Faculteit der Sociale Wetenschappen Vrije Universiteit Aio-onderzoeksvoorstel 1
Hoofdaanvrager Prof.dr. J.G.M. de Bruijn (Sociaal Culturele Wetenschappen)
2
Overige aanvragers Dr. J.H. Smit (Sociaal Culturele Wetenschappen)
3
Titel van het onderzoek (in het Nederlands en Engels)
Psychische Gezondheid in de Levensloop; de Invloed van Arbeid en Sociaal Kapitaal Mental Health in the Life Course; the Impact of Work and Social Capital
4
Korte samenvatting van de probleemstelling
In Nederland heeft eén op vijf werknemers een diagnosticeerbare psychische stoornis (bv. angst, depressie, fobieën, gemeten met DSM-III-R criteria) en heeft een op de drie werknemers psychische klachten (Laitinen-Krispijn & Bijl, 2002) 1. Er is een duidelijk gender verschil in prevalentie en het soort psychische stoornissen. Vrouwen hebben in alle levensfasen in totaal meer psychische klachten, en met name depressies en angststoornissen komen bij vrouwen veel meer voor dan bij mannen, terwijl bij mannen vaker dan bij vrouwen alcohol afhankelijkheid en alcohol misbruik voorkomen. Het gender verschil in de prevalentie van psychische klachten tijdens de fase van jongvolwassenheid werd in de jaren negentig zichtbaar door de sterk verhoogde instroom van juist jonge vrouwelijke werknemers in de WAO door psychische klachten (Van der Giezen 2000). Door het proces van modernisering hebben de laatste decennia met name in de fase van jongvolwassenheid veel veranderingen plaatsgevonden. De fase van jongvolwassenheid is gecomprimeerder dan voorheen, de arbeidsparticipatie is onder jonge vrouwen sterk toegenomen en de standaardlevensloop heeft plaatsgemaakt voor een ‘keuzebiografie’ (Giddens 1991). Dit is de aanleiding om de invloed van arbeidsgerelateerde factoren en levensfase op psychische gezondheid van werknemers nader te onderzoeken. Sociaal kapitaal heeft doorgaans een sterk positief verband met psychische gezondheid, maar is nog weinig onderzocht in de context van kwaliteit van de arbeid. Daarom richt dit onderzoek zich op de invloed van het sociaal kapitaal van werknemers op de relatie kwaliteit van de arbeid en psychische gezondheid. Het gaat bij sociaal kapitaal om het sociaal netwerk en de sociale steun. Het kan gaan om sociaal kapitaal als directe of als modificerende factor. Deze relatie wordt onderzocht tegen de achtergrond van gender verschillen in sociaal kapitaal en van verschillen in transitiepatronen in de levensloop. De centrale vraagstelling luidt: Hoe beïnvloedt het sociaal kapitaal van vrouwelijke en mannelijke werknemers in de jongvolwassenheid (18-40 jaar), de relatie tussen kwaliteit van de arbeid en de incidentie en het beloop van psychische klachten? Eerder onderzoek op genoemd terrein is vaak cross-sectioneel, waardoor alleen verbanden en geen richting aangetoond kunnen worden. Een belangrijke bijdrage van het voorgenomen onderzoeksproject is dat dit wel kan omdat gebruik wordt gemaakt van longitudinale data (19961
Psychische stoornissen zijn ernstige psychische klachten die volgens het classificatie systeem DSM-IV kunnen worden gediagnosticeerd, en hiertoe wordt het Composite International Diagnostical Iterview (CIDI) van de World Health Organization (WHO) gebruikt. Voor de aanwezigheid van psychische klachten wordt de General Health Questionaire (GHO-12) van de WHO gehanteerd.
FSW – AiO onderzoeksvoorstel, p. 1
1999) over de incidentie van psychische stoornissen onder de Nederlandse bevolking (de Nemesis studie). Daarnaast worden longitudinale data (2005-2006) gebruikt over het beloop van psychische stoornissen in Nederland (de Nesda studie,onder mensen met psychische stoornissen). Hierdoor kan oorzakelijk inzicht in de genoemde problematiek worden verkregen.
5
Samenstelling van de onderzoeksgroep
Faculteit Sociale Wetenschappen, afdeling Sociaal Culturele Wetenschappen: Prof.dr. J.G.M. de Bruijn, hoogleraar sociologie (0,02 fte) Dr. J.H. Smit, universitair hoofddocent, methodoloog (0,02 fte) Faculteit der Geneeskunde, afdeling Psychiatrie: Prof.dr.R.van Dijck, hoogleraar psychiatrie (0,01fte) Dr. B.W.J.H. Penninx, universitair hoofddocent, epidemioloog (0,01fte) Promovenda: drs. I. Plaisier 0,8 fte
6
Periode aangevraagde subsidie
duur (jaren): 5 jaar 0,8 fte startdatum: 1 februari 2004 De subsidie voor de aio-kosten is toegekend door het College van Bestuur in het kader van het Sterpunt Arbeid.
7
Benodigde personele en materiële middelen
Salariskosten Reiskosten binnenland Reis en verblijfskosten buitenland Congreskosten kosten proefschrift Reeds gebruikt 2004 TOTAAL
2005 Pm 400 1000
2006 Pm 200 -
2007 Pm 200 500
2008 Pm 200 1000
totaal Pm 1000 2500
300
300
300
300 1000 500
1200 1000 500 6000
8
Dekking van de materiële kosten - Pm Salariskosten uit VU-ster Arbeid budget - Materiele kosten uit aio-budget - deel reiskosten: afdelingsbudget
9
Beschrijving van het onderzoek 9.1 Wetenschappelijk belang
Bekend is dat de psychische gezondheid van mensen - gemeten aan de hand van psychische stoornissen - gedurende de levensloop afneemt (Jones en Meredith 2000). Psychische gezondheidsproblemen bij jongvolwassen vrouwelijke werknemers zijn daarom een opmerkelijk fenomeen. Een verhoogd risico op psychische stoornissen in een zo vroege fase in de levensloop van vrouwen roept nieuwe wetenschappelijk vragen op vanuit diverse disciplines (psychologie, sociologie FSW – AiO onderzoeksvoorstel, p. 2
en medische wetenschap) waarvoor nog weinig eensluidende verklaringen zijn gegeven.Met name binnen de psychologie en medische wetenschappen bestaat een aanzienlijke traditie in onderzoek naar de relatie tussen werk en het psychische en fysieke welbevinden van werknemers, en is veel kennis opgedaan over de invloed van werkomstandigheden op het individueel functioneren (lichamelijk en psychisch) van werknemers. Onderzoek laat zien dat kwaliteit van de arbeid, zoals het beroepsniveau, significant verband houdt met welbevinden en depressie (Stansfield, Head & Marmot 1998). Dit
geldt met name voor kenmerken als vereisten voor de baan en de mate van beslissingsbevoegdheid. Degenen met de hoogste beroepsniveaus laten het hoogste welbevinden zien en de laagste depressie, en omgekeerd. Degenen in de laagste beroepsniveaus hebben tevens meer negatieve levensgebeurtenissen en krijgen minder sociale steun. Vrouwen ontvangen traditioneel minder beloning en zitten in kwalitatief lagere banen dan mannen. Maar ook bij gelijksoortig werk van mannen en vrouwen hebben vrouwen te maken met minder beslissingsbevoegdheden dan mannen en is hun werk derhalve stressvoller (Karasek 1979). 2 Naast de invloed van kwaliteit van de arbeid wordt ook steeds meer onderkend dat sociale omgevingsfactoren, in de vorm van sociaal kapitaal een belangrijke rol spelen bij psychische gezondheid van mensen (Baum 1999, McKenzie e.o. 2000). Hoe beter iemands sociaal kapitaal in de vorm van steun uit diens sociaal netwerk, meer hoe beter diens psychische gezondheid (Brown 1987). Opmerkelijk is dat onderzoek ook laat zien dat dit niet altijd opgaat voor vrouwen. Zij geven én ontvangen meer sociale steun dan mannen en niettemin hebben ze meer psychische gezondheidsproblemen (Burda, Vaux, & Schill, 1984, Turner 1994). Het is daarom de vraag of de invloed van sociaal kapitaal op het verband tussen kwaliteit van de arbeid en psychische gezondheid verschilt voor mannelijke en vrouwelijke werknemers. Met een sociologische benadering kan een belangrijke bijdrage worden geleverd aan de bestaande kennis over de relatie tussen arbeid en psychische gezondheidsproblemen en de invloed van sociaal kapitaal daarop, vooral waar het specifieke karakter van de jongvolwassenheid betreft. Daarbij past het paradigma van de levensloop (Giele & Elder 1998). In dit paradigma spelen individuele oriëntaties en culturele en institutionele contexten een belangrijke rol bij de planning en timing van gebeurtenissen in de levensloop (zoals intrede arbeidsmarkt, huwelijk, ouderschap). Dit kan leiden tot verschillende varianten van de levensloop en mogelijk tot verschillen in psychische gezondheid. Nieuw in het huidige voorstel zijn a. onderzoek naar de gender invloed van sociaal kapitaal en b. de levensfase van jongvolwassenheid en de variaties daarbinnen. Met een sociologische benadering, toegespitst op a. sociale kapitaal theorieën en b. de levenslooptheorie, kan een bijdrage worden geleverd aan theorievorming rond kwaliteit van de arbeid en psychische gezondheid in de levensloop en kan meer verklarend inzicht worden verkregen in het ontstaan, beloop en uiteindelijk in de mogelijkheden voor preventie, van psychische gezondheidsproblemen bij jongvolwassenen.
