Provinciaal blad van Noord-Brabant ISSN: 0920-1408
Onderwerp
Beleidsregel verontreinigde waterbodems de Kempen Noord-Brabant
Nummer
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;
Bijlage(n)
Gelet op artikel 28,37, 38, 39 en 63d t/m j van de Wet bodembescherming; Overwegende dat in het Meerjarenprogramma Actief Bodembeheer de Kempen 2005-2009 van 5 juli 2005, alsmede de besluiten van gedeputeerde staten van 10 februari 2004, nr. 972886 en 25 november 2003, nr. 972886, diverse uitgangspunten voor een gebiedsgerichte benadering zijn vastgesteld. Besluiten vast te stellen de volgende regeling: Begripsbepalingen Artikel 1 In dit besluit wordt verstaan onder: a. projectgebied Actief Bodembeheer de Kempen (ABdK): Brabants deel van het projectgebied de Kempen, omvattend de gemeenten Asten, Bergeijk, Best, Bladel, Boxtel, Cranendonck, Deurne, Eindhoven, Eersel, Hilvarenbeek, Heeze-Leende, Someren, Gemert-Bakel, Helmond, Laarbeek, Geldrop-Mierlo, Nuenen c.a., Waalre, Valkenswaard, Veldhoven, Reusel- De Mierden, Oirschot, Oisterwijk, Son en Breugel,Veghel, Sint-Oedenrode, SintMichielsgestel en Vught; c. herverontreinigingsniveau: niveau dat behoort bij het slib dat na de uitvoering van de werkzaamheden opnieuw bezinkt; d. watersysteem: kader gevormd door het waterhuishoudkundige systeem met zijn relevante omgeving, waarvan de begrenzing mede afhankelijk is van de functionele samenhangen waarop men de aandacht richt; e. waterbodem: bodem die zich binnen het watersysteem bevindt; f. interprovinciaal waterbodembeleid de Kempen: beleid zoals vastgelegd in de beleidsnotitie “Interprovinciaal waterbodembeleid in de Kempen”, zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 25 november 2003;
76/07 -
g. waterbodembeheerplan: plan waarin voor ( een begrensd deel van) een stroomgebied de visie over de aanpak van de aldaar aanwezige waterbodemverontreiniging is verwoord.
Nummer
76/07
Gevalsafbakening Artikel 2 De verontreiniging van de waterbodems in het projectgebied de Kempen geldt niet als één geval van (bodem)verontreiniging. Begrenzingen Artikel 3 Het interprovinciaal waterbodembeleid de Kempen geldt a. voor het aanpakken van de verontreinigde waterbodems binnen het projectgebied de Kempen; b. alleen voor verontreinigingen die toe te schrijven zijn aan de zinkertsverwerkende industrie in de Kempen. Het gaat hierbij om de stoffen cadmium, zink, lood en arseen; c. ook indien de waterbodem, naast een verontreiniging met de aan de zinkertsverwerkende industrie gerelateerde stoffen, verontreinigd is met stoffen die niet zijn toe te schrijven aan de historische zinkertsverwerkende industrie in de Kempen; d. ook voor locaties die in de huidige situatie (nog) niet behoren tot het watersysteem, maar die na een herinrichtingsproject wél tot het watersysteem gaan behoren; e. voor alle projecten die binnen het watersysteem in het projectgebied de Kempen worden uitgevoerd; f. voor onderhoudsbaggerwerken in de Kempen; g. voor de aanleg en het onderhoud van zandvangen/retentiebekkens. Waterbodembeheerplan Artikel 4 Een waterbodembeheerplan a. is nodig om het interprovinciaal waterbodembeleid de Kempen te operationaliseren voor een watersysteem; b. onderbouwt het herverontreinigingsniveau, dat binnen het interprovinciaal waterbodembeleid de Kempen als basisdoelstelling geldt voor de waterbodem; c. legt het herverontreinigingsniveau vast; d. wordt opgesteld door de waterkwaliteitsbeheerder, zijnde het waterschap; e. geldt voor Gedeputeerde Staten als toetsingskader voor het beoordelen van waterbodemsaneringsplannen.
