PROVINCIAAL GEBOUWENPLAN 2013 - 2015 Energietransitie in de gebouwde omgeving Programma Energie
Gebouwenplan Verdere verbetering energetische kwaliteit van gebouwen Bijdrage werkgelegenheid bouwsector Stimuleren inbreng kennisinstellingen
Projectnaam Opdrachtgever Projectleider Datum Versie Status
: Provinciaal Gebouwenplan : Bert Nijmeijer : Pieta Walma : April 2013 :6 : definitief concept
PROVINCIAAL GEBOUWENPLAN 2013 -2015 Uitvoeringsprogramma 2013
Programma Energie
Pagina 2 van 18
PROVINCIAAL GEBOUWENPLAN 2013 -2015 Uitvoeringsprogramma 2013
Programma Energie
Inhoudsopgave Inhoudsopgave 3 1. Ambitie en doelstelling 2015 5 2. Beleidskader 6 2.1. Europees beleid .......................................................................................................................... 6 2.2. Landelijk beleid ........................................................................................................................... 6 2.3. Provinciaal beleid ........................................................................................................................ 7 3. Ontwikkelingen 8 3.1. Landelijke stand van zaken energiebesparing en energielabels ................................................ 8 3.2. Moeilijke en onzekere tijden voor de bouwsector ....................................................................... 8 3.3. Energiebesparing en werkgelegenheid....................................................................................... 9 3.4. Energiearmoede.......................................................................................................................... 9 4. Provinciale rol en samenwerking 11 4.1. Samenwerking........................................................................................................................... 12 5. Conclusies en projecten op hoofdlijnen 13 5.1. Conclusies................................................................................................................................. 13 5.2. Projecten op hoofdlijnen............................................................................................................ 13 6. Planning en capaciteit 2013 - 2015 15 7. Kosten en budget 2013 - 2015 16 8. Monitoring en evaluatie 18 9. Communicatie 18
Pagina 3 van 18
PROVINCIAAL GEBOUWENPLAN 2013 -2015 Uitvoeringsprogramma 2013
Programma Energie
Pagina 4 van 18
PROVINCIAAL GEBOUWENPLAN 2013 -2015 Uitvoeringsprogramma 2013
Programma Energie 1. Ambitie en doelstelling 2015 Voor u ligt het Provinciaal Gebouwenplan 2013 -2015. Dit plan is het vervolg op het eerste woningenplan (100.000 woningenplan) en is geschreven in opdracht van het college van Gedeputeerde Staten, gebaseerd op het Coalitieakkoord 2011-2015 'Energiek en scherp aan de wind: op naar een ondernemend, duurzaam en sociaal Groningen!' Het college van Gedeputeerde Staten spreekt hierin uit dat de provincie Groningen koploper wil zijn als het gaat om energietransitie. De provincie stelt zich ten doel een meer dan een evenredige bijdrage te leveren aan het Rijksbeleid als het gaat om energiebesparing en opwekking van duurzame energie (zie het Programma Energie 20122015). Deze ambities geven richting aan de doelstelling van het provinciaal gebouwenplan, een doelstelling die tegelijk ook realistisch moet zijn in de huidige tijd. In dit beleidsdocument beschrijven we het provinciaal beleid voor de energietransitie in de gebouwde omgeving voor de periode 2013 – 2015. Het is onze doelstelling om in de komende twee jaar door te bouwen aan de verbetering van de (energetische) kwaliteit van de woningen en utiliteitsgebouwen in onze provincie. Deze verbetering is op tal van fronten te bereiken en de projecten die we gaan uitvoeren richten zich dan ook op verschillende doelgroepen, typen gebouwen en disciplines. Dit beleidsdocument geeft de hoofdlijnen weer van het Provinciaal Gebouwenplan. Jaarlijks maken wij een uitvoeringsprogramma, waarin we naast een korte evaluatie van de lopende projecten, nieuwe projecten beschrijven. In het Uitvoeringsprogramma dat als bijlage is toegevoegd, staan de eerste concrete projecten voor het jaar 2013. Bij de projecten gaan we ons maximaal inspannen om aan te haken bij Europees en Nationale programma's.
Pagina 5 van 18
PROVINCIAAL GEBOUWENPLAN 2013 -2015 Uitvoeringsprogramma 2013
Programma Energie
2. Beleidskader Het beleidskader voor energietransitie in de gebouwde omgeving wordt grotendeels bepaald door Europese afspraken en richtlijnen, die zijn vertaald in landelijke wetgeving.