9.2 Uitwerking van de probleemstelling: Een algemeen model waarin de invloed van kwaliteit van arbeid en sociaal netwerk op de psychische gezondheid wordt weergegeven in figuur 1. Daarbij gaat het in het voorgenomen onderzoek over de potentieel modificerende relatie D. De andere relaties, A, B en C. worden verondersteld en worden hieronder kort beschreven met verwijzing naar literatuur.
2
Het gaat dus om verschillen in werkstress bij mannen en vrouwen. Indien mannen en vrouwen met evenveel werkstress te maken hebben blijken vrouwelijke werknemers niet vaker dan mannen burned-out, psychisch vermoeid of anderszins psychische gezondheidsproblemen te hebben (Otten, Smulders & Andries, 2002, Proper e.a 1999).
FSW – AiO onderzoeksvoorstel, p. 3
Kwaliteit van de arbeid: objectieve kenmerken en subjectieve aspecten van werk
Psychische gezondheid: incidentie en beloop van klachten en stoornissen
A
D
B
Figuur 1
Sociaal kapitaal: sociaal netwerk sociale steun
C
Het modificerend effect van sociaal kapitaal op de relatie kwaliteit van de arbeid en psychische gezondheid.
Arbeidssociologie Kwaliteit van de arbeid wordt in de arbeidssociologie al vanaf Durkheim in verband gebracht met fysieke en psychische gezondheidsproblemen (bv. de gevolgen van geestdodende arbeid) en met ziekteverzuim (relatie A in model) (Horwitz 1999, 2002). Arbeid kan ziekmakend maar ook gezond makend zijn (Achterhuis 1984, Oeij 1998). In onderzoek naar psychische klachten komt veelal de werkdruk als de dominante factor naar voren (o.a. Frankenhaeuser e.a. 1998, Schaufeli en Buunk 2002). Een recente Europese studie laat zien dat psychische gezondheidsproblemen bij 1 op de 3 werknemers voorkomen (European Commission 2004). In het voorgenomen project wordt het standaard theoretische model gehanteerd dat ervan uitgaat dat er een samenhang is tussen de kwaliteit van de arbeid en de psychische gezondheid van werknemers (o.a. Karasek & Theorell 1990). Volgens dit theoretisch model leidt kwaliteit van de arbeid in specifieke combinaties (hoge taakvereisten en weinig regelmogelijkheden) tot stress. Stress kan vervolgens leiden tot verhoogde incidentie en langer voortduren van psychische stoornissen (Frankenhaeuser e.a. 1991)
Sociaal kapitaal Sociaal kapitaal in de vorm van sociale netwerken en sociale steun houdt eveneens verband met psychische gezondheid (C in het model) en met de kwaliteit van de arbeid (B in het model). Hoe geringer iemands sociaal kapitaal hoe groter het risico op psychische gezondheidsproblemen en omgekeerd. Mensen met psychische gezondheidsproblemen beschikken over een kleiner netwerk of een netwerk van lagere kwaliteit en ze krijgen minder sociale steun (Froland e.a. 2000). Interessant in het kader van het voorgenomen project is dat vrouwen doorgaans over een groter sociaal netwerk beschikken dan mannen en dat vrouwen méér steun geven én ontvangen dan mannen (Reevey & Maslach, 2001)3. Desondanks blijken de psychische gezondheidsproblemen bij vrouwen groter dan 3
Onderzoek naar de structuur van het netwerk laat vaak zien dan vrouwen grotere netwerken hebben dan mannen Antonucci & Akiyama, 1987; Veroff, Douvan, & Kulka, 1981). Vrouwen blijken in het bijzonder familiebanden beter te onderhouden (Marsden, 1987) en zij rapporteren meer ontvangen en gegeven sociale steun dan mannen (Burda, Vaux, & Schill, 1984; Butler, Giordano, & Neren, 1985). Vrouwen hebben vooral hogere scores dan mannen in ontvangen emotionele steun (Burda et al., 1984, Stokes en Wilson 1984; Paykel, E. S., Cooper, Z., Ramanda, R., et al, 1996).
