~
~
""<
Voor de inrijpoort (rechts) van het Slotje Borsselen, toen Buitenzorg genaamd, slaan we een terugblik in de Ridderstraat rond 1935. Alle huizen staande tussen de beide Slotjes Borsselen en Beveren waren in deze tijd nog slechts enkele jaren oud. De sloot voor de huizen maakte het aanbrengen van bruggetjes noodzakelijk.
2483 Aan de Ridderstraat lag ook het slot Brakestein, vele jaren lang bewoond door de adellijke familie Van Oldeneel tot Oldenzeel. De baron woonde daar met drie zusters. Het slot viel vooral op door zijn prachtige tuin en mooi aangelegde vijver. De typische laan, die uitkwam in De Doelen was een geliefd object bij verliefde paartjes. Steeds werd gesproken over het gebied van Noudje Oldeneel. Het woord baron werd zelden gebruikt. En: Wie ziet nu nog in gedachten midden op de kruising de eeuwenoude lindeboom, die menige storm doorstond? Onze wandeling gaat verder door de Kloosterstraat, in de volksmond de Klinkerd. Deze naam is te danken aan het feit dat hij geheel bestraat was met zwarte vierkante keien. Op de hoek naast de al genoemde melkwinkel was het huis van de gezusters Temeldelie. Dan kwam een hele rij kleine huisjes. Daar woonden Franske Schoormans, die toen als petroleum-handelaar op de baan zat, Toke Rullens-Ligtvoet en de familie Timmerman met hun grote gezin. Dan kwam het grote herenhuis van Oomen. Weer volgde dan een drietal kleinere huizen, waarvan het middelste bewoond werd door de familie Van de Avoird. Dan volgden Minus van Tilburg met zijn melkwagen, moeder en dochter Schoormans, de familie Van Raay, de drukkerij van De Hoogh, later een van de zonen van Vermijs op de Leysenhoek, en de bekende toneelspeler en humorist Frie Loonen. En zo belanden we op de hoek bij Karel Leenaars, die daar zijn bekende manufacturenzaak dreef, maar beter bekend was als Emmerans door haar Belgische afkomst. Daar tegenover stond het grote huis van Jetje van der Aa. Zij was een zus van Anton van der Aa. Hij was de oprichter van de drukkerij en cartonnagefabriek. Al gauw werd de fabriek in de Kloosterstraat te klein. Er werd aan het kanaal een grotere gesticht onder de naam Vandra. De naam van de stichter bleef zo bewaard. Bij Van der Aa werd elke week de Relame-krant gedrukt. Elke zaterdag werd hij huis aan huis bezorgd tot aan de oorlogsjaren. Zo bleef de bevolking op de hoogte van het wel en wee in die jaren en was het een communicatiemiddel, waarvan dankbaar gebruik werd gemaakt.
2.494 i
_
,.""",".'"
\ ...
.
r:.. . .
-;
.
~
~..
!
De Keiweg, gezien vanuit de Tilburgseweg in 1960. Achter de richtingaanwijzer stond vroeger de stalhouderij van de gebroeders Kienhuis. De schuur en de stalhouderij is op 23 september 1950 afgebroken. De oude lindeboom werd op 15 april 1964 gerooid.
V/85 Direkt naast de fabriek liep de Pruimboomsteeg. Naast de nieuwbouw van Van der Aa woonde schoenmaker de Moen en Nolleke Kanters, de smid. Later betrok hij een pand op de Zandheuvel. Verderop in de Kloosterstraat woonde de familie Brouwers en daar was ook de groentehandel van Rijnaarts-van Vugt. Achter deze huizen was een soort pleintje, waar o.a. het gezin Proosten en Fikke woonden. Op de gemeentewerf stonden de wagentjes voor de lieden, die 's morgens met schop en bezem op pad gingen, om in de diverse wijken van Oosterhout de zaak weer proper te maken. Tenslotte woonden in de Kloosterstraat ook de timmerman Stadhouders, Jan Dirks de schoenlapper en slager Guusje Comelissen. We verplaatsen ons naar de Zandheuvel en beginnen bij het garagebedrijf van Wout Vermeulen en de looierij van Huyben, beter bekend als de Koekoek. Verderop woonden schilder Van Dorst, daarnaast Bartje van de Avoird, de smid Baayens, Piet van Rooten, Peet Zopfi, de schoenmaker van Dongen v.d.Louw, melkboer Huyben en tot slot boer Ligtvoet. Dan stonden er wat herenhuizen en na de oversteek kwam het huis van de familie Bol, later Walter Vermijs, van de klompenmaker Schapendonk en van de familie Cloin. Het patronaat, een verlengstuk van de St. Antoniusparochie, zal bij velen bekend zijn. Het werd beheerd door de familie Kuppens. Ze hadden er met zoon en dochters een behoorlijke dagtaak aan. Ik kan me nog herinneren dat vader Kuppens elke maandagochtend al heel vroeg op pad was, om voor 10 cent het sportblad De Maandagmorgen te verkopen. Het ging behoorlijk goed van de hand. Het bekende Dagblad van Noord-Brabant werd gedrukt in de Reigerstraat in Breda. Het was het enige blad van betekenis voor regionaal nieuws. Dit blad verzorgde ook een soort nieuwsbulletin op het bord bij de familie Bliemer op de Leysenhoek. Niet elk gezin kon zich krant of radio permitteren. Daarom was dit een welkome aanvulling, vooral bij grote sportevenementen. Tijdens de ronde van Frankrijk stond rond 6 uur de uitslag van die dag op het bord.
K"01l'$I"",I,
QO$terh"'''
~~ ~
]\ ,<,,-.'
De Zandheuvel omstreeks 1920, Spookselstraatje. Dit laatste straatje pastoor van de St. Antoniusparochie. werden. Rechts ziet U de leerlooierij
~
gezien vanuit de Kloosterstraat. Rechts was de hoek van de Zandheuvel en het kreeg nadien de naam van Pastoor Bressersstraat, zo genoemd naar de eerste De bomen die op de Zandheuvel stonden waren lei-linden, die elk jaar gesnoeid van Huijben.
