er is echter geen reden om aan te nemen dat de scenario’s anders zijn bij grotere reservoirs. Er is natuurlijk wel rekening gehouden met de specifieke gegevens van deze situatie, zoals de grotere inhoud van het reservoir, en de leidingdiameters Reservoir 3
Het reservoir kan gevuld worden met maximaal 63 m propaan. De uitstroomscenario’s voor het reservoir zijn als volgt: Scenario
Ongevalsfrequentie (/jr)
R.1 Instantaan falen
5 x 10
-7
R.2 Vrijkomen in 10 minuten
5 x 10
-7
R.3 Lek 10 mm
1 x 10
-5
Opmerkingen: • Voor scenario R.1 geldt dat geen BLEVE kan optreden omdat het een ingeterpte tank is • Voor scenario’s R.2 en R.3 geldt dat bij ondergrondse of ingeterpte tanks de uitstroomrichting verticaal dient te worden gemodelleerd. Vulleiding De vulleiding (leiding van het vulpunt naar het reservoir) is 70 meter lang en heeft een inwendige diameter van 50 mm. De uitstroomscenario’s voor de vulleiding zijn als volgt Scenario
Basisongevalsfrequentie (/jr/m)
V.1 Leidingbreuk
1 x 10
-5
V.2 Leiding lekkage
5 x 10
-5
Frequentie voor 70 meter 7,0 x 10
-4
3,5 x 10
-3
Opmerkingen: • Voor scenario V.1 dient een leidinglengte tot breuk van 5 meter te worden aangehouden. • Er is aangenomen dat er geen beveiligingen zijn die bij leidingbreuk ervoor zorgen dat de hoeveelheid die vrijkomt beperkt blijft. Afleverleiding Er zijn 2 afleverleidingen. Eén vanuit de gasfase met een diameter van 75 mm en één vanuit de vloeistoffase met een diameter van 150 mm. Voor de afleverleidingen (leidingen van het reservoir naar het punt waar propaan wordt ontrokken voor gebruik) is aangenomen dat deze elk 70 meter lang zijn. Voor beide leidingen zijn de volgende scenario’s meegenomen in de berekeningen:
Schiphol Real Estate/Externe veiligheid nieuwbouw justitieel complex Schiphol
bijlage 5 -1-
Scenario
Basisongevalsfrequentie (/jr/m)
A.1 Leidingbreuk
1 x 10
-5
Frequentie voor 70 meter 7,0 x 10
-4
A.2 Leiding lekkage
5 x 10
-5
3,5 x 10
-3
Opmerkingen: • Voor scenario A.1 dient een leidinglengte tot breuk van 5 meter te worden aangehouden. • Er is aangenomen dat er geen beveiligingen zijn die bij leidingbreuk ervoor zorgen dat de hoeveelheid die vrijkomt beperkt blijft. Tankauto 3
De tankauto heeft volgens de leverancier (Benegas) een netto inhoud van 40 m uitstroomscenario’s voor de tankauto zijn als volgt: Scenario
Basisfaalkans (/jr)
T.1 Instantaan falen
5 x 10
-7
T.2 Vrijkomen in 10 minuten
5 x 10
-7
T.3 BLEVE tijdens verlading
-8
1,3 x 10 per verlading
propaan. De
Aanwezigheidsfactor
Ongevalsfrequentie (/jr)
(40x1) /8766
2,28 x 10
-9
(40x1) /8766
2,28 x 10
-9
40 maal per jaar
5,2 x 10
-7
Opmerkingen: • Volgens [1] mag bij de BLEVE worden uitgegaan van 3 vullingsgraden (100%, 67% en 33% gevuld). Omdat in dit geval de inhoud van de tankauto relatief klein is t.o.v. de inhoud van het reservoir is het niet waarschijnlijk dat de tankauto niet vol aankomt. Er is daarom alleen een BLEVE met een 100% gevulde tankauto meegenomen. • De scenario’s T.3 betreft een warme BLEVE. Voor dit scenario dient voor de modellering van de BLEVE uitgegaan te worden dat deze plaatsvindt bij een druk van 19,25 baro (volgens [1]). Verlading tankauto De losslang heeft een interne diameter van 50 mm. Er is aangenomen dat er geen doorstroombegrenzer is die sluit bij een grote lekkage van de losslang. De scenario’s zijn als volgt: Scenario
Basisfaalkans
L.1 Breuk losslang
4,0·10 /uur
Factor
Ongevalsfrequentie (/jr)
-6
40
1,6 x 10
-4
L.2 Lekkage losslang
4,0·10 /uur
-5
40
1,6 x 10
-3
Opmerkingen: • Voor scenario L.1 dient een leidinglengte tot breuk van 5 meter te worden aangehouden. Scenario’s falen pomp tijdens verlading 1
Scenario
Basisfrequentie (jr- )
P.1 Breuk pomp
1,0 x 10
P.2 Lekkage pomp
4,4 x 10
1
Factor
Frequentie (jr- )
-4
(40x1) /8766
4,56 x 10
-7
-3
(4x01) /8766
2,01 x 10
-5
Opmerkingen: Er is aangenomen dat er geen doorstroombegrenzer is. Tevens is een maatregel doorgerekend. De maatregel is het verlagen van het aantal malen vullen van het reservoir van 40 naar 20 per jaar. In dat geval zijn de frequentie van de scenario’s voor de tankauto, de verlading en voor de pomp tijdens verlading een factor 2 lager.
Schiphol Real Estate/Externe veiligheid nieuwbouw justitieel complex Schiphol
bijlage 5 -2-
Lid ONRI
180-9001 2000 gecertiiiceerd
Rapport
Betreft:
Justitieel Complex Schiphol-Noord, geluidbelasting vanuit de omgeving en gewenste geluidwering van gevels en daken
Rapportnummer:
GC 4081 -2
Datum:
28 juli 2008
Ref.:
ERITvdEIGC 4081 -2-RA
1. Inleiding In het Justitieel Complex Schiphol-Noord worden diverse functies ondergebracht. De gedachte locatie is ten noordwesten van de Sloterweg (Schiphol-Noord), zie figuur 1. Relevant voor het aspect geluidbelasting zijn de volgende onderdelen: -
Huis van Bewaring;
-
Idem, bijbehorende medische faciliteiten;
-
Gerechtsgebouw, zittingzalen;
-
Idem, ophoudcellen;
-
Kantoren;
-
Restaurant;
-
Vergaderruimten;
-
Sportruimte;
-
Asielverblijven IND;
-
Buitenruimten DJI.
In opdracht van de Rijksgebouwendienst, Directie Vastgoed is een oriënterend onderzoek ingesteld naar het akoestisch buitenklimaat, en de invloed die dit op de opzet van het complex zal hebben. Hierbij is uitgegaan van de geluidcontouren van de Luchthaven Schiphol, en de heersende geluidbelastingen zoals gemeten op het dak van het nabij het terrein gelegen gebouw van de Dagdienst B&O van de Luchthaven (brandweer). In dit rapport worden de resultaten van het onderzoek vastgelegd.
Peutz bv Paleisingel 2. Postbus 896 2700 AR Zoelermeer Tel (079) 347 03 47 Fax (079) 361 49 85 ~nfo@zoelerrneer peutr n! www peutr n1 Peutr bv Lindenlaan 41, Molenhoek Postbus 66.6585 ZH Mook Tel (024) 357 O7 07 Fax (024) 358 51 50 info@mook peutr nl www peutr n1 Peutz bv L Springerlaan 37, Groningen Postbus 7. 9700 AA Groningen Tel (050) 520 44 88 Fax (050) 526 31 78 info@gronlngen peut2 nl www peutr nl Peutr GmbH Dusseldorf, Bonn info@psutz de www peutr de Peutr SARL Paris. Lyon lnfo@peutr fr www peuk fr Peutr bv London info@peutr co uk WW peuk co uk Ddidalos Peutr bvba Leuven info@deidalospeutz be www dadaiospeutr be Kohier Peuk Geveltechniek bv Zoetermeer Info@gevel com www gevel w m
Alle opdrachten aan ons bureau worden aanvaard, uitgevoerd en berekend volgens 'De Nledwe Regeling 2005, Rechtsvarhouding
opdraohigever-architeit. ingenieur en adviseur' (DNR 2005) Ingeschreven KvK onder nummer 12026033 BTW identificatienummer NL004933837801
2. Wetteliik kader Rond de luchthaven Schiphol is de Lden=58 dB-contour gelegd, die in grote lijnen overeenkomt
met
de
vroegere
35 Ke-contour
(in
Kosten-eenheden).
In
het
Luchthavenindelingsbesluit van 26 november 2002 zijn de gebieden in de omgeving van Schiphol aangegeven waar beperkingen gelden voor nieuw te vestigen bestemmingen. De locatie ligt geheel in het gebied met nummer 4 in bijlage 3B van het Besluit. Hier zijn geen "woningen, woonwagens, gebouwen met een onderwijsfunctie o f gebouwen met een gezondheidszorgfunctie toegestaan, behoudens bestaand gebruik" (art 2.2.1 lid 4). Lid 7 van dat artikel biedt de mogelijkheid van een ontheffing op basis van art 8.9 van de Wet luchtvaart. De toelichting vermeldt als expliciet voorbeeld dat kazernes wel zijn toegestaan; uiteraard maken daar beperkte medische ruimten (ziekenboeg c.a.) deel van uit. De constatering, dat onder gebouwen met een gezondheidszorgfunctie verstaan moet worden gebouwen met een primair op de gezondheidszorg gerichte functie is daarmee in overeenstemming. Dergelijke gebouwen komen in het Justitieel Complex niet voor. De asiel(zoekers)verblijven van de IND moeten beschouwd worden als logiesfunctie, en dus niet als woonfunctie. De Ke-contouren spelen nog wel een rol in de eisen aan de geluidwering van de gevels volgens het Bouwbesluit; het perceel ligt tussen de 4 5 Ke- en de 50 Ke-contour, interpolerend te verfijnen tot het gebied 47-49 Ke. De A4 heeft een geluidzone van 600 m aan weerszijden van de weg. De locatie ligt geheel binnen de zone.