FSW – AiO onderzoeksvoorstel, p. 4
bij mannen ( H.A.Turner 1994). Fuhrer e.a. (1999) onderzochten cross sectioneel de samenstelling van het netwerk en lieten zien dat vrouwen een groter primair netwerk hebben, maar dat mannen een groter secundair netwerk hebben (mensen die men op afstand of vaag kent). Bij vergelijking van objectieve aspecten en subjectieve percepties van sociale steun blijken de laatsten meer te correleren met psychische gezondheid dan het feitelijke ‘ondersteuningsgedrag’ (Barrera, 1986; Sarason, Pierce, & Sarason, 1990). Er kan sprake zijn van bonding social capital of van close networks in geval van nabije, persoonlijke contacten of van contacten op afstand. Deze onpersoonlijker en minder frequente contacten typeert men ook wel als bridging social capital of als social networks. Zulke nadere analyses van de sociale netwerken van vrouwelijke en mannelijke werknemers en van hun sociale steun kunnen specifieker inzicht geven in hun effect op de relatie kwaliteit van de arbeid en psychische gezondheid. Relatief weinig onderzoek is gedaan naar intermediaire factoren in de relatie arbeid –psychische gezondheidsproblemen (D in het model). Het sociaal kapitaal van vrouwelijke en mannelijke werknemers zouden belangrijke modificerende factoren kunnen zijn in de relatie tussen kwaliteit van de arbeid en psychische klachten en stoornissen. Eerder onderzoek geeft aanleiding te veronderstellen dat het sociaal kapitaal (in termen van sociaal netwerk en sociale steun) een modificerende werking kan hebben op de incidentie en het beloop van psychische gezondheids-problemen (o.a. LaRocco, House & French jr,1980). M.a.w. een negatief effect van kwaliteit van de arbeid op psychische gezondheidsproblemen kan gecompenseerd door voldoende sociaal kapitaal. Met name Achat e.a. (1998) gaan in op het buffereffect van sociaal kapitaal. Zij laten in hun cohort studie onder vrouwelijke werknemers zien dat de modificerende invloed van sociale netwerken op psychische gezondheid vooral groot is als de kwaliteit van de arbeid veel stress veroorzaakt. In die gevallen heeft een kwalitatief goed sociaal netwerk een duidelijk positieve invloed op de psychische gezondheid van de vrouwelijke werknemers. Het blijkt dat dit buffereffect vooral voor sociaal kapitaal in de vorm van sociale steun geldt (Leavy 1983; Barrera, 1986, R.J.Turner e.a., 1994). Achat e.a. (1998) onderscheiden bij sociale steun de mate van sociale steun en het soort steun, te weten emotionele en instrumentele steun. De vorm van het sociaal netwerk heeft betrekking op zowel de omvang van het netwerk (aantal mensen), als de aard van het netwerk (soort mensen: partner, kinderen, familie, collega’s, vrienden). Sociaal kapitaal in de jongvolwassenheid Ook vanuit gender studies is gezocht naar sociologische verklaringen voor de evidente gender verschillen in psychische stoornissen bij vrouwelijke en mannelijke werknemers. Zo is er veel onderzoek verricht naar de invloed van de combinatie van arbeids- en gezinsrollen en de effecten van ‘dubbele belasting’ door de combinatie van rollen door vrouwelijke werknemers, waarbij verondersteld werd dat meervoudige rollen en de dubbele belasting verhoogde risico factoren zouden kunnen vormen (Frone 2003; Chandola 2004; Zamarripa e.a.2003; overzichtstudies Klumb & Lampert 2004 en Mesmer-Magnus & Viswesvaran 2004). De overzichtstudies geven hierover geen uitsluitsel. Nader onderzoek zou moeten laten zien in welke gevallen een combinatie van rollen wel of geen verhoogd risico vormt voor psychische gezondheidsproblemen . Interessant is dat eerder onderzoek in Nederland herhaaldelijk géén verband laat zien tussen de dubbele belasting van vrouwelijke werknemers en hun psychische gezondheidsproblemen (Verdonk e.a. 2001, Otten e.a. 2002, Laitinen-Krispijn&Bijl 2002).4 Daarentegen vertonen jongvolwassen vrouwelijke werknemers zónder kinderen in Nederland wél een verhoogd risico op psychische gezondheidsproblemen en arbeidsongeschiktheid als gevolg daarvan. (Thio e.a. 2004, Otten e.a. 2002, Hartman en Boerdam 2004). De hoge prevalentie van psychische klachten bij jonge vrouwen kan ook in verband worden gebracht met de jongvolwassenheid. De periode van jongvolwassenheid is ook de periode waarin rolexpansie plaatsvindt (rol van werknemer, partner, ouder). Het onderscheiden van een aparte levensfase van jongvolwassenheid is nieuw (Min.SZW 2002). De jongvolwassenheid is de levensfase waarin de vijf 4
In Nederland de arbeidsparticipatie van vrouwen in de afgelopen twintig jaar snel toegenomen, sneller dan in alle andere landen van Europa (EU-15). Hierdoor zou men verwachten dat in Nederland de problematiek van de dubbele belasting op zich voor het eerst op grote schaal voordoet onder de jongere generaties vrouwen.
FSW – AiO onderzoeksvoorstel, p. 5
belangrijkste transities in de levensloop zich voltrekken: het afronden van de studie, participatie in de arbeidsmarkt, het vinden van een vaste partner, het ‘settelen’ in een definitieve woonplaats /huis kopen, en het krijgen van het eerste kind. De veronderstelling is dat rolexpansie o.a. leidt tot meer sociaal kapitaal. Hierbij maken we gebruik van de rolschaarste hypothese en rolexpansie hypothese (Saschs-Ericsson & Ciarlo 2000, Geurts, Taris & Rutte 2004). De rolexpansie hypothese stelt dat meerdere sociale rollen bij een persoon meerdere bronnen van energie vormen voor betrokkene. De rolschaarste hypothese veronderstelt dat hoe minder sociale rollen er zijn hoe minder energiebronnen beschikbaar zijn. Op basis hiervan zou iemand met weinig sociale rollen bijvoorbeeld minder sociaal kapitaal opbouwen en daarmee een grotere kans hebben op psychische klachten. Meerdere sociale rollen zou het risico op psychische klachten verkleinen. In het voorgenomen onderzoeksproject worden daarom niet alleen de combinatie van rollen, maar ook de tijdspanne en volgorde waarin deze rollen zich hebben ontwikkeld onderzocht, toegespitst op de fase van jongvolwassenheid. Het tijdstip waarop en het tempo waarin de transities plaatsvinden verschillen per individu. Tegenwoordig blijkt sprake van een versneld traject van de vijf belangrijkste levenslooptransities (afronding opleiding, eerste baan, settelen, partner, kind). Volgens de levensloopstudie van Liefbroer en Dijkstra (2002), doet de huidige generatie Nederlandse vrouwen daar gemiddeld slechts 4,5 jaar over en jongvolwassen mannen 6 jaar (de 4 vorige generaties in de 20 eeuw deden daar 12 à 15 jaar over). Zij spreken daarom van een gecomprimeerde jongvolwassenheid. Jackson (2004) draagt nog een interessant extra element aan, namelijk de rol-volgorde waarin de nieuwe sociale rollen worden aangenomen. Uit dit onderzoek blijkt dat mensen met afwijkende patronen in rol-volgorde een verhoogd risico hebben op psychische klachten. Afwijkende patronen zijn in dit verband afwijkend van wat de norm is in de relevante ‘peer group’, of ‘linked lives’. De manier waarop mensen hun levensloop vormgeven is niet alleen afhankelijk van persoonlijke keuzes en mogelijkheden, of de historische, culturele en institutionele context, maar is ook sterk afhankelijk van de manier en waarop individuen met elkaar verbonden zijn (linked lives) en de mate waarin zij rekening houden met de verwachtingen die worden gesteld aan de nieuwe generatie, maar ook door de nieuwe generatie worden gesteld (Heinz & Krüger 2001: 43; Schwartz 2001). In het voorgenomen project wordt dit fenomeen van de volgorde van rollen en de mate van gecomprimeerdheid van transities aangeduid met transitiepatronen. De invloed van transitiepatronen in de jongvolwassenheid op incidentie en beloop van psychische gezondheidsproblemen is nog nauwelijks onderzocht, noch als directe factor, noch als modificerende factor. Daarom wordt het onderzoeksmodel niet alleen onderzocht tegen de achtergrond van gender verschillen, maar ook tegen de achtergrond van de invloed van transitiepatronen op psychische stoornissen.
Probleemstelling: Hoe beïnvloedt het sociaal kapitaal van vrouwelijke en mannelijke werknemers in de jongvolwassenheid (18-40 jaar), de relatie tussen kwaliteit van de arbeid en de incidentie en het beloop van psychische klachten? Uit deze probleemstelling worden vier onderzoeksvragen afgeleid. In elke vraag wordt het conceptueel model zoals eerder beschreven (figuur 1) getoetst waar bij telkens een ander aspect van de probleemstelling wordt belicht. In de eerste twee vragen wordt het model getoetst waarbij verschillen in groepen op basis van gender worden onderzocht. 1. Hoe beïnvloedt het sociaal kapitaal van vrouwelijke en mannelijke werknemers in de jongvolwassenheid, de relatie tussen kwaliteit van de arbeid en de incidentie van psychische klachten? 2. Hoe beïnvloedt het sociaal kapitaal van vrouwelijke en mannelijke werknemers in de jongvolwassenheid, de relatie tussen kwaliteit van de arbeid en het beloop van psychische klachten? De derde en vierde vraag toetsen ditzelfde model, maar nu wordt gezocht naar mogelijke verschillen bij werknemers met verschillende transitiepatronen.