':2HlY7 Al vrij spoedig deed de radio-distributie zijn intrede. Men kon drie zenders beluisteren na het betalen van een geringe bijdrage. Het geheel werd verzorgd door meneer Borstrok in het Laantje. We lopen verder door de Zandheuvel en komen bij de huizen van Toon Jansen, de stratenmaker van de gemeente, moeke Trommelen en het café het Duifje, van Den Dekker. Na een open stuk komen we bij het woonhuis van Jantje Snoeren. Hij werkte als schoenmaker in Dongen, maar hij was beter bekend door zijn agentschap van de Centrale Volksbank, oorspronkelijk ontstaan uit de gelederen van R.K. Werkliedenvereniging. Men kon dan daar naar vermogen spaarzegels kopen en elke vrijdagavond van 7 tot 8 uur werden ze door Jantje netjes ingeplakt in een spaarbankboekje. Zo konden arbeiders in die tijd toch een spaarcentje opbouwen. Het was een systeem, dat vruchten afwierp, vooral door zijn goede adviezen en zijn accurate manier van werken. Het klooster van de Franse zusters staat er heden ten dage nog op de hoek van de Zandheuvel en de Dreef. Het maakte deel uit van de zogenaamde Heilige Driehoek, met halverwege de Dreef het klooster St Catharinadal en aan het eind van de dreef het kloosters van de paters Benedictijnen. Als we door de Dreef verder lopen, komen we in het zogenaamde Boeren-end, met links en rechts wat boerderijen. Aan het eind stond het zeer bekende Geelhuis. In die jaren was het een aparte trekpleister. Voor de tram naar Dongen en later ook voor de bussen was daar een halte. Als we teruglopen, komen we bij de woonhuizen van Evers, de schoenmaker (lange tijd was hij ook koster in de St Anthoniuskerk), en van Pierre Theelen, die als kunstschilder veel bekende plekjes op het linnen vastlegde, de families Tielemans, de Deugd, Willem Adriaansen en Kuyten. Op het plein ernaast konden de boeren elke dag hun melk inleveren. Meestal werd het dan de zelfde dag nog door melkventers in de verschillende wijken aan de man gebracht. Het grote herenhuis werd toen bewoond door de heer Van Oirschot. De toenmalige landbouwers konden hier op de weegbrug ook het gewicht van hun produkten vaststellen. Nu staat hier het gebouw van de Boerenbond.
~~ Ç'(
De Coöperatieve Stoomzuivelfabriek Oosterhout was gevestigd op de Zandheuvel. Rechts het woonhuis van de direkteur van deze fabriek. Links ziet U nog een van de witgeverfde melk karretjes die door een hond werden voortgetrokken (de hond zit er onder). Thans is hier de winkel van de Boerenbond gevestigd. Deze foto is uit ongeveer 1930.
;),469 Als we verder lopen, komen we langs het snoepwinkeltje van Janske. Op het pleintje erachter woonde een zekere Peeters, de bekende wielrenner De Snoer, die veel aandacht trok, en Sjaak van der Heyden, die heel lang als groenteman op bijna alle markten te vinden was. Op de hoek stond een manufacturenzaak, waarin later de familie Tempelaars-van Vugt. Op de andere hoek stond de Sint Vincentiusschool. Vele kinderen uit de buurt kregen toen les van de al genoemde meesters Schoenmakers en Luyben. Voorbij de school stond de kruideniërswinkel van Jan van Beekhoven. En op de volgende hoek van de Zandheuvel met de St Jozefstraat stond de schoenwinkel van Willeke Baal. De St Jozefstraat heette in de volksmond de Touwbaan. Tussen de Touwbaan en de Leeuwenstraat hebben in die tijd gestaan de meubelzaak van Huyben, het café van Harrie van Raay, smidje Kanters en de groentewinkel van Toon de KortJansen. Op de gevel van deze laatste winkel stond vermeld: Mensen met smaak eten groenten uit deze zaak. We gaan nu rechtsaf de Leeuwenstraat in en vinden daar dan de timmermanszaak van Toon Roovers. Een grote poort vormde de entree naar een royale ruimte, die als werkplaats diende. Hij had er ook een paar taxi's staan. Hij maakte er menig ritje mee. Daarnaast stond de winkel van de gezusters Nooyen. Daarin was van alles te koop op het gebied van corsetterie, enz. om het vrouwelijk schoon nog verder te verfraaien. In de volgende rij huizen woonden o.a. Toontje van Gils, voerman bij Kees Maas, de familie de Vetter en bijna op de hoek de heer van Etten met zijn dierenwinkeltje en helemaal op de hoek woonde Jan Kanters-de Kort. Zijn zogenaamde CCC-dienst hield controle op verboden slachten, verhandelen van graan en de registratie van koeien en varkens. Via de Catharinastraat komen we dan bij het gezin Aarts en daarnaast bij Charles Fens, de schilder, en bij Drik Zopfi. Hij was secretaris van de R.K. Werkliedenvereniging en ook bode van het ziekenfonds. Verder moeten hier ook nog genoemd worden: Nol Oomens, de melkventer, de winkel van Van de Korput, de patatzaak van Jansen, de kolenzaak van Louis Leenaars.
