Regenwater op bedrijventerreinen
R001-4270427FCB-leh-V01-NL
Verantwoording Titel Opdrachtgever Projectleider Auteur(s) Projectnummer Aantal pagina's Handtekening
Regenwater op bedrijventerreinen Waterschap Reest en Wieden ir. F.C. Boogaard ir. P.P. van der Pijl, ir. F.C. Boogaard 4270427 18 (exclusief bijlagen)
Datum
3 februari 2005
Colofon Tauw Deventer afdeling Stedelijk Gebied & Infrastructuur Handelskade 11 Postbus 133 7400 AC Deventer Telefoon (0570) 69 99 11 Fax (0570) 69 96 66
Dit document is eigendom van de opdrachtgever en mag door hem worden gebruikt voor het doel waarvoor het is vervaardigd. In geval van een ontwerp is het de opdrachtgever niet toegestaan het ontwerp geheel of gedeeltelijk in herhaling uit te voeren zonder uitdrukkelijke toestemming van Tauw bv. De auteursrechten inzake dit document blijven berusten bij Tauw bv. Kwaliteit en verbetering van product en proces hebben bij Tauw bv een hoge prioriteit. Tauw hanteert daartoe een managementsysteem, dat is gecertificeerd dan wel geaccrediteerd volgens: - NEN-EN-ISO 9001.
R001-4270427FCB-leh-V01-NL
Regenwater op bedrijventerreinen
Inhoud 1 Inleiding ..................................................................................................................................4 1.1 Aanleiding ....................................................................................................................4 1.2 Doelstelling ..................................................................................................................4 1.3 Leeswijzer ....................................................................................................................4 2 Opzet onderzoek ....................................................................................................................5 2.1 Inleiding........................................................................................................................5 2.2 Opzet onderzoek..........................................................................................................5 2.3 Literatuur onderzoek ....................................................................................................5 2.3.1 Algemeen.....................................................................................................5 2.3.2 Literatuurgegevens ......................................................................................6 2.3.3 Conclusie literatuuronderzoek......................................................................7 2.4 Praktijkonderzoek.........................................................................................................7 2.4.1 Algemene bemonsteringssystematiek..........................................................7 2.4.2 Inventarisatie bestaande lozingen................................................................7 2.4.3 Selectie geschikte locaties ...........................................................................8 2.4.4 Bemonsteringen...........................................................................................8 2.4.5 Parameters ..................................................................................................8 3 Resultaten praktijkonderzoek..................................................................................................9 3.1 Waarnemingen veldbezoek..........................................................................................9 3.2 Evaluaties van de bemonsteringen ..............................................................................9 3.3 Kwaliteit afstromend regenwater ................................................................................10 3.4 Kwaliteit van het hemelwater......................................................................................12 4 Discussie ..............................................................................................................................14 5 Samenvatting en conclusies .................................................................................................15 5.1 Samenvatting .............................................................................................................15 5.2 Conclusies .................................................................................................................15 5.3 Aanbevelingen ...........................................................................................................16 Bijlage(n) 1. 2. 3. 4. 5.
Literatuuronderzoek Praktijkonderzoek Analyselijsten Bewerkte meetresultaten Normen
R001-4270427FCB-leh-V01-NL
3
Regenwater op bedrijventerreinen
1 Inleiding 1.1
Aanleiding
Het waterschap Reest en Wieden wil van alle bronnen van vervuiling van het oppervlaktewater meer kennis ontwikkelen. Het gaat zowel om diffuse als om puntbronnen. Eén van de puntbronnen is de emissie uit rioolstelsels. Op bedrijventerreinen zijn specifieke problemen en stoffen, waar het waterschap meer inzicht in wil krijgen. Het gaat bijvoorbeeld om op- en overslag van stoffen, uitlogende materialen of reinigingsactiviteiten.
1.2
Doelstelling
Het doel is het vaststellen van de kwaliteit van afstromend regenwater van bedrijven- en bedrijfsterreinen binnen het beheersgebied van Reest en Wieden (R&W). Het achterliggende doel is dat de resultaten van dit onderzoek kunnen worden gebruikt voor het opstellen van beleid ten aanzien van afkoppelen van verhard oppervlak op bedrijventerreinen.
1.3
Leeswijzer
In deze rapportage wordt het gehele onderzoek beschreven. Begonnen is met een literatuuronderzoek naar de vuilemissie op bedrijventerreinen, een samenvatting van de literatuurstudie is weergegeven in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 2 is tevens de opzet van het praktijkonderzoek beschreven. De resultaten van de bemonsteringen zijn beschreven in hoofdstuk 3. In hoofdstuk 5 wordt afgesloten met de conclusies en aanbevelingen.
R001-4270427FCB-leh-V01-NL
4
Regenwater op bedrijventerreinen
2 Opzet onderzoek 2.1
Inleiding
De laatste jaren is in het kader van het afkoppelen veel gemeten naar de kwaliteit van het afstromend regenwater. Het betreft voornamelijk metingen in woonwijken naar het afstromend regenwater van daken en wegen. Afstromend regenwater van bedrijventerreinen wordt, ondanks de beperkte metingen, over het algemeen als verontreinigd beschouwd zodat deze oppervlakten niet in aanmerking komen voor afkoppelen. Dit heeft ook te maken met mogelijke calamiteiten die bij productieprocessen, alsmede bij de overslag en opslag van goederen kunnen plaatsvinden. Er zijn ook bedrijventerreinen die grotendeels uit kantoren bestaan, waarbij de kans op calamiteiten te verwaarlozen is en de kwaliteit van het afstromende regenwater vergelijkbaar zal zijn met die in woonwijken. Dit onderzoek richt zich met name op afstromend regenwater van bedrijventerreinen om de leemten in kennis op te vullen. Bij het literatuuronderzoek is de bij Tauw aanwezige kennis verzameld en is gebruik gemaakt van de “database afstromend regenwater Nederland”. Aanvullend zijn medio januari 2003 de waterkwaliteitsbeheerders in Nederland benaderd om de aanwezige kennis betreffende rioolwater van bedrijventerreinen te inventariseren. Tauw en de GTD hebben in dit kader voor waterschap Reest en Wieden en Stowa het literatuuronderzoek verbreed, dat veel informatie heeft opgeleverd over de kwaliteit van afstromend regenwater op bedrijventerreinen. Alle onderzoeken zijn opgenomen in de literatuurlijst, de belangrijkste onderzoeken worden in bijlage 1 samengevat.
2.2
Opzet onderzoek
Het onderzoek kent een drietal opeenvolgende fasen. De eerste fase heeft zich gericht op het inventariseren van de kennis die over emissies bij bedrijventerreinen bekend is (zoals beschreven in paragraaf 2.3). In de tweede fase zijn de lozingspunten van de rioolstelsels in het beheersgebied van waterschap Reest en Wieden in kaart gebracht. In fase drie is een bemonsteringsprogramma opgesteld (paragraaf 2.4), zijn bemonsteringen uitgevoerd en zijn de resultaten van de bemonsteringen geanalyseerd (hoofdstuk 3). Deze resultaten zijn vergeleken met vergelijkbaar onderzoek op andere bedrijventerreinen.
2.3 2.3.1
Literatuur onderzoek Algemeen
Deze paragraaf beschrijft de resultaten van het literatuuronderzoek. Samenvattingen van de individuele onderzoeken zijn opgenomen in bijlage 1. Alvorens een algemeen beeld te schetsen van de in bijlage 1 beschouwde onderzoeken, wordt opgemerkt dat er bij veel onderzoeken vaak te weinig informatie is gevonden van de wijze waarop is bemonsterd om een algemeen beeld te geven en een inschatting te maken van de kwaliteit van het afstromend regenwater van bedrijventerreinen. Een algemene conclusie omtrent de waterkwaliteit is moeilijk te trekken, aangezien veelal gegevens ontbreken die de bemonsteringsresultaten sterk kunnen beïnvloeden (bv de bemonsteringswijze, kenmerken van het verhard oppervlak en of rioolstelsel en andere locatiespecifieke factoren).
R001-4270427FCB-leh-V01-NL
5
Regenwater op bedrijventerreinen
2.3.2
Literatuurgegevens
Locatie specifieke kenmerken spelen een factor in de grootte van de vuilemissies. Voorbeelden van zulke kenmerken zijn: - materiaal van daken en afvoersystemen; - gebruik en activiteiten van bedrijventerrein; - grootte van bedrijf; - omgevingsfactoren (nabijheid van spoorlijn, industrieën); - neerslagpatroon. In de literatuur is doorgaans weinig bekend over diverse aspecten die mede bepalend kunnen zijn voor de kwaliteit van het afstromende water. Geprobeerd is in de enquête onder de waterbeheerders deze aspecten boven tafel te krijgen. Gevraagd is bij eventuele onderzoeksresultaten ook aan te geven in welke mate de volgende maatregelen van toepassing zijn: good-housekeeping (“zien, beperken, beheersen”), eventuele calamiteiten, afstromend hemelwater na gladheids- of onkruidbestrijding en het materiaalgebruik (DuBo, uitloging). Bovendien is waar mogelijk een onderscheid gemaakt tussen de aangesloten verharde oppervlakken (daken, openbare wegen, parkeerterrein, opslagterrein en overig buitenterrein en andere verharde oppervlakken). Slechts bij een klein deel van de analyseresultaten zijn de hiervoor beschreven zaken gedocumenteerd. Dit bemoeilijkt het trekken van eenduidige conclusies over de gehele database. Bij het overgrote deel van de analyseresultaten zijn zaken als een meetplan of de kenmerken van het stelsel en of verhard oppervlakte namelijk niet of te summier geregistreerd. Kanttekeningen bij de interpretatie van de meetgegevens: a. Bij veel onderzoeken is er weinig aandacht besteed aan een meetplan (meetlocaties, methode van bemonstering en dergelijke), vaak is slecht gedocumenteerd wat is gemeten, wat mogelijke vervuiling kan veroorzaken, welke afvalwaterstromen bemonsterd zijn, of gemeten is vóór, na of in een voorziening (zoals bezinkput, olieafscheider of andere compacte zuiveringsvoorziening). b. Vaak was er een bijzondere aanleiding om te gaan meten. Vervuiling, vergunningen of klachten zijn vaak die aanleiding. c. Soms is er ook een idee-fixe dat het regenwater bij bepaalde bedrijfstakken wel zeer vervuild moet zijn. Men gaat dan vooral bij die bedrijfstakken meten. Dit geldt met name voor zware industrie, zodat een relatief groot aantal monsters bij dergelijke bedrijfstakken afkomstig is. d. Sommige steekmonsters zijn genomen uit een pomp- of bezinkput, uren tot dagen na een bui wat weinig zegt over concentraties en vrachten tijdens een bui. Een steekmonster is een momentopname en daarmee niet representatief voor de vuilemissie. Afhankelijk van de monsternamemethodiek heeft er veel langer bezinking / opdrijving kunnen plaatsvinden, waardoor het monster schoner zal zijn. Anderzijds kan er bij onzorgvuldige monstername afgescheiden materiaal meegenomen zijn in het watermonster, waardoor het juist extra vervuild is. e. Bij sommige stoffen spelen ook verschillen in gehanteerde analysemethoden. Zo werd olie tot halverwege de jaren ’90 gravimetrisch geanalyseerd. Daarna werd GCMS-analyse gangbaar. GCMS geeft uitslagen die voor hetzelfde monster tot een factor drie lager kunnen liggen. Bij zwevende stof is soms geanalyseerd voor afvalwater en soms voor oppervlaktewater. Bij de ene situatie wordt de onopgeloste stof afgefilterd met een filterpapier poriewijdte 5 µm, in het andere geval 0,5 µm. Alleen al hierdoor zijn de resultaten slechter vergelijkbaar.
R001-4270427FCB-leh-V01-NL
6
Regenwater op bedrijventerreinen
2.3.3
Conclusie literatuuronderzoek
Uit de onderzoeksgegevens blijkt dat er met enige regelmaat concentraties zijn gevonden boven lozingsnormen of MTR-waarden voor onopgeloste stof, olie, som zware metalen en PAK. Deze overschrijdingen worden overigens ook vaak bij de kwaliteit van hemelwater en afstromend regenwater in het stedelijk gebied gevonden (zie hoofdstuk 3). Voor koper en zink zijn vrijwel alle monsterresultaten boven de MTR-waarde. Andere stoffen zoals lood, nikkel, cadmium, stikstof, CZV of PCB’s worden in mindere mate normoverschrijdend aangetroffen. Bij de naar de aard van de bedrijvigheid “onverdachte” terreinen liggen de concentraties van stoffen in dezelfde orde van grootte als in het afstromend regenwater van woonwijken. Dit gold zelfs voor regenwatermonsters van straten en terreinen voor zware industrie. Enkele bedrijfstakken hebben verharde oppervlakken die over het algemeen zeer vervuild regenwater kunnen leveren. Dit zijn thermische verzinkerijen, verwerkers van bouw- en sloopafval, autosloperijen en schroothandels. De analyseresultaten zijn vanwege de grote omvang niet in het rapport opgenomen, maar zijn op de website van STOWA te downloaden.
2.4 2.4.1
Praktijkonderzoek Algemene bemonsteringssystematiek
Voor het inzicht in de vuilemissie van rioolstelsels binnen het beheersgebied van waterschap Reest en Wieden zijn de volgende stappen doorlopen: 1. Inventarisatie bestaande lozingen. 2. Selectie geschikte locaties. 3. Bemonsteringen. 4. Resultaten. 5. Evaluatie en interpretatie. De stappen 1 tot en met 4 worden in de bijlage 2 uitgebreid beschreven. In de navolgende paragraven worden de hoofdzaken weergegeven. De resultaten en discussie vinden in de hoofdstukken 3 en 4 plaats. 2.4.2
Inventarisatie bestaande lozingen
Bij de inventarisatie is primair bij de gemeenten gezocht naar informatie over de rioleringssystemen van de bedrijfsterreinen. Op basis daarvan is een shortlist gemaakt van terreinen die kansrijk konden zijn. Deze bedrijfsterreinen zijn vervolgens bezocht.
R001-4270427FCB-leh-V01-NL
7
Regenwater op bedrijventerreinen
2.4.3
Selectie geschikte locaties
Bij de nadere selectie van de terreinen zijn de volgende terreinen geselecteerd: -
bedrijventerrein Meppel Noord; bedrijventerrein Groot Verlaat te Steenwijk; bedrijfsterrein distributiecentrum te Beilen; bedrijventerrein De Hanekampen te Beilen; bedrijventerrein De Wieken te Hoogeveen.