FSW – AiO onderzoeksvoorstel, p. 6
3. Hoe beïnvloedt het sociaal kapitaal van vrouwelijke en mannelijke werknemers met verschillende transitiepatronen, de relatie tussen kwaliteit van de arbeid en de incidentie van psychische klachten? 4. Hoe beïnvloedt het sociaal kapitaal van vrouwelijke en mannelijke werknemers met verschillende transitiepatronen, de relatie tussen kwaliteit van de arbeid en het beloop van psychische klachten? 9.3 Methodologie Beschrijving data bestanden Er zal gebruik gemaakt worden van twee datasets, NEMESIS (Netherlands Mental Health Survey and Incidence Study en NESDA (Nederlandse Studie naar Angst en Depressie). NEMESIS is een bevolkingsonderzoek naar de incidentie van psychische stoornissen, met herhaalde metingen bij dezelfde personen (n=7076). Het aantal werkende mensen bedroeg in eerste meting (1996) 4783, bij de tweede meting (1997) 3810 en bij de derde meting in 1999 was dit aantal3348. Dit onderzoek is uitgevoerd door het Trimbos instituut, het landelijk kennisinstituut voor geestelijke gezondheidszorg, verslavingszorg en maatschappelijke zorg. NEMESIS bevat onder meer uitgebreide gegevens over de arbeidssituatie, het ziekteverzuim, psychische klachten en stoornissen, sociale steun (op werk én privé), omgang met het netwerk (partner, kinderen,vrienden,werk), opleiding, huisvesting en inkomen. Deze data lenen zich bij uitstek om de samenhang tussen arbeid, sociaal kapitaal en transitiepatronen en de incidentie van psychisch stoornissen te onderzoeken. Dit betreft de vragen 1 en 3. NESDA( n=2850) is een longitudinale beloopstudie waarin een groot aantal mensen met en een controlegroep zonder psychische klachten worden geincludeerd en gevolgd op het beloop van angsten stemmingsstoornissen. De gegevens van de eerste meting worden in 2005 verwacht en de tweede meting in 2006. De NESDA studie is een multidisciplinaire studie en is specifiek opgezet om persoonlijke, biologische en omgevingsfactoren in samenhang te onderzoeken. De data van de NESDA studie bevatten naast gegevens over werk, netwerk, opleiding en huisvesting ook informatie over tijdstippen van veranderingen op het gebied van werk, netwerk en huisvesting. Deze data lenen zich daarom goed voor een levensloop analyse, waarbij de volgorde en de tijdspanne waarbinnen transities plaatsvinden kunnen worden onderzocht op de samenhang met het beloop van psychische klachten, en kunnen worden vergeleken met een controlegroep van mensen zonder psychische klachten. Dit betreft de vragen 2 en 4. De NESDA studie wordt uitgevoerd binnen de academische werkplaats van GGZ-Buitenamstel in samenwerking met de afdeling psychiatrie. Tussen de afdeling SCW en Psychiatrie wordt reeds sinds 1992 samengewerkt in verschillende onderzoeksprojecten. Tussen beiden afdelingen bestaan dan ook zeer directe en korte communicatie lijnen. De belangrijkste begrippen in die het onderzoek geoperationaliseerd moeten worden zijn a) b) c) d) e) f)
kwaliteit van de arbeid sociaal kapitaal transitiepatronen en sociale rollen psychische stoornissen incidentie en beloop jongvolwassenheid
a) Kwaliteit van de arbeid zal geoperationaliseerd worden door objectieve kenmerken van de arbeidssituatie en subjectieve aspecten van de eigen werkbeleving, conform eerder onderzoek waarin ook gebruik werd gemaakt van de longitudinale Nemesis data (Laitinen-Krispijn en Bijl 2002).
FSW – AiO onderzoeksvoorstel, p. 7
•
•
Onderscheiden objectieve werkkenmerken zijn o.a. beroepsniveau (vlgs CBS classificatie), anciënniteit, type contract (vast-tijdelijk), arbeidsduur (deeltijd-voltijd), minderheidspositie van de eigen sekse (tokenpositie),5 opleidingsvereisten, functie inhoud, arbeidsvoorwaarden zoals salaris, promotiemogelijkheden, employability, kinderopvang en verlofregelingen. subjectieve aspecten van de eigen werkbeleving. Daarvoor wordt de Karasek schaal gebruikt met items over o.a. taakeisen, autonomie, vakmanschap/ ontplooiingmogelijkheden, sociale steun van collega’s en werkzekerheid.
a) Sociaal kapitaal zal worden geoperationaliseerd met sociale netwerken en sociale steun • Bij het sociaal netwerk gaat het om zowel de omvang van het netwerk (aantal mensen), de aard van het netwerk (soort mensen: partner, kinderen, familie, collega’s, vrienden), de dichtheid van het netwerk, de inhoud van de contacten) als de beschikbaarheid van het netwerk. Bij sociale steun betreft het de mate van steun en het soort steun ( emotionele versus instrumentele steun). b) Transitiepatronen worden geoperationaliseerd met het aantal, het tempo van rolexpansie en de volgorde waarin nieuwe sociale rollen worden aangenomen. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van gegevens over (werksituatie op tijdstip van de meting, datum in dienst), aanwezigheid van een vaste partner, en duur van de relatie, en geboortedatum van het eerste kind. Hiermee kan niet alleen het aantal sociale rollen worden bepaald, maar ook het tempo en de volgorde waarin. c) Bij Psychische klachten gaat het om depressie en angst klachten. In de Nemesis studie en in de Nesda studie kan een helder onderscheid worden gemaakt tussen de ernstiger psychische stoornissen, welke geoperationaliseerd zijn met de geëigende schalen van DSM-IV of eerder versies daarvan middels het Composite International Diagnostic Interview (CIDI), en de mildere psychische klachten, waartoe gebruik wordt gemaakt van de General Health Questionnaire (GHQ 12) (APA 1994). d) De incidentie van psychische stoornissen wordt met de longitudinale databestanden van de Nemesis studie gemeten. Het betreft een bevolkingsonderzoek waar op drie meetmomenten over de periode 1996-1999 de incidentie kan worden bepaald. Het beloop van de psychische stoornissen wordt gemeten met de longitudinale data van de Nesda studie (2 metingen). Een voordeel van de Nesda studie is dat deze veel uitgebreidere data bevat over het verloop van het ziekteproces, over rol transities en over veranderingen in arbeid en sociaal kapitaal. e) De jongvolwassenheid is de fase waarin potentieel sprake is van rolexpansie. Dit kan qua leeftijd lang duren, zeker tegenwoordig. De hierop volgende gezinsfase start bij de geboorte van het eerste kind. Doorgaans worden alle transities doorlopen, maar dit is niet noodzakelijk. Er wordt gekozen voor leeftijdsgrenzen van minimaal 18 tot maximaal 40 jaar voor de jongvolwassenheid.
Analysetechnieken De probleemstelling zal met behulp van kwantititatieve statistische methoden worden onderzocht. In eerste instantie zullen correlaties tussen de verschillende variabelen worden onderzocht. Middels logistische regressieanalyse, multinominale-regressieanalyse en multilevelanalyse zullen de variabelen en eventuele interacties tussen de variabelen worden 5
Het Nemesis-bestand bevat gegevens over de sekse-samenstelling van de functie. Een minderheidspositie of tokenpositie is voor vrouwen een risicofactor op de arbeidsmarkt (Ott 1985).