:2.4'10
Daartussen stonden natuurlijk ook nog heel wat gewone woonhuizen, met "gewone", minder bekende Oosterhouters. Dan komen we bij de bekende bakkerij De Voorzorg, beheerd door de heer Huyben. Vele koekjes en krakelingen werden hier geproduceerd. Wat verderop vinden we dan schoenmaker Gerrit van de Elshout en daarnaast Olieslagers. Gieleke was van beroep sigarenmaker en verplaatste zich in een rolstoel. Maar toch kwam je hem overal tegen. En een spelletje dammen won je van hem niet gemakkelijk. Nu is de Veerse weg aan de beurt, de verbindingsweg naar Raamsdonksveer. We beginnen dan op de hoek bij het huis van meneer Stassen, die een functie had bij de B.B.A. Voorbij de R.K. begraafplaats (beheerd door de parochie St Jan) stond een looierij en dan natuurlijk het bekende café van Cornellissen, beter bekend onder de naam Den Bosser. Toen was het 't domein van SCO, die daar op zondag hun wedstrijden speelde. Er was zelfs een echte tribune. Maar er werden ook handboogwedstrijden gehouden en de biljarters konden daar in competitieverband ook hun hart ophalen. Verder woonde daar Keeske Hesseis. Hij leverde met paard en wagen de boodschappen van de grossierderij Oomen-de Kanter op de juiste plaats af. Als we de hoek omgaan, komen we in het Helleke. Destijds woonde daar de familie Vermeer. Als groenteman was hij de hele week op de baan. Als we aan de overkant terug lopen komen we langs de huizen van Van Gageldonk,de opzichter bij de gemeente, en de familie Keulemans. Verderop was in een vierkant gebouw de werkplaats van Nico v d Zanden. Hij was een echte motorfanaat en zorgde met een aantal tijdgenoten voor vele stunts. Op de kermis maakte hij zelfs een ritje in de steile wand. Het Muldersteegje was een eldorado voor jonge paartjes. Als je door liep langs het slingerende weggetje, kwam je vla de Vink en het Vaartpad langs een aantal boerderijen uit bij de brug van het Goor over het kanaal. Je moest dan wel altijd langs een modderige plas, die de Erwtkuil genoemd werd. Het was een vieze, stinkende modderpoel, waar veel huisvuil gedeponeerd zou zijn.
:24'I' Hier eindigt onze wandeling door Oosterhout in de jaren 1935 tot 1945. In deze beschrijving ontbreken natuur/ijk wel een aantal straten, b.v. de Gasstraat en de beide Kegelstraten. Maar daarover weet ik niet zoveel te vertellen. In de volgende aflevering komen o.a. aan bod: het culturele leven en de industrie van Oosterhout.
~ Oosterhout, zoals het er vanuit de lucht uitziet. Voor de toren van de St Jan staat de vroegere margarinefabriek van Verschure. Midden links het fabriekscomplex van De Hoog, oftewel de Jabtaw. Op de voorgrond de Bosstraat. Middenboven de villa in de Waterloostraat met tussen de bomen het theekoepeltje (nu bij Floralia)
Qif 'f2.
OOSTERHOUTS
DIALEKT
Chr. Buiks Het 'Ûsterouts' (en niet Wosterhouts, zoals de laatste tijd in diverse regionale kranten geschreven werd) is, evenals andere dialekten, de laatste 30 jaar sterk teruggedrongen. De oorzaken hiervan zijn iedereen wel bekend: de t.v., veel import vanuit andere taalgebieden en vooral verlies van status van de ~ialektspreker. Wie tegenwoordig op het werk nog dialekt spreekt, wordt niet voor vol aangezien. Door het verdwijnen van het dialekt gaan allerlei woorden verloren, maar ook uitdrukkingen en zinsconstructies. Een eeuw geleden was het nog zo, dat men aan de spraak kon horen of iemand uit Princenhage, Zundert of b.v. Dongen kwam. Zelfs binnen Breda was er verschil tussen het dialekt van de Haagdijk en het Ginnekenseinde etc. Zo zal er ook binnen Oosterhout verschil zijn geweest tussen het dialekt van b.v. Dorst en Oosteind. Zelfs binnen gezinnen kunnen nog wel eens verschillen bestaan, vooral dan in het gebruik van bepaalde woorden. Maar door voortdurende uitwisseling worden dialekten steeds vermengd en daardoor eenvormiger. Begin vorige eeuw (1836) legde Hoeufft een paar duizend woorden uit het Bredase dialekt vast op papier. Het is één van de vroegste idiotica van het Nederlandse taalgebied. Hoewel het Oosterhoutse dialekt wel iets verschilde van het Bredase, lijken er sinds Hoeufft toch al veel dialektwoorden verdwenen te zijn. De schrijfwijze van het dialekt levert steeds problemen op. Er is tegenwoordig zelfs een speciaal fonetisch schrift voor dialekt ontwikkeld. De schrijfwijze die in dit artikel gevolgd wordt is een compromis tussen juiste weergave van de klanken en de leesbaarheid. Sommige klanken zijn heel moeilijk weer te geven. Zo is de Oosterhoutse langgerekte 0, zoals in lopen, bomen heel donker, ze heeft haast dezelfde klank als de ui. In het onderstaande schrijven we voor deze 0 dan ook een ui,
dus schuin=schoon;luipe=lopenetc.