3. Functionele aspecten Het wettelijk kader van de Wet geluidhinder gaat uit van de bescherming van (woon-) bestemmingen tegen te hoge geluidbelastingen op de gevels. Daarom wordt in eerste instantie een voorkeursgrenswaarde vastgesteld. Wanneer hier niet aan voldaan kan worden, kan een verhoogde geluidbelasting toegestaan worden, onder bepaalde voorwaarden; in dat geval komt ook de geluidwering van de gevels aan de orde, waarmee het streven gericht wordt op het beperken van de geluidbelasting binnenshuis. De voorwaarden hebben vooral betrekking op de ligging van buitenruimten en geluidgevoelige ruimten, bij voorkeur aan een geluidluwe gevel. In de praktijk is deze aanpak in veel gevallen te star gebleken; de introductie van de zogenaamde dove gevel heeft dit probleem ten dele opgelost. Een benadering die zeker in het geval van het Justitieel Complex meer functioneel is, gaat ervan uit dat in eerste instantie de geluidbelasting binnenshuis maatgevend is,
waarbij de gebruikelijke binnenwaarden worden nagestreefd. De geluidbelasting buitenshuis is (functioneel gezien) slechts op specifieke posities van belang: ter plaatse van buitenruimten zoals luchtplaatsen, balkons, parkjes e n tuintjes. De geluidbelastingen overal elders zijn alleen van belang voor de eisen aan d e geluidwering van gevels en daken. Nadat vastgesteld is welke posities relevant zijn, en welke equivalente en maximale geluidniveaus hier aanvaardbaar zijn, zullen zo nodig geluidluwe, plaatsen gekozen moeten worden, afgeschermd door de eigen gebouwen of door toe te voegen geluidschermen. 4. Criteria De functies die op het Justitieel Complex ondergebracht zullen worden, zijn niet als woonfuncties te beschouwen, en evenmin als overige geluidgevoelige functies in de betekenis die de Wet geluidhinder en de Wet luchtvaartwet daaraan geven. Voor buitenruimten die voor sport en beweging gebruikt worden zijn nauwelijks grenswaarden aan te geven: 70 dB(A) lijkt zeker nog aanvaardbaar. Voor buitenruimten die meer een verblijfskarakter hebben kan spraakcommunicatie een criterium zijn. Dan zijn geluidniveaus beneden 55-60 dB(A) gewenst. Voor de binnenruimten is een streefwaarde voor zowel equivalente geluidniveaus als voor piekniveaus zinvol. In onderstaande tabel wordt een mogelijke normstelling gegeven. De opgegeven waarden voor de geluidwering voor de kantoren vloeien voort uit het Bouwbesluit. Voor de IND-verblijven is het redelijk uit te gaan van een 3 dB lichtere eis aan de karakteristieke geluidwering dan het Bouwbesluit voor woonfuncties stelt; de overige zijn ondergrenzen op basis van de gemeten geluidbelastingen uit tabel 2. Tabel 1
Grenswaarden geluidniveaus in ruimten en geluidwering gevels in dB(A)
Ruimte
j
Leq
1
L~rnax,~
Zittingzaal, vergaderzaal
35
50
IND-verblijf, cel
35
55
Kantoren
40
60
Restaurant, sport
45
65
1
G~(geluidwering)
Daarbij zij opgemerkt, dat er weliswaar naar gestreefd wordt dat de optredende geluidniveaus in de verschillende typen ruimten de grenswaarden voor L,
en LArnax,F niet
overschrijden, maar dat bij contractvorming en controle d e (karakteristieke) geluidwering maatgevend moet zijn, omdat die een eigenschap van het gebouwde is, waarvoor de opdrachtnemende partijen verantwoordelijk zijn.
' Karakteristieke geluidwering GC 4081 -2-RA
1
5. Geluidbelastingen
5.1. Contouren Luchthaven Schiphol De locatie ligt geheel in gebied met nummer 4 in bijlage 3B van het Luchthaven indelingsbesluit Schiphol. Volgens de aanwijzing S5P 1996 ligt het terrein ruim binnen de 35 Ke-contour. De Ke-contouren spelen verder een rol in de eisen aan de geluidwering van de gevels volgens het Bouwbesluit; het beoogde gebouw ligt tussen de 45 Ke- en de 50 Kecontour, interpolerend te verfijnen tot het gebied 47-49 Ke. 5.2. Wegverkeer A4 De locatie ligt op meer dan 250 m van de A4. Ter plaatse is nu een geluidscherm aanwezig. De ingang van de tunnel en in de toekomst ook de bebouwing van het Koninklijke Marechaussee- terrein hebben een afschermende werking. Als eerste raming wordt een geluidbelasting van Lden=60 dB vanwege de A4 aangehouden op een hoogte van 5 m. Zoals uit tabel 1 zal blijken, is het geluid van dit wegverkeer ten opzichte van de andere geluidbronnen (vliegtuigen) verwaarloosbaar. 5.3. Gemeten waarden
5.3.1. Meetmethode en meetinstrumenten De metingen zijn verricht conform de voorschriften, zoals vastgelegd in de norm NEN 5077 2001, 'Geluidwering in gebouwen'. De metingen werden uitgevoerd met behulp van de volgende instrumenten:
-
Precision Sound Level Meter, fabrikaat RION, type NL 14, met microfoon, fabrikaat RION, type UC-53;
-
Precision Sound Level Meter, fabrikaat Larson Davis, type 824, met microfoon, fabrikaat Larson Davis, type 2541;
-
Akoestische ijkbron, fabrikaat Bruel & K j ~ rtype , 4230; Compact Flash (CF) recorder, fabrikaat Tascam, type HD-P2;
In het laboratorium werden de metingen geanalyseerd met behulp van analyse software Spectralyzer, door Peutz, versie 3.3.3 De nauwkeurigheid van de geluidniveaumeter bedraagt volgens IEC 60651 type 1 voor de octaafband met middenfrequentie van 63 Hz t: 1,5 dB, voor de octaafbanden met middenfrequenties van 125 tlm 4000 Hz F 1 dB en kan voor de octaafband met middenfrequentie van 8000 Hz + l ,5 tot -3 dB bedragen.
5.3.2. Meetpositie Het dak van het nabijgelegen dagdienstgebouw B & 0 van de luchthaven Schiphol bleek een veel geschiktere meetpositie dan op het terrein zelf, zie figuur 1. Daar zijn in de periode van 22 april 2008 15:15 u tot 28 april 13:30 u geluidmetingen uitgevoerd op circa 8 m hoogte, dat is 1 m boven het dakvlak. Hierin zijn de bijdragen van alle orngevings-
geluiden aanwezig, en niet direct te onderscheiden: wegverkeer op A4 en lokale wegen, vliegverkeer, proefdraaien en installaties van de Luchthaven Schiphol. De meetpositie ligt zo dicht bij de locatie van het toekomstig Justitieel Complex dat de hier gemeten waarden als goede indicatie voor de geluidbelasting op het terrein van het Justitieel Complex kunnen dienen. 5.3.3. Meetresultaten De registraties van de optredende geluidniveaus in de etmalen van 24 april 0:00 tot 26 april 0:00 zijn verder verwerkt. In figuur 2 zijn de equivalente geluidniveaus (L,,) per uur weergegeven; de nachtperiode (23.00-7.00) is duidelijk herkenbaar, de avondperiode niet. In figuur 3 zijn de maximale geluidniveaus per uur weergegeven als 1%- en 5%overschrijdingsniveaus L, en L,. Als maatgevend geluidniveau is hier een bovengrens van 75 dB(A) aan te houden. zijn per minuut bepaald en weergegeven in figuur 4. De maximale geluidniveaus LAmax,F Een waarde van 85 dB(A) wordt incidenteel overschreden, maar nooit meer dan een of twee minuten na elkaar. In onderstaande tabel zijn de meetresultaten samengevat als equivalente geluidniveaus (L,,), maximale niveaus (L), en 1%-niveaus (L,). In deze waarden is een kleine veiligheidsmarge aanwezig voor het feit dat gedurende slechts twee etmalen gemeten is. Maatgevende geluidniveaus in dB(A) op locatie B&O-gebouw
Tabel 2
Geluidniveaus in dB(A) Lw
L1
65
75
L~rnax,~
85
6. Beoordelinq
Het Justitieel Complex omvat diverse functies, maar geen woonfuncties en evenmin gezondheidszorggebouwen. Akoestische beperkingen aan het vaststellen van een
bestemmingsplan voor het complex zijn wettelijk dan ook niet aan de orde. Vanuit het Bouwbesluit (voor kantoorruimten) en functioneel gezien, zullen verhoogde eisen aan de geluidwering van de gevels van diverse ruimten gesteld moeten worden. Wanneer
mechanische toe- en afvoer van lucht wordt voorzien, zijn op voorhand geen extreme maatregelen aan de gevels te verwachten om de geluidweringswaarden van tabel 1 te bereiken. Een aantal nader te bepalen buitenruimten zal bij voorkeur op een geschikte positie qua geluidbelasting, maar ook zonlschaduwlwind, geplaatst moeten worden. Op basis van een voorlopig bouwkundig ontwerp kunnen de prognoses voor geluidbelasting ter plaatse van afgeschermde geveldelen (en buitenruimten) verfijnd worden, zodat ook de vereiste geluidweringswaarden kunnen worden bijgesteld.
Zoetermeer,
Dit rapport bestaat uit: 6 pagina's en 4 figuren.