FSW – AiO onderzoeksvoorstel, p. 8
onderzocht op het verband met de afhankelijke variabele (psychische gezondheid) in verschillende modellen. De afhankelijke variabele psychische gezondheid kan, afhankelijk van de onderzoeksvraag en toegepaste methode, de vorm hebben van een dichotome variabele (wel of geen klachten), of multinominale variabele (verschillende klachten) (Agresti, 1991). De invloed van sociaal kapitaal/sociale netwerken en kwaliteit van de arbeid op psychische gezondheid zal worden onderzocht door gebruik te maken van multi-level methoden (Goldstein, 1995; Snijders en Bosker, 1999). Een groot deel van het actuele onderzoek is gebaseerd op de gedachte dat psychische gezondheid voornamelijk kan worden verklaard in termen van individuele karakteristieken. Door gebruik te maken van multi-level analyse kunnen we meer begrip voor het causale verband ontwikkelen op verschillende niveau’s en inzicht krijgen hoe arbeid en sociale netwerken en variabelen op het individuele niveau interacteren bij de ontwikkeling van de individuele psychische gezondheid. Voorts speelt in de onderzoeksvragen de factor tijd een belangrijke rol (incidentie en beloop van psychische klachten, tijdsduur en volorde van intrede op de arbeidsmarkt, krijgen van partner, ouderschap), waardoor technieken binnen de event- history analyse kunnen worden gebruikt (Allison, 1984; Blossfeld and Rohwer, 2001). Een training in de verschillende statistische analysetechnieken zal in het Aio-opleidingsplan worden opgenomen. Bij het NESDA-programma is bovendien voldoende methodologische en technische expertise aanwezig om een adequate begeleiding van de AIO op dit punt te waarborgen. Toestemming voor het gebruik van de NEMESIS studie en de NESDA studie is reeds verkregen.
9.4
Vernieuwend karakter van het onderzoeksvoorstel
a. Het onderzoek betreft een thematiek waarbij de sociologische invalshoek als verrijkend wordt beschouwd naast veel medisch, psychiatrisch en psychologisch onderzoek. Het sociologisch karakter komt tot uitdrukking in het theoretisch kader en het multi-disciplinaire karakter in het begeleidingsteam. b. De invloed van arbeid en sociaal kapitaal op verschillen in incidentie en beloop van psychische stoornissen zijn met de betreffende databestanden nog niet eerder onderzocht. De bestanden bevatten goede – longitudinale - data over de kwaliteit van de arbeid, over sociale netwerken en sociale steun. Daarom mag verwacht worden dat meer inzicht verkregen kan worden in de samenhang met incidentie en beloop van psychische stoornissen. c. Het onderzoek introduceert een aparte levensfase voor jongvolwassenheid, tussen de adolescentie en de gezinsfase in. Dat is vernieuwend. In deze jongvolwassenheid zijn jonge mensen vaak al deels sociaal economisch zelfstandig, al volgen ze (ook) nog een opleiding. Aan het begin van deze fase hebben ze nog geen of weinig transities doorgemaakt. De rolexpansie naar arbeidsrol, partnerrol en ouderrol is nog beperkt. Het Nederlandse overheidsbeleid heeft de fase van jongvolwassenheid recentelijk in haar levensloopbeleid geïntroduceerd (Min. SZW, Verkenningen van de Levensloop 2003). In plaats van de drie klassieke levensloopfasen van jong, volwassen en oud, stelt de SZW-nota nu vijf levensfasen voor, een extra fase voor de twintigers en vroeg dertigers - de jongvolwassenheid - en een extra fase voor de gezonde actieve senioren tussen 55 en 75 jaar. 9. 5
Internationale aansluiting
Op het terrein van de arbeidssociologie heeft de beoogd promotor internationale contacten met ondermeer: * Prof.dr. Harriet Bradley – University of Bristol; women’s employment; women, health and maternity; young adults in the labour market. http://www.bristol.ac.uk/sociology/staff/harrietbradley.html
FSW – AiO onderzoeksvoorstel, p. 9
* Prof.dr. Paula England – Stanfort University ; Gender Inequality; Households and Families; Labour Markets; Integrating and contrasting sociological, economic and feminist theories on these topics. http://www.stanford.edu/dept/soc/people/faculty/england/england.html * Prof.dr. Gunther Schmid – Wissenschaftzentrum Berlin; Transnational Labour Market; Quality of Work; http://www.wz-berlin.de/ars/ab/people/schmid.de.htm De dataverzameling vindt plaats in een internationaal samenwerkingskader. De NEMESIS studie (waarmee NESDA zeer nauw samenwerkt) maakt deel uit van ESEMeD (European Study of Epidemiology on Mental Disorders). Dit is een cross-sectionele studie waarbij 25.000 thuisinterviews worden afgenomen onder de algemene, niet-geïnstitutionaliseerde bevolking. Het doel is internationale uitwisseling en vergelijking van o.a. de samenhang van algemene psychische klachten (met name angst en stemmingsstoornissen) met socio-demografische factoren en de kwaliteit van leven. ESEMeD is uitgevoerd in 6 Europese landen: België, Frankrijk, Duitsland, Nederland, Spanje en het Verenigd Koninkrijk (Alonso e.a 2002). 9.6
Maatschappelijke relevantie
In vergelijking tot andere EU landen kende Nederland kende lange tijd een vrij grote toegankelijkheid tot arbeidsongeschikheids verzekeringen (Zeitzer 1994, Oorschot e.a. 2000) De organisatorische en financiële ingrepen in deze sociale zekerheid in de jaren negentig hebben in Nederland de maatschappelijke debatten over arbeidsongeschiktheid hoog doen oplaaien (Muffels e.a 1999, de Bruijn e.a. 2003). Ook de toenemende arbeidsongeschiktheid om psychische redenen maakte dat dit onderwerp -tezamen met werkdruk en andere aspecten van de kwaliteit van de arbeid- hoog op de maatschappelijke agenda van overheid en sociale partners kwam te staan. Een groeiend besef van de economische en sociale kosten van psychische gezondheidsproblemen in arbeid heeft op diverse niveaus tot preventieve beleidsmaatregelen en programma’s geleid, onder andere om de reïntegratie mogelijk te maken voor mensen die te maken hebben of hadden met psychische gezondheidsproblemen. Overheden in verschillende landen erkennen tegenwoordig dat de psychische gezondheid van werknemers veel aandacht vergt van organisaties en beleidsmakers. In Januari 2005 houden de Wereld Gezondheids Organisatie (WHO), de Europese Unie en de Raad van Europa gezamenlijk een grote conferentie in Helsinki over deze problematiek 6. Het voorgenomen onderzoek kan aan dit maatschappelijk debat een bijdrage leveren vooral waar het meer inzicht betreft in de modificerende invloed van sociaal kapitaal op de relatie kwaliteit van de arbeid betreft en psychische gezondheidsproblemen. Extra aandacht is er voor de relatie tussen gender en psychische gezondheid. Sinds begin jaren 90 staat dat ook wereldwijd op de agenda (Dennerstein a.o. 1993, WHO 1998) . Onderzoek laat zien dat vrouwen mondiaal disproportioneel te kampen hebben met psychische gezondheidsproblemen. Vooral in derde wereldlanden nemen de psychische gezondheidsproblemen van vrouwen meer dan gemiddeld toe. Hun psychische problemen wordt ondermeer toegeschreven aan de vele zware rollen die zij in deze landen hebben te vervullen 7 (Blue et al, 1995). Of transitiepatronen ook bij vrouwelijke en 6
http://europa.eu.int/comm/health/ph_determinants/life_style/mental_health_en.htm
7
De problemen worden in verband gebracht met de lage sociaal economische status van vrouwen, met discriminatie, met hun ondergeschikte status in het huwelijk en met de zware fysieke arbeid die veel vrouwen nog altijd moeten verrichten. Tezamen met soms povere leefomstandigheden van de vrouwen verhogen deze aspecten allen het risico van deze vrouwen op psychische stoornissen. Ook in de derde wereld zijn vrouwen ondertussen – net als in de Westerse wereld - een essentieel deel van de arbeidsmarkt gaan vormen. Mondiaal zorgen vrouwen ondertussen in ¼ tot 1/3 van de huishoudens voor het hoofdinkomen (WHO, 1995).