2/6
Herverontreinigingsniveau Artikel 5 Bij het bepalen van het herverontreinigingsniveau moet gebruik gemaakt worden van de best beschikbare middelen zonder hierbij de aspecten tijd, geld en kwaliteit uit het oog te verliezen.
Nummer
76/07
Stand-still beginsel Artikel 6 Binnen het interprovinciaal waterbodembeleid de Kempen wordt het stand-still beginsel op gebiedsniveau gehanteerd. Inwerkingtreding Artikel 7 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst. Citeertitel Artikel 8 Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel verontreinigde waterbodems de Kempen Noord-Brabant.
Toelichting Algemeen In de Kempen is de waterbodem op veel plaatsen ernstig verontreinigd. Dat geldt met name voor de Dommel (in Noord-Brabant) en de Tungelroysebeek (in Limburg). De verontreiniging is een gevolg van activiteiten in het verleden van de zinkertsverwerkende industrie in Nederland en Vlaanderen. Het Projectbureau ABdK wil graag aan de slag met saneringen van waterbodems en heeft in het Meerjarenprogramma ABdK 2005 -2009 hiervoor ook middelen gereserveerd. Voor een goed verloop van de sanering is het echter noodzakelijk dat er over het beleid daaromtrent geen misverstanden bestaan en dat er een milieuhygiënisch verantwoorde sanering wordt uitgevoerd. Om dit te bereiken is in 2003 een maatwerkaanpak ontwikkeld voor het saneren van de waterbodems in de Kempen. Hierbij hebben de provincies Noord-Brabant en Limburg en de Waterschappen De Dommel en Peel en Maasvallei samengewerkt. Kern van de maatwerkaanpak is dat het herverontreinigingsniveau als bodemkwaliteitsdoelstelling geldt. Door de instroom van verontreinigd sediment vanuit Vlaanderen, door het opkwellen van verontreinigd grondwater en door het afspoelen van verontreinigde landbodems wordt de waterbodemkwaliteit nu, maar ook in de toekomst, negatief beïnvloed. Dit houdt in dat een sanering niet eeuwigdurend is/kan zijn. De dynamiek die inherent is aan watersystemen maakt dat, juist omdat er sprake is van een herverontreiniging, iedere verbetering van de bodemkwaliteit slechts tijdelijk is. 3/6
Nummer
Zoals uit de aanhef van deze regeling blijkt hebben Gedeputeerde Staten, zowel in de periode voorafgaand aan de vaststelling van het Meerjarenprogramma ABdK als in de periode daarna, op voorstel van het projectbureau ABdK, ingestemd met diverse uitgangspunten voor een gebiedsgerichte benadering. Voor de overzichtelijkheid en om te kunnen volstaan met een meer beknopte motivering in de beschikkingen is besloten het totaal van de gekozen benadering de vorm te geven van beleidsregels zoals bedoeld in titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht. Deze beleidsregels hebben in hoofdzaak betekenis voor de aanpak van de problematiek door het projectbureau ABdK in samenspraak met de waterschappen als directe belanghebbende. Het kan echter ook zijn dat een belanghebbende partij binnen het gebied, bijvoorbeeld in verband met ruimtelijke ontwikkeling, genoodzaakt is zelf handelingen te verrichten in de verontreinigde waterbodem. Ook dan kunnen de beleidsregels worden ingeroepen.