2.1. Europees beleid Het Europese beleidskader van het Gebouwenplan is de Europese 2020 strategie, een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei in Europa. Eén van de vijf hoofddoelstellingen heeft betrekking op klimaat en energie. Hierin staan de bekende 20% doelstellingen, die in 2020 gerealiseerd moeten zijn: Terugbrengen van de uitstoot van broeikasgassen met 20%; Verhogen van het aandeel van hernieuwbare energie in de energiemix van de EU tot 20%; Verhogen van de efficiëntie van het energieverbruik met 20%. 1 De Europese trend laat zien dat de eerste twee doelen op schema liggen, de reductie van het energieverbruik blijft achter. De gebouwde omgeving neemt een belangrijke plaats in het energieverbruik. Gebouwen zijn verantwoordelijk voor circa 40% van het Europees energieverbruik en verantwoordelijk voor circa 36% van de CO2-emissie. In Nederland zijn die percentages vergelijkbaar. Er is dus een groot besparingspotentieel aanwezig in de gebouwde omgeving, ook in Nederland en in de provincie Groningen. Een belangrijk Europees instrument ter bevordering van de energiebesparing in de gebouwde omgeving is de Richtlijn Energie Prestatie van Gebouwen (EPBD, Richtlijn 2010/31/EU) die sinds juli 2010 van kracht is. In de EPBD staat ook de Europese doelstelling voor bijna-energieneutraliteit van nieuwe gebouwen in 2020 beschreven. Het is verder aan de Europese lidstaten overgelaten om zelf een invulling te geven aan de implementatie van de EPBD. Hoe Nederland dit doet, staat beschreven in de volgende paragraaf.
2.2. Landelijk beleid De Europese lidstaten hadden tot juli 2012 de tijd om de EPBD te implementeren in nationale wetgeving. Nederland is één van de 24 lidstaten die dit niet tijdig heeft gedaan en heeft een ingebrekestelling ontvangen. Nederland heeft wel het Tweede Nationale Energie Efficiëntie Actie Plan (NEEAP) voor ons land opgesteld (juni 2011). Daarin staat onder andere beschreven hoe Nederland de EPBD wil gaan implementeren. Het NEEAP onderscheidt 4 hoofdsectoren: gebouwde omgeving, industrie en MKB, transport en land- en tuinbouw. Voor de sector gebouwde omgeving beschrijft het NEEAP het “Nationaal Plan voor het bevorderen van bijnaenergieneutrale gebouwen”. Dit Nationaal Plan bevat: 2 1. een definitie van “bijna-energieneutrale ” gebouwen; 2. tussentijdse streefcijfers voor het verbeteren van de energieprestatie van nieuwe gebouwen per 2015; 3. informatie over het gevoerde beleid en maatregelen ter bevordering van energieneutrale gebouwen. Het “Nationaal Plan voor het bevorderen van bijna-energieneutrale gebouwen” schets de Nederlandse strategie om te komen tot bijna-energieneutrale gebouwen in 2020. Daarnaast gaat het in op de transformatie van bestaande gebouwen die worden gerenoveerd tot bijna-energieneutrale gebouwen. Nieuwbouw De Europese doelstelling voor bijna-energieneutraliteit voor nieuwe gebouwen, die ingaat per ingang van 31 december 2020, betekent dat Nederland in 2020 een Energieprestatie-eis van (bijna) nul gaat hanteren voor nieuwe gebouwen. 1
Bron: “Europa aan zet – Het Europees beleid voor duurzaamheid in de gebouwde omgeving” - december 2012 - Robert Nuij, Directoraat-Generaal voor Energie, Energie Efficiency 2 Een gebouw is energieneutraal wanneer sprake is van een energieverbruik van tenminste nul, en het gebouw niet meer energie uit het openbare net (gas en/of elektriciteit) betrekt dan de duurzame energie die het opwekt of uit duurzame bronnen in de directe omgeving van het gebouw betrekt.
Pagina 6 van 18
PROVINCIAAL GEBOUWENPLAN 2013 -2015 Uitvoeringsprogramma 2013
Programma Energie Over energiezuinig bouwen hebben marktpartijen en overheid in het Lenteakkoord een aanscherpingstempo van de Energieprestatie-eis (EPC) voor nieuwe woningbouw afgesproken. De EPC is aangescherpt van 0,8 naar 0,6 per 1 januari 2011 en de norm gaat naar 0,4 per 1 januari 2015. Uiteindelijk doel is de energieneutrale woning (EPC=0) in 2020. Voor de utiliteitsbouw geldt een vergelijkbare aanscherping, zodat de nieuwbouw in 2015 al 50% energieefficiënter is ten opzichte van 1997. Bestaande bouw Op dit moment wordt een onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden om te stimuleren dat bestaande gebouwen bij renovatie worden getransformeerd tot bijna energieneutrale gebouwen. Dit onderzoek krijgt vorm binnen het landelijke programma ‘Energiesprong’.
2.3. Provinciaal beleid De provincie Groningen kent verschillende beleidsdocumenten waarin beleid ten aanzien van energie wordt beschreven. De belangrijkste zijn het Provinciaal Omgevingsplan (POP) en het Programma Energie. Daarnaast bestaat het woningenplan, waar dit gebouwenplan het vervolg op is.