Bij deze terreinen is een (semi-)volumeproportionele bemonstering goed mogelijk en hebben allen een verschillende soort van bedrijvigheid en intensiteit. 2.4.4
Bemonsteringen
Om een gedetailleerder beeld te krijgen van de vuilemissie in de tijd of het debiet, is ervoor gekozen de bemonsteringen volumeproportioneel uit te voeren. Voor volumeproportionele etmaalmonsters is gekozen, aangezien steeksmonsters slechts een momentopname zijn en daarmee vaak niet representatief zijn voor de vuillast bij de uitmondingen van de regenwaterriolen. Bij de verschillende bemonsteringen zijn verschillende opstellingen gebruikt. Elk van de opstellingen zijn aangepast aan de specifieke omstandigheden op de locatie. Dit betekent dat er geen standaard opstelling gebruikt kon worden. Verder is altijd overleg met beheerder van het terrein gevoerd om te voorkomen dat ongewenste situaties zouden kunnen ontstaan, zoals wateroverlast. De gehele bemonsteringsperiode voor de vijf locaties besloeg ongeveer zes maanden. 2.4.5
Parameters
Voor de kwalitatieve metingen is gekozen om de volgende parameters te onderzoeken: CZV, BZV5, (zware) metalen, bezinksel, onopgeloste bestanddelen, stikstof-Kjeldahl, fosfaat, PAK, minerale olie, chloride, sulfaat, vluchtige aromaten en EOX.
R001-4270427FCB-leh-V01-NL
8
Regenwater op bedrijventerreinen
3 Resultaten praktijkonderzoek 3.1
Waarnemingen veldbezoek
Op de verschillende geselecteerde locaties zijn de bevindingen van het veldbezoek hierna weergegeven. Meppel Noord Op het terrein vonden normale transportbewegingen plaats. De locatie was bebouwd met kantoren en licht industriële bedrijvigheid. Het terrein was schoon en er was geen noemenswaardige opslag van materialen waarneembaar. Groot Verlaat Steenwijk Op dit enigszins oude industrieterrein waren verschillende activiteiten waarneembaar. Meest in het oogspringend was een autodemontagebedrijf, dat er een beetje smoezelig uitzag. Verder was een zeer duidelijke geur waarneembaar bij een kruiden en specerijen verwerker. Het terrein was schoon en er was geen noemenswaardige opslag van materialen waarneembaar. Distributiecentrum Beilen Op het bedrijfsterrein was een grote hoeveelheid vrachtwagenbewegingen waarneembaar. Het betreffende oppervlak was schoon en er vond geen opslag plaats. De laadkuil was overdekt en de laadactiviteiten vonden “gesloten” plaats. Op deze locatie zijn twee regenwatermonsters genomen. Hanekampen Beilen Op het betreffende deel van het terrein vonden activiteiten plaats die het meetresultaat sterk konden beïnvloeden. Zo werd de wagen van een wegveeg- en rioolontstoppingsbedrijf gereinigd, waarbij het water afstroomde op het hemelwaterriool. Bij een metaalbewerkingsbedrijf werden de draaikrullen onoverdekt opgeslagen, waarbij het percolaat op het rwa-riool afstroomde. Op deze locatie zijn twee regenwatermonsters genomen. De Wieken Hoogeveen Op het onderzochte deel van dit bedrijventerrein bevonden zich een puinbreekbedrijf en een aantal schrootbedrijven. Tevens was hier een afvalinzamelaar voor afvalstoffen gevestigd. De transportbewegingen betroffen dan ook voornamelijk vrachtwagens in dienst van de aanliggende bedrijven. Voor alle locaties geldt dat er een niet kwantificeerbare relatie bestaat tussen de waargenomen troebelheid van een regenwatermonster en de hoge waarden die bij de analyses zijn gemeten.
3.2
Evaluaties van de bemonsteringen
Voor het uitvoeren van een goede meting moet aan een aantal randvoorwaarden worden voldaan. Neerslag kenmerkt zich veelal door de korte duur, waarbij relatief grote volumina vrijkomen. Dit stelt hoge eisen aan de apparatuur en de mogelijkheden om de monsternamecyclus te variëren. Gedurende korte tijd dient voldoende monstermateriaal verzameld te kunnen worden. Ook moet rekening gehouden worden met het grote vermogen dat voor de pompcapaciteit benodigd is.
R001-4270427FCB-leh-V01-NL
9
Regenwater op bedrijventerreinen
Verder is het afsluiten van delen van rioolsystemen niet zonder meer mogelijk. Naast de vaak grote diameters die regenwatersystemen hebben, zijn de systemen gevuld met water doordat ze in open verbinding met het oppervlaktewater staan. Eventuele terugstroming vanuit het oppervlaktewater dient te worden verhinderd. Het risico van water op de straat en andere ongewenste situaties als gevolg van de belemmerde waterafvoer dienen vooraf goed te worden ingeschat en besproken met de beheerder van het stelsel. Daarnaast dient een faalscenario te worden uitgewerkt, opdat bij geconstateerde problemen onmiddellijk kan worden ingegrepen. Tenslotte dient rekening te worden gehouden dat geen enkele monstername representatief is. Geen enkele bui is gelijk aan de vorige, zowel wat duur als intensiteit betreft. Geen enkele voorafgaande periode van droog weer is gelijk aan de vorige en ook de intensiteit van het gebruik van het terrein is niet voorspelbaar of gelijk in de tijd. Dit betekent dat alle resultaten uniek zijn.
3.3
Kwaliteit afstromend regenwater
De meetgegevens van de in het vorige hoofdstuk beschreven bemonsteringen zijn opgenomen in bijlage 4. In dit hoofdstuk worden de gegevens geïnterpreteerd door deze te vergelijken met normen en kwaliteitscijfers van afstromend regenwater van andere oppervlakken. In figuur 3.1 zijn de analyse gegevens per meetlocatie weergegeven. Gemiddelde regenwaterkwaliteit 100000
Waarde [log x]
10000 1000 100 10 1 0,1
Hoogeveen gemiddeld Beilen Hanekampen gemiddeld EKW (voorlopig)
Figuur 3.1
Steenwijk gemiddeld Meppel gemiddeld
Beilen Distributiecentrum gemiddeld MTRw oppervlaktewater
Meetresultaten per meetlocatie.
R001-4270427FCB-leh-V01-NL
Fe (ijzer)
Zn (zink) (µg/l)
Pb (lood) (µg/l)
Ni (nikkel) (µg/l)
Mn (mangaan) (µg/l)
Cu (koper) (µg/l)
Fluoreen (µg/l)
Naftaleen (µg/l)
Anthraceen (µg/l)
Cr (chroom) (µg/l)
Cd (cadmium) (µg/l)
Al (aluminium) (µg/l)
Minerale Oliën (µg/l)
N-Kj (µg/l)
BZV [mg O2/l]
CZV [mg O2/l]
Stof
pH (zuurgraad)
0,01
10
Regenwater op bedrijventerreinen
Op alle locaties zijn overschrijdingen van de MTR-waarde geconstateerd van PAK (anthraceen en naftaleen) en koper. Ook wordt veelvuldig de MTR-waarde voor zink overschreden (alleen op de locatie in Meppel niet). Opmerkelijk zijn verder de hoge waarden voor aluminium, ijzer en mangaan. Overschrijdingen van PAK en koper zijn niet bijzonder, deze overschrijdingen worden ook geconstateerd bij de kwaliteit van afstromend regenwater in woonwijken (zie bijlage 1). Op de bemonsteringslocatie in Meppel zijn over het algemeen de minste verontreinigingen aangetroffen. Er zijn naast de hiervoor genoemde algemene overschrijdingen van de MTR-waarden geen normoverschrijdingen aangetroffen. Op de locatie Steenwijk wordt geen opmerkelijk resultaat gevonden. Naast de algemene overschrijdingen wordt een zinkgehalte gemeten dat de MTR-waarde overstijgt. Het eerste monster bij het distributiecentrum te Beilen bevatte erg veel zwevend stof. De zuigslag heeft hier te laag gehangen en heeft opgehoopt materiaal (en daarbij gebonden verontreiniging) aan het monster toegevoegd. Hierdoor is het monster niet representatief voor de vuilemissie tijdens de monstername. Bij de interpretatie en grafische weergave van de analyses zijn deze hoge waarden buiten beschouwing gelaten. Voor de volledigheid zijn de analyseresultaten wel opgenomen in de bijlage. In de laad- en loskuil bij het distributiecentrum te Beilen zijn als gevolg van de oneffenheden oliemorsingen te verwachten. Wellicht zijn deze de oorzaak van de relatieve hoge waarden voor minerale olie ten opzichte van de andere locaties. Ook is op deze locatie het gehalte aan zink en koper zeer hoog. In een van de monsters zijn tevens relatief hoge concentraties CZV, BZV, en stikstof (kjedahl) aangetroffen. Het gehalte aan PAK is vergelijkbaar met de andere locaties. Op de locatie Hanekampen Beilen zijn het koper- en zinkgehalte hoger dan de MTR- waarde. Hier kan een duidelijke link worden gelegd naar de aanwezigheid van een metaalbewerkend bedrijf op dit deel van het terrein. De concentratie van aluminium blijft net onder de ad hoc MTR-waarde. Bij de meetlocatie in Hoogeveen zijn enkele opmerkelijke pieken geregistreerd. Met name zijn de concentraties aan zware metalen (aluminium, chroom, koper, nikkel, lood) hoger dan op de andere locaties. Opmerkelijk zijn de relatief hoge waarden voor chroom en nikkel. In figuur 3.2 zijn ook de metingen van de concentraties van de 3 categorieën bedrijventerreinen weergegeven uit “omgang met regenwater” (Stowa, 2004). In bijlage 1 wordt deze categorie-indeling toegelicht. Over het algemeen is de kwaliteit van het bemonsterde regenwater vergelijkbaar met die van andere bedrijven in milieucategorie 3 (volgens milieucategorie-indeling van de VNG1). Het relatief hoge chroom, aluminium, CZV en zinkgehalte zijn echter opvallend.
1
De milieucategorie wordt bepaald door stofuitstoot en geur evenals door geluid, gevaar, visuele aanblik en verkeersaantrekkende werking.
R001-4270427FCB-leh-V01-NL
11
Regenwater op bedrijventerreinen
Gemiddelde waterkwaliteit bedrijventerreinen [Stowa, 2004] 100000 10000
Waarde [log x]
1000 100 10 1 0,1
Figuur 3. 2
3.4
Gemiddeld hemelwater MTRw oppervlaktewater
categorie A (M.C. 1&2) EKW (voorlopig)
categorie B (M.C. 3)
Kwaliteit afstromend regenwater op bedrijventerreinen.
Kwaliteit van het hemelwater
In figuur 3.3 is de kwaliteit van het hemelwater (natte depositie dat nog niet tot afstroming is gekomen) weergegeven. Uit de grafiek is af te leiden dat de kwaliteit van het hemelwater zoals gemeten in Steenwijk iets slechter is dan het hemelwater zoals bemeten in Meppel. In Steenwijk overschreed de koperconcentratie in het hemelwater de MTR-normen. Dit is echter niet specifiek voor deze bedrijventerreinen, maar wordt ook elders in het stedelijk gebied (woonwijken) in Nederland geconstateerd. Tevens zijn de voorlopige normen (prioritaire stoffen) van de EKW (Europese Kaderrichtlijn Water) weergegeven die strenger zijn dan de MTR-waarden voor oppervlaktewater. De gemiddelde concentraties in het hemelwater op de twee bedrijventerreinen is voor nikkel en chroom hoger dan de gemeten concentraties van hemelwater zoals gemeten in woonwijken (wRw 2003).
R001-4270427FCB-leh-V01-NL
12
Zn (zink) (µg/l)
Pb (lood) (µg/l)
Ni (nikkel) (µg/l)
Mn (mangaan) (µg/l)
Cu (koper) (µg/l)
Fluoreen (µg/l)
Anthraceen (µg/l)
Cr (chroom) (µg/l)
Cd (cadmium) (µg/l)
Al (aluminium) (µg/l)
Minerale Oliën (µg/l)
N-Kj (µg/l)
BZV [mg O2/l]
Gemiddeld Regenwater categorie C (M.C. 4&5&6 )
Naftaleen (µg/l)
Stof
CZV [mg O2/l]
pH (zuurgraad)
0,01
Regenwater op bedrijventerreinen
Kwaliteit hemelwater 1000
100
Waarde [log x]
10
1
0,1
Hemelwater Steenwijk
Hemelwater Meppel
Gemiddeld hemelwater
Hemelwater stedelijk [wRw]
MTRw oppervlaktewater
EKW (voorlopig)
Zn (zink) (µg/l)
Pb (lood) (µg/l)
Ni (nikkel) (µg/l)
Mn (mangaan) (µg/l)
Cu (koper) (µg/l)
Fluoreen (µg/l)
Naftaleen (µg/l)
Anthraceen (µg/l)
Cr (chroom) (µg/l)
Cd (cadmium) (µg/l)
Al (aluminium) (µg/l)
Minerale Oliën (µg/l)
N-Kj (µg/l)
BZV [mg O2/l]
CZV [mg O2/l]
Stof
pH (zuurgraad)
0,01
Figuur 3.3 Hemelwater concentraties in Meppel en Steenwijk naast het nationaal gemiddeld van stedelijk gebied, de MTR-waarden en de EKW-waarden.
R001-4270427FCB-leh-V01-NL
13
Regenwater op bedrijventerreinen
4 Discussie Hoewel er geen standaard opstelling of meetwijze is gehanteerd achten wij de resultaten van de uitgevoerde metingen representatief voor de kwaliteit van het afstromend regenwater van de verschillende terreinen. Er zijn geen aanwijzingen om voor andere locaties in Nederland met vergelijkbare bedrijvigheid andere uitkomsten te verwachten. De constatering dat de uitkomsten van het onderzoek van een groot aantal, niet tijdens het onderzoek te beïnvloeden parameters, afhankelijk is, is helder. Wat de effecten ook mogen zijn, zij doen niets af aan de gemeten waarden. Het is echter niet mogelijk om aan te geven of de resultaten een best of een worst case zijn. Hierover kan dan ook geen uitspraak worden gedaan. Gezien het bovenstaande is het niet verantwoord relaties te zoeken tussen de meetomstandigheden zoals bijvoorbeeld het volume van de regenbui en de gevonden concentraties. Getracht is de relatie tussen enkele parameters te onderzoeken. Verwacht mocht worden dat er bijvoorbeeld een verband tussen het zwevende stofgehalte en zink zou bestaan. Echter de spreiding in de relatie is dermate groot dat van een eenduidig verband geen sprake is. Uit de metingen komen veelvuldig koper en zink naar voren als parameters die de MTR-waarde voor oppervlaktewater overschrijden. Met name zink is een veelvuldig in de industriële bebouwde omgeving gebruikt metaal en het voorkomen daarvan wekt dus geen verbazing. Hoewel de hoeveelheid harde literatuurgegevens beperkt is, kon op basis van de beschikbare informatie verwacht worden dat de concentraties aan zware metalen in het afstromende regenwater hoger zouden zijn dan de MTR-waarden van het oppervlakte water. Dit beeld wordt vooral bevestigd voor de eerder genoemde metalen koper en zink maar ook nikkel en chroom. De gemeten concentraties in het hemelwater op de bedrijventerreinen kunnen volgens verwachting hoger zijn, dan gemeten concentraties van hemelwater zoals gemeten in woonwijken (wRw 2003). In vergelijking met de kwaliteit van afstromend regenwater zoals bemonsterd bij ander soortgelijk onderzoek in Nederland zijn de geanalyseerde stoffen in relatief lage concentraties aangetroffen met uitzondering van de stof chroom en nikkel (zink-, lood- en koperconcentraties zijn relatief hoger). Gemiddeld zijn de gemeten concentraties in het hemelwater lager dan in het gemeten afstromende regenwater. De gemeten concentraties in het afstromende regenwater op de locatie Steenwijk lagen gemiddeld een factor 4 hoger dan het hemelwater in Steenwijk. In Meppel was deze factor slechts 2. Deze factor wordt met name beïnvloed door ijzer en mangaan gehalte.
