Purmer - Oosterweg M25
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
Inhoudsopgave
TO ELICHTING
5
Hoofdstuk 1 INLEIDING 1.1 Aanleiding 1.2 Planologische regeling 1.3 Opbouw bestemmingsplan 1.4 Leeswijzer
5 5 6 7 7
Hoofdstuk 2 PLANBESCHRIJVING 2.1 Huidige situatie 2.2 De ontwikkeling
8 8 10
Hoofdstuk 3 BELEIDSKADER 3.1 Inleiding 3.2 Rijksbeleid 3.3 Provinciaal beleid 3.4 Regionaal beleid 3.5 Gemeentelijk beleid
12 12 12 13 16 16
Hoofdstuk 4 MILIEU- EN O MGEVINGSASPECTEN 4.1 Inleiding 4.2 Mer-beoordeling 4.3 Ecologie 4.4 Cultuurhistorie 4.5 Archeologie 4.6 Waterparagraaf 4.7 Bedrijven en milieuzonering 4.8 Geluid 4.9 Bodem 4.10 Luchtkwaliteit 4.11 Externe veiligheid 4.12 Kabels en leidingen
19 19 19 19 21 21 22 23 23 24 24 25 25
Hoofdstuk 5 JURIDISCHE PLANO PZET 5.1 Algemeen 5.2 Bestemmingen
26 26 28
Hoofdstuk 6 UITVO ERBAARHEID 6.1 Inleiding 6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 6.3 Economische uitvoerbaarheid 6.4 Grondexploitatie
29 29 29 29 29
Hoofdstuk 7 INSPRAAK EN VO O RO VERLEG BIJLAGEN TO ELICHTING
30 31
Bijlage 1
Watertoets
32
Bijlage 2
Vooroverlegreacties
35
Bijlage 3 REGELS
Reactienota O verleg en inspraak
41 45
2
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
Hoofdstuk 1 Artikel 1 Artikel 2
Inleidende regels Begrippen Wijze van meten
46 46 51
Hoofdstuk 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5
Bestemmingsregels Wonen - Stolp Waarde - Aardkundig Waarde - Archeologie 5
52 52 55 56
Hoofdstuk 3 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9
Algemene regels Anti-dubbeltelregel Algemene gebruiksregels Algemene afwijkingsregels Overige regels
58 58 59 60 61
Hoofdstuk 4 O vergangs- en slotregels Artikel 10 Overgangsrecht Artikel 11 Slotregel BIJLAGEN REGELS
62 62 63 65
Bijlage 1
66
Lijst met kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
3
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
4
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
TOELICHTING Hoofdstuk 1 1.1
INLEIDING
Aanleiding
Aan de Oosterweg M25 in Purmer staat een voormalig paardenhouderijbedrijf. Omdat het erf niet langer wordt gebruikt voor agrarische doeleinden en de bestaande boerderij is vervallen, heeft de eigenaar het plan om de stolp opnieuw te bouwen en te gebruiken als burgerwoning. Daarnaast bestaat de wens om het erf te gebruiken voor het hobbymatig houden van paarden. De voorgenomen bouwplannen passen niet binnen het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Waterland 2013'. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch toch te kunnen regelen, is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet daarin. De ligging van het plangebied is weergeven in figuur 1.
Figuur 1 De ligging van het plangebied
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
5
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
1.2
Planologische regeling
Op 27 november 2014 is het bestemmingsplan Buitengebied Waterland 2013 opnieuw vastgesteld. In het plan zijn een aantal aanpassingen doorgevoerd die nodig waren naar aanleiding van een uitspraak van de Raad van State (20130456/1/R1, d.d. 16 juli 2014). In dit bestemmingsplan heeft het perceel de hoofdbestemming ‘Agrarisch - Paardenhouderijbedrijf’ en de dubbelbestemmingen `Waarde - Archeologie 5` en 'Waarde - Aardkundig'. Daarnaast is ter plaatse van het hoofdgebouw de 'specifieke bouwaanduiding - stolp' opgenomen. Met de aanduiding en bijbehorende regels wordt beoogd de karakteristieke bouwvorm te behouden. Ook de paardrijbak achter op het erf is aangeduid. In de bestemming ‘Agrarisch - Paardenhouderijbedrijf ’ is het uitoefenen van een paardenhouderij bedrijf en het wonen ten behoeve van de bedrijfsvoering toegestaan. Gebouwen moeten worden gebouwd binnen het daarvoor opgenomen bouwvlak. Deze bestemming laat het niet toe dat de voormalige bedrijfswoning als burgerwoning wordt gebruikt. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' is opgenomen om archeologische waarden ter plaatste te beschermen. Voor bouwwerken waarbij grondroerende werkzaamheden over een oppervlakte groter dan 10.000 m 2 en dieper 40 cm moet aangetoond worden dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn. De dubbelbestemming 'Waarde - Aardkundig' is opgenomen om aardkundig waardevolle gebieden ter plaatste te beschermen. Voor bepaalde grondroerende werkzaamheden, zoals aanleggen -en dempen van sloten, ontgrondingen en andere ingrijpende wijzigingen in de bodemstructuur moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Deze wordt slechts verleend als het gaat om werkzaamheden die geen onevenredige afbreuk doen aan de aardkundige waarden binnen de dubbelbestemming. Wijzigingsbevoegdheid In het bestemmingsplan is tevens een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee het college de bestemming, na het beëindigen van de bedrijfsmatige activiteiten, naar een woonfunctie kan wijzigen. De wijzigingsbevoegdheid kan worden toegepast wanneer: a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van de bestemming 'Wonen' van overeenkomstige toepassing zijn; b. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd; c. bij de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de voorwaarden en criteria worden gehanteerd uit het Afsprakenkader Ontwikkeling Landbouw en Landschap Waterland-oost, 31 juli 2012, voor zover deze van toepassing zijn op het perceel waarop de wijziging betrekking heeft; d. geen sprake is van een onevenredige beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende bedrijven; e. in de voormalige bedrijfswoning een woonfunctie wordt ondergebracht; f. het voormalige boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvormen als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd; g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Het voornemen, het herbouwen van de stolp als burgerwoning, past niet binnen deze wijzigingsbevoegdheid omdat in de regels van de bestemming 'Wonen' de bouwhoogte van het hoofdgebouw ten hoogste 10,0 meter mag bedragen. Bij het bouwplan is beoogde bouwhoogte 13,0 meter. Ook mag de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken ten hoogste 40 m 2 bedragen (of de bestaande oppervlakte). De beoogde hoeveelheid bijgebouwen is ruimschoots groter dan ca. 40 m 2. Daarnaast is het gebruik van hobbymatige paardenhouderij niet zonder meer toegestaan. Voor het uitvoeren van de herontwikkeling is daarom het vaststellen van een nieuw (postzegel)bestemmingsplan noodzakelijk. Conclusie
6
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
Op basis van het geldende bestemmingsplan kan niet worden meegewerkt aan de realisatie van een burgerwoning en het hobbymatig gebruik van een paardenhouderij. Dit (postzegel) bestemmingsplan biedt de juridisch-planologische regeling om de gewenste ontwikkelingen toe te staan.
1.3
Opbouw bestemmingsplan
Het bestemmingsplan regelt de gebruik- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden. Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld. De toelichting is objectgericht opgezet, wat wil zeggen dat er digitale verbindingen bestaan tussen de regels en de toelichting. Dit om de digitale raadpleegbaarheid te optimaliseren. Dit bestemmingsplan voldoet aan de eisen van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.
1.4
Leeswijzer
De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgebouwd. In het volgende hoofdstuk volgt een beschrijving van de huidige en toekomstige situatie. Vervolgens is in het derde hoofdstuk een beschrijving van de relevante beleidskaders opgenomen. In hoofdstuk 4 zijn verschillende omgevingsaspecten getoetst aan de wet- en regelgeving. Daarna is in het vijfde hoofdstuk ingegaan de op de juridische regeling van het plan. In hoofdstuk 6 de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan aan de orde gesteld. Tot slot wordt in hoofdstuk 7 ingegaan op de toegestuurde overlegreacties.
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
7
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
Hoofdstuk 2 2.1
PLANBESCHRIJVING
Huidige situatie
Het plangebied ligt in de droogmakerij Purmer, ten midden van de kernen Purmerend, Volendam en Monnickendam. De Purmer bestaat uit een uitgestrekt bebouwingslint, genaamd de Oosterweg, met voornamelijk bebouwing aan de oostkant. Het bebouwingslint is omgeven door een grootschalig, open landschap bestaande uit weiland en bouwland. De bebouwing bestaat uit enkele (stolp)boerderijen en vrijstaande woningen, direct langs de Oosterweg. Haaks op de Oosterweg liggen de ontsluitingswegen richting de grote kernen. Rondom de Purmer ligt een ringvaart; een kenmerk van droogmakerijen (zie figuur 2).
Figuur 2. Overzicht van de Monnickenmeer Het plangebied, perceel Oosterweg M25, was voorheen in gebruik als paardenhouderijbedrijf. Op het perceel staat de stolpboerderij met bijhorende schuur en stal (tevens stolp). Bij de bestaande bebouwing is sprake van achterstallig onderhoudt en is hiermee in verval geraakt. De stal is al in 2011 met vergunning verbouwd tot paardenstal. Op de onderstaande figuur is de verbouwing zichtbaar. De voorkant (westkant) van het perceel wordt gebruikt als graasweide. Aan de achterkant (oostkant) van het perceel ligt een vrijloopbak en rijbak. Aan weerszijden van het erf bevinden zich weilanden, waardoor het erf vrij in de ruimte ligt. Het perceel is langgerekt van opzet. De woning ligt op enige afstand van de weg en kan worden bereikt via een oprijlaan. De oprijlaan van het perceel is aan weerszijden beplant met een boomsingel. Verder staan er verspreid over het perceel enkele bomen. Figuur 3 geeft een overzicht van de bestaande bebouwing. In figuur 4 is een aanzicht van de huidige bebouwing gegeven. Uit figuur 5 kan worden afgeleid dat er sprake is van achterstallig onderhoud.
8
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
Figuur 3. Een overzicht van de bebouwing
Figuur 4. Een vooraanzicht van de bestaande bebouwing
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
9
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
Figuur 5. Een overzicht van de bebouwing
2.2
De ontwikkeling
Bouwplan Dit bestemmingsplan voorziet in de herbouw van de voormalige bedrijfswoning. Doordat de bestaande bebouwing in verval is geraakt is het wenselijk en noodzakelijk om de bestaande bebouwing te vervangen. De toekomstige bebouwing heeft dezelfde kenmerken als de bestaande bebouwing. Er wordt gekozen voor een traditionele stolp met een uitbouw aan de voorkant. De stolp wordt hierbij in de hoogte (80 cm) uitgebreid. Daarnaast wordt de bestaande aanbouw (een dubbele garage) gesloopt. Het bouwplan is weergegeven in de onderstaande figuur. Ander gebruik Er is niet langer sprake van het bedrijfsmatig houden van paarden. Daardoor verandert het gebruik van het perceel. De nieuwe woning wordt als burgerwoning gebruikt. Daarnaast heeft de initiatiefnemer ook voornemen om het perceel te gebruiken voor het hobbymatig houden van paarden. De paardrijbak is in de huidige situatie al aanwezig zoals beschreven in paragraaf 2.1. Het voorste deel van het erf wordt daarbij gebruikt als graasweide voor paarden. De bestaande boomsingels blijven bestaan.
Figuur 3 Beoogde burgerwoning
10
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
Verkeer en parkeren Het perceel is in de huidige situatie goed ontsloten door de Oosterweg. Richting het noorden en zuiden geeft deze weg respectievelijk aansluiting op de N244 en N235. Zowel in de huidige -als de nieuwe situatie vindt het parkeren plaats op eigen terrein. Hierbij is sprake van voldoende parkeergelegenheid. Ruimtelijke en landschappelijke inpassing De ontwikkeling heeft betrekking op het slopen en vervangen van bebouwing met achterstallig onderhoud. Het herbouwen van de stolp vindt plaats in een bestaand bouwlint en draagt bij aan een in stand houden van het kenmerkende bebouwingsbeeld van de droogmakerij. De bestaande hoofdvorm van de nieuwe stolp blijft behouden. Door het niet herbouwen van de bestaande garage ontstaat een meer oorspronkelijk beeld. De bestaande bomensingel blijft in de nieuwe situatie hetzelfde. Door de voorgestelde functiewijziging naar wonen verandert de verhouding van de bebouwing ten opzichte van het aangrenzend gebied niet wezenlijk. Met een woonfunctie verdwijnt de behoefte om bedrijfsbebouwing uit te breiden. Hierdoor blijft de openheid van het gebied gewaarborgd. Geconstateerd wordt dat er sprake is van een goede ruimtelijke en landschappelijke inpassing.
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
11
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
Hoofdstuk 3 3.1
BELEIDSKADER
Inleiding
Dit hoofdstuk geeft een samenvatting van de beleidskaders, waarmee bij het opstellen van dit bestemmingsplan rekening is gehouden.
3.2
Rijksbeleid
3.2.1
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Nationale belangen De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met deze structuurvisie laat het Rijk de ruimtelijke ordening meer dan eerder het geval was over aan de provincies en gemeenten. Het Rijk heeft gekozen voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Uitsluitend voor deze belangen is het Rijk direct verantwoordelijk en wil hier resultaten op boeken. Buiten de hieronder genoemde 13 belangen hebben de decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen: 1. Rijksvaarwegen; 2. Mainportontwikkeling Rotterdam; 3. Kustfundament; 4. Grote rivieren; 5. Waddenzee en waddengebied; 6. Defensie; 7. Hoofdwegen en hoofdspoorwegen; 8. Elektriciteitsvoorziening; 9. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen; 10. Ecologische hoofdstructuur; 11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament; 12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte); 13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde. In het plangebied spelen geen concrete Nationale Ruimtelijke Belangen. 3.2.2
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Dit bouwplan raakt geen rijksbelangen uit het Barro. 3.2.3
Ladder voor duurzame verstedelijking
In het Bro (artikel 3.1.6 lid 2) is opgenomen dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden: 1. Er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte; 2. Indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins; 3. Indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijke gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld. Als hulpmiddel voor het toepassen van deze 'ladder voor duurzame verstedelijking' is door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu een handreiking opgesteld. Deze handreiking gaat uit van het
12
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
doorlopen van drie treden: 1. Is er een regionale behoefte? Zo nee, stop de procedure of pas het plan zodanig aan dat het past bij de regionale behoefte; 2. Zo ja, is (een deel) van de regionale behoefte op te vangen binnen het bestaande stedelijke gebied. Zo ja, voldoende gemotiveerd; 3. Zo nee, zoek een locatie die multimodaal ontsloten is of kan worden voor de resterende regionale behoefte. Van belang voor de toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking zijn de definities van artikel 1.1.1, eerste lid, onderdelen h en i van het Bro van belang: a. bestaand stedelijk gebied: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de b. stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Een plan om een bedrijfswoning naar burgerwoning om te zetten wordt, vanwege de relatieve kleinschaligheid, door de Raad van State niet gezien als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro (201311233/1/R4, r.o. 3.3, d.d. 27 augustus 2104). Onderstaand vindt daarom een beperkte toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking plaats: Trede 1: er is sprake van een concrete vraag en behoefte van een initiatiefnemer; Trede 2: het plan voorziet in (her)ontwikkeling van bestaande bebouwing, zonder bebouwing toe te voegen. Het gaat om bewoning van leegstaande voormalige agrarische bedrijfswoning, waarbij geen sprake van het toevoegen van nieuwe wooneenheden. Door kwalitatieve verbetering van de bebouwing, wordt juist leegstand voorkomen. Zodoende is sprake van herontwikkeling binnen bestaand bebouwd gebied; Aangezien het plan aan trede 1 en 2 voldoet, is toetsing aan trede 3 niet nodig.
3.3
Provinciaal beleid
3.3.1
Structuurvisie Noord-Holland 2040
Het ruimtelijk beleid van de provincie Noord - Holland is vastgelegd in de Structuurvisie Noord-Holland 2040 (vastgesteld door Provinciale Staten op 21 juni 2010). In de structuurvisie geeft de provincie een toekomstbeeld, waaruit het provinciaal belang volgt. Het toekomstbeeld is als volgt gedefinieerd: 'De Provincie Noord-Holland zorgt dat Noord-Holland een mooie, veelzijdige en internationaal concurrerende provincie blijft door in te zetten op klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik.' Om het geschetste toekomstbeeld ruimtelijk te realiseren zijn provinciale belangen benoemd. De drie hoofdbelangen (klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik) vormen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de Provincie. De hoofdbelangen zijn in de Structuurvisie uitgewerkt. Het Noord-Hollandse landschap is gevarieerd, open, heeft hoge cultuurhistorische waarden en is over het algemeen goed bereikbaar vanuit de stad. De bereikbaarheid van groene gebieden om in te recreëren houdt de steden aantrekkelijk en leefbaar. Deze landschappen staan echter continu onder druk door nieuwe woningbouw, de ontwikkeling van bedrijventerreinen of de aanleg of verbreding van wegen. Het plangebied ligt aan de rand van de bufferzone Amsterdam - Purmerend. Het doel van deze zone is om verstedelijking tegen te gaan. Woningbouw is hierin mogelijk mits de identiteit van de omgeving behouden blijft. In het plan is door het herbouwen van een karakteristieke stolpboerderij sprake van behoud van de identiteit van de omgeving. De Provincie Noord-Holland draagt bij aan het realiseren van voldoende en passende huisvesting (woningtype) op de best mogelijke plek (woonmilieu) voor huidige en toekomstige bewoners van Noord-Holland. De Provincie Noord-Holland stelt hiervoor een provinciale woonvisie op die het kader biedt voor de door de regio’s op te stellen regionale actieprogramma's. In de regionale actieprogramma's wordt het woningbouwprogramma zowel kwalitatief als kwantitatief uitgewerkt.
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
13
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
Uitgangspunt is om deze woningvraag zoveel mogelijk te realiseren binnen het Bestaand Bebouwd Gebied. 3.3.2
Provinciale Ruimtelijke Verordening
Op 3 februari 2014 is de geactualiseerde Provinciale Ruimtelijke Verordening vastgesteld. In deze verordening zijn op grond van art. 4.1 Wro regels gesteld om de bovenstaande provinciale belangen te waarborgen. In onderstaande tabel wordt het bestemmingsplan getoetst aan de relevante artikelen van de provinciale verordening (PRV). Artikel PRV
Toetsingscriterium
Conclusie
Artikel 8 Aardkundig In de toelichting van een bestemmingsplan waardevolle gebieden wordt aangegeven in hoeverre rekening is gehouden met de in het gebied, zoals aangegeven op kaart 10 en op de digitale verbeelding ervan, voorkomende bijzondere aardkundige waarden zoals beschreven in het bijlage-rapport Actualisatie Intentieprogramma Bodembeschermingsgebieden
Het plangebied is gelegen in een aardkundig waardevol gebied. Hiervoor geldt dat het gebied niet afgegraven of geëgaliseerd mag worden. Omdat hiervan in het plan geen sprake is, is het plan overeenstemming met de Provinciale Ruimtelijke Verordening.
Artikel 9 Aanwijzing De bestaande of de bij een - op het Bestaand Bebouwd moment van inwerkingtreden van de Gebied verordening - geldend bestemmingsplan toegelaten woon- of bedrijfsbebouwing en kassen zijn aangewezen als bestaand bebouwd gebied.
Het nieuwbouwplan wordt gerealiseerd binnen de bebouwing die aanwezig was op het moment van in werking treden van de Provinciale Ruimtelijke Verordening en valt daarom volgens de definitie van de verordening binnen bestaand bebouwd gebied.
Artikel 13 Nieuwe woningbouw
Omdat er sprake is van woningbouw binnen bestaande bebouwing (herstructurering) en er rekening wordt gehouden met de ruimtelijke kwaliteit, is het plan in overeenstemming met de Provinciale Ruimtelijke Verordening
14
Een bestemmingsplan mag niet voorzien in nieuwe woningbouw in landelijk gebied, tenzij er sprake is van woningbouw in het kader van regionaal afgestemde woningbouwprogramma's, nieuwe woningbouw niet kan worden gerealiseerd door herstructurering en transformatie en rekening wordt gehouden met de ruimtelijke kwaliteit (artikel 15)
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
Artikel 15 Ruimtelijke kwaliteitseis ingeval van verstedelijking in het landelijk gebied
Een bestemmingsplan dat voorziet in nieuwe verstedelijking in het landelijk gebied, moet inzicht bieden hoe er rekening is gehouden met: - de ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap; - de ordeningsprincipes van het landschap; - de bebouwingskarakteristieken ter plaatse; - de inpassing van de nieuwe functies in de wijdere omgeving; - de bestaande kwaliteiten van het gebied als hiervoor bedoeld en de maatregelen die nodig zijn om negatieve effecten op deze kwaliteiten op te heffen in relatie tot de nieuwe functies.
Gezien het uitgangspunt om de bestaande karakteristieke stolp op het perceel te herbouwen en daarmee het oorspronkelijke karakter van de bebouwing te behouden past dit plan in het provinciale beleid. In hoofdstuk 2 zijn de kernkwaliteiten van het landschap beschreven en is gemotiveerd dat het plan geen afbreuk doet aan deze kernkwaliteiten.
Artikel 17, lid 2, en 4
In dit artikel wordt aangegeven dat een Aan deze criteria voldoet het agrarisch bouwperceel een functiewijziging bouwplan. kan krijgen naar burgerwoning indien de burgerwoning wordt gesitueerd in de voormalige agrarische bedrijfswoning.
Tabel 1 Toetsing aan het provinciaal beleid 3.3.3
Provinciale Woonvisie 2010-2020
Op 27 september 2010 hebben Provinciale Staten van Noord-Holland een woonvisie vastgesteld voor de periode 2010-2020. In deze visie verschuift de nadruk van kwantitatieve woningvraag naar kwalitatieve woningvraag. Speerpunten in het beleid zijn: 1. Verbeteren van de afstemming tussen vraag en aanbod voor alle consumenten, en specifiek voor doelgroepen die minder kansen hebben op het vinden van een geschikte woning; 2. Verbeteren van de mate waarin voorzieningen in de woonomgeving aansluiten bij de vraag van bewoners. 3. Verbeteren van de duurzaamheid van het woningaanbod en de woonomgeving. Met de realisatie van het voorgenomen woningbouwplan wordt (voormalig) agrarische bebouwing geherstructureerd in een nieuwe karakteristieke stolp die de identiteit van de omgeving behoudt. Door het omzetten van een bedrijfswoning naar burgerwoning draagt het plan bij aan een vitaal bestaand bebouwd gebied en daarmee aan een duurzaam woningaanbod en woonomgeving.
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
15
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
3.4
Regionaal beleid
3.4.1
Regionale Woonvisie Waterland
In de Regiovisie Waterland 2040 (januari 2009) hebben de zeven Waterlandse gemeenten hun koers bepaald voor het ruimtelijk beleid op lange termijn. Het centrale motto van de visie is 'Vitaal met Karakter'. In de visie staat behoud en zo mogelijk versterking van het kenmerkende authentieke karakter van de regio Waterland voorop, maar wel met de noodzakelijke sociaal-economische en infrastructurele impulsen om de kernen vitaal te houden en de regio binnen de Metropoolregio Amsterdam bereikbaar te maken. Voor de Purmer geldt dat het gebied open moet blijven. In het gebied is slechts beperkte ruimte voor woningbouw binnen de gemeente grenzen van Purmerend. De rest dient opengehouden te worden. In vrijkomende agrarische boerderijen wordt ruimte gegeven voor nieuwe functies. In het voorliggende plan wordt gesproken van een nieuwe functie in een vrijkomende agrarische boerderij. Het plan voorziet in het behoud van een authentiek en open groenblauw karakter van het agrarisch landschap. Hier blijft het waardevolle landschappelijke karakter in stand. Conclusie regionaal beleid Het plan voldoet aan het regionale beleid voor woningbouw.
3.5
Gemeentelijk beleid
3.5.1
Bestemmingsplan Buitengebied
In het bestemmingsplan Buitengebied Waterland 2013 is het beleid voor het landelijk gebied beschreven. Voor het beëindigen van een agrarisch bedrijf is de mogelijkheid opgenomen dat de agrarische bestemming worden gewijzigd naar een woonbestemming overeenkomstig de 'Beleidslijn gebruiksverandering van het agrarische gebruik naar woongebruik (vastgesteld op 16 oktober 2007). Deze beleidslijn is in het bestemmingsplan Buitengebied Waterland 2013 vertaald door binnen de bestemming 'Agrarisch' een wijzigingsbevoegdheid op te nemen naar de bestemming 'Wonen' (zie paragraaf 1.2.). Het bouwplan paste op een aantal ondergeschikte punten niet binnen de criteria van de wijzigingsbevoegdheid, maar sluit wel aan bij de beleidsintenties van het bestemmingsplan Buitengebied Waterland 2013. 3.5.2
Afsprakenkader O ntwikkeling Landbouw en Landschap Waterland-O ost
Op 31 juli 2012 is het Afsprakenkader Ontwikkeling Landbouw en Landschap Waterland-Oost van de gemeente Waterland en stadsdeel Amsterdam-Noord vastgesteld. Het Afsprakenkader richt zich op het faciliteren van de gewenste ontwikkeling van de landbouw in Waterland-Oost. Doel hierbij is dat de landbouw economisch vitaal blijft en een rol kan blijven spelen in het beheer van gebieden waarbij tegelijkertijd een karakteristiek en vitaal veenweidelandschap behouden blijft. Waterland-Oost wordt daarbij als één gebied beschouwd. Voor de ontwikkeling van de landbouw binnen de kaders van behoud en ontwikkeling van natuur en landschap is één beleid van toepassing. Dit Afsprakenkader wil niet alleen de ontwikkeling van landbouw mogelijk maken, maar wil tegelijkertijd stimuleren dat bedrijfsgebouwen van gestopte en voormalige agrarische bedrijven worden gesaneerd en de erven worden heringericht. Bij stoppende bedrijven wordt gestreefd naar een bestemmingswijziging, waarbij er een verplichting is dat de bedrijfsgebouwen worden gesloopt. Als tegenprestatie mag er naast de bestaande bedrijfswoning (die nu een woonbestemming krijgt) een of meerdere woningen worden bijgebouwd. Hiervoor worden de volgende principes gehanteerd: 1. Sloop van alle bedrijfsgebouwen (exclusief bedrijfswoning). Op het perceel is een stolpboerderij en een schuur aanwezig (in figuur 6; A en B) en een schuur(C). De voorste stolp (A), waarin een deel werd gebruikt voor de bedrijfswoning, wordt in dit project 16
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
verbouwd tot woning. De schuur is in 2011 met vergunning verbouwd tot paardenstal. Sloop van dit bedrijfsgebouw is gelet op de karakteristieke vorm en het beoogde gebruik als paardenstalling niet wenselijk. Om te kunnen voldoen aan het afsprakenkader moet de schuur (C) gesloopt te worden. Het project voorziet er tevens in dat een aan de stolp aangebouwde garage niet wordt herbouwd. De bestaande schuur (81 m 2) wordt gesloopt.
Figuur 6 Situatie tekening bestaande situatie 2. Het aantal terug te bouwen woningen is afhankelijk van de oppervlakte gesloopt bedrijfsgebouwen, exclusief de bedrijfswoning. In principe wordt de regel gehanteerd dat 15% van de gesloopte oppervlakte gebouwen mag worden teruggebouwd. Het project voorziet niet in een toename van het aantal woningen. Er wordt 1 burgerwoning gerealiseerd in de voormalig agrarische stolp. 3. Bij bouw van nieuwe woningen, mogen geen ‘nieuwe dorpen’ (5 of meer huizen) ontstaan.
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
17
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
Het project voorziet niet in een toename van het aantal woningen. Er wordt 1 burgerwoning gerealiseerd in de voormalig agrarische stolp. 4. Er wordt naar gestreefd om tenminste 50 % van het bouwvlak om te zetten in agrarisch cultuurgrond en in beheer te geven aan een lokale agrariër of een natuurbeschermingsorganisatie. Door aanpassing van de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij' tot 'Wonen' kan een groot deel van het erf niet meer worden benut voor agrarische bedrijfsbebouwing. In die zin wordt de grond 'terug gegeven' aan het landschap. Het erf blijft echter wel in eigendom en beheer van de bewoner van het erf. Conclusie Afsprakenkader Geconstateerd wordt dat het plan niet helemaal letterlijk aansluit bij de principes van het Afsprakenkader. Er is geen sprake van compensatiewoningen, maar van het behouden en vervangen van karakteristiek bebouwing. Zodoende is maatwerk toegepast. 3.5.3
Welstandsbeleid
De gemeente Waterland heeft haar welstandsbeleid beschreven in de Welstandsnota Waterland 2013. In de Welstandsnota worden algemene en gebiedsgerichte welstandscriteria onderscheiden. De algemene welstandscriteria gelden als uitgangspunt voor iedere welstandsbeoordeling. De gebiedsgerichte welstandscriteria worden gebruikt om te beoordelen hoe het bouwwerk past in zijn omgeving. (Ver)bouwplannen worden getoetst aan de Welstandsnota. Voor het landelijk gebied geldt een regulier welstandsniveau. Dit houdt in dat de basiskwaliteit van het gebied behouden moet blijven. Om te voorkomen dat in het landelijk gebied ongewenste nieuwbouw ontstaat (bijvoorbeeld catalogusbouw, boerderettes) mag het gebouw alleen vanuit de volgende invalshoeken worden ontworpen: het ontwerp is in zijn geheel direct afgeleid van de stolpboerderij. Dit houdt in dat het gebouw aan de objectgerichte welstandscriteria voor stolpboerderijen voldoet. het ontwerp is in zijn geheel niet van een stolp afgeleid, maar heeft bijzondere op de plek toegesneden eigen architectonische kwaliteiten, afgeleid van gebiedseigen kenmerken. Daarbij is het van belang dat de streekeigen landelijke architectuur wordt beschermd, zodat de cultuurhistorische en landschappelijke waarde niet verloren gaat. Voor het gebied wezensvreemde gebouwen of elementen (bijvoorbeeld wolfseinden) moeten worden voorkomen. In paragraaf 2.2 is beschreven dat voor het bouwplan het is gebaseerd op de oorspronkelijke stolpboerderij en dat de ontwikkeling geen afbreuk doet aan de cultuurhistorische en landschappelijke waarden. Gemeente Waterland hecht veel waarde aan de beschermde monumenten op haar grondgebied. Voor het plangebied is het welstandsbeleid gericht op het bijdragen aan het maximaal behouden van de architectonische en culturele kwaliteiten van de beschermde monumenten. Het beoogde bouwplan voor de te realiseren woning wordt voorgelegd aan de welstandscommissie. Omdat het bouwplan sterk uitgaat van het ontwerp van de bestaande bebouwing, is. De Welstandscommissie inmiddels op hoofdlijnen akkoord met de gewenste uiterlijke vormgeving. 3.5.4
Conclusie gemeentelijk beleid
Het gemeentelijk beleid heeft zijn vertaling gekregen in dit bestemmingsplan. Daarmee voldoet dit bestemmingsplan aan (de doelstellingen) het gemeentelijk beleid.
18
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
Hoofdstuk 4 4.1
MILIEU- EN OMGEVINGSASPECTEN
Inleiding
Voor het plangebied en omgeving kunnen (wettelijke) belemmeringen en/of voorwaarden een rol spelen. Het uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat. In de volgende paragrafen zijn de randvoorwaarden die voortvloeien uit de milieu- en omgevingsaspecten beschreven.
4.2
Mer-beoordeling
4.2.1
Normstelling en beleid
In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, nagaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen: de kenmerken van de projecten; de plaats van de projecten; de kenmerken van de potentiële effecten. 4.2.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan Gezien de beperkte aard van het bouwplan, zijn belangrijke negatieve milieugevolgen niet te verwachten. Voor het bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r. 4.2.3
Conclusie
Voor dit bestemmingsplan geldt geen verplichting om een mer-beoordeling of planMER op te stellen.
4.3
Ecologie
4.3.1
Normstelling en beleid
Bij elk ruimtelijk plan moet, met het oog op beschermenswaardige natuurwaarden, rekening worden gehouden met de regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Natuurbeschermingswet (Nbw). Als ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een Nbw-vergunning worden aangevraagd. Als een Nbw-vergunning nodig is dan 'haakt' deze aan bij de omgevingsvergunning. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van de Ecologisch Hoofdstructuur (EHS). Ten aanzien van ontwikkelingen binnen de EHS geldt het 'nee, tenzij-principe'. Soortenbescherming Op grond van de Flora- en faunawet geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng. Het bevoegd gezag voor de Flora- en faunawet is de provincie. In de gevallen dat een ontheffing van de Flora- en faunawet noodzakelijk is, dan 'haakt' de ontheffing aan bij de omgevingsvergunning.
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
19
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
4.3.2
Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Gebiedsbescherming Ten oosten van het plangebied, op ruim 3.000 meter, ligt het Natura 2000-gebied 'Markermeer & IJmeer'. Rondom het plangebied, op minstens 900 meter, liggen gebieden die deel uit maken van de Ecologische Hoofdstructuur. Gelet op de afstand tot beschermde natuurgebieden en de ecologische hoofdtructuur zijn negatieve effecten niet aan de orde.
Figuur 3. Beschermde natuurgebieden in de omgeving van het plangebied. Weidevogelleefgebied De Purmer is door de Provincie niet aangewezen als weidevogelleefgebied. Verstoring van weidevogelleefgebied is daarom ook niet aan de orde. Soortenbescherming In het plangebied worden geen sloten gedempt of bomen gekapt. De overtollige agrarische bedrijfsgebouwen wordt gesloopt. De schuur is reeds verbouwd tot paardenstal. De bestaande stolpboerderij is in beginsel geschikt als verblijfsplaats voor vleermuizen en vogels. Indien deze diersoorten worden aangetroffen, kunnen mitigerende maatregelen worden getroffen in de vorm van vervangende nestgelegenheden. Daarmee wordt overtreding van de Flora- en faunawet voorkomen. 4.3.3
Conclusie ecologie
De aspecten gebiedsbescherming en soortbescherming staan de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.
20
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
4.4
Cultuurhistorie
4.4.1
Normstelling en beleid
De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van bestemmingsplannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening. De provincie Noord-Holland heeft de Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie vastgesteld. De kaart is een geografische uitwerking van de Leidraad landschap en cultuurhistorie - die deel uitmaakt van de verordening - en een herziening van de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW). De Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie geeft onder andere informatie over landschapstypen, aardkundige waarden, cultuurhistorische objecten 4.4.2
Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Cultuurhistorische waarden Het plangebied ligt in het droogmakerijlandschap. De volgende landschappelijke cultuurhistorische waarden zijn kenmerkend voor het gebied: Een samenhangend geometrische poldersysteem van ringdijken, ringvaarten en waterlopen; Duidelijke begrenzing door ringdijk, ringsloot; De basisontginningseenheid wordt gevormd door een rechthoekige kavel met een vaste lengte- en breedtemaat; Open en vlak landschap, grasland en water; Weg is structuurdrager; Polder heeft zijn eigen kenmerkende opbouw en structuur; Karakteristieke bouwstijl met stolpboerderijen. Het plan heeft geen gevolgen voor de openheid van het gebied of de kenmerkende verkavelingsvorm. Met de herbouw van de bestaande bebouwing naar burgerwoning, en de reeds verbouwde paardenstolp blijft de karakteristieke bouwstijl als stolpboerderij behouden. Door de bestaande garage in de nieuwe situatie niet te herbouwen wordt dit beeld zelfs versterkt. Aardkundig waardevolle gebieden Het plangebied maakt deel uit van een bijzonder aardkundig waardevol gebied. Het plangebied ligt namelijk in het aardkundig gebied Purmer Ee. Een fenomeen bestaande uit een binnendelta met kleidek. Tijdens de meerfase werd een onderwaterdelta gevormd. Aan de rand van de Purmer (bij de Purmer Ee) is een zee-erosiewelving zichtbaar. In het rapport Actualisatie Intentieprogramma Bodembeschermingsgebieden is bepaald dat het plangebied niet afgegraven of geëgaliseerd mag worden. In het voornemen is hier geen sprake van. 4.4.3
Conclusie
Vanuit het aspect cultuurhistorie zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
4.5
Archeologie
4.5.1
Normstelling en beleid
Voor de bescherming van archeologische waarden is de Monumentenwet van toepassing. De bedoeling is dat, wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Het archeologisch beleid van de gemeente Waterland is vastgelegd in de 'Archeologienota Waterland 2011'. In deze nota is verwoord hoe het behoud van archeologische waarden of het onderzoek daarnaar
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
21
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
worden zeker gesteld. In de Archeologienota worden archeologische monumenten en vijf categorieën met archeologische verwachtingswaarden onderscheiden (zie tabel 1). Deze categorieën zijn weergegeven op een beleidskaart. Deze beleidskaart is opgesteld op basis van de kennis die de afgelopen jaren is verkregen bij diverse archeologische onderzoeken en op basis van de kennis over de ontstaansgeschiedenis van het gebied. 4.5.2
Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Binnen het plangebied komt de categorie 5 voor. Van rijkswege beschermde archeologische monumenten komen niet voor binnen dit plangebied. Deze categorie wordt als dubbelbestemming op de verbeelding weergegeven. Binnen deze dubbelbestemming is geregeld dat bij ingrepen vanaf 10.000 m 2 en een diepte van 40 centimeter archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden. Met de herontwikkeling van de bestaande gebouwen en de sloop van een schuur zijn geen bodemingrepen aan de orde. Een archeologisch veldonderzoek is dan ook niet noodzakelijk.
Figuur 4. Uitsnede van de archeologische beleidsadvieskaart 4.5.3
Conclusie
Het archeologiebeleid is vertaald in het bestemmingsplan met een dubbelbestemmingen op de verbeelding en passende regels (Waarde - Archeologie 5). Vanuit het aspect archeologie zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
4.6
Waterparagraaf
4.6.1
Normstelling en beleid
Een belangrijke ontwikkeling in het waterbeleid is de Watertoets. Het doel van de Watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen meer expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Het plangebied valt in het werkgebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
22
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
4.6.2
Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (kenmerk: 20150319-12-10643). Het plan heeft geen of een geringe invloed op de waterhuishouding. Voor de ontwikkeling wordt daarom de procedure 'Geen waterschapsbelang' gevolgd. Dit houdt in dat verder overleg met het waterschap niet nodig is. Het waterschap heeft een positief wateradvies gegeven. Een samenvatting van de watertoets is opgenomen in de Watertoets. 4.6.3
Conclusie
Vanuit het aspect water zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
4.7
Bedrijven en milieuzonering
4.7.1
Normstelling en beleid
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (waaronder woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). 4.7.2
Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Rondom het plangebied bevinden zich met name percelen die een woonfunctie hebben. Rondom het plangebied bevinden zich enkele agrarische bedrijven. Op ongeveer 75 meter ten zuiden van de woning ligt een agrarisch bouwperceel. In het buitengebied geldt ten opzichte van stallen bij veehouderijen een afstand van 50 meter. Omdat aan deze afstand wordt voldaan, is er geen onaanvaardbare hinder van dit bedrijf te verwachten. Tot slot staat op het perceel Oosterweg M20 een bedrijf uit milieucategorie 3.1. Het betreft een aannemersbedrijf. Voor dit type bedrijven geldt een richtafstand van 50 meter. Aan deze afstand wordt ruimschoots voldaan. Het plangebied ligt namelijk op een afstand van circa 300 meter ten opzichte van dit bedrijf. De omzetting naar een woonbestemming op het perceel legt dus geen verdere beperkingen op voor de uitvoering van bedrijven in de omgeving. In de toekomstige situatie is sprake van een verantwoorde milieuzonering. 4.7.3
Conclusie
Vanuit het aspect milieuzonering zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
4.8
Geluid
4.8.1
Normstelling en beleid
Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidszone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. 4.8.2
Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Het plangebied ligt aan de Oosterweg waar een maximumsnelheid van 60 km/uur geldt. De weg heeft een geluidszone (250 meter) en het plangebied ligt hier binnen. De herontwikkeling betreft een geluidsgevoelige functie. Daarom is het in beginsel noodzakelijk om akoestisch onderzoek uit te voeren. De Oosterweg heeft uitsluitend een functie voor de aanliggende functies (bestemmingsverkeer) en heeft daardoor een betrekkelijk lage verkeersintensiteit. Bovendien liggen er aanzienlijk veel woningen dichter
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
23
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
bij deze weg. Gelet op de functie van de weg en de daarmee gepaarde lage verkeersintensiteit , wordt aangenomen dat aan de voorkeurswaarde van 48 dB wordt voldaan. Overige wegen liggen op dusdanig afstand van het plangebied, dat deze akoestisch gezien ook niet relevant zijn. Van gedetailleerd akoestisch onderzoek wordt om voorgenoemde redenen dan ook afgezien. 4.8.3
Conclusie
Vanuit het aspect geluid zijn er geen belemmeringen voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.
4.9
Bodem
4.9.1
Normstelling en beleid
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat als ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval. 4.9.2
Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Het erf is lange tijd in gebruik geweest voor een paardenhouderij. Het voorstel deel van het erf heeft daarbij als woongedeelte met tuin gefunctioneerd. Er is geen sprake van een verdachte locatie. De bodemkwaliteit is daarmee in beginsel geschikt voor het beoogde gebruik. In het kader van de vergunningverlening is voor een woonfunctie een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk. 4.9.3
Conclusie
Vanuit het aspect bodem zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
4.10
Luchtkwaliteit
4.10.1 Normstelling en beleid In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO 2) en fijnstof (PM 10 ) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn op grond van de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de ministeriële regeling 'Niet in betekenende mate bijdragen' zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing: woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen; kantoorlocaties met een vloeroppervlak van minder dan 100.000 m 2; projecten die minder dan 3% van de (toekomstige) grenswaarde voor stikstofdioxide of fijnstof bijdragen. Dit komt overeen met 1,2 µg/m 3. 4.10.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan Omdat het bestemmingsplan voorziet in de (her)bouw van een woning, wordt geconcludeerd dat het Besluit NIBM op het bestemmingsplan van toepassing is. Het aantal verkeersbewegingen neemt hierdoor niet of nauwelijks toe. Verdere toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit is daardoor niet aan de orde. 4.10.3 Conclusie Vanuit het aspect luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
24
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
4.11
Externe veiligheid
4.11.1
Normstelling en beleid
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. De wetgeving over 'externe veiligheid' heeft tot doel de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) 1 en het groepsrisico (GR) 2. 4.11.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart van de provincie Noord-Holland geraadpleegd. Hieruit blijkt dat in de omgeving, op een afstand van circa 550 meter, een twee ondergrondse buisleidingen van de Gasunie liggen. Deze leiding kent geen plaatsgebonden risicocontour. De betreffende leidingen hebben een maximale werkdruk van 40 Bar en een uitwendige diameter van respectievelijk 4,49 en 6,61 inch. Dit betekent dat het invloedsgebied voor de leidingen respectievelijk 45 -en 70 meter bedraagt. Een verantwoording van het groepsrisico is niet noodzakelijk, omdat het plangebied ruimschoots (550 meter) buiten het invloedsgebied ligt 4.11.3 Conclusie Vanuit het aspect externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
4.12
Kabels en leidingen
4.12.1 Normstelling en beleid In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden. 4.12.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan In en rondom het plangebied bevinden zich geen planologisch relevante kabels -en/of leidingen. 4.12.3 Conclusie Vanuit het aspect kabels en leidingen zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
25
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
Hoofdstuk 5 5.1
Algemeen
5.1.1
Digitalisering
JURIDISCHE PLANOPZET
In de Wet ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat alle bestemmingsplannen digitaal moeten worden ontsloten. Bij het tekenen van de digitale plankaart (verbeelding) is gebruik gemaakt van een actuele ondergrond van de Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN) van 9 april 2015. 5.1.2
O pbouw van de bestemmingen
In dit hoofdstuk zijn de verschillende bestemmingen toegelicht. Alle toelichtingen starten met een tekst waarin de bestemmingsomschrijving wordt weergegeven en waarin kort wordt ingegaan op de specifieke bouw- en gebruiksregels. Daarnaast wordt ingegaan op de afwijkingsregels en de wijzigingsregels. In de planregels zijn alle bestemmingen als volgt opgebouwd. Bestemmingsomschrijving Hierin staat beschreven voor welke functie(s) de gronden mogen worden ingericht, gebruikt en hoe de onderlinge rangorde van functies is. Met aanduidingen wordt op enkele specifieke locaties extra functiemogelijkheden geboden. Bouwregel Hierin is aangegeven welke gebouwen en andere bouwwerken zijn toegestaan en welke maatvoering daarbij aangehouden moet worden. Specifieke gebruiksregels Gronden en gebouwen worden gebruikt passend bij de bestemming. Wanneer nodig worden bepaalde gebruiksvormen uitgesloten. In enkele gevallen zijn objectieve grenzen opgenomen voor functies, zoals oppervlaktematen, hoogtes en dergelijke. Afwijking van de bouw- en gebruiksregels In het bestemmingsplan is voor een aantal omstandigheden de mogelijkheid opgenomen om af te wijken van de bouw- en gebruiksregels. Hierdoor krijgt het college de benodigde flexibiliteit af te wijken voor bepaalde, voorzienbare situaties. Van geval tot geval wordt daarvoor door het bevoegd gezag een afweging gemaakt. Indien van toepassing wordt advies ingewonnen van de waterbeheerder, leidingbeheerder, wegbeheerder en dergelijke. Er zijn ook gebruiksvormen die beleidsmatig wel mogelijk zijn, maar die vanwege de benodigde afweging onder een afwijking zijn gebracht. Deze zogenoemde binnenplanse afwijkingen wordt (door middel van een omgevingsvergunning) slechts verleend na een zorgvuldige afweging van waarden en functies in de bestemmingen. Vergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden Voor een aantal werken en werkzaamheden geldt een vergunningplicht voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde. Het gaat daarbij om werken en werkzaamheden die structureel ingrijpen in de aard van de gegeven bestemming. Dat betekent dat deze pas mogen worden uitgevoerd, nadat een omgevingsvergunning is verkregen. Hierbij vindt een afweging van belangen naar evenredigheid plaats. Als het gaat om activiteiten die behoren tot het normale onderhoud, normaal beheer of het normaal gebruik, is geen vergunning vereist. Bij de toelaatbaarheid van activiteiten wordt vanuit het evenredigheidsbeginsel een belangenafweging gemaakt tussen het belang van de functies van waaruit de vergunning wordt aangevraagd en de specifieke waarden die ter plaatse aanwezig zijn.
26
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
5.1.3
O vergangsbepaling
Het overgangsrecht is gericht op bouwwerken die met een vergunning of een melding zijn gebouwd, of een gebruik dat ooit is toegestaan, maar dat nu, vanwege een bestemmings- of beleidswijziging onder het overgangsrecht is gebracht. Ook tientallen jaren aanwezige bouwwerken, die niet met een vergunning zijn gebouwd, of langdurig aanwezig gebruik wordt met het overgangsrecht beschermd. Het overgangsrecht is gericht op het uiteindelijk verdwijnen van deze bouwwerken of de beëindiging van het gebruik ervan, zodat de situatie in overeenstemming raakt met de gegeven bestemming. In beginsel mogen de bouwwerken die onder het overgangsrecht vallen, slechts in ondergeschikte mate gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd. Het is niet mogelijk om hiermee geheel of in stappen tot een nieuw bouwwerk te komen. 5.1.4
Algemene toetsingscriteria
In de regels wordt verwezen naar algemene toetsingscriteria. Dit speelt ten aanzien van het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Hieronder volgt een toelichting op deze criteria. Het bebouwingsbeeld Er moet worden gestreefd naar een in stedenbouwkundig opzicht samenhangend bebouwingsbeeld. Dit betekent dat bij bebouwing wordt gestreefd naar: 1. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte; 2. een goede bouwhoogte- / breedteverhouding tussen de bebouwing onderling; 3. een samenhang in bouwvorm / architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar is georiënteerd. De woonsituatie Er moet rekening worden gehouden met het in stand houden en garanderen van een redelijke lichttoetreding, een redelijk uitzicht, de aanwezigheid van voldoende privacy en een goed woon- en leefmilieu. De verkeersveiligheid Verkeersveiligheid staat onder druk door de toename van (zwaarder) verkeer op de kleinere wegen. Deze wegen worden ook gebruikt voor toeristisch verkeer. Bij functies waarbij het verkeer toeneemt, moet een zorgvuldige afweging plaatsvinden. In een verkeersveilige situatie worden vrije uitzichthoeken bij kruisingen van wegen en uitritten gegarandeerd. De milieusituatie Hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking moet worden voorkomen. Bij de situering en omvang van milieubelastende functies moet erop worden gelet dat bestaande milieugevoelige functies niet in het functioneren worden beperkt. Omgekeerd moet er bij uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies op worden gelet dat bestaande milieubelastende functies niet in het functioneren worden beperkt. Voor de afweging worden de afstanden van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) gehanteerd. De gebruiksmogelijkheden Gronden en gebouwen moeten worden gebruikt in overeenstemming met de bestemming. Bij een nieuw gebruik moet altijd worden getoetst aan het huidige gebruik van de aangrenzende bestemmingen. Het aangrenzend gebruik mag niet onevenredig worden gehinderd door het nieuwe gebruik.
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
27
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
5.2
Bestemmingen
In deze paragraaf wordt een korte toelichting gegeven op de inhoud van de bestemmingen in dit bestemmingsplan. De bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij' uit het geldende bestemmingsplan komt te vervallen, aangezien het huidige en toekomstige gebruik van de gronden met deze bestemming een ander gebruik kent, namelijk 'Wonen - Stolp'. 5.2.1
Wonen - Stolp
De burgerwoning is in de bestemming 'Wonen - Stolp' ondergebracht. Omdat het hoofdgebouw een karakteristieke stolp is, wordt er binnen deze bestemming er voor gezorgd dat de karakteristieke hoofdvorm in stand wordt gehouden. Het hoofdgebouw mag alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd. In de regels is een maximale bouwhoogte van 13,5 meter opgenomen. Door het vastleggen van de maatvoering, wordt voorkomen dat het bebouwingsbeeld drastisch veranderd. De bestaande bouwmassa vormt het uitgangspunt. Bijgebouwen mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd, hiervoor geldt een maximale oppervlakte van 370 m 2. Dit getal is gebaseerd op de bestaande oppervlakte van het vrijstaande bijgebouw (paardenstal) en de aanbouw bij de beoogde stolpboerderij. Met de aanduiding 'agrarisch - paardrijbak' is het toegestaan om op het perceel een paardrijbak aan te leggen. Verder is in de bouwregels opgenomen dat een erfafscheiding 1,50 hoog mag zijn. Dit zorgt ervoor dat een verplaatsbare graaswei van 1,50 meter mogelijk is. Daarnaast mogen palen en masten maximaal 7 meter bedragen. Om lichthinder te voorkomen, is het niet toegestaan om lichtmasten rondom de paardrijbak te bouwen. 5.2.2
Waarde - Aardkundig
Ter bescherming van aardkundige waarden is een dubbelbestemming 'Waarde - Aardkundig' opgenomen. Voor bepaalde werken en werkzaamheden moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Dit betreft het aanleggen en dempen van sloten, ontgrondingen en andere ingrijpende wijzigingen in de bodemstructuur. Deze vergunning wordt slechts verleend als het gaat om werkzaamheden die geen onevenredige afbreuk doen aan de aardkundige waarden binnen de dubbelbestemming. 5.2.3
Waarde - Archeologie 5
Ter bescherming van archeologische waarden is een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' opgenomen. De gronden binnen deze dubbelbestemmingen zijn bestemd voor het behoud van de aanwezige archeologische waarden. Deze zones zijn overgenomen uit de Archeologienota Waterland 2011. In de Archeologienota is per zone aangegeven vanaf welke oppervlakte en diepte een omgevingsvergunning nodig is voor werkzaamheden die de bodem kunnen verstoren. Binnen deze dubbelbestemming is geregeld dat bij ingrepen vanaf 10.000 m 2 en een diepte van 40 centimeter archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden.
28
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
Hoofdstuk 6 6.1
UITVOERBAARHEID
Inleiding
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. Onderdeel hiervan is de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid. Ook wordt er in dit hoofdstuk aandacht besteedt aan het aspect grondexploitatie.
6.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wro vastgelegde procedure. Tijdens deze procedure zijn verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun zienswijze op het plan kenbaar kunnen maken. Hieronder volgt een nadere toelichting. Voorbereidingsfase Vanuit het oogpunt van maatschappelijke uitvoerbaarheid, geeft de gemeente belanghebbenden de gelegenheid om, via een inspraakprocedure, een inspraakreactie op het voorontwerpbestemmingsplan naar voren te brengen. Bovendien wordt het bestemmingsplan voorgelegd aan de betrokken diensten en instanties zoals bedoeld in het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. O ntwerpfase Het ontwerpbestemmingsplan doorloopt de in de Wro opgenomen formele procedure. Dit betekent dat het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage wordt gelegd. Tijdens deze periode heeft een ieder de gelegenheid voor het indienen van zienswijzen. Vaststellingsfase Zienswijzen worden beoordeeld en al dan niet verwerkt in het bestemmingsplan. Het (mogelijk gewijzigde) bestemmingsplan wordt vervolgens door de gemeenteraad vastgesteld. De indieners van de zienswijzen worden hiervan op de hoogte gesteld. Tot slot is tegen de vaststelling van het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.3
Economische uitvoerbaarheid
Het gaat hier om een particulier initiatief. De gemeente draagt geen financiële verantwoordelijkheid en risico's. De economische uitvoerbaarheid is daarmee voldoende aangetoond.