Provinciaal Omgevingsplan 2009-2013 Het Provinciaal Omgevingsplan (POP) beschrijft de provinciale ambitie om zowel nationaal als internationaal voorloper te zijn op energiegebied. Ook de doelen om doormiddel van toepassing van energiebesparing en hernieuwbare energie de CO2-uitstoot van de provincie terug te dringen staan hierin beschreven. Ook verwijst het POP naar het woningenplan als het gaat om de doelstellingen voor energietransitie in de gebouwde omgeving. Daarbij is aandacht voor de kwaliteit van het binnenmilieu van onder andere (basis)scholen, buurthuizen, verenigingsgebouwen en verzorgingshuizen.
Woningenplan 2008 - 2011 Het woningenplan is een actieplan voor energietransitie in de gebouwde omgeving. Diverse projecten zijn inmiddels in 3 dit kader uitgevoerd. In november 2012 is het woningenplan geëvalueerd. Per brief is Provinciale Staten hierover geinformeerd. Dit gebouwenplan zet de strategie van de succesvolle lijnen voort.
Programma Energie 2012 - 2015 Het Programma Energie heeft als hoofddoel “het leveren van een bijdrage aan de energietransitie en economische structuurversterking door de uitbouw van het (duurzame) energiecluster en het versnellen van decentrale en duurzame energieopwekking”. Dit gebouwenplan is een deelproject van de programmalijn Slimme Decentrale Energiesystemen.
Lokale Duurzame Energie Bedrijven (LDEB) Ook het deelproject LDEB komt voort uit het Programma Energie. Dit project ondersteunt lokale initiatieven bij het opzetten van duurzame energie opwekking en energiebesparing en heeft overlap met dit gebouwenplan. Beide projecten richten zich immers op energiebesparing en duurzame energieopwekking in de gebouwde omgeving. Er zijn echter ook verschillen. Onderstaande tabel geeft de verschillen aan tussen beide projecten: 4
Gebouwenplan 1) Energiebesparing 2) Duurzame opwekking 5 Individuele initiatieven Technische ingrepen Meer topdown benadering
LDEB 1) Duurzame opwekking 2) Energiebesparing Collectieve initiatieven Sociale cohesie Vooral bottum-up initiatieven
3
Zaaknummer 425304 Het gebouwenplan richt zich op gebouwen met uitzondering van industrie; 5 Particulier, organisaties en/of overheden. 4
Pagina 7 van 18
PROVINCIAAL GEBOUWENPLAN 2013 -2015 Uitvoeringsprogramma 2013
Programma Energie
3. Ontwikkelingen Hieronder in het kort de landelijke en noordelijke ontwikkelingen in relatie tot de energieprestaties in de gebouwde omgeving. Deze ontwikkelingen geven richting aan de koers van het gebouwenplan voor het komende jaren.
3.1. Landelijke stand van zaken energiebesparing en energielabels Uit de brief van minister Blok van Wonen en Rijksdienst van 29 januari 2013, die hij stuurde als antwoord op Kamervragen, blijkt dat in 2012 er 393.410 energielabels zijn afgegeven voor woningen. Aan het eind van dat jaar beschikten 33% van de woningen in Nederland over een energielabel. In het jaar 2011 was de situatie als volgt: in 2011 was 90% van de afgegeven energielabels voor huurwoningen en 8% voor koopwoningen. Aan het eind van dat jaar bedroeg het totaal aantal energielabels voor huurwoningen 1.820.001 en voor koopwoningen 155.629. Het percentage van de transacties in 2011 waarbij er een label aanwezig was bedroeg 12,7%. Eind 2011 was er gemiddeld bij 12,3 % van alle transacties in de periode 2008 t/m 2011 waarbij een bestaande woning verkocht werd een label aanwezig. Conclusies In de particuliere woningenmarkt zijn weinig woningen gelabeld, hier valt nog veel winst te halen; Woningcorporaties hebben vrijwel al hun bezit gelabeld en kunnen daarmee focus aanbrengen in renovatieplannen.