Meetpositie en Ke-contouren Luchthaven Schiphol
111
d
ze*
I d
l:
i*@
M
LBO IDIp.IpI
GEWIJZIGD
O SCHIPHOL NEDERLAND DV
,I
I
I
l
rapport nr. GC 4081 -2
figuur nr. 1
Equivalente geluidniveaus per uur
Maximale uurlijkse geluidniveaus L, en L5
Maximale geluidniveaus
l
50
oo:oo:oo 24-04-08
1
8
12:oo:oo 24-04-08
1
8
oo:oo:oo 25-04-08 tijd
t
12:oo:oo 25-04-08
5
I
0o:oo:oo 26-04-08
Maximum geluidniveaus LA,max,F per minuut
Rijksgebouwendienst
Toets luchtkwaliteit Nieuwbouw Justitieel Complex te Schiphol (vertrouwelijk)
Rijksgebouwendienst
Toets luchtkwaliteit Nieuwbouw Justitieel Complex te Schiphol (vertrouwelijk)
Datum Kenmerk Eerste versie
14 juli 2008 VRO030/Mdm/0159 8 juli 2008
Documentatiepagina
Opdrachtgever(s)
Titel rapport
Kenmerk
Datum publicatie
Projectteam opdrachtgever(s)
Projectteam Goudappel Coffeng
Projectomschrijving
Trefwoorden
Rijksgebouwendienst Toets luchtkwaliteit Nieuwbouw Justitieel Complex te Schiphol (vertrouwelijk) VRO030/Mdm/0159 14 juli 2008 de heer R. Rientjes de heren F.F.A. Aarnink en M.J. Mulder Onderzoek naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit van de ontwikkeling van een nieuw Justitieel Complex Schiphol nabij de Koetsierstraat. PM10, NO2, fijn stof, stikstofdioxide, Haarlemmermeer, Schiphol, Ministerie van Justitie, Rijksgebouwendienst
Inhoud
Pagina
1 1.1
Inleiding Aanleiding
1 1
2 2.1 2.2 2.3
Beleidskader Wet Luchtkwaliteit Effecten voorgenomen ontwikkelingen Gevoelige bestemmingen
2 2 4 4
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Uitgangspunten Situatieschets Onderzoekslocaties Uitgangspunten verkeer Uitgangspunten luchtkwaliteit Overige invoergegevens
6 6 6 7 9 10
4 4.1 4.2 4.3
Resultaten Concentraties stikstofdioxide Concentraties fijn stof Overige stoffen
14 14 15 18
5
Conclusies
19
1
Bijlage Uitgangspunten verkeersaantrekkende werking (bron: Rijksgebouwendienst)
Pagina 1
1
Inleiding
1.1
Aanleiding
In de huidige situatie is Justitie op twee locatie op de luchthaven schiphol gehuisvest. Ten oosten van de luchthaven, ten Pol 64 oude Meer, ligt het Justitieel complex. Dit complex bestaat uit een rechtbank, kantoren en een cellencomplex. Tevens ligt op Schiphol Oost het complex van de Immigratie en Naturalisatiedienst, bestaande uit kantoren en een dag- en nachtverblijf. Ter vervanging van deze bestaande complexen realiseert de Rijksgebouwendienst in opdracht van het Ministerie van Justitie een nieuw Justitieel Complex Schiphol die in het Noordwestkwadrant van de luchthaven gerealiseerd zal worden. Het vigerende bestemmingplan laat een dergelijke ontwikkeling niet toe en zal gewijzigd moeten worden. Bij een dergelijke wijziging zullen de aspecten ten aanzien van de luchtkwaliteit getoetst worden. De locatie voor deze nieuwbouw ligt nabij de Koetsierstraat en de Sloterweg. De Rijksgebouwendienst heeft vervolgens Goudappel Coffeng BV een opdracht verstrekt om de gevolgen van dit nieuwe complex voor de luchtkwaliteit inzichtelijk te maken. Dit rapport bevat de uitgangspunten, resultaten en conclusies van het luchtkwaliteitsonderzoek. Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt het vigerende beleidskaders rond luchtkwaliteit toegelicht. Daarna wordt in hoofdstuk 3 beschreven wat de uitgangspunten van het onderzoek zijn. In hoofdstuk 4 worden de resultaten gepresenteerd en in hoofdstuk 5 komen tot slot de conclusies en aanbevelingen aan bod.
Pagina 2
2
Beleidskader
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het beleidskader dat is vastgesteld aangaande de luchtkwaliteit. Paragraaf 2.1 gaat in op de Wet Luchtkwaliteit. Vervolgens wordt in paragraaf 2.2 beschreven wat de effecten zijn van de voorgenomen ontwikkeling.
2.1
Wet Luchtkwaliteit
Algemeen De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in de Wet Luchtkwaliteit. Op 15 november 2007 is een nieuw wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen van kracht geworden. De hoofdlijnen van de nieuwe regeling zijn te vinden in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. De regelgeving is uitgewerkt in onderliggende Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB s) en Ministeriële Regelingen. Daarmee zijn het Besluit Luchtkwaliteit 2005 (Blk 2005), de Regeling Saldering luchtkwaliteit, het Meet- en rekenvoorschrift bevoegdheden luchtkwaliteit 2005 en de Meetregeling luchtkwaliteit vervallen. Wet Luchtkwaliteit versus Besluit Luchtkwaliteit 2005 Een belangrijk verschil met het Blk 2005 is, dat de nieuwe regelgeving een flexibele koppeling kent tussen ruimtelijke activiteiten en gevolgen voor de luchtkwaliteit. Projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, hoeven niet meer afzonderlijk getoetst te worden aan de grenswaarden voor de buitenlucht. Projecten die wel in betekenende mate bijdrage aan de luchtverontreiniging, zullen in principe zijn opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Kenmerk van het NSL is dat het pakket generieke en locatiespecifieke maatregelen bevat die ervoor zorgen dat alle negatieve effecten van de geplande ruimtelijke ontwikkelingen worden gecompenseerd en belangrijker, die ervoor zorgen dat alle huidige overschrijdingen oplossen. Het begrip niet in betekenende mate (NIBM) speelt dus een belangrijke rol in de nieuwe regelgeving en is uitgewerkt in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen . Het Besluit en de Regeling maken onderscheid in de situatie vóór en na de definitieve vaststelling van het NSL. Het Besluit NIBM De AMvB NIBM legt vast, wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Een project is NIBM, als aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3%-grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van stikstofdioxide (NO2) of fijn stof (PM10). Dit komt overeen met 1,2 g/m3 voor zowel fijn stof als stikstofdioxide.
Pagina 3
Interimperiode: 1%-grens De 3%-grens is van toepassing, vanaf het moment dat het NSL definitief is vastgesteld (zie artikel 2, lid 2, Besluit NIBM). In de periode tussen de inwerkingtreding van het Besluit NIBM en de definitieve vaststelling van het NSL (verwachting begin 2009) wordt een NIBM-grens gehanteerd van 1%. Dit staat gelijk aan 0,4 g/m3. De systematiek voor het bepalen of een project NIBM is, is vóór en na de inwerkingtreding van het NSL gelijk. Er zijn twee mogelijkheden om aannemelijk te maken dat een project binnen de NIBM-grens blijft: Aantonen dat een project binnen de grenzen van een categorie uit de Regeling NIBM valt. Er is dan geen verdere toetsing nodig, het project is in ieder geval NIBM. Dit volgt uit artikel 4, lid 1 van het Besluit NIBM. Op een andere manier aannemelijk maken dat een project voldoet aan het 1- en 3%-criterium. Hiervoor kunnen berekeningen nodig zijn. Ook als een project niet kan voldoen aan de grenzen van de Regeling NIBM, is het mogelijk om alsnog via berekeningen aan te tonen, dat de 1- of 3%-grens niet wordt overschreden. Als de 1- of 3%-grens voor fijn stof of stikstofdioxide niet wordt overschreden, hoeft geen verdere toetsing aan grenswaarden plaats te vinden. Normen In de Wet Luchtkwaliteit zijn regels en grenswaarden opgenomen voor zwaveldioxide, stikstofdioxide (NO2), stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10), lood, koolmonoxide en benzeen, lood, ozon, arseen, cadmium en nikkel, die zijn weergegeven in tabel 2.1. Voor NO2 zijn voor de jaren 2008 tot en met 2010 plandrempels gegeven (zie tabel 2.2). Deze normen zijn ook opgenomen in bijlage 2 bij de Wet milieubeheer.
stof NO2 PM10 benzeen SO2 CO Lood ozon arseen cadmium nikkel
type norm jaargemiddelde uurgemiddelde jaargemiddelde 24-uursgemiddelde jaargemiddelde 24-uursgemiddelde uurgemiddelde 8-uurgemiddelde jaargemiddelde richtwaarde, 8 uur gemiddelde jaargemiddelde jaargemiddelde jaargemiddelde
Tabel 2.1: Grenswaarden Wet Luchtkwaliteit
concentratie ( g/m3) 40 200 40 50 5 125 350 10.000 0,5 120 6 * 10 -3 5 * 10 -3 20 * 10 -3
max. aantal overschrijdingen per jaar 18 35 3 24
75 dagen (3 jaar)
Pagina 4
stof NO2
type norm jaargemiddelde uurgemiddelde
2008 44 220
2009 42 210
2010 40 200
Tabel 2.2: Plandrempels stikstofdioxide
Het NSL zal naar verwachting begin 2009 in werking treden en heeft een doorlooptijd van vijf jaar, waarna zo nodig een nieuw programma wordt opgesteld. Tot die tijd kunnen IBM-projecten doorgang vinden, wanneer voldaan wordt aan de normen, zoals deze zijn opgenomen in tabellen 2.1 en 2.2.
2.2
Effecten voorgenomen ontwikkelingen
Voor de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen van het Justitieel Complex Schiphol is een analyse uitgevoerd of de ruimtelijke ontwikkelingen wel of niet de 1%-grens overschrijden. Uit deze analyse is naar voren gekomen dat de grootste planbijdrage aanwezig is op de Koetsierstraat met een planbijdrage van 0,3 g/m3 in 2010. Het project is dus een NIBM-project, aangezien de planbijdrage in alle gevallen gelijk of kleiner is dan 0,4 g/m3 (zie ook artikel 5.16 lid 1 onder c, Wet milieubeheer). Aangezien de onderbouwing van het NIBM nog veel (voornamelijk) juridische onzekerheden met zich meebrengt, is de voorgenomen activiteit getoetst aan de normen van de Wet luchtkwaliteit. In hoofdstuk 3 worden de uitgangspunten en in hoofdstuk 4 de resultaten van deze toetsing beschreven.
2.3
Gevoelige bestemmingen
De concept Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Gevoelige bestemmingen gaat in op afstandscriteria voor de zogenaamde gevoelige bestemmingen. Het gaat hierbij om nieuwbouw en uitbreiding van dit soort bestemmingen. Deze AMvB hanteert een bepaalde zone provinciale en rijkswegen waarbinnen geen ontwikkelingen van gevoelige bestemmingen mogen plaatsvinden. De zone is in de AMvB gesteld op 300 m vanaf de rand van de Rijksweg. Het nieuwe complex van de IND en DJI ligt op circa 200 m van de rand van de Rijksweg A4. In die zin ligt de bestemming dus binnen de zonering. Vervolgens moet worden gekeken naar de soort bestemming. De volgende bestemmingen worden in de AMvB aangemerkt als gevoelige bestemmingen: scholen; kinderopvang; verzorgingshuizen; verpleeghuizen; bejaardenhuizen.
Pagina 5
Het gaat in dit geval dus niet om een gevoelige bestemming. Het nieuwe Justitiële Complex Schiphol is onder geen van de hiervoor genoemde bestemmingen te plaatsen en is derhalve niet als gevoelige bestemming aan te merken.
Pagina 6
3
Uitgangspunten
3.1
Situatieschets
Het plangebied bevindt zich nabij de Koetsierstraat en de Sloterweg, in het Noordwestkwadrant van Schiphol, in de gemeente Haarlemmermeer. De Koetsierstraat sluit aan op de Loevesteinse Randweg middels een viaduct over de Rijksweg A4.