'.W'I3 We laten hieronder enkele honderden woorden de revue passeren. Het is niet zo dat deze woorden uitsluitend in het Oosterhoutse dialekt bekend zijn. Naar zo'n woord zou men wel heel lang moeten zoeken. *Abbeseren. abbeseer (ook: affesser) es un bietje. Van Fra. avancer =opschieten *Aflaaie. Ik zal het peert es aflaaie. Een dier een eind laten lopen om het zijn energie kwijt te laten raken. *Alzeleive. Nou heddet alzeleive! Nou is het helemaal raak. *Aorig. Dès nun aorige. Dat is een vreemd iemand. *April. Dè was nun stijle april aon den dijk. Oprit. Van Fra. appareille. Zie WNT 569. In de meeste dialekten vervonnd tot Opril. *Balen schort. Fien had nun balen schort aan. Schort van jute (net als het materiaal van aardappel- en graanzakken) *Ballast. Hij was mej den ballast aan ut werken. Schop met opstaande randen om b.v. mest uit goten te scheppen. *Baos. Ik zal den baas es roepe. Baas =gezinshoofd. *Batjeminen. Hij kreeg lèluk op zun batjeminen. Hij kreeg op zijn falie. Ook: 't ies naor de batjemine: Het is kapot. *Batraof. Dè lek me nun wilde batraaf. Woest en vernielzuchtig kind. *Bats. Gif me de bats es aan. Schop met gekromd blad. Niet zo geschikt om mee te spitten, maar meer om iets mee op te scheppen. Niet bekend bij Goosenaerts. *Begaoyen. Wè hèddet toch begaaid. Wat heb je de boel toch bedorven. Het woord was in het innl o.a. bekend in de betek. slecht behandelen, mishandelen, toetakelen' *Behemst. Wè doede toch behemst. Waarsch in verband te brengen met mnl. 'behendelijc': geheim, heimelijk. *Besjoeren, eruit. Hij besjoerde ze ammel naar buite. Hij werkte ze allemaal naar buiten. *Bekaanst. Ik viel bekaanst van de trap. Bijna. In het mnl. bekend als 'bicant, becant'. Vgl. Eng. bij chance? In andere dorpen in de Baronie hoort men wel: bekaant (b.v. in Gilze, Zie: W. van Gestel: Streekdialekt, De Mulder 45 (1993), p.21)
Il1.;'14
*Benukt. Bende nou benukt. Ben je nou helemaal gek? Ook wel gebruikt om de waarheid van een verhaal te ontkennen. Iemand die in dure kleren liep had 'veul geneuk'. In het dialekt zijn veel woorden bewaard die in het A.B.N. als te negatief werden aangevoeld. *Berelaaier. Wès dè toch nun berelaaier. Lett: iem die met een beer als attractie rond trok. Ruig en ongelikt persoon. *Besnieten. Hij zal ut lèluk motte besniete. Hij zal er veel schade bij lijden; hij zal er veel nadeel van hebben. Mogelijk van mnl. Besniden met als betekenis o.a. besnoeien, in waarde verminderen. *Bestel. Den bakker hèt de beste ne al gebrocht. Bestel: plat broodje (min of meer in de vorm van een beschuit) met anijssmaak. *Bestuiten. Ge mot urn nie te veul bestuite. Ophemelen, prijzen. *Besweintje. Hedde nog een besweintje eirrepel vur me? Een kleine hoeveelheid, een beetje. Van Fra. besoin? *Biezen. Hijliep toch altlj zo te bieze. Hij is altijd zenuwachtig druk in de weer. *Blak. Dè sal nog wel es vur den blakke komme. Dat zal nog wel eens uitkomen, algemeen bekend worden. Vgl Hoefft, p.72. *Blaoyen. Janus hèt ze flinkgeblaoyt. Hij heeft veel geld ontvangen. Van mnl. Bladen= de vruchten inzamelen. In oude kloosters (b.v. Tonger/o) had men steeds een registrum bladorum, waarin de inkomsten (b.v. pachten, erfcynsen) werden opgetekend.
*Blinddaos. Tusse de hègge stiktetvan de blinddaoze.Soort langwerpigevlieg die gemeen kan steken; paardevlieg. Komtalleen voor vanafjuli (tot eind sept.) Vroegerzeer lastigvoor het vee, omdat ze er veel naar trapten en er met de staart naar sloegen. Blindomdat ze blijvenzitten en makkelijkdood zijnte slaan? Volgenshet WNT2858 worden ze echter zo genoemd om de onbesuisdheid waarmeeze tegen helderwittemurenaan komenvliegen. VolgensGoosenaerts,p.103,echter omdatze ookwel op kleren gaan zitten en zich ook makkelijkerdan andere soortenalten vatten.
.t4'(5" "'BIuite. Keesoom is zun waoi aon et bluite. luite=bloten= het gras afmaaien dat de koeien (vooral rondom de geilbossen) bij het grazen hebben laten staan. "'Boecht. De peekuil hadde ze mej wè boecht afgedekt. Bocht, ruigte, restanten van planten. "'Boef. Dè ies me toch nun boef. Een ondeugend kind. "'Bojemen. Ge mot den hooitas nog bojeme. Een bodem van musterds onder de hooitas leggen. "'Bombarie. Den dieje hèt toch zoveul bombarie. Is een echte opschepper. "'Bovenèrrums. Hij sloegter van bovenèrrums op. Met volle kracht. Dus niet alleen lichtjes met gebruik van de onderarm. "'Braoike. Giestere hadde we een lekker braoike. Restant van het middageten, dat b.v. 's avonds geconsumeerd werd. "'Broekhannik. Ik zaag nun broekhannik in ut bos. Vlaamse gaai, in sommige dialekten ook: hannikbroek. Ook gebezigd voor: opschepper. "'Brul. Hijhèt un veirs gekocht mar et was nun brul. Brul: koe die niet drachtig wilworden, ondanks het feit dat ze veelvuldig tochtig is. Vertoont ook afwijkend gedrag. Zie Woordenboek van de Brabantse dialecten, 3, p.427.Een kwee is een koe die nooit tochtig wordt .Een kwee is meestal een lid van een gemengde tweeling, waarbij de hormonen van het stierkalf ervoor zorgen dat het vrouwelijk lid van de tweeling onvruchtbaar wordt. Zie Goossenaerts, p.148 en 437. "'Bukzuut. Die appels wurre vlug bukzuut. Zijn vlug halfrot. Het W.N.T. kent alleen buikziek (kolom 1757) "'Buketuin. Nun buketuin blèft in de winter ook diecht. Heg van beukeheesters. Tuin =omheining. Vgl. Duits Zaun. Later kreeg tuin de betekenis van het door de omheining omgevene. In het dialekt geeft men de tuin steeds aan met Hof. "'Butsen. De trommel zaat vol mej butse. Deuken. Het W.N.T.1933 geeft voor buts: bult, maar ook deuk, het omgekeerde van bult.
