r^-l ^ . - ^ v ^ BROCHURES -f<^1. Xolonien. if
'- >.
JJ-ÜRl
113.
J>»
J
.
'\
1
4
13 E
f nciN m HüiMK IE
SURINAME AANBEVOLEN. DOOK
DEX
GENEllAAL-MAJOOR
Ï E ' s GBAVENHAGE , BIJ
DE E R Y E N
DOORMAN.
7"
De 1^^ Kamer der Slaten-Generaal heeft in liaar antwoord op de laatste Troonrede laten vloeijen de volgende zinsnede : uTot maatregelen van wetgeving, welke strekken kunnen »ter opbeuring van onze W. I. Koloniën, zal Uwe Majesteit » ons steeds bereid vinden. » Deze ontboezeming ten behoeve van te lang verwaarloosde Koloniën, was geen weerklank der troonrede, en juist in die omstandigheid meen ik het bewijs te mogen vinden, dat de Vertegenwoordigers der Natie zich met ernst aan onze W. I. Koloniën willen laten gelegen liggen. Zoo lang het bestuur van Suriname aan mij toebetrouwd was (van 1845 tot 1882) trachtte ik met warmte de zich in dat tijdvak opvolgende Ministers te bewegen, om die Kolonie wat meer ter harte te nemen. Mijne beste pogingen wilde ik zoo gaarne aanwenden, om dat voor Nederland zoo onwaardeerbaar gebied uit den staat van teruggang op te beuren. Eens waande ik het keerpunt van het verval van Suriname bereikt te zien. Uet was toen de vrije bevolking, welke tol dus verre afkeerig was geweest van het verrigten van
'iarg'gss.
2
cenigen landelijker! arbeid hoegenaamd: — omdat zulks werd aangemerkt als Ic zijn het werk van slaven, — op mijnen raad de spade blijmoedig had Ier hand genomen, en zich met het graven van een kanaal onledig hield. Dit geschiedde weinige maanden na mijne komst in ^wniiame, en veel vroeger dan ik het had durven hopen. Trouwens niemand was er die zich had kunnen voorstellen, dat eene zoodanige overwinning op een ingeworteld volksvooroordeel binnen zoo korten lijd behaald konde worden. Indien het werk aan het bedoelde kanaal voortgezet ware geworden, zoude het als van zelv' de gelegenheid hebben aangeboden, zoowel voor de Kolonisten behoorende tolde mislukte proeve aan de Saramacca, als voor nieuwe Kolonisten uit Europa, om zich aan zijne boorden op een droog gelegd terrein te vestigen. Maar hel ten deze verrigle werd noodlottig door het Bestuur in het Moederland afgekeurd; — hel werk is dan ook op diens last gestaakt on bij de gegeven bevelen omtrent bel staken van den arbeid aan bet kanaal van Kivatla is weder volbard, toen de correspondentie over die aangelegenheid gedurende ruim een jaar gevoerd, door de ministeriële missive van den 14 December 1847 werd gesloten. Hel is in bet algemeen geenszins mijn wensch om bevelen of beschikkingen door of namens het Opperbesluur hier Ie lande, aangaande onze overzeesche gewesten genomen, te laken, maar dat eene feit kan ik niet vergelen en moet ik blijven betreuren. — Het beeft toch Ie weeg gcbragt, dat er nog aanzienlijk meerdere koslen geheel nutteloos werden besteed aan de reeds mislukte proeve van kolonisatie aan de Saramacca, als ook, dat al de landverhuizers, welke sedertdien lijd uit de verschillende provinciën van Nederland over zee naar vreemde vStatcn zijn
3
vcrlrokken, zich niette &<miawe liebben kunnen nederzetten , waar zij anders het beginsel hadden kunnen vormen van dien nieuwen Nederlandschen Slaat, welke op het vruchtbaar gebied van Gxiyana zoo gemakkelijk daar te stellen is. Toen ik als Gouverneur van Suriname ontslagen, in Mei 1852 in het Vaderland was teruggekeerd, stelde ik den Minister van Koloniën ter hand zeker adres, hetwelk mij na mijne aftreding was aangeboden door eenige Kolonisten afkomstig van de proeve aan de Saramacca, en welke Kolonisten toen reeds sedert eenigen tiid nabij Paramaribo waren gevestigd. Ik had destijds de gelegenheid , eenigzins breedvoerig en met aandrang den Minister te wijzen op