Figuur 3.1: Locatie plangebied (bron: Google Maps)
3.2
Onderzoekslocaties
De luchtkwaliteitberekeningen zijn uitgevoerd voor een drietal locaties. De onderzoekslocaties zijn weergegeven in figuur 3.2. Het plangebied betreft het gebied waarin de voorgenomen activiteit zal worden gesitueerd. Daarnaast zijn de wegen waarvan het verkeer van en naar de ruimtelijke ontwikkeling naar verwachting gebruik zal maken, bestudeerd (studiegebied).
Pagina 7
1
2
3
Figuur 3.2: Representatieve onderzoekslocaties (bron: Google Maps)
De nummers in figuur 3.2 verwijzen naar de straatnamen zoals weergegeven in tabel 3.1. nr. 1 2 3
straatnaam Koetsierstraat Loevesteinse Randweg Loevesteinse Randweg
tussen Rijksweg A4 en Sloterweg Koetsierstraat en toegangsweg P3 Schipholtunnel en oprit Rijksweg A4
Tabel 3.1: Relevante wegvakken
3.3
Uitgangspunten verkeer
In onderzoeken naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit van ruimtelijke ontwikkelingen dienen in ieder geval de huidige situatie, jaar van vaststelling (2008), het jaar van ingang van de grenswaarden van stikstofdioxiden (2010) en een eindbeeld (2016) te worden onderzocht. Verder zijn in deze rapportage ook de jaren 2009 en 2012 (jaar van realisatie) doorgerekend. Om de effecten op de luchtkwaliteit van de ruimtelijke ontwikkelingen inzichtelijk te kunnen maken, worden voor elk onderzoeksjaar de autonome en de plansituatie met elkaar vergeleken. Onder de autonome situatie wordt verstaan de ruimtelijke situatie zonder planontwikkeling. De plansituatie betreft de ruimtelijke situatie met planontwikkeling. De uitgangspunten van beide situaties worden hierna toegelicht.
Pagina 8
In de plansituatie wordt daarnaast uitgegaan van de ruimtelijke ontwikkeling van TOP (gronddepot van SRE). Deze ontwikkeling is opgenomen in de verkeersaantrekkende werking van het Justitieel Cellencomplex. Op deze manier wordt op een integrale wijze rekening gehouden met de ruimtelijke ontwikkelingen in Schiphol Noord-West. Verkeersintensiteiten De verkeersintensiteiten voor de onderzoeksjaren in de autonome situatie zijn afkomstig uit het verkeers- en milieumodel van de gemeente Haarlemmermeer. Deze verkeersintensiteiten zijn gebaseerd op de vigerende bestemmingsplannen. De intensiteiten voor de jaren 2004 en 2016 zijn in dit model bekend. Omdat in deze rapportage wordt gerekend met de jaren 2008, 2009, 2010, 2012 en 2016 worden de eerste vier jaren gebaseerd op 2004 en 2016. Het verschil tussen 2004 en 2016 is hiervoor in gelijke delen (op basis van het aantal jaren) toegevoegd voor de betreffende jaren. Voor de onderzoeksjaren in de situaties met plan zijn de cijfers uit het model opgehoogd met de verkeersgegevens, zoals aangeleverd door de Rijksgebouwendienst, uitgaande van een inschatting van de verwachte verkeersaantrekkende werking door de Rijksgebouwendienst. De uitgangspunten zijn opgenomen in bijlage 1. In de definitieve rapportage dient te worden uitgegaan van de voorspelde vervoersbewegingen. Voor de Koetsierstraat (onderzoekslocatie 1) zal dit een ophoging met de totale verkeersaantrekkende werking van het complex betekenen. De onderzoekslocaties 2 en 3 kennen geen volledige ophoging, aangezien niet al het verkeer van en naar het nieuwe complex gebruik zal maken van de onderzoekslocaties 2 en 3. Om de ophogingen voor deze locaties te bepalen, is voor de verkeersgegevens onderscheid gemaakt naar drie klassen: personeel en bezoek, justitiabelen en expeditie. Voor personeel en bezoek en de expeditie is de aanname gemaakt dat van het totale aantal ritten de verhouding tussen de onderzoekslocaties 2 en 3 0,5/0,5 is. De laatste klasse, justitiabelen, gaat om ritten die enkel tussen Schiphol Centrum en het nieuwe complex plaatsvinden. Het gaat hier om een verhouding tussen de onderzoekslocaties 2 en 3 van 0,0/1,0. Een andere aanname voor de locaties 2 en 3 is dat op beide locaties geen extra openbaar vervoer zal komen als gevolg van de nieuwe ontwikkeling. Er wordt namelijk verondersteld dat personeel en bezoekers gebruik maken van de op dit moment (in de huidige situatie) aanwezige OV-aandeel. Er is niet geanticipeerd op een mogelijke verschuiving in de verhouding van auto/OV. In de plansituatie is het echter zeer aannemelijk dat door het betere aanbod van openbaar vervoer, en de ligging dicht nabij station Schiphol, relatief meer personeel met het openbaar vervoer zal gaan reizen dan in de huidige situatie. Hoewel de berekeningen hier niet op ingaan, zal de verkeersaantrekkende werking van het nieuwe complex derhalve lager uitpakken dan nu uit de berekeningen zal blijken. Op basis van de hiervoor beschreven bronnen zijn voor de onderzoeksjaren de verkeersintensiteiten vast te stellen, zoals weergegeven in tabel 3.2. In deze tabel is onderscheid gemaakt tussen de autonome en de plansituatie.
Pagina 9
nr. jaartal 2008 (autonoom) 2008 (plan) 2009 (autonoom) 2009 (plan) 2010 (autonoom) 2010 (plan) 2012 (autonoom) 2012 (plan) 2016 (autonoom) 2016 (plan)
1 Koetsierstraat 1.100 2.050 1.350 2.300 1.600 2.550 2.100 3.050 3.100 4.050
2 Loevesteinse Randweg 10.400 10.750 10.950 11.300 11.550 11.900 12.650 13.000 14.900 15.250
3 Loevesteinse Randweg 10.350 10.950 10.900 11.500 11.450 12.050 12.550 13.150 14.750 15.350
Tabel 3.2: Verkeersintensiteiten (afgerond op vijftigtallen)
3.4
Uitgangspunten luchtkwaliteit
Rekenmodel Volgens de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 moet voor de uitvoering van het onderzoek gezien de profielen van de wegen, gebruik worden gemaakt van de Standaardrekenmethode 1. Het CAR-II-model, versie 7.0.1 is een Standaardrekenmethode 1. CAR staat voor Calculation of Air Pollution from Road traffic. Met dit verspreidingsmodel is het mogelijk om een prognose te maken van de concentraties luchtverontreinigende stoffen langs wegen. CAR-II geeft prognoses voor stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10), benzeen, zwaveldioxide (SO2) en koolmonoxide (CO). Landelijk gezien komen nauwelijks overschrijdingen van de grenswaarden voor benzeen zwaveldioxide en koolmonoxide voor. De concentratie van lood in de lucht wordt in Nederland zowel in de huidige als de toekomstige situatie niet overschreden. CAR-II berekent de immissieconcentratie voor de aangegeven stoffen op een in te geven afstand van de wegas. Voor de verschillende te onderscheiden componenten bevat het model een standaard achtergrondconcentratie. Deze achtergrondconcentratie is voor de afgelopen jaren gebaseerd op metingen van het RIVM. Voor de toekomstige situatie is deze gebaseerd op aannamen, waaronder het schoner worden van het verkeer en de economische en mobiliteitsgroei, gemaakt door het RIVM. Zoals eerder aangegeven zijn de emissiefactoren, achtergrondconcentraties en meteorologische gegevens van het Rijk inmiddels verwerkt in CAR-II, versie 7.0.1. Zeezoutcorrectie In de Wet Luchtkwaliteit wordt aangegeven dat zwevende deeltjes (PM10) die van nature in de lucht aanwezig zijn, buiten beschouwing mogen worden gelaten. Dit wordt de zeezoutaftrek genoemd. De Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 gaat nader in op deze aftrek. In de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 wordt per gemeente een aftrek voor de jaargemiddelde concentratie fijn stof gegeven. Voor de gemeente Haarlemmermeer is deze correctie 6 µg/m3. Voor het aantal overschrijdingen
Pagina 10
van de 24-uursgemiddelde grenswaarde fijn stof is bepaald dat deze in heel Nederland met zes dagen verminderd mag worden.
3.5
Overige invoergegevens
Coördinaten In CAR-II zit voor heel Nederland een database met achtergrondconcentraties. Voor de onderzoekslocaties worden de achtergrondconcentraties bepaald aan de hand van de ingevoerde x- en y-coördinaten (Rijksdriehoeksmeting). De coördinaten van de onderzoekslocatie zijn weergegeven in tabel 3.3: nr. 1 2 3
straatnaam Koetsierstraat Loevesteinse Randweg Loevesteinse Randweg
x- coördinaat 112041 112472 111637
y- coördinaat 481754 481780 480726
Tabel 3.3: Coördinaten onderzoekslocaties
Achtergrondconcentraties De concentraties langs de wegen in het onderzoeksgebied worden bepaald door het optellen van vier bronnen. Deze vier bronnen zijn: het heersende achtergrondniveau; de bijdrage van mogelijke lokale industriële bronnen; de bijdrage van het verkeer op de weg; de bijdrage van het verkeer op de Rijksweg A4. Het heersende achtergrondniveau Het heersende achtergrondniveau is als vast gegeven opgeslagen in het CAR-II-model. Dit niveau is gebaseerd op het landelijke meetnet van het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu). Het achtergrondniveau is bepaald voor grids van 1 bij 1 km. Op basis hiervan zijn de achtergrondconcentraties (inclusief dubbeltelling als gevolg van de Rijksweg A4) in tabel 3.4 vast te stellen.
achtergrondconcentraties (µg/m3) jaargemiddelde NO2
jaargemiddelde PM10
locatie nr. 1 2 3 1 2 3
2008 30,2 30,2 26,9 20,0 20,0 19,6
2009 31,8 31,8 28,0 19,9 19,9 19,4
2010 33,6 33,6 29,1 19,8 19,8 19,2
2012 34,3 34,3 29,5 19,7 19,7 19,0
2016 35,9 35,9 30,5 19,4 19,4 18,6
Tabel 3.4: Achtergrondconcentraties in studiegebied (huidig en toekomstig)
grenswaarde (µg/m3) 40
40
Pagina 11
Er dient hier te worden opgemerkt dat voor stikstofdioxide de achtergrondconcentraties in de tijd toenemen, terwijl landelijk juist sprake is van een afname. Dit is te verklaren, doordat de effecten van zwaardere vliegtuigen (met meer uitstoot) op Schiphol voor de toekomstjaren zijn meegenomen bij het bepalen van deze concentraties. De bijdrage van mogelijke lokale industriële bronnen Er zijn in de gemeente Haarlemmermeer geen lokale industriële bronnen bekend die een significante bijdrage leveren aan de luchtkwaliteit. De bijdrage van het verkeer op de weg Er zijn berekeningen uitgevoerd voor de verschillende onderzoeksjaren (2008, 2009, 2010, 2012 en 2020). Op basis van de gehanteerde verkeersintensiteiten die in paragraaf 3.3 zijn besproken, is in het CAR-II-model de bijdrage van het verkeer op de betreffende wegen berekend. Bijdrage Rijksweg A4 De onderzoekslocaties liggen binnen 1 km van de Rijksweg A1 en derhalve is optelling van de bijdrage hiervan noodzakelijk. Voor de onderzoekslocaties 1 en 2 is voor de bijtelling uitgegaan van de grafiek in figuur 3.3.