:'('-1'16
-Dabben. Wè bende toch aon et dabbe. Morsen, knoeien. Ook werd iemand die zijn geld snel uitgaf 'nun dabbert' genoemd. Aardappelen moesten, nadat ze met de riek uit de grond waren gestoken, nog 'uitgedabt' worden. Zie W.N.T. 2205. -Dam. De kèr viel om in den dam. Oprit naar akker, weiland. -Del. Die meit is nun echte del. Sloerie, licht van zeden. -Destag. Destags jest hier mart. Dinsdag. De uitspraak Destdag hoort men vrijwel niet meer. Vrijwel alleen gehoord van mijn grootvader C.Timmermans. -Dol. Hijmot veul dol mej dur hebbe. Dol=moeite, problemen. Vgl. Hoefft, p.116
-Durslag. Dun durslag staot op taofel. Dit woord is al een generatie geleden uit het spraakgebruik verdwenen. Geen gereedschap om spijkers dieper het hout in te slaan, maar een vergietvan aardewerk.ZieW.N.T.3047. -Durpel. Hij durfde daor bijna niemer over den durpel te komme. Zelfde als drempel .Van mnl. Doorpale=deurpaal. -Durwas. Derstaot dees jaor veul durwasin het graon. Graan dat gegroeid is uit op de aarde gevallen halmen (na storm). Volgens Hoefft, p.122 zou men er echter het onkruidmee bedoelen. Er zijn ook planten die Doorwas heten, n.l. Koekruid(insommigedialekten,Zie: Heukels: Woordenboekder Nederlandschevolksnamenvan planten, p.267)en de echte Doorwas,Bupleurum.Beideplanten hebben boven enkele samengegroeidebladeren een hoog opschietendestengel. Was <wassen =groeien.Vgl.
ook WNT 3103. -Eike. Tls nun eiken. Hij is eigenwijs. Net zo weinig soepel als eikehout. -Eve'. Ikgeluif evel dètie gedaon hèt. Ikgeloof evenwel dat hij het gedaan heeft. Evel =evenwel. -Faant. Faante staon bekend as opscheppers. Faant= iemand uit Raamsdonksveer. Vroeger liepen de Faanten met een mand met vis langs de huizen. Volgens Hoefft (p.148) zou het woord eigenlijkvoetganger betekenen. -Flip. Komt oewen flip vanavond? Flip =vrijer. -Frakske. Dè frakske les vèrslete. Boerenkiel, jasje.
;l~ til *Gebroken.Hij kwaam net in ut gebrokene. Op een tijd die niet goed uitkwam. *Geraokthei. Opa hèt een geraokthei gekregen. Een beroerte. *Geire. Hijdaeget geire genog. Graag. Ontstaan uit gaarne. *Gertje. Hij snee een gertje uit de heg. Gertje
geuns. Van links naar rechts, op en neer. Geuns zal samenhangen met ginder. Maar herrest? Hetzelfde als her =linksaf(bij paarden). Vgl de uitdrukking:van hot naar haar. Ofvan hier? *Hok.Het graon ston in hokkenopgezet. Groepen schoven van meestal6 of 8 stuks. *Hoosvat.Oons hoosvatwaarverslete.Soortschep om graan op te scheppen, schepel. Hozen =Ieeg scheppen. Vgl.
W.N.T. 1105 *Horen. Hijwier op t lest niemer zo goet. De verleden tijd van horen is: wier (gelijkaan de verleden tijd van zijn: hij wier zeventig). *Houtere peirt. Hij was hout aont zaoge op ut houtere peirt. Stellage waarop takken en stammen gezaagd kunnen worden, gemaakt van kruiselings aan elkaar geslagen balkjes. Houtere in navolging van ijzeren.
2..'-iqiY *Hubkes. Ties vandaag Hubertus, we zalle de koei maor es wè hupkes geven. Kleine gewijde broodjes die op 3 nov. (St.Hubertus) aan het vee gegeven werden ter voorkoming van honsdolheid. *'ngespannen zijn. We zalle jou ies helpen inspannen. Van het nodige voorzien, in het bijzonder bij naderende trouwerij. Iemand uitspannen =beroven van allerlei goederen, waardoor hij niet meer zijn werk kan doen en b.v. failliet
gaat. *Japies. Wij hebben giestere de lèste japies in den kuil gereje. Japie =voederbiet, mangelwortel. Steekt in tegenstelling tot de suikerbiet een heel eind boven de grond uit en werd gebruikt voor het rundvee. Rasnaam? *Jèit. Ut ies nen jèiten donder. Heet gebakerd, werkt hard. *Jeiger. De gierton wier mej den jeiger uitgeschept. Emmer aan een lange steel om gier op te scheppen, "Kaoi. Ut was een kaoi koei. Kwaad, slecht. "Kèrmil. Vroeger hadde de boere hier soms kèrmil om bessems van te maken. Geen Kamille, maar een zeer oud cultuurgewas: de huttentut. Leverde ook olie. "Kiltjes. Vinde kiltjes ok zo lekker? Keeltjes =raapstelen. Hoefft schrijft (p.286) hierover: 'Zeker moeskruid, zynde het jonge knollenloof. Hij onderstelt dat het te maken heeft met caulis =steel. Elders noemt men deze groente volgens hem wel Steel-loof. Andere namen zijn: lange rapen, meiknollen, prikken, stooren. stelen, stengelmoes, stengels etc. (Heukels,p. 43.44) *Kemp. Kemp wier vural verbouwd om tou van te maoke. Kemp is een oude ontlening aan Lat. Cannabis (>Kennip>kemp) de nu weer zo bekende hennep. *Kerrekiekas. Ut waar un ou kerrekiekas. Oude troep. "Kiebes. Ik zal de kiebeskes eens wè hooi geven. Kalveren. Werden ook wel geroepen met 'kieb,kieb..', b.v. als ze voer kregen. *Kiem. Hij ies toch zo kiem. Kieskeurig bij het eten. Volgens Hoefft zou het woord ook al bij Kilaen (17e eeuw) voor~ komen. *Kinkelut. In de polder zaat ut vol kinkelutte. Kikkers.
'24 'fq *Klaamper.Diejeduivemulleker hat ut nie op dieje klaamper. Roofvogel, speciaal de torenvalk. In het begin van de vorige eeuw werd het vangen van ratten en muizen door katten 'klampen' genoemd (Hoefft, p.298).In het Mnl. is een clamvogel een roofvogel (Verdam. p.292). *Klèts. Ik heb daor een flinke klèts opgeluipe. Kou gevat. *Klokkebaaie. Wij ware in julie nog klokkebaaie wieste plukke. Eén van de vele namen voor de bosbes. Baai =bei =bes. Klok naar de vorm van de bloem. *Klouw.Gift den vlieger nog un bietje klouw. Het touw van de vlieger iets langer maken, iets laten vieren. Waarschijnlijk ligt aan dit woord het mnl Clouwe =kluwen ten grondslag. *Kluitveger.Wè iest toch nun kluitveger. Lapswans, nietsnut. *Koekeloeren. Hij ston dur ut raomke te koekeloere. Stiekem kijken *Koffiedrinken.We gaon seffes koffiedrinke. Niet alleen koffie drinken, maar ook een boterham eten, rond 4 uur. *Koop. Ge ben nun aorige koop. Eigenlijk: Koop =Jacobus. Vgl. Piet Snot, enz. *Kop. Hij bestelde drie kop eirrepel. Een kop is een bepaalde maat. Werd afgemeten in een klein vaatje van 1/4 lopen ofwel 5,6 liter. Op de kop zat ook altijd een kop, dat wil zeggen: er werd een overmaat gegeven. *Koplul. Och gij, koplul. Scheldwoord. Equivalent van het tegenwoordige eikel. *Kort in de kèr. Onze Piet ies nogal kort in de kèr. Heet gebakerd, gauw boos. *Krib. Ik heb de kripkes al gebraoje. 'Kort' vlees van het varken. Werd alleen gegeten enkele dagen na de slacht. Volgens het W.N.T.283 een rund- of kalfslapje. *Kruidore. Ik heb me gestoke bij ut plukke van de kruidores. Kruisbes. Heeft zeer veel verschillende namen in allerlei dialekten. (Heukels, p.210,211). *Krieken.Krieken geve goed wermte. Krieken zijn de restanten van het houtvuur van de vorige dag. Ze geven meer warmte dan gewoon hout (soort houtskool). Een ander woord kriek slaat op een klein soort zure kers. Het W.N.T. 264 geeft: krik, het zou een klanknabootsing zijn van het geluid dat brandende krieken maken.
.2.SCJO
"Kuus. De kuuskes liepen in de modder te dabben. Varken. Elders in Noord-Brabant ook: de naam voor de kalveren. "Kwak. In dieje zak zaat mar een klein kwakske graon. Kwak =hoeveelheid. Vgl. kwikken. "Kwikken. Kwikt dees maand ies. Kwikken =optillen om te meten hoe zwaar iets is.vgl. Hoeufft, p.345. "Lapbuinen. De lapbuinen ziete dees jaor jélemaol onder de luis. Tuinboon. Zie Goosenaerts, p.443. Lab of lap van de wolachtige schil. Volgens anderen een afleiding uit laakboon: boon die op moerassige grond groeit; ws. onjuist. "Leivendig. les die nog leivendig?,ln leven. "Lekkertje. Hier hedde een lekkertje. Snoepje. "Liecht. Hij spande het peirt uit en zette de liecht onder de kèr. Stut om de kar (erkar) niet te laten vallen. "Liechteluk. Hij hèt liechteluk gelijk. Waarschijnlijk. "Liechten (met een donker kerske). Pas mar op of ik zal jou ies liechte met een donker kerske. Betekent letterlijk iemand niet van hulp zijn. Tegenwerken. "Lijk gaan, te. We zijn mej zun drieje te lijk gegaon bij tante Pietje. Naar de uitvaart gaan. "Loecht. Der kwaam me toch een loecht aon. Lucht, dreigende wolken. "Loeder. Die van ...ies me toch een loeder. Gemeen wijf. In het mnl. betekende loeder: lokaas, verlokkende gestalte. Begin 1ge eeuw was de betekenis negatiever dan daarvoor nl. vrouw van lichte zeden (Hoeufft, p.363). Ook negatiever dan de huidige betekenis. "Meleur. Daor kande gruite meleure mej krijge. Ongelukken. Van Fra. Malheur =ongeluk. *Miemui. 't les toch zon miemui. Kletskous, ook: zeurpiet. Eigenlijk tante Mie,want mui = tante. *Mijeluk. Dès een mijeluke kruising. Gevaarlijk, dus te mijden. "Moos. Mèstal aten ze in de moos. Keuken. Het woord komt in de Baronie voor het eerst voor in de 16e eeuw (op het kasteel van Strijen, 1546). Hoeufft houdt het voor vuinishok, aan de keuken grenzend (p.394). Het woord hangt samen met mnl. Mose =modder, slijk. In de moos werd de afwas gedaan en via het mozegat liep het water naar buiten.
:J."SOl
~Muntig.