hetgeen door die menschen in dat adres was ter nedergesteld met belrekking lol hunnen wensch: dat ik in het Moederland gekomen toch zoude trachten eene Duilsche kolonisatie, waarvan reeds sprake was, af te weren, en liever landgenoolen naar hen te doen afvaardigen, ten einde dezen een gelijksoortig lot als het hunne, waarmede zij te vreden waren, te doen deelachtig worden. Ik hoopte bij die gelegenheid door mijne inlichtingen de overtuiging te hebben te weeg gebragt, dat-Swrmame eigenlijk het meest geschikt is om door Nederlanders op ingepolderden grond geboren en opgegroeid , bevolkt te worden, en dat in de toekomst het Nederlandsch element in Suriname wel het meest behoorde te worden gevoed, opdat het niet met der lijd door een vreemd volk mogt overschaduwd worden. Nogtans vernam ik eenige maanden later, dat er eene Commissie van Duilschers voor 's Rijks rekening naar Suriname was gezonden om nasporingen te doen, in hoeverre Suriname geschikt was om door hunne landverhuizers bevolkt te worden. Ik las voorts met leedwezen
4
in onze dagbladen, dat uit Nederland vele landbouwersgezinnen naar de Vereenigde Stalen van Noord-Amerika gingen verhuizen. — Volgens de opgave voorkomende in de Siaats-Courant van 13 Junij 1854, heeft die verhuizing, gedurende het jaar 1853 bedragen aan mannen, vrouvs^en en kinderen, een getal van 1646 hoofden. Zij zijn vertrokken naar vreemde Staten en dus verloren voor Nederland. Hoe zéér is het te bejammeren dat zij zich niet te Suriname hebben kunnen vestigen, en zulks alleen omdat men heeft nagelaten het land ter bewoning en bebouwing behoorlijk voor te bereiden. Mag ik zoodanige ter zijde stelling van eene der belangrijkste aangelegenheden voor het volk van Nederland en zijne nakomelingschap, nadat ik niet heb nagelaten met bescheidenheid de Regering daarop te wijzen, overigens stilzwijgend aanzien ? Ik heb mij zulks afgevraagd, en tevens overwogen of niet nu, daar de Vertegenwoordigers der natie over de opbeuring van onze W. I. Koloniën eigenwillig hebben gesproken, het oogenhlik was geboren om ook mijne stem in het openbaar bij de hunne Ie laten hooren! Daartoe heb ik na rijp beraad besloten, en dien overeenkomstig veroorloof ik mij, eenige punten rakende Nederlandsch Guyana kortelijk aan te slippen. Ik beweer geenszins geheel nieuwe beschouwingen te zullen leveren, maar wat ik zal aangeven, is misschien lot dus ver niet zoo beknopt te zamengevoegd, als naar mijn oordeel dienstig is om te kunnen strekken lot het vormen van een goed begrip bij mijne landgenoolen over de zaak waarvan thans de rede is. In de eerste plaats moet ik wijzen op de aardrijkskundige ligging van Suriname. Is die ligging niet schoon en
ö
uitgelezen , inzonderheid met opzigl lot liet drijven van den overzeesclien handel met de meeste der hloeijende Rijken van den aardhol? De luist van Suriname is geheel vrij van klippen of gevaarlijke hanken; stormen zijn daar volstrekt ouhekend. Oei lage land is daar kwistig doorsneden met hreede en diepe rivieren voor zeeschepen hevaarbaar, op welke groote waterwegen vloed en ehhe zich geregeld afwisselen, zoodat er naar welgevallen op- en afgevaren kan worden zonder aanwending van bijkomende kracht. Langs de zee van Oost tot West, beslaat de Kolonie Suriname drie graden en eenige minuten lengte, op de Noorder Breedte van circa 60, derhalve zestig uren gaans. Hel alluviaal terrein van Suriname is gemiddeld tien uren hreed en hel kan gemakkelijk door inpoldering en doorsnijding met sloten worden droog gelegd, vermits hel hemelwater geregeld tweemalen daags kan wegloopen in de rivieren, welker verval van water negen voeten hedraagt. Dat lage gedeelte van Suriname is inzonderheid voorde kolonisatie met Nederlanders geschikt. Men vindt er Holland of liever gezegd Zeeland terug , maar met eenen altoos durenden zomer. Hel klimaat is er koesterend; op de middaguren warm, maar overigens frisch en aangenaam; de graslanden zijn er voortdurend groen; de oogsten volgen elkander te Suriname steeds op; voor winterhehoeflen valt daar niet Ie zorgen. De Zeeuwen van de IV'^e eeuw hehben dat goed hegrepen; zij waren hel, die het Avoesle land van Suriname durfden aantasten en ontginnen. De Heer MALOUET als Commissaris van den Koning van Frankrijk ms.\-Suriname gezonden om te bestuderen , hoe toch de Nederlanders daar zoo goed geslaagd waren, zeide (men zie zijne «Collection
G
de niéraoires sur les Colonies» lome 3 , p. 91) desaaugaande zeer treffend: « A Surinam oü les monlagnes sent a qninzc lieues du »l)ord de la mer, riloUandais en y abordant n'a du voir »qu'une plage immense couverle d'eau et de bois pendant »la marée, et de boue pendant Ie jusanl. C'est la, c'est »dans ce premier instant, que j'admire, et suis épouvanlé »du courage, de l'industrie, de l'audace de eet Europeen »bai'botant dans la boue et disant a son camarade: «Fai» sons ici une Colonic, desséchons ce bonrbier.» «Lorsque, de cello parole, il resulleen moins d'un siècle, »qualre cenls habilalions conligues,travaillées surlemême »plan, présenlanl Ie même ensemble d'ordre, de vues el »de moyens; lorsqu' enfin je rac suis vu sur une de ces »habilalions nouvellemenl sorties de dessous l'eau, par»courant des jardins aussi vasles aussi bien dessinées que »les Tuileries; des lerrasses aussi bien nivelées que celles »de Bellevue; des canaux de soixanle pieds de larges sur »deux milles toises de long: je nc me defends point alors »d'une impression profonde d'admiralion et qui se repêle »vivemenl chaque fois que j'en parlc. » Gemiddeld tien uren gaans van zee, wordt het land van Suriname hergadülg; hel strekt zich uit lol eene bergketen gelegen tusschen de 1° en 2« N. Breedte, waar het legen Brazilië grenst. Uit den aard der zake is dal bergachtig terrein op den duur minder vruchtbaar en vordert het bemesting zoo men hel wil bebouwen. MALOUET merkte deswege aan: «Les Hollandais onl bienlót reconnu, après »quelques essais, tous les vices des terres hautes, el ils »onl dcsséché les terres basses. Mais pour ne rien aban»donner a l'ignorance el aux fantaisies parliculières, ils »ont employé des ingénieurs habilcs, pour délerminer uu
7
,, 'l^ l I I 1 I ' \ j' I' j^ ^4.^
»plan general de desséchement et d'exploUalion. Les grands »canaux ont élé fails aux frais de la compagnie, et » chaque habilant a élé subordonné a un plan uniforme »pour son établissement personnel.» Het Nederlandsch gebied van Guyana heslaal 2,812 vierkante geograpbische mijlen; het is dus bijna vijfmaal zoo groot als het Rijk der Nederlanden in Europa, melende 894 vierkante mijlen. De Kolonie Suriname is ook ongeveer een zesde grooter dan het eiland Java met Madura er bijgerekend, bevallende deze beide te zamen 2,444 vierkanle geograpbische mijlen. Java wordt te regt in Nederland hoog geprezen wegens de millioenen schats welke het afwerpt. Maar: slechts weinige jaren geleden was het daarmede anders gesteld; — en verdient dan nu Suriname de geringschatting welke het hier te lande ondervindt, waar men wel van Java, maar volstrekt niet van Suriname schijnt te willen hooren ? De volgende authentieke opgaven mogen strekken om over Suriname en zijne hulpbronnen eenheler denkbeeld aan de natie te geven. De uitvoer van Java en Madura, heeft blijkens de 5/flfl/s. Couratit van 29/3U October 1854, over het jaar 1853 bedragen : aan diverse voorname producten van den Landbouw / 60,968,792. Onder deze producten vindt men echter dezulken , welke bepaaldelijk afkomstig zijn van de buiten bezittingen, als: tin, notcnmuscaat, foelie, peper en nagelen, ter somma van . - 4,370,009. Blijit dus aan uitgevoerde producten van Java en Aladura afkomstig /" 86 598,78S. De uitvoer van Suriname heeft in hetzelfde jaar 1855