76/07
Artikelgewijs Artikel 1 Bijzondere vermelding verdient het feit dat het bereik van deze beleidsregels zich beperkt tot het Brabantse deel van het projectgebied. De provincie Limburg heeft voor wat betreft het Limburgs deel het interprovinciaal waterbodembeleid reeds als beleidsregel vastgesteld. Artikel 2 De gevalsafbakening (art. 1 Wbb) is van belang bij het uitoefenen van bevoegd gezag taken ingevolge de Wet bodembescherming (Wbb), zoals het toetsen en bepalen van de ernst en de mate van spoed. Bij besluit van 10 februari 2004, nummer 972886, is door Gedeputeerde Staten, gehoord het advies van de landsadvocaat, al besloten om het projectgebied De Kempen niet te beschouwen als één en hetzelfde geval van bodemverontreiniging. Dat maakt dat de ernst en de mate van spoed per uitvoeringsproject worden bepaald. Artikel 3 Het interprovinciaal waterbodembeleid de Kempen is opgesteld ten behoeve van de sanering van de waterbodems die door de zinkertsverwerkende industrie zijn verontreinigd. Het beleid geldt echter ook indien de waterbodem nog verontreinigd is met stoffen die niet kenmerkend zijn voor de historische zinkertsindustrie in de Kempen. Reden hiervoor is dat het in de prakrijk niet mogelijk is om de verontreinigingen afzonderlijk aan te pakken. De verontreinigingen worden daarom gelijk aangepakt en hierbij wordt een uniforme werkwijze gehanteerd voor het bepalen van het saneringsresultaat. Het beleid is ook van toepassing op locaties die momenteel nog niet behoren tot het watersysteem, maar die na een herinrichtingsproject wél tot het 4/6
watersysteem gaan behoren. Als gevolg hiervan kunnen gebieden die in de huidige situatie landbodem zijn maar die in het kader van een herinrichting deel gaan uitmaken van het watersysteem verontreinigd raken door de toekomstige instroom van verontreinigd sediment. Dat geldt ook voor gesaneerde gebieden. Dit is onvermijdelijk gezien de dynamiek van het watersysteem en de nog steeds instromende verontreiniging via diverse bronnen.
Nummer
76/07
De zandvangen zijn separaat benoemd omdat deze niet alleen fungeren als (tijdelijke) beveiligingsmaatregel, maar omdat hier een grote hoeveelheid van het verontreinigd sediment in bijeenkomt, zodat ze ook actief bijdragen aan het saneren van de watersystemen. Artikel 4 en 5 In het interprovinciaal waterbodembeleid de Kempen is vastgelegd dat het herverontreinigingsniveau als bodemkwaliteitsdoelstelling geldt. Dit is het niveau dat behoort bij het slib dat na de uitvoering van de werkzaamheden opnieuw bezinkt. Dit herverontreinigingsniveau is afhankelijk van de herverontreinigingsprocessen die kunnen optreden. Voorbeelden zijn: kwel van verontreinigd grondwater, erosie en sedimentatie, instroom vanuit België of belasting door diffuse bronnen. Deze processen zijn per watersysteem verschillend zodat ook het herverontreinigingsniveau per watersysteem zal verschillen. Daarom is in het interprovinciaal waterbodembeleid de Kempen vastgelegd dat het herverontreinigingsniveau per watersysteem bepaald moet worden. De waterkwaliteitsbeheerder is hiervoor verantwoordelijk. Het herverontreinigingsniveau wordt in het waterbodembeheerplan vastgelegd. Waar het gaat over waterbodemsaneringsprojecten op grond van de Wet bodembescherming geldt het waterbodembeheerplan tevens als saneringsonderzoek. Hierdoor geldt het waterbodembeheerplan voor Gedeputeerde Staten als toetsingskader voor het beoordelen van waterbodemsaneringsplannen. Artikel 6 Omdat het stand-still beginsel op gebiedsniveau wordt bekeken kan op een aantal plaatsen de huidige bodemkwaliteit verslechteren, maar zal op schaalniveau van het watersysteem de bodemkwaliteit niet verslechteren. Door de sanering zal de bodemkwaliteit zelfs verbeteren. Het stand-still beginsel op gebiedsniveau geldt ook voor het hergebruik van grond als bodemmateriaal. Grond die voldoet aan het herverontreinigingsniveau komt in aanmerking voor hergebruik als bodemmateriaal binnen het watersysteem, ook op plaatsen waar de kwaliteit van de toe te passen waterbodem slechter is dan de huidige kwaliteit van de bodem.
5/6
’s-Hertogenbosch, 1 mei 2007 Gedeputeerde Staten voornoemd,
de voorzitter J.R.H. Maij-Weggen
Nummer
76/07
de secretaris drs. W.G.H.M. Rutten
Nummer: 1291739 Uitgegeven, 23 mei 2007 De secretaris van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, drs. W.G.H.M. Rutten
6/6