Hij had drie muntigebjèesteIn de waai luipe.Muntig
=niet drachtig. Zou afgeleid zijn van mund =man, dus een koe die naar de stier zou moeten (Hoeufft, p.398). Vgl. ook W.N.T. 1255. Gezelle denkt dat munte is afgeleid van Munke =non (maar ook een onvruchtbare zeug) (Loquela, p.335). ~Naauwte dienen. Wè bènde toch naauw te dienen. Wat stel je toch hoge eisen. ~Nijig. Hij wier un bietje nijig. Geprikkeld, boos. Ook: fel. ~Nirreken. De koei laage te nirreken. Herkauwen. Van mnl. Edericken =herkauwen, met voorgevoegde -no ~Nuis.Ze zaate mej zun alle in den nuis. Huiskamer. ~Ommes. Ut zal ommes nie waor zijn. Immers. ~Ont. In von ut een onte streek. gemeen, laaghartig. Waarschijnlijk afgeleid van hond, een dier dat in zeer laag aanzien stond. Hoeufft denkt aan een samen-trekking uit onnut (p.426). ~Onterik. Dè was ne gèven onterik. Onbetrouwbaar iemand. ~Ontighèt. Wè ies dè nou vur ontighèt. Gemene streek. ~Opgeuren. Na ut ete van die juine begon tie flink op te geure. Oprispen. ~Opzetten. Hij zette drie kallever op. Hij kocht drie kalveren (b.v. om te mesten) ~Ouwer. Hebbe ze tegeswurrig gin eerbied mèr vur nun ouwer. Iemand die ouder is, b.v. opa en oma. ~Overentie. Dieje stoel heb ik nou in overentie. Over. ~Overlezen. In GiJs wuinde iemand die kon oe overlezen. Iemand onttoveren. (vgl. Hoeufft, p.442). ~Past. Ga uit de weg. ~Pelleker.Zette gij de pelleker effe op zun plak? Lange middenpaal van twee schuurdeuren, waaraan deze met behulp van een grote kram (aan de pelleker) en een stuk
houtwerdenbevestigd.
.
~Perreweps. Hij was lèluk gestooke dur een perreweps. Wesp. perre van paarde of van lat. Paravespula, de latijnse naam voor de wesp? Para omdat ze lijken op de echte, maar veel grotere wesp: de Hoornaar, Vespa crabo, die ook veel gemener steekt.
~Persies.Persies,dè wook marzegge.Persies=juist.
25D2 "'Poeleke. De poelekes liepe In den hof. Poeleke ::::kuikentje. Van Fra. Poule=kip. "'Pontificaol. Hij liepter pontificaol bij. Van pontifex. Mooi uitgedost. "'Potstuk. Hij ies un vervelend potstuk. Lastpost. Heeft het iets te maken met de bloeiende pottebakkerij in Oosterhout? "'Prulleke. Kom es hier prulleke, dak oe hellup. Sukkelaar. "'Putje. Ik heb nog een putje vur oe. Taak, werk. "'Raggen. De bjèste liepe dur de waai te ragge. Wild te lopen en springen. (vgl. Hoeufft, p.481). "'Rechten. Daor zalle we dan om motte rechte. Rechtzaak aanspannen. "'Reek. Van et huurlaant zalle we wè reek trekke. Reek =vergoeding voor geleden schade voor de verbetering van de grond in de loop der huu~aren, voor de bemesting in het laatste jaar etc.). Vroeger was dit woord vooral in gebruik bij verhuur van boerderijen, waarbij dan de pachter de opdracht kreeg de gebouwen in goede reke te houden. "'Rèèp. Gij het nun schuine rèèp. Een velg van een fiets. Vroeger mogelijk een reep van een ton. "'Rettereren. Luip toch nie zo te rettereren. Zenuwachtig op en neer lopen, ijsberen. Van fra. retirer? "'Roggemik. Haolde gij bij den bakker ies twèj roggemikskes. Roggebroden. "'Rouwenis. Jest motte de rouwenis van diejen akker afmaaie. Ruigte. "'Ruissen. Hij liep den godgaansen dag te ruissen. Krabben. "'Sabbelen. Het kalf sabbelde aon de koeieuier. "'Schaol. De eirrepellaage in de schaol. Schaal, kom. "'Schaaien. Nou wil ik wel ies wete hoe dètet hier schaait. Lett: waar hier de grens, de scheiding is. Willen weten wat de waarheid is, hoe de zaken er precies bij staan. "'Scheil. Dur zaat gin scheil op de kan. Deksel. Van mnl. schedel::::deksel. "'Schoeber. Dieje Janus dès mar nun erme schoeber. Schooier. Volgens Hoeufft (p.522) afkomstig van schobben =krabben.
~o3 *Schotteldoek. Zij deej den afwas mej den schotteldoek.
Theedoek. *Schouw. Hij keek èèl schouw uit zijn uige. Hij keek helemaal verwilderd uit zijn ogen. *Schouwzeisie. Hijwas de schouwzeisie aon ut aore. Zeis om sloten mee schoon te maken, de waterplanten er uit te maaien. *Schrabben. Zij zaat peekes te schrabbe. Met een mes van de dunne buitenste laag ontdoen door er loodrecht met enige druk over heen te gaan, schrappen. *Schrepel. Hij hat zunne schrepel tussen de peeje laote lègge. Hak om onkruid tussen bieten en andere hakvruchten te verwijderen. Het woord zal wel verband houden met Schrapen (mnl.schrepen). *Schriepel. Ut was nun schriepele hannik. Mager persoon. Hannik van Hannin =Jan? *Schurring. Hij gong wè huij van de schurring haole. Zolder boven de stal, waarop het hooi lag. Naam houdt verband metschoren= ondersteunen.
*Simmen.Ziet nie zo te simmen, ut komt ammel weer goed. Simmen =huilen. Eig. een gezicht als een aap (=sim) trekken.Ammelis een samentrekkingvan allemaal *Sjappie. Ik kwaamtoch zon aorigsjappietege. Eigenaardige. onbetrouwbare persoon. *Slaaihielen. Och gij meej oew slaoihiele. Kromme benen. *Slameur. Meej de brakke hedde dikkels veul slameur. Zorgen, beslommeringen (zie Hoeufft, p.545). *Slibberen. De brakke waore op de stoep aan ut slibbere. Baantje glijden op het ijs. *Slijkens. Hij had de kèr slijkens vol gelaoje. Glad afgestreken tot de rand. *Smoor. Bij ut iege begon het flinkte smore. Stuiven. *Smos. Ut smoste vanmorrege nog un bietje. Zacht regenen. *Snukken. Ge mot nie aan de tou snukken. Plotseling trekken. *Sobedjène. Ik zal sobedjène nog ies effe kijke. Direkt. Eigenlijk:zo meteen. *Spinnekoren. Spinnekorens smaoke nie echt lèkker. De rode vrucht van de Meidoorn.