'^^i3r-rfc-5*;«^s«8t3»."^^??--afc.':-=^^-
8
bedragen, gelijk dit is na Ie gaan uit de Staals-Couranl van 9 Junij 18S4 : aan verschillende producten der Kolonie, de waarde van f 3,002,094,10. Nu telde Java en Madura volgens het laatste Regeringsverslag rakende den staat der Koloniën van het Rijk, op ultimo 1852 eene bevolking van 9,943,075 zielen, en Suriname slechts eene bevolking van 51,382 zielen. Uit deze gegevens volgt; dat er aan producten voor den uitvoer werd opgeleverd: door Java, per hoofd f 5,69 door Suriname, per hoofd - 58,42, derhalve leverde Suriname , — de bevolking in aanmerking genomen — tienmaal zooveel op als Java. Bestaat er behalve Guyana een ander oord, dat zulk een resultaat kan aanwijzen? Ik geloof het niet. Java — zoo merkt men dikwijls aan — kan wel driemaal zooveel bevolking bevatten als thans. Zou dan het zooveel meer produclive Suriname, dat eene grootere uitgebreidheid heeft dan Java, ook zijne dertig millioenen inwoners niet kunnen voeden ? Suritiame lian bi.ina beschouwd worden als niet bevolkt le^zijn; want: wat zegt eene bevolking gelijk in getale als die der slad Utrecht, op een gebied dat 4,7 maal zoo groot is als het Rijk der Nederlanden in Europa F Maar juist in dat niet bevolkt zijn van Suriname ]\gt, naar mijne schatting, de groote waarde van die Kolonie voor Nederland. Het Nederlandsche volk kan daar van lieverlede een nieuwen Staal stichten, hetgeen niet mogelijk ware in eene overzeesche bezitting, waar bereids eene talrijke bevolking van vreemden oorsprong aanwezig zou zijn. In de toekomst zoude dan hel oude en het nieuwe Neder-
9 land zich wederkeerig kunnen ondersteunen, elkander de hand toereikende over den Atlanlischen Oceaan. In het vervolg zal de overtogt van Holland naar Suriname door zeilschepen met hulp stoomverraogen, in Iwee a drie weken tijds worden afgelegd. Het Gouvernement bevordere alzoo het koloniseren van Suriname met de gezinnen van landbouwers,die opgewektheid hebben den Nederlandschen bodem te verlaten, en men ga hierbij naar een goed beraamd plan te werk, gelijk het deden onze voorouders loen zij Suriname hebben ontgonnen , waaromtrent — gelijk reeds is gebleken — MALOÜET heeft aangemerkt: «De groote vaarten werden aangelegd voor rekening van de Compagnie, en ieder Kolonist heeft zich moeten houden aan een gemeenschappelijk plan voor den aanleg van zijne neder zetting, ^y Volgt men deze handelwijze op het lage land bij Paramaribo, en zullen de Kolonisten zich van daar als van een middelpunt allengskens uitbreiden: de zaak zal dan stellig slagen. Daarentegen houd ik het voor zeker, dat elke proef van kolonisatie in de hoogere streken van 5«mame te heginnen, moennislukken. De i-edenen voor deze meening heb ik reeds meermalen aan het Ministerie van Koloniën doen kennen; ik zal ze, om niet te wijdloopig te worden hier niet herhalen, alleen wensch ik eene ernstige en waarschuwende stem te doen hooren tegen het koloniseren in de bovenlanden van Suriname, hetgene eerst dan met goed gevolg zal kunnen geschieden , als de benedenlanden voldoende bevolkt en ontgonnen zullen wezen. Er schijnt bij zeer velen in den lande, ja schier algemeen bij de natie, de meening te beslaan , dat Suriname niet Ie bevolken is met Nederlanders , en , telkens wijst men op de mislukking der genomene proeve aan de Saramacca.