3.2. Moeilijke en onzekere tijden voor de bouwsector De bouw in Nederland staat al een aantal jaren onder druk. Tot nu toe heeft de crisis aan circa 40.000 mensen in de bouw hun baan gekost en voor komend jaar is de verwachting dat daar nog eens 27.000 werklozen bijkomen in deze sector. Dit geeft duidelijk aan dat er wat aan de hand is in de Nederlandse bouwsector. Woningcorporaties zijn belangrijke opdrachtgevers voor de bouwsector. Ze zijn een van de belangrijke aanjagers van de woningbouw- en renovatiewerkzaamheden. Door de forse gevolgen van het regeerakkoord van Rutte II voor deze branche, heroriënteren de woningcorporaties zich op hun beleid. Veel nieuwbouwprojecten en renovatieplannen zijn uitgesteld en worden doorgeschoven naar de toekomst. De gewenste investeringen in de woningbouw zullen naar alle waarschijnlijkheid nog even op zich laten wachten. Ook het half februari 2013 gepresenteerde Woonakkoord lijkt niet de gewenste veranderingen in de sector te bewerkstelligen. Naast de woningencorporatie is ook de particuliere woningeigenaar voorzichtig met grote uitgaven. Koop en verkoop van woningen verlopen langzaam. Tegelijk heeft dit tot gevolg dat mensen langer in hun huidige woning blijven wonen en mogelijk wel gaan verbouwen. Dit laatste is een kans voor woningverbetering en het nemen van energiebesparingsmaatregelen. Verbouw is een natuurlijk moment voor aanpassingen die daarna voor lange tijd niet meer mogelijk zijn. Goede voorlichting van de woonconsument en onafhankelijke informatievoorziening zoals door SLIM wonen met energie is daarbij van groot belang. Conclusies Nieuwbouwproductie stagneert, dus het gebouwenplan focussen op nieuwbouw is, hoewel op zich nuttig, weinig effectief; Woningcorporaties heroriënteren zich op de gevolgen van het nieuwe Regeer - en Woonakkoord. Nieuwbouwplannen worden opgeschort en renovatieplannen heroverwogen; Particuliere woningeigenaar blijft gewenst of ongewenst langer in de huidige woning wonen. Aandacht voor en vraag naar energiebesparingsmaatregelen groeit langzaam. Onafhankelijke voorlichting blijft belangrijk.
Pagina 8 van 18
PROVINCIAAL GEBOUWENPLAN 2013 -2015 Uitvoeringsprogramma 2013
Programma Energie
3.3. Energiebesparing en werkgelegenheid In opdracht van Ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft SEO Economisch Onderzoek de effecten van energiebesparing op de werkgelegenheid in de gebouwde omgeving onderzocht. Het resultaat hiervan is in december 2012 gepresenteerd. De studie brengt de werkgelegenheidseffecten in kaart voor twee scenario’s betreffende energiebesparing in de gebouwde omgeving. De scenario’s zijn: 1. Er wordt circa twee procent energiebesparing per jaar gerealiseerd in de periode tot 2020. Dit komt overeen met een landelijke investering in energiebesparing van € 2,5 miljard per jaar; 2. Er wordt een 2-procent-plus doelstelling per jaar nagestreefd, waarbij aangenomen is dat het label van alle koopwoningen wordt opgewaardeerd naar C en dat van huurwoningen naar B. Dit betekent landelijk een extra jaarlijkse investering in energiebesparing van € 4 miljard. De conclusie van het rapport is dat de investering in extra energiebesparing in de gebouwde omgeving een fors aantal extra banen oplevert, te weten ongeveer 50.000 extra banen in scenario 1 en ruim 82.000 banen in scenario 2 voor de periode 2013 – 2020. Conclusie De vraag naar energiebesparing en het stimuleren ervan heeft positieve effecten op de werkgelegenheid in de bouwsector.
3.4. Energiearmoede Door de stijgende energieprijzen maken de energiekosten een steeds groter deel uit van de woonlasten van huurders en woningeigenaren. Uit een onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen, in opdracht van Agentschap NL, is af te leiden dat een belangrijk deel van de huishoudens in Noord- en Oost Groningen te maken heeft met energiearmoede. Er is sprake van energiearmoede als een huishouden een achterstand heeft bij het betalen van de gas- en/of elektriciteitsrekeningen. Gezien de ontwikkeling van energiearmoede en de invloed ervan op huishoudens is het ook van sociaal belang dat het energieverbruik omlaag gaat. Dit geldt niet alleen voor individuele huishoudens, maar speelt ook op een hoger maatschappelijk niveau bij scholen, dorps- en gemeentehuizen en ander (maatschappelijk) vastgoed.
Pagina 9 van 18
PROVINCIAAL GEBOUWENPLAN 2013 -2015 Uitvoeringsprogramma 2013
Programma Energie
Afbeelding 1: betalingsachterstanden op gas en elektra per 1000 inwoners. Bron: ESDN, bewerking Wisse Veenstra (Rijksuniversiteit Groningen), Bewerking: provincie Groningen NB in de rode gebieden kan 3% van de huishoudens de energierekening niet betalen.
Conclusies Een deel van de provincie Groningen heeft te maken met energiearmoede; Energiearmoede komt in een groot deel van de krimpgebieden voor; Het toepassen van energiebesparingsmaatregelen kan een positief effect hebben op het remmen van energiearmoede; Tegelijk stimuleert het de werkgelegenheid in de krimpgebieden.
Pagina 10 van 18
PROVINCIAAL GEBOUWENPLAN 2013 -2015 Uitvoeringsprogramma 2013
Programma Energie 4. Provinciale rol en samenwerking In dit hoofdstuk bakenen we de rol van de Provincie Groningen in het Gebouwenplan af tot daar waar we als provincie een duidelijke meerwaarde hebben en het verschil kunnen maken. We bouwen zelf geen huizen en we hebben niet de financiële mogelijkheden om subsidies te verstrekken. Maar met een integrale aanpak kan onze organisatie wel belangrijke speler in het veld zijn. We gaan door met de strategie van de succesvolle lijnen uit het woningenplan. Daarnaast gaan we ons richten op het faciliteren van nieuwe initiatieven. We bundelen relevante informatie en delen deze. We gaan kennisontwikkeling ondersteunen en verspreiden. We creëren verbindingen, die zonder ons niet of minder snel tot stand komen. Maar ook het opzetten en het (laten) uitvoeren van regelingen, (zoals de regeling ''asbest eraf, zonnepanelen erop'', bij agrariërs) vormt een onderdeel van het plan. Daarnaast gaan we een aantal projecten financieel ondersteunen. (Zo opent in 2013 een Duurzaamheidslening met behulp van Europees geld, zie bijlage 1, project 3.2) en blijven we allert op de mogelijkheden die zich voordoen. Kortom, onze rol is faciliterend, stimulerend, verbindend, uitvoerend, initiërend en samenwerking bevorderend. Provinciale rol Zoals gezegd is het onze doelstelling om aan de (energetische) kwaliteitsverbetering van de gebouwde omgeving te werken. In onderstaande figuur staat een generiek verbeterproces beschreven, waarin onze rol tot uiting komt.
Figuur 1: Generiek verbeterproces en provinciale rol
Het verbeterproces begint met het verzamelen van feiten (stap 1). Bijvoorbeeld: hoe staat de energetische prestatie van de Groninger scholen ervoor? Op basis van de verzamelde feiten stellen, in dit voorbeeld, de gemeenten en schoolbesturen in de volgende stap hun normen en waarden vast (stap 2). Bijvoorbeeld: welk energieprestatieniveau van scholen vinden we acceptabel en welk niveau niet? Wanneer die waarden zijn vastgesteld kan er bepaald worden wat er vervolgens gedaan moet worden. Bij welke scholen worden verbeteringen in uitvoering gebracht en bij welke niet (stap 3). Deze uitvoering moet dan gebeuren volgens de eerder vastgestelde waarden en normen. Of dit ook het geval is (geweest) onderzoeken we in de monitoringsfase (stap 4), waarmee eigenlijk de nieuwe feiten worden verzameld voor het verbeteringproces. De provincie kan een belangrijke rol spelen in het delen van de opgedane kennis en ervaring van de lokale projecten. In het figuur is ook per fase (in het groen) de rol voor de provincie weergegeven. In dit voorbeeld is dat de rol van de provincie bij het Scholenplan. Afhankelijk van het type project kan de rol van de provincie anders ingevuld worden.
Pagina 11 van 18
PROVINCIAAL GEBOUWENPLAN 2013 -2015 Uitvoeringsprogramma 2013
Programma Energie
4.1. Samenwerking Nog meer dan voorheen werken we voor de realisatie van onze ambities samen met de gemeenten binnen de provincie en met onze buurprovincies. Daarnaast werken we samen met landelijke organisaties zoals Agentschap NL. Zoals beschreven in hoofdstuk 3, is energietransitie niet meer alleen een milieuthema, het gaat ook over leefbaarheid en economie. We gaan bij dit thema het integraal werken binnen onze organisatie intensiveren. We blijven met woningcorporaties in gesprek en gaan de samenwerkingen aan om de goede voorbeelden zoveel mogelijk kans op navolging te geven. Hierbij gaat het erom de juiste kwaliteitseisen te stellen aan de renovatie of nieuwbouw opgave. De Regionale UitvoeringsDienst (RUD) krijgt een rol in de toetsting en handhaving van Bouw- & Woningtoezicht. Daarmee speelt de RUD ook een rol in de kwaliteitscontrole van woningen en gebouwen. We gaan vanuit het milieudomein een beleidskader opstellen, om er zorg voor te dragen dat de RUD een bijdrage kan leveren aan de realisatie van de provinciale doelstellingen. Kenniscentra zoals het Energiekenniscentrum van de Hanzehogeschool en de Energy Academy Europe gaan we waar mogelijk inzetten. Door de juiste informatie aan te reiken in de opleiding neemt de kwaliteit van toekomstige uitvoerders toe. Mogelijke samenwerkingspartners zijn de zorginstanties in onze provincie. Deze organisaties hebben veel vastgoed in bezit dat aangepast moet worden en die een grote energiebesparingspotentie heeft. Naast de grote ziekenhuizen denken we dan vooral aan verzorgingshuizen.
