[A] / [B] – Stichting Kofoe
DomJur 2012-877
Rechtbank Amsterdam Zaak-/rolnummer: 516552 / KG ZA 12-631 HJ/PV en 516644 / KG ZA 12-637 HJ/PV Datum: 14 juni 2012
Vonnis in kort geding van 14 juni 2012 in de zaak met zaaknummer / rolnummer: 516552 / KG ZA 12-631 HJ/PV van [A], wonende te [plaats], eiser in conventie bij dagvaarding van 22 mei 2012, verweerder in reconventie, advocaat mr. H.O.J. Lowe te Utrecht, tegen de stichting STICHTING KWAKOE OVERLEG FESTIVAL ORGANISATIE EVENEMENTEN, gevestigd te Amsterdam, gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, advocaat mr. A.C. Kool te Amsterdam, en in de zaak met zaaknummer / rolnummer 516644 / KG ZA 12-637 HJ/PV van [B], wonende te [plaats], eiser in conventie bij dagvaarding van 22 mei 2012, verweerder in reconventie, advocaat mr. H.O.J. Lowe te Utrecht, tegen de stichting STICHTING KWAKOE OVERLEG FESTIVAL ORGANISATIE EVENEMENTEN, gevestigd te Amsterdam, gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, advocaat mr. A.C. Kool te Amsterdam. Partijen zullen hierna [A], Stichting Kofoe, en [B] worden genoemd.
1. De procedure Ter terechtzitting van 13 juni 2012 zijn voormelde zaken gezamenlijk behandeld. [A] en [B] hebben daarbij gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaardingen. Stichting Kofoe heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen en in voorwaardelijke reconventie gevorderd als na te melden. [A] en [B] hebben de voorwaardelijke vorderingen in reconventie bestreden. Aan de zijde van [A] en [B] waren, voor zover van belang, ter terechtzitting aanwezig: [A], [B], [C] en mr. Lowe. Aan de zijde van Stichting Kofoe waren aanwezig: [D], [E], [F] en mr. Kool. Op de voet van art. 2:15 lid 4 is ter terechtzitting als vertegenwoordiger van het bestuur van Stichting Kofoe aangewezen de heer Odoru voornoemd. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen. In verband met de spoedeisendheid van de zaak wordt heden in verkorte vorm vonnis gewezen. De uitwerking
1
van het vonnis zal volgen op 27 juni 2012.
2. De feiten De uitwerking zal in ieder geval de volgende feiten bevatten. 2.1. Bij email van 13 april 2012, om 8:08 uur, heeft [G] [H] (de moeder van [E]) vanaf het emailadres [e-mailadres] aan [A] een bericht gestuurd met als onderwerp: FW: notulen van vergadering 9 april en 11 april 2012 Hierin is onder andere de volgende passage opgenomen: “[F] heeft zich aangemeld als nieuw lid van de stichting, dit is door ieder als zeer prettig bevonden, wel merkte [L] [[B], vrzr.] op dat hij en [A] [[A], vrzr.] het ruziën meer samen moesten doen, daar dit het vergaderen verstoort. Het is nu een groep van 5 mensen, en dat is meer dan voldoende, maar geeft wel een ongelijk aantal. Daarnaast is de groep zoals hij begonnen is nu met elkaar verantwoordelijk voor dit festival.” 2.2. [A] heeft bij mailbericht van 13 april 2012, om 4:50 uur, aan [I], [J] en [E] (met CC aan [F] en [e-mailadres]) het volgende geschreven: “Onderwerp: bestuursuitbreiding Naar aanleiding van de uitbreiding van het bestuur het volgende; ik vind het prima. Verder stel ik voor, het bestuur van 4 naar 7 te brengen. Omdat de werkzaamheden met het organiseren van het Kwakoe festival, diverse werkzaamheden om de hoek komt kijken. Ook stel ik voor dubbele DB bezetting. Mijn voorstel met namen is; Dhr. [F] (2de secretaris), Mevr. [K] (2de voorzitter), [L] (2de penningmeester ), dhr. [M] lid. De heer [F] is u allen bekend. Voor kennismaken en beoordeling van mevr. [K] en de heer [M], stel ik voor maandag 16 april a.s. 19.00 uur, [adres] bijeen te komen. Ik hoop dat u allen aanwezig zal zijn. Graag aangeven dat u aanwezig of afwezig bent. Gr. stg. KOFOE [A] (voorzitter)” 2.3. De statuten van Stichting Kofoe bepalen onder andere het volgende: “VERGADERINGEN BESTUUR Artikel 6 1. Het bestuur vergadert zo vaak als één of meer bestuursleden zulks nodig achten. 