Figuur 3.3: Achtergrondconcentraties onderzoekslocaties 1 en 2
Pagina 12
Figuur 3.4: Achtergrondconcentraties onderzoekslocatie 3
Uit de figuren 3.3 en 3.4 volgen de achtergrondconcentraties voor stikstofdioxide en fijn stof, zoals weergegeven in tabel 3.5. Bij het bepalen van deze concentraties is de afstand van de wegas van de A4 tot het betreffende meetpunt van belang. Onderzoekslocatie 1 kent voor de meetpunten NO2 en PM10 dezelfde afstand tot de wegas.
nr. straatnaam 1 Koetsierstraat
2
Loevesteinse Randweg
3
Loevesteinse Randweg
stof NO2 PM10 dagen PM10 NO2 PM10 dagen PM10 NO2 PM10 dagen PM10
afstand tot wegas (meter) 150 150 150 72,5 77,5 77,5 75 80 80
bijdrage Rijksweg A4 (µg/m3) 8,5 2,3
aantal overschrijdingen dagnorm
13 15,3 9,6 19 11,1 8,8
Tabel 3.5: Bijtellingen als gevolg van Rijksweg A4
Omgevingskenmerken In tabel 3.6 zijn de omgevingskenmerken van de onderzoekslocaties in dit onderzoek weergegeven. Deze kenmerken zijn gebaseerd op het verkeers- en milieumodel van de gemeente Haarlemmermeer. De omgevingskenmerken zijn van belang voor de resultaten van de luchtberekeningen. De omgevingskenmerken die zijn meegenomen, zijn: de snelheidstypering, het wegtype, de bomenfactor en de stagnatiefactor.
15
Pagina 13
nr. 1
straatnaam Koetsierstraat
2
Loevesteinse Randweg
3
Loevesteinse Randweg
snelheidstypering 2 - Vb - Buitenweg (44 km/h) 2 - Vb - Buitenweg (44 km/h) 2 - Vb - Buitenweg (44 km/h)
wegtypering mrv 4 - basistype (CAR type 2) mrv 4 - basistype (CAR type 2) mrv 4 - basistype (CAR type 2)
bomenfactor 1.00 (geen of enkele bomen) 1.00 (geen of enkele bomen) 1.00 (geen of enkele bomen)
Tabel 3.6: Gehanteerde omgevingskenmerken
De stagnatiefactor is op alle wegvakken in het plangebied 0%. Afstand wegas - expositiepunt Voor het bepalen van de afstand tussen de wegas en het expositiepunt zijn de breedte van het wegprofiel en de afstand van de wegas tot aan de bebouwing van belang. Voor de afstand tussen de wegas en het expositiepunt zijn de afstanden (op basis van het verkeers- en milieumodel van de gemeente Haarlemmermeer) gehanteerd, zoals weergegeven in tabel 3.7. nr. 1 2 3
straatnaam Koetsierstraat Loevesteinse Randweg Loevesteinse Randweg
expositie afstand NO2 9 15 14
expositie afstand PM10 14 20 19
Tabel 3.7: Afstand wegas - expositiepunt
Meteo-condities Als berekeningen worden gemaakt voor een toekomstig jaar, kan men kiezen uit meerjarige meteo en ongunstige meteo. Voor de jaren 2008, 2009, 2010, 2012 en 2016 is gekozen voor meerjarige meteo. Dit geeft de gemiddelde meteo-conditie weer over een periode van tien jaar.
Pagina 14
4
Resultaten
De belangrijkste resultaten uit het onderzoek worden in dit hoofdstuk gepresenteerd en toegelicht. Er wordt ingegaan op de resultaten voor de jaar- en uurgemiddelde concentraties stikstofdioxide (paragraaf 4.1), de jaargemiddelde concentraties fijn stof en de daggemiddelde concentraties fijn stof (paragraaf 4.2), en overige stoffen (paragraaf 4.3).
4.1
Concentraties stikstofdioxide
Jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide Voor de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide zijn de concentraties berekend zoals weergegeven in de tabellen 4.1 tot en met 4.5. Per onderzoeksjaar zijn de concentraties gegeven voor de autonome en de plansituatie.
nr. 1 2 3
straatnaam Koetsierstraat Loevesteinse Randweg Loevesteinse Randweg
jaargemiddelde 2008 autonoom (µg/m3) 39,1 47,8 40,6
jaargemiddelde 2008 plan (µg/m3) 39,4 47,8 40,8
Tabel 4.1: Jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide 2008
nr. 1 2 3
straatnaam Koetsierstraat Loevesteinse Randweg Loevesteinse Randweg
jaargemiddelde 2009 autonoom (µg/m3) 40,7 49,3 41,7
jaargemiddelde 2009 plan (µg/m3) 41,0 49,4 41,9
Tabel 4.2: Jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide 2009
nr. 1 2 3
straatnaam Koetsierstraat Loevesteinse Randweg Loevesteinse Randweg
jaargemiddelde 2010 autonoom (µg/m3) 42,5 51,1 42,7
Tabel 4.3: Jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide 2010
jaargemiddelde 2010 plan µg/m3) 42,8 51,1 42,9
Pagina 15
nr. 1 2 3
straatnaam Koetsierstraat Loevesteinse Randweg Loevesteinse Randweg
jaargemiddelde 2012 autonoom (µg/m3) 43,3 51,8 43,1
jaargemiddelde 2012 plan (µg/m3) 43,5 51,8 43,2
Tabel 4.4: Jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide 2012
nr. 1 2 3
straatnaam Koetsierstraat Loevesteinse Randweg Loevesteinse Randweg
jaargemiddelde 2016 autonoom (µg/m3) 44,9 53,2 43,9
jaargemiddelde 2016 plan (µg/m3) 45,1 53,3 44,0
Tabel 4.5: Jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide 2016
Uit vorenstaande tabellen is te concluderen dat de plandrempel van 44 g/m3 voor de jaargemiddelde concentratie voor stikstofdioxide in 2008 voor zowel de autonome als de plansituatie wordt overschreden langs onderzoekslocatie 2. De concentratie is hier 47,8 g/m3. De planbijdrage is op deze locatie echter nihil. De grenswaarde van 40,0 g/m3 wordt voor beide situaties in de jaren 2010, 2012 en 2016 in alle gevallen overschreden. De hoogste concentratie bedraagt 53,3 g/m3 in 2016 voor de plansituatie. Voor al deze jaren geldt echter ook dat de planbijdrage minder is dan de grens van 0,4 g/m3, zie ook artikel 5.16 lid 1 onder c van de Wet milieubeheer. Uurgemiddelde stikstofdioxideconcentratie Naast de berekening van de jaargemiddelde stikstofdioxideconcentratie is ook het aantal overschrijdingen van de uurgemiddelde grenswaarde voor stikstofdioxide bepaald. Per jaar mag de uurgemiddelde concentratie van 200 µg/m3 maximaal 18 keer per jaar worden overschreden. Dit komt in de praktijk nauwelijks voor. Uit berekeningen die voor dit onderzoek zijn uitgevoerd, kan worden geconcludeerd dat niet meer dan 18 overschrijdingen van de uurgemiddelde grenswaarde in het plangebied voorkomen.
4.2
Concentraties fijn stof
Jaargemiddelde concentratie fijn stof In de tabellen 4.6 tot en met 4.10 zijn de resultaten van de berekeningen voor de jaargemiddelde concentraties fijn stof weergegeven. Per onderzoeksjaar zijn de resultaten gegeven voor de autonome en de plansituatie.
Pagina 16
nr. 1 2 3
straatnaam Koetsierstraat Loevesteinse Randweg Loevesteinse Randweg
jaargemiddelde 2008 autonoom (µg/m3) 22,4 30,0 28,8
jaargemiddelde 2008 plan (µg/m3) 22,4 30,0 28,9
Tabel 4.6: Jaargemiddelde concentraties fijn stof 2008
nr. 1 2 3
straatnaam Koetsierstraat Loevesteinse Randweg Loevesteinse Randweg
jaargemiddelde 2009 autonoom (µg/m3) 22,3 29,9 28,6
jaargemiddelde 2009 plan (µg/m3) 22,4 29,9 28,7
Tabel 4.7: Jaargemiddelde concentraties fijn stof 2009
nr. 1 2 3
straatnaam Koetsierstraat Loevesteinse Randweg Loevesteinse Randweg
jaargemiddelde 2010 autonoom (µg/m3) 22,2 29,8 28,4
jaargemiddelde 2010 plan (µg/m3) 22,3 29,8 28,5
Tabel 4.8: Jaargemiddelde concentraties fijn stof 2010
Nr. 1 2 3
straatnaam Koetsierstraat Loevesteinse Randweg Loevesteinse Randweg
jaargemiddelde 2012 autonoom (µg/m3) 22,1 29,7 28,2
jaargemiddelde 2012 plan (µg/m3) 22,2 29,7 28,3
Tabel 4.9: Jaargemiddelde concentraties fijn stof 2012
nr. 1 2 3
straatnaam Koetsierstraat Loevesteinse Randweg Loevesteinse Randweg
jaargemiddelde 2016 autonoom (µg/m3) 21,8 29,4 27,8
jaargemiddelde 2016 plan (µg/m3) 21,9 29,4 27,8
Tabel 4.10: Jaargemiddelde concentraties fijn stof 2016
Uit de tabellen 4.6 tot en met 4.10 blijkt dat de grenswaarde van 40 g/m3 voor de jaargemiddelde concentratie voor fijn stof niet wordt overschreden. De hoogste concentratie bedraagt 30,0 g/m3 langs de Loevesteinse Randweg in zowel de autonome situatie van 2008 als de plansituatie van 2008.