Pagina 12 van 18
PROVINCIAAL GEBOUWENPLAN 2013 -2015 Uitvoeringsprogramma 2013
Programma Energie 5. Conclusies en projecten op hoofdlijnen Op basis van voorgaande hoofdstukken beschrijven we hier de voornaamste conclusies die hieruit getrokken zijn. Deze conclusies vormen de basis voor het nieuwe Gebouwenplan.
5.1. Conclusies De belangrijkste conclusies uit de analyse van hoofdstuk 4 geven richting aan de invulling van het gebouwenplan voor de komende jaren. De belangrijkste conclusies zijn: Er is nog steeds veel energie te besparen in de gebouwde omgeving; Gezien de slechte omstandigheden in de nieuwbouw en de grootste besparingspotentie ligt de focus op de bestaande bouw; De particuliere woningeigenaar is een lastig te benaderen, maar belangrijke doelgroep; De particuliere woningeigenaar lijkt eerder geneigd tot de aanschaf van zonne-panelen, dan tot het investeren in "onzichtbare" energiebesparingsmaatregelen; Professionele opdrachtgevers zoals provincie, gemeenten en woningcorporaties kunnen ondanks de beperktere financiële middelen nog steeds een belangrijke rol spelen, door als opdrachtgever voor nieuwbouw of renovatie van energiebesparing een belangrijk onderwerp te maken; De vraag naar energiebesparing en het stimuleren ervan heeft positieve effecten op de werkgelegenheid in de bouwsector. Een deel van de huishoudens in de provincie Groningen heeft te maken met energiearmoede; Energiearmoede komt in een groot deel van de krimpgebieden voor; Het toepassen van energiebesparingsmaatregelen en het opwekken van duurzame energie kan een positief effect hebben op het remmen van energiearmoede;
5.2. Projecten op hoofdlijnen Op basis van voorgaande conclusies zal het Provinciaal Gebouwenplan zich, zolang de nieuwbouw niet aantrekt, voornamelijk richten op de bestaande gebouwenvoorraad. Wat betreft het type gebouwen kiezen we vooral voor woningbouw en ‘maatschappelijk vastgoed’. Denk hierbij aan de eigen gebouwen van provincie en gemeente, (basis)scholen, sporthallen, zwembaden en zorgcomplexen. Wanneer zich specifieke trajecten aandienen, pakken we de overige utiliteitsmarkt ook op. Binnen de energietransitie richten de projecten zich vooral op de eerste twee stappen van de Trias Energetica: te weten energiebesparing en duurzame energieopwekking (in willekeurige volgorde). De Trias Energetica is een nationaal geaccepteerde aanpak voor het verlagen van het energieverbruik. Hierbij werkt men eerst aan energiebesparing, vervolgens aan duurzame energie opwekking en tenslotte aan het efficient omgaan met fossiele brandstoffen. De provincie Overijssel zet in op de Trias Psychologica: Eerst een positieve ervaring met zelf duurzame energie opwekken en daarna energie besparen: "Hé mijn energiemeter loopt achteruit! Wat kan ik nog meer zelf doen?" Overijssel heeft goede ervaringen met deze volgorde. Daar waar mogelijk, bijvoorbeeld in nieuwe ISV-projecten, gaan wij deze aanpak ook voorleggen. Op het gebied van duurzame energieopwekking is het Rijk het project Asbestdaken van boerderijen vervangen door zonnecellen (PV-panelen) voor elektriciteitsopwekking gestart. De uitvoering van dat project valt onder het Provinciaal Gebouwenplan.