R001-4270427FCB-leh-V01-NL
14
Regenwater op bedrijventerreinen
5 Samenvatting en conclusies 5.1
Samenvatting
In het kader van het onderzoek “kwaliteit regenwater op bedrijventerreinen” in het beheersgebied van waterschap Reest en Wieden is door Tauw voor waterschap Reest en Wieden van september 2003 tot en met maart 2004 praktijkonderzoek uitgevoerd. Het doel van het onderzoek is het vaststellen van de kwaliteit van afstromend regenwater van bedrijven- en bedrijfsterreinen binnen het beheersgebied van Reest en Wieden (R&W). Voor aanvang van het praktijkonderzoek is een literatuurstudie uitgevoerd. Bij deze studie zijn een tachtigtal onderzoeken geïnventariseerd betreffende het afstromend regenwater van bedrijventerreinen. Bij het beschouwen van de onderzoeken valt op dat bij veel onderzoeken weinig aandacht is besteed aan een meetplan (meetlocaties, methode van bemonstering en dergelijke). Vaak is slecht gedocumenteerd wat is gemeten, in hoeverre er zuivering en afbraak heeft plaats gevonden, wat de mogelijke vervuiling kan veroorzaken of welke afvalwaterstromen bemonsterd zijn. Geconcludeerd wordt dat de gevonden analysecijfers per stof en per monster enorm kunnen verschillen. Vervolgens zijn op vijf meetlocaties het regenwaterriool bij regenweer bemonsterd, om de kwaliteit van het afstromende regenwater naar het oppervlaktewater te bepalen. De onderstaande locaties zijn bij het onderzoek betrokken: -
bedrijventerrein Meppel Noord; bedrijventerrein Groot Verlaat te Steenwijk; bedrijfsterrein Distributiecentrum te Beilen; bedrijventerrein De Hanekampen te Beilen; bedrijventerrein De Wieken te Hoogeveen.
Op enkele locaties is ook de kwaliteit van het opgevangen hemelwater als referentiewaarde bepaald. De metingen zijn niet met standaard opstellingen van meet- en bemonsteringsapparatuur uit te voeren. Per locatie is een maatwerkopstelling gecreëerd om de metingen op correcte wijze uit te voeren.
5.2
Conclusies
Uit de meetgegevens bleek dat bij de meetlocatie in Hoogeveen en Beilen (distributiecentrum) relatief hoge concentraties verontreinigingen zijn aangetroffen. Gezien de bedrijfsactiviteiten op deze locaties mocht dit ook verwacht worden. Het afstromende regenwater van de bedrijventerreinen in Meppel, Steenwijk en Hanekampen in Beilen waren relatief schoon. Over het algemeen kan worden geconcludeerd dat er geen heel duidelijke relatie is aangetroffen tussen de bedrijfsactiviteiten op de locaties en de aangetroffen gehalten van stoffen in het water. De huidige normen voor oppervlaktewater (MTR) en toekomstige normen (EKW) worden zoals ook bij ander onderzoek vaak overschreden.
R001-4270427FCB-leh-V01-NL
15
Regenwater op bedrijventerreinen
Vaak vinden regenwaterlozingen op bedrijventerreinen zich op relatief kleinere ontvangende oppervlaktewateren.plaats. Hierdoor kunnen de effecten van de hoge concentraties in het geloosde water op de kwaliteit van het ontvangende water zeer groot zijn. Deze conclusie komen in grote lijnen overeen met het literatuuronderzoek. Uit de inventarisaties die in dit onderzoek zijn uitgevoerd, zowel op papier als via het veldbezoek, is gebleken dat bijna alle industrieterreinen die zijn beschouwd, uitlaten hebben op kleine tot zeer kleine oppervlaktewateren. Dit kan betekenen dat voor alle uitlaten in Nederland deze problematiek van toepassing is.
5.3
Aanbevelingen
De resultaten van dit onderzoek zijn gebruikt voor het opstellen van beslissingssystematiek (‘beslisboom’) voor de omgang van regenwater op bedrijventerreinen ten aanzien van afkoppelen van verhard oppervlak op bedrijventerreinen (Stowa, 2004). Het verdient aanbeveling om met de kennis van de kwaliteit van het afstromend regenwater in het beheersgebied de beslisboom toe te passen om hier ervaring mee op te doen. De beslisboom is namelijk met enige ruimte voor interpretatie en aanpassing opgezet, maatwerk blijft aanbevolen. Gezien de kwaliteit van de waterstromen zijn maatregelen (bronmaatregelen of end of pipemaatregelen zoals zuiveringsvoorzieningen) gewenst. Uit de recente onderzoeksresultaten en komend beleid als de kaderrichtlijn water en de Rijksvisie regenwaterbeleid, kan worden afgeleid dat afkoppelen waarbij de rioolwaterzuiveringen worden ontlast, gewenst is. Echter om aan de waterkwaliteitsdoelstelling afhankelijke resultaatsverplichting van de Kaderrichtlijn te voldoen, blijkt dat in de toekomst de impact van de lozingen op de oppervlaktewaterkwaliteit in beeld dient te worden gebracht door het monitoren van (afval-)watersystemen. Deze informatie kan worden vertaald naar de gewenste omgang van hemelwater op diverse terreinen. Hierbij zal het belang van zuiveringsvoorzieningen voor lozingen uit regenwaterstelsels groter worden. Bronmaatregelen hebben echter vaak de voorkeur. Aanbevolen wordt uitgebreid te monitoren welke kwaliteit afstromend water wordt gehaald bij bedrijfsterreinen, met en zonder zuiveringsvoorziening. Laad- en loskuilen (zoals bij het distributiecentrum in Beilen) zouden gezien de kwaliteit van het water per definitie op het vuilwaterriool moeten worden aangesloten. Beheer van de verharde oppervlakken en “good-housekeeping” verdienen vaak extra aandacht op bedrijventerreinen alsmede voorlichting aan de eigenaren en gebruikers van de terreinen. Voordat tot het besluit om een bedrijfsterrein af te koppelen kan worden gekomen, is meting en bemonstering van de uitlaten van het terrein gewenst. Zonder deze kennis kan niet op een verantwoorde wijze een besluit worden genomen. In het beheersgebied van Reest en Wieden zou het afkoppelen van de bedrijfsterreinen resulteren in emissies naar kleine watergangen. Voor een goede beoordeling of een dergelijke emissie verantwoord is, dient eerst een emissietoets te worden uitgevoerd.
R001-4270427FCB-leh-V01-NL
16
Regenwater op bedrijventerreinen
Bronmaatregelen zijn gewenst bij: - bedrijven met veel uitstoot van stof; - bedrijven met thermische processen, die uitstoot naar de lucht geven; - bedrijven die uitlogende materialen buiten opslaan; - productieprocessen in de buitenlucht; - morsende, stuivende en lekkende vrachtauto’s, op- en overslag en dergelijke; - het wassen van voertuigen op het terrein; - tankplaatsen; - perscontainers voor afvalstoffen. Indien de bronmaatregelen geen voldoende effect sorteren, kunnen end of pipe-maatregelen worden toegepast. Nader onderzoek van het afstromende regenwater van de af te koppelen locaties is altijd zeer gewenst alvorens daadwerkelijk tot afkoppeling over te gaan. Afkoppelen bij discutabele verharde oppervlakken en of bedrijven zonder metingen aan het afstromende water lijkt namelijk een veel te eenvoudige methode. Voor veel gevallen zou moeten gelden dat eerst de kwaliteit van het water moet worden bepaald alvorens tot afkoppelen kan worden overgegaan. Monitoring van de systemen is aan te bevelen. Een waterkwaliteitswaarborg kan worden ingebouwd door bijvoorbeeld een verbeterd gescheiden stelsel met een kleine POC uit te rusten2. Op deze wijze wordt de rioolwaterzuivering minder belast en zal de first flush (mogelijke foutieve aansluitingen en calamiteiten) niet ongezuiverd op het oppervlaktewater worden geloosd.
2
Een verbeterd gescheiden stelsel met een poc van 0.3mm/h voert gemiddeld 70% van het regenwater naar de zuivering af. Om toch een waterkwaliteitswaarborg in te bouwen kan de poc teruggedraaid worden naar bijvoorbeeld 0.1 mm/h waarmee de rioolzuivering toch wordt ontlast.
R001-4270427FCB-leh-V01-NL
17
Regenwater op bedrijventerreinen
Literatuurlijst Auteur
Document
CUWVO, 1992
(auteur: B. Kole) Hemelwaterproblematiek bij houtimpregneerbedrijven, aanvullende nota, Coördinatiecommissie uitvoering wet verontreiniging oppervlaktewateren(CUWVO), werkgroep VI, april 1992, Den Haag (auteur: B. Kole) Hemelwaterproblematiek bij houtimpregneerbedrijven, aanvullende nota, Coördinatiecommissie uitvoering wet verontreiniging oppervlaktewateren(CUWVO), werkgroep VI, april 1992, Den Haag Afspoelen van bestrijdingsmiddelen vanaf verhardingen. H2O nr 16 jaargang 2003 Hemelwater in de praktijk, 2002 Buitenriolering beheer Sewerage systems outside buildings management e 2 druk, februari 1984 (Auteurs: K.Schoonbeek (HWB), H.van der Loo (GTD)) Kwaliteit afstromend hemelwater diverse bedrijfsterreinen 21 september 2000 (Auteurs: Ir.J.W. van Sluis, ing. D. ten Hove, ir. B. de Boer) NWRW (Nationale Werkgroep Riolering en Waterkwaliteit), eindrapportage en evaluatie van het onderzoek 1982-1989 (Auteur: H. van der Loo) Handreiking vergunningverleners: emissies via de lucht bij Wvo- vergunningen; gebruik bestrijdingsmiddelen op- en afkoppelen van verhard oppervlak van bedrijfsterreinen. 14 juni 2000 H. van der Loo GTD Hemelwater bij afvalverwerkers in Oost Brabant
CUWVO, 1992
De Rooy en Beltman Elsevier WaterwijzerNNI, 1984 Noord- Brabantse waterkwaliteitbeheerders 2000 NWRW, 1989 Oost- Brabantse waterschappen, 2000 Oost- Brabantse waterschappen, 2001 RIVM Riza, 1999
Stichting Rioned Stowa 2004. Tauw / wRw Tauw, 1991 Tauw, 1999 Tauw, 2000 Tauw, 2002 Tauw, 2002 Tauw, 2002 Tauw, 2004 Tauw/wRw TNO, 2004, in opdracht van RIZA Waterschap Groot Salland, 2002
Waterschap Zeeuwse Eilanden, 2000 Witteveen en Bos, 1997 Zuiveringschap West-Overijssel 1996
R001-4270427FCB-leh-V01-NL
www.rivm.nl (auteur: Drs. R.J.M. Teunissen) Regenwater in de stad Deel 2 De verwijdering van regenwater Werkdocument 99.031X afdeling Diffuse en Communale Bronnen 18 februari 1999 Wadi’s doorgelicht, mei 2003 Omgang met hemelwater bij bedrijfs- en bedrijventerreinen, conceptrapport, Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken 2003 Onderzoek naar de verontreiniging van hemelwater op bedrijfsterreinen, Rapport nummer 5101319 Tauw, Deventer, juli 1991 Afkoppelen dakoppervlak bedrijventerrein Overvecht Kwaliteit van afstromend regenwater in Nederland Afkoppelen bedrijventerreinen Industrieweg en Nijverheidsweg Middenmeer Bedrijventerrein Biensma te Grou, gemeente Boarnsterhim Inventarisatie en Afkoppelplan bedrijventerrein Lage Weide IBOS hemelwater, fase 1 februari 2004 Overzicht samenstelling afstromend regenwater, 4 november 2002 (geciteerd uit Concept): De belasting van het oppervlaktewater door atmosferische depositie, auteurs A. Bleeker en J. Duijzer Regenwater op kantoorterreinen Onderzoek naar de effecten van regenwaterafvoer op de oppervlaktekwaliteit uitgevoerd op het kantoorterrein Oosterenk in Zwolle. Interne notitie, Waterschap Groot Salland, afdeling Kwaliteit en ecologie, mei 2002 Onderzoek regenwaterriolen bedrijventerrein Slabbecoornpolder Tholen, Memo Waterschap Zeeuwse Eilanden, mei 2000 Lozingseisen rwa Witteveen en Bos voor Heemraadschap Fleverwaard Januari 1997, Deventer Waterkwaliteitsonderzoek bedrijventerrein Blokzijl (gemeente Brederwiede), december 1996
18
Regenwater op bedrijventerreinen
R001-4270427FCB-leh-V01-NL
19
Regenwater op bedrijventerreinen
Bijlage 1 Literatuuronderzoek
Regenwater op bedrijventerreinen
1.