FSW – AiO onderzoeksvoorstel, p. 10
mannelijke werknemers in westerse landen een rol spelen wordt in het voorgenomen onderzoek onderzocht en kan bijdragen aan meer inzicht op dit punt. De International Labour Organisation deed in een aantal landen onderzoek om nieuwe wetgeving en beleid rond psychische gezondheidsproblemen op het werk op de agenda te krijgen. De studies zijn bedoeld om bedrijfsspecifieke preventieprogramma’s te bevorderen op het terrein van psychische gezondheidsproblemen op het werk (ILO 2000). Meer inzicht in verschillen in gender en transitiepatronen bij arbeidsgerelateerde psychische gezondheidsproblemen in het voorgenomen onderzoek kan wellicht eveneens bijdragen aan bedrijfsspecifieke preventieprogramma’s. In Nederland vallen de gender verschillen vooral op in de fase van jongvolwassenheid. Nieuwe toetreders tot de wao-uitkeringen zijn sinds eind jaren negentig in meerderheid vrouwen.8 Enerzijds is dit ook weer niet zo vreemd aangezien de arbeidsparticipatie van vrouwen sterk toenam in die periode en derhalve het risico om arbeidsongeschikt te worden. Anderzijds hebben vrouwelijke werknemers ook naar verhouding een hoger arbeidsongeschiktheidsrisico dan mannelijke werknemers, vooral in de fase van jongvolwassenheid9. Ondertussen blijkt arbeidsongeschiktheid om psychische redenen de grootste categorie geworden te zijn in de wao-populatie in Nederland10. Het voorgenomen onderzoek beoogt meer inzichten te verschaffen in de verschillen in gender en transitiepatronen, welke kunnen bijdragen aan het terugdringen van de psychische gezondheidsproblemen en de arbeidsongeschiktheid als gevolg daarvan.
9.7 Relevantie en inpassing van het onderzoek binnen het onderzoekprogramma van de afdeling Het voorgenomen onderzoeksproject valt onder het programma Work, Life Course and Social Change van de leerstoelgroep De Bruijn. Het levensloop onderzoek richt zich op de interacties tussen sociale domeinen (arbeid, gezin, sociaal kapitaal ) en de individuele levensloop. Een van de accenten ligt op de effecten van arbeid en sociaal kapitaal op psychische gezondheid in de jongvolwassenheid. Het programma maakt deel uit van het Afdelingsonderzoeksprogramma, getiteld Transformations in Citizenship,,Social Capital and the Life Course (Afdeling Sociaal Culturele Wetenschappen, Faculteit Sociale Wetenschappen). Het aio-onderzoek is tevens een van de projecten van de Sterpunt Arbeid, een onderzoeksverband met economie (prof.dr. G. v.d. Berg) en psychologie (prof.dr. P. van Langen). De financiële middelen voor de Sterpunt Arbeid en voor dit voorgenomen project zijn door het College van Bestuur toegekend. De aio zal cursussen volgen bij de Onderzoeksschool Psychology and Health, de Nederlandse Onderzoeksschool Vrouwenstudies en het IOPS. 10
Onderzoeksplan
10.1
Concrete beschrijving van het onderzoeksplan voor de gehele periode
8
Het aantal wao-uitkeringen aan vrouwen nam toe van 272 duizend eind januari 1998 tot 356 duizend eind juni 2004, terwijl dat aan mannen daalde van 442 naar 417 duizend. Deze daling komt deels doordat meer mannen dan vrouwen de wao verlieten vanwege het bereiken van de 65-jarige leeftijd. Bij mannen is de leeftijdsgroep 55-64 jaar goed voor de helft van de wao-uitkeringen, bij vrouwen is dat eenderde. Ondertussen (2003) is een intensievere wao-beoordeling van jonge vrouwen met psychische problematiek ingezet (dubbele keuring). De eerste evaluaties duiden op een dalende instroom in de wao verzekering voor de vrouwen tot 35 jaar. (UWV 2004). 9
per 100 vrouwen in de beroepsbevolking steeg het aantal wao-uitkeringen aan vrouwen van 10 in 1998 tot 12 in 2003. Bij mannen bleef dit de afgelopen jaren constant op 10 per 100 (Hartman en Boerdam 2004). 10
In juni 2004 kwamen psychische aandoeningen en gedragsstoornissen het meest voor als diagnose van de wao-uitkering, nl. 34 procent van alle wao-ers. In 1998 was dit nog 31 procent (Hartman en Boerdam 2004).
FSW – AiO onderzoeksvoorstel, p. 11
a. b. c. d.
e.
Verkenning en analyse van de NEMESIS data uitmondend in 2 artikelen (1e fase van het aio-schap 2005-2006) Verkenning en analyse van de NESDA data uitmondend 2 artikelen (2e fase van het aio-schap 2006-2007) Dissertatie schrijven op basis van de 4 papers met een inleidend en concluderend hoofdstuk (in het 4e jaar van het aioschap, 2008) Aio opleiding (oriëntatie, domein specifieke theorieën,methoden en technieken cursussen, algemene professionele vakbekwaamheden en individuele begeleiding en coaching) (gehele aio-schap, concentratie van de opleiding in het 1e en 2e jaar van het aio-schap) Onderwijs geven (in 2e of 3e jaar van het aio-schap) Totaal
15 maanden 15 maanden 8 maanden
8 maanden 2 maanden 48 maanden
Tijdsplanning per jaar: 2004: In 2004 is al de nodige literatuurstudie verricht en is gewerkt aan het onderzoeksvoorstel. 2005: - Basis analysewerk en analyses voor de eerste en tweede vraagstelling (Nemesis data). - Artikel schrijven op basis van de resultaten van deze analyses voor de eerste vraagstelling. Werktitel: Does Social Capital Influence the Effects of Quality of Work on Mental Health: an Incidence Study among Female and Male Employees in Early Adulthood. 2006: - Artikel schrijven op basis van de resultaten van de analyses voor de tweede vraagstelling Werktitel: Social Capital, Work and Mental Health Problems; A longitudional study among Female and Male Employees in Early Adulthood. - 2e helft 2006 Basisanalyses en analyses voor de derde en vierde vraagstelling met de NESDA gegevens 2007: - Artikel schrijven op basis van de resultaten van de analyses voor de derde vraagstelling Werktitel: Do Transition Patterns Matter for the Mental Health: an Incidence Study among Female and Male Employees in Early Adulthood. - Artikel schrijven op basis van de resultaten van de vierde vraagstelling. Werktitel: Transition patterns, Social Capital, Work and Mental Health Problems; a longitudinal study among Female and Male Employees in Early Adulthood. 2008: Vanaf maart 2008: Dissertatie schrijven met de 4 artikelen, een inleidend hoofdstuk, een conclusie hoofdstuk en een dialoog.