2. Voor de rechtsgeldigheid van een bestuursbesluit is vereist dat de meerderheid van het aantal in functie zijnde bestuursleden aanwezig is. 3. Besluiten worden genomen met volstrekte meerderheid van stemmen. (...) EINDE BESTUURSLIDMAATSCHAP Artikel 8 Het lidmaatschap van het bestuur eindigt: (...) d. door ontslag door de gezamenlijke overige bestuursleden;” 2.4. Op of omstreeks 19 april 2012 hebben [F], [E] en [D] aan [A] per mail het volgende bericht gestuurd (die dit heeft doorgezonden aan [B]) “EINDE BESTUURSLIDMAATSCHAP (artikel 8 lid d van de Statuten Stichting KOFOE) Geachte heer [A] en heer [B], De afgelopen periode is het bestuur meerdere malen geconfronteerd geweest met ongeoorloofd bestuurlijke handelingen door de heer [A]. Het bestuur heeft tijdens diverse vergaderingen deze handelingen besproken. De heer [B] heeft deze acties steeds benoemt als schoonheid foutjes. Op vrijdag 13 april 2012 hebben de penning meester en de secretaris geprobeerd om een bestuurlijke vergadering te organiseren op maandag 16 april 2012 de heer [A] heeft geweigerd hier aan deel te nemen. De heer [B] had toe gezicht aanwezig te zullen zijn, maar was zonder afmelding niet aanwezig. Wij, de overige bestuursleden hebben gister 18 april 2012 getracht om met boven genoemde heren te vergaderen met het doel hun te verzoeken om vrij willen afgetreden van wegen de ontstaande situatie. De heer [A] heeft telefonisch geweigerd om mee te werken aan iedere vorm van een 2
bestuursbijeenkomst die niet door hem zou zijn georganiseerd. Wij, de overige bestuursleden zijn genoodzaakt om de heren [A] en de heer [B] van wegen de omstaande situatie per direct uit het register van de kamer van koophandel te schrijven en de bankrekening van de stichting Kofoe bij het ING tot nader order te laten blokkeren. Hopen u hierbij goed geïnformeerd te hebben verblijven wij, Namens stichting Kofoe [F], [E] [D]”
3. Het geschil in conventie Volgt bij de uitwerking.
4. Het geschil in (voorwaardelijke) reconventie Volgt bij de uitwerking.
5. De beoordeling in conventie en (voorwaardelijke) reconventie De uitwerking zal in ieder geval de volgende overwegingen bevatten. 5.1. Vanwege de samenhang tussen bovengemelde zaken en vanwege de samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie in die zaken, zullen deze hierna gezamenlijk worden besproken. 5.2. Omdat in dit geval sprake is van procedures waarin een voorlopige voorziening wordt gevorderd, zal de voorzieningenrechter artikel 127a lid 1 en lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) - waarin is bepaald dat aan het niet tijdig betalen van het griffierecht consequenties worden verbonden - buiten beschouwing laten. Toepassing van deze bepaling zou immers, gelet op het belang van één of beide partijen bij de toegang tot de rechter, leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. bestuurslidmaatschap [F] 5.3. Het bestuur van Stichting Kofoe bestond sinds de oprichting uit: [A] (voorzitter), [D] (secretaris) , [E] (penningmeester) [B] (lid). Volgens [D] en [E] is op een op 11 april 2012 gehouden bestuursvergadering [F] als bestuurslid benoemd. [A] en [B] betwisten dat. Genoemde personen worden hierna met hun achternaam aangeduid. 