Psychopathen en het ontwerp n=rrr=
P s y c h o p a t h e n w e t ==^^== DOOR
Dr. F. S. VAN B O U W D I J K B A S T I A A N S E Z'ï^NUWARTS T E ' S G R A V E N H A G E
UITGEVERS EN DRUKKERS MAATSCHAPPIJ VAN F. VAN ROSSEN AMSTERDAM. 1925
L #" %i'.
n
PSYCHOPATHEN EN HET O N T W E R P PSYCHOPATHENWET -
^-i
•-
\
\
i
Psychopathen en het ontwerp = = Psychopathenwet = DOOR
Dr. F. S. V A N BOUWDIJK
BASTIAANSE
ZENUWARTS TE 'S-GRAVENHAGE
m=
Lik niet bij liet oraslaau van de bladzijde aan uw vlnj^er. •
^
P
V
UK r'
-
Bedek uw mond, wanneer ge hoest T of niest.
UITGEVERS EN DRUKKERS MAATSCHAPPIJ VAN F. VAN ROSSEN AMSTERDAM. 1925
Psychopathen en het ontwerp Psychopathenwet, DOOR D R . F . S. V A N
Zenuwarts
BOUWDIJK BASTIAANSE,
te
's-Gravenhage.
Inleiding. *) Als algemeen bekend mag worden verondersteld, dat zich onder de misdadigers, vooral onder de recidivisten en de onmaatschappelijken als landioopers, bedelaars, dronkaards, prostituees, exhibitionisten e.d. tal van geestelijk abnormalen bevinden. W a n n e e r men in aanmerking neemt den geweldigen invloed van een abnormale geestesgesteldheid bij het tot stand komen van misdaden en het groot aantal geestelijk abnormalen onder de misdadigers, dan doet het vreemd aan, dat men in het geheele tot nu toe geldende strafwetboek slechts één artikel, n.l. art. 37, vindt, dat op deze groep personen betrekking heeft. Dit artikel betreft dan nog alleen degenen onder de misdadigers, aan wie de feiten wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke storing van hun verstandelijke vermogens niet kunnen worden toegerekend, dus de krankzinnigen, die ook op grond van de krankzinnigenwet in een gesticht geplaatst kunnen worden. Met behulp van art. 37 kan de rechter deze personen ontslaan van rechtsvervolging en hen eventueel plaatsen in een krankzinnigengesticht. Uit het artikel blijkt, dat de strafwet in dit opzicht slechts twee vormen een misdadigers kent, n.l. den ten volle schuldigen en den door zijn ziekte van alle schuld ontblooten misdadiger. Bij de bestudeering van misdadigers, bij wie ziekelijke stoornissen op geestelijk gebied bestaan, blijkt, dat slechts een gedeelte van hen bij het bedrijven van een strafbare handeling geheel zonder schuld is. Ook degenen, die de opvatting huldigen, dat de straf als vergelding moet dienen, kunnen niet voldaan zijn, want door het in het geheel niet straffen van geestelijk abnormalen, ook niet de licht imbecillen, de *) Het als inleiding medegedeelde is de voordracht, gehouden in de Octobervergadering te Leiden, van de Ned. Vereeniging voor Neurologie en Psychiatrie.
2 licht-dementen e.a. wordt aan den door hen gestelden vergeldingseisch te kort gedaan. Bovendien, wanneer deze personen uit het gesticht ontslagen zijn gaan zij gemakkelijker over tot een zwaar misdrijf, omdat een geringe verstandsvermindering hen niet belet te concludeeren, dat zij toch niet gestraft zullen worden. Aan den anderen kant zijn er onder de misdadigers tal van geestelijk minderwaardigen, w'er geestestoestand, zonder meer, niet zoodanig is, dat men ze alleen op grond van de krankzinnigenwet in het gesticht kan plaatsen. W a n n e e r dit toch geschiedt en wel op last van den strafrechter, volgens art. 37, dan maakt de gestichtsgeneesheer al heel spoedig gebruik van zijn bevoegdheid hem als niet krankzinnig of na een korten verpleegtijd als genoegzaam hersteld te ontslaan. O p deze wijze wordt de misdadiger niet gestraft en de maatschappij wordt wederom en meestal door den verbitterden, zich sterk voelenden psychopaath, nog meer dan voorheen bedreigd. De rechter, uit ondervinding dit verloop kennende, kiest dan veelal den anderen weg, n.l. hij doet alsof de geesteszieke normaal is, ten volle schuldig en dus toerekeningsvatbaar. Hij doet alsof, hij de rechtspreker, is dan willens en wetens onrechtvaardig. Soms gaat de rechter in zulke gevallen er toe over deze ziekelijke personen, die verminderd schuldig zijn, extra zwaar te straffen met de bedoeling de maatschappij te beschermen. W a a r blijft in zulke gevallen de rechtvaardige vergelding ? De groep misdadige psychopathen bestaat uit een reeks, begrensd eenerzijds door de geheel toerekenbaren, die dus ten volle zedelijk verantwoordelijk zijn te achten, anderzijds door de geheel ontoerekenbaren, bij wie een zoodanige storing of gebrekkige ontwikkeling hunner geestvermogens bestaat, dat hun inzicht in het misdadige of hun vrije wil geheel is uitgeschakeld. Een deel der misdadigers en vooral van de beroepsmisdadigers en onmaatschappelijken vindt een plaats tusschen deze beide grenzen en het moet tot onrechtvaardigheden leiden, wanneer de rechtspreker verphcht is zijn gevallen in deze twee uitersten te persen. W o r d t door deze leemte in het strafwetboek de rechter verplicht tegen zijn principe, n.l. de rechtvaardigheid, te zondigen, ook tegenover het andere doel. n.l. de beveiliging der maatschappij schiet het strafwetboek te kort. W a n n e e r toch een misdadiger door den rechter, na advies van een of meer deskundigen, geperst is in de groep der niet-toerekeningsvatbaren, zoo wordt hij meestal, en wel op grond van art. 37, in een krankzinnigengesticht geplaatst, waar op hem de krankzinnigenwet van toepassing is. Deze verleent den
3 gestichtsgeneesheer de bevoegdheid, ieder verpleegde te ontslaan, wanneer het hem goeddunkt, ja hij (d.w.z. de geneesheer-directeur of de Ie geneesheer en directie) moet een verpleegde in de maatschappij terugzenden, wanneer hij meent dat hij niet krankzinnig is. Dit ontslag zal dus plaats vinden Ie. wanneer de gestichtsgeneesheer met de destijds door de rechtbank aangestelde deskundigen en met den de opname gelastenden rechter van meening verschilt en hem als niet krankzinnig beschouwt. Ten 2e wanneer de misdadiger genezen is van de ziekte waaraan hij tijdens het plegen van het misdrijf lijdende was (ik noem hier b.v. den zoo sterk tot recidief neigenden epilepticus). Ten 3e als de genezing een defect heeft achtergelaten, dat echter volgens opvatting van den Isten geneesheer niet van dien aard is, dat gevaar voor stoornis der openbare orde of voor ongelukken aanwezig is. Het komt mij voor, dat er gevallen zijn waarbij de verantwoording, wat aangaat de bescherming der maatschappij, voor den geneesheer-directeur te zwaar is, vooral omdat uit den aard der zaak den geneesheer toch in de eerste plaats het belang van den patiënt ter harte gaat. Hier volgen enkele gevallen uit mijn praktijk om sommige bezwaren tegen de bestaande strafwet toe te hchten. Geval 1. Patient IJ.^) Toen deze patient in het St. Bavogesticht te Noordwijkerhout werd opgenomen, was kort te voren bekend geworden dat hij sinds minstens drie jaren tal van oplichtingen gepleegd had tot een bedrag dat de ƒ 100.000.— overschreed. Hij koos als slachtoffers eenvoudige zielen, waarop hij, die een zekere autoriteit had in het kleine dorp, voldoende overwicht had. Een van zijn handelwijzen werd als volgt uitgevoerd: IJ. vervoegde zich bij de kinderen van den kort tevoren overleden vermogenden heer M. Hij vertelde hun onder groote geheimhouding dat hun vader hem kort voor zijn dood had medegedeeld een groote schuld te hebben en hem verzocht had voor de afwikkeling te willen zorgen. Aanvankelijk werd als schuldcijfer ƒ20.000.— genoemd, later groeide het aan tot ƒ44.000.—. Dit bedrag werd overgedragen en nog later was ook het perceel, waarin deze kinderen woonden, het eigendom van den heer IJ. Een dergelijk geval deed zich voor tegenover een weduwe, die als zonderlinge bekend stond. Hij vertelde haar dat haar overleden man bij hem verschenen was, toonde, om dit te bewijzen, een papier, waarop een verschroeide hand afgeteekend was; de overledene kon geen rust vinden wanneer niet een schuld van ƒ 30.000.— was afbetaald. Verder als boven. Uit verschillende symptomen bleek dat deze man lijdende was aan hypomanie, bovendien echter was hij, zooals zoo dikwijls bij lijders aan hypomanie voorkomt, potator, zoodat het ziektebeeld hierdoor aanmerkelijk beïnvloed werd. Hij
1) Deze patient is dezelfde als door mij beschreven op blz. 413 Deel XXXIII afl. 4 V. h. Tijdschrift v. Strafv.
4 werd in bewaring gesteld en daarna opgenomen omdat hij in een bui van razernij den boel kort en klein geslagen had. N a een betrekkelijk kort durende verpleging werd hij naar een ander gesticht overgeplaatst; hier waren de verschijnselen, door alcoholmisbruik ontstaan, spoedig verdwenen, in het gesticht vertoonde hij geen verschijnselen van krankzinnigheid meer, en hij werd als hersteld ontslagen.
Straf heeft deze man dus niet gehad en na eenige maanden verpleging kan hij, wanneer de gelegenheid zich voordoet, weer van vooraf aan met zijn praktijken beginnen. De overwegingen van publiek, autoriteiten en geneesheeren is in dit geval, ten gevolge van de bestaande wetten, geweest ,,de man is krankzinnig, moet volgens de krankzinnigenwet in het gesticht en is dus ontoerekeningsvatbaar". De overwegingen hadden moeten zijn: ,,de man heeft verschijn,,selen gegeven van krankzinnigheid, hij is dus psychopaath (in den ,,zin van Min. Regout cf. Hoofdstuk III), de rechtbank moet de „mate van toerekeningsvatbaarheid vaststellen, beoordeelen of ge,,dwongen verpleging noodig is, en dien overeenkomstig handelen". Geval 2 betreft een man van 31 jaren, ontslagen Inspecteur van politie. Zijn vader was potator, zijn moeder beschrijft hij als comediante, intrigante, lasteraarster, die zichzelve allerlei ziekten inbeeldt en voor zich het leven tot een hel maakt. Zijn zedelijk wangedrag begon op zijn 12e jaar, toen hij evenals bijna alle jongens van zijn klasse, geregeld onzedige handelingen met zijn buurjongen pleegde. Uit den militairen dienst werd hij ontslagen wegens dergelijke handelingen met jonge recruten. De laatste 10 jaren tracht hij steeds zooveel mogelijk bij het uitgaan van volksscholen aanwezig te zijn, waar hij jongens tot zich lokt. Om deze handelingen te kunnen doen, zoo zegt hij, vul ik als het ware mijn geheele leven ermee, mijn maaltijden verzuim ik er voor, mijn werkzaamheden verwaarloos ik. ja alles laat ik loopen om dien hartstocht te bevredigen. Al stortregent of vriest het, al wachten mijn werk en mijn personeel mij elders uren lang, ik liet en laat allen en iedereen in den steek om wille van de zonde. In duizendtallen kan hij niet uitdrukken hoeveel jongens hij op deze wijze heeft verleid. Kort voor hij bij mij kwam was hij uit de gevangenis ontslagen en alweer gaat hij op den ouden weg voort, hij kan eenvoudig geen weerstand bieden. Lange jaren heeft hij,op geraffineerde wijze zich beschermend door zijn ambt, zijn misdrijven kunnen voortzetten, tot hij ten slotte door een jongen, die hij wegens een zoogenaamd valschen aanklacht had aangebracht en die hem daarna trachtte te vangen, werd verraden.
Van'ontoerekenbaarheid in den zin van art. 37 (ziekelijke stoornis der verstandelijke vermogens) kan men hier niet spreken. Mocht de rechter dit begrip ruimer nemen en toch gelasten hem in een krankzinnigengesticht te plaatsen, dan zou blijken, dat hij daar geen verschijnselen van krankzinnigheid toont, zoodat de geneesheer-
5 directeur hem zou moeten ontslaan. V a n algeheele toerekenbaarheid, zoodat hem de maximale schuld kan worden toegerekend en dus de maximale straf kan opgelegd worden is echter evenmin sprake. Deze man heeft door slechte omstandigheden in zijn jeugd, voor een groot gedeelte door degeneratieven aanleg vermeerderde geslachtsdrift naast verminderd weerstandsvermogen ; hij is een psychopaath, die slechts gedeeltelijk toerekenbaar geacht kan worden. O p welke wijze moet onze jeugd tegen een dergelijk persoon worden beschermd? De uitweg lijkt mij, zooals in het psychopathenontwerp is voorgesteld, straf naast dwangverpleging, gedurende welke verpleging hij streng onder tucht moet staan en hard moet leeren werken. Geval 3. N . 232 vertelt dat hij vroeger zeer slecht stond aangeschreven, hij leefde van het verduisteren van geld en onderging een gevangenisstraf van een jaar. In 1906 werd hij wegens moord veroordeeld tot 15 jaren gevangenisstraf. N a d a t hij acht jaren in de gevangenis had doorgebracht verklaarde een ander op zijn sterfbed de schuldige te zijn, het vonnis werd herzien en onze patient werd uit de gevangenis ontslagen. Evenwel, de toenmalige substituut officier van justitie deelde mij mede, dat, niettegenstaande de zelfbeschuldiging van den ander, hij de vaste overtuiging had, dat onze patient toch de schuldige was. N a d a t onze patient ontslagen was maakte hij zich aldra herhaaldelijk schuldig aan dronkenschap, bedreigingen en baldadigheden. Reeds twee maanden na zijn invrijheidstelling werd hij met een verklaring, afgegeven door een geneesheer van den gemeentelijk-geneeskundigen dienst, opgenomen in het gesticht A, den 13en Juli 1914. V a n hier werd hij overgeplaatst naar een ander gesticht en reeds 10 October als niet-krankzinnig ontslagen. Dadelijk na het ontslag kreeg hij vanwege het departement van justitie ƒ 200.^— om hem voort te helpen, welk geld hij gebruikte voor het koopen van een pak, een gouden horloge, een paar ringen, een paar schoenen en een fiets. Nadat het geld op was, ging hij naar den hoofdinspecteur van politie om meer geld en bedreigde hem bij deze gelegenheid met ,,al hebt gij 100 agenten om je heen, ik heb wel levenslang voor je over". 27 October werd hij weer opgenomen in gesticht A en weer overgeplaatst, maar nu naar een ander gesticht als de vorige maal. Uit dit gesticht werd hij begin December eveneens als niet-krankzinnig ontslagen. Nu kreeg hij vanwege het departement ƒ 700.-die hij opmaakte, zooals hij zegt, met de ,,dames" in Rotterdam. Met een gonorrhoe werd hij 27 Februari 1915 wederom opgenomen in A, nadat hij verschillende personen, o.a. den minister van justitie en de koningin, had lastig gevallen en bedreigd. Hij werd overgeplaatst nu weer naar een ander gesticht als de beide vorige keeren. N a ± 3^ jaar werd hij ook uit dit gesticht ontslagen, echter reeds 31 December werd hij voor de vierde maal opgenomen, omdat hij een agent van politie met een hakmes had bedreigd. In totaal werd hij van Juli 1914 tot Februari 1918 vier maal opgenomen in gesticht A, drie maal in B, een maal in C en eenmaal in D. V a n Februari 1918 tot heden werd hij nog tal van keeren opgenomen en ontslagen. Verleden jaar hoorde ik van hem dat hij in den Haag weder gedreigd had, opgezonden was naar een
6 krankzinnigengesticht en enkele dagen er na weder in den Haag was gearresteerd wegens het met steenen inwerpen van winkelruiten, terwijl men onlangs in de dag^ bladen een waarschuwing van den Commissaris van Politie van 's-Gravenhage kon lezen tegen den straatgroentenventer, onzen patient, bijgenaamd Podempie, wegens oplichterijen. Hij vertelt van zichzelf, dat hij buien krijgt waarin hij menschen te lijf wil, hij gaat dan naar een winkel, koopt een hakmes, een bijl, revolver. Over den minister van justitie zegt hij, dat hij hem met een revolver wilde doodschieten. Eens was het hem bijna gelukt, ze waren er juist nog bijtijds bij.
Het blijkt wel, dat we hier te doen hebben met iemand, die zeer gevaarlijk is voor ongelukken en herhaaldelijk de maatschappelijke orde heeft gestoord. Er zijn dus alle redenen aanwezig om hem in een krankzinnigengesticht te houden, wanneer hij althans krankzinnig is. En hierover zijn de psychiaters het niet eens. De een zegt ja, en geeft in zijn functie als gemeentegeneesheer een verklaring af, of als deskundige adviseert hij den rechter hem ontoerekenbaar te verklaren. De ander zegt neen en ontslaat hem als niet-krankzinnig uit het gesticht. Het verschil van meening ontstaat, doordat beide groepen trachten hem in een der twee uiteinden der reeks te persen, volkomen ontoerekenbaar, volkomen toerekenbaar; de waarheid Ugt hier wel in het midden, hij is een der gedeeltelijk toerekenbaren, een onevenwichtig hypomaan type, die na het ondergaan van zijn straf in dwangverpleging behoort te komen. De vraag krankzinnig of niet krankzinnig is dan niet meer van practisch belang, psychopaath is hij zeker; hij behoort volgens afzonderlijke psychopathenvoorschriften berecht te worden en de maatschappij moet tegen de gevolgen van zijn geestelijke stoornissen worden beschermd. * N a d a t jaren lang door tal van rechtsgeleerden en psychiaters op de leemten in ons strafrecht gewezen was, werden door minister R e g o u t ingediend de zoogen. Psychopathenontwerpen, waarvan het 2e, regelende de werkzaamheden van den burgerlijken rechter door minister O r t werd teruggenomen en het eerste herhaaldelijk, het laatst door minister H e e m s k e r k in 1922 werd gewijzigd. Minister R e g o u t heeft zich voorgesteld door dit ontwerp in de eerste plaats practisch werk te verrichten en achtte de aangelegenheid zoo belangrijk, dat hij in zijn memorie van toeUchting als zijn hoop te kennen gaf ,,in een waarlijk nationale oplossing van het vraagstuk te zijn geslaagd". Bij het bestudeeren van het ontwerp valt al dadelijk op, dat, wanneer het wet zal worden, de strafwet naast de groep der nor-
7 malen en de groep der kinderen een geheel nieuwe groep, n.l. die der psychopathen, zal kennen. Blijkens zijn memorie van toelichting verstaat minister Re g out onder psychopathen allen die als psychisch abnormaal zijn te beschouwen, dus zoowel de eigenlijk krankzinnigen als de zoogenaamde grensgevallen, dat zijn de verminderd toerekenbaren, de overgangsvormen tusschen normalen en bepaalde vormen van krankzinnigheid, zooals naar de manischdepressieve psychose, de dementia praecox enz.; verder de lijders aan hysterie, epilepsie, neurasthenie, de chronische alkohohsten. de sexueel perversen e.d. In zijn ontwerp onderscheidt deze minister evenals minister H e e m s k e r k in zijn gewijzigd ontwerp een persoon, die een feit begaat, dat hem wegens de gebrekkige ontwikkehng of ziekelijke storing zijner geestvermogens niet kan worden toegerekend, van een persoon bij wien tijdens het begaan van het feit gebrekkige ontwikkehng of ziekelijke storing der geestvermogens bestond, zonder dat wordt aangenomen, dat hem het feit daarom in het geheel niet kan worden toegerekend. In het eerste geval bestaat geen schuld dus vervalt de straf. In het tweede geval kan de rechter, al naar de mate der door hem aangenomen schuld, kiezen uit verschillende, ook voorwaardelijke, straffen. In beide gevallen zal de rechter krijgen de geheel vrije appreciatie van den graad der toerekenbaarheid, terwijl hij uit een groote verscheidenheid van straffen en maatregelen zal kunnen kiezen. Het eene voordeel dezer wet is dus, dat de gedeeltelijk toerekenbare naar de mate van zijn schuld kan worden gestraft, terwijl bij de keuze van de straf mede gelet kan worden op de bijzondere psychische gesteldheid van den overtreder. Het tweede, groote, voordeel is, dat na de invoering dezer wetswijzigingen de maatschappij beter beschermd kan worden. Beide groepen psychopathen, dus zoowel de niet- als de gedeeltelijk toerekeningsvatbaren, kunnen toch, wanneer het belang der openbare orde dit bepaaldelijk vordert, als zij een misdrijf gepleegd hebben of zich schuldig gemaakt hebben aan met name genoemde overtredingen, n.l. herhaling van de overtreding binnen een jaar na de straf, bedelarij, landlooperij, souteneurschap, ter beschikking van de regeering worden gesteld, ten einde van harentwege te v.'^orden verpleegd.
H O O F D S T U K I. De praktische oplossing van het vraagstuk der dwangverpleging is wel het groote struikelblok, waardoor de indiening van het ontwerp zoo lang is uitgesteld. In zijn ontwerp heeft Minister R e g o u t logisch redeneerend, straf en gedwongen behandeling gescheiden, door de eerste aan den strafrechter, de tweede aan den burgerlijken rechter op te dragen. Om verschillende redenen, voornamelijk van administratieven aard, heeft Minister O r t in 1915 de dubbele procedure laten vervallen, terwijl deze wijziging door Minister Heemskerk gehandhaafd bleef. Hierdoor werd het geheele ontwerp burgerlijke wet, waar tevens reeds eenigszins nauwkeurig regelen over de dwangverpleging werden gegeven, teruggenomen. De groote moeilijkheid, die de minister bij de oplossing van het vraagstuk der dwangverpleging ondervindt, berust wel in hoofdzaak op de meening, dat de uitvoering op groote uitgaven zal komen te staan, die in verband met 's lands financiën niet geoorloofd zijn. Evenwel komt het mij voor. dat juist tijden van m.alaise uitermate geschikt zijn om noodzakelijke aangelegenheden, zooals de dwangverpleging, in te voeren; nu toch is iedereen er van overtuigd, dat zoo economisch mogelijk gewerkt moet worden, terwijl in tijden van voorspoed misschien groote kostbare inrichtingen gemaakt zouden worden, onder de uitgaven waarvan men in latere, minder voorspoedige, jaren gebukt zou gaan. Uit de ondervinding, als assistent in de psychiatrisch neurologische kliniek te Utrecht en in mijn werkzaamheid van Ie geneesheer ven het St. Bavo-gesticht opgedaan, meen ik, dat men voor dwangverpleging zal noodig hebben: Ie. observatie-inrichtingen, 2e. inrichtingen voor kwaadwillige psychopathen, dus voor wcgloopers e.d. en 3e. inrichtingen voor gewiUige psychopathen. Het zal blijken, dat verreweg de grootste groep door de gewiüige psychopathen gevormd zal worden. Als observatie-inrichtingen lijkt me dat zeer goed geschikt zijn de bijzondere strafgevangenis te Scheveningen en de Universiteitsklinieken te Utrecht, Groningen en Amsterdam. Als verplegingsinrichtingen voor kwaadwillige psychopathen de bijzondere strafgevangenis te Scheveningen en de versterkte afdeeling van het Rijkskrankzinnigengesticht te Woensel. Als inrichting voor gewillige psychopathen alle bestaande krankzinnigengestichten, waar werkgelegenheid naast deskundige verpleging en eventueel isoleerraogelijkheid aanwezig is, dus de buitengestichten. Het zou dan
9 beslist noodzakelijk zijn, dat de directie van een zoodanig gesticht een kwaadwilligen regeeringsverpleegde, eventueel tijdelijk, naar Scheveningen of naar Woensel zou kunnen doen overplaatsen. Natuurlijk zou dan de Krankzinnigenwet in dien zin gewijzigd moeten worden, dat, wat personen onder dwangverpleging betreft, geen verlof of ontslag mag verleend worden, dan na toestemming van den rechter of een speciaal daarvoor aangewezen commissie. Bij den nu bestaanden toestand zou deze wetswijziging niet doorgevoerd kunnen worden, omdat de gestichten door de kwaadwillige regeeringsverpleegden in hun verpleegarbeid ernstig geschaad zouden worden. De kwaadwillige misdadige psychopathen hooren niet thuis in een gesticht, dat met zeer speciaal op deze elementen berekend is. W a n n e e r men de kwaadwilligen kan verwijderen, zouden de directies niet in het minste bezwaar kunnen maken tegen de medezeggenschap van den rechter of een commissie bij het ontslag van regeeringsverpleegden. Er zullen dan allicht verpleegden zijn die in het gesticht geen verschijnselen van krankzinnigheid vertoonen, echter in de maatschappij zouden deze onevenwichtigen tengevolge van hun geestesafwijking stoornissen opleveren. Voor het gesticht zouden de goedwillige regeeringsverpleegden welkome arbeidskrachten beteekenen, die de economie van het gesticht zouden verhoogen, dus bij zouden dragen tot verlaging van den algemeenen verpleegprijs. Dat een zoodanig verblijf principieele bezwaren zou ontmoeten lijkt te meer onwaarschijnlijk, nu de ,,commissie uit de Ned. Ver. voor Psych. en Neur. over het bezui,,nigingsvraagstuk in de krankzinnigengestichten", bestaande uit verschillende geneesheeren-directeurs en de beide inspecteurs, in haar rapport als wenschelijk uitsprak ,,als mogelijkheid van bezui,,niging de vraag in studie te nemen of wellicht een reorganisatie ,,van het krankzinnigengesticht ware uit te werken in dien zin, dat ,,het worde hervormd in een geneeskundige inrichting van meer ..algemeen karakter, waar naast zenuw- en zielszieken, geestelijk ,.onevenwichtigen van een ander type worden ondergebracht, die, ..hoewel maatschappelijk ongeschikt, toch nog een mate van validi,.teit, of als men wil productiviteit, bezitten, welke voor de inrichting ,,kan worden aangewend". Zeer zeker moet ook de mogelijkheid overwogen worden of ook andere inrichtingen, niet-krankzinnigengestichten, voor de goedwillige psychopathen, b.v. als overgang tot de reclasseering, kunnen dienen. T e n slotte het belang van misdadige psychopathen, die niet, ook niet met behulp van bepaalde leiding als van patronaten, reclas-
10 seeringsvereenigingen e.d., in de maatschappij kunnen verblijven, brengt mede, dat ze in de reeds bestaande verplegingsinrichtingen terecht zullen komen. In de gewone maatschappij moet ieder individu zich schikken naar de gemeenschap, doet hij dit niet, dan wordt hij gestraft óf automatisch door de mislukking óf door daarvoor speciaal bestemde colleges. Een groot, goed geordend krankzinnigengesticht nu, is ook een maatschappij; men zou het kunnen noemen een vrijstaat in den staat, met eigen regeerders, eigen wetten en gebruiken. Het kenmerkende echter van deze maatschappij is, dat zij zich aanpast aan hare leden en niet omgekeerd. De hoofdwet, die hier heerscht, is de Hefde. De bestuurders, geneesheeren en het verplegend personeel zijn hier in den regel ten gevolge van hun zeer bepaalde roeping werkzaam, terwijl het vooral was de naastenhefde, de neiging om ongelukkigen te helpen, die hun roeping bepaalde. Vergelding kent men er niet; de straf, die er wordt toegepast dient uitsluitend als tuchtmaatregel. Naarmate het gesticht meer het volmaakte nadert, naar die mate vormt het meer een zelfstandige maatschappij. De verpleegden bakken hun eigen brood, ze kweeken hun eigen groenten en aardappelen, ze gebruiken het vleesch van eigen vee en varkens. H u n kleeren maken ze zelf, ze hebben een eigen wasscherij, hun meubels en ledikanten ze worden vervaardigd in hun eigen timmerwinkels, ja er zijn zelfs gestichten (Guislain in België) waar alle linnen geweven is met eigen weefgetouwen, zoodat de broeders den bezoeker met trots hun eigen in de beddelakens geweven wapen toonen. (Ik denk hier met dankbaarheid terug aan de periode toen ik met de broeders van Liefde in het St. Bavogesticht mocht samenwerken en aan de bezoeken die ik onder leiding van hun hoofdbestuur aan hun verschillende Belgische gestichten mocht brengen). In zoo'n maatschappij neemt iedere patiënt, die een beetje werken kan, zijn plaats in. Haat en wraakzucht, die de normale maatschappij ontsieren, ontbreken daar vrijwel geheel ; het is alsof de patiënten hun eigen gebreken zoo goed kennen, dat zij gemakkelijk die van anderen kunnen vergeven. Er bestaat orde, regelmaat en gezag, een scherp toezicht en individueele leiding. Deze maatschappij is veel eenvoudiger georganiseerd dan de groote, waardoor personen met minderwaardige geestesgesteldheid zich toch kunnen handhaven. Het spreekt vanzelf, dat dit alles opvoedend werkt op hun persoonlijkheid. Deze maatschappelijke organisatie zou men niet gemakkelijk kunven scheppen, wanneer men nieuwe inrichtingen voor psychopathen zou oprichten ; het is een organisatie, die zich door vele jaren ijverig
1I
•^
It
~-
7J
' I, ^ .
' ''s'i^V %
^
werken gevormd heeft en die in alle gestichten aanwezig is, ook al heeft het eene in dit opzicht meer bereikt dan het andere. Bovendien zou, wanneer men nieuwe inrichtingen ging vormen, het niet wel mogelijk zijn te voldoen aan de eischen die men ten opzichte van den godsdienst moet stellen. Afgezien van de principiëele opvattingen, zijn toch alle opvoeders het erover eens, dat het godsdienstig leven voor geestelijk minderwaardigen niet gemist kan worden. Men zou dan inrichtingen voor verschillende gezindten moeten maken ; dit schijnt mij practisch niet uitvoerbaar. Het is nu nog niet mogelijk uit te maken, hoeveel regeeringsverpleegden geplaatst zullen worden. W a n n e e r de thans beschikbare ruimte onvoldoende zou blijken, zal men, vooral ook tengevolge van de goedkoopere exploitatie op veel lagere uitgaven komen, wanneer men bestaande inrichtingen uitbreidt, dan wanneer men nieuwe zou oprichten. In alle opzichten is dus het meest gewenscht de betreffende verpleegden onder te brengen in de bestaande verpleeginrichtingen.
H O O F D S T U K II. Het ontwerp door Minister R e g o u t in 1910—'11 aangeboden, wordt door hem genoemd : Aanvulling en wijziging der bepalingen betreffende het straffen en de strafrechtspleging ten aanzien van overtreders „lijdende aan storing of gebrekkige ontwikkeling hunner „geestvermogens." Tengevolge van allerlei ingebrachte bezwaren in verband met het begrip lijden, heeft Minister H e e m s k e r k de omschrijving veranderd in „personen bij wie tijdens het begaan van het feit gebrek„kige ontwikkeling of ziekelijke storing der geestvermogens be„stond." De tweede omschrijving beperkt dus de groep waar het om gaat reeds eenigermate, n.l. tot degenen onder de geestgestoorden bij wie de stoornis tijdens het begaan van het feit bestond. Het komt mij voor, dat de bedoeUng van het ontwerp zal zijn de berechting van personen bij wie afwijkingen bestaan, die rechtstreeks den afloop der strafbare handelingen hebben beïnvloed. De zelfde omschrijving als in den titel vindt men in het voorgestelde artikel 37a, n.l. een persoon bij wien tijdens het begaan van het feit gebrekkige ontwikkeUng of ziekelijke storing der geestvermogens bestond. Zooals het hier staat zouden er dus onder vallen alle personen met psychische afwijkingen, dus ook dan nog, wanneer de normovertreding en de aard der geestesstoornis niet in het minst verband met elkaar houden. W a n n e e r dus iemand, waarvan wordt aangetoond, dat hij lijdende is aan psychasthenische angsttoestanden, b.v. pleinvrees, een diefstal pleegt, valt hij onder de bepalingen van'het ontwerp, want er bestond tijdens het begaan van het misdrijf een ziekelijke stoornis der geestvermogens (door Min. R e g o u t op blz. 18 der Memorie omschreven als psychische vermogens). De rechtbank kan zoo'n persoon dus behalve straf opleggen, bovendien ter beschikking van de Regeering stellen en wanneer hij een misdrijf pleegde dat in het geheel niet in verband stond met zijn geestelijke stoornis, toch jarenlang in een inrichting opsluiten. Het lijkt mij dat het artikel, zooals het nu luidt, zijn doel voorbijstreeft, want al kan de rechter volgens art. 8 van het ontwerp „recht doen naar de gewone regelen", hij kan toch ook gebruik maken van art. 7 3e lid. De rechter zal in het algemeen geen misbruik maken van deze vrijheid, maar de verleiding zou misschien toch wel eens groot kunnen worden om, b.v. in tijden van troebelen, lastige elementen
-^ 1
13
f
,^ y
na een betrekkelijk klein misdrijf gedurende>ele 'jirén onschadelijk te maken. Bovendien wanneer iedereen eens eerlijk zoude opbiechten, dan zou men verbaasd zijn over de ziekelijke storingen der geestvermogens als dwangvoorstellingen, angsttoestanden e.d., die ook bij uitgelezen persoonlijkheden zelfs bij de leden der regeering, van de Staten-Generaal en van de rechterlijke macht bestaan. * ) Zouden deze na het begaan van een misdrijf allen moeten berecht worden volgens de psychopathenvoorschriften ? V a n meer onmiddellijk practisch belang is de redactie van dit artikel, omdat reeds vóór het invoeren van het ontwerp, althans eenigermate, geschat moet worden het aantal psychopathen, dat gedwongen verpleegd zal worden. V a n verschillende kanten toch hoort men de opmerking, dat het aantal zoo groot zal zijn, dat voorloopig van invoering der ontwerpen geen sprake zal kunnen zijn, omdat zonder zeer kostbare nieuwe inrichtingen het eenvoudig onmogelijk zal zijn al deze verpleegden te bergen. Inderdaad is het aantal psychopathen onder de misdadigers, echter evzmens onder de niet-misdadigers zeer groot. Maar met deze personen heeft het ontwerp niets uit te staan ; alleen voor degenen onder de misdadige psychopathen bij wie de ziekelijke afwijking rechtstreeks verband houdt met de misdaad, waar de misdaad wortelt in den gestoorden geestestoestand, zijn de ontwerpen bestemd. Men zou als bezwaar tegen de door mij voorgestelde beperking kunnen aanvoeren, dat hierdoor den rechter belet wordt gedwongen verpleging op te leggen aan een psychopaath van wien de strafbare handeling geen verband houdt met de geestesstoornis, zoodat mogelijkerwijze het ondergaan der straf schadelijk voor hem zou zijn. W a n n e e r echter tengevolge van de geestesafwijking ernstige schade te verwachten is, zal de afwijking wel steeds zoo ernstig zijn en de geheele persoonlijkheid zoozeer beïnvloeden, dat rechtstreeks verband tusschen strafbare handeling en afwijking aangetoond zal kunnen worden. Het komt mij voor, dat bij de redactie van art. 37a (art. 8 van het ontwerp) de kinderwetten parten gespeeld hebben. Door het ~ r i k ben hier niet oorspronkelijk. Men zie de debatten in de Tweede Kamer over de motor- en rijwielwet waar zelfs de voorzitter der Kamer deze veronderstelling uitte. Overigens blijkt uit noot 1 en 2 dat het ook mm R e g o u t zeer goed bekend was, dat soms geestelijke minderwaardigheid in een bepaald opzicht samengaat met meerwaardigheid in ander opzicht (b.v. neurasthenie, hysterie, lichte vormen van manisch-depressieve psychose, sexueele perversiteiten).
14 stellen toch van een leeftijdsgrens kan men alle personen onder deze grens als kinderen beschouwen en voor hen afzonderlijke voorschriften maken ; een grens tusschen normaal en abnormaal kan men echter niet trekken, zoodat men niet zonder meer kan zeggen, dat men alle psychopathen in een afzonderlijke groep wil onderbrengen. W a t aangaat de geheel ontoerekeningsvatbaren, wordt trouwens duidelijk gewezen op het verband, dat bestaan moet, tusschen het misdrijf en de geestesafwijking, n.l. in het ontwerp-R e g o u t door den zin ,.indien het feit hem uit dien hoofde niet kan worden toe.,gerekend", in dat van Min. H e e m s k e r k heet het „een feit, ,,dat hem wegens storing der geestvermogens niet kan worden ,,toegerekend". In het Duitsche ontwerp van 1919 wordt het verband dat bestaan moet tusschen geestesstoring en strafbare handehng in § 18, 2e hd als volgt vastgelegd : , , W a r die Fahigkeit — namlich das Unge„setzliche der T a t einzusehen und seinen Willen gemass dieser „Einsicht zu bestimmen — zur Zeit der T a t aus einem dieser „Gründe — Bewusztseinsstörung, krankhafte Störung der Geistes,,tatigkeit, Geistesschwache — nur in hohem Grade vermindert, so „ist die Strafe zu mildern (§ 111). Dies gih nicht bei Bewusztseins,,störungen, die auf sebstverschuldete Trunkenheit beruhen". Het Zwitsersche ontwerp van 1918 verlangt „dasz der Tater in „seiner geistigen Gesundheit oder in seinem Bewusztsein beëin,,trachtigt oder mangelhaft entwickelt war, und dasz dadurch die ,,Fahigkeit, das Unrecht der T a t einzusehen und gemasz dieser ,,Einsicht zu handeln herabgesetzt war". De bedoehng van ons art. 37a is natuurlijk, dat er duidelijk verband moet bestaan tusschen de ziekelijke storing en het strafbaar feit, maar dan moet de redactie zoodanig gewijzigd worden, dat deze bedoeling blijkt.
H O O F D S T U K III. Onder psychopathen verstaat Minister R e g o u t alle abnormalen van geest (memorie van toelichting blz. 1, noot 2), dus de krankzinnigen inbegrepen. Voor deze laatsten zullen de nieuwe voorschriften betrekkelijk weinig veranderingen brengen en zijn zij eigenlijk alleen van belang ter beveiUging van de maatschappij tegen personen, die periodisch krankzinnig zijn en waarbij de perioden zoo vaak optreden, dat de rechter dwangverpleging noodig acht. Deze gevallen komen niet veelvuldig in de maatschappij voor, de gestichts^ geneesheer houdt ze meestal ook bij den tegenwoordigen wettelijken toestand in het gesticht. Hoewel Minister R e g o u t in het psychopathenontwerp ook regelt de rechtspraak en de verpleging van misdadige krankzinnigen, is het toch klaarblijkelijk niet deze groep die in de eerste plaats nadere regeling behoeft. Uit sommige rapporten van psychiaters-deskundigen zou men den indruk krijgen, dat het woord psychopathic een bepaalde diagnose beteekent; er wordt dus hier aan het woord een beteekenis gehecht, die het niet toekomt. Bij het pubhek heeft het begrip een zekere beruchtheid gekregen, omdat men soms al dan niet ten onrechte meent, dat de psychiater iemand, dien het pubUek als misdadiger zonder meer beschouwt, onder den dekmantel der psychopathie aan de straf tracht te onttrekken. Het bij de psychiaters algemeen gangbare woord psychopathic bedoelt te zijn een verzamelnaam voor allerlei geheel verschillende ziektebeelden. De groep der psychopathen is noch tegenover de krankzinnigen noch tegenover de normalen scherp begrensd. Iemand die in een bepaald opzicht zoo minderwaardig is, dat men hem als psychopaath aanduidt, kan in een ander opzicht meerwaardig zijn; dit feit alleen dus is geen reden hem als verminderd toerekenbaar voor allerlei soort misdaden te beschouwen. De uitgebreide beteekenis, berustend op de letterlijke vertaling, die door Minister R e g o u t aan het woord gegeven is, is zeer zeker niet de gangbare, echter in dit geval zal hierdoor geen verwarring ontstaan, omdat de minister uitdrukkelijk omschrijft, hetgeen hij eronder verstaat, wanneer hij het woord in de memorie gebruikt en omdat in het ontwerp zelf het woord in het geheel met gebruikt wordt. In plaats van met het woord psychopaath duidt de minister een dusdanigen persoon aan met de omschrijving „hij die lijdende was aan storing of gebrekkige ontwikkehng zijner
16 „geestvermogens", zonder de bepaling „indien het feit uit dien „hoofde hem niet kan worden toegerekend". Minister H e e m s k e r k duidt zoo iemand aan met „een persoon, bij wien gebrekkige „ontwikkeling of ziekelijke storing der geestvermogens bestond, ..zonder dat art. 37 eerste Ud wordt toegepast". In § 2 der M . v. T . noemt Minister R e g o u t de groep waar het om gaat „grensgevallen", ,.verminderd toerekenbaren" of ,,geestelijk minderwaardigen". Duidelijkheidshalve zal ik deze groep hieronder noemen psychopathen-in-engeren-zin. De groep der psychopathen-in-engeren-zin vormt, van psychiatrisch standpunt beschouwd, zooals boven reeds aangeduid, niet een afgerond geheel, zooals b.v. de groepen der lijders aan manischdepressieve psychose, dementia praecox, imbecillitas e.d. De diagnose van een lijder, behoorend tot een der laatste groepen, stelt men, wanneer men het volledig symptomencomplex vindt, of althans een aantal ervan, waaronder de voor de ziekte meest kenmerkende. Z o o zal men de diagnose manie stellen, wanneer men vindt een primair vroolijke stemming, een verhoogd gevoel van eigenwaarde, bewegingsdrang, schrijfdrang, spreekdrang, gedachtenvlucht, afleidbaarheid, euphorie en men bij hem kan aantoonen, dat de remmen zoowel op geestelijk als op hchamelijk gebied verminderd werkzaam zijn (cf. Dr. F . S. v a n B o u w d ij k B a s t i a a n s e, de criminologische beteekenis der chronische Hypomanie, Tijdschr. V. Str. Deel X X X I I I , Afl. 4 ) . Bij een psychopaath in engeren zin echter kan men niet spreken van kenmerkende symptomen of van een bepaald symptomencomplex. Angsttoestanden, dwangvoorstellingen, insufficientiegevoel, hypochondrische voorstellingen en gevoelens, abnormale zelfoverschatting, overmatige zelfingenomenheid (door Freud narcismus genoemd), bewegingsdrang, spreekdrang, afleidbaarheid, abnormale prikkelbaarheid, vervolgingswaan, godsdienstwaan, neiging tot queruleeren, sexueele perversies, moreele defecten en zoovele andere symptomen, die allen bij de verschillende ziektebeelden der krankzinnigheid voorkomen, vindt men in bonte mengeling bij de psychopathen in engeren zin. Toch is psychopathie en een hchte vorm van krankzinnigheid niet hetzelfde, zooals vooral door juristen nogal eens gemeend wordt. De symptomen van een psychopaath toch kunnen zeer sterk zijn, b.v. bij iemand, lijdende aan scrupules of aan psychasthenische angsttoestanden, terwijl de rest van zijn persoonlijkheid zoodanig is, dat men niet van krankzinnigheid kan spreken; dus hoewel de
17 afwijking een ernstig ziekelijken toestand tot gevolg heeft, is de persoon toch niet krankzinnig. Stoornis in de ontwikkeling der geslachtsdrift leidt somtijds tot perversie. Het is heel gewoon, dat op een bepaalden leeftijd een bijzondere aanhankelijkheid voor het eigen geslacht, met afkeer voor het andere bestaat. W a n n e e r deze aanhankelijkheid blijft bestaan tot na de puberteit, ontstaat een abnormale toestand, aangeduid als homosexualiteit. Het feit, dat de afwijking berust op een ontwikkelingsstoornis van het geestelijk aandeel der geslachtsdrift is reden, dat men de lijders aan deze ziekelijke afwijking als psychopathen kan bestempelen.^) en dat zij vallen onder de bepalingen van het ontwerp „personen bij wie tijdens het begaan van het feit „gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis der geestvermogens „bestond". Ook hier is van een Hchten vorm van krankzinnigheid geen sprake. Vooral wat betreft de lijders aan homosexuahteit zal voor ieder duidelijk zijn, dat, zooals ik boven aantoonde, om iemand volgens de psychopathenvoorschriften te berechten het onmiddellijk verband tusschen misdrijf en afwijking aanwezig moet zijn. W a n n e e r zoo iemand een diefstal pleegt, behoort hij niet volgens deze voorschriften behandeld te worden; pleegt hij daarentegen het misdrijf, omschreven in art. 248bis, dan valt hij er wel onder en vooral ook 'ter bescherming van de maatschappij tegen deze zeer toenemende tot degeneratie van jeugdige personen leidende misdaad zal blijken, dat met gedwongen verpleging groot nut bereikt kan worden. De schuld van deze personen zal natuurlijk verminderen naarmate er meer andere stoornissen als moreele defecten, abnormale wilszwakte, verstandsvermindering e.d. aanwezig zijn, maar des te meer nut kan in deze gevallen van de gedwongen verpleging verwacht worden. Tal van andere voorbeelden kunnen aangehaald worden, waaruit blijkt, dat iemand psychopaath kan zijn, zonder dat hij lijdende is aan een lichten vorm van krankzinnigheid Soms is dat echter wel het geval. Het komt toch herhaaldelijk voor, dat bij iemand, die oorspronkelijk slechts enkele afwijkingen vertoont, vele jaren later het volledige ziektebeeld van een bepaalden vorm van krankzinnigheid zich gaat ontwikkelen. In dit geval bleek dus later, dat de psychopaath in-engeren-zin een beginvorm van krankzinnigheid vertoonde. " ^ y i i T S ^ mij hier aan bij de opvatting van K r a e p e 1 i n. Zie
verder:
„V. Bouwdijk Bastiaanse, de Criminologische Beteekenis der Perversiteiten R.K. Artsenblad 1924".
18 Echter niet alle krankzinnigen behoeven progressief ziek te zijn; op alle hoogten, ook in het begin, kunnen de verschijnselen blijven stilstaan. Z o o moet men dan wel aannemen, dat onder de psychopathen tal van lichte vormen van krankzinnigheid, zooals van dementia praecox, manisch depressieve psychose, paranoia e.d. zullen schuilen. W a n n e e r men zou trachten in een kort bestek een overzicht te geven van de verschillende typen van psychopathen, zou dit overzicht zoo onvolledig zijn, dat het geheel doelloos zou blijken. In het algemeen kan men van een misdadigen psychopaath zeggen, dat hij ten gevolge van zijn afwijkingen niet opgewassen is tegen de moeilijkheden, die de strijd om het bestaan en de maatschappelijke orde aan hem stellen. Het niet slagen in de maatschappij is voor velen de primaire oorzaak voor het ontstaan van misdaden. Door tal van psychopathen heb ik in vertwijfeUng hooren uitroepen: „geef mij een bestaansmogelijkheid en ik zal goed oppassen". De primaire oorzaak is in zoo'n geval de mislukking, secundair is de misdaad. De afwijkingen zijn in het algemeen constitutioneel; in de jeugd reeds doen zich de moeilijkheden voor, naarmate de eischen, aan hem gesteld, hooger worden, naar die mate vermeerdert het aantal confhcten. De strijd, die bij een normaal individu tot een zeker aantal overwinningen leidt, geeft voor dezen psychopaath, tengevolge van zijn afwijkingen, even zoovele nederlagen. In vol vertrouwen richt hij zich op, tot hij, op het voor hem meest onverwachte oogenblik, weer valt. Sommigen onder hen worden mismoedig, hun zelfvertrouwen is geknakt, zij weten geen anderen uitweg meer dan door op onrechtmatige wijze zich toe te eigenen, wat door anderen in den normalen levensstrijd verdiend wordt. Gestraft worden ze, geknakt, vol berouw komen ze uit de gevangenis, maar hun ziekelijke afwijking is met genezen. Z e probeeren, vallen weer, ze bedrijven weer hun misdaad in de stille hoop langen tijd dit bedrijf te kunnen voortzetten zonder betrapt te worden. Hun geringen nog overgebleven strijdlust gebruiken ze in hoofdzaak om zich te oefenen tegen hun natuurlijke vijanden, de handhavers der openbare orde, die zij op allerlei wijzen trachten te verschalken. Deze groep wordt vooral opgebouwd uit personen met verminderden aanleg, dus uit de Hcht imbecillen, waarbij dan nog komt, dat remming van de verstandelijke ontwikkeling bijna niet voorkomt zonder stoornis van het gemoedsleven (bijv. gevoel van insufficientie e.d.) en van den wil.
19 Anderen met meer heftig temperament verwijten aan de maatschappij hun tegenslagen. Z e worden wantrouwig, vijandig tegen het gezag, in de jeugd tegen hun ouders, later tegen ieder die het beter heeft dan zij en vooral tegen degenen, die hen in hun bewegingen belemmeren. Hun uiting van woede wordt gestraft, terug in de maatschappij met hun afwijkingen, zonder voldoende leiding en steun, met meer vijandschap als voorheen, vervallen ze van kwaad tot erger, tot ten slotte een groot misdrijf hen voor langeren tijd onschadelijk maakt. De oorzaak van het niet slagen van deze laatste groep berust niet op een te gering aan verstandelijke vermogens; veelal zijn het intelhgente personen, die opvallen door hun gevatheid. In hoofdzaak vindt men bij hen afwijkingen, die men in sterkere mate aantreft bij de lijders aan de manisch-depressieve psychose. Voor het slagen in de maatschappij is noodig doelbewust arbeiden, dus streven naar een vooraf gesteld doel. O p dit doel moet de aand a c h t ' ) gevestigd blijven. W a n n e e r echter al strevende naar het doel de aandacht telkens op een ander doel gericht wordt, krijgt men de afleidbaarheid, een verschijnsel, dat vooral bij de manischdepressieve psychose zeer duidelijk is. Kenmerkend voor de afleidbaarheid is, dat het doel telkens verwisselt en dat als doel gekozen wordt iets, dat zich gemakkelijk aanbiedt. Z o o zal een lijder aan manie, die spreekdrang heeft en in zijn spreken afleidbaar is, niet zijn aanvankelijk doel iets bepaalds mede te deelen volbrengen, maar gaan spreken over voorwerpen in zijn omgeving of over geluiden, die hij waarneemt. Bij zeer sterke stoornissen bepaalt hij zich er toe de namen van de voorwerpen en indrukken te noemen, zoodat dan alle verband ontbreekt en verwardheid ontstaat. Onafscheidbaar met de afleidbaarheid verbonden is dus een meer of minder duidelijke oppervlakkigheid. W a n n e e r een persoon, behoorend bij de hier beschreven groep, 's morgens de deur uitgaat met het aanvankelijk doel naar zijn werk te gaan, trekt een geluid, juist komende van den tegenovergestelden kant als waar zijn arbeid is, zijn aandacht. Hij gaat in deze richting om te zien wat dat geluid beteekent; maar al lang voor hij daar is, hebben allerlei andere indrukken de aandacht weer afgeleid, zoodat hij ten slotte den heelen dag aan het dwalen geraakt, op een gegeven oogenblik bemerkt, dat hij niets verdiend heeft, dus geen eten zal krijgen en nu maar een fiets meeneemt, die hij toevalhg onbeheerd op straat vindt, om deze te verkoopen. Z o o ' n persoon was er ten 1) Ik vertaal hier de Duitsche geijkte term Aufmerksamkeit door aandacht.
20 gevolge van zijn afleidbaarheid niet in geslaagd zijn eten te verdienen hij nam zich de fiets om dit alsnog te krijgen. De primaire oorzaak was de mislukking door de afleidbaarheid, secundair was de misdaad. , i • «. Z o o eenvoudig als het hier geschetste geval zal zien de zaak met dikwijls toedragen, omdat de afleidbaarheid in zoo sterke mate zich zelden als eenige afwijking zal voordoen. Uit het feit, dat zich m de veelvuldig voorkomende manie bepaalde afwijkingen met de afleidbaarheid vereenigen, kan men opmaken, dat deze afwijkingen ermede verwant moeten zijn. Z o o treft men dan veelal tegelijkertijd aan een ongegrond optimisme, bewegingsdrang, waardoor de persoon zich niet tot arbeid op een bepaalde plaats kan beperken, oedachtenvlucht, abnormale prikkelbaarheid, neiging tot phantaseeren tot liegen en bedriegen, weeldezucht, zeer sterk egoïsme, abnormaal sterke geslachtsdrift enz., allen symptomen, die het tot stand komen van misdaden kunnen bevorderen. In bepaalde gevallen vindt men slechts enkele van deze symptomen waarvan dan soms een enkele, b.v. de prikkelbaarheid of de bewegingsdrang. of de neiging tot phantaseeren zoo sterk kan zijn, dat hierdoor een bijzonder stempel op z o o n persoon gedrukt wordt. Z o o kan men onderscheiden de prikkelbaren, de landloopers, de poriomanen, de lijders aan pseudologica phantastica enz. Ook zi)n veelal met een of meer dezer symptomen aanwezig die uit de groep der depressies, b.v. hypochondrie, gevoel van insufficientie, vervolqingsdenkbeelden enz. Door het gecombineerd zijn van meer of minder van de genoemde symptomen, die dan ieder op zich zelf meer of minder uitgesproken kunnen zijn, kan men een groot aantal schakeeringen aantreffen. In de geheele persoonlijkheid van den psychopaath-in-engeren-zin blijft dan echter nog een zekere evenwichtstcestand bestaan, waardoor het hem mogelijk is korter of langer tijd aan de maatschappelijke eischen te voldoen. Abnormaliteiten in de geslachtsdrift kunnen eveneens voor een bepaalde groep kenmerkend zijn. Bij de groep der imbecillen (blz. 16) ontstaan misdrijven doordat zij niet de beteekenis van het misdrijf voldoende overzien of omdat hun combinatievermogen onvoldoende is om te begrijpen, dat zij hun uitingen op dit gebied willen zij uit de handen van de justitie blijven, moeten bepalen tot plaa.sen en met personen ten opzichte waarvan de staatswetten niet van " B T p e T s o T n van de tweede groep (blz. 17) kan de drift zoo sterk ontwikkeld zijn. dat een impulsieve uiting ervan tot stand
21 kan komen. Het spreekt na het bovengenoemde vanzelf, dat, wanneer deze drift zoo overweldigend sterk is, daarnaast ook tal van andere duidelijke psychische afwijkingen aantoonbaar zullen zijn. Behalve de sterkte van de drift kan ook de richting ervan abnormaal zijn; dezen toestand noemt men perversie en de uitingen ervan perversiteiten. Het zou hier veel te ver voeren, wanneer getracht werd ook slechts een kort overzicht te geven van deze afwijkingen in verband met haar criminologische beteekenis. Het schijnt mij echter nuttig over een afwijking, n.l. over de homosexualiteit uit te weiden. Het aantal delicten op dit gebied neemt zoo sterk toe, dat men over dit onderwerp wat meer dient te weten, vooral nu de propaganda van het Humanitare Wissenschaftliche Kommitee steeds grootere afmetingen aanneemt. Zooals bekend nam Minister R e g o u t in 1911 stelling door in zijn M . V. A. Eerste Kamer omtrent deze propaganda te verklaren: „als betrof het hier niet een perverse tegennatuurlijke zonde „doch een variëteit van de natuurlijke geslachtsdrift, die weten.,schappelijk en sociaal te verdedigen ware". ' De propaganda is inderdaad zeer uitgebreid, behalve een groot aantal brochures, die voortdurend worden verspreid, geeft het Kommitee een vijftal periodieken uit, waarin de schrijvers trachten aan te toonen, dat de homosexueel een overgangsvorm is tusschen man en vrouw, een derde geslacht vertegenwoordigt, dat z o o n persoon evenveel recht op bevrediging met zijn sexueele object heeft als de leden der beide andere geslachten. De voorstanders van deze meening voeren aan, dat de afwijking als bijzondere variëteit aangeboren is. Onverklaarbaar zou dan zijn het optreden van zulke handelingen bij gemis aan heterosexueele gelegenheid, b.v. in gevangenissen, aan het front, op schepen. Algemeen bekend is het feit, dat op hoogen leeftijd, soms nog voor het optreden van aantoonbare dementia, vele mannen, die vroeger nooit iets van homosexueele neigingen ondervonden hebben, zich vergrijpen aan individuen van het eigen geslacht. Ook de zoogen. bisexualiteit kan deze omvorming niet verklaren. Zij meenen de variëteit aannemelijk te kunnen maken door het wetenschappelijk vastgestelde feit, dat in ieder individu de aanleg aanwezig is voor het andere geslacht, bij den man aanleg van mammae, van resten van de Müllersche gangen (Utriculus mascuhnus), bij de vrouw het paroophoron (overblijfsel van het oerniergedeeite van het Wolffsche orgaan) en het epoöphoron (analogon van de epididymis). Tusschen den man en de vrouw zouden nu.
22 zoowel lichamelijk als geestelijk, allerlei overgangen bestaan, zooals mannen met een vrouwelijk bekken en strottenhoofd, een vrouwelijke borst, stem en haargroei; op geestelijk gebied een vrouwelijk nandschrift vrouwelijke smaak, schuchterheid, weekhartigheid, manieren en bewegingen. Het is echter opvallend, dat bij verreweg het meerendeel der homosexueelen de haargroei, de lichaamsbouw en de stem typisch mannelijk zijn. Bij de vrij talrijke gevallen, door mi, zelf waargenomen, kon ik dit constateeren. F l e i s c h m a n n ) vond onder het groot aantal gevallen uit de kliniek van K r a e p e l m slechts in 24 % aanduiding van „vrouwelijke" geslachtskenmerken. Daarentegen hebben talrijke geheel normale heterosexueelen een uitgesproken „vrouwelijken" lichaamsbouw, stem manieren enz. Deze geheele redeneering deugt dan ook niet. W a t door hen a s vrouwelijk wordt aangezien is niet anders dan een in antiele hchaamsvorm, dien men bijv. ook krijgt wanneer de testikels door verwonding of ziekte verwijderd worden of verminderd werkzaam zijn (o.a. bij de dystrophia adiposogenitaUs). Een algemeen bekend voorbeeld hiervan is de Russische castratensecte der Skopzen (onderzoekingen van P e 1 i k a n, T a n d 1 e r ^^ ^ ^ ° ƒ ^) .^^^^ nfantiele lichaamsvorm ontstaat ook bij vrouwelijke individuen door castratie in de jeugd. T a n d 1 e r en K e 11 e r bestudeerden aecastreerde koeien, zooals die in Stiermarken voorkomen; zij komen tot het besluit, dat de vrouwelijke en de mannelijke castraat zeer veel op elkaar gelijken, omdat beiden een asexueelen, een mfantielen vorm vertegenwoordigen. W a n n e e r men dus bij homosexueelen deze vormen meer aan.rett dan bij normalen, wijst dit op infantilitas. een ontwikkehngsstoornis zooals men zoowel wat het karakter als den Hchaamsvorm aangaat, bij psychopathen zoo veelvuldig aantreft. Ook Kraepelm spreekt als zijn meening uit. dat het verwijfde typisch is, met voor den homosexueel, maar voor den dégénére. De nieuwe onderzoekingen van den W e e n s c h e n geëerde, S t e i n a c h die door transplantatie van geslachtsorganen (bi, het gecastreerde dier testikels en ovaria naast elkander) bij marmoUen tweeslachtige individuen zag ontstaan, hebben aan deze opvatting niets veranderd. Hij zou uit deze, door de transplantatie verkregen, resultaten kunnen besluiten, dat het mogelijk is. kunstmatig ^ bij marmotten de richting van de geslachtsdrift te wijzigen. Hij is ecn.er zeer onlogisch wanneer hij de zaak omkeert en redeneert: „Da es. „nach diesen Befunden möglich ist, durch Einführung von Puber1) Beitrage z. Lehre von der Kontraren Sexualempfindung. Ze.tschr. f. d. ges. Neurologie u. Psychiatrie. Bd. 7,
23 „tatsdrüsenzellen •) beiderlei Geschlechts in ein und dasselbe Indi','viduum eine Zwitterbildung zu erzeugen von solcher Art, dasz ",sich in somatischer wie psychischer Richtung Sexuszeichen beider',',lei Geschlechtes entfalten, so laszt sich hieraus ableiten, dasz in all '!den vielen Fallen menschlicher Hermaphrodisie, wo homologe und ".heterologe Merkmale sich bei einem Individuum mit eingeschlech''tig scheinenden Gonaden vereinigt finden, es sich darum handelt, '',dasz diese Gonaden nur in Bezug auf die productiven Elemente "eingeschlechtig, aber in Bezug auf die innersekretorischen Elemen',te zweigeschlechtig sind, dasz sie also zwittrige Pubertatsdrüse „enthalten". ^) Aan deze onderzoekingen is een gedeelte der 18e Tagung van de Duitsche Pathologen Vereeniging (Verh. des D. P. Gesellschaft 1922) gewijd. De inleiders waren B e r b l i n g e r (Kiel), Sternberg ( W e e n e n ) , T i e d j e (Freiburg), S i m m o n d s (Hamburg), J a f f é (Frankfort), L e u p o l d ( W ü r z b u r g ) , terwijl aan de discussies o.a. werd deelgenomen door de wereldberoemde onderzoekers L u b a r s c h en A s c h o f f . Algemeen kwam men daar tot de conclusie, dat de Pubertatsdrüse van S t e i n a c h en nog veel meer diens Zwittrige Pubertatsdrüse een „Phantasieprodukt" is, zoodat zijn opvatting, dat bij den mensch naast elkaar kunnen bestaan cellen, die de mannelijke en cellen, die de vrouwelijke geslachtskenmerken beïnvloeden als onjuist beschouwd moet worden. De voorstelling, dat de homosexueelen een derde geslacht vertegenwoordigen met evenveel rechten als de beide anderen, is absurd en kan alleen indruk maken bij ondeskundigen, en helaas werkt deze voorstelling op de lijders zeer schadelijk, ieder homosexueel die zich bij mij om raad vervoegde, was in de steUige overtuiging, dat voor hem geen genezing mogelijk was „ik ben immers zoo geboren." De uitingen van wanhoop, zelfmoord e.d. zijn genoegzaam bekend en worden zeer zeker voor een belangrijk gedeelte veroorzaakt door de propaganda, die hun alle hoop op levensgeluk ontneemt. De homosexuahteit is voor de hand liggend te verklaren, wanneer men zich de ontwikkding van de geslachtsdrift herinnert. Deze drift ontwikkelt zich uit meerdere componenten en ook later is het eigenlijke verlangen naar genot nog slechts een onderdeel ervan. Het " ) ' M e t T e z e n naam duidt St. de Leydigsche cellen (interstitieelweefsel) aan, uitgaande van de meening dat aan deze cellen de puberteit gebonden is. St. vergeet dat hij behalve deze cellen ook alle andere cellen van de geslachtsklieren overplant. 2) Citaat volgens d e B o e r Geneeskundige Bladen Reeks 21, no. VII.
24 geestelijk aandeel van deze drift, de liefde, is bij het k ^ - ^ ^ ^ d op zichzelf gericht; wanneer het kind wat ouder is. b v . 12 ,aar ontstaat een zekere hefde voor individuen van het zelfde geslacht^ De jongens zoeken elkander, ze sluiten vriendschap, spelen met elkaar. O p dien leeftijd bestaat er meestal een sterke afkeer voor het andere geslacht, meisjes vinden ze flauw en vervelend. W a n n e e r op dien leeftijd de zucht naar genot reeds sterk is en de tegenmotieven (schaamte, godsdienstige overwegingen, begrip van net Twade) zwak of door de verleiding, het voorbeeld of door andere omstandigheden verminderd zijn, ontstaan er homosexueele handeT g e n . Bi' normale personen komt pas in de puberteit een duidelijk genegenheid voor het andere geslacht. De toestand van de per ode vóór de puberteit is bij de latere homosexueelen blijven bestaan " d u r e n d e en na de puberteit. Echter ook rond de 20 jaren en zelfs later nog komen omvormingen der geslachtsneiging voor; er zi,n tal van personen, die in de puberteitsjaren typisch homosexueel zi,n. rond de 20 jaren bisexueel worden en nog later niet te onderscheiden -iin van de heterosexueelen. t, ^ „„ De homosexuahteit op lateren leeftijd is niet anders dan het gevolg van een ontwikkehngsstoornis van de geslachtsdrift, deze drift is op een bepaalde ontwikkeling strap blijven stilstaan; er ^s dus een Ifantihtas van de drift, veelal samengaande met een mfantihtas " a n den lichaamsbouw en van het karakter. Men kan de afwijking lanqschikken onder de ontwikkelingsstoornissen in het a gemeen, waarvan die van het verstand, n.l. de debilitas. de imbecilhtas de TdLie^) het meest bekend zijn. De lichte vorm van homosexuahteit. n 1 de bisexuahteit. is te vergelijken met den lichten vorm van aanboren verstandsvermindering, n.l. de ^^^ihtas; de zware vorm^ d i die waarbij de lijder uitsluitend het eigen geslacht zoekt, is te vergelijken met de imbecilhtas. De homosexueele neigmgen bi, s e n L n is nu ook verklaarbaar; ze zijn te vergelijken m t d ver mindering van het verstand bij de senielen. hetgeen men als ..kinds heid nleeqt te bestempelen. Het is genoegzaam bekend, dat de ontwikkelingsstoornissen van de geslachtsdrift, van het verstand en van het lichaam met parallel o an T l van imbeciUen en debielen hebben een link ontwikkeld ?chaam tal van personen met stoornissen in de lichamelijke ontwikkehng b.v. hazenlip) hebben een volkomen normaal verstandTa W n homosexueelen hebben een normaal Uchaam en een norraa 1 verstand Z o o kan men iedere ontwikkelingsstoornis afzonderlijk -^TB^^e-^^oorden geven verschillende graden van verstandsvermmdering ten^ gevolge van ontwikkelingsstoornissen aan.
25 of gecombineerd met een van de andere of van alle qualiteiten tegelijk aantreffen. Het feit, dat iemand homosexueel voelt, stempelt hem tot psychopaath omdat het geestelijk aandeel van de drift onvoldoende ontwikkeld is. ^) Dit is natuurlijk geen reden iemand, die homosexueele handelingen verricht, ontoerekenbaar te verklaren, omdat aan te nemen valt, dat iemand met overigens normale geestvermogens m staat is zich te beheerschen. Het feit echter, dat hij psychopaath is, doet de verdenking ontstaan, dat behalve de geslachtsdrift ook andere geesteslijke functies gestoord zullen zijn. Daarom behoort in ieder geval van homosexualiteit, en dit geldt voor alle perversiteiten, een deskundig onderzoek naar de geestvermogens te worden ingesteld. Aan de hand van dit rapport zal de rechter kunnen kiezen uit de in het ontwerp aangegeven straffen en maatregelen. Het is algemeen bekend, dat door verleiding en het verkeerd gebruiken van de geslachtsdrift remming in de ontwikkeHng van deze drift kan ontstaan. Hoezeer men ook beklagen moet de lijders aan homosexualiteit, evenzeer als de lijders aan andere ontwikkelingsstoornissen der geestvermogens, het is de hoogste phcht alles m het werk te stellen wat mogelijk is om te voorkomen, dat tengevolge van hun ziekte ongunstige factoren op de ontwikkeling van onze jeugd kunnen inwerken, waardoor het aantal ongelukkigen vermeerdert. Door de gedwongen verpleging, in het psychopathenontwerp voorgesteld, is het mogelijk personen, die hun verkeerd gerichte drift niet kunnen beheerschen, zoolang als noodig uit de maatschappij te verwijderen, terwijl bovendien door de behandehng tijdens de gedwongen verpleging althans een gedeelte van hen aanirerkehjk te verbeteren zal zijn. Bij jeugdige personen zal somtijds „oq een omkeering der richting van de drift ontstaan, terwijl wanneer dit onmogelijk is, men zich tevreden moet stellen, wanneer de verpleegden voldoende zelfbeheerschmg hebben verkregen, waardoor delicten voorkomen zullen worden. O p deze wijze wordt dus zoowel het belang van den lijder als van de maatsöhappij gebaat. Samenvatting. 1. Bij de toepassing van de bestaande strafwet op misdadige en onmaatschappelijke psychopathen, wordt de rechter gedwongen onrechtvaardig te zijn en is het niet mogelijk de maatschappij op voldoende wijze tegen deze personen te beschermen. 2. De tijd is nu uitermate gunstig om over te gaan tot het m" T H S i i ^ r d u s onder de in art. 37a v. h. ontwerp genoemde groep personen, bij wie tijdens het begaan van het feit gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens bestond.
26 voeren van het psychopathenontwerp R e g o u t—O r t—H e e m skerk. 3. Het is zeer wel mogelijk en in alle opzichten gewenscht de bestaande inrichtingen (Universiteitsklinieken, Bijzondere Strafgevangenis, Krankzinnigengestichten en andere verpleeginrichtingen) aan het doel der gedwongen verpleging van misdadige psychopathen aan te passen. 4. De Krankzinnigenwet zou dan in dien zin gewijzigd moeten worden, dat het mogelijk wordt de kwaadwiUige regeeringsverpleegden, eventueel tijdelijk, over te plaatsen naar bijzondere rijksinstellingen, waarvoor kunnen worden aangewezen o.a. de bijzondere gevangenis te Scheveningen en het Rijksgesticht te W o e n s e l . 5. De Krankzinnigenwet zou dan bovendien zoodanig gewijzigd moeten worden, dat voor verlof en ontslag van regeeringsverpleegden de medewerking noodig is van den strafrechter of van een speciaal daarvoor aangewezen commissie. 6. De redactie van art. 37a (art. 8 van het ontwerp) dient te worden gewijzigd. Er moet uit blijken, dat voor behandeling volgens de voorschriften er een duidelijk verband moet bestaan tusschen het strafbaar feit en de geestelijke afwijking. 7. Homosexueel gevoelen is een symptoom van psychopathic. V o o r de rechtspraak o.a. van personen, bij wie deze gebrekkige ontwikkehng der geestvermogens bestaat, is de onder 6 aangegeven redactiewijziging van belang. 's Gravenhage, Januari 1925.