Pagina 17
Daggemiddelde concentraties fijn stof In de tabellen 4.11 tot en met 4.15 zijn de concentraties opgenomen voor het aantal overschrijdingen van de daggemiddelde concentratie voor fijn stof, alsmede de toename hiervan ten gevolge van de planontwikkeling.
nr. 1 2 3
straatnaam Koetsierstraat Loevesteinse Randweg Loevesteinse Randweg
aantal overschrijdingen in 2008 autonoom 25 32 27
aantal overschrijdingen in 2008 plan 25 32 27
Tabel 4.11: Aantal overschrijdingen 24-uursgemiddelde concentratie fijn stof 2008
nr. 1 2 3
straatnaam Koetsierstraat Loevesteinse Randweg Loevesteinse Randweg
aantal overschrijdingen in 2009 autonoom 25 32 27
aantal overschrijdingen in 2009 plan 25 32 27
Tabel 4.12: Aantal overschrijdingen 24-uursgemiddelde concentratie fijn stof 2009
nr. 1 2 3
straatnaam Koetsierstraat Loevesteinse Randweg Loevesteinse Randweg
aantal overschrijdingen in 2010 autonoom 25 32 26
aantal overschrijdingen in 2010 plan 25 32 26
Tabel 4.13: Aantal overschrijdingen 24-uursgemiddelde concentratie fijn stof 2010
nr. 1 2 3
straatnaam Koetsierstraat Loevesteinse Randweg Loevesteinse Randweg
aantal overschrijdingen in 2012 autonoom 25 31 26
aantal overschrijdingen in 2012 plan 25 31 26
Tabel 4.14: Aantal overschrijdingen 24-uursgemiddelde concentratie fijn stof 2012
nr. 1 2 3
straatnaam Koetsierstraat Loevesteinse Randweg Loevesteinse Randweg
aantal overschrijdingen in 2016 autonoom 24 31 25
aantal overschrijdingen in 2016 plan 24 31 25
Tabel 4.15: Aantal overschrijdingen 24-uursgemiddelde concentratie fijn stof 2016
Pagina 18
Uit de tabellen 4.11 tot en met 4.15 blijkt dat de maximaal toegestane daggemiddelde concentratie (50 g/m3) in 2008, 2009, 2010, 2012 en 2016 in beide situaties niet vaker dan het maximale aantal toegestane overschrijdingen (35 keer) wordt overschreden op alle voor dit onderzoek relevante delen. Het maximale aantal overschrijdingen bedraagt 32 dagen voor de autonome en plansituatie in 2008, 2009 en 2010 langs de Loevestijnse Randweg.
4.3
Overige stoffen
Naast stikstofdioxide en fijn stof komen ook nog andere stoffen voor als gevolg van het aanwezige motorverkeer. De concentraties van deze stoffen (koolmonoxide, zwaveldioxide, nikkel, arseen, cadmium, ozon, lood en benzeen) zijn ook berekend. Uit de berekeningen blijkt dat de grenswaarden voor deze stoffen niet worden overschreven.
Pagina 19
5
Conclusies
In de huidige situatie is Justitie op twee locaties op de luchthaven schiphol gehuisvest. Ten oosten van de luchthaven, ten Pol 64 oude Meer, ligt het Justitieel complex. Dit complex bestaat uit een rechtbank, kantoren en een cellencomplex. Tevens ligt op Schiphol Oost het complex van de Immigratie en Naturalisatiedienst, bestaande uit kantoren en een dag- en nachtverblijf. Ter vervanging van deze bestaande complexen realiseert de Rijksgebouwendienst in opdracht van het Ministerie van Justitie een nieuw Justitieel Complex Schiphol die in het Noordwestkwadrant van de luchthaven gerealiseerd zal worden. Het vigerende bestemmingsplan laat een dergelijke ontwikkeling niet toe en zal gewijzigd moeten worden. Bij een dergelijke wijziging zullen de aspecten ten aanzien van de luchtkwaliteit getoetst worden. Ook de ruimtelijke ontwikkeling van het nabijgelegen gronddepot van Schiphol Real Estate (SRE) TOP, is meegenomen in de plansituatie van deze ruimtelijke ontwikkeling. De locatie voor deze nieuwe ontwikkeling ligt aan de Koetsierstraat. De Rijksgebouwendienst heeft vervolgens Goudappel Coffeng BV een opdracht verstrekt om de gevolgen van dit nieuwe complex voor de luchtkwaliteit inzichtelijk te maken. Dit rapport bevat de uitgangspunten, resultaten en conclusies van het luchtkwaliteitonderzoek. Koolmonoxide, zwaveldioxide, nikkel, arseen, ozon, cadmium, lood en benzeen De grenswaarden voor deze stoffen worden in Nederland nu en in de toekomst vrijwel nooit overschreden. Dit blijkt ook uit de uitgevoerde berekeningen in dit onderzoek. Daarom zijn deze stoffen niet in deze rapportage opgenomen. Jaargemiddelde concentratie NO2 Uit de berekeningen blijkt dat op de onderzoekslocaties in de huidige situatie (2008) wel sprake is van een overschrijding van de grenswaarde van de jaargemiddelde concentratie van NO2. In de beschouwde toekomstjaren (2009, 2010, 2012 en 2016) wordt de jaargemiddelde concentratie van NO2 ook overschreden. Het blijkt echter dat het in dit geval gaat om een NIBM-project, met een bijdrage van 0,4 g/m3 of lager. Jaargemiddelde concentratie PM10 De grenswaarde van de jaargemiddelde concentratie PM10 wordt in geen van de beschouwde jaren (2008, 2009, 2010, 2012 en 2016) overschreden. 24-uursgemiddelde concentratie PM10 De grenswaarde van de 24-uursgemiddelde concentratie PM10 wordt in geen van de beschouwde jaren (2008, 2009, 2010, 2012 en 2016) overschreden. Resumé Op basis van de uitgangspunten vastgesteld in hoofdstuk 3, blijkt dat de voorgenomen ontwikkeling doorgang kan vinden op basis van artikel 5.16 lid 1 onder c van de Wet milieubeheer.
Bijlage 1: Uitgangspunten verkeersaantrekkende werking (bron: Rijksgebouwendienst) werkweek (ma- vrij) motor bedrijfsauto
aantal pers.
auto
450 20 50
200 5 50
250 15
Aanmeldcentrum personeel logieverblijf bezoek t.b.v. logieverblijf (advocaat/familie)
100 25
60 5
40 20
vervoersbewegingen nieuw cellencomplex DJI kantoordeel kantoorpersoneel DC en DT&V div. personeel (schoonmaak, catering etc.) medisch personeel
340 80 120
280 60 120
60 20
480 190 130
360 140 130
120 50
180
100
80
240 10
180 8
60 2
vervoersbewegingen nieuw complex IND kantoordeel kantoorpersoneel bezoek t.b.v. kantoor tolken div. personeel (schoonmaak, catering et.c)
detentiecentrum personeel DJI personeel G4S Kmar - APW, BIG Kmar - rechercheteam drugsbestrijding bezoek t.b.v. justitiabelen (advocaat/familie) Vervoersbewegingen OM/ZM kantoor personeel OM bezoek t.b.v. OM
aantal pers.
auto
werkweek (ma - vrij) motor bedrijfsauto
rechtbank personeel ZM bezoek t.b.v. zitting advocaat, tolk e.d. bezoek t.b.v. zitting publiek en pers
20 78 17
20 71 9
7
beveiligde zittingszaal personeel ZM bezoek t.b.v. zitting advocaat, tolk e.d. bezoek t.b.v. zitting publiek en pers
12 43 81
12 30 60
aantal pers. 2.666
auto 1.900
pendeldienst Schiphol plaza - rechtbank ten Pol totaal personeel en bezoekers
Tabel B1.1: Vervoersbewegingen personeel en bezoek werkweek (nieuw complex)
vrachtw.
vrachtw.
OV
OV
7 1
13 21 26 motor bedrijfsauto 0 33
vrachtw. 0
OV 759
Pagina B1-2
vervoersbewegingen nieuw complex IND kantoordeel kantoorpersoneel bezoek t.b.v. kantoor tolken div. personeel (schoonmaak, catering etc.) aanmeldcentrum personeel logiesverblijf bezoek t.b.v. logiesverblijf (advocaat/familie)
vervoersbewegingen nieuw cellencomplex DJI kantoordeel kantoorpersoneel DC en DT&V div. personeel (schoonmaak, catering etc.) medisch personeel detentiecentrum personeel DJI personeel G4S Kmar - APW, BIG Kmar - rechercheteam drugsbestrijding bezoek t.b.v. justitiabelen (advocaat/familie)
aantal pers.
auto
80
50
20
20
40
24
aantal pers.
auto
8 16
8 16
192 76 52
192 76 52
10
10
aantal pers. 494
auto 448
weekend (za + zo) motor bedrijfsauto
vrachtw.
OV
30
16
weekend (za + zo) motor bedrijfsauto
vrachtw.
OV
motor bedrijfsauto 0 2
vrachtw. 0
OV 46
vervoersbewegingen OM / ZM kantoor personeel OM bezoek t.b.v. OM rechtbank personeel ZM bezoek t.b.v. zitting advocaat, tolk e.d. bezoek t.b.v. zitting publiek en pers beveiligde zittingszaal personeel ZM bezoek t.b.v. zitting advocaat, tolk e.d. bezoek t.b.v. zitting publiek en pers pendeldienst Schiphol plaza - rechtbank ten Pol totaal personeel en bezoekers
Tabel B1.2: Vervoersbewegingen personeel en bezoek weekend (nieuw complex)
Pagina B1-3
vervoersbewegingen nieuw complex IND aanmeldcentrum inkomend uitgaand van IND naar DJI vervoersbewegingen nieuw cellencomplex DJI detentiecentrum inkomend uitgaand van DJI naar IND
aantal ritten
auto
20 5
5
325 325
69 69
aantal ritten 675
auto 143
werkweek (ma - vrij) motor bedrijfsauto
vrachtw.
OV
20
253 253
3 3
bedrijfsauto 526
vrachtw. 6
vervoersbewegingen OM/ZM rechtbank inkomend uitgaand totaal justitiabelen
motor 0
OV 0
Tabel B1.3: Vervoersbewegingen justitiabelen werkweek (nieuw complex)
vervoersbewegingen nieuw complex IND aanmeldcentrum inkomend uitgaand van IND naar DJI vervoersbewegingen nieuw cellencomplex DJI detentiecentrum inkomend uitgaand van DJI naar IND
aantal ritten
auto
8 2
2
weekend (za + zo) motor bedrijfsauto
vrachtw.