5.4. Van de bestuursvergaderingen van 9 en 11 april 2012 zijn de onder 2.1 aangehaalde notulen opgemaakt. Daarna heeft [A] de onder 2.2 aangehaalde e-mail gezonden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan uit genoemde notulen in samenhang met het genoemde e-mailbericht worden opgemaakt dat [F] heeft verklaard dat hij bestuurslid wilde worden en dat de zittende bestuursleden daarmee hebben ingestemd. Dat op die vergadering over die kandidatuur is gestemd is weliswaar niet expliciet uit de notulen af te leiden. Wel kan besluitvorming worden afgeleid uit de opmerking "Het is nu een groep van 5 mensen". Ook de schriftelijke verklaringen van [E] en van de heer en mevrouw [achternaam E] (de ouders van [E]) stemmen overeen met de weergave van de gang van zaken in de notulen. 5.5. Het e-mailbericht van [A] moet naar het oordeel van de voorzieningenrechter zo worden begrepen dat hij terugkwam op de bestuursuitbreiding die had plaatsgevonden, inhoudend dat [F] als bestuurlid was aanvaard en dat [A] heeft voorgesteld in aansluiting op die bestuursuitbreiding te komen tot een verdere uitbreiding tot in totaal zeven bestuursleden, waarbij hij [F] noemt niet omdat [F] nog benoemd moest worden, maar in verband met de aan hem toe te delen portefeuille. 3
5.6. De notulen van de vergaderingen van 9 en 11 april zijn nimmer in een vergadering van het bestuur vastgesteld. Nu de stichting een zeer informele wijze van besluitvorming kende, kan hieruit echter niet worden afgeleid dat het genotuleerde besluit niet is genomen. 5.7. De voorzieningenrechter komt tot het oordeel dat voorshands op basis van het voorhanden bewijsmateriaal moet worden aangenomen dat [F] op 11 april 2012 door de meerderheid van het zittende bestuur als bestuurslid is gekozen. Voor nader onderzoek op dit punt, bijvoorbeeld door het horen van getuigen, is in het kader van dit kort geding geen plaats. ontslag [A] en [B] 5.8. Vervolgens zal beoordeeld moeten worden of het ontslag van [A] en [B] rechtsgeldig heeft plaatsgevonden. [E], [D] en [F] hebben ter terechtzitting erkend dat zij op 18 april 2012 een vergadering hebben gehouden waarvoor [A] en [B] niet waren uitgenodigd en die heeft geresulteerd in de onder 2.4 weergegeven aankondiging van ontslag van de bestuursleden [A] en [B]. Hoewel uit genoemde ontslagaanzegging kan worden afgeleid dat genoemde drie bestuursleden over het houden van een vergadering wel contact hebben gehad met [A], is daaruit in ieder geval niet af te leiden dat zij hem duidelijk hebben gemaakt waar en wanneer zij een bestuursvergadering zouden houden. Weliswaar is in de statuten bepaald dat het bestuur vergadert als een of meer van de bestuursleden dat wenselijk achten, maar dit betekent niet dat een bestuursvergadering waarvoor slechts drie van de vijf bestuursleden worden uitgenodigd rechtsgeldig is. Alleen al om die reden konden op 18 april 2012 geen besluiten worden genomen en moet het onder 2.4 weergegeven besluit als niet rechtsgeldig genomen buiten beschouwing blijven. 5.9. Bovendien moet worden aangenomen dat als over het ontslag van een bestuurslid wordt gesproken, dit een zo belangrijk agendapunt is, dat dit vooraf aan dat bestuurslid moet worden bekend gemaakt, zodat deze zich daartegen kan verweren. Dat is niet gebeurd. 5.10. Als al zou worden aangenomen dat de vergadering van 18 april 2012 als bestuursvergadering beschouwd kon worden is bovendien de vraag of het onder 2.4 weergegeven besluit daar genomen kon worden. Artikel 8 onder d van de statuten schrijft immers voor dat het lidmaatschap van het bestuur eindigt door ontslag door de gezamenlijke overige bestuursleden. Dat betekent dat niet kan worden ingezien hoe [A] ontslagen kon worden zonder instemming van [B] (welke instemming ontbrak, omdat [B] niet aanwezig was) en hoe [B] ontslagen kon worden zonder instemming van [A], welke daarmee evenmin heeft kunnen instemmen omdat hij ook niet aanwezig was. 5.11. Op de gronden zoals weergegeven onder 5.8-5.10 moet worden aangenomen dat er geen rechtsgeldige bestuursvergadering is gehouden over het ontslag van [A] en [B] en dat