Afstromend regenwater in woongebieden
1.1
Inleiding
In de volgende paragrafen worden onderzoeken naar het afstromend regenwater van woonwijken samengevat. Deze inventarisatie is verricht om een vergelijking te maken tussen deze categorie en de kwaliteit van het afstromend regenwater op bedrijventerreinen om de kansen voor afkoppelen in te schatten. Het betreft documenten waarbij diverse onderzoeken zijn geïnventariseerd en algemene uitspraken worden gedaan over de kwaliteit van het afstromend regenwater (niet locatiespecifiek). 1.1.1
Effecten van infiltratie in de bodem (1999)
Tauw heeft een literatuurstudie naar de kwaliteit van afstromend regenwater gecombineerd met een meetcampagne van 17 infiltratievoorzieningen voor regenwater. Opvallend is dat de gemeten concentraties een grote bandbreedte vertonen. Vooral van auto(snel)wegen blijken veel meetgegevens beschikbaar te zijn. Regenwater dat van daken afstroomt, vertoont vooral hoge concentraties zink, lood en chroom. 1.1.2
Kwaliteit van afstromend regenwater in Nederland (2000)
In dit onderzoek is informatie verzameld aan meetresultaten van de kwaliteit van neerslag en afstromend regenwater. De meetlocaties omvatten een representatieve doorsnee van Nederland. Er is gemeten aan de afvoer van daken, wegen, snelwegen, gemengde oppervlakken, parkeerplaatsen en niet in de laatste plaats aan de afvoer van bedrijven- en bedrijfsterreinen. Ook hier worden grote bandbreedtes van concentraties gevonden. 1.1.3
Overzicht samenstelling regenwater (2003)
Dit onderzoek is de eerste fase van het onderzoek “Vervuiling afstroming verharding, afkoppelingstechnieken en aanpassing Beslisboom aan- en afkoppelen verhard oppervlak” dat het vooronderzoek is geweest voor het opstellen van de leidraad afkoppelen 2003 voor West Nederland. Bij deze fase is een uitgebreide inventarisatie en analyse uitgevoerd naar huidige meetgegevens van afstromend regenwater van met name woonwijken. De belangrijkste conclusies van dit onderzoek waren: -
Het gemiddelde van de concentraties van PAK in het stedelijk hemelwater (natte depositie) overschrijden de streefwaarden van zowel grondwater als oppervlaktewater. Bij gebrek aan specifieke normen voor afstromend regenwater is aan deze normen getoetst, de normen vertonen onderling sterke verschillen. De concentraties van PAK zijn in de regel wel lager dan de interventiewaarden voor grondwater en de MTR (maximaal toelaatbaar risico) voor oppervlaktewater. De gemiddelde concentraties van arseen, cadmium, kwik en nikkel in het stedelijk hemelwater zijn lager dan de streefwaarden voor grond- en oppervlaktewater. De gemiddelde concentraties van chroom, koper, lood en zink overschrijden wel de streefwaarden van grondwater en/of oppervlaktewater.
Regenwater op bedrijventerreinen
hemelwater landelijk hemelwater stedelijk daken gemengd wegen regenwaterriool bijz. opp MTRw oppervlaktewater Sw oppervlaktewater
gemiddelde kwaliteit waterstromen 1000
100
concentratie [ug/l]
10
1
0.1
0.01
-
-
Figuur 1.1 Gemiddelde concentraties microverontreinigingen in verschillende waterstromen. Regenwater dat van dakoppervlakken afstroomt, is veelal schoner dan regenwater van wegverhardingen. Bronmaatregelen zijn daarbij wel van groot belang, omdat anders onder meer hoge zink-, koper- en loodconcentraties kunnen optreden. De concentraties in afstromend regenwater overschrijden in de regel de streefwaarden voor oppervlaktewater. Voor de MTR is er een gedifferentieerd beeld. Van de 18 verschillende stoffen blijven er 8 voor alle in beschouwing genomen categorieën van afstromend regenwater dan wel regenwaterrioolwater onder de MTR-waarden. Bij 3 stoffen overschrijden de concentraties de MTR-waarden. Bij de resterende 7 stoffen zijn er zowel over- als onderschrijdingen van de MTR-waarden. Voor de concentraties in het afstromende wegwater is geen eenduidige relatie waargenomen tussen verkeersintensiteit en verontreinigingsgraad.
Uit het onderzoek kwam tenslotte nog naar voren dat van de meer bijzondere verharde oppervlakken, zoals busstations en bedrijventerreinen, weinig gegevens bekend zijn. Verder zijn bij deze categorie oppervlakken ook bijzonder hoge concentraties aangetroffen. Om deze reden richt dit onderzoek zich met name op bedrijventerreinen.
1.2
23cd)pyreen
ghi)peryleen
zo(a)pyreen
fluorantheen
chryseen
fluoranteen
antraceen
naftaleen
zink
nikkel
lood
kwik
koper
chroom
a)antraceen
-
cadmium
arseen
0.0001
fenantreen
0.001
Afstromend regenwater van bedrijventerreinen
De volgende paragrafen geven een overzicht van de onderzoeken naar het afstromend regenwater van bedrijventerreinen. Alleen de onderzoeken waarbij metingen zijn verricht worden samengevat. Bij het inventariseren van gegevens is contact gezocht met STOWA die een vergelijkbaar onderzoek in gang had gezet. Deze onderzoeken zijn tevens in deze paragraaf opgenomen. De analyseresultaten zijn vanwege de grote omvang op de website van stowa te downloaden.
Regenwater op bedrijventerreinen
1.2.1
Bedrijventerrein Biensma te Grou, gemeente Boarnsterhim (2002)
Het bedrijventerrein Biensma heeft een gescheiden rioolstelsel. Het bedrijventerrein wordt uitgebreid en gerevitaliseerd. In nauw overleg met het Wetterskip Fryslân is onderzocht of het bestaande rioolstelsel omgebouwd kon worden tot een verbeterd gescheiden rioolstelsel of een gelijkwaardig alternatief. Vervolgens is een filterberm als alternatief aangegeven, waarbij het water door de bodem wordt gezuiverd alvorens het naar het oppervlaktewater stroomt. 1.2.2
Bedrijventerrein Slabbecoornpolder (mei 2002)
In het kader van de uitvoering van de optimalisatie van het afvalwatersysteem van de rwzi Tholen is de noodzaak van de ombouw van het rioolstelsel Slabbecoornpolder te Tholen van gescheiden stelsel naar verbeterd gescheiden stelsel onderzocht. Twee keer is de kwaliteit van het regenwater in de regenwaterriolen onderzocht. Gekeken is naar: pH, CZV, BZV, Kjeldahl-stikstof, ammonium stikstof, nitraat stikstof, nitraat+ nitriet stikstof, totaal stikstof, ortho- en totaal fosfaat, chloride, onopgeloste bestanddelen, kwik, koper, lood en zink. Voor de bemonsteringen zijn enkele opvangbakken voor de opvang van neerslag op het terrein van de rwzi Tholen geplaatst. De neerslag werd hierbij dagelijks bijgehouden en geregistreerd. Resultaten onbekend. 1.2.3
Bedrijventerrein Blokzijl (1996)
Op het bedrijventerrein aan het Scheepsdiep in Blokzijl liggen twee regenwateruitlaten van een gescheiden stelsel, die op nabijgelegen sloten lozen. Het bedrijventerrein in Blokzijl is relatief klein, waardoor voor deze situatie de noodzaak voor het ombouwen van het stelsel is vastgesteld aan de hand van waterkwaliteitsonderzoek. Het bedrijventerrein van Blokzijl is gelegen in een gebied waar het accent ligt op de landbouw. In dit gebied gelden geen hogere ecologische doelstellingen waar de kwaliteit van het aanwezige oppervlaktewater aan moet voldoen. Het waterkwaliteitsonderzoek is uitgevoerd in een sloot parallel aan waarop geloosd wordt, omdat daar, in tegenstelling tot de sloten waarop geloosd wordt, permanent water staat (breedte 2,5 meter, waterdiepte 25 cm). In de watergang ligt een slibgang van gemiddeld 10 cm dikte. Uit het onderzoek blijkt dat voor metalen (Cu, Ni en Zn) en PAK verhoogde waarden worden gemeten in zowel het water als de waterbodem. De waterbodem is licht verontreinigd door PAK (klasse 2). 1.2.4
Diverse bedrijventerreinen (2000)
Om niet aan alle lozingen op bedrijventerreinen een Wvo-vergunning te verlenen, zijn binnen de Noord-Brabantse waterschappen criteria vastgesteld voor niet “verontreinigd’ hemelwater. De methode ter bepaling van de kwaliteit van het hemelwater van diverse bedrijventerreinen vond als volgt plaats: De bemonsteringen zijn uitgevoerd in de bedrijfsriolering van individuele bedrijven. Het betrof in alle gevallen steekmonsters die tijdens of direct na een regenbui zijn genomen van de hemelwateruitlaat c.q. een controleput net voor de uitlaat. Uit de resultaten van de onderzoeken blijkt dat het afstromende hemelwater van veel bedrijfsterreinen niet aan de gestelde criteria voldoet (vooral zink). De lederindustrie, glasrecycling en de chemische industrie vallen negatief uit de bus, maar ook onverwachte bedrijven als psychiatrische instellingen voldoen niet aan alle criteria. Diverse bedrijventerreinen blijken zo verontreinigd dat afkoppeling, zelfs naar een verbeterd gescheiden stelsel, niet wenselijk is.
Regenwater op bedrijventerreinen
1.2.5
Kantoorterrein Oosterenk (2001)
Het onderzoek is uitgevoerd op kantoorbedrijventerrein Oosterenk in Zwolle. In het gebied staan kantoren, scholen en een ziekenhuis. De verharde oppervlakten zijn straten en parkeerterreinen en in mindere mate daken. Het verkeer bestaat vooral uit forensen-verkeer, bezoekers van het ziekenhuis en busverkeer; voornamelijk van en naar de scholen en het ziekenhuis. In het gebied zijn drie locaties in oppervlaktewateren en vijf locaties in rwa systemen bemonsterd. In de periode mei tot oktober 2001 zijn alle locaties in totaal drie maal bemonsterd. Twee bemonsteringen vonden plaats tijdens een regenbui, waarbij afspoeling plaatsvond. Voorafgaand aan de regenbuien heeft het vuil zich minstens vijf werkdagen kunnen ophopen. Eén bemonstering is uitgevoerd in een droge periode. Gedurende vijf dagen voor deze bemonstering is er geen regenwater afgespoeld. Het afstromende water is bemonsterd in de uitlaten van de regenwaterafvoeren of in de controlepunten voor de uitlaat. Methode: 1. bepalen kwaliteit oppervlaktewater en regenwater; 2. bepalen kwaliteit afstromende water; 3. bepaling effect afstromende water op het ontvangende oppervlaktewater. De stoffen stikstof, koper, nikkel, zink en benzo(a)anthraceen overschrijden de MTR. In Oosterenk zijn de voornaamste bronnen van de zware metalen het verkeer en loden en zinken dakdelen van kantoorgebouwen. De nutriënten (oa stikstof) in het afstromende water zijn vooral afkomstig uit het vuil dat zich heeft opgehoopt op de verhardingen. De fosfaatconcentratie lijkt niet te worden beïnvloedt door het afstromende water. Men is van mening dat het moment van bemonsteren veel invloed heeft, ten gevolge van de zogenaamde first flush. Er wordt opgemerkt dat er een half tot anderhalf uur tussen de aanvang van de bui en de bemonstering heeft gezeten, waardoor de werkelijke concentratiepieken hoger kunnen zijn dan de waargenomen concentraties. Mogelijke maatregelen zijn het aanleggen van bodempassages of rietfilters. Tabel 1.1 Locatie 1
Locatie 2
1.2.6
Waterbodemonderzoek. Parameter Lood Zink Barium Som PAK 10 Minerale olie Minerale olie heptachloorepoxide
Klasse 1 1 1 1 2 1 1
Eindoordeel 2
1
Houtimpregneerbedrijven (1992)
De bedrijfstak vacuümdruk houtimpregneerbedrijven bestaat uit 33 bedrijven (gegevens 1988). In totaal 23 bedrijven impregneren uitsluitend met anorganische zoutoplossingen. Daarnaast zijn er nog twee bedrijven die uitsluitend met cresootolie impregneren. Het overige deel van de bedrijven, de zogenaamde gemengde bedrijven, impregneert met beide verduurzamingmiddelen. Ten behoeve van de bescherming van de bodem moeten houtimpregneerbedrijven hun opslagterreinen voor verduurzaamd hout verharden. Het van de verharde opslagterreinen afstromend hemelwater kan door contact met het verduurzaamd hout verontreinigd zijn met impregneermiddel en dat valt onder de werking van de Wvo.
Regenwater op bedrijventerreinen
Voor het onderzoek is voor de drie soorten houtimpregneerbedrijven een gemiddeld “modelbedrijf” getypeerd. Verder zijn er twee verduurzamingstechnieken te onderscheiden: de conventionele (gangbaar in 1987) en de geavanceerde technieken. Aanbevelingen: Lozingen van (gezuiverd) verontreinigd hemelwater op oppervlaktewater dienen zoveel mogelijk te worden voorkomen door het aansluiten op het gemeenteriool. Bij zoutimpregneerbedrijven is in de praktijk bewezen dat de behoefte aan proceswater groter is dan de hoeveelheid neerslag die van het opslagterrein afstroomt. Lozing van verontreinigd hemelwater hoeft, indien hergebruik mogelijk is, in beginsel dan ook niet te worden toegestaan. Bij gemengde bedrijven kan de hoeveelheid neerslag afkomstig van de opslag van verduurzaamd hout de behoefte aan proceswater voor het zoutimpregneerproces, afhankelijk van de productieverhouding tussen gecreosoteerd en met zouten geïmpregneerd hout, al dan niet overschrijden. Gecreosoteerd hout en met zouten geïmpregneerd hout moet op gescheiden terreinen worden opgeslagen, zodat de lozing van PAK en fenolhoudend hemelwater kan worden voorkomen. Creosoteerbedrijven kunnen het hemelwater afkomstig van de opslag van geïmpregneerd hout niet aanwenden voor hergebruik, omdat er bij deze bedrijven geen behoefte is aan proceswater. Directe aansluiting op de gemeentelijke riolering wordt aanbevolen. 1.2.7
Bedrijfsterreinen (1991)
Tauw Infra Consult B.V. heeft een onderzoek uitgevoerd naar de verontreiniging van hemelwater dat van verhard oppervlak op bedrijfsterreinen afstroomt naar oppervlaktewater. Het gaat hier om hemelwater dat niet rechtstreeks door het productieproces wordt verontreinigd, maar bijvoorbeeld door lek- en morsvlekken tijdens op- en overslag, door opname van verontreinigde deeltjes als gevolg van droge depositie of door het uitregenen van luchtemissies. Naar de werkelijke oorzaken van de toegestane verontreiniging van het afstromende hemelwater is in dit onderzoek niet gekeken. Voor de uitvoering van dit onderzoek zijn een vijftal bedrijven (waarvan 2 organisch en 3 anorganisch) geselecteerd en er zijn 4 metingen per locatie uitgevoerd.
Regenwater op bedrijventerreinen
Tabel 1.2
Beschouwde bedrijven en omschrijving.
Bedrijf Bedrijf 1:
Omschrijving: Anorganisch bedrijf dat voornamelijk zware metalen emitteert. Het totale oppervlak dat hemelwater 2 afvoert bedraagt circa 10.000 m , waarvan 40% uit dakoppervlak bestaat. Het overige deel van het verharde terrein bestaat uit stelconplaten.