6.4
Grondexploitatie
Met de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten, indien sprake is van bouwplannen zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor het bestemmingsplan. Daarnaast hebben gemeenten sturingsmogelijkheden, omdat in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden. Tussen de gemeente en de initiatiefnemer is een exploitatieovereenkomst gesloten. In deze overeenkomst is geregeld dat alle kosten die verband houden met het initiatief, te weten de kosten voor het maken van het bestemmingsplan (inclusief onderzoekskosten) en eventuele planschade worden betaald door de initiatiefnemer. Omdat met deze overeenkomst het kostenverhaal op een andere manier verzekerd is en het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is, besluit de gemeenteraad bij de vaststelling van het plan dat de vaststelling van een exploitatieplan niet nodig is.
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
29
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
Hoofdstuk 7
INSPRAAK EN VOOROVERLEG
Het voorontwerpbestemmingsplan 'Purmer - Oosterweg M25 ' is met ingang van 3 juli 2015 zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode zijn geen inspraakreacties op het plan ingediend. In het kader van het bestuurlijk vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, is het voorontwerpbestemmingsplan verzonden aan een aantal vaste advies- en overlegpartners. Er zijn overlegreacties ingediend door de volgende instanties: Provincie Noord-Holland; Veiligheidsregio/Brandweer Zaanstreek-Waterland Rijkswaterstaat West-Nederland Noord . De overlegreacties zijn opgenomen in bijlage 2. De ingediende reacties zijn samengevat en voorzien van een antwoord door de gemeente (zie Bijlage 3). Per reactie is vermeld of deze leidt tot een aanpassing van het bestemmingsplan. De inspraak- en overlegreacties hebben niet geleid tot de aanpassingen in het ontwerpbestemmingsplan.
30
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
BIJLAGEN TOELICHTING
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
31
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
Bijlage 1
32
Watertoets
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
datum 19-3-2015 dossiercode 20150319-12-10643 Project: Bestemmingsplan Purmer Oosterweg M25 Gemeente: Waterland Aanvrager: J. Posthumus Organisatie: Rho Adviseurs voor de leefruimte Geachte heer/mevrouw J. Posthumus, Voor het plan Bestemmingsplan Purmer Oosterweg M25 heeft u advies aangevraagd in het kader van de watertoets op www.dewatertoets.nl. Met de gegevens die u heeft opgegeven is bepaald dat het plan een beperkte invloed heeft op de waterhuishouding. Hierdoor kan de korte procedure worden gevolgd voor de watertoets. Dit betekent dat de beperkte invloed van het plan op de waterhuishouding kan worden ondervangen met standaard maatregelen. Deze maatregelen vindt u in het onderstaande wateradvies dat u in de ruimtelijke onderbouwing van het plan kunt verwerken. U hoeft dan verder geen contact met ons op te nemen met betrekking tot de watertoets. Mochten er desondanks vragen zijn, dan kunt u contact opnemen via 072 - 582 8282 en vragen naar de contactpersoon voor uw gemeente. Wij hebben uw aanvraag als een melding ontvangen en zullen deze archiveren. Tijdens de formele overlegprocedures (art 3.1.1 of art 5.1.1) van uw plan zal het waterschap een controle doen of de conclusies ten aanzien van de wateraspecten kloppen. Indien u tijdens de ter inzage termijn van uw plan niets van ons hoort, gaan wij akkoord met het plan en kunt u deze email beschouwen als ons formele wateradvies. Indien wij wel willen/moeten reageren, zullen wij contact met u opnemen. LET OP: Dit formulier en het watertoetsproces is geen aanvraag voor een Watervergunning. Onze conclusie en wateradvies mogen alleen gebruikt worden tijdens de planvormingfase. U dient zelf na te gaan welke vergunningen nodig zijn om het plan te realiseren. Bij het waterschap dient u wellicht een Watervergunning aan te vragen of een melding te maken in het kader van vergunningverlening. Meer informatie over de Watervergunning vindt u op https://www.hhnk.nl/portaal/vergunningen-en-ontheffingen_3529/. Met vriendelijke groet, Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Postbus 250 1700 AG HEERHUGOWAARD T 072 582 8282 F 072 582 7010 E
[email protected] W www.hhnk.nl Wateradvies korte procedure Via de Digitale Watertoets (www.dewatertoets.nl) is aan Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier gevraagd een reactie te geven op het plan Bestemmingsplan Purmer Oosterweg M25 in het kader van de watertoets. In dit advies staan de maatregelen die Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier adviseert om wateroverlast te voorkomen en het water in de sloten schoon te houden. Op basis van de door de aanvrager/initiatiefnemer ingevoerde gegevens heeft het hoogheemraadschap een aantal opmerkingen. Daarnaast is er een aantal aspecten die wij graag in de uitwerking van het plan verwerkt willen zien. Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Met ingang van 22 december 2009 is het Waterbeheerplan 2010-2015 'Van veilige dijken tot schoon water' bepalend voor het
waterbeleid binnen ons beheersgebied. Dit plan beschrijft het waterbeheer en vormt de basis voor de watertaken die het waterschap heeft: waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterketen. Daarnaast beschikt het Hoogheemraadschap over een verordening: de Keur 2009. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels die u op onze website kunt vinden (https://www.hhnk.nl/portaal/keur_41208/). Verharding en compenserende maatregelen Uit uw gegevens blijkt dat er geen / slechts in zeer beperkte mate sprake is van een toename van de verharding. Omdat dit een dermate klein gevolg heeft voor de waterhuishoudkundige situatie hoeven er geen compenserende maatregelen uitgevoerd te worden. Waterkwaliteit en riolering U heeft aangegeven dat er binnen het plan een gescheiden riolering aan zal worden gelegd, waarbij het hemelwater wordt afgekoppeld van de riolering. Dit komt overeen met de ambitie van het hoogheemraadschap om 100% van het hemelwater van nieuwe oppervlakken te scheiden van het afvalwater. Voorwaarde is wel dat het hemelwater als schoon kan worden beschouwd. Bij voorkeur wordt afstromend hemelwater van verharde oppervlakken eerst voorgezuiverd door een berm, wadi of bodempassage. U heeft aangegeven dat er binnen het plan geen sprake is van activiteiten die als gevolg kunnen hebben dat vervuild hemelwater naar het oppervlaktewater afstroomt. Het hemelwater kan dus als schoon worden beschouwd. Het is daarom niet doelmatig om het af te voeren naar de rioolwaterzuiveringsinrichting (rwzi). Dit betekent dat we voor de nieuwe ontwikkeling adviseren om een gescheiden stelsel aan te leggen. Wij adviseren om met het oog op de waterkwaliteit het gebruik van uitloogbare materialen zoals koper, lood en zink zoveel mogelijk te voorkomen. Tot Slot De initiatiefnemer van het plan is zelf verantwoordelijk voor de regeling, financiering en de realisatie van alle maatregelen die voortvloeien uit het plan. Mocht de inhoud van het plan wijzigen, dan verzoeken wij u vriendelijk ons een geactualiseerde versie toe te sturen. Ook ontvangen wij graag een exemplaar van het definitieve en goedgekeurde plan. Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geinformeerd. Mochten er desondanks vragen zijn, dan kunt u contact opnemen via 072 - 582 8282 en vragen naar de contactpersoon voor uw gemeente. De WaterToets 2014
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
Bijlage 2
Vooroverlegreacties
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
35
Bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25 Overlegreacties
Gemeente Waterland
Provincie Noord-Holland POSTBUS 3 0 0 7 2 0 0 1 DA H A A R L E M
5 - AUG 2015 INGEKOMEN
G e d e p u t e e r d e Staten
Burgemeester en Wethouders van de gemeente Waterland
Uw contactpersoon
Postbus 1000
A.J. K r a n e n b u r g
1 140 BA MONNICKENDAM
SVT/IBT
Doorkiesnummer (023) 514 3945
Registratiedatum 05/08/2015
[email protected]
inl 5.08598 Betreft: Reactie voorontwerpbestemmingsplan Purmer Oosterweg M25
1I Verzenddatum
- 4 AUG. 2015
Geacht college, Kenmerk 651154/665336
Perceel Oosterweg M25 is gelegen in een nog open en agrarisch gebleven deel van droogmakerij de Purmer. Ter plekke staat bovendien
Uw kenmerk
een karakteristieke stolp en een gelijkvormige schuur. De bebouwing staat op enige afstand van de Oosterweg, waarmee het is verbonden door een monumentale bomenlaan. Behoud van dit ensemble is van belang voor het behoud van het karakter van de Purmer, als restant van het oorspronkelijke landelijke open karakter van de droogmakerij. Wegens de technische staat is het noodzakelijk dat de stolp wordt afgebroken en herbouwd. Dat gebeurt met respect: het grondvlak blijft daarbij hetzelfde, evenals het karakteristieke volume van de stolp. Het beeld van het ensemble blijft dus gelijk en de ruimtelijke kwaliteit ervan zal slechts zeer beperkt veranderen (met name op het niveau van de architectuur). Mede gelet hierop kunnen wij instemmen met het voorontwerpbestemmingsplan. Een aandachtspunt vinden wij nog wel de toekomstige inrichting van het erf. Op dit moment is dat zeer sober, er is buiten de monumentale bomensingel geen sprake van inpassing. Het monumentale karakter van een stolp wordt echter ook voor een belangrijk deel bepaald door de aanwezigheid van een ontworpen erf. Met het oog op het gewijzigde gebruik van het terrein als paardenhouderij verandert ook de verschijningsvorm daarvan (mogelijke hekken, paardenweide in plaats van grasland). Postbus 3 0 0 7
Om recht te doen aan de monumentale uitstraling van stolp en
2 0 0 1 DA H a a r l e m
bomenlaan, is een nadere visie op de vormgeving van het erf gewenst.
Telefoon (023) 514 3143
De ervenconsulent van Landschap Noord-Holland kan hulp bieden bij
Fax ( 0 2 3 ) 5 1 4 3 0 3 0
het ontwikkelen van een streekeigen erfinrichtingsplan dat het beeld H o u t p l e i n 33 H a a r l e m [ 2 0 1 2 DE] www.noord-holland.nl NHoooi
2
2|2
van de stolp en het gave landelijk gebied rondom langs de Oosterweg versterkt. Wij verzoeken u te bevorderen dat met dit aandachtspunt rekening wordt gehouden. Hoogachtend, Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, namens dezen,
Sectormanager Interbestuurlijk Toezicht mw. mr. H.W. Verschuren
Deze brief is digitaal
vastgesteld
en daarom
niet
ondertekend.
651154/665336
Vooroverlegreactie Brandweer Zaanstreek-Waterland
Vooroverlegreactie Rijkswaterstaat West-Nederland Noord
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
Bijlage 3
Reactienota Overleg en inspraak
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
41
Bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25 Reactienota overleg
1. INLEIDING 1. 1. Aanleiding voor deze reactienota Om een stolp opnieuw te bouwen en te gebruiken als burgerwoning en daarnaast het erf te gebruiken voor het hobbymatig houden van paarden, wordt voor het perceel Purmer – Oosterweg 25M een bestemmingsplanprocedure doorlopen. Om omwonenden en belangenorganisaties vroegtijdig en op informele wijze bij de planvorming te betrekken, is een voorontwerpversie van het bestemmingsplan ter inzage gelegd. Het voorontwerpbestemmingsplan is met ingang van 3 juli 2015 zes weken ter inzage gelegd. Er zijn geen inspraakreacties ingediend. In het kader van het bestuurlijk vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, is het voorontwerpbestemmingsplan verzonden aan een aantal vaste advies- en overlegpartners. Er zijn overlegreacties ingediend door de volgende instanties: - Provincie Noord-Holland; - Veiligheidsregio/Brandweer Zaanstreek-Waterland; - Rijkswaterstaat West-Nederland Noord (WNN); 1. 2. Leeswijzer In deze reactienota zijn de overlegreacties behandeld. De overlegreacties zelf zullen als aparte bijlage bij het bestemmingsplan worden opgenomen. 1. 3. Vervolgprocedure De reactienota overleg wordt samen met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd, nadat deze door het college en de gemeenteraad zijn vastgesteld. Overeenkomstig afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, wordt het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegd. Daarbij hebben belanghebbenden de mogelijkheid hun zienswijze kenbaar te maken. 2. OVERLEG In dit hoofdstuk wordt door de gemeente gereageerd op de toegestuurde overlegreacties van de volgende instanties: - Provincie Noord-Holland; - Veiligheidsregio/Brandweer Zaanstreek-Waterland; - Rijkswaterstaat West-Nederland Noord (WNN); 2. 1. Provincie Noord-Holland Opmerking De provincie kan instemmen met het voorontwerpbestemmingsplan. Wel hebben zij een aandachtspunt benoemd. Op dit moment is het erf zeer sober en is er - buiten de monumentale bomenrij - geen sprake van inpassing. Het karakter van de stolp wordt voor een belangrijk deel bepaald door de aanwezigheid van een ontworpen erf. Om recht te doen aan de uitstraling van stolp en de monumentale bomenrij is een nadere visie op de vormgeving van het erf gewenst. Reactie gemeente De gemeente heeft kennis genomen van deze instemming. Voor wat betreft het aandachtspunt voor een nadere visie: Deze mededeling leidt niet tot een wijziging van het bestemmingsplan. Van belang is om dit aandachtspunt door te sturen naar de aanvrager cq. ontwikkelaar en het op te nemen in het definitieve bestemmingsplan als ingekomen overlegreactie. De eigenaar van het perceel heeft wel al de wens aangegeven om het erf te gebruiken voor het hobbymatig houden van paarden. De paardrijbak is in de huidige situatie al aanwezig en het voorste deel van het erf wordt daarbij gebruikt als graasweide voor paarden. De bestaande boomsingels blijven bestaan.
Aanpassing van het bestemmingsplan Deze reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan. 2. 2. Veiligheidsregio/Brandweer Zaanstreek-Waterland Opmerking Brandweer Zaanstreek-Waterland heeft geconstateerd dat in de nabijheid van het plangebied geen risicobronnen aanwezig zijn en brengt derhalve geen advies uit. Reactie gemeente De gemeente heeft kennis genomen van deze reactie. Aanpassing van het bestemmingsplan Deze reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan. 2. 3. Rijkswaterstaat West-Nederland Noord (WNN) Opmerking Rijkswaterstaat heeft kennisgenomen van het plan en ziet geen aanleiding voor een reactie. Wel wil de dienst op de hoogte blijven van voor Rijkswaterstaat van belang zijnde ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente Waterland. Reactie gemeente De gemeente heeft kennis genomen van deze reactie. Aanpassing van het bestemmingsplan Deze reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan. 3. AANPASSINGEN IN HET ONTWERPBESTEMMINGSPLAN Naar aanleiding van het overleg met verschillende partijen is besloten geen aanpassingen in het ontwerpbestemmingsplan door te voeren.
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
REGELS
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
45
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
Hoofdstuk 1 Artikel 1 1.1
Inleidende regels
Begrippen
plan:
het bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25 met identificatienummer NL.IMRO.0852.BPLGPUoosterwegM25-on01 van de gemeente Waterland; 1.2
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbijbehorende bijlagen;; 1.3
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 1.4
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; 1.5
achtererf:
dat deel van het bouwperceel dat 1,50 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan ligt (zijerf), het oorspronkelijke hoofdgebouw niet meegerekend; 1.6
afhankelijke woonruimte:
een bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is; 1.7
ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw, geen bijbehorend bouwwerk en geen overkapping zijnde; 1.8
archeologisch waardevol terrein:
een terrein waarin zich voorwerpen en/of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden; 1.9
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken; 1.10
bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijfsmatige activiteit aan huis of een beroepsuitoefening aan huis, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke; 1.11
beroepsuitoefening aan huis:
het kleinschalig uitoefenen van een vrij en zelfstandig beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig en/of technisch dienstverlenend gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel anders dan productiegebonden detailhandel en prostitutie, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt; 1.12
bestaand:
ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet aanwezige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik: bestaand ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan;
46
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
1.13
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak; 1.14
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 1.15
bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of overkapping; 1.16
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk; 1.17
bouwlaag:
de begane grond of een verdieping van een gebouw waarbij per bouwlaag over 100% van het vloeroppervlak een plafondhoogte van ten minste 2,40 m aanwezig c.q. mogelijk is; een volledig onder het peil gelegen ruimte wordt hieronder niet begrepen; 1.18
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 1.19
bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel; 1.20
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken, zijn toegelaten; 1.21
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; 1.22
dakterras:
een plat dak dat door de wijze van afwerking geschikt is gemaakt om te worden gebruikt als terras. Een balkon (uitsluitend of op een erker) wordt niet als een dakterras gezien; 1.23
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; 1.24
eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond; 1.25
erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een woonhuis of een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
47
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
1.26
erker:
een ondergeschikt bijbehorend bouwwerk aan het hoofdgebouw met een beperkte omvang (breedte, bouwhoogte, diepte) en transparante verschijningsvorm, waardoor het stedenbouwkundig aanzicht niet wezenlijk wordt beïnvloed; 1.27
erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal; 1.28
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 1.29
hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, zowel ruimtelijk als functioneel als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt; 1.30
inwoning:
het wonen, niet zijnde logeren, van een extra huishouden bij anderen in een bedrijfswoning; 1.31
kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf; 1.32
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
de in bijlage 1 genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, met inbegrip van productiegebonden detailhandel, die door haar beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend; 1.33
kleinschalige duurzame energiewinning:
energie die gewonnen wordt uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, niet zijnde windmolens/-turbines, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en die in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar is, zoals zon, wind, water, biomassa, aarden omgevingswarmte; 1.34
kleinschalig toeristisch overnachten:
het bieden van kortstondige overnachtingsmogelijkheden. Een of meerdere zelfstandige recreatieve verblijfsruimten in een gebouw en/of in een bijbehorend bouwwerk wordt hier ook onder verstaan; 1.35
luifel:
een open constructie, geen overkapping zijnde, aan een gevel, die al dan niet constructief deel uitmaakt van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk; 1.36
mantelzorg:
langdurige, intensieve niet georganiseerde zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak door één of meer leden uit diens directe dan wel sociale omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de zorgverlening wordt uitgeoefend in of bij een (bedrijfs)woning;
48
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
1.37
meetverschil:
een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens; 1.38
overkapping:
elk bijbehorend bouwwerk, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand, niet bedoeld een luifel; 1.39
paardrijbak:
een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijdactiviteiten, voorzien van een zandbed en al dan niet voorzien van een omheining, zonder licht- en geluidsinstallaties; 1.40
peil:
a.
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de hoofdweg ter plaatse van die hoofdtoegang; b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; c. indien in of op het water wordt gebouwd: het zomerwaterpeil; 1.41 productiegebonden detailhandel: detailhandel in goederen die ter plaatse of in de directe omgeving worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie; 1.42
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding; 1.43
rustpunt:
een plek bij een particulier of een agrariër waar passerende wandelaars en fietsers op het erf kunnen pauzeren en op verhaal kunnen komen, in combinatie met een picknickplaats met voorzieningen, zoals een picknicktafel, het verstrekken van lichte versnaperingen, informatie en het bieden van reparatiemogelijkheden voor fietsen; 1.44
seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar; 1.45
stolp:
een voor Waterland karakteristieke boerderij gekenmerkt door een vierkante constructie van gebinten, waarop een piramidevormig dak rust, al dan niet met een voorhuis; 1.46
voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel(s); 1.47
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden dan wel een naar de aard daarmee gelijk te stellen groep personen;
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
49
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
1.48
woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
50
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. 2.2
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. 2.3
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 2.4
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2.5
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
51
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
Hoofdstuk 2 Artikel 3
Bestemmingsregels
Wonen - Stolp
Link naar de toelichting van "Wonen - Stolp". 3.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Stolp' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. woonhuizen met bijbehorende bouwwerken in de bouwvorm van een stolp, al dan niet in combinatie met ruimte voor: 1. beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten; 2. mantelzorg; 3. kleinschalig toeristisch overnachten; b. het behoud en het herstel van de bestaande hoofdvormen van de stolpen; met daaraan ondergeschikt: c. kleinschalige duurzame energiewinning; d. een paardrijbak, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - paardrijbak"; e. wegen en paden; f. water; g. rustpunten; met de daarbijbehorende: h. tuinen, erven en terreinen; i. andere bouwwerken. 3.2 Bouwregels Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegelaten. 3.2.1
Woonhuizen
Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak geldt: a. als hoofdgebouw worden uitsluitend woonhuizen in de bouwvorm van een stolp gebouwd; b. het aantal hoofdgebouwen bedraagt per bestemmingsvlak ten hoogste één; c. een hoofdgebouw wordt met ten minste één gevel in een naar de weg gekeerde bouwgrens gebouwd; d. bij verbouw of bij nieuwbouw wordt de hoofdvorm van het gebouw, bepaald door de goothoogte en bouwhoogte, dakvorm, oppervlakte alsmede de verhouding tussen lengte- en breedtematen en gevelindeling niet gewijzigd; e. de maatvoering van een gebouw of een overkapping voldoet aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld: Functie van een gebouw of Goothoogte in m overkapping Hoofdgebouw 3.2.2
Dakhelling in °
Bouwhoogte in m
max
min
max
max
4,00
45
60
13,50
Bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak geldt: a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt per hoofdgebouw ten hoogste 370 m²;
52
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
b. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk bedraagt ten hoogste de goothoogte van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd; c. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk bedraagt ten hoogste 3,00 m, tenzij de bestaande goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande goothoogte als maximum geldt; d. de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk bedraagt ten minste 30º en ten hoogste 60º; e. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk bedraagt ten hoogste 7,50 m; f. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk bedraagt ten hoogste 6,00 m, tenzij de bestaande bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande goothoogte als maximum geldt. 3.2.3 Andere bouwwerken Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt: a. er worden geen andere bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie, zwembaden en tennisbanen gebouwd; b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,50 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van het hoofdgebouw ten hoogste 2,00 m bedraagt; c. de bouwhoogte van palen en masten bedraagt ten hoogste 7,00 m, met dien verstande dat geen bouwwerken ten behoeve van verlichting bij paardrijbakken mogen worden gebouwd; d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 5,00 m. 3.3 Afwijken van de bouwregels 3.3.1
Veranderen dakhelling bijbehorende bouwwerken
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.2 onder e in die zin dat de dakhelling van bijbehorende bouwwerken wordt verlaagd dan wel dat een bijbehorend bouwwerk wordt voorzien van een plat dak, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld, en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 3.3.2
Zwembaden en tennisbanen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.3 onder a in die zin dat zwembaden en/of tennisbanen worden toegestaan, mits tevens de in 3.5.2 bedoelde omgevingsvergunning is verleend. 3.4
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van gebouwen en overkappingen in combinatie met bedrijfsdoeleinden anders dan de in 3.1 onder a genoemde bedrijvigheid; b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroepsuitoefening aan huis of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit in een hoofdgebouw zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken; c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een kleinschalige toeristische overnachting in een hoofdgebouw zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken, en meer dan twee kamers worden gebruikt; d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden en horecadoeleinden, anders dan kleinschalig toeristisch overnachten, rustpunten en waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend; e. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning en voor een beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, en/of een kleinschalige toeristische overnachtingsmogelijkheid; f. het gebruik van woonhuizen voor meer dan één woning; g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel bij een beroepsuitoefening aan huis of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit; bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
53
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
h. het gebruik van de gronden ten behoeve van een tennisbaan, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend. 3.5 Afwijken van de gebruiksregels 3.5.1
Kleinschalig toeristisch overnachten
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.4 onder c en e in die zin dat ten hoogste 50% van de brutovloeroppervlakte van het woonhuis en bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 100 m² wordt gebruikt voor het bieden van een kleinschalige toeristische overnachtingsmogelijkheid, mits: a. dit geen onevenredige parkeerdruk met zich meebrengt; b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeers- en parkeersituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 3.5.2 Tennisbanen Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.4 onder h in die zin dat gronden worden gebruikt voor een zwembad of een tennisbaan, mits: a. de tennisbaan binnen het bestemmingsvlak wordt aangelegd op een afstand van ten hoogste 100 m uit de dichtstbijzijnde gevel van het woonhuis; b. de tennisbaan zoveel mogelijk recht achter de voorgevel van (het hoofd)gebouw(en) wordt gesitueerd en landschappelijk wordt ingepast; c. geen bouwwerken ten behoeve van verlichting bij de tennisbaan worden aangebracht; d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeers- en parkeersituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 3.6 Wijzigingsbevoegdheid 3.6.1
Meerdere woningen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een woonhuis, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, wordt gebruikt voor meer dan één woning, mits: a. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van het behoud van de stolp; b. ter plaatse tevens de aanduiding "specifieke vorm van wonen - meerdere woningen" wordt aangebracht; c. de oppervlakte van het vierkant ten minste 200 m² bedraagt, waarbij de oppervlakte van iedere bedrijfswoning ten minste 100 m² bedraagt; d. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot; e. geen sprake is van een onevenredige beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende bedrijven; f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 3.6.2 Wijzigen situering bouwvlak Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een ter plaatse aangegeven bouwvlak wordt verschoven, mits: a. de oppervlakte van het bouwvlak niet wordt vergroot; b. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde; c. de huidige situering vanuit de milieu- of woonsituatie belemmeringen oplevert voor de omgeving dan wel voor de bewoners zelf en er met een gewijzigde situering een verbetering in de milieu- of woonsituatie kan worden bewerkstelligd, dan wel er vanwege verbouw een aanpassing van de grenzen van het bouwvlak noodzakelijk is; d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
54
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
Artikel 4
Waarde - Aardkundig
Link naar de toelichting van "Waarde - Aardkundig". 4.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Aardkundig' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor: het behoud, het herstel en de uitbouw van de aardkundige waarden. 4.2 Specifieke gebruiksregels Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend: het dempen en/of graven van sloten en/of andere waterlopen en/of -partijen. 4.3 Afwijken van de gebruiksregels 4.3.1
Werken en werkzaamheden
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2 in die zin dat sloten en/of andere waterlopen en/of -partijen worden gedempt en/of gegraven, mits: a. het om een zeer beperkte ingreep gaat die wordt uitgevoerd ten behoeve van een landbouwkundige noodzaak; b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aardkundige waarden van het gebied. 4.4 O mgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 4.4.1
Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist: a. het ontgronden, diepploegen, egaliseren, afgraven en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur; b. het aanleggen van ondergrondse, bovengrondse hoofdtransport-, energie- en/of telecommunicatiekabels en/of -leidingen. 4.4.2 Uitzondering Het bepaalde in 4.4.1. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke: a. het normale onderhoud en het normaal agrarisch gebruik betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning. 4.4.3 Toetsingscriteria De omgevingsvergunning wordt slechts verleend mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aardkundige waarden.
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
55
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
Artikel 5
Waarde - Archeologie 5
Link naar de toelichting van "Waarde - Archeologie 5". 5.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor: het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden. 5.2 Bouwregels 5.2.1
Omgevingsvergunning voor het bouwen
Voor bouwwerken waarbij grondroerende werkzaamheden over een oppervlakte groter dan 10.000 m² en dieper dan 0,40 m onder het maaiveld plaatsvinden moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, zijn aangetoond dat: a. geen archeologische waarden aanwezig zijn; dan wel b. dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; dan wel c. dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten kunnen worden verstoord. 5.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen Indien blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen; c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg. 5.3 O mgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 5.3.1
Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist: a. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen over een groter oppervlak dan 10.000 m²; b. het rooien of vellen van houtopstanden over een groter oppervlak dan 10.000 m²; c. de aanleg van verhardingen met een groter oppervlak dan 10.000 m² en op een grotere diepte dan 0,40 m; d. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden met een groter oppervlak dan 10.000 m² en op een grotere diepte dan 0,40 m; e. het graven, verbreden of dempen van sloten alsmede het aanleggen en intensiveren van drainage over of met een groter oppervlak dan 10.000 m² en op een grotere diepte dan 0,40 m; f. het in de grond brengen van voorwerpen over een groter oppervlak dan 10.000 m² op een grotere diepte dan 0,40 m; g. het verrichten van graafwerkzaamheden over een groter oppervlak dan 10.000 m² en dieper dan 0,40 m; h. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur over een groter oppervlak dan 10.000 m² en op een grotere diepte dan 0,40 m.
56
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
5.3.2
Uitzondering
Het bepaalde in 5.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die: a. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken en het sleufloos draineren; b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan; c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie. 5.3.3 Toetsingscriteria De in 29.3.3 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, mits: a. is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel; b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, dan wel; c. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden kunnen worden verstoord. 5.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning Indien blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen; c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg. 5.4 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
57
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
Hoofdstuk 3 Artikel 6
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. Een eenmaal als bedrijfswoning gerealiseerd bouwwerk blijft bij de toepassing van deze regels aangemerkt als bedrijfswoning.
58
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
Artikel 7
Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemmingsregels, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, alsmede de stalling van ten hoogste één toercaravan en/of vaartuig op het bij een woonhuis behorende perceel; b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting of het uitoefenen van straatprostitutie; c. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en/of bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden; d. het storten van puin en/of afvalstoffen.
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
59
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
Artikel 8
Algemene afwijkingsregels
Met een omgevingsvergunning kan, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, worden afgeweken van: a. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen, percentages, tot niet meer dan 15% van die maten, afmetingen en percentages; b. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10,00 m; c. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen in die zin dat de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van dakopbouwen met ten hoogste 1,00 m wordt vergroot.
60
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
Artikel 9 9.1
Overige regels
Voldoende parkeergelegenheid
a.
Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd of gebruikt wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden; b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid; c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
61
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
Hoofdstuk 4 Artikel 10 10.1
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
O vergangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 10.2 Afwijking Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde in lid 10.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het lid 10.1 met maximaal 10%. 10.3
Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 10.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 10.4
O vergangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 10.5
Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 10.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. 10.6
Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 10.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 10.7
Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 10.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
62
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
Artikel 11
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25.
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
63
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
64
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
BIJLAGEN REGELS
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
65
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
Bijlage 1
66
Lijst met kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
LIJST MET KLEINSCHALIGE BEDRIJFSMATIGE ACTIVITEITEN Kledingmakerij (maat)kledingmakerij en kledingverstelbedrijf woningstoffeerderij Kantoorfunctie ten behoeve van bedrijvigheid die elders wordt uitgeoefend, zoals: schoonmaakbedrijf, schoorsteenveegbedrijf, glazenwasserij, maar ook ten behoeve van bijvoorbeeld een groothandelsbedrijf Reparatiebedrijfjes, waaronder: schoen-/lederwarenreparatiebedrijf uurwerkreparatiebedrijf goud- en zilverwerkreparatiebedrijf reparatie van kleine (elektrische) gebruiksgoederen reparatie van muziekinstrumenten In ieder geval zijn autoreparatiebedrijven uitgezonderd. Advies- en ontwerpbureaus reclame ontwerp grafisch ontwerp architect (Zakelijke) dienstverlening, waaronder: notaris advocaat accountant assurantie-/verzekeringsbemiddeling exploitatie en handel in onroerende zaken Overige dienstverlening, waaronder: kappersbedrijf schoonheidssalon pedicure Onderwijs autorijschool onderwijs niet in te delen naar specificatie, mits zonder werkplaats of laboratorium
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
68
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
bestemmingsplan Purmer - Oosterweg M25
Eindnoten
1. Het plaatsgebonden risico (PR) is het risico dat op een plaats buiten een inrichting een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is. Het PR wordt uitgedrukt als de kans per jaar. Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van één op miljoen (10-6) als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Bevi. 2. De definitie van het groepsrisico (GR) is de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is.
bestemmingsplan "Purmer - Oosterweg M25" (ontwerp)
69