als dat al zou worden aangenomen dat de bestuursvergadering geldig was in ieder geval het punt agendapunt ontslag bestuurders niet is aangekondigd. Bovendien is het besluit niet met de vereiste meerderheid genomen. Al met al moet de conclusie zijn dat aan de onder 2.4 weergegeven aanzegging van ontslag geen rechtsgeldig bestuursbesluit ten grondslag heeft gelegen. De vordering om de ontslagbesluiten te vernietigen behoeft daarom niet te worden beslist, wel zullen de vorderingen tot herstel in de functie van bestuurslid worden toegewezen. handelsnaam en website 5.12. Nu Stichting Kofoe de handelsnaam Kofoe voert en de website www.kofoe.nl bij haar in gebruik was, is het registreren van de website www.kofoe.com en het op internet plaatsen van die website door [A] te beschouwen als een inbreuk op de handelsnaam van de Stichting. De door [A] op internet geplaatste website is niet alleen door de overeenstemmende naam, maar ook door de inhoud daarvan zoals in dit geding uit screenprints kan worden afgeleid verwarrend voor het publiek. De indruk wordt immers gewekt dat via die website bij de stichting Kofoe een kraam gehuurd kan worden. Bovendien wordt niet het bankrekeningnummer van Stichting Kofoe vermeld, maar wordt vermeld: “Onze bankrekening 4
is (…) tnv [A].” Er is geen grond om Stichting Kofoe het gebruik van haar website www.kofoe.nl te ontzeggen; [A] zal de website www.kofoe.com echter niet langer mogen gebruiken. De hierop gerichte vorderingen worden toegewezen. Een en ander zal in het uitgewerkte vonnis nader worden gemotiveerd. geldigheid bestuurshandelingen 5.13. Ter zitting is ter sprake geweest of alle handelingen die vanaf 19 april 2012 door het vanaf dat moment bij de KvK ingeschreven bestuur verricht zijn ongeldig zijn. Daarover oordeelt de voorzieningenrechter ten overvloede als volgt. De bij de KvK ingeschreven bestuursleden waren bevoegd namens de stichting te handelen; dat twee bestuursleden ten onrechte bij de KvK zijn uitgeschreven maakt dat niet anders. Uit art. 7 lid 3 van de statuten blijkt dat twee bestuursleden tezamen de stichting konden vertegenwoordigen. Voor zover op grond van het bovenstaande in een concreet geval toch twijfel bestaat over de geldigheid van de verrichte handelingen, kan het bestuur aan die twijfel een einde maken door deze handelingen te bekrachtigen. schorsing van [A] en [B] 5.14. Nu het ontslag van [A] en [B] niet rechtsgeldig heeft plaatsgevonden, moet worden aangenomen dat zij steeds bestuurslid zijn gebleven. Daarom komt de voorwaardelijke vordering in reconventie tot schorsing van deze bestuursleden thans aan de orde. Daaraan is ten grondslag gelegd dat [A] zich heeft schuldig gemaakt aan wanbeheer, waarvoor de volgende omstandigheden zijn aangevoerd. - [A] heeft eigenmachtig gehandeld door op kosten van Stichting Kofoe zijn vriend de heer [N] uit Aruba over te laten komen. Andere bestuursleden stemden hier niet mee in. - [A] heeft zijn neef [C] voorgesteld als vrijwilliger, terwijl later is gebleken dat deze voor zijn werkzaamheden en voor het ter beschikking stellen van bedrijfsruimte weldegelijk betaald wilde worden; [A] heeft hem zonder overleg met de andere bestuursleden als festivaldirecteur aangesteld en als zodanig aan de pers gepresenteerd. - [A] heeft gebruik gemaakt van de bankpas van Stichting Kofoe en daarmee uitgaven gedaan tot een totaalbedrag van € 304,- en heeft daarvoor geen verantwoording afgelegd. - [B] heeft zich steeds achter [A] opgesteld en heeft bovendien een keer een onwaarheid gesproken in antwoord op de vraag waar [A] zich bevond. 5.15. De ten aanzien van [A] aangevoerde omstandigheden, tezamen genomen, rechtvaardigen dat [A] wordt geschorst, opdat in een procedure als bedoeld in artikel 2:298 van het Burgerlijk Wetboek (BW) het ontslag van [A] kan worden gevorderd en in dat kader een onderzoek kan plaatsvinden naar het gestelde wanbeheer. De ten aanzien van [B] aangevoerde omstandigheden kunnen niet worden beschouwd als wanbeheer noch als enige andere in art. 2:298 BW genoemde ontslaggrond. Er is dus geen aanleiding hem te schorsen. 5.16. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als na te melden. 5.17. Stichting Kofoe zal als de in het ongelijk gestelde partij in beide zaken in conventie in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van zowel [A] als [B] worden begroot op: - dagvaarding € 101,64 - griffierecht 267,00 - salaris advocaat 816,00 Totaal € 1.184,64 5.18. In reconventie wordt [A] in de kosten veroordeeld in de zaak waarin hij eiser is, Stichting Kofoe zal echter als de in het ongelijk gestelde partij in de zaak waarin [B] eiser is worden veroordeeld in de kosten in reconventie.
5
6. De beslissing De voorzieningenrechter in de zaak met zaaknummer / rolnummer: 516552 / KG ZA 12-631 HJ/PV in conventie 6.1. veroordeelt Stichting Kofoe om [A] in zijn functie van bestuurslid van Stichting Kofoe te herstellen, zulks ook bij de Kamer van Koophandel te Amsterdam, met inachtneming van de schorsing als vermeld in reconventie; 6.2. veroordeelt Stichting Kofoe om aan [A] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 6.1 uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt, 6.3. veroordeelt Stichting Kofoe in de proceskosten, aan de zijde van [A] tot op heden begroot op € 1.184,64, 6.4. verklaart dit vonnis in conventie in deze zaak tot zover uitvoerbaar bij voorraad, 6.5. wijst het meer of anders gevorderde af, in reconventie 6.6. schorst [A] als bestuurder vanaf heden hangende het onderzoek als bedoeld in artikel 2:298 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW), 6.7. bepaalt dat de onder 6.6. bedoelde schorsing eindigt een maand na de betekening van dit vonnis, als op dat moment niet een verzoek als bedoeld in artikel 2:298 lid 2 BW is ingediend, 6.8. veroordeelt [A] om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis het gebruik van de domeinnaam www.kofoe.com te staken en gestaakt te houden en veroordeelt [A] om aan Stichting Kofoe een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan deze veroordeling voldoet, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt, 6.9. veroordeelt [A] in de proceskosten, aan de zijde van Stichting Kofoe tot op heden begroot op € 408,00, 6.10. verklaart dit vonnis in reconventie in deze zaak tot zover uitvoerbaar bij voorraad, 6.11. wijst het meer of anders gevorderde af en in de zaak met zaaknummer / rolnummer 516644 / KG ZA 12-637 HJ/PV in conventie 6.12. veroordeelt Stichting Kofoe om [B] in zijn functie van bestuurslid van Stichting Kofoe te herstellen, zulks ook bij de Kamer van Koophandel te Amsterdam, 6.13. veroordeelt Stichting Kofoe om aan [B] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 6.12 uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 10.000 is bereikt, 6.14. veroordeelt Stichting Kofoe in de proceskosten, aan de zijde van [B] tot op heden begroot op € 1.184,64, 6.15. verklaart dit vonnis in conventie in deze zaak tot zover uitvoerbaar bij voorraad, 6.16. wijst het meer of anders gevorderde af, 6
in reconventie 6.17. weigert de gevraagde voorziening, 6.18. veroordeelt Stichting Kofoe in de proceskosten, aan de zijde van [B] tot op heden begroot op € 408,00, 6.19. verklaart dit vonnis in reconventie in deze zaak tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. P.J. van Vliet, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2012. Met bronvermelding is overname toegestaan. Aansprakelijkheid wordt niet aanvaard.
7