Verkorte handleiding 4070.801/2--51
PumpDrive Zelfkoelende, motoronafhankelijke frequentieregelaar
Montagevarianten: Motormontage (MM) Wandmontage (WM) Schakeltkastmontage (CM)
Verkorte handleiding
PumpDrive 1
Over deze handleiding Uitvoerige beschrijvingen en instructies voor een correct gebruik, onderhoud en het verhelpen van storingen vindt u in de gebruiksaanwijzing van de PumpDrive (4070.81/4).
Deze handleiding is een onderdeel van de PumpDrive D is een verkorte handleiding om de PumpDrive direct in gebruik te nemen D behandelt de volgende onderwerpen: -- Locatie -- Aansluitkabels -- Installatie -- Inbedrijfstelling -- Parametrisering D
1.1
Waarschuwingen en pictogrammen
Pictogram
Betekenis Veiligheidspictogram " Neem aanwijzingen die zijn voorzien van het veiligheidspictogram in acht om letsel en materiële schade te voorkomen. Informatie, aanwijzing Instructie Resultaat
"
⇒
Persoonlijke en materiële schade door onveilig werken "
VOORZICHTIG "
2
Neem de veiligheidsaanwijzingen in acht (zie de gebruiksaanwijzing met nummer 4070.81/4, Hoofdstuk 2, Hoofdstuk 6.4.1). Zorg dat de gebruiksaanwijzing altijd op de gebruikslocatie beschikbaar is.
PumpDrive 2
Locatie
Aan de volgende voorwaarden moet zijn voldaan: D goed geventileerd D geen directe zonnestraling of directe weersinvloeden D beschermd tegen condens en zonnestraling bij plaatsing in de openlucht D temperatuurbereik bij bedrijf van de pomp: 0--40°C D twee gescheiden koperen rails beschikbaar voor aarding schakeltkastmontage (netaansluitrail en stuuraansluitrail)
3
Aansluitkabel
3.1
Netaansluitkabel
bij
Aan de volgende voorwaarden moet zijn voldaan: D onafgeschermd (afscherming optioneel) D motorbeveiligingsschakelaar berekend op 1,4 keer de nominale stroom D maximale kabeldoorsnede (zie Tabel 1, pagina 9) 3.2
Stuurkabel
Aan de volgende voorwaarden moet zijn voldaan: afgeschermde kabel voor de stuurleidingen: -- minimale doorsnede 0,5 mm2 -- maximale doorsnede klemmenstrook P4: 0,75 mm2 -- maximale doorsnede klemmenstrook P7: 1,5 mm2 D afgeschermde kabel voor LON en Profibus D minimale afstand tussen stuur-- en vermogenskabels 0,3 m D
3.3
Verbindingskabel tussen PumpDrive en motor (bij strooicapaciteit Cs < 5 nF)
Aan de volgende voorwaarden moet zijn voldaan: tot 7,5 kW ”klasse B”, maximale kabellengte = 5 m D boven 7,5 kW ”klasse A”, maximale kabellengte = 50 m D afgeschermd D
3
PumpDrive 4
Transport
Het apparaat moet deskundig en in de originele verpakking worden getransporteerd. Voor verzending is gecontroleerd dat het apparaat voldoet aan alle vermelde gegevens. Bij ontvangst behoort het apparaat zich elektrisch en mechanisch in goede staat te bevinden. Om u hiervan te overtuigen is het aan te bevelen het apparaat bij ontvangst te controleren op transportschade. Bij reclamaties moet samen met de vervoerder de schade worden geïnventariseerd. 4.1
Tijdelijke opslag
Tijdelijke opslag moet droog, trillingsvrij en zo mogelijk in de originele verpakking plaatsvinden. De omgevingstemperatuur tijdens opslag mag niet buiten het bereik van --10_C tot +70_C liggen. Er moet op worden gelet dat de relatieve luchtvochtigheid niet hoger wordt dan 85% en dat er geen condens optreedt op elektrische delen (bescherming tegen roesten). Grote variaties in de luchtvochtigheid moeten worden voorkomen.
