Provinciaal blad 32
Uitgegeven 13 juni 2008
Provinciaal blad van Zuid-Holland 32 BELEIDSREGEL SUBSIDIËRING CLUSTERPROJECTEN ZUID-HOLLAND 2008 Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en op artikel 1:3a, lid 1, sub b, en artikel 1:40, lid 1, van de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland; Gelet op de Omnibusregeling voor provincies en gemeenten voor de staatssteunaspecten van subsidiemaatregelen gericht op Onderzoek, Ontwikkeling en Innovatie (OO&I); Besluiten: Vast te stellen: De Beleidsregel subsidiëring clusterprojecten ZuidHolland 2008 A.
Inleiding
De provincie Zuid-Holland wil een beleidsregel in het leven roepen om strategische innovatie binnen perspectiefvolle economische clusters tussen bedrijven en kennisinstellingen in de provincie verder tot ontwikkeling te brengen. Als voertuig hiervoor wil zij de samenwerking van bedrijven onderling en tussen bedrijven en kennisinstellingen op deze terreinen bevorderen. De provincie streeft in de beleidsregel naar het realiseren van grotere projecten, waarbij meerdere bedrijven en kennisinstellingen zijn betrokken. Het nieuwe Operationeel Programma voor WestNederland (Kansen voor West), waarbij een forse Europese bijdrage wordt voorzien voor de economie in de provincie Zuid-Holland kan een belangrijke kapstok worden voor het nieuwe clusterprogramma en de nu voorziene beleidsregel clusterprojecten. Het beleid van de provincie Zuid-Holland om samenwerking tussen bedrijven en instellingen binnen clusters te bevorderen verdient naast een financiële basis ook een goede juridische basis. Met het oog hierop is een aparte beleidsregel ontworpen. Deze beleidsregel wordt hier gepresenteerd. Naast de regels zelf, welke in het volgende hoofdstuk aan de orde komen, is tevens een Nota van Toelichting opgenomen, waarin
meer in detail ingegaan wordt op de achtergronden van het beleid en de afzonderlijke artikelen van de beleidsregel. Paragraaf 1:
Algemene bepalingen
Artikel 1 Hoofdstuk I van de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland is van toepassing, verder te noemen Asv, tenzij in deze anders is bepaald. Artikel 2 In deze beleidsregel wordt verstaan onder: a. Samenwerkingsproject: een voor de regio nieuwe en planmatige activiteit uitgevoerd door een combinatie van ondernemingen of ondernemingen en onderzoeksorganisaties gericht op industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling; b. ‘Industrieel onderzoek’: planmatig of kritisch onderzoek dat is gericht op het opdoen van nieuwe kennis en vaardigheden met het oog op de ontwikkeling van nieuwe producten, procédés of diensten, of om bestaande producten, procédés of diensten aanmerkelijk te verbeteren. Het omvat de vervaardiging van onderdelen van complexe systemen, die noodzakelijk is voor industrieel onderzoek, met name voor algemene validering van technologieën, met uitzondering van prototypes als bedoelt in punt c); c. ‘Experimentele ontwikkeling’: het verwerven, combineren, vormgeven en gebruiken van bestaande wetenschappelijke, technische, zakelijke en andere relevante kennis en vaardigheden voor plannen, schema's of ontwerpen van nieuwe, gewijzigde of verbeterde producten, procédés of diensten. Hieronder kan tevens de conceptuele formulering en het ontwerp van alternatieve producten, procédés of diensten worden verstaan. Deze activiteiten kunnen tevens het maken van ontwerpen, tekeningen, plannen en andere documentatie omvatten, mits zij niet voor commercieel gebruik zijn bestemd. De ontwikkeling van commercieel bruikbare prototypes en proefprojecten valt eveneens onder experimentele ontwikkeling, indien het prototype het commerciële eindproduct is en de productie ervan te duur is om alleen voor demonstratie- en validatie doeleinden te worden gebruikt.
2
Bij commercieel gebruik van demonstratie- of proefprojecten worden eventuele inkomsten die hieruit voortvloeien, op de in aanmerking komende kosten in mindering gebracht. De kosten van de experimentele ontwikkeling en het testen van producten, procédés en diensten komen eveneens in aanmerking, voor zover deze niet voor industriële toepassing of commerciële exploitatie kunnen worden gebruikt of geschikt gemaakt. Onder experimentele ontwikkeling wordt niet verstaan de routinematige of periodieke wijziging van bestaande producten, productielijnen, fabricageprocessen, diensten en andere courante activiteiten, zelfs indien deze wijzigingen verbeteringen kunnen inhouden. d. Samenwerkingsverband: een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband, bestaande uit tenminste drie, niet in een groep verbonden natuurlijke personen of rechtspersonen, onder wie ten minste twee ondernemingen waarvan minimaal een behoort tot de categorie kleine of middelgrote onderneming. e. Programma: Kansen voor West, Operationeel Programma Landsdeel West, Europees Fonds voor regionale Ontwikkeling 2007-2013; f. Regio: de gehele provincie Zuid-Holland; g. Ondernemer: een natuurlijke persoon of rechtspersoon (niet zijnde een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld), die een onderneming in stand houdt. h. Penvoerder: een deelnemer in het samenwerkingsverband die namens alle deelnemers in het samenwerkingsverband optreedt jegens de subsidieverstrekker en die een vestiging in de regio heeft. i. Systeeminnovatie: Innovatie, met betrekking tot een substantieel deel van het productie- of distributiesysteem van producten en diensten, dat gericht is op de versterking van de internationale concurrentiepositie van het gehele of een substantieel deel van het cluster. j. Doorbraakinnovatie: Innovatie met betrekking tot producten of diensten die gericht is op het toegang krijgen tot een substantiële nieuwe markt of het realiseren van een substantieel groter marktaandeel. k. Basis clusterproject: samenwerkingsproject van minimaal twee en maximaal 10 ondernemingen. l. Majeur clusterproject: samenwerkingsproject van minimaal 11 ondernemingen. m. Een onderzoeksorganisatie wordt gedefinieerd als een entiteit, zoals een universiteit of kennisinstelling, ongeacht haar rechtsvorm (publiekof privaatrechtelijke organisatie) of financieringswijze, die zich in hoofdzaak bezighoudt met het verrichten van fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek of experimentele
Uitgegeven 13 juni 2008
n.
o.
p.
q.
r.
s.
t.
ontwikkeling en het verspreiden van de resultaten daarvan door middel van onderwijs, publicaties of technologieoverdracht. Alle winst wordt opnieuw geïnvesteerd in die activiteiten, in de verspreiding van de resultaten daarvan, of in onderwijs. Ondernemingen die invloed over een dergelijke entiteit kunnen uitoefenen door middel van bijvoorbeeld aandeelhouders of leden, genieten geen preferente toegang tot de onderzoekscapaciteit van een dergelijke entiteit of tot de resultaten van haar onderzoek. Kennisinstellingen die voorkomen op de lijst van kennisinstellingen, zoals door SenterNovem wordt gehanteerd voor uitvoering van subsidieregelingen, worden in elk geval aangemerkt als onderzoeksorganisaties. De kleine of middelgrote onderneming wordt gedefinieerd als een zelfstandige onderneming die: a. minder dan 250 werknemers heeft en b. een jaaromzet heeft van niet meer dan € 50 miljoen en c. een balanstotaal van niet meer dan € 43 miljoen en waarvan minder dan 25% van het kapitaal in bezit is van één of meerdere ondernemingen die niet aan deze definitie voldoen, uitgezonderd publieke investeringsmaatschappijen, participatiemaatschappijen, of, mits geen controle wordt uitgeoefend, institutionele beleggers; d. voor de bepaling van het aantal werknemers, dat bij een onderneming in dienst is geldt als peildatum de dag van indiening van de aanvraag en worden deeltijdwerkers naar evenredigheid van de met hen overeengekomen arbeidsduur in aanmerking genomen. Zelfstandige onderneming: een onderneming die niet als partneronderneming of verbonden onderneming als omschreven in de toelichting op de Omnibus Decentraal Regeling wordt aangemerkt. Omnibus Decentraal Regeling: de Omnibusregeling voor provincies en gemeenten voor de staatssteunaspecten van subsidiemaatregelen gericht op Onderzoek, Ontwikkeling en Innovatie (OO&I). Arm’s lenghtbeginsel: de conditie dat partijen in een transactie onafhankelijk zijn van elkaar en op gelijke voet een contract sluiten. Collusie: een heimelijke verstandhouding om het opsporen van strafbare feiten te belemmeren. Product-/diensteninnovatie: innovatie gericht op het realiseren van nieuwe producten of diensten. Procesinnovatie: innovatie gericht op vernieuwing van productieprocessen.
Uitgegeven 13 juni 2008
Artikel 3 1. Gedeputeerde Staten, kunnen subsidie verstrekken voor de uitvoering van samenwerkingsprojecten op het gebied van industrieel onderzoek dan wel experimentele ontwikkeling binnen vier als prioritair aangemerkte clusters van economische activiteiten in de provincie Zuid-Holland, te weten transport en logistiek, greenports, life and health sciences en wateren deltatechnologie. 2. Voor subsidie komen uitsluitend samenwerkingsprojecten in aanmerking die: a. voldoen aan de eisen die zijn opgenomen in het programma en b. worden uitgevoerd in de regio en c. waarvan meer dan 50% van het aantal deelnemers een fysieke vestiging in de regio hebben die betrokken is bij de uitvoering van het project, en d. worden uitgevoerd en voltooid binnen een periode van twee jaar na het afgeven van de beschikking tot subsidieverlening, en e. waarbij geen onderneming deelneemt die meer dan 70% van de in aanmerking komende kosten voor zijn rekening neemt. 3. De samenwerkingsprojecten moeten primair gericht zijn op het realiseren van z.g. doorbraakinnovaties of systeeminnovaties die de internationale concurrentiepositie van een (groot) deel van de bedrijven in een economisch cluster versterken. 4. In afwijking van artikel 1:5 van de Asv wordt subsidie uitsluitend verstrekt aan de penvoerders van samenwerkingsverbanden. Artikel 4 1. De subsidie wordt berekend volgens het bepaalde in het tweede lid, doch bedraagt ten hoogste € 3 miljoen voor majeure clusterprojecten en ten hoogste € 1 miljoen voor basis clusterprojecten. 2. De subsidie wordt als volgt berekend: a. 15% van de subsidiabele kosten als algemene subsidie ten behoeve van het project. b. Een toeslag van 15% van de subsidiabele kosten indien het een majeur clusterproject betreft. c. Een toeslag van 10% van de subsidiabele kosten bij een deelname van meer dan 15% in de subsidiabele kosten van een of meerdere onderzoeksorganisaties. d. Een toeslag van 10% van de subsidiabele kosten van deelnemende MKB-bedrijf(ven). De subsidie wordt bepaald op basis van de kosten en kenmerken van de individuele deelnemers aan het project met een vestiging in de regio. Voor wat betreft punt b geldt dat deel-
3
nemers met een vestiging buiten de regio meetellen voor het bepalen of er sprake is van een majeur cluster project. 3. Geen subsidie wordt verstrekt voor kosten van deelnemers die een aandeel van 5% of minder hebben in de subsidiabele kosten voor projecten tot en met € 1 miljoen. Voor projecten boven € 1 miljoen totale projectkosten bedraagt dit percentage 2,5 %. 4. Indien ter zake van de projectkosten of een deel daarvan al door een bestuursorgaan of de Commissie van de Europese Gemeenschappen subsidie is verstrekt, wordt slechts een zodanig percentage aan subsidie verstrekt, dat het totale percentage en bedrag aan subsidie niet meer bedraagt dan het bedrag als gevolg van het eerste lid en het totale percentage als gevolg van het tweede lid. 5. Geen subsidie wordt verstrekt, indien voor het samenwerkingsproject in het kader van de Beleidsregel subsidiëring Clusterprojecten ZuidHolland al subsidie is verstrekt. Artikel 5 1. Als subsidiabele kosten worden uitsluitend de volgende rechtstreeks aan het project toe te rekenen kosten in aanmerking genomen: 1) het aantal door het direct bij het project betrokken personeel gemaakte uren vermenigvuldigd met het in het tweede lid bedoelde integrale uurtarief dat de subsidieontvanger hanteert voor dat personeel, dan wel de loonkosten en de algemene indirecte kosten bedoeld in het derde lid; 2) kosten verbonden aan huisvesting en het gebruik van grond ten behoeve van het project; 3) kosten van het gebruik voor het project van machines en apparatuur die in het bezit zijn van een deelnemer aan het project of van derden, gebaseerd op onafhankelijke waardebepaling. Dit betreft afschrijvingskosten overeenkomend met de looptijd van het project en berekend volgens goede boekhoudpraktijk; 4) kosten van contractonderzoek, technische kennis en octrooien die tegen marktprijzen worden verworven bij of waarvoor een licentie wordt verleend door externe bronnen, mits de transactie conform het arms lenght-beginsel plaatsvond en er geen sprake is van collusie. Voorts ook kosten voor consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor de onderzoeksactiviteiten worden gebruikt;
4
Uitgegeven 13 juni 2008
5) extra algemene vaste kosten die rechtsreeks uit het onderzoeksproject voortvloeien; 6) andere exploitatiekosten, waaronder die voor materiaal leveranties en dergelijke producten, die rechtstreeks uit de onderzoeksactiviteit voortvloeien. 2. Het integrale uurtarief wordt berekend op basis van een bij de subsidieontvanger gebruikelijke en controleerbare methodiek, die is gebaseerd op bedrijfseconomisch en maatschappelijk aanvaardbare grondslagen. Het integrale uurtarief is samengesteld uit de directe personeelskosten en de indirecte kosten. Het integrale uurtarief betreft uitsluitend de kosten uit de gewone bedrijfsvoering en bevat geen winstopslag. 3. Indien geen integraal uurtarief wordt gehanteerd worden de volgende kosten in aanmerking genomen: a. Loonkosten van het bij de uitvoering van het project direct betrokken personeel, berekend op basis van het brutoloon volgens de loonstaat van de betrokken medewerkers, verhoogd met de wettelijke dan wel op grond van een collectieve arbeidsovereenkomst verschuldigde opslagen voor sociale lasten, met dien verstande dat wordt uitgegaan van 1.650 productieve uren per jaar uitgaande van een voltijds dienstverband. b. Algemene indirecte kosten (overhead) die gerelateerd zijn aan de loonkosten, of op basis van de werkelijke kosten van de uitgevoerde actie waarbij vooraf een goedgekeurde berekeningswijze bij de subsidieaanvraag wordt overgelegd. 4. De in het eerste, tweede en derde lid genoemde kosten zijn slechts toe te rekenen aan het project voor zover zij proportioneel en doelmatig zijn. Paragraaf 2: op de aanvraag
Aanvraag en beslissing
Artikel 6 1. In afwijking van art 1:30 ASV stellen GS per jaar een tijdvak vast voor het indienen van aanvragen voor subsidie. Voor het jaar 2008 is dit de periode 1 september tot en met 31 november. Naast een subsidieplafond kunnen GS nadere inhoudelijke voorwaarden voor de selectie van projecten en subsidieverlening vaststellen. Tevens kunnen GS verschillende subsidieplafonds vaststellen voor de vier clusters of voor de verschillende projectcategorieën:
basis-, majeure clusterprojecten, projecten met en projecten zonder onderzoeksorganisaties. Voor 2008 worden subsidieplafonds voor majeure- en basisprojecten van 3,0 miljoen respectievelijk 2,0 vastgesteld. 2. GS kunnen niet meer gelden beschikbaar stellen dan zij voor de uitvoering van deze beleidsregel ter beschikking krijgen. Artikel 7 1. De aanvraag wordt ingediend met behulp van het standaard aanvraagformulier 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:30, leden 3, 4, 5 en 6 en artikel 1:30a Asv gaat een subsidieaanvraag vergezeld van de volgende gegevens: a. een verklaring omtrent de getrouwheid van het financiële verslag of van de jaarrekening van de meest recente 2 jaren van de penvoerder; b. een getekende overeenkomst tussen de partners waarin de risicodragende samenwerking tussen de deelnemers in het samenwerkingsverband is geregeld en waarbij in de desbetreffende overeenkomst tenminste aandacht besteed moet zijn aan de volgende onderwerpen: • De partijen in het project, de aard van de partijen: mkb of onderzoeksorganisatie inclusief bewijsstukken hiervan en de aanwijzing van penvoerder. • De doelstelling van de technologische interactie. • De wijze van de technologische interactie tussen de verschillende partijen. • De duur van de technologische interactie. • De projectorganisatie. • De taken en bevoegdheden van de partijen. • De kennisinbreng van de partijen. • De rechthebbende op de projectresultaten. • De wijze waarop, door wie en waar de resultaten van het project gebruikt zullen worden. • De aansprakelijkheid van de deelnemers onderling waaronder de aanvaarding van de verplichtingen verbonden aan de subsidie indien verstrekt. • De verdeling van de kosten en de risico’s tussen de deelnemers. • De verdeling van de gevraagde subsidie over de deelnemers. • Sancties voor de deelnemers en onderlinge verrekening bij het niet nakomen van verplichtingen.
Uitgegeven 13 juni 2008
c. Een analyse waarin het stimulerende effect van de gevraagde subsidie wordt aangetoond zoals aangegeven in de Omnibus Decentraal regeling. Artikel 8: 1. In aanvulling op de artikelen 1:12 en 1:32 van de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland weigeren Gedeputeerde Staten de verlening van een subsidie: • Als het project niet binnen één van de prioritaire clusters valt. • Als de projectkosten niet hoger zijn dan € 500.000, =. • Als het project niet gerealiseerd worden in de regio. • Als het effect van het project niet aantoonbaar voor meer dan 50% neerslaat in de regio Zuid-Holland. • Het project niet voldoet aan de criteria van het Programma. • Het project niet technisch of economisch haalbaar is. • Het risicodragende karakter of de inhoud van de samenwerking tussen de deelnemers onvoldoende is. • Als naar hun oordeel het project niet binnen de looptijd van het programma kan worden uitgevoerd. • Als er gegronde vrees bestaat dat de betrokkenen het project niet kunnen financieren. • Als de uitvoering van het project is gestart voordat de subsidieaanvraag is ingediend of voordat op de subsidieaanvraag is beslist. • Als de aanvraag niet voldoet aan deze beleidsregel. 2. Gedeputeerde Staten kunnen de aanvragen voor subsidie rangschikken op basis van de volgende criteria: • Prioriteit wordt gegeven aan de projecten die relatief het meest bijdragen aan de criteria van het Programma volgens de formule Cip : Sp , CiPr SPr waarbij Cip de criteriumwaarde i van project p is, CiPr de criteriumwaarde i van de gehele Beleidsregel subsidiëring Clusterprojecten en waarbij Sp het subsidiebedrag van project p en SPr het totale beschikbare subsidiebedrag van de hele Beleidsregel subsidiëring Clusterprojecten is. In het Programma, en dus ook in de clusterprojecten, kunnen 7 verschillende criteria gehanteerd worden (zie onder: “Te bereiken resultaten”). Voor de puntentoekenning wordt het gemiddelde van de drie hoogste criteria genomen.
5
Voor dit berekende gemiddelde geldt de volgende puntentoekenning: kleiner of gelijk aan 0,5 0 punt 0,51 t/m 1 1 punt 1,01 t/m 2 2 punt 2,01 t/m 3 3 punt 3,01 t/m 4 4 punt 4,01 en meer 5 punt • Prioriteit wordt gegeven aan projecten die het meeste bijdragen aan de versterking van de internationale concurrentiepositie van het cluster van economische activiteiten. De score op het criterium versterking internationale concurrentiepositie wordt bepaald aan de hand van een beoordeling van de verwachte marktomvang en verwachte marktaandeel van het samenwerkingsverband samenhangend met product/ diensteninnovaties. Voor procesinnovaties gelden de verwachte percentage kostprijsdaling en het verwachte percentage omzetgroei als gevolg van de innovatie als indicatoren. De uitkomst is een toekenning van punten op een schaal van 1 - 5. Deze puntentoekenning zal door de Adviescommissie op basis van haar professional judgement plaatsvinden. • Prioriteit wordt gegeven aan de projecten met de grootste bijdrage aan een duurzame ontwikkeling. De score op het criterium duurzaamheid wordt bepaald door een beoordeling van het onderdeel “planet” in de duurzaamheidstoets van het OP West. De uitkomst hiervan is wel of niet een bijdrage aan een duurzame ontwikkeling de met bijbehorende scores van 2 en 0 punten. Naar mate aan een project in totaal meer punten zijn toegekend, wordt het hoger gerangschikt. Artikel 9 1. GS winnen over de aanvragen altijd het advies in van een in te stellen specifieke Adviescommissie Clusterregeling Zuid-Holland, in het vervolg Adviescommissie CRZH, in. 2. De Adviescommissie CRZH moet de aanvragen waaromtrent zij positief adviseert zodanig rangschikken dat een project hoger gerangschikt wordt naarmate het meer bijdraagt aan de in artikel 8, lid 2 genoemde rangschikkingcriteria
6
Uitgegeven 13 juni 2008
Artikel 10 1. Indien GS het advies van de Adviescommissie CRZH met betrekking tot de selectie of prioritering van de projecten niet op willen volgen dan wordt, voordat GS een definitief besluit nemen, de Adviescommissie CRZH opnieuw gehoord. 2. GS verdelen het beschikbare bedrag over de projecten, rekening houdend met de volgorde van rangschikking van de aanvragen door de Adviescommissie CRZH. Artikel 11 1 In afwