Raad vanState
A fd el i n g b es t ti ii rsr e c h tsp ra a k
Pagina 1 van 1
GEMEENTE ASTEN Ingekomen
2 O APR 2016
Raad van de gemeente Asten Postbus 2 9 0 5720 A G ASTEN
rir.:
Datum
O n s nuninicrr
U w kenmerk
19 april 2 0 1 6
201 5 0 4 1 0 7 / 1 / R 2
AST/2016/005891
Afd.:
Inlichtingen
Onderwerp
M w . M . A . M . Brautigam-van Gaaien 070-4264690
Asten Bp 'Asten Bedrijventerrein Florapark 2 0 1 3 '
l^rocedure
Beroep
Geachte heer/mevrouw, Naar aanleiding van uw verzoek zend ik u hierbij het proces-verbaal van (een deel van) de behandeling. Aangezien deze brief geautomatiseerd is aangemaakt, is deze niet ondertekend. Hoogachtend, de griffier
De griffie is op 27 april, 5 en 6 mei gesloten.
:,SHl)o82(CE7)
Postbus 20019 - 2500 EA Den Haag - T 070 426 44 26 - F 070 365 13 80 - www.raadvanstate.nl Bij correspondentie de datum en het nummer van deze brief vermelden
Raad
vanState
PROCES-VERBAAL van de zitting van de afdeling Bestuursrechtspraal< waarin zijn behandeld de beroepen van F.G. van Bree (appellant sub 1), M.L.G. van Dijk (appellant sub 2), E. IMooijen en M. Kuunders (appellanten sub 3), J.F. Meeuwsen en A . M . J . Dille (appellanten sub 4) en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Loverbosch Beheer B.V. en andere (appellanten sub 5; hierna: Loverbosch Beheer en andere), tegen het besluit van de raad van de gemeente Asten (verweerder), nr. 201504107/1/R3, op 10 februari 2016 om 10:00 uur
Tegenwoordig: Staatsraad mr. P.J.J. van Buuren Staatsraad mr. J . Hoekstra Staatsraad mr. E. Helder
voorzitter rapporteur (rapp.) rapporteur (rapp.)
griffier: mr. F.W.M. Kooijman Verschenen: Van Bree, bijgestaan door mr. M. Brüll, advocaat te Helmond; Van Dijk, bijgestaan door mr. M. Brüll, voornoemd; Nooijen en Kuunders, bij monde van E. Nooijen, bijgestaan door mr. E.T. Stevens; Meeuwsen en Dille, vertegenwoordigd door mr. N. Crooijmans, advocaat te Deurne; Loverbosch Beheer en andere, vertegenwoordigd door R.A.P.M. Loverbosch en A.A.W. van den Boomen, bijgestaan door mr. J.A. Mohuddy, advocaat te Breda; de raad, vertegenwoordigd door G.H. Groenen, J.W. van der Mark, beiden werkzaam bij de gemeente, en bijgestaan door mr. M.l. Blokland, drs. C.A.W. Sprangers en drs. D. Gijsbers; de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Van Golstein Brouwers B.V., vertegenwoordigd door W . J . van Golstein Brouwers, bijgestaan door H.P.T. Arts.
De voorzitter opent de zitting. Loverbosch Beheer en andere dragen een pleitnota voor (aangehecht). Nooijen en Kuunders merken op dat zij met de opmerking in hun beroepschrift over eigen onderzoek bedoelen dat zij de lijst van geïnteresseerde bedrijven hebben bekeken en dat zij hebben gezien dat op die lijst een groot aantal bedrijven staat dat zich, gelet op de kavelgrootte, niet kan vestigen op het bedrijventerrein Florapark.
De raad draagt een pleitnota voor (aangehecht). De voorzitter stelt een bevoegdheidskwestie aan de orde. De voorzitter vraagt de raad om een reactie op het volgende. In het raadsbesluit staat dat de raad het plan vaststelt inclusief de in de nota van zienswijzen opgenomen wijzigingen en aanvullingen. Gelet op de bewoordingen in de nota van zienswijzen is bij de meervoudige kamer echter de indruk ontstaan dat de raad de wijzigingen en aanvullingen ten opzichte van het ontwerp niet zelf heeft bezien. De raad antwoordt dat de raadsleden de wijzigingen ten opzichte van het ontwerpplan, die door het adviesbureau zijn ingevuld, inderdaad niet meer hebben bezien. De raadsleden hebben wel de bedoeling van de wijzigingen voor ogen gehad, maar niet de precieze uitwerking daarvan. Staatsraad Helder stelt het standpunt van de raad aan de orde dat Van Dijk, Nooijen en Kuunders en M e e u w s e n en Dille geen belanghebbenden zijn bij de bestreden besluiten. Van Dijk zegt dat hij op een afstand van ongeveer 1 50 m tot het plangebied woont. Nooijen en Kuunders en Meeuwsen en Dille zeggen dat zij op een afstand van ongeveer 110 m tot het plangebied wonen. Van Dijk, Nooijen en Kuunders en Meeuwsen en Dille geven aan dat zij zicht hebben op het plangebied. De raad persisteert bij zijn standpunt dat deze appellanten geen belanghebbenden zijn. Staatsraad Helder stelt aan de orde de betogen van Van Bree en Van Dijk dat het document "Vraag-aanbod analyse bedrijventerreinen Gemeenten Asten en S o m e r e n " en een behoeftepeiling uit 2011 niet ter inzage hebben gelegen en dat de behoeftepeiling gedateerd is. De raad zegt dat de behoeftepeiling in de plantoelichting is verwerkt en geen zelfstandig document betreft. Verder brengt hij naar voren dat de behoeftepeiling Uit 2 0 1 4 een actualisatie is en dat deze het beeld uit de behoeftepeiling uit 2011 bevestigt. De voorzitter vraagt Van Bree en Van Dijk of zij de behoeftepeiling uit 2011 hebben opgevraagd. Van Bree en Van Dijk antwoorden ontkennend. Staatsraad Helder vraagt aan Van Bree en Van Dijk of, indien bij de vormvrije m.e.r.-beoordeling rekening gehouden zou moeten worden met de verbreding van de A 6 7 en de N 2 7 9 , er sprake zou zijn van een zodanige verkeerstoename dat een
milieueffectrapportage nodig is. Van Bree en Van Dijk antwoorden dat zij dit niet weten en dat juist daarom onderzoek nodig is. Staatsraad Helder stelt het betoog van Van Bree en Van Dijk over het flora- en faunaonderzoek aan de orde. Van Bree en Van Dijk brengen naar voren dat zij in het onderzoeksrapport een analyse missen. De raad zegt dat een deskundige ecoloog onderzoek heeft gedaan naar de ecologische hoofdstructuur. in verband met het standpunt van de raad dat deze beroepsgrond buiten beschouwing moet worden gelaten, zegt staatsraad Helder dat de Afdeling geen grondentrechter hanteert. Staatsraad Helder stelt aan de orde de betogen van Van Bree, Van Dijk, Meeuwsen en Dille en Loverbosch Beheer en andere dat bij de onderzoeken naar luchtkwaliteit en geluid niet van de maximale mogelijkheden van het plan is uitgegaan. Staatsraad Helder vraagt aan de raad waarom hij in artikel 4 , lid 4 . 6 . 1 , aanhef en onder c, van de planregels bij afwijkingsbevoegdheid maximaal milieucategorie 4.1 heeft toegestaan en niet heeft volstaan met maximaal milieucategorie 3.2. De raad antwoordt dat hij hiermee flexibiliteit heeft willen bieden. De raad antwoordt verder dat niet zozeer de maximale milieucategorie van belang is, maar het in de planregeling opgenomen vereiste dat de effecten van de milieugevolgen gelijkwaardig moeten zijn. Staatsraad Helder wijst er op dat in lid 4 . 6 . 1 , onder a en b, weliswaar een gelijkwaardigheidsvereiste is opgenomen, maar dat dit in het bepaalde onder c niet het geval is en dat in die bepaling wel bedrijfsactiviteiten in maximaal milieucategorie 4.1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan. De raad erkent dat het bepaalde onder c geen gelijkwaardigheidsvereiste bevat en dat in die bepaling maximaal milieucategorie 4.1 wordt toegelaten. Staatsraad Helder stelt de wijzigingsbevoegdheid in artikel 3, lid 3 . 6 . 1 , van de planregels aan de orde. Staatsraad Helder vraagt aan de raad of ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan was te voorzien dat er van deze wijzigingsbevoegdheid geen gebruik zal worden gemaakt. De raad antwoordt dat er ten tijde van de vaststelling van het plan in principe wel overeenstemming was bereikt met de exploitant van het potgrondbedrijf, maar dat die overeenstemming nog niet definitief w a s .
Staatsraad Helder vraagt de raad of deze bevoegdheid binnen de planperiode van tien jaar zal worden gebruikt. De raad antwoordt dat hij dat niet verwacht, maar voegt daaraan toe dat de gronden in eigendom van het potgrondbedrijf zijn. Staatsraad Helder vraagt of de raad bij de beoordeling van het woon- en leefklimaat rekening heeft gehouden met deze wijzigingsbevoegdheid. De raad antwoordt dat deze bevoegdheid wel bij de onderzoeken is betrokken en dat dit IS gebeurd door een algemene toets te verrichten en te abstraheren van het potgrondbedrijf dat daar thans is gevestigd. Staatsraad Helder stelt de betogen van Van Bree, Van Dijk, Meeuwsen en Dille Loverbosch Beheer en andere over het motorbrandstoffenverkooppunt aan de ' orde. Staatsraad Helder vraagt aan de raad of het motorbrandstoffenverkooppunt mogelijk is gemaakt met artikel 4 , lid 4 . 6 . 1 , aanhef en onder c, van de planregels. De raad antwoordt bevestigend en licht toe dat een dergelijk bedrijf in miheucategorie 4.1 valt vanwege de hoeveelheid opslag. Staatsraad Helder vraagt of met de onderzoeken ter voorbereiding van het bestemmingsplan rekening is gehouden met een motorbrandstoffenverkooppunt. De raad antwoordt dat dit niet het geval is, omdat op het moment dat de verschillende onderzoeken werden verricht nog niet bekend w a s dat een verkooppunt voor motorbrandstoffen mogelijk zou worden gemaakt. Staatsraad Helder vraagt de raad om een reactie op het betoog van Meeuwsen en Dille dat er geen sprake is van een concreet initiatief. De raad antwoordt dat naar aanleiding van een zienswijze een groothandel voor motorbrandstoffen is mogelijk gemaakt. De raad licht toe dat inmiddels vergunning IS verleend voor een groothandel in motorbrandstoffen, maar dat deze nog niet onherroepelijk is omdat de bezwaarprocedure nog niet is afgerond. Loverbosch Beheer en andere merken op dat het de bedoeling is geweest om een groothandel m motorbrandstoffen mogelijk te maken, maar dat het gelet op het plan eigenlijk gaat om een regulier tankstation en dat hij vreest voor detailhandel in motorbrandstoffen. De raad reageert hierop dat detailhandel in motorbrandstoffen niet is toegestaan. De raad zegt verder dat voor benzine en diesel geen explosiegevaar geldt en dat deze motorbrandstoffen zijn toegestaan. De raad zegt dat LPG wel explosiegevaadijk is, maar dat LPG niet is toegestaan.
Loverbosch Beheer en andere reageren hierop dat een mengvorm van diesel en benzine ook explosiegevaarlijk is. De voorzirter vraagt op welke wijze wordt voorkomen dat detailhandel in motorbrandstoffen plaatsvindt, dan wel op welke wijze hiertegen handhavend zal worden opgetreden. De raad antwoordt dat hiervoor verschillende manieren zijn te bedenken en noemt als voorbeeld een uitgiftesysteem van tankpassen. De raad licht toe dat bij een dergelijk systeem de administratie van de exploitant gecontroleerd kan worden om na te gaan aan wie de tankpassen zijn verstrekt. Loverbosch Beheer en andere geven aan dat zij onder groothandel in motorbrandstoffen verstaan dat aan bedrijven in grote hoeveelheden motorbrandstoffen worden verstrekt. De raad geeft aan dat hij onder groothandel in motorbrandstoffen verstaat dat aan bedrijven motorbrandstoffen worden verstrekt. Er ontstaat discussie over de vraag of het leveren van motorbrandstoffen aan een zakelijk rijder nog groothandel in motorbrandstoffen betreft. Staatsraad Hoekstra leest de definitiebepaling van groothandel in artikel 1, lid 1.43, van de planregels voor. De raad wijst erop dat het in die definitiebepaling niet alleen gaat om doorverkopen, maar ook om aanwenden. Staatsraad Helder stelt de betogen van Van Bree, Van Dijk, Meeuwsen en Dille en Nooijen en Kuunders over artikel 3 . 1 . 6 , tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening aan de orde. De raad zegt dat de second opinion van Stee de motivering in de plantoelichting bevestigt, maar dat de plantoelichting zelf ook een voldoende motivering inhoudt. Staatsraad Helder vraagt aan de raad of de relevante regio niet groter is dan de gemeenten A s t e n en Someren en of het economisch samenwerkingsverband doorslaggevend is voor de omvang van de relevante regio. De raad zegt dat Deurne zou moeten worden betrokken bij de relevante regio indien alleen wordt gekeken naar de afstand tot A s t e n . Volgens de raad wijst'de praktijk echter uit dat bedrijven in Asten niet naar Deurne vertrekken en dat de bedrijventerreinen in Deume niet voor bedrijven uit Asten toegankelijk zijn. De voorzitter zegt dat het gaat om de regio als bedoeld in de ladder en niet om een regio waarvan de omvang wordt bepaald door wat bedrijven willen. Staatsraad Helder vraagt aan de raad hoe hij het tegenrapport van Bernheze Makelaars waardeert.
6
De raad zegt dat dit rapport alleen het aanbod inventariseert, maar dat hiertegen met de vraag wordt afgezet. Verder zegt de raad dat slechts een deel van de locaties die in het tegenrapport van Bernheze Makelaars worden genoemd, geschikt is voor de behoefte waarin het plan voorziet. Staatsraad Helder vraagt aan Van Bree, Van Dijk, Meeuwsen en Dille en Nooijen en Kuunders of met het Stee-rapport niet alsnog een verantwoording is gegeven. Nooijen en Kuunders en Meeuwsen en Dille antwoorden dat van een onjuiste regio IS uitgegaan en dat met name in Deurne veel leegstand is. Nooijen en Kuunders en Van Bree en Van Dijk wijzen op een nieuw rapport van de Stee-groep van april 2 0 1 5 . De raad reageert hierop dat het voorziene bedrijventerrein Florapark in het nieuwe Stee-rapport van april 2 0 1 5 niet is meegenomen. Staatsraad Helder vraagt hoe het kan dat Florapark niet in dit rapport is meegenomen. De raad zegt dit niet te weten. Staatsraad Helder vraagt binnen welke regio er is afgestemd. De raad antwoordt dat er in het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven afspraken zijn gemaakt. Staatsraad Hoekstra stelt zorgvuldig ruimtegebruik als bedoeld in de Verordening ruimte 2 0 1 4 van de provincie Noord-Brabant aan de orde. Staatsraad Hoekstra vraagt of het betoog van Van Bree en Van Dijk dat geen verantwoording is gegeven over de financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden die ontbreken om de stedelijke ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied te situeren, zo moet worden begrepen dat onvoldoende is beoordeeld en gemotiveerd of/dat er mogelijkheden zijn het voorziene bedrijventerrein binnen bestaand stedelijk gebied te situeren. Van Bree en Van Dijk antwoorden dat dit klopt en dat het hen om artikel 4 2 van de Verordening ruimte 2 0 1 4 gaat. Staatsraad Hoekstra vraagt aan de raad waarom het plangebied en de omgeving daarvan volgens hem is aan te merken als gemengd gebied als bedoeld in de VNG-brochure. De raad wijst aan dat het plangebied ingekapseld ligt tussen hoofdwegen. Staatsraad Hoekstra stelt aan de orde het betoog van Van Bree en Van Dijk over het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding "milieuzone-geurzone" dat onder meer buitenopslag mogelijk maakt.
Van Bree en Van Dijk brengen naar voren dat hun percelen langs de openbare w e g zijn gelegen, zodat de buitenopslag die niet vanaf de openbare weg mag worden gezien ook niet vanaf hun percelen mag worden waargenomen. Staatsraad Hoekstra vraagt aan de raad of het bij opslag gaat om opslag die is gerelateerd aan milieucategorie 3.2-bedrijvigheid. De raad antwoordt bevestigend en zegt dat wordt voldaan aan de richtafstand uit de VNG-brochure. Staatsraad Hoekstra stelt artikel 4 , lid 4 . 7 . 2 , van de planregels aan de orde. Van Bree en Van Dijk zeggen dat deze bepaling te weinig objectief is bepaald en dat lid 4.7.1 meer helderheid biedt dan lid 4 . 7 . 2 . Staatsraad Hoekstra vraagt of een maximale bouwhoogte van 12 m met de mogelijkheid om hiervan met 1 0 % af te wijken niet te hoog is. De raad antwoordt dat dit een gebruikelijke bouwhoogte is voor bedrijventerreinen in A s t e n . De raad geeft aan dat hij rekening heeft gehouden met omwonenden en dat daarom de maximale bouwhoogte op sommige plaatsen is vedaagd naar 8 m. Meeuwsen en Dille zeggen niet te begrijpen waarom een maximale bouwhoogte van 12 m nodig is voor MKB-bedrijven. Staatsraad Hoekstra vraagt aan de raad of hij zonlichttoetreding heeft bezien. De raad antwoordt bevestigend en zegt dat sprake is van een geringe schaduwwerking die in het kader van de zienswijzenprocedure in kaart is gebracht. Ook wijst hij erop dat de maximale bouwhoogte is teruggebracht tot 8 m. Staatsraad Hoekstra stelt de betogen van Van Bree en Van Dijk over telecommunicatiemasten aan de orde. Staatsraad Hoekstra vraagt naar welk onderzoek de raad verwijst met zijn opmerking in het verweerschrift dat uit onderzoek blijkt dat op een afstand van 3 m of meer de veldsterkte van de straling van een telecommunicatiemast onder de blootstellingswaarde blijft. De raad zegt het niet te weten. Verder zegt hij dat er een onderzoek uit Zwitsedand is geweest dat hierover ging, maar dat hij dit niet kan concretiseren. Staatsraad Hoekstra vraagt wat de blootstellingswaarde is. De raad zegt het niet te weten. De raad wijst op de VNG-brochure en op de bevoegdheid voor het college van burgemeester en wethouders in artikel 5, lid 5 . 3 , van de planregels om nadere eisen te stellen.
Staatsraad Hoekstra vraagt aan Van Bree en Van Dijk waarom zij vrezen voor een precedentwerking van het meer dan 5 . 0 0 0 m^ grote bouwvlak met de bestemming "Bedrijf" dat het plan mogelijk maakt, nu dit een specifiek geval betreft waarvoor de raad een dergelijke oppervlakte mogelijk heeft willen maken. Van Bree en Van Dijk antwoorden dat zij vrezen dat er voor een toekomstig concreet geval ook een op dat concrete geval toegespitste motivering wordt gegeven waarmee in afwijking van de Verordening ruimte 2 0 1 4 een grotere oppervlakte dan 5 . 0 0 0 m^ wordt toegelaten. Staatsraad Hoekstra stelt het betoog van Van Bree en Van Dijk over de zichtwal aan de orde. Staatsraad Hoekstra vraagt de raad of hij de zichtwal noodzakelijk acht voor een goede ruimtelijke ordening. De raad antwoordt bevestigend. Staatsraad Hoekstra vraagt de raad of het hem erom gaat de laaddeuren en dus een deel van de bebouwing af te schermen. De raad antwoordt dat het hem gaat om de activiteiten. De laaddeuren zijn wel genoemd, maar het gaat de raad eigenlijk om koplampen van de vrachtwagens. De raad zegt dat het hem niet om de bebouwing gaat. Staatsraad Hoekstra bespreekt de voorwaardelijke verplichting en vraagt of de zinsnede "is voorzien" in artikel in artikel 4 , lid 4 . 5 . 1 , onder b, van de planregels wel voldoende is; dit zou ook op een contractuele afspraak kunnen duiden terwijl dat niet de bedoeling is van een voorwaardelijke verplichting. De raad beaamt dat het erom gaat dat de heg wordt aangelegd en in stand wordt gehouden en dat een burger kan verzoeken om handhaving. Staatsraad Hoekstra vraagt de raad of de hoogte van de zichtwal van 2 m niet had moeten worden vastgelegd. De raad zegt het antwoord schuldig te blijven. Staatsraad Hoekstra wijst erop dat het er vooral om gaat dat de zichtwal in stand wordt gehouden. Staatsraad Hoekstra stelt de betogen van Van Bree en Van Dijk over horizonvervuiling aan de orde. De raad bevestigt dat reclame-uitingen op grotere hoogte kunnen worden bevestigd dan de zichtwal van 2 m. De raad wijst op het welstandsbeleid van de gemeente en brengt verder naar voren dat lichtreclame volgens het beeldkwaliteitsplan aan de zuidzijde van het
9
plangebied - ter plaatse van het plandeel met de bestemming " G r o e n " - niet is toegestaan. De voorzitter zegt dat een welstandstoets niet kan verbieden wat het bestemmingsplan mogelijk maakt, maar wel eisen kan stellen en dat een nadere eisen-regeling wellicht soelaas kan bieden. Staatsraad Hoekstra vraagt de raad of voldoende is verzekerd dat er geen tweede ontsluiting komt ter plaatse van de gronden die voor " G r o e n " zijn bestemd en waarvoor artikel 5, lid 5 . 1 , aanhef en onder b, van de planregels (half)verharde wegen als verbindingsweg, perceelontsluiting of calamiteitenpad toestaat. De raad antwoordt dat dit voldoende is verzekerd, omdat het gelet op de plansystematiek en de omschrijving in lid 5.1 niet de bedoeling is dat ter plaatse van de groenbestemming een volwaardige weg wordt gerealiseerd. Staatsraad Hoekstra vraagt of het de bedoeling is het calamiteitenpad te realiseren ter plaatse van de rode lijn die is getekend in de verbeeldingen van de parkzone in het beeldkwaliteitsplan. De raad antwoordt bevestigend. Van Bree geeft aan het calamiteitenpad niet op die locatie te willen. De raad zegt dat tegen het gebruik van deze weg als gewone w e g handhavend kan worden opgetreden door het pad fysiek af te sluiten. De voorzitter vraagt wat de raad bedoelt met een verbindingsweg. De raad antwoordt dat deze w e g is bedoeld voor calamiteiten en langzaamverkeer. Staatsraad Hoekstra stelt het betoog van Van Bree en Van Dijk over parkeren aan de orde. Van Bree en Van Dijk zeggen dat de mogelijkheden voor parkeren ter plaatse van de gronden met de bestemming " G r o e n " ruim zijn en dat zij daann een probleem zien. De voorzitter stelt Van Golstein Brouwers in de gelegenheid een pleitnota voor te dragen (aangehecht). De voorzitter stelt partijen in de gelegenheid hun slotopmerkingen te maken. De voorzitter sluit het onderzoek ter zitting in deze zaak. De voorzitter deelt mee dat over zes weken uitspraak zal worden gedaan. De voorzitter sluit de zitting.
w . g . Van Buuren voorzitter
w . g . Kooijman griffier
10
mr. P . J . J . van Buuren
177-813. Verzonden:
/ 9/\pp
mr. F . W . M . Kooijman
20fg
(#>akd AAN Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State TELEFOON E-MAIL DATUM ONDERWERP
UW KENMERK ONS KENMERK
10 februari 2016 Zitting inzake bp Asten Bedrijventerrein Florapark 2013 201504107/1/R3 261869.22248 / jmo
BEZOEKADRES
J.A. Mohuddy Advocaat +31 88 253 5951 +31 88 253 5934
[email protected] Bijster 1 4817 HX BREDA Postbus 4714 4803 ES BREDA Nederland www.akd.nl
Hoogedelgestreng college, Cliënten komen op tegen het bestemmingsplan omdat de gevolgen van de komst van een tankstation in het geheel niet zijn beoordeeld. Voordat de raad het bestemmingsplan definitief vaststelde, ontving hij het verzoek om binnen het plangebied ook een tankstation toe te staan. Het zou moeten gaan om een verplaatsing van een bestaand tankstation vanuit het centrum. De raad heeft hiermee ingestemd zonder onderzoek te doen naar de ruimtelijke en milieugevolgen van deze wijziging, zonder rekening te houden met de belangen van anderen en zonder deze beslissing voldoende te motiveren. De raad heeft niet beoordeeld of er nog wel sprake zou zijn van een goed ondernemersklimaat voor cliënten. De raad heeft naar aanleiding van ons beroep een verweerschrift ingediend. In zijn verweer gaat de raad niet in op ons argument dat er ten onrechte geen onderzoek is gedaan naar de ruimtelijke en milieugevolgen van de ontwikkeling van een tankstation. De raad beperkt zijn verweer tot de constatering dat het plan een groothandel in vloeibare brandstoffen mogelijk maakt, waarvan wordt verwacht dat de bedrijfsvoering van cliënten niet nadelig zal worden beïnvloed. De raad laat buiten beschouwing dat het nu juist de bedoeling is om een tankstation mogelijk te maken en er al een tankstation aan de overzijde van de Floralaan aanwezig is. Dit plan voorziet namelijk in de verkoop van brandstoffen aan "instellingen of personen ter aanwending in een beroeps- of bedrijfsactiviteit", een bijzonder ruime categorie mogelijke klanten. Iedereen met een tankpas kan worden bediend. Het bedrijf van cliënten bedient deze klanten ook. Om deze reden zal de bedrijfsvoering van cliënten wel degelijk nadelig worden beïnvloed. De raad heeft hier geen rekening mee gehouden, er worden bijvoorbeeld geen beperkingen gesteld, zoals al volgt uit zijn verweer. Het verweer van de raad dat er slechts een groothandel mogelijk wordt gemaakt, is bovendien niet te volgen gelet op de omgevingsvergunning die is verleend voor het gebruik van de gronden als tankstation (inclusief) benzine. De omgevingsvergunning is namelijk verleend met gebruikmaking van een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid (ex artikel 4.6.1 van de planregels). Dit betekent dat het plan wel degelijk een tankstation mogelijk maakt, door middel van een daarin opgenomen flexibiliteitsbepaling, en zelfs een regulier tankstation
AKD N.V. is statutair gevestigd in Rotterdam. Derdenrekening: NL28INGB0678001677. Voor algemene voorwaarden en beperking van de aansprakelijkheid zie achterzijde.
AKD #8906397vi
y
<^akd DATUM 10 februari 2016 ONS KENMERK 261869.22248 / jmo PAGINA
2 van
2
mogelijk maakt, terwijl de gevolgen hiervan voor de omgeving niet zijn onderzocht. Vanwege het beroep liet de raad op de valreep alsnog een (summier) onderzoek uitvoeren naar de gevolgen van het bedrijventerrein voor de omgeving. In het rapport van Stee wordt in algemene bewoordingen geconcludeerd dat Stee meent dat de ontwikkeling van het Florapark niet zal leiden tot onaanvaardbare leegstand. Stee besteedt echter geen aandacht aan het feit dat een tankstation zal worden ontwikkeld, en dat er al een tankstation aanwezig is. De gevolgen van het plan voor de activiteiten van cliënten zijn dus wederom niet beoordeeld. De facto wordt er een nieuw tankstation gerealiseerd, terwijl de raad met de gevolgen hiervan geen rekening heeft gehouden. Namens cliënten verzoek ik uw Afdeling om het beroep gegrond te verklaren en het plan, voor zover het voorziet in het gebruik van de gronden voor een tankstation, te vernietigen. Jamaal Mohuddy Advocaat AKD
AKO:#8906397vl
Gemeente
ïl'sten
[ P l e i t ) n o t i t i e z i t t i n g R a a d v a n S t a t e d . d . 10 fPhr..;»ri 2 0 I 6 i n z a k e BPQt*.mn,!„« Asten, Bedrijventerrein F l n r ^ ^ ^ ^ ^ T ^ T ^ ruari ^ o i 6 inzake Bestemmmqs Inleiding Aan de vaststelling van het nu voodiggende bestemmingsplan is een uitgebreid voorbere.dingsproces vooraf gegaan. De gemeente Asten is van mening dat bij de . o l
H
' ^ ^ ' ^ ' " 9 van alle mogelijke belangen heeft plaats gevonden
zowel die van de omwonenden als het lokale bedrijfsleven
y^vonaen,
In ons veiTA/eerschrift zijn we uitgebreid ingegaan op de diverse bezwaren die door enkele omwonenden zijn ingebracht. In deze inleiding willen we daarom vooral ingaan op een verstedeS
'
°'
''''''
duurzam'e
De behoefte aan nieuw bedrijventerrein v o X ^ ' a a n l ' ' l X " ' " ' ' " J ' '"gebracht dat het geplande bedrijventerrein niet zou lJrr.lZ!^^^^^ duurzame verstedelijking. Ter onderbouwing hiervan is door Bernheze makelaars een rapportage opgesteld van leegstaande bedrijfsruimte in de rea o Wij zijn van mening dat met deze rapportage niet is aangetoond dat het bedrhventerrein met voldoet aan de ladder voor duurzame verstedelijking. Onderstaand l i S f e T w i j d i r n a d e r
'
! , l c f ^ ^ ' ' i ^ P ' ^ ^ ^ ' """'"^^ Bernheze makelaars onder "de marktreqio" verstaan de gemeenten Asten, Someren en Deurne. Dit is niet correct I n ^ r d o o r óns mgebrachte notitie van de STEC Groep is inhoudelijk gemotiveerd waarom voor het Lnrin " d ? L 1';'^"'"'';'"'"' ' ^ ^ ' ^ r o e p waarvoor dit terrein wordt onïw kke d het begrip de marktregio" dient te worden beperkt tot enkel de gemeenten Asten en Someren De praktijk wijst uit dat ondanks een jarenlange krapte op de bedrijventerreinenmarkt in Asten, waarbij ondernemers al verschillende jaren te krao in zeeVkTeln is"Ér?s a Z i ' ' ' ' ' ' 'jaren ' ' ' ' een^^^^"^^ '^'^^'^^^^ a n d ï r " van eme n e " zeer klem is. Er is 7de: ' afgelopen aantal verhuisbewegingen geweest Astense bedrijven naar Someren. Maar er zijn geen bedrijven verhuisd van Asten naar gelegen gemeenten, ondanks beschikbaar aanbod van uitgeefbare vanSndfrh",vin ^ ^ f ^"'f' ^'^^ ^'^ "^^"''^g t ter onderbouwing van het onderhavige bestemmingsplan, de marktregio als bedoeld in de ladder voor duurzame verstedelijking terecht is beperkt tot de gemeenten Asten en Some en 2ni i in r "^'^f^" ' °P op de tussenuitspraak van uw afdeling van 28 oktober 2015 inzake het inpassmgsplan Uitbreiding Bednjyentenieiri Medel (fase 1) waarin is bfn'ne d f d ' 7 ' " ' ' ^^^^^'^ regionale behoefte als e T Ü Ï Ï iuidel i'e vra g bmnen de doelgroep van een ontwikkeling is, waarbij niet de behoefte van de reg?o zelf centraal gesteld hoeft te worden. Wel moet dit regionaal worden afgestemd D t ? in het geval van Florapark zorgvuldig gebeurd. Er heeft zowel subregionale, als regionale en provinciale afstemming plaats gevonden. rt^gionaie en
' vertekend l e i V e T d beeld. ' b L l f Los L o svan l 1 ^ 'het p V ffeit " ' f dat, H^^^^^zoals hiervoor is beargumenteerd "^^"^^^^^ "^^^elaars een het depl vanzeer HP m het rapport geïnventariseerde leegstand in de marktregio Deurne valt betreft het voor het merendeel kleinere units van ca. 200 m2 tot maximaal 1.000 m2 D^ze units val 1^^ buiten de doelgroep van Florapark. Verder moet gesteld worden dat de kaveïs op he bedreven errein Bmderen-Zuid ter grootte van ruim 5 ha. volgens het geSe uitgiftebeleid voor dit bedrijventerrein zijn bestemd voor bed'jven ui de gemeente Deurne met een oppervlaktevraag van meer dan 5,000 m2. De aangebodenTavels co het bedrijventerrein Willige Laagt met een oppervlakte van 58.000 m2 zSn volgens het uitgiftebeleid bestemd voor bedrijven uit Liessel of bedrijven die zich ricTen op het Asten" o T i ^ n n r T ' ' '^'^ bedrijventerreinen zijn dus niet bedoeld voo be'dri len uit Asten. Dit is ook zodanig opgenomen in de regionale afstemming. Er is hier sorake van een andere en aparte lokale bedrijventerreinmarkt. ^
-2•
Rekening houdend met bovenstaande argumenten, laat ook de notitie van Bernheze Makelaars zien dat er op de lokale bedrijventerreinenmarkt (Asten en Someren) sprake is van een beperkte leegstand die kan worden aangemerkt als frictieleegstand. Hiermee wordt de conclusie uit de notitie van STEC Groep bevestigd dat er in Asten en Someren een leegstandsniveau is voor bedrijfsruimten in de doelgroep van Florapark die nabij het frictieniveau van 5% IS gelegen. lauij nei
Conclusie Wij zijn van mening dat met de onderbouwing van het onderhavige bestemmingsplan Ir . T J ^^"^ w duurzame verstedelijking. We zijn daarnaast van mening dat o^n " zo'-gvuldige voorbereiding aan het plan ten grondslag heeft gelegen, waarbij de omgeving nadrukkelijk is betrokken, en de plannen verschillende malen zijn aangepast op basis van de ingebrachte opmerkingen vanuit omwonenden. In dit verband wijzen we u op de presentatie die in bijlage 2 van ons verweerschrift is toegevoegd. Wij verzoeken u te^ïatem ' " ^ ^ ' ^ ' ^ " " ^ beroepen ongegrond te verklaren en het bestemmingsplan in stand Tenslotte wil de gemeente er nog op wijzen dat in de praktijk blijkt dat de geconstateerde behoeft^ aan lokaa bedrijventerrein in Asten aanwezig is, door het feit dat'op dit r^oment , ca. 5 hp. van de in totaal binnen Florapark beschikbare ruimte van 7,2 ha al bii voorreservering is uitgegeven aan lokale Astense ondernemers. " Asten, februari 2016.
Pouderoyen BV St. Stevenskerkhof 2 6511 VZ Nijmegen (T) 024 - 322 45 79 (F) 0 2 4 - 3 2 4 12 40 vorn^Sevins
Datum
van stad eniand
Z^^llTZ^Trl^
9 februari 2016 Raad van State
Kenmerk
Betref.
P 1 4 1 721
. 0 0 9 / H A R
Uiteenzetting van Golstein Brouwers BV inzake bestemmingsplan Florapark
Geachte dames en heren,
Namens appellant, van Golstein Brouwers BV, Tuinstraat 18 5721 ZZ A S T E N richt ik mij tot ü. De gemeenteraad van Asten heeft op 3 maart 2015 het bestemmingsplan Florapark 2013 gewijzigd vastgesteld, mede naar aanleiding van een zienswijze van appellant Loverbosch Beheer B.V., Horeca Exploitatie Nobis Asten B.V., en Vd Boomen Fuel Exploitatie Maatschappij B.V. hebben een gezamenijk beroep hiertegen ingesteld. Graag maken wij gebruik van de mogelijkheid om te reageren. Van Golstein Brouwers BV is voomemens een groothandel in motorbrandstoffen, business-to-business, met bandenreparatie en bandenopslag te vestigen op het nieuwe bedrijventerrein Florapark om de professionele transportsector te voorzien van brandstof. Met het nieuwe business to business model wordt voorzien om bestaande bedrijfsmatige klanten te gaan voorzien van brandstof vanaf het nieuwe bedrijventerrein, waarmee tevens bedrijfsgerelateerde voertuigbewegingen naar en van het centrum worden beperkt. Daarnaast wordt het cliënt mogelijk om lokale (transport)bedrijven met nu nog relatief dure eigen thuistankinstallaties te voorzien van brandstof. Ten behoeve van de vestiging van de activiteiten op Florapark is een omgevingsvergunning aanvraag uitgewerkt. Met de vestiging van een groothandel in motorbrandstoffen is sprake van het toevoegen van een geheel nieuw segment cq. uitbreiding van het marktaanbod (naast de reguliere aanwezige tankstations) dat tot op heden in Asten niet aanwezig IS. Niet duidelijk is waarom in het beroep steeds wordt gesuggereerd dat sprake zou zijn van detailhandel, tenwijl van Golstein Brouwers BV op Florapark een geheel ander business model heeft voorzien.
IBAN NL 29 RABO 0154 8198 75 BIC RAB0NL2U handelsregister nijmegen nr. 14066614 b t w nr NL 81 04 81 QPfi R ni Op alle transacties ziln onze algemene voorwaarden van toepassing. U kunt deze terrnzage aanvïagen
P141721
Met de vestiging van de bovengenoemde activiteiten krijgt van Golstein Brouwers BV tevens de mogelijkheid om de locatie in het centrum te herstructureren. Niet duidelijk is waarom in het beroep meerdere keren wordt gesteld dat sprake zou zijn van verplaatsing, daarmee doelend op een volledige beëindiging in het centrum, hiervan is immers geen sprake. Daarbij is alleen al geen sprake van volledige verplaatsing, omdat de gemeente Asten op Florapark detailhandel niet toestaat. Hopende u hiermee de bedrijfsontwikkeling en voornemens van Van Golstein Brouwers BV voldoende in deze zaak te hebben toegelicht. Met vriendelijke groet, Pouderoyen BV
H.P.T. Arts