4
PumpDrive 5
Montage
Persoonlijke en materiële schade door onjuiste installatie " Neem de veiligheidsaanwijzingen in acht (zie de gebruiksaanwijzing, Hoofdstuk 2). VOORZICHTIG " Voorkom onbedoeld aanlopen van de pomp: schakel de motor spanningsloos en borg deze tegen opnieuw inschakelen. Bij de montagevariant MM is de PumpDrive al op een standaard motor gemonteerd. "
Bij de montagevarianten WM en CM: monteer de PumpDrive aan de hand van de meegeleverde montagehandleiding tegen de wand, op een montageframe of in een schakelkast.
Variant: MM -- op de motor gemonteerd
4070:9014
Afb. 1)
Motormontage
5
PumpDrive Variant: WM -- tegen de wand gemonteerd
4070:9013
Afb. 2)
Wandmontage
Variant: CM -- in een schakelkast gemonteerd
Afb. 3) 6
Schakelkastmontage
PumpDrive 6
Installatie Materiële schade door onjuiste installatie "
VOORZICHTIG " " "
6.1
Controleer dat de netleiding, motoraansluitleiding en stuurleiding spanningsloos zijn en geborgd tegen opnieuw inschakelen. Verwijder nooit de kunststof behuizing van het metalen koellichaam. Verwijder uitsluitend afschermingen volgens de beschrijving in deze handleiding. Voorzie in aarding in overeenstemming met de nationale en lokale voorschriften.
Motor-- en netleiding aansluiten
1 1
2
Afb. 4) "
L--vormige afscherming verwijderen
Verwijder de drie kruiskopschroeven 1 van de L--vormige afscherming 2 en verwijder de afscherming (zie Afb. 4).
7
PumpDrive
1
Afb. 5)
V--vormige afscherming verwijderen
Verwijder de zes kruiskopschroeven van de V--vormige afscherming 1 voor de motor-- en netleiding en verwijder de afscherming (zie Afb. 5). ⇒ Het aansluitcompartiment voor de motor-- en netleiding is toegankelijk.
"
Afb. 6)
8
Aansluitcompartiment voor motor-- en netleiding.
PumpDrive Persoonlijke en materiële schade door onjuiste installatie "
VOORZICHTIG
De aansluitklemmen en steekverbindingen van de remweerstand (Brake) mogen niet worden geopend of aangeraakt.
Persoonlijke en materiële schade door onjuiste aarding "
VOORZICHTIG
" "
" "
Sluit de afschermmantel van de aansluitleiding niet aan op de aardrail in de schakelkast of op de stuuraardrail. Zorg dat de afschermmantel van de aansluitleiding uit één stuk bestaat en aard deze aan beide uiteinden. Sluit de afschermmantel van de stuurleidingen aan op de signaalaarde.
Selecteer aan de hand van het type de juiste kabelwartels (zie Tabel 1, pagina 9). Sluit afhankelijk van het type de motor-- en netleiding aan op de klemmen in het aansluitcompartiment van de PumpDrive (zie Afb. 7, Afb. 8, Afb. 9). Type PumpDrive
Kabelwartels voor
Vermogen [kW] Netleiding
A
B
C
D
.. 000K55 .. .. 000K75 .. .. 001K10 .. .. 001K50 .. .. 002K20 .. .. 003K00 .. .. 004K00 .. .. 005K50 .. .. 007K50 .. .. 011K00 .. .. 015K00 .. .. 018K50 .. .. 022K00 .. .. 030K00 .. .. 037K00 .. .. 045K00 ..
Tabel 1)
0,55 0,75 1,1 1,5 2,2 3 4 5,5 7,5 11 15 18,5 22 30 37 45
Sensorleiding
Motorleiding
PTC-sensor
M25
M16
M25
M16
M25
M16
M25
M16
M32
M16
M32
M16
M40
M16
M40
M16
Ingangsstroom 1) [A]
1,9 2,6 3,7 5 6,3 8,5 10,5 13,7 17,3 26,5 32,6 41 47,3 68,3 84 97,7
Max. kabeldoorsnede [mm2]
25 2,5
2,5
10
35
Kabelwartels voor motor-- en netleiding
1) Neem de aanwijzingen voor het gebruik van inductoren in acht (zie de gebruiksaanwijzing, ”Accessoires en opties” onder ”Inductoren”!)
9
PumpDrive Sensor & PTC--sensor Analoge ingang 2 +24VIN 0
PTC
PE L1
L2
L3
U
1 2 3 4 5 6
V
W
Brake
L1 L2 L3 N PE
M 3~
Afb. 7)
Net- en motoraansluiting typen A & B Sensor & PTC--sensor Analoge ingang 2 +24VIN 0
PTC
PE L1
L2
L3
U
V
W
Brake
L1 L2 L3 N PE
Afb. 8)
10
M 3~
Net- en motoraansluiting type C
1 2 3 4 5 6
PumpDrive Sensor & PTC--sensor Analoge ingang 2 +24VIN 0
PTC
PE L1
1 2 3 4 5 6
L2
L3
U
V
W
Brake
L1 L2 L3 N PE
Afb. 9)
M 3~
Net- en motoraansluiting type D
11
PumpDrive 6.2
Stuurleidingen aansluiten Materiële schade door onjuist verwijderen van de bedieningseenheid "
VOORZICHTIG
Bij het verwijderen van de bedieningseenheid: gebruik een platte schroevendraaier aan de bovenkant als hefboom.
1 1
Afb. 10)
Bevestiging bedieningseenheid
Verwijder de kruiskopschroeven 1 van de bedieningseenheid en verwijder de bedieningseenheid (zie Afb. 10). ⇒ Onder de bedieningseenheid bevinden zich de klemmenstroken P4 en P7 (zie Afb. 11). "
1 2
Afb. 11)
Positie van de klemmenstroken P4 en P7
1) Klemmenstrook P4 2) Klemmenstrook P7
12
PumpDrive "
Sluit de stuurleidingen aan. Let daarbij op de configuratie van de stuurklemmen: -- P4 (zie Tabel 2) -- P7 (zie Tabel 3)
Klemnummer 20 19 18 17 16 15 14 13 12 11 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1
Tabel 2)
Signaal 0V DIG IN6 DIG--IN5 DIG--IN4 DIG--IN3 DIG--IN2 DIG--IN1 +24 V
Beschrijving Aarde voor +24 V Digitale ingang (15/28 V DC) Digitale ingang (15/28 V DC) Digitale ingang (15/28 V DC) Digitale ingang (15/28 V DC) Digitale ingang (15/28 V DC) Digitale ingang (15/28 V DC) +24 V DC-spanningsbron Max. 200 mA belasting 0V--AN Aarde voor AN-OUT AN OUT Analoge uitgang 0--10V, max. 5 mA belasting SB1--GND Aarde voor KSB-Local--Bus SB1 + KSB-Local-Bus-Signal SB1 -KSB-Local-Bus-Signal PE (AARDE) Aarde PE (AARDE) Aarde SB1--GND Aarde voor KSB-Local-Bus SB1 + KSB-Local-Bus-Signal SB1 -KSB-Local-Bus-Signal SB1Z-Busafsluiting voor KSB-Local-Bus SB1Z+ Busafsluiting voor KSB-Local-Bus
Pinconfiguratie klemmenstrook P4
Klemnummer 10 9
5
Beschrijving Aarde voor AIN1/2 Programmeerbare analoge ingang 1 Standaardinstelling: instelwaardebron 0--10V of 0--20mA PE (AARDE) Aarde 0V Aarde voor +24V AN2--IN Programmeerbare analoge ingang 2 Standaardinstelling: huidige--waardebron 0--10V of 0--20mA +24 V +24V DC-spanningsbron (max. 200 mA belasting)
4 3 2 1
NO2 COM2 NO1 COM1
8 7 6
Tabel 3)
Signaal 0V--AN AN1--IN
Maakcontact ”NO” nr. 2 (250V AC, 1A) Maakcontact ”COM” nr. 2 (250V AC, 1A) Maakcontact ”NO” nr. 1 (250V AC, 1A) Maakcontact ”COM” nr. 1 (250V AC, 1A)
Pinconfiguratie klemmenstrook P7 13
PumpDrive 7
Inbedrijfstelling De PumpDrive wordt volledig ingesteld met behulp van parameters. Elke parameter heeft een uniek, viercijferig nummer. Parameters kunnen uitsluitend worden ingesteld met een bedieningseenheid.