10.2 Publicatie plan Het onderzoek zal leiden tot vier artikelen, gebaseerd op de vier vragen die zijn beschreven bij de uitwerking van het onderzoek (9.2). Elk artikel heeft een eigen karakter, maar artikel 1 en 2 sluiten
FSW – AiO onderzoeksvoorstel, p. 12
nauw aan en hetzelfde geldt voor artikel 3 en 4. Elk artikel belicht een ander aspect van de probleemstelling. De artikelen zullen in de vorm van papers gepresenteerd worden op nationale en internationale conferenties. De 4 artikelen zullen worden aangeboden aan internationale tijdschriften. Het betreft hier voorlopige suggesties.
1e artikel: - werktitel bijv. tijdschrift 2e artikel: - werktitel - tijdschrift bijv. 3e artikel: - werktitel
Does Social Capital Influences the Effects of Quality of Work on Mental Health: an Incidence Study between Female and Male Employees in Early Adulthood. European Journal for Work and Organizational Psychology Of : Social Science & Medicine. ‘Gender, Social Capital and Work-Related Mental Health Problems; a path analysis Sex Roles: A Journal of Research Of: Journal of Health & Social Behavior Do Transition Patterns Matter for Mental Health: an Incidence Study among Female and Male Employees in Early Adulthood.
- tijdschrift bijv. 4e artikel: - werktitel
Life Course Studies
-tijdschrift bijv.
Journal of Health & Social Behavior Of: Scandinavian Journal of Work, Environment and Health
Transition patterns, Social Capital and Work-Related Mental Health Problems; a path analysis
De dissertatie zal bestaan uit de 4 al dan niet op dat moment gepubliceerde artikelen, die met een inleiding, een discussie en slotbeschouwing een geheel vormen. Gezien de maatschappelijke relevantie van het onderzoek zullen de resultaten bekend worden gemaakt bij relevante organisaties en besluitvormingsgremia, zoals de overheid, sociale partners, reïntegratiebedrijven en professionals. Ook kenniscentra en bureaus voor onderzoek, beleid en advies zoals het Nederlands Kenniscentrum Arbeid en Psyche, of het STECR Platform Reïntegratie behoren hiertoe. De verspreiding zal gaan in de vorm van mondelinge of schriftelijke bijdragen aan conferenties, studiedagen e.d. in het maatschappelijk veld.
11
Ethische aspecten van het onderzoek
Voor de AMSTAD en NESDA dataverzameling is toestemming verkregen van de Medisch Ethische Commissie voor patiëntgebonden onderzoek. Alle participanten geven via een informed consent procedure toestemming voor het gebruik van de verzamelde gegevens.
FSW – AiO onderzoeksvoorstel, p. 13
Literatuurlijst Achat, H., I. Kawachi, S. Levine, C. Berkey, E. Coakley, G. Colditz (1998) Social networks, stress and health related quality of life. In: Quality of Life Research 7, pag. 735-750. Achterhuis, H. (1984) Arbeid, een eigenaardig medicijn. Baarn: Arbo. Agresti, A. 1996. An Introduction to Categorical Data Analysis. New York: John Wiley. Allison, Paul D. 1984. Event History Analysis: Regression for Longitudinal Event Data. Sage University Paper series on Quantitative Applications in the social Sciences, 07-046. Beverly Hills: Sage. Alonso J, Ferrer M, Romera B, Vilagut G, Angermeyer M, Bernert S, Brugha TS, Taub N, McColgen Z, De Girolamo G, Polidori G, Mazzi F, De Graaf R, Vollebergh WA, Buist-Bowman MA, Demyttenaere K, Gasquet I, Haro JM, Palacin C, Autonell J, Katz SJ, Kessler RC, Kovess V, Lepine JP, Arbabzadeh-Bouchez S, Ormel J, Bruffaerts R.(2002) The European Study of the Epidemiology of Mental Disorders (ESEMeD/MHEDEA 2000) project: rationale and methods. In: International Journal of Methods in Psychiatric Research 11(2):55-67. APA 1994, Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders - Fourth Edition (DSM-IV) American Psychiatric Association, Washington D.C., 1994. Barrera, M. (1986) Distinctions Between Social Support Concepts, Measures, and Models. In: American Journal of Community Psychology 14 (4) pag. 413-445. Baum, F. (1999) Social capital: is it good for your health? Issues for a public health agenda. Journal of Epidemiology and Community Health, 53, 195-196. Blossfeld, Hans-Peter and Götz Rohwer. 2001. Techniques of event history modeling. New approaches to causal analysis (2nd Ed). Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum Associates. Bruijn J. de, G. de Vries and H. ten Cate, The Burden of Late Modernity in Life Course; Work-Related Disability among Women (paper presented at the ESA congress in Helsinki, 2003) Burda B.C., A.Vaux, & T. Schill (1984) Social support resources: Variation across sex and sex role In: Personality and Social Psychology Bulletin, pag. 119-126. Butler T., S. Giordano, & S. Neren (1985) Gender and sex-role attributes as predictors of utilization of natural support systems during. In: Sex Roles 13, pag. 515-524. Brown DR, Gary LE. (1987) Stressful life events, social support networks, and the physical and mental health of urban black adults. Journal of Human Stress. 1987 Winter;13(4):165-74. Chandola T., P. Martikainen; M. Bartley; E. Lahelma; M. Marmot; S. Michikazu; A. Nasermoaddeli; S. Kagamimori (2004) Does conflict between home and work explain the effect of multiple roles on mental health? A comparative study of Finland, Japan, and the UK. In: International Journal of Epidemiology, 33(4)pag. 884893. Corijn, Martine (2001) Transitions to adulthood in Europe, Deventer, Kluwer Academic Publishers. Dennerstein, L., Astbury, J. and Morse, C. (1993) Psychosocial and Mental Health Aspects of Women's Health, Geneva: World Health Organization. Europese Commissie (2004) The State of Mental Health in the European Union, Health & Consumer Protection. http://europa.eu.int. Fischer C.S. 1982. To Dwell among Friends. Chicago: Univ. Chicago Press. Frankenhaeuser, M. (1998) ‘Stress’, in: R.L. Gregory, The Oxford Companion to the Mind. pp.750-752. Oxford / New York: Oxford UP.