Bedrijf 2:
Organisch bedrijf (kunststoffenfabriek) dat voornamelijk aromatische en chloorhoudende verbindingen emitteert. Het totale oppervlak dat afvoert via het meetpunt bedraagt volgens opgave van het bedrijf 2 circa 6500 m en bestaat voornamelijk uit asfalt en beton. Organisch bedrijf dat halfproducten produceert voor de chemische en farmaceutische industrie. Het bedrijf emitteert voornamelijk aromatische en chloorhoudende verbindingen. Het totale oppervlak dat 2 afvoert via het meetpunt bedraagt circa 30.000 m en bestaat uit klinkers en grind. Onder het grind bevindt zich een drainagesysteem. Organisch bedrijf dat kunststoffen produceert met een totaal oppervlak dat afvoert via het meetpunt van 2 circa 80.000 m en bestaat uit asfalt en grove gravel/ lavablokken.
Bedrijf 3:
Bedrijf 4: Bedrijf 5:
Anorganisch bedrijf dat grijs-gietijzer vervaardigt. Het bedrijf emitteert voornamelijk zware metalen. Het 2 totale oppervlak dat afvoert via het meetpunt bedraagt circa 17.000 m en bestaat voornamelijk uit stelconplaten en beton.
De conclusies van dit onderzoek luiden als volgt: -
-
1.2.8
Voor alle vijf onderzochte bedrijfslocaties is met betrekking tot de standaard parameters het horizontale hemelwater ( stroomt rechtsreeks van het bedrijfsterrein in het oppervlaktewater) sterker verontreinigd dan het verticale hemelwater (= hemelwater zoals dat op het bedrijfsterrein valt). Bij vier van de vijf bedrijven worden zowel in het verticale als horizontale hemelwater bedrijfsspecifieke componenten aangetroffen. In het verticale hemelwater overschrijden alleen de gewogen gemiddelde concentraties voor cadmium, koper en zink de toen gehanteerde norm ‘ de algemene milieukwaliteit’ en wel gemiddeld met een factor van respectievelijk 2, 12 en 8. In het horizontale hemelwater overschrijden de gewogen gemiddelde concentraties de toen geldende algemene milieukwaliteit in het volgende aantal gevallen: zink 100%, nikkel en lood 80%, EOX 40%, Chroom 20%. NWRW (1989)
De Nationale Werkgroep Riolering en Waterkwaliteit (NWRW) heeft in 1989 een onderzoeksprogramma opgesteld om inzicht te krijgen in de invloed van lozingen uit het rioolstelsel op de kwaliteit van het oppervlaktewater. Bij dit onderzoeksprogramma zijn metingen verricht naar de kwaliteit van afstromend regenwater in bedrijfsterreinen.
Regenwater op bedrijventerreinen
Tabel 1.3
Bemonsteringslocaties en omschrijving.
code
Type locatie
Verharding
Activiteiten laden en lossen
Olieproducten op- tanks en terrein en overslag Thermische dak en terrein (1:1) verzinkerij
dak: asfalt en bitumen terrein: beton en klinkers dak: aluminium, bitumen en grint terrein: betonnen rijbaan en klinkers dak: kunststof terrein: tegels dak: asfalt-bitumen terrein: betonnen rijbaan en klinkers dak: bitumen en grint terrein: klinkers en asfalt dak: bitumen terrein: klinkers dak: bitumen terrein: klinkers dak: staal terrein: klinkers dak: pannen terrein: asfalt
B10
Vervoerscentrum
terrein
klinkers
B11
Industrieterrein
terreinen,daken en wegen
diverse
B12
Textieldrukkerij
dak
asfalt-bitumen en asfalt
B13
Graveerindustrie
dak en terrein
dak: asfalt/bitumen terreinen: asfalt asfalt bitumen
B1
Papierindustrie
dak en terrein (3:1)
B2
Verf- lakproductie
dak en weg (3:1)
B3
Conserven industrie Vetraffinaderij
dak en terrein (1:1)
Aardappelen verwerking Galvanische industrie Slachthuis
dak en terrein (2:1)
B4 B5 B6 B7 B8 B9
B14
dak en terrein (1:2)
dak en terrein (1:2) dak en terrein (1:2)
Metaalverwerkend dak bedrijf met verfspuiterij B= bedrijfsterreinen
opslag grondstoffen/vaten. Afzuiging tepentine e.d. aan en afvoer van producten. laden van conserven en lossen van grondstoffen aan- en afvoer van oliën en vette, afzuiging vetzuren laden en lossen van grondstoffen en eindproducten laden en lossen van materiaal opslag van materiaal aanvoer van vee, afvoer van vleesproducten op- en overslag van goederen opslag van verzinkte en onderbehandelde onderdelen, uitstoot van zink op en overslag van goederen ‘gemiddelde’ activiteiten van industrieterrein van verschillende bedrijven afzuiging textieldrooginstallatie (waterdamp en oplosmiddelen, vnl. terpentine) afzuiging (Cr, Ni, Cu) afzuiginstallatie gaswasser)
(lucht
passeert
De analyseresultaten zijn weergegeven in het rapport ‘De kwaliteit van het afstromend regenwater Praktijkonderzoek 7.2.1’. Van de bedrijven zijn voornamelijk de hoofdcomponenten geanalyseerd al dan niet aangevuld met specifieke analyses. Bij B1, B5 en B12 zijn de hoofdcomponenten aangevuld met PAK, bij B6 en B9 zijn naast zwevende stof en totaal organische koolstof (TOC), enkele zware metalen geanalyseerd en B2, B10 en B11 zijn de hoofdcomponenten, PAK en zware metalen geanalyseerd. 1.2.9
Transportbedrijf, Alm en Biesbosch 1999.
Het afvalwater is bemonsterd na passage door een lamellen-olieafscheider. Over de verharding, weersomstandigheden, soort (vracht)auto’s dat geparkeerd werd, intensiteit wisseling van auto’s, verdere activiteiten (wassen, op- en overslag enz.) is niets bekend. Conclusie: weinig olie of onopgeloste bestanddelen in het bemonsterde water, wel wat koper. 1.2.10 Negen bouw- en sloopafvalbedrijven, Waterschap De Aa 2003 Bij een bedrijfsbezoek is bij ieder bedrijf een monster genomen. Het betreft bezinkputten bij locaties in de open lucht waar bouw- en sloopafval is opgeslagen. Zowel ruw, als uitgesorteerd, als bewerkt afval komt voor. Alleen zand en stof van puinbrekerijen laat men meestal niet in de open lucht liggen (stuift teveel).
Regenwater op bedrijventerreinen
Monstername vond doorgaans plaats op een moment dat het niet regende. Sommige bezinkputten waren slecht onderhouden (veel bezinksel / drijflaag). Toch zijn monsters geschept, waarbij het te verwachten valt dat er ook in beperkte mate drijflaag / bezonken materiaal meebemonsterd is. De conclusies: in enkele monsters zat veel onopgeloste stof en daaraan gehechte vervuiling. Een betere kwaliteit zal nodig zijn voordat dit water direct op oppervlaktewater geloosd zou kunnen worden. In mindere mate geldt hetzelfde voor lozing op de bodem. Echter de vraag is of de werkelijke gemiddelde kwaliteit hemelwater zo slecht is als in deze monsterreeks lijkt. 1.2.11 Thermische verzinkerij, Waterschap De Dommel 2002 Waargenomen was dat het hemelwater uit een regenwaterriool gekleurd was en stonk. Op dit hemelwaterriool loost een bedrijf en enkele kolken van de openbare weg. Men heeft toen besloten om het hemelwater op meerdere plaatsen te bemonsteren, enkele weken na deze waarneming. Een van de doelen was bezien of er sprake kon zijn van verkeerde aansluitingen. Het buitenterrein bestond uit de klinkerverharde openbare weg (zelfs een rotonde), een asfaltverhard parkeerterrein voor vrachtauto’s en een betonnen verhard opslagterrein voor gereed product. Het bedrijf heeft voor eind 2003 forse plannen om te saneren in de emissie naar de lucht en via afvalwater. In het hemelwaterriool waren geen zuiveringsvoorzieningen aanwezig. Conclusie: de organoleptische waarnemingen konden niet herhaald worden in het riool. Het hemelwater van het dak bevat hogere concentraties van diverse zware metalen, niet allen zink. Het opslagterrein levert relatief wat minder vervuild afvalwater op, hier wordt dus het dakwater wat verdund. Het hemelwater van het parkeerterrein en de openbare weg is relatief schoner, hoewel ook hier hogere concentraties zware metalen zijn aangetroffen. Daarnaast zit er olie in het hemelwater; overigens te weinig om een lamellen-olieafscheider zinvol te maken. 1.2.12 Parkeerterrein afvalverwerker Huissen, Rivierenland 2002 De bemonsteringsdatum was 16-9-2003. Verder ontbreekt iedere specificatie. Gezien de hoge aangetroffen oliegehalten en het feit, dat redelijk uitgebreid op olie was geanalyseerd, zal hier een bijzondere aanleiding zijn geweest. De aangetroffen olie betrof vooral de langere alkaanketens (>20 C), dus eerder motorolie of procesolie dan benzine e.d. 1.2.13 Bedrijventerrein gemeente Haelen, Zuiveringschap Limburg 2000. Tussen april en juni 2000 zijn 10 monsters genomen uit een regenwaterriool. 2 keer is dit gebeurd na een hevige bui, 8 keer na een kleine bui. Het betreft terrein Windmolenbos. Dit terrein ligt op een kilometer ten westen van de op kolen gestookte energiecentrale Prins Claus . Het bedrijventerrein is enige tientallen hectaren groot. De monsterpuntomschrijving is “Giezel van Westrom (bepaalde straat) tot Roermondseweg + deel Roermondseweg”. Het betreft een klinkerverhard terrein. Hoe groot, welke voorzuivering e.d. is niet bekend. Wel dat er weinig voor de hemelwaterkwaliteit van belang zijnde bedrijfsactiviteiten plaatsvinden, zoals spuiterijen, zeefdruk e.d. Geconcludeerd werd dat zware metalen wel in enkele monsters in hoge mate voorkomen. Vluchtige aromaten, PAK, gechloreerde koolwaterstoffen en minerale olie zijn slechts in enkele monsters aangetroffen en dan nooit in normoverschrijdende mate. Ook onopgeloste stof, nitraat en CZV bleven ver onder de norm. Bij vier monsters is een hoger gehalte dan de norm gevonden voor CZV en bij twee monsters voor onopgeloste stof. Er is een kleine seizoenstrend in het nitraatgehalte te zien: onaantoonbaar in april / eerste helft mei, 1,4 mg N/l in tweede helft mei en juni.
Regenwater op bedrijventerreinen
1.2.14 Waterbodemanalyse industrieterrein Brunssum, Zuiveringschap Limburg 1998 Eén steekmonster is genomen in maart 1998 in de influentleiding van een retentiebassin voor hemelwater. Dit is de enige influentleiding. Industrieterrein ”Ganzepool” bestaat uit een groothandel in hout, grond en andere materialen, met opslag in de open lucht en een andere groothandel. Het terrein is grotendeels niet verhard, want het is aangelegd op een oude mijnsteenberg. Van deze mijnsteen is bekend dat ze tamelijk veel zware metalen bevat. Niet gespecificeerd is welk oppervlak is aangesloten op de hemelwaterleiding of met welke zuiveringsvoorzieningen. Conclusie is, dat het hemelwater licht gekleurd was, zwevende stof bevatte (20 mg/l) en CZV (85 mg/l). Mogelijk treedt in het retentiebassin nog afbraak of bezinking op. De overige geanalyseerde stoffen waren niet of nauwelijks aanwezig; dit gold voor alle zware metalen, N-Kj en voor PAK, PCB’s, en minerale olie. 1.2.15 Regenwateruitlaat Weert, Zuiveringschap Limburg 1999 Het betreft stalling van nieuwe auto's op asfalt. Bemonsterd is aan het einde van een hemelwaterriool, dat hemelwater opvangt van het uitlaadpunt van vrachtauto's. Het monster is genomen aan het einde van een regenbui. Bemonsterd is in begin december, terwijl er geen gladheidsbestrijding was gebruikt. Het betreffende asfalt was 1/2 jaar oud. Conclusie is, dat dit hemelwater enkele amper detecteerbare hoeveelheden olie, PAK en zware metalen bevatte, oftwel zeer lage concentraties . Naast N-Kjeldahl bevatte dit monster nog enig zwevend stof. De oorzaken hiervoor kunnen zijn depositie van ammoniak en NOx, daarnaast mogelijk vertering van herfstblad. Dit laatste is echter minder waarschijnlijk, aangezien amper CZV is aangetroffen in het monster. 1.2.16 Regenwateruitlaat bedrijfsterrein, Zuiveringschap Limburg, 2000-2002 Steekmonsters zijn genomen uit de lozingspijp van een hemelwaterriool op een bermsloot. Het bedrijfsterrein is asfaltverhard. Hierop vinden geen bijzondere activiteiten plaats. Er zijn geen zuiveringsvoorzieningen Conclusie: Er is een beperkt pakket onderzocht. Qua onopgeloste bestanddelen en CZV kan dit water geloosd worden op oppervlaktewater of in de bodem. 1.2.17 Retentiebassins vliegveld Beek, Zuiveringschap Limburg, 1999 De monsters zijn genomen op 24/2/1999. De bassins wateren af op een vuilwaterriool. Doel was alleen te bekijken hoeveel verontreinigingsheffing verschuldigd zou kunnen zijn. Waar het CZV-gehalte niet bijzonder was, was het N-Kjeldahl-gehalte zeer hoog circa 35x de MTR-waarde. Overigens geldt deze waarde niet het winterhalfjaar, omdat dan op de stikstof geen algen groeien e.a. eutrofiëringsverschijnselen. 1.2.18 Onderzoek naar 12 afvalbedrijven, Waterschap Vallei en Eem 1998 Van oktober tot en met december 1998 heeft waterschap Vallei en Eem bij 12 bedrijven monsters genomen; bij de meeste bedrijven betrof het twee steekmonsters. Doel van dit onderzoek was niet alleen kijken welke kwaliteit het hemelwater had, maar vooral ook bezien in hoeverre bezinkputten werkten en of onopgeloste stof kon fungeren als indicatorparameter voor zware metalen. Geen resultaten bekend.