7.1
grafische
Bediening
Afb. 12) Grafische bedieningseenheid
Afb. 13) Parameter 3--2--1--3 (voorbeeld)
Parameters instellen met de grafische bedieningseenheid gaat op de volgende manier: " Voer het eerste cijfer in met de vier gele toetsen op de bedieningseenheid. De vier toetsen staan voor de cijfers 1--4 (zie Afb. 12). " Druk voor de overige cijfers op de toetsen omhoog/omlaag van de bedieningseenheid tot het juiste cijfer van de parameter linksboven in de hoek wordt weergegeven en bevestig met OK (zie Afb. 13). " Ga met ESC terug naar het vorige cijfer.
14
PumpDrive 7.2
PumpDrive parametriseren
De PumpDrive kan voor diverse toepassingen worden gebruikt. " Selecteer aan de hand van bedrijfsstand en uitvoering de juiste hoofdstukken uit onderstaande tabel. Bedrijfsstand
Stuurstand: Instelwaarde intern Instelwaarde extern Regelstand: Instelwaarde intern Instelwaarde extern
Uitvoering PumpDrive zonder bedieningseen- metbedieningseenheid heid (uitsluitend bij gebruik van één pomp) Hoofdstuk 7.2.1, paHoofdstuk 7.2.3, pagina 15 gina 16 Hoofdstuk 7.2.1, paHoofdstuk 7.2.4, pagina 15 gina 16 (bij gebruik van één of meer pompen) Hoofdstuk 7.2.2, paHoofdstuk 7.2.5, pagina 16 gina 17 Hoofdstuk 7.2.2, paHoofdstuk 7.2.6, pagina 16 gina 17
7.2.1 Zonder bedieningseenheid -- stuurstand -- instelwaarde intern/extern Met behulp van de PumpDrive PC--software kan de PumpDrive ook zonder bedieningseenheid op de volgende manier worden geparametriseerd:
" "
-- Sluit via de service--interface met een speciale verbindingskabel (Mini--USB -- RS232) een PC/notebook aan. -- Start de PumpDrive PC--software. -- Voer de parametrisering uit zoals met de bedieningseenheid (zie Hoofdstuk 7.2.4, pagina 16). Bij slechts één instelwaardesignaal tussen 0 en 10 V: sluit het instelwaardesignaal aan op klemmenstrook P7 op analoge ingang 1. Stel de motorgegevens in (zie Hoofdstuk 7.3, pagina 20).
15
PumpDrive 7.2.2 Zonder bedieningseenheid -- regelstand -- instelwaarde intern/extern Met behulp van de PumpDrive PC--software kan de PumpDrive ook zonder bedieningseenheid op de volgende manier worden geparametriseerd:
" " "
-- Sluit via de service--interface met een speciale verbindingskabel (Mini--USB -- RS232) een PC/notebook aan. -- Start de PumpDrive PC--software. -- Voer de parametrisering uit zoals met de bedieningseenheid (zie Hoofdstuk 7.2.4, pagina 16). Bij slechts één instelwaardesignaal tussen 0 en 10 V: sluit het instelwaardesignaal aan op klemmenstrook P7 op analoge ingang 1. Bij een huidige--waardesignaal tussen 4 en 20 mA: sluit het huidige--waardesignaal aan op klemmenstrook P7 op analoge ingang 2. Stel de motorgegevens in (zie Hoofdstuk 7.3, pagina 20).