OV
vrachtw. 0
OV 0
8
51 51
51 51
vervoersbewegingen OM/ZM rechtbank inkomend uitgaand totaal justitiabelen
aantal ritten 112
auto 2
Tabel B1.4: Vervoersbewegingen justitiabelen weekend (nieuw complex)
motor 0
bedrijfsauto 110
Pagina B1-4
aantal transporten
auto
werkweek (ma - vrij) motor bedrijfsauto
vrachtw.
vervoersbewegingen nieuw complex IND levering goederen post/koeriersdienst
15
15
vervoersbewegingen nieuw cellencomplex DJI levering goederen
25
5
20
bedrijfsauto 20
vrachtw. 20
OV
vervoersbewegingen nieuwe Rechtbank OM/ZM levering goederen totaal expeditie
aantal transporten 40
auto 0
motor 0
OV 0
Tabel B1.5: Vervoersbewegingen expeditie werkweek (weekend is weggelaten, geen expeditie) (nieuw complex)
totaal personeel en bezoekers totaal justitiabelen totaal expeditie totaal verkeer totaal bewegingen per noemer
aantal 2.666 675 40 3.381
auto 1.900 143 0 2.043 4.086
werkweek (ma- vrij) motor bedrijfsauto 0 33 0 526 0 20 0 579 0 1.158
vrachtw. 0 6 20 26 52
OV 759 0 0 759 1.518
weekend (za + zo) motor bedrijfsauto 0 0 0 110 0 0 0 110 0 220
vrachtw. 0 0 0 0 0
OV 46 0 0 46 92
Tabel B1.6: Vervoersbewegingen totaal werkweek (nieuw complex)
totaal personeel en bezoekers totaal justitiabelen totaal expeditie totaal verkeer totaal bewegingen per noemer
aantal 494 112 0 606
Tabel B1.7: Vervoersbewegingen totaal weekend (nieuw complex)
auto 448 2 0 450 900
Stichting M2M
Migrant to Migrant. Cheikh "Papa" Sakho" en Jo van der Spek look with US, not at US Zeeburgerkade 386,1019 HP Amsterdam Tel. +31(0)624148872 * E-mail:
[email protected] htt~:IIm2m~sfmamfime~g>~
Aan de Gemeenteraad van Haarlemmermeer Postbus 250 21 30 AG Hoofddorp Betreft: Zienswijze ten aanzien van het ontwerp-bestemmingsplan SxchipholSloterweg-Koetsierstraat, dat de bouw van een nieuw justitieel complex mogelijk maakt. Amsterdam, 3 december 2009 geachte Gemeenteraad, met dit schrijven hoopt de Stichting M2M, tesamen met enige medeonderkenenden, u te overtuigen van de heilloosheid van de bouw van een nieuw justitieel complex op Schiphol. De opsluiting van migranten op geen andere dan bestuursrechtelijke gronden (ter fine van uitzetting) is structureel in strijd met de rechten van de mens. De belangrijkste conclusie uit het onderzoek dat M2M in gang heeft gezet is dat de Schipholbrand meer was dan een bedrijfsongeval. De brand kon tot doden leiden door de wijze waarop de directie de brandveiligheid meende te kunnen organiseren, zoals ook is aangegeven in het arrest van het gerechtshof van Amsterdam van 3 september 2009: Het hof oordeelt dat veel relevante omstandigheden en gebeurtenissen, zoals het laten openstaan van de celdeur, nadat de verdachte uit zijn cel was gehaald en het daarna openen van een nooddeur vlakbij die cel, de constructie van het cellencomplex, de gebruikte materialen, de wijze van hulpverlening en
Account 39.02.71.918 St. M2M, Triodosbank Postbus 55, 3700 AB Zeist NL IBAN: NL03 TRIO 0390 2719 18 BIC: TRIONL2U Chamber of Commerce Amsterdam 34341613
vertragrngsfactoren bij het optreden van de brandweer een wezenlijke rol hebben gespeeld bij de ontwikkeling van de brand Deze omstandigheden maken dat de dood van de 11 personen, die bij de brand zijn omgekomen, in redelijkheid niet aan de (gedraging van de) verdachte in strafrechtelijke zin kan worden toegerekend Daarom wordt hij op dat punt vrijgesproken Het hof wijst erop dat het hiermee geen oordeel geeft over mogelijk verwijtbaar gedrag van andere personen enlof instanties
Nalatigheid kan dodelijk zijn, zo is onder meer bij de Schipholbrand gebleken. Niemand van u kan erom heen dat het garanderen van de levens van gedetineerden blijkbaar onvermijdelijk moest wijken voor een hoger doel: de uitvoering van de vreemdelingenwet, meer specifiek het opsluiten van mensen zonder papieren met het enkele doel hen uit Nederland te verwijderen. Niemand is gehouden mee te werken aan de uitvoering van een beleid dat leidt tot schending van mensenrechten. M2M vermoedt dat de brandveiligheid en bedrijfsvoering in het algemeen in het nieuw te bouwen complex stukken beter zal zijn dan op Schiphol Oost. Het achterliggende beleid, namelijk vreemdelingenbewaring met onredelijke beperkingen van mensenrechten, is evenwel ten principale onveranderd gebleven. Daarom dringen we aan op een grondig onderzoek en een open en democratisch debat over de redelijkheid en menselijkheid van ' vreemdelingenbewaring. De afgelopen drie jaar verschenen vijf rapporten over de mensenrechten in Nederlandse vreemdelingendetentie, waar wij graag naar verwijzen: van het Europees Parlement in 2007, van het Comité ter Voorkoming van Foltering van de Raad van Europa, van de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbeleid, van Amnesty International in 2008 en van de Raad van Europa in 2009. Tijdens het openbare debat in Hoofddorp op 10 november over vreemdelingenbewaring naar aanleiding van de voorgenomen nieuwbouw zijn de bezwaren tegen vreemdelingenbewaring door een aantal bij bovengenoemde rapporten betrokken deskundigen nog nader gespecificeerd. (Het complete verslag is op te vragen bij M2M) Meer specifiek willen wij u nog wijzen op een aantal aspecten die in samenhang met het voorliggende bestemmingsplan relevant zijn: - De geluidsbelasting: wat zijn de gezondheidsrisico's bij langdurige blootstelling aan de ter plaatste te meten geluidsbelasting door vliegtuigen en andere bronnen? - De communicatie-mogelijkheden: komt er een bushalte of andere openbaar vervoersvoorziening voor bezoekers? Kunnen de toekomstige gedetineerden studeren, recreeren, werken en andere zinvolle dagbestedingen bedrijven? Kunnen de toekomstige gedetineerden gebruik maken van telefoon en internet, zodanig dat zij bijvoorbeeld hun Account 39.02.71.918 St. M2M, Triodosbank Postbus 55,3700 AB Zeist NL IBAN: NL03 TRIO 0390 2719 18 BIC: TRIONL2U Chamber of Commerce Amsterdam 34341613
terugkeer naar hun familie kunnen voorbereiden? Kunnen de toekomstige gedetineerden contact hebben met bezoekers die zich buiten de hekken bevinden ter begroeting en bemoediging? M2M doet een dringend beroep op alle leden van de gemeenteraad om bovenstaande onderdeel te maken van haar beraadslagingen. Tevens stelt M2M prijs op de mogelijkheid om een en ander mondeling toe te lichten. Met vriendelijke groet
r---I
--
--
p p -
- -
--
De Stichting MZM, migrant to migrant. bevordert de vrije communicatie van migranten in het algetreedt specifiek op als pleitbezorger van de overlevenden en nabestaanden van de Schipholbrand en andere slachtoffers van vreemdelingenbewar~ng M2M streeft er in dit kader naar lessen te trekken uit de Schipholbrand De juridische grondbeginselen van M2M zijn twee artikelen uit de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens te weten Artikel 9: "Niemand zal onderworpen worden aan willekeurige arrestatie, detentie of verbanning." Artikel 19: "Een ieder heeft het recht op vrijheid zonder inmenging een mening te koesteren en door alle grenzen inlichtingen en denkbeelden op te sporen, te ontvangen en door te --- -
p -
Deze zienswijze is mede ondertekend door: Mevr. J. Haffmans Samenwerkingsvraagstu kken haffi-n -----, r n e r ~,-.-w e r k i n ~ _ " l ~ p
J. Kodde Marijkestraat 14 2316 RS Leiden Anarchistische Anti-deportatie Groep Utrecht (AAGU)
[email protected] Werkgroep Stop Deportaties (WSD) Vrijheid van Beweging in f o ~ ~ r g 2 , g i ~ ~ q ~ ~ ~ g g ~ ~ g ~ ~ Account 39.02.71.918 St. M2M, Triodosbank Postbus 55, 3700 AB Zeist NL IBAN. NL03 TRIO 0390 2719 18 BIC: TRIONL2U Chamber of Commerce Amsterdam 34341613
l
Account 39.02.71.918 St. M2M, Triodosbank Postbus 55, 3700 AB Zeist NL IBAN: NL03 TRIO 0390 2719 18 BIC: TRIONL2U Chamber of Commerce Amsterdam 34341613
A.W.M.Ceelemann Sloterweg 366 1171 VK Badhoevedorp Tel. 020 65971 11/ 0644347559 Email:
[email protected]
Badhoevedorp, 25 november 2009
s s
-----h"-
-m-ms
Gue-Mhw
.,-.-
w'
Cbilwrntc i h a î terr~riit.gx,ll:<: *
--
Gemeente Haarlemmermeer T.a.v. de gemeenteraad Postbus 250 2130 AG Hoofddorp
b--"-*--
- - -----
i
i
Betreft: Justitieel complex Schiphol Sloterweg Koetsierstraat Indienen Zienswijze Ingestuurd per post en per email
[email protected]
L.S. Hierbij dien ik een zienswijze in betreffende het ontwerpbestemmingsplan Cchiphol Sloterweg Koetsierstraat. Dit plan ligt vanaf vrijdag 23 oktober 2009 zes weken ter inzage met voor iedereen gelegenheid zienswijzen bij de gemeenteraad in t e dienen binnen deze zes weken (tekst website). De redenen: l. Vrijlaten verdachten. 2. Bereikbaarheid, economie en milieu. Toelichting: 1. Vrijlaten verdachten. I k ben bewoner van de Sloterweg te Haarlemmermeer. Het complex is ca. 600 meter van mijn woning bedacht. Wij en ook andere bewoners van Badhoevedorp maken ons ernstig zorgen over het volgende: wat gebeurt er met verdachten en andere personen die worden vrijgelaten? Die kunnen naar Schiphol worden gebracht of ze worden meteen vrijgelaten als ze dat willen. Ze lopen liever zelf naar de dichtstbijzijnde bushalte of naar Amsterdam. I n beide gevallen lopen ze langs mijn woning. Daar staat mijn fiets voor de deur, niet op slot. Mijn dochter loopt daar rond. Mijn auto staat op de oprit, de sleutel ligt in mijn huis. Een concrete bedreiging voor ons. Wij vragen u er op toe t e zien dat het nadrukkelijk verboden wordt mensen vrij te laten vanaf het Justitieel complex (als het er komt). 2. Bereikbaarheid, economie en milieu. Deze locatie in the middle of nowhere is niet geschikt voor deze activiteiten. Daar is geen openbaar vervoer en het is te ver van Cchiphol. Het is bedoeld om verdachten tijdelijk vast t e houden. Dan zal iedere verdachte er met de auto naar toe moeten worden gebracht en later met de auto weer worden teruggebracht. Wie gaat dat doen? Ontzettend omslachtig, duur en slecht voor het milieu. Er worden rechtszaken gehouden. Er moeten advocaten, rechters en griffiers, deskundigen en familie naar het gebouw kunnen komen. Het is alleen bereikbaar voor mensen met een auto. Dat is niet een ontwikkeling zoals wij dat willen in Nederland. Conclusie: Slecht plan. Deze locatie is niet geschikt voor deze doelstelling. Het is duidelijk dat we snel een justitieel complex op Schiphol nodig hebben, maar niet hier. Met vriendelijke groeten,
Geelkerken 8 U.nskens ADvOtA*rgN
MR, E,W. MULLER a MR.R.LIV84 MR.G,J.I,M, 568LEh.o MR.Jd,R U R M MW,MR,DRS, CaAsDE.WEERDV MR, C,M,B.VERWAEGH MR.A.P,VAN QELBEN a MW. MR, M, PERFDRJ* hlR,H.N;i.HOOGWDllT MVd.MR.h.E.2LlflJS* MW.MR, DRS. C,M, CON5ALVES MR, R.O.TEFIJ ME,R. BEEYUAN HW;MR, W, LEVER r MR. G,GORT MW MR,K.C, UIEPS7RATEN * M%MR L2v'd.B DEVILLERS FE,W.MR S.PRA4TS fl MVZ, MR.5 VlN DER ZWAN MW.MR, M. STAPEL* MW.MR, C.Y, NOROE
d)-Nnll
X
-"n*"
M"dll*i
(;<:rfi~l:?lv:
Wh*
I I Y U Y
il
amlli-
_AA./
. .