Pagina 13 van 18
PROVINCIAAL GEBOUWENPLAN 2013 -2015 Uitvoeringsprogramma 2013
Programma Energie
Voor de particuliere woningeigenaar dragen we onze kennis en ervaring over aan de grote gemeenten en blijven we zijdelings betrokken bij :SLIM woningen met energie. Daarnaast zal er in 2013 een duurzaamheidslening geopend worden. Met de Helpende Hand geven we invulling aan lokale energiebesparingsinitiatieven. Het scholenplan loopt door tot eind 2013. Vanaf 2014 zetten we die kennis en ervaring in voor de zorgsector. We onderzoeken de mogelijkheid van het oprichten van een bouwkwaliteitsteam (Q-team) bij de RUD ter ondersteuning van BWT op het gebied van de energieprestatie van gebouwen bij de gemeenten. Op dit moment ontbreekt voor de Groninger gemeenten een borging van onderlinge samenwerkingafspraken en afspraken met de provincie, evenals een concreet uitvoeringskader om de klimaat- en energiedoelstellingen van de gemeenten te halen. De gemeenten hebben elkaar en de provincie nodig om kennis en capaciteit te bundelen. De gemeenten hebben het (kennis)netwerk van de provincie nodig om verbindingen te leggen tussen de publieke partijen onderling en tussen publieke en private partijen. De provincie heeft de gemeenten nodig om plannen te realiseren. Daarom gaan we met de gemeenten een Koepelovereenkomst Energie 2013-2015 opstellen. Wanneer de Koepelovereenkomst Energie tot stand komt zal energietransitie in de gebouwde omgeving hier onderdeel van uitmaken. Daarnaast stimuleert de provincie samenwerking met kennisinstellingen en spannen we ons in voor het binnenhalen van Europese en nationale subsidies en regelingen met betrekking tot energietransitie in de gebouwde omgeving. In de Uitvoeringsprogramma's van het Provinciaal Gebouwenplan worden de specifieke projecten per jaar nader uitgewerkt. Het uitvoeringsprogramma van 2013 is opgenomen in bijlage 1. In 2014/2015 zullen een aantal projecten uit 2013 doorlopen. Daarnaast zal de focus gericht worden op: Verzorgingshuizen op basis van de aanpak van het Scholenplan; Q-team, mogelijk in samenwerking met RUD; E-neutraal renoveren: aantrekken van Europese subsidie in samenwerking met buurprovincies en/of internationale parters. Daarnaast zal een oriëntatie plaatsvinden op de volgende projecten:
Orientatie op de energietransitie bij overige utiliteitsgebouwen. Visueel aantrekkelijke zonnepanelen; kunnen zonnepanelen er ook mooi uitzien? Mogelijke partners hierbij zijn de Academie van Bouwkunst, Academie Minerva en Libau. PV-prive. In Noord-Holland zijn goede ervaringen opgedaan met een groepsaankoop van een zonnepanelensysteem: "SamenZonneEnergie". Kennisontwikkeling over mogelijke belemmeringen van het huidige netwerk bij het toepassen van zonneenergie. Blauwestad: oriëntatie op tijdelijke energie-neutrale nieuwbouw.
Tenslotte laat het Gebouwenplan ruimte voor energiebesparende projecten in de gebouwde omgeving die zich in de toekomst aandienen.
Pagina 14 van 18
PROVINCIAAL GEBOUWENPLAN 2013 -2015 Uitvoeringsprogramma 2013
Programma Energie
6. Planning en capaciteit 2013 - 2015 De looptijd van het Provinciaal Gebouwenplan en daarmee van de geplande projecten is 3 jaar (2013 tot en met 2015). Per project is bekeken wanneer het wenselijk is dit project te starten en is een inschatting gemaakt van de looptijd en de benodigde capaciteit (projectbegeleiding vanuit de provincie). In tijd uitgezet betekent dit de volgende benodigde capaciteit:
Project
2013
2014
1) SLIM wonen met energie
400
100
2) Duurzaamheidlening
200
40
20
3) Ondersteuning woningverbeteringpilotes
160
250
250
4) Voortzetting scholenplan
200
20
5) Oriëntatie energieneutrale school
100
100
20
6) Asbestdaken eraf, zonnecellen erop
200
50
50
7) Helpende Hand
150
50
100
8) Diverse Koepeldeal projecten
100
100
100
9) Leefbaarheid en energietransitie
160
300
300
10) Zonneatlas
40
40
11) Warmtenetten
20
20
20
12) Energie en Binnenklimaat verzorgingshuizen
30
230
220
13) Opstarten Q-team RUD
20
70
40
14) Energieneutraal renoveren
20
200
350
15) Energietransitie overige utiliteit
40
150
16) Visueel aantrekkelijke zonnepanelen
60
40
60
50
40
50
17) PV-privé
20
18) Kennisontwikkeling huidige netwerk/ zonne-energie
2015
19) Blauwestad: oriëntatie op tijdelijke nieuwbouw
20
50
60
15) Projectmanagement
380
400
400
20) Projectondersteuning
580
580
580
Totaal aantal uren
2800
2800
2800
Pagina 15 van 18
PROVINCIAAL GEBOUWENPLAN 2013 -2015 Uitvoeringsprogramma 2013
Programma Energie 7. Kosten en budget 2013 - 2015 In deze paragraaf wordt aangegeven welk budget nodig is voor het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten. Ook is de reeds beschikbare financiering opgenomen. Per jaar is een budget beschikbaar van € 175.000 voor de periode 2013 t/m 2015. Dit budget bestaat uit € 125.000 per jaar structureel en € 50.000 per jaar intensivering zoals vastgelegd in het Coalitieakkoord. Ook is er nog een deel van het budget 2012 € 52.388 via overboeking beschikbaar gesteld in 2013. Aanvankelijk is besloten (voordracht 44) de uitvoering van het revolverend fonds LDEB's ten laste te brengen van het eerste woningenplan. De inzet hiervoor dient echter te worden gefinancierd uit het budget initiatieven vergroenen energievoorziening dorpen/buurt. Tot slot wordt conform voordracht 44 een deel van het budget € 31.458 (0,4 fte schaal 10) voor de jaren 2013 t/m 2015 beschikbaar gesteld voor de uitvoering van het lichtmastenplan. Hieronder een overzicht van de beschikbare middelen.
Budget 650414 (100.000 woningenplan)
2013
2014
2015
Totaal
227.388
175.000
175.000
577.388
Correctie 2012 Revolverend fonds
36.018
36.018
formatie tbv AKP MB voor lichtmastenplan
-31.458
-32.402
-33.374
-97.234
Totaal beschikbaar
231.948
142.598
141.626
516.172
Per project is een inschatting gemaakt van de kosten. Voor 2013 hebben we inzicht in de externe kosten. Daarom is voor 2013 een onderscheid gemaakt voor de kosten welke drukken op het budget voor het Gebouwenplan (eigen middelen) en externe kosten (zoals rijkssubsidie, Europese subsidie, POP etc.). Bij de beschrijving van de projecten van 2013 (bijlage 1) is opgenomen wat de externe middelen zijn. Deze zijn niet meegenomen in de onderstaande tabel. In dit Gebouwenplan wordt uitgegaan van de periode 2013-2015, hoewel de programmaperiode 2012-2015 is. In 2012 was het Gebouwenplan nog niet beschikbaar maar zijn wel alvast activiteiten onder de noemer van het Gebouwenplan uitgevoerd vooruitlopend op de vaststelling. Deze zijn niet meegenomen in onderstaande tabel.
Pagina 16 van 18
PROVINCIAAL GEBOUWENPLAN 2013 -2015 Uitvoeringsprogramma 2013
Programma Energie
projecten gebouwenplan
2013
SLIM wonen met energie Duurzaamheidlening
2014
2015
Totaal
30.000
30.000
-
0
Ondersteuning woningverbeteringpilots
10.000
Voortzetting scholenplan
85.500
Oriëntatie energieneutrale school
10.000
40.000
40.000
90.000 85.500
10.000
20.000
Asbestdaken eraf, zonnecellen erop
0
Helpende Hand(€215.000 vastgesteld door GS)
[2]
0
Diverse Koepeldeal projecten
20.000
20.000
20.000
60.000
Verkenning leefbaarheid en energietransitie
10.000
10.000
10.000
30.000
Verkenning Zonneatlas
10.000
10.000
20.000
Warmtenet Hoogezand-Sappemeer
0
Geothermie (warmtenet) gemeente Groningen
10.000
[1]
Business Analyse Warmtenet Europark 50%
10.000
23.500
Energie en Binnenklimaat Verzorgingstehuizen Opstarten Q-team RUD Energieneutraal renoveren
23.500 25.000
25.000
50.000
5.000
5.000
10.000
10.000
20.000
30.000
30.000
30.000
Energietransitie overige utiliteit Visueel aantrekkelijke zonnepanelen
5.000
PV-privé
7.000
5.000
12.000
Kennisontwikkeling huidige netwerk/ zonne-energie
5.000
5.172
10.172
147.000
160.172
516.172
Totaal
209.000
5.000
[1] Totale kosten Business Analyse Warmtenet Europark € 50.000,-. (Uit combinatie budget Woningplan/LDEB/krediet EV/BBE/GG) [2] Het project Helpende Hand wordt betaald uit middelen vanuit het vorige plan (100.000 woningenplan)
Deze uitwerking is indicatief. De detailuitwerking vindt jaarlijks plaats in het uitvoeringsprogramma.
Pagina 17 van 18
PROVINCIAAL GEBOUWENPLAN 2013 -2015 Uitvoeringsprogramma 2013
Programma Energie 8. Monitoring en evaluatie De evaluatie van de uitvoering van dit projectplan draait mee in de cycli van het Energie Programma 2012-2015. Dit betekent dat er eind 2013 een tussenevaluatie plaatsvindt. Context
Registratie van de projecten en de geboekte resultaten: Registratie in excel (DWA CO2 monitoring) per project van: - korte beschrijving project - jaarlijkse energiebesparing - jaarlijkse CO2- reductie - investering en besparing van jaarlijkse exploitatiekosten
Resultaat
Overzicht van de resultaten voortvloeiend uit het Provinciaal Gebouwenplan
Rol provincie
Uitvoerend
Werkzaamheden
Opvragen resultaten en deze periodiek invoeren in Excel en het bijhouden van de gegevens
Startdatum en looptijd
PM
Planjaren
PM
Externe kosten
€0
Uren intern
60 uur per jaar
Projectpartners
n.v.t.
Communicatie kansen
PM
9. Communicatie Wat betreft communicatie sluit dit projectplan aan bij de lijn die in het Communicatieplan Programma Energie 2012 – 2015 is uitgezet.
Pagina 18 van 18