7.2.3 Met bedieningseenheid -- stuurstand -- instelwaarde intern "
"
"
"
Met een grafische bedieningseenheid: -- Selecteer parameter 3--5--4--2 en stel menuonderdeel 4 in (standaardinstelling). -- Stel de instelwaarde in via parameter 3--5--2--1. Wanneer de onderste en bovenste instelwaarde afwijken van de standaardinstellingen 0% en 100%: stel de minimale en maximale instelwaarde in: -- Stel de minimale instelwaarde in via parameter 3--5--1--2. -- Stel de maximale instelwaarde in via parameter 3--5--1--3. Met een standaard bedieningseenheid: -- Ga met de pijltoetsen over naar de weergave van de instelwaarde (groen LED’s) en bevestig met OK. -- Stel met de pijltoetsen de instelwaarde in (stapgrootte = 0,25 Hz resp. 0,5%) en bevestig met OK. Stel de motorgegevens in (zie Hoofdstuk 7.3, pagina 20).
7.2.4 Met bedieningseenheid -- stuurstand -- instelwaarde extern " " "
16
Bij slechts één instelwaardesignaal tussen 0 en 10 V: sluit het instelwaardesignaal aan op klemmenstrook P7 op analoge ingang 1. Wanneer het instelwaardesignaal niet tussen 0 en 10 V ligt of meer dan één instelwaardesignaal moet worden gebruikt: zie Hoofdstuk 7.2.7, pagina 18. Stel de motorgegevens in (zie Hoofdstuk 7.3, pagina 20).
PumpDrive 7.2.5 Met bedieningseenheid -- regelstand -- instelwaarde intern "
" " "
Parametriseer de bron van het instelwaardesignaal op de bedieningseenheid: -- Stel de instelwaardebron in. Selecteer daarvoor parameter 3--5--4--1 en stel menuonderdeel 4 in (standaardinstelling). -- Stel de instelwaarde in via parameter 3--5--2--1. Bij een huidige--waardesignaal tussen 4 en 20 mA: sluit het huidige--waardesignaal aan op klemmenstrook P7 op analoge ingang 2. Wanneer het huidige--waardesignaal niet tussen 4 en 20 mA ligt: zie Hoofdstuk 7.2.8, pagina 19. Stel de motorgegevens in (zie Hoofdstuk 7.3, pagina 20).
7.2.6 Met bedieningseenheid -- regelstand -- instelwaarde extern " " " " "
Bij slechts één instelwaardesignaal tussen 0 en 10 V: sluit het instelwaardesignaal aan op klemmenstrook P7 op analoge ingang 1. Wanneer het instelwaardesignaal niet tussen 0 en 10 V ligt of meer dan één instelwaardesignaal moet worden gebruikt: zie Hoofdstuk 7.2.7, pagina 18. Bij een huidige--waardesignaal tussen 4 en 20 mA: sluit het huidige--waardesignaal aan op klemmenstrook P7 op analoge ingang 2. Wanneer het huidige--waardesignaal niet tussen 4 en 20 mA ligt: zie Hoofdstuk 7.2.8, pagina 19. Stel de motorgegevens in (zie Hoofdstuk 7.3, pagina 20).
17
PumpDrive 7.2.7 Bron voor het instelwaardesignaal instellen Instelwaardebronnen kunnen uitsluitend met een grafische bedieningseenheid worden geparametriseerd. Er kunnen maximaal 3 bronnen voor instelwaarden worden ingesteld. " "
Stel de bronnen voor instelwaarden in (zie Tabel 4, pagina 18). Wanneer het instelwaardesignaal niet tussen 0 en 10 V ligt: -- Parametriseer de bron voor de instelwaarde (zie de gebruiksaanwijzing, Hoofdstuk 8.3.1, Tabel 23). -- Wanneer analoge ingang 1 als bron voor de instelwaarde is ingesteld (standaardinstelling): parametriseer analoge ingang 1 (zie de gebruiksaanwijzing, Hoofdstuk 8.3.2, Tabel 25). -- Wanneer analoge ingang 2 als bron voor de instelwaarde is ingesteld: parametriseer analoge ingang 2 (zie de gebruiksaanwijzing, Hoofdstuk 8.4.2, Tabel 33).