~ 5'oLt *Spui5ten. De ketel lag half vol spuiste. Allerlei graanafval, spurrie, lijnzaad, kaf etc. als voedsel voor de koeien. Werd in een grote ketel met water gekookt. *Staoi. Doe nou mar op staoi aan. Rustig. Van mnl. stade. *Stou. Hijhad een schuin stou vee luipe. Stouw =kudde. *Straoyen. Hij straoyde de koei wel vijf keer per dag. Nieuw stro onder de koeien werpen, zodat ze weer droog liggen. *Strijen. Die tweej motte altij strlje. Bekvechten. *Stripke. Daar luipt un stripke dur. Die is niet goed snik. *Te5t. Slaotem op zunne test. Test =hoofd, vgl. Fra. Tête, ook van teste afkomstig. *Teuten. Stao toch nie zo te teute. Treuzelen. Vgl. Hoeufft, p.597 die verband legt met het Engels Natel-gaas =treuzelgansje. *Tiet. Hijriep: tiet,tiet.. Lokroep voor de kippen. *Tijd. lest in dieje tijd? Is het zo laat, in de zin van: staan de zaken er zo voor? *Tijd. Hij kwaam zomar ies bij tije. Hij kwam zo maar eens af en toe. *Tommert. Dur was dees jaar veul tammert. Tommert
*Tripselen.Vurde koeigemollekewier,ston ze nogalte tripsele. Op dezelfde plaats staande heen en weer bewegen met de poten. Verwantmet trippelen. Frekwentatiefbij trappen? *Uitliecht.Ikdoe de laamp uit,wanthet ies al uitliecht.Het is al helemaallichtbuiten.Lijktnogaleen beperktverspreidingsgebiedte hebben.Althansniet bekendbijGezelleof Hoeufft. Waarschijnlijkvan mnl. utelichten =licht uitstralen. *Uitzakken. Ik zal oe es uitzakken vur vanmiddag. Middagetenklaarmakenom mee te geven naar het veld. *Varen,kontje. Dè zal oew kontjewel vaore. Jezult het wel anders en slechterkrijgen. *Verabbezakken. Wij zalle dè wel ies effe verabbezakke. Regelen.
2fJ7>5 .Vierurebotteram.
Ze mokte de vierurebotteram klaor. De maaltijd van 4 uur 's middags: boterhammen met koffielthee. .Vlaggen. Ge mot de hegkaante nog es een bietje uitvlagge. Met de vlagzeis het onkruid verwijderen. .Voert. Ut zal voert nie lang meer duren. Het zal nou wel niet meer lang duren. .Voetezak. Meej zukke weer hèdde den voetezak wel nuidig. Kussen om op het voeteneind van het bed te leggen. .Vreet. Hij was er vreet gruits op. Vreet =erg. .Vuil. Dur ston veul vuil op diejen akker. Onkruid. .Weerbieje. Kom jongens, bie weer! Aan de slag, aan het werk. Volgens Hoeufft: zijn uiterste best doen. Eigenlijk van weerstand bieden (p. 675, 676). .Weiteren. Hedde gij de kalfkes al geweitert? Drinken gegeven. Van mnl. wateren =drenken. .Wezenluk. lest wezenluk? Echt. .Wieskante. Aon wieskaante van de weg laage sluite. Wederzijde. .Wijd op scheut. Nou bende toch al wijd op scheut. Ver gevorderd. .Wit zijn met iemand. Vraogde gij ut urn mar, gullie zijt nogal wiet meej mekaor. Elkaar mogen. .Zavel. In diej waai zaat nogal wè zavel. Eigenlijk: wit zand, maar in Oosterhout ook wel mengsel van zand en klei, basterdgrond. Te vinden in een lijn oost-west ongeveer ter hoogte van de Slotbossche toren, waar zand aan klei grensde. .Ziecht. Hij was de gast meej de ziecht aon het afdoen. Zicht, korte zeis om graan te maaien. Gast =gerst, tegenwoordig meestal hetzelfde uitgesproken als in het ABN. .Zijiige. Och, dè ies toch zonne zijiige. Burgermannetje, uiterste precies en niet uit de plooi te krijgen persoon. .Zonk. Hij reej mej de kèr dur den zonk. Inzinking, kuil.
~()6 Literatuur: Hoeufft, J.H.: Proeve van Bredaasch Taaleigen (1836). Gezelle, Guido: Loquela, Amsterdam (1907). Goossenaerts, Dr. J.: De taal van en om het landbouwbedrijf in het N.-W van de Kempen, Gent (1958). Verdam. Dr. J.: Middelnederlandsch handwoordenboek. Vromans, Drs. J., Dr. A. Weynen en drs. J. Berns: Woordenboek van de Brabantse dialecten, afl.3 (1976). Woordenboek der Nederlandsche Taal (WN. 1.)
-
,
,
I
I
Wijmakenook voor U alle mogelijkemodellen
:~; Jj.
TRAPPEN.DEUREN.KOZIJNEN
\'
.DOE HET ZELF'
M.VAN DERAVOIRD Keiweg 127
Vraagvrijblijvendprijsopgave HOUT-,BOARD-ENTRIPLEXHANDEL
Telefoon (01620) 54133
4902 PC Oosterhout
(Slreldlcblppel - IjZlrwlrel - bali- el
sluitwerk
buialloudllljkllrtlkellLNu.k Illitllurvlel).
A.
BROEDOVEN
1001 artIk8I8n KIoo8t8r8trut 2 . 008t8rh0ut
YOOI'
. Tel. 53837