Regenwater op bedrijventerreinen
De onderzochte bedrijven betroffen: Afval allerlei Gemeentewerven Metaalverwerkers Bouw- en sloopafval (verwerkte daarnaast ook veegvuil) Overlaadstation huisvuil
Voor bezinkput 2 1
Na bezinkput 3 2 2 1
1
Conclusies hieruit waren, dat er zeer hoge gehalten aan onopgeloste bestanddelen zijn gemeten. Deze onopgeloste bestanddelen bestonden gemiddeld voor 57% uit anorganische stof. Ook de gemeten vrachten aan zware metalen waren hoog; deze hadden een correlatiecoëfficiënt van 0,61 met de zwevend stof. De zware metalen waren voor het overgrote deel aanwezig in de onopgeloste vorm, alleen nikkel was in hogere concentratie aanwezig in opgeloste vorm. De metaalafvalverwerker en de gemeentewerf hadden relatief het vuilste hemelwater na de bezinking. De bezinking gaf een verwijderingsrendement van ruwweg 2/3 van de vuilvracht, dit door groepsgemiddelden van bedrijven uit dezelfde bedrijfstak met elkaar te vergelijken. Overigens ontbreken ook bij dit onderzoek gegevens over het meetplan en omstandigheden (type verhard oppervlak, wanneer is gemeten in de regenbui, bemonsteringswijze enz.). 1.2.19 Categorie indeling, STOWA 2004 De STOWA heeft onderzoek laten doen naar de kwaliteit van het afstromende regenwater bij bedrijventerreinen. Bij bedrijventerreinen wordt vaak gedacht aan zware industrie en zwaar vervuild regenwater door bijvoorbeeld lekkages en calamiteiten. Inzicht over de feitelijke verontreiniging van het regenwater ontbrak echter. De behoefte aan inzicht in de mate van vervuiling van regenwater was reden voor STOWA om een onderzoek hiernaar te laten verrichten. Dit onderzoek werd verzorgd door de GTD / waterschap Aa en Maas en adviesbureau Tauw. Doel was te komen tot aanbevelingen op welke wijze duurzaam en verantwoord kan worden omgegaan met regenwater op bedrijventerreinen. De gegevens voor dit onderzoek zijn verzameld via een literatuurstudie naar nationale en internationale onderzoeken. Tevens is een enquête gehouden onder alle waterkwaliteitsbeheerders in Nederland. Daarbij zijn diverse afdelingen en invalshoeken benaderd: Wvo-vergunningverlening en handhaving, rioleringsadvies en onderzoek waterkwaliteit. Dit heeft gegevens opgeleverd over de kwaliteit van afstromend regenwater, variërend van uitgebreide onderzoeksrapporten tot “losse” analyseresultaten. In het totaal zijn ruim 80 onderzoeken verkregen. Probleemstoffen Om de graad van vervuiling van het regenwater te beoordelen is, vanwege gebrek aan specifieke normen, uitgegaan van de Maximale Toelaatbare Risico – waarden (MTR) of met in Wvo-vergunningen gehanteerde lozingsnormen. Met enige regelmaat zijn er waarden gevonden boven lozingsnormen of MTR-waarden voor onopgeloste stof, olie, som zware metalen en PAK. Deze overschrijdingen worden ook vaak bij de kwaliteit van hemelwater en afstromend regenwater in het stedelijk gebied gevonden. Voor koper en zink zijn vrijwel alle monsterresultaten boven de MTR-waarde, tot wel een factor duizend. Andere stoffen zoals lood, nikkel, cadmium, stikstof, CZV of PCB’s zijn zelden of nooit normoverschrijdend aangetroffen.
Regenwater op bedrijventerreinen
Vervolgens is gekeken hoe de gevonden kwaliteit van het regenwater zich verhoudt met de kwaliteit bij woonwijken en wegen. Duidelijk werd dat enkele typen bedrijven veel sterker vervuild regenwater hebben. Berekend men een groepsgemiddelde van “schone” bedrijfstakken, dan is het regenwater van bedrijventerreinen zeker niet meer vervuild dan dat van woonwijken. De mogelijkheden voor het afkoppelen van woonwijken staan voor wat betreft de waterkwaliteit niet ter discussie (beleidsbrief regenwater) zo ook voor deze bedrijventerreinen. Bedrijfstakken Bij de naar de aard van de bedrijvigheid “onverdachte” terreinen liggen de concentraties van stoffen in dezelfde orde van grootte als in het afstromend regenwater van woonwijken. Dit gold zelfs voor regenwatermonsters van straten en terreinen voor zware industrie. Transportbedrijven / parkeerterreinen en milieustraten worden vaak genoemd als typen bedrijven waarvan het afstromende regenwater “verdacht” is. Volgens de onderzoekgegevens is deze veronderstelling vaak onterecht. De aangetroffen concentraties verontreinigingen in het regenwater waren hier niet van zodanige aard, dat afkoppelen van het riool voor deze bedrijfstakken onmogelijk zou zijn. Enkele bedrijfstakken hebben verharde oppervlakken die zeer vervuild regenwater kunnen leveren. Dit zijn thermische verzinkerijen, verwerkers van bouw- en sloopafval, autosloperijen en schroothandels. De mate waarin preventie, good-housekeeping en compacte zuiveringsmaatregelen onderdeel uitmaken van de bedrijfsvoering, bepaalt of er daadwerkelijk sterker vervuild regenwater in het milieu komt. Milieucategorieën De VNG heeft een brochure “bedrijventerreinen en milieuzonering”. Hierin staan bedrijfstypen genoemd met daarachter een cijfer. De minst milieubelastende bedrijven hebben een milieuklasse 1, de meest belastende zijn klasse 5. In een bestemmingsplan ligt vast tot welke milieuklasse een bedrijventerrein behoort. Gekeken is of deze milieuklassering gekoppeld kan worden aan harde aanbevelingen t.a.v. het rioolstelsel en de mogelijkheden tot afkoppelen. De indeling in milieucategorieën blijkt een goede, ruwe maat voor een eerste schifting ten aanzien van de mogelijkheden van afkoppelen. Categorieën 1 en 2 (A) zijn afkoppelbaar. Bij de categorieën 3, 4 en 5 kan ook worden afgekoppeld, echter met collectieve zuivering van regenwater. Specifieke aandacht verdienen de eerder genoemde vervuilende typen bedrijven die zich vooral in milieuklasse 3 bevinden. Bij deze bedrijven is afkoppelen van specifiek verhard oppervlak slechts wenselijk bij aanvullende maatregelen: voorkomen van vervuiling (bronmaatregelen) in combinatie met zuiveringsvoorzieningen. Zuivering Het STOWA-rapport geeft ook een theoretische beschouwing over zuiveringsvoorzieningen. Te onderscheiden zijn compacte voorzieningen zoals olie-afscheiders en bezinkputten en omvangrijkere voorzieningen. De compacte zuiveringsvoorzieningen zijn bij individuele bedrijven toepasbaar en hebben vaak alleen een gewenst rendement bij relatief zwaar vervuild regenwater. De omvangrijkere voorzieningen zoals bodempassage, zandfiltratie of retentievijvers verwijderen lagere niveaus van verontreinigingen. Afhankelijk van de situatie (rioolsysteemkenmerken, verhard oppervlak) kunnen deze voorzieningen ook door individuele bedrijven worden getroffen, echter aanleg op het niveau van bedrijfsterreinen is meestal kosteneffectiever en beheersbaarder.
Regenwater op bedrijventerreinen
Beslisboom Deze hiervoor besproken bevindingen zijn doorvertaald naar een beslisboom. Het overgrote deel van daken, wegen en parkeerplaatsen van bedrijventerreinen kan, evenals bij woonwijken, over het algemeen zonder aanvullende zuiveringsvoorzieningen worden afgekoppeld. Een zuiveringsvoorziening kan in veel gevallen relatief eenvoudig worden ingepast en daardoor wenselijk zijn als waterkwaliteitswaarborg. Verharde oppervlakten rondom bedrijven zijn vrijwel allemaal afkoppelbaar, waarbij bij terreinen voor zwaardere industrie wel zuivering middels bodempassage e.d. van belang is. Geadviseerd wordt om zware bron- én end of pipemaatregelen te treffen bij het afkoppelen van: bedrijven met veel uitstoot van stof; • • bedrijven met thermische processen, die uitstoot naar de lucht geven; • bedrijven die uitlogende of stofachtige materialen buiten opslaan; • productieprocessen in de buitenlucht zoals soms puinbrekers, composteerders e.d.; • morsende, stuivende en lekkende vrachtauto’s, op- en overslag e.d. Bij de risicovolle of vervuilde verharde oppervlakten is na bron- en zuiveringsmaatregelen gedeeltelijke afvoer naar de RWZI te overwegen (bv verbeterd gescheiden stelsel met een lage pompovercapaciteit van 0.1 mm/h als waarborg bij calamiteiten of foutieve aansluitingen). De zuivering bij de bedrijven komt voort uit principe (terughouden door vervuiler), maar dient ook ter zuivering van het naar oppervlaktewater overstortende regenwater. De betreffende bronmaatregelen liggen deels in beheer en good-housekeeping. De overheid heeft hierin een bewakende en stimulerende taak. Bij afgekoppelde terreinen moet toezicht en controle op bedrijven door de bevoegde instanties worden geïntensiveerd. Structurele voorlichting aan de bedrijven met afgekoppelde verharde oppervlakten is ook een belangrijk middel. Conclusie van het onderzoek Lozing van regenwater van bedrijventerreinen in de bodem of op oppervlaktewater is wat betreft de kwaliteit vaker mogelijk dan normaliter wordt aangenomen. Vaak kunnen grote oppervlakken tegen een lagere (financiële) inspanning worden afgekoppeld. Afstromend regenwater bij bedrijfsterreinen is in veel gevallen vergelijkbaar met de kwaliteit van afstromend regenwater van woonwijken. Met blijvende aandacht voor specifieke typen bedrijven en bedrijfsprocessen liggen er grote kansen voor verantwoordelijk en kosteneffectief afkoppelen. Het STOWA-rapport “Omgaan met hemelwater bij bedrijfs- en bedrijventerreinen” is op www.stowa.nl te downloaden. RIONED gebruikt deze rapportage bij het opstellen van de leidraad module ‘ bedrijventerreinen’ en verwerkt het in het Interactieve beslissingsondersteunende systeem voor afkoppelen. Waterschap Aa en Maas en andere wateschappen verwerken de nieuwe inzichten in dit artikel in haar komende beleid “verantwoord afkoppelen”. Categorie-indeling bedrijventerreinen [STOWA, 2004] In de ruimtelijke ordening en in de Wet milieubeheer worden bedrijfstypen ingedeeld in milieucategorieën. Bedrijventerreinen krijgen een classificatie, bijvoorbeeld type 4. Alleen bedrijfstypen van milieucategorie 4 (en evt. 3 of 5) mogen zich op zo’n bedrijventerrein vestigen. De gegevens zijn ingedeeld in milieucategorieën (VNG). De milieucategorie wordt bepaald door stofuitstoot en geur evenals door geluid, gevaar, visuele aanblik en verkeersaantrekkende werking. Volgens deze indeling komen kantoren en detailhandel bijvoorbeeld in categorie 1. Categorie 2 bestaat voornamelijk uit; autohandel, -showrooms, parkeerterreinen en –garages, de meeste soorten groothandels en opslagen, theaters, bioscopen en café’s, enz.
Regenwater op bedrijventerreinen
De diverse invloeden op de milieucategorieën wordt in de categorie-indeling meegenomen. Zo hebben drukkerijen van dagbladen (categorie 3) en vulinstallaties voor gasflessen (categorie 5) vrijwel geen stofuitstoot en zijn daarmee voorbeelden die ondanks hun beperkte emissie toch in een hoge milieucategorie zijn ingedeeld. Categorie 5 is de zwaarste categorie. Daarnaast is er categorie 6; dit betreft een categorie waar de besluitvorming t.a.v. ruimtelijke ordening bij het Rijk ligt. Op basis van de meetresultaten bij dit onderzoek werd gesteld dat de kwaliteit van categorie 1 en 2 beter is dan de overige categorieën en vergelijkbaar met de kwaliteit van afstromend regenwater in woongebieden.
1.3
Overige literatuur
1.3.1
Cuwvo/CIW-rapportages
Door Cuwvo/CIW zijn meerdere rapporten uitgebracht over de afvalwatersituatie van allerlei bedrijven, zoals verf-, lak- en drukinktfabrieken, ziekenhuizen, bedrijven voor oppervlaktebehandeling van metalen en dergelijke. Een beschouwing over hemelwater wordt in deze rapporten niet gemaakt. 1.3.2
Handreiking vergunningverleners
In deze notitie worden drie onderwerpen behandelt: 1. de (geschreven 14 juni 2000) uitspraken van het Europese Hof, de reikwijdte van de Wvo betreffende; 2. het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen op bedrijfsterreinen; 3. het afkoppelen van verharde oppervlakken van bedrijfsterreinen. Ad 1 Ad 2
Ad 3
De reikwijdte van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren beslaat ook luchtemissies. Bij de bestrijding van groene aanslag en onkruid op verhardingen wordt vaak gebruik gemaakt van chemische bestrijdingsmiddelen. Een deel van die gebruikte middelen wordt met regenwater geloosd. Een belangrijke emissiebron van dergelijke middelen is het onderhoud van bedrijfsterreinen. Met name in en direct na de gebruiksperiode van dergelijke bestrijdingsmiddelen zijn hoge waarden van chemische bestrijdingsmogelijkheden in het oppervlaktewater gemeten tot ver boven de oppervlaktewaterkwaliteitsnormen. Bij de huidige praktijk van verlening van Wvovergunningen aan bedrijven kan direct rekening worden gehouden met de mogelijke emissie van deze stoffen, c.q. aan de vermindering van het gebruik ervan. Er wordt onderscheid gemaakt in terreinbeheer van het industrieterrein zelf (het openbare deel) en een terreinbeheer van elk individueel bedrijf. Afkoppelen van verhard oppervlak is een onderdeel van het beleid “ Stedelijk water” van de waterschappen. Ook voor bedrijfsterreinen wordt nagestreefd om zoveel als mogelijk nauwelijks verontreinigd regenwater af te koppelen. Voor deze terreinen wordt een voorzichtig beleid gevoerd ten aanzien van afkoppelen, in verband met het mogelijke gevaar van extra verontreiniging. In de notitie is verdere invulling gegeven aan afkoppelen van verharde oppervlakken bij individuele bedrijven.
Regenwater op bedrijventerreinen
Bijlage 2 Praktijkonderzoek
Regenwater op bedrijventerreinen
2
Uitvoering praktijkonderzoek regenwater
2.1
Inleiding
Voorafgaande aan de uitvoering van het meten en bemonsteren van de locaties is eerst een onderzoek verricht naar potentiële industrieterreinen, die geschikt zouden kunnen zijn voor het onderzoek. Van de betreffende terreinen zijn de plattegronden opgevraagd en beoordeeld. Een eerste selectie heeft hierop plaatsgevonden en de 12 geselecteerde terreinen zijn op 17 juni 2003 bezocht en beoordeeld op de mogelijkheid om de metingen en bemonsteringen uit te voeren. In de praktijk zijn een aantal zaken aan het licht gekomen die een goede bemonstering in de weg staan. In het kader van het onderzoek is van september 2003 tot en met maart 2004 praktijkonderzoek uitgevoerd. Van vijf locaties is het regenwaterriool bij regenweer bemonsterd, om de kwaliteit van het afstromende regenwater naar het oppervlaktewater te bepalen. De onderstaande locaties zijn bij het onderzoek betrokken: -
bedrijventerrein Meppel Noord; bedrijventerrein Groot Verlaat te Steenwijk; bedrijfsterrein distributiecentrum te Beilen; bedrijventerrein De Hanekampen te Beilen; bedrijventerrein De Wieken te Hoogeveen.