Postbus 250 2130 AG HQOFDDQRP
-
DEN BURG I:aIlI/~aeme~tsn~edewkers: ic.A ROTTEVEEL D t 1,G. NULKES MW,MR.:,VAN
"'fevenr ~rcheldlngs-lbemtddeluffr VF45/NMI
Inzake:
Leiden, "@ssmbar 2009
FZL7/kvD!38209058 B;cadhe@uoE?I.V,IGerneerttsI-d;-iarlerr"rmermeBr E-mdti r,vandI ~ P ~ Y ~ ~ B R & ~ = E ~ & W O C B ~ B ~ , ~ ~
G ~ i a ~ htedan i e van da Raad,
Badhasvepen Baarsengmep B.V*, Bedkolauia Materi@elvertzuwr B'V,, Aannemlrrg~bsdrljf'Badhosva B.V., allen gevestigd a-n d-: Síofa~eg493 t@ (?i" VG) 88clhasvedarp alsmede nwmancs Badhaeve Prajcr;&Qn$wikk~fing B.V. sn OnWik)selir"igscornbinatic3BadE?a&v@ / Havefhbls, beiden gevestigd aan de 8laiemeg 4" A te (i271 VG) Bcldh~~vedorp~ (hierna givzameniijk te nkewn~nr'Bzrdhaova"), dia te Cllalo~rzaka domicilie kiezen aan hst k@ntotaradrasvan ondergetekende aan het Noordsinde 2a te {23?4 CD) Lsidsn (pastadres: pestbus 2020, 2301 CA, Laaidan), mank ik hierbij gebruik van de gelegenf?@irfom d@riswicrwijzen van eli&nlsnkenbaar te maken op ket op 23 O ~ ~ O 2009 ~ O P ter visie gaisgde onEMlerpbestemming~;pIi3n"Schiphg1 Slatemeg Kost81erstmatf',, Namarria
7,
E-adhoeve Is rersds sinds tionbllen jaren g~vrvstlgd aan de Slot@meg $7"3(a) i-ridha&~&dQPp, Met bedriff fs opgericht in 1829 en is aljrbtdnd dienstverlener in da b a w . Badhaeve ontwikkelt, reafistaed, vorbauwt, @n renovecrfi en zet haar kennis epi kunde in tsn behoeve van waningbauw an ~ l f i i i i ~ i t s b ~ ~ w ,
2,
"fdt-rosva hao8 groot baiiang bij de huidige focatia, omdat zij g a ~ dbereikbaar Zs vanaf do snslweg en vanwege die gesde antstuiGng is zg,aek wel op dk;.p ~ o j e @ I ~ ~ ~ i l t b ~ , Geeikerken k< LIqskens Aduocaten irloordelocle 2A1237 1 CD lelden
Pngtbugi 2090,7301CA l e l d ~ t ~ KvK 27332462
N.tl
' f d e f 0 0 ~071
54 244 43.
F#x 071 513,Q4 81
[email protected]! www,gl-~dvocatcn.hi
-1-
" i
PS-~G~?-
Q
Jurld/sch medrwerkers: MW,MR, t, REGELING htR.DR%, 1,0,SVENSSON
"i.
I;!ph!~1ilt'lleal~~~t'1
m
Stichting heheer dcrdengalden Gahikerken e( ~inskens ING-Bank Leiden 65.42.28,825
Flkoopdnchtwofdro~nva;rrdtlQ5tde naamlm vvenno~tschapGeelkerken & Llnskens Advucrrten N,V. De vennootschaphanteert algemene voorwaarden, afgedrukt op &r,$
3.
Badhoeve heeR kennis genomen van het plan Ven UW raad om op de naast ~galsgoiolpawel@n sen jusfitiaai complex te onWikkelen en ten behoeve van dia antiivikictrilng h& br;-nciweereefe~kterr~i~ te verplaatsets,
4-
Badhoeve heen reeds uit. kat RuimP(a:lijkOnWikkelingspfzin e3ehiphol 2015 af-eleid dat liiaar bedrijvigheld in het gebied Noordwe~tm~gslijk.niet past in de taekom~zl.kifsievaar dit gebied, Uit I-reMkaarjje,dal. te vindon is op bladzijde 24 van de taslichting, biUkt namelijk nlst2welke Icunctlec mogelijk blljven aan de noordzijde van het jus"ti'tle6l et~mplex,Het hesft er sse*ht@rella -chln van dat ook deize gronden /nde Sciektlrmst 8angew~ndzrrllsn warden ten behoeve v-n de ~lifbr@iding van SchiphoF.
Badhoeve Is dan sok Rist galukkig met de komst van h& jushibi~slcomplax naaal haar bedrufsl~ce'rio.Hat: zicht ap els lacatie zal ernsti$ varmindartil wardan door de 20 meker hoge mbiraPi die In& justitieel camplex ZU~!@Ramrirrgen, Bovendien komt de kamst vaat h& justitieel camplsx d@ruimtelijks ~ i t s t r a i i ~vafl g het gebied niet ten p08d8. Om nog maar "t zflgen over de rulmtal.jks impact dia een dargoitke v@%tingmet sen dergelijk gebruljb op de omgaving hesfi. Bedhoeve vreebt "fleen al om deze redeut~ndel z1 schade zal lijden, dl@in eik geva! zal urrtstaan vanwege waard@verrninrterin~van hst perceel arr d@ opstallen. B~lcihoeve vermaad2 dat dit een eerste stap van uw ~emeetnlabestcauris om hst naordwestelijk gebied van Schiphoi t@ heranknlikkelan. Badhoeve meent dwt hst ansvr3nrQliig belzwarenb ìs voor haár bast di@ heranklrikkeling nte"rin tien keer plaatsvindt, maar wordt apgeknipt in zeer kielue deelgebieden.
5,
Badhoeve merkt voafls op dat de compensatie van apen water ton gevalge van da aan ftr brengen varhardlng op d e it3ca9ie van h@% jjustjtie-el céimpiex piaatsvlndi: in het kade? VS# de af~praksndle mat Schiphol zijn gemaakt, Op zich heeft Badhoevlg daar gean b~zwaartegen, zij meene: echter we! dat uit het ontwerpbast-maiingspfan zou maeten volgen wanneer die compensatie varr berg'ng voor opsn water feilslijk plaatsvlndl, Aangezien In Badhoave haar badriff~actlvtt~iten uito~?fen"lap egn nwast het juslieoel camplax galegen iacalie, i4ett~1Ffzij beksng bij gagde cowapernsatie voor 4s verharding, amdal wijzigingen In da grondwater~tand en dergelijke ook vaar haar perceel negatieve gevolgen kan hebbon,
8,
Tst slot merkt Badhorave ap dat in strijd mst Cf@ bepaiingen van de Wef rufm"iatUke ardeniwg en het ResJuII: rulmtalijke ardening da anierieure overeenkomst mat Schiphal Re~lEstat@ av@r d@ antwikk@lingenbeschreven in het oM"iw@rpb@~t@mmin~gp't~n "Serhlphsi Sloteweg Koatsii-trrs'rraaP geheet geheim gehouden wordt, Op grond van aráikel 6,2,fio va0 ket BesiuiG rtaimtelljka ardenin"dienan burgemeester en welhauders binnen twee weken na het sluiten van sari anierieurn overeenkomst zakelijke beschrijving van de inhoud van de ovsreenkamst ter inx-ge te leggefa, Badhocsvs is niet up ze&k n-ar Binsnaigle gegevens, msar hoefi belang b2 inzzagt; in de zakelijke bmchrgvlng van de anterisure ~vereenkomst,
NR. 174
P
i
"/s J
amdwl -1) weolEicM rneatrsgslen moet nemsn om haar bedrijfsactiviteiten op de Bloteweg g a ~ d vaart. te kunnen zetten, Hierbij zijn bworbeeid fasering en heb. ~ritwikkalingsprogfamm~d van belang.
@.
Mamens Badhoeve verzoek Bci uw racldgladen sleshb mmet in~chtn&mingvarr de door Badhaeve kenbaar gemaakte a i i @ n ~ ~ i ~fot& vaststelling r) van h& bss"ri/mmingsplan "&cl"riphaI Slateweg betslerf-;ir-aa"over te gaan, Badhasvrg is uitgtasrci bar~icfhaar ziirnsw7jmen nader mondeling toe le ticht@n arc behaladi; zich heb recht vaar haar zi'enowÍjze~\ap een Iat~ter moment nog sari te vullen.