FSW – AiO onderzoeksvoorstel, p. 14
Frankenhaeuser, M., Lundberg, U. and Chesney, M.(eds) (1991) Women, work, and health. Stress and opportunities. New York: Plenum Press. Froland C,, Brodsky G., Olson M., Stewart L. (2000) Social Support and Social Adjustment: Implications for Mental Health Professionals, Community Mental Health Journal 36 (1) pag. 61-75. Frone, M.R. (2003) Work-Family Balance In: J.C. Quick & L.E. Tetrick (eds) Handbook of Occupational Psychology. Washington DC: American Psychological Association, pag. 143-162 Fuhrer R., S.A. Stansfeld, J. Chemali, M.J. Shipley (1999) Gender, social relations and mental health: prospective findings from an occupational cohort (Whitehall II study). In: Social Science & Medicine 48(1) pag. 77-87. Giddens (1991) Modernity and Self-Identity: Self and Society in the Late Modern Age Cambridge: Polity Press. Giele, J.Z. and G.H. Elder Jr. (1998) “Life Course Research: Development of a Field,” pp. 5-27, In: J.Z. Giele and G.H. Elder Jr. (Eds.) Methods of Life Course Research: Qualitative and Quantitative Approaches. Thousand Oaks: Sage. Giezen, A.M. van der (2000), Vrouwen, (werk)omstandigheden en arbeidsongeschiktheid. Veroorzaken (werk)omstandigheden het hoge WAO-risico van vrouwen? Amsterdam: LISV. Geurts, S.A.E., T. W. Taris & C.G.Rutte (2004) De reeks ‘werk en privé’: een terugblik. In : Gedrag & Organisatie 17 (2) pag. 113-119. Goldstein, H. (1995) Multilevel Statistical Models. London: Halstead Press. Hartman, H. en A. Boerdam (2004), Arbeidsongeschiktheidsuitkeringen 1987-2003, CBS (2004), Sociaal-economische trends, 4e kwartaal 2004, pag. 52. Heinz, W.R. and K. Krüger (2001) "Life Course: Innovations and Challenges for Social Research" Current Sociology, 49(2) pag. 29-45. Horwitz, A.V. 1999, The Sociological Study of Mental Illness: A Critique and Synthesis of Four Perspectives. In: Handbook of the Sociology of Mental Health (ed. C.S. Aneschensel & J.C. Phelan) New York: Plenem. Horwitz, A.V. 2002, Creating Mental Illness. Chicago: University of Chicago Press. ILO (2000) ILO report: Mental health in the workplace in Finland, Germany, Poland, United Kingdom and United States. www.ilo.org/public/english/bureau/inf/pr/2000/37.htm. Jackson P.B. (2004) Role Sequencing: Does Order Matter for Mental Health? In: Journal of Health & Social Behavior, 45(2) pag. 132-154. Jones C.J. and W. Meredith (2000), Developmental Paths of Psychological Health From Early Adolescence to Later Adulthood. Psychology and Aging, June 2000, 15(2) pag. 351-360. Karasek, R. A. (1979) Job demands, job decision latitude and mental strain: implications for job redesign. Administrative Science Quarterly, 24, pag. 285-308. Karasek, R.A, T. Theorell (1990) Healthy work stress, productivity and the reconstruction of working life. New York: Basic Books. Klumb, P.L. & T. Lampert (2004) Women, work and well-being 1950-2000: a review and methodological critique In: Social Science & medicine 58 (6) pag. 1007-1025. Laitinen –Krispijn, S. & R.V. Bijl (2002) Werk, psyche er ziekteverzuim. Aard en omvang van psychische stoornissen, ziekteverzuim en zorggebruik in de beroepsbevolking. Utrecht: Trimbos Instituut.
FSW – AiO onderzoeksvoorstel, p. 15
LaRocco J.M., J.S. House & J.R. French jr (1980) Social support, occupational stress, and health. In: Health & Social Behavior 21(3) pag.. 202-218. Leavy RL. (1983 ) Social support and psychological disorder: a review. In: Journal of Community Psychology 11(1) pag. 3-21. Liefbroer, A.C. and Dykstra P.A. (2000) Levenslopen in verandering. Een studie naar ontwikkelingen in de levenslopen van Nederlanders geboren tussen 1900 en 1970. The Hague: WRR. [Cf.Van Eijk 2000 *]. Marsden P.V. (1987), Core discussion networks of Americans. American Sociological Review 52, Pag.122-131. McKenzie, K, Whitley, R, Weich, S. (2002) Social capital and mental health. In: Britisch Journal of Psychiatry 2002 181, pag. 280-283. Mesmer-Magnus , J.R. & C. Viswesvaran (2004) Convergence between measures of work-to-family and familyto-work conflict : A meta-analytic examination. In: Journal of Vocational Behaviour (article in press). Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (2002) Verkenningen van de Levensloop. Den Haag, Uitgave Min.SZW. Muffels, R. and Dirven, H.J. (1999) Marketization of social security in the Netherlands. A review of the polder route to privatization of sickness and disability insurance. Tilburg: TISSER, Also in: J. Dixon and M. Hyde (eds) (2001) The marketization of social security. Westport: Quorum Books. Oeij, P. (1998) Quality of work: research in the Netherlands in the nineties: Paper for the 14th World congress of Sociology, Research Committee 30: Sociology of Work: Montreal, Canada, July 26th- August1st 1998, ISA, International Sociological Association / IVA Tilburg . Oorschot, W. van and Boos, K. (2000) The battle against numbers: disability policies in the Netherlands. WORC Paper 00.05.03. Tilburg: TISSR, n.d.*. Ott, M. (1985) Assepoesters en kroonprinsen. Een onderzoek naar de minderheidspositie van agentes en verplegers. Amsterdam, Sua 1985. Otten, P. Smulders en F. Andries (2002), Arbeidsuitval door Burn-out In: Economisch Statistische Berichten 4(1) pag. 11. Paykel, E. S., Cooper, Z., Ramanda, R., et al (1996). Life events, social support and marital relationships in the outcome of severe depression. Psychological Medicine, 26 pag. 121-133. Proper,K.I.; Bongers,P,M.; Jonge,J.de; Houtman,I.L.D.; Kompier,M.A.J.; Reuver,M.M.E.N.(1999) Deelrapport 4: Werkkenmerken en psychsiche klachten. Longitudinaal onderzoek naar rug-, nek-, en schouderklachten. Hoofddorp: TNO Arbeid. Reevy, G.M. and C. Maslach (2001) Use of Social Support: Gender and Personality Differences. In: Sex Roles 44 (7-8) pag. 437-459. Sachs-Ericsson, N.A., J.A. Ciarlo (2000) Gender, Social Roles and Metal Health: An Epidemiological Perspective. In: Sex Roles 43 (9/10) pag. 605-628. Sarason B.R., G.R.Pierce, & I.G.Sarason (1990) Social support: An interactional view. New York: J. Wiley & Sons. Schaufeli, W.B. & Buunk, B.P. (2002). Burnout: An overview of 25 years of research and theorizing. In: M.J. Schabracq, & J.A.M. Winnubst, (Ed.), Handbook of work and health psychology. Chichester: John Wiley & Sons. pag. 383- 425. Schwartz, B. (2001) Freedom and Tyranny: Descriptions and Prescriptions In: The American psychologist 56 (1) pag. 80 – 81.
FSW – AiO onderzoeksvoorstel, p. 16
Snijders, T.A.B. and R. J. Bosker (1999) Multilevel analysis: an introduction to basic and advanced multilevel modelling. London: Sage Publications. Stokes J.P. & D.G. Wilson1(1984) The inventory of socially supportive behaviors: dimensionality, prediction, and gender differences. In: American Journal of Community Psychology 12(1) pag. 53-69. Thio, V., R. Halbertsma, P. Vemer en Ph. de Jong (2004) Arbeidsparticipatie en arbeidsongeschiktheid bij vrouwen Ape rapport nr. 100, januari 2004. Turner H.A (1994) Gender and social support: taking the bad with the good? In: Sex Roles 30, pag.521-541. Turner R.J, Marino F. (1994) Social support and social structure: a descriptive epidemiology. In:Journal of Health and Social Behaviour 1994 Sep;35(3) pag. 193-212. Verdonk, P, M. Peeters, S. Geurts (2001) Vrouwen: arbeidsongeschikt of arbeidsondergeschikt? I.o.v. FNV Vrouwenbond. Wetenschapswinkel Katholieke Universiteit Nijmegen. Veroff, J., Kulka, R. & Douvan, E. (1981) Mental Health in America, 1957-1976. New Tork: Basic Books. WHO, World Health Organization (1998) Gender and health; Technical paper 1998 Reference WHO/FRH/WHD/98.16 WHO (1995) The world health report 1995 - bridging the gaps. First yearly report. Geneva. Zamarripa, M. X., Wampold, B. E., & Gregory, E. (2003). Male gender role conflict, depression and anxiety: Clarification and generalizability to women. Journal of Counseling Psychology 50 (3) pag. 333-338. Zeitzer I.R. (1994) Recent European trends in disability and related programs In: Social Security Bulletin 57 (2) pag. 21-6.
FSW – AiO onderzoeksvoorstel, p. 17