Ook is op een aantal locaties de kwaliteit van het hemelwater dat nog niet in contact is geweest met het grondoppervlak als referentiewaarde bepaald. In de volgende paragrafen wordt kort ingegaan op de wijze van bemonstering en de verschillende onderzoekslocaties. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de analyseresultaten van het beschreven praktijkonderzoek.
2.2
Parameters
Voor de kwalitatieve metingen is gekozen om de volgende parameters te onderzoeken: CZV, BZV5, (zware) metalen, bezinksel, onopgeloste bestanddelen, stikstof-Kjeldahl, fosfaat, PAK, minerale olie, chloride, sulfaat, vluchtige aromaten en EOX.
2.3
Algemene bemonsteringsmethodiek
Voor het bepalen van de kwaliteit van het afstromende regenwater is bij de meeste locaties gebruik gemaakt van een volumeproportionele bemonstering. Vanwege praktische redenen is hiervan soms afgeweken. Door een niveau geschakelde dompelpomp met een capaciteit van 3 50 m /uur kon bij regenval (niveaustijging in een pompput) het water in het riool worden verpompt. Via een meetwagen is het water verpompt naar het dichtstbijzijnde lozingspunt. De meetwagen was voorzien van een debietmeter, die na elke 100 l water een puls (stuurstroom in mA) gaf en het bemonsteringsapparaat aanstuurde. Door middel van een pulsteller kon het verpompte debiet worden bepaald. In figuur 2.1 is een opstelling van de meetwagen weergegeven voor een volumeproportionele bemonstering. Voor het bepalen van de kwaliteit van het hemelwater is een constructie gemaakt voor het opvangen van hemelwater, zie figuur 2.2.
Regenwater op bedrijventerreinen
Figuur 2.1 Configuratie volumeproportionele bemonstering
2.4
Figuur 2.2
Opvangconstructie hemelwater
Bemonstering locatie Meppel Noord
Voor de locatie Meppel Noord is in overleg met de gemeente Meppel een deel van het rwa-riool van het bedrijventerrein ‘Meppel Noord’ afgesloten. Dit deel kan omschreven worden als het gedeelte lopend vanaf het begin van de Eekhorsterweg tot en met de afslag naar de Broekenweg. Op dit deel is ook het rwa-riool van de Hogemaat aangesloten. Ter voorkoming van eventuele overstromingen is de afsluiter van de vrije afstroming (gemeentelijk kenmerk: 309022) richting de sloot langs de provinciale weg S10 en de afsluiter vanuit het dwa-riool, ter hoogte van de rwa-put open gelaten. Bemonstering van het afgekoppelde oppervlak heeft plaatsgevonden in de rwa-put ter hoogte van de spoorsloot,zoals weergegeven in figuur 2.4. Hiertoe is de afsluiter richting de spoorsloot dichtgedraaid. In figuur 2.3. wordt de toegepaste bemonsteringsopstelling weergegeven.
Figuur 2.3
Bemonsteringslocatie Meppel Noord
Figuur 2.4
Bemonsteringsput Meppel Noord
Regenwater op bedrijventerreinen
Aan de hand van de rioleringstekeningen en het basis rioleringsplan is het totale afwateringsoppervlak voor deze situatie vastgesteld op circa 90.000 m2. Naar schatting is circa 40 % van het oppervlak afgekoppeld dakoppervlak. Daarnaast is circa 10 % van het oppervlak onverhard. Circa 45.000 m2 verhard oppervlak is op het rwa-riool aangesloten. Het totale afgekoppelde rwa-riool heeft een lengte van 460 meter, een diameter van 50 cm verlopend naar 30 cm stroom opwaarts. De totale inhoud van het riool is berekend op circa 75 m3. Op 15 september 2003 is een meetwagen en een bemonsteringskast op de locatie geplaatst. Teneinde het effect van de afsluitingen vast te stellen is op 18 september 2003 begonnen met het leegpompen van het rwa-riool. Op deze wijze zou ook hydraulische buffercapaciteit worden gecreëerd in het stelsel. Echter de regenval die verwacht werd, bleef uit waardoor met de werkzaamheden gestopt is. Op 22 september is opnieuw begonnen met het leegpompen van het riool. Na 3 uur is circa 110 m3 rioolwater naar de spoorsloot verpompt. Echter heeft dit niet tot een niveaudaling in de put geleid, hetgeen wel verwacht werd. Eigen onderzoek en overleg met een buitendienst medewerker van de gemeente Meppel hebben geen directe oorzaken kunnen achterhalen voor het waargenomen feit. Doordat circa 110 m3 rioolwater is verpompt, is het riool wel volledig doorgespoeld. Besloten is niet verder te gaan met het leegpompen en de bemonstering na regenval op te starten. In de periode van 22 tot 23 september 2003 is op de bemonsteringslocatie 9 mm regen gevallen en voldoende hemelwater voor het onderzoek verzameld. In totaal is 125,5 m3 regenwater via de meetwagen naar de spoorsloot verpompt en 16 liter monstermateriaal verkregen. Op basis van het geschatte oppervlak kon een afstroming van circa 400 m3 verwacht worden.
2.5
Bemonstering locatie Steenwijk
In overleg met de gemeente Steenwijkerland en waterschap Reest en Wieden is gekozen voor de locatie ‘Groot Verlaat I’ voor het uitvoeren van een tweede volumeproportionele bemonstering bij regenweer. Dit bedrijventerrein kent een gescheiden rioolstelsel met meerdere rwa-uitlaten naar het oppervlaktewater. Eén uitlaat, gelegen aan de Broekslagen, is voorzien van een gemaal met 3 een pompcapaciteit van circa 55 m per uur en is als bemonsteringsplek uitgekozen. In figuur 2.5 is het gemaal weergegeven. Aan de hand van de locatie tekeningen is het totale afwateringsoppervlak op het rwa-riool geschat op 2.700 m2. Op dinsdag 21 oktober 2003 is de bemonsteringkast geplaatst. Enige aanpassingen aan het gemaal hebben plaatsgevonden waarbij de bemonsteringskast aangeschakeld werd op het moment dat het gemaal in bedrijf was. Via een urenteller kon het aantal bedrijfsuren worden vastgesteld en zo de hoeveelheid verpompt regenwater worden bepaald. Door het toepassen van deze constructie was het niet nodig een meetwagen met pomp, zoals toegepast in Meppel Noord, te gebruiken. Op zondag 26 oktober 2003 is 7 mm regen gevallen, echter is geen monster via de volumeproportionele monstername verzameld, doordat de pomp in het gemaal niet gedraaid heeft.
Figuur 2.5 Bemonsteringslocatie Steenwijk ‘Groot Verlaat’
Regenwater op bedrijventerreinen
Bij een neerslagvolume van circa 19 m3 is op het verharde oppervlak geen noemenswaardige afstroming opgetreden. Het gemaal treedt pas in werking wanneer een bepaald niveau in de pompput wordt bereikt, zodat het stelsel een zekere buffer werking heeft. Op 31 oktober 2003 is circa 4,6 mm regen gevallen in de periode van 26 oktober tot 31 oktober 2003, wat overeenkomt met een neerslagvolume van circa 12,4 m3. Via het gemaal is 16 m3 regenwater verpompt. Echter er is onvoldoende monster verzamelend. In overleg is besloten een steekmonster te nemen. Ook is een monster genomen van het opgevangen hemelwater via de constructie weergegeven als figuur 2.2. Beide monsters zijn door waterschap Reest en Wieden geanalyseerd. Op 24 november is 25 mm regen gevallen. Dit komt overeen met 67,5 m3. Er is circa 113 m3 regenwater verpompt wat niet overeenkomt met de te verwachten hoeveelheid af te stromen regenwater. Voldoende monster is voor het onderzoek verkregen. Daarnaast is ook voldoende hemelwater opgevangen. Beide monsters zijn door waterschap Reest en Wieden geanalyseerd. Ook bij het onderzoek op de locatie te Steenwijk blijkt dat de hoeveelheid neerslag theoretisch bepaald en de gemeten hoeveelheden niet overeenstemmen. Hierbij wordt soms meer en soms minder dan verwacht gemeten. Bij overige onderzoeken in Nederland blijkt dat op dergelijke locaties slechts 20-40% van de neerslag door riolering wordt ingezameld en getransporteerd. Veel van de neerslag blijft op de verharding achter van waar het infiltreert en verdampt.
2.6
Bemonstering locatie Distributiecentrum Beilen
Als derde locatie is gekozen voor het bedrijfsterrein van een distributiecentrum te Beilen. Dit bedrijfsterrein is gevestigd aan de Kanaalweg en kent een verbeterd gescheiden rioolstelsel. Via zeven gemalen wordt het regenwater naar een centraal gelegen gemaal verpompt. Samen met het vuilwater wordt de first-flush door een persleiding naar de rwzi verpompt. De uitlaat van het overige gaat naar het oppervlaktewater. Een volumeproportionele bemonstering is uitgevoerd bij gemaal 5 ter hoogte van de ingangspoort, zie figuur 2.7. Aan de hand van locatietekeningen is een verhard afstromend oppervlak bepaald van circa 20.400 m2. Dit betreft de laad- en loskuil, zoals weergegeven in figuur 2.6, en het parkeerterrein voor de voertuigen van de medewerkers.
Figuur 2.6
Bemonsteringslocatie
Op 26 november 2003 is de bemonsteringskast met randapparatuur van de locatie aan het Groot Verlaat te Steenwijk verplaatst naar de locatie te Beilen. De technische dienst vanhet bedrijf heeft de schakelkast aangepast zodat een volumeproportionele bemonstering mogelijk was. Het gemaal is voorzien van pompput met drie pompen van elk 135 m3/uur. Voor de bemonsteringsopstelling is alleen pomp 1 ingeschakeld. De pompen 2 en 3 zijn handmatig uitgezet. Figuur 2.7
Bemonsteringskast Distributiecentrum
Regenwater op bedrijventerreinen
Evenals bij de locatie in Steenwijk is ook hier geen meetwagen gebruikt doordat de bemonstering via het gemaal heeft plaatsgevonden. Op het moment dat pomp 1 bij hoog niveau werd ingeschakeld, was de bemonsteringskast ook van netvoeding voorzien. Door een urenteller kon het verpompte debiet worden bepaald. De periode 28 november tot en met 1 december 2003 is een regenachtige periode geweest. Uit de opgevangen regen in de regenwateropvangconstructie kon worden afgeleidt dat er circa 8 mm regen was gevallen, wat overeenkomt met een neerslagvolume van circa 160 m3. Uit de urenteller bleek dat pomp 1, totaal 30 minuten had gedraaid wat overkomt met een verpompt debiet van circa 65 m3. In de bemonsteringskast was echter maar 1,5 liter water verzameld wat onvoldoende was voor het analyseonderzoek. Dit water was zeer troebel en dit duidde erop dat relatief veel slib in het monster aanwezig was. Hierop is besloten is om de aanzuigmond in de put iets te verhogen. Na een droge periode van circa 11 dagen is op 13 en 14 december 2003 meer dan 20 mm regenval gemeten en voldoende hemelwater uit het rioolsysteem verzameld. Deze neerslaghoeveelheid komt overeen met circa 400 m3 neerslag volume. Uit de tellerstand van de urenteller bleek dat pomp 1 circa 1 uur en 40 minuten had gedraaid, wat overeen komt met een verpompte hoeveelheid water van 225 m3. Een handmatig verkregen monster en het opgevangen hemelwater van 14 december 2003 zijn voor het onderzoek gebruikt. Door de bemonsteringskast van Tauw is geen monster verzameld. De tijdsperiode van “pomp 1 in bedrijf” is te kort geweest voor het volledig afwerken van 1 bemonsteringscyclus door de bemonsteringskast. Besloten is een handmatig monster te verzamelen. Vanwege de korte pomptijd van het gemaal is besloten om de schakelkast aan te passen. Hiertoe is een extra continue 220 V aansluiting gemaakt en een schakeling met een tijdrelais. Op deze manier was het mogelijk de bemonsteringskast een langere tijd te voorzien van netvoeding zodat een complete bemonsteringscyclus kon worden afgewerkt. Op 21 december 2003 is circa 80 m3 water door middel van het gemaal verpompt bij een neerslag hoeveelheid van 16 mm (326 m3) in de periode van 15 december tot en met 21 december. In totaal is 8 liter regenwater voor onderzoek op het laboratorium. Het opgevangen hemelwater is in deze periode niet verzameld en niet voor onderzoek meegenomen. Voor deze locatie blijkt in alle gevallen meer neerslagvolume te zijn verwacht dan is afgepompt via gemaal 5. Wellicht is het afwaterende oppervlak naar gemaal 5, bepaald aan de hand van locatietekening niet geheel correct.
2.7
Bemonstering locatie Hanekampen Beilen
De locatie is het bedrijventerrein Beilen Hanekampen, gelegen aan de Hanekampen te Beilen, met een gescheiden stelsel en een geschat afstromend oppervlak van circa 3200 m2. Het hele terrein kent 3 rwa-uitlaten waarvan één ter hoogte van een metaalbewerking- en freesfabriek. Deze uitlaat (rioolbuis) mondt uit in een droge sloot, die afwatert op één van de poelen langs de A28. Deze uitlaat is gebruikt voor het uitvoeren van een volumeproportionele bemonstering.
Figuur 2.8 Metaalbewerking Hanekampen Beilen
Regenwater op bedrijventerreinen
Op 8 januari 2004 is een bemonsteringsapparaat operationeel gemaakt. Het afstromende regenwater richting de sloot is door middel van een opvangconstructie opgevangen. Via een pomp met een capaciteit 50 m3/h is het water naar een meetkast verpompt, waar het debiet is gemeten en een volumeproportioneel monster verzameld. Na een regenperiode van 8 tot 9 januari 2004 16 m3 afgestroomd regenwater verpompt. In totaal is in deze periode een neerslag hoeveelheid gemeten op het KNMI station te Hoogeveen van 4,1 mm dat overeenkomt met een geschat neerslagvolume van circa 13 m3. Van 9 tot 11 januari is 16,3 m3 afgestroomd regenwater verpompt. Een neerslag hoeveelheid van 7, 1 mm is gemeten wat overeenkomt met circa 23 m3. Van beide perioden is een voldoende monster verkregen voor onderzoek. Bij deze locatie is geen hemelwater opgevangen. Voor deze locatie te Beilen kan geconcludeerd worden dat gemeten afgestroomde hoeveelheden regenwater redelijk overeenkomen met de te verwachten hoeveelheden.
2.8
Bemonstering locatie De Wieken te Hoogeveen
Als laatste locatie van het onderzoek is gekozen voor het bedrijventerrein De Wieken te Hoogeveen aan de Smirnoffstraat. Op woensdag 17 maart 2004 is de bemonsteringapparatuur geplaatst ter hoogte van het braak liggende terrein nabij de firma Zuidema. De aanwezige rwa-put van het gescheiden stelsel op het braakliggende terrein is voor de bemonstering gebruikt. Door de gemeente Hoogeveen is het rwa-riool op twee plaatsen afgesloten door middel van de aanwezige spindelafsluiters. Het totale verharde oppervlak, afstromend naar de rwa-put wordt geschat op 6200 m2. De regenhoeveelheid is bepaald aan de hand van de dagelijkse metingen bij meetstation Hoogeveen. Op 20 maart 2004 is 46,5 m3 afstromend regenwater verpompt en op 21 maart 2004 is 250 m3 verpompt via de meet- en bemonsteringsopstelling. Van beide dagen is voldoende monstermateriaal verkregen voor onderzoek. Ook voor deze locatie is het hemelwater niet meegenomen. Ook is de gemeten regenval door het meetstation van het KNMI in Hoogeveen en de te verwachten hoeveelheid af te stromen regenwater, berekend aan de hand van het geschatte afstromende oppervlak en de gemeten hoeveelheid regenval, bepaald. Berekend is dat circa 200 m3 water is gevallen en circa 3 300 m via de meetopstelling is verpompt en gemeten. Het grote verschil tussen berekend en gemeten volume kan worden veroorzaakt door het verschil in in en uitschakelpeil van de pomp. Bij een dergelijk groot systeem kan het volumeverschil eenvoudig deze grootte hebben.
Figuur 2.9 De Wieken te Hoogeveen Zuidema
Figuur 2.10
De Wieken te Hoogeveen
Regenwater op bedrijventerreinen
2.9
Resumé neerslagkwantiteit
Van alle voornoemde locaties en bemonsteringsperioden zijn de gemeten en de, via berekening vastgestelde, gevallen volumina vergeleken. In tabel 1 zijn deze waarden gegeven. Tabel 2.1
Gevallen en gemeten neerslagvolumina.
LOCATIE Meppel Noord Steenwijk Noord 1 Steenwijk Noord 2 Beilen Distributiecentrum 1 Beilen Distributiecentrum 2 Beilen Distributiecentrum 3 Beilen Hanekampen 1 Beilen Hanekampen 2 Hoogeveen De Wieken
GEVALLEN M³ (BEREKEND) 400 12,4 67,5 160 400 326 23 13 200
GEMETEN M³ 125 16 113 65 225 80 16,3 16 300
Uit de tabel blijkt tussen de berekende en gemeten neerslag geen enkele correlatie te bestaan. Dit wordt veroorzaakt door een groot aantal factoren. Genoemd kunnen worden de bergingscapaciteit van de rioolsystemen, onjuiste inschatting afstromende oppervlakken, neerslagmeting niet exact op de meetlocatie, type neerslag, type verhard oppervlak. Al deze factoren zullen invloed hebben op de volumina in de kolommen.
Regenwater op bedrijventerreinen
Locatie onderzoek algemeen Inventarisatie lozingen Voorafgaand aan de bemonsteringen is geïnventariseerd welke type regenwaterlozingen er voor kunnen komen. Het type regenwaterlozing kan als volgt worden ingedeeld: regenwateruitlaten van het gemeentelijke gescheiden rioolstelsel; regenwateruitlaten van het gemeentelijke verbeterd gescheiden rioolstelsel; regenwateruitlaten op particuliere bedrijfsterreinen. Door middel van de bestudering van opgevraagde informatie betreffende een aantal voor de hand liggende bedrijfsterreinen in het verzorgingsgebied van Reest en Wieden, zijn potentieel geschikte locaties benoemd. Daarnaast is gebruik gemaakt van kennis van de locale omstandigheden en is de wenselijkheid van onderzoek op bepaalde locaties meegewogen in een voorselectie van de locaties. Selectie locaties Bij het selecteren van de meetlocaties is veldbezoek, waarbij de beschikbare informatie is geverifieerd, van groot belang geweest. Tevens zijn de praktische mogelijkheden van het installeren van meetapparatuur beschouwd. Bij het veldbezoek zijn de kenmerken, gebruik en toestand van de locatie gerapporteerd, alsmede de (on-) mogelijkheden om de bemonstering daadwerkelijk uit te voeren. Hierbij is gelet op de grootte van industrieterrein en de activiteiten die daar plaats hebben. Bij het veldbezoek is in meer of mindere mate gelet op de volgende aandachtspunten (checklist RIZA3): 1. Vindt er op- en overslag plaats op het bedrijventerrein? 2. Kan er door een calamiteit verhard oppervlak verontreinigd raken? 3. Staat er op het verhard oppervlak apparatuur opgesteld, waaruit stoffen kunnen lekken of waarbij morsingen kunnen optreden door bijvoorbeeld bijvullen? 4. Wordt er op het bedrijfsterrein apparatuur gereinigd of gespoeld? 5. Wordt het terrein zelden of nooit gereinigd? 6. Is er dakoppervlak van uitloogbaar materiaal (teerhoudend bitumen, zink, koper)? 7. Is er in de nabije omgeving een bron van depositie (wegen, spoorwegen, industrie b.v. vuilverbranding, E-centrale)? 8. Wordt er onkruid bestreden met chemische middelen? 9. Ligt er op verhard oppervlak veel zwerfvuil? 10. Is er veel gemotoriseerd verkeer op het verhard oppervlak? 11. Worden er (vracht)auto’s gewassen op het verhard oppervlak? 12. Is er op het bedrijfsterrein uitloogbaar materiaal gebruikt (verduurzaamd hout, asfalt)? De uitkomsten van het gebruik van deze checklist is niet altijd toepasbaar om de prioriteitstelling op te maken. Een belangrijke beperking voor het meten, is de wijze waarop de uitlaten naar het oppervlaktewater zijn geconstrueerd. In veel gevallen betreft het uitlaten van grote omvang die in permanente verbinding staan met het oppervlaktewater. Daarbij is het waterniveau in deze riolering hoog, vaak meer dan 50 % van de buisdiameter.
3
Checklist ten behoeve van het inventariseren van vervuilingsbronnen van (afstromend) regenwater op bedrijfsterreinen
Regenwater op bedrijventerreinen
Omdat gestreefd is naar een zo nauwkeurig mogelijke meting van kwaliteit en zo mogelijk ook kwantiteit, is het in de praktijk slechts bij een beperkt aantal uitlaten mogelijk gebleken apparatuur te plaatsen die een geschikte meetdata betreffende de vuilemissie zal genereren. Standaard bemonsteringsapparatuur volstaat vaak niet en creativiteit is vaak noodzakelijk om op de diverse locaties de metingen praktisch uit te voeren. Meetplan In het meetplan zijn diverse aspecten vastgelegd als: gebiedsomschrijving (kenmerken afstromend oppervlak en stelsel), metingen (debieten, waterstanden, neerslag, kwaliteitsparameters), meetlocaties en de meetopstelling. Aandacht verdiende ook de organisatie en verantwoordelijkheden (bijvoorbeeld ten aanzien van: beheer apparatuur, verificatiemogelijkheden van de metingen, het bijhouden van een logboek, veiligheid, verslaglegging en de financiën). De gekozen meetmethoden zijn van groot belang, aangezien de meetfrequentie afhankelijk is van het type meting, de weertoestand, de toestand in het riool en de gewenste nauwkeurigheid. Wanneer bijvoorbeeld uit een niveaumeting een debiet moet worden bepaald, stelt dit hogere eisen aan de nauwkeurigheid van de niveaumeting en de meetfrequentie. De meetduur is afhankelijk van de meetdoelstelling. In het onderzoek zijn op relatief schone en relatief vervuilde locaties metingen verricht. Naast de metingen van neerslaghoeveelheid, het afvoervolume en kwaliteit van de afstromende neerslag, is ook de neerslagkwaliteit bepaald. Door middel van het opvangen kan de directe neerslag op een schoon oppervlak is de bemonstering uitgevoerd. Bemonstering Voor het bepalen van de kwaliteit van waterstromen in het stedelijk gebied zijn diverse monsternamemethodes beschikbaar. Veel gebruikte methoden om de vuilemissie uit rioolstelsels te bepalen zijn: 1. Steekbemonstering. 2. (Semi-)volumeproportionele bemonstering. 3. Tijdsproportionele bemonstering. 4. ‘Continue’ bemonstering op basis van enkele parameters. Zoals eerder opgemerkt is de bemonsteringsmethode van vele factoren afhankelijk. Een steekmonster is bijvoorbeeld eenvoudig en tegen lage kosten uitvoerbaar, waarbij geen randvoorwaarden voor apparatuur worden gesteld. Proportionele monstername geeft echter een gedetailleerder beeld van de vuilemissie in de tijd of het debiet. Gekozen is om binnen dit project bij voorkeur deze meetmethode toe te passen. Daar waar geen volumeproportionele bemonstering mogelijk is, wordt zoveel mogelijk een volumeproportionele bemonstering nagebootst. Evaluatie en interpretatie Bij de evaluatie en interpretatie van meetgegevens naar de waterkwaliteit van waterstromen in het stedelijk gebied zijn de verkregen meetdata onderling vergeleken, alsmede met meetdata die op andere locaties zijn verkregen. Bij de interpretatie van diverse onderzoeken blijkt dat gegevens betreffende de metingen veelal ontbreken. De resultaten van dit project worden in hoofdstuk 3 weergegeven.
Regenwater op bedrijventerreinen
Keuze meetlocaties bedrijventerreinen Voorgaande algemene systematiek is grotendeels toegepast bij dit project. De keuzen voor de bemonsteringslocaties zijn gebaseerd op de beschikbare gegevens en de geschatte kwaliteit van het afstromende regenwater. Bij veel gemeenten bleek het moeilijk de juiste gegevens boven water te halen. Bij de keuze voor monsternamelocaties is rekening gehouden met de verdeling en spreiding van de locaties over het beheersgebied van waterschap Reest en Wieden. Vaak zijn de praktische mogelijkheden om te meten doorslaggevend voor de keuze van de monsternamelocatie. De monsternamelocaties zijn opgenomen in hoofdstuk 2.
Regenwater op bedrijventerreinen
Bijlage 3 Analyselijsten
Regenwater op bedrijventerreinen
Bijlage 4 Bewerkte meetresultaten
6
<0,1
<1
0,9 <0,1
<1
0,25
4
3
6,5 <0,1
<3
0,11
<5
10
<2
4,4 <0,1
2
<0,1
<1
5
3
1,4 <0,1
<1
0,1
<1
9
19
24
<2
Beilen 2.2
Hanekampen
Regenwater
70
2
Meppel 1
Noord
Regenwater
59
6
Meppel 2
Noord
Hemelwater
10
2
Steenwijk 1
Groot Verlaat
Regenwater
67
Steenwijk 2
Groot Verlaat
Regenwater
54
Steenwijk H
Groot Verlaat
Hemelwater
18
14,1
Naftaleen (ng/l) Benzo(k) fluorantheen (ng/l)
<0,1
<1
135
Regenwater
4700 1200
Antraceen (ng/l)
<1
2 <0,1
Regenwater
Hanekampen
5200 110
34
580
19
650
360
2
<5 11
170
5
13
7
75
54
2800
1200
5
17 99
410
<10
10
49
18
20
870
760
6
10 62
59
<10
<10 33
12
21
1500
1300
5
9 35
42
<10
15
16
160
1500
210
2
<5 <10
28
<10
<10 <10
16
1800
130
3
<5 <10
38
<10
<10 <10
410
15000
260
4
21 <10
270
<10
<10 <10
280
6900
80
2
8 <10
69
<10
11
<10
16
220
240
2
<5 <10
33
<10
15
<10
16
220
Zn (zink) (µg/l)
1,9 <0,1
DistributieC
Beilen 1.2
2000 2600 390100 71600
Benzo(a)py reen (ng/l)
8
Beilen 3.1
0
Pb (lood) (µg/l)
7
0,1
Regenwater
Ni (nikkel) (µg/l)
0,32
DistributieC
Alluminium (ug/l)
<3 <1
0
Regenwater
Beilen 2.1
Fe (ijzer) (ug/l)
<1
1,1 <0,1
0
DistributieC
Cu (koper) (µg/l) Mn (mangaan) (µg/l)
Cr (chroom) (µg/l) 2
0
Beilen 1.1 *
Benzeen (µg/l) As (Arseen) (µg/l)
340
N-Kj (µg/l)
15,2 <0,1
BZV [mg O2/l]
83 <1
CZV [mg O2/l]
Stof
Cd (cadmium) (µg/l)
Regenwater op bedrijventerreinen
21
Hoogeveen 1
De Wieken
Regenwater
142
4
4,2
1
4
0,41
130
42
200
6000
7300
78
31 98
120
10
10
57
Hoogeveen 2
De Wieken
Regenwater
106
3
3,3
1
4
0,19
100
27
100
5700 11100
65
21 69
89
10
10
42
0
0
0
0
0 0,0008 0,002
0,033
0
0,007
0,015 0
0,13
0
0
0
Stowa, 2004
Gemiddelde A (cat 1&2)
Hemelwater landelijk
23,05 11,417 3,74
0
0
1,05
19,85
0
4,95
22,85 0
60,7
0
0
0
Stowa, 2004
Gemiddelde cat 3
125,7
14,8
6,55
0
0
3,6
37,1 200,22
0
3,6
4,95
0
0
67,5
7,69
50,5
0
0
1,764
28,7
0
1,76
0
0
0
Gemiddelde C (cat 4&5&6 * niet meegenomen in beschouwing
Stowa, 2004
2,6
94,75
101,0 273,97 0 15,9
174,2 0
Regenwater op bedrijventerreinen
Bijlage 5 Normen
Regenwater op bedrijventerreinen Normen Stof
Sw grondwater
Tw
Iw grondwater
Sw oppervlaktewater
MTRw oppervlaktewater
PH
EKW 6.5-9
4
CZV [mg O2/l] BZV [mg O2/l] Benzeen (µg/l)
0,2
15
30
As (Arseen) (µg/l)
10
35
60
1,3
Cd (cadmium) (µg/l)
0,4
3,2
6
0,4
2
1
16
30
2.4
84
Cu (koper) (µg/l)
15
45
75
1.1
3.8
Ni (nikkel) (µg/l)
15
45
75
4,1
6,3
Cr (chroom) (µg/l)
Pb (lood) (µg/l) Benzo(a)pyreen (µg/l) Zn (zink) (µg/l) Anthraceen (µg/l) Naftaleen (µg/l) Benzo(k)fluorantheen (µg/l)
4
32
0
15
45
75
5,3
220
1
0,0005
0,025
0,05
0,002
0,2
0
65
433
800
12
40
0,0007
2,5
5
0,0008
0,08
0,01
35
70
0,01
1,2
0,0004
0,025
0,05
0,002
0,2
drinkwaternorm voor CZV: 30 mg/l, opgelost ijzer en mangaan 0.5