10 Hel was Ie voorzien dal de mislukking eener eersle proeve van kolonisatie een zoo noodloUig begrip moest vesligen; ik gevoelde dil, nog vóór dat die proeve een begin van uitvoering had gekregen en ik Iracblle, toen het nog tijd was (in 1842 en 1845), den Minister van Koloniën te bewegen om naar een ander plan, dat naar mijne overtuiging meer kans van welslagen opleverde , te laten te werk gaan. Ik schreef ook nog nader uit Cwmmo (in 1844) dal er in het land van meesters en slaven, eerst hel vooroordeel der vrijen tegen het verrigten van landarbeid overwonnen , en dan nog gevormd moest worden de kern van eene vri-je klasse van landbouwers, waaraan dan later de uil Europa komende Kolonisten zich zouden kunnen sluiten, daar ik meende, dat vóór dal zoodanige kern op goede gronden en voor goed gelegd mogt Avezen , elke poging van kolonisatie uil den boerenstand van ons Uijk of van welk ander oord van Europa het wezen moge, te Suriname zon mislukken. Zoodanige kern kan geacht worden thans aanwezig Ie zijn in de Kolonisten afkomstig van de gestaakte proeven aan de Sarnmacca, en welke zich vóór en na mijn vertrek uit Suriname bij Paramaribo hebben gevestigd. Die Kolonisten hebl)en mij over hunnen toestand dikwijls gesproken; zij hadden goeden moed op de toekomst en gaven dat te kennen op eene wijze, die bovenalleverdenking van niet de taal der waarheid te zijn verheven is. Het is mij belangrijk voorgekomen om in Nederland de overlniging te vesligen, dal die menschen z\ch ie Suriname te vreden gevoelden, terwijl zij hunne meening te kennen gaven dat vele landgenoolen het ook zouden zijn, zoo men aan dezen een lot verschafte gelijk aan hel hunne. Daarom geef ik hier nog eens letterlijk terug een uittreksel van
11 hun adres, dal in zL]n geheel Ic vinden is onder de slakken in bijlage C der door mij in druk uilgegevene Memorie aan den Koning van o Juli] 18ö2, bl. 78. « U slelde ons» — zoo druklen die Kolonisten zich in de laai van hel harl uit — «in stad Ie Bewijzen wal »de Hand van Een Huis vader vermag . . . . Wij Bidden » UEd. ons ook in et Moederland Ie Gedenken En zoo cl »MoogelLJk is Een Duissen Colonisatie afleweren want »log dezen zal de Blaam op ons werpen Dat wij on »Gcschik zijn tod den Arbijt O Hoevele Duizenden van »onze Land Genooten zallen U. H. W. G. Naam Zeegend Ge»denken zoo men Hun in stad wilden stellen zoo als U »ons in stad Gesteld Heef al onze poogengingen zallen »wLj aan Wenden om Hun te ondcrriglcn en Bewijzen »dat wij Niet ondank Baar zijn voor de Gunst Aan ons »Bewezen om Nuttigen Leeden Eener Malschappij Ie »worden.» «W^anl log Door U zijn wij nu in »stad ons ijgen Brool op onze Grond te verdienen. En »onbezorgdl de toekomst te Gemoet Ie Gaan.» De personen die zich zoo uitdrukten, waren degenen waarvan in bet Regeringsverslag wegens Suriname over 1852, onder het hoofd EXIROPESCUE KOLONISATIE gezegd wordt: dat zij bet etablissement aan de Saramacca hebhen verlaten om zich bij Paramaribo Ie komen nederzetten, «al»waar zij door arbeidzaamheid zich gunstig doen kennen.» Met de mededeeling van de bovenstaande beschouwingen en opmerkingen , stelde ik mij ten doel onze vertegenwoordigers, en door hen de ganscbe Natie, op te wekken, om Suriname op zijne regie waarde te schallen, en te overtuigen dat hel bevolken dier Kolonie met Nederlanders is eene zaak van een zeer groot nationaal belang. — Wordt die overtuiging gevestigd, dan zal het noch der wetgevende magt,
12
nocli der Regering aan niiiUlclen ontbreken, om Suriname uit zijn verval op te beuren, en ilc zal mij innig er over verheugen, reeds in 1846 aan den toenmaligen Minister van Koloniën geschreven te hebben: « Men versmade of vcronachtzame Suriname niet lan»ger zoo als dit vroeger heeft plaats gehad: hel is een »juweel van ongekende waarde, maar het moet nog ge»slepen worden. — Eenmaal zullen verscheidene mil»lioenen menschen hier in de ruimte leven waar nu slechts ^> zestig duizend zielen een sober bestaan vinden.» 's Gravenhage, November 18ö4.
R.F.
VAN RADERS.
MUgm^mm
j^iw"t-"*v^'wviTi-v,«'VTO!J«B»-f-
l i^^^S^SS',^*-^»» V - '
•t^gjy^^y'^dSv^''' -i^-~j^^^"??'''T^!^