Parameter
Beschrijving
Instelmogelijkheden
3--5--4--1
Bron instelwaardesignaal 1
1, 2, 3, 4, 5, 6
3--5--4--2
Bron instelwaardesignaal 2
1, 2, 3, 4, 5, 6
3--5--4--3
Bron instelwaardesignaal 3
1, 2, 3, 4, 5, 6
Tabel 4)
Bronnen voor instelwaarde
1 Geen bron 2 Analoge ingang 1 3 Analoge ingang 2 4 Instelbare instelwaarde 5 Instelwaarde veldbus 6 RS232--instelwaarde
18
PumpDrive 7.2.8 Bron voor het huidige--waardesignaal instellen Het huidige--waardesignaal kan van 7 verschillende bronnen worden ingelezen. " "
Stel de huidige--waardesignaalbron in (zie Tabel 5, pagina19). Wanneer het huidige--waardesignaal niet tussen 4 en 20 mA ligt: parametriseer de bron voor de huidige waarde (zie de gebruiksaanwijzing, Hoofdstuk 8.4.2, Tabel 33).
Parameter
Beschrijving
Instelmogelijkheden
3--9--2--1
Bron huidige--waardesignaal 1
1, 2, 3, 4, 5, 6
Tabel 5)
Bronnen voor huidige waarde
1 Analoge ingang 1 2 Analoge ingang 2 3 DIFF (AI1, AI2) 4 MIN (AI1, AI2) 5 MAX (AI1, AI2) 6 AVE (AI1, AI2) 7 Rem huidige waarde
19
PumpDrive 7.3 "
Motorgegevens instellen Selecteer de volgende parameters en stel de juiste waarden in voor de motor (zie de gebruiksaanwijzing, Hoofdstuk 8.1):
Parameter
Beschrijving
Instelmogelijkheden
3--3--2--1
Nominaal vermogen
0,55..110 [kW]
3--3--2--2
Nominale spanning
342..528 [V]
3--3--2--3
Nominale frequentie
45..65 [Hz]
3--3--2--4
Nominale stroom
0,1..999 [A]
3--3--2--5
Nominaal toerental
300..3600 [1/min]
3--3--2--6
Nominale cosinus phi
3--3--5--1
PTC
aan/uit
3--6--1--1
Draairichting motor
Met de klok mee/ tegen de klok in
Tabel 6) "
7.4 "
" "
"
7.5 "
20
Motorgegevens instellen
Controleer de draairichting (zie Hoofdstuk 7.4). Draairichtingcontrole Wanneer een bedieningseenheid beschikbaar is: druk op de toets Man op de bedieningseenheid. De aandrijving wordt met de onderste grenswaarde van de motorfrequentie bedreven. Wanneer geen bedieningseenheid beschikbaar is: sluit een spanning van 24 V aan op digitale ingang 1. Wanneer de draairichting verkeerd is: verwissel twee fasen van de motor of selecteer parameter 3--6--1--1 en stel de waarde in op ”tegen de klok in”. Stel het pompaggregaat in bedrijf (zie Hoofdstuk 7.5). Bedrijf Start met digitale ingang 1 (klem P4:14 signaal +24 VDC).
PumpDrive
21
PumpDrive
22
PumpDrive
23
Technische wijzigingen blijven voorbehouden. 26.04.2007 4070.801/2--51
KSB Aktiengesellschaft 67225 Frankenthal • Johann-Klein-Str. 9 • 67227 Frankenthal (Duitsland) Tel. +49 6233 86-0 • Fax +49 6233 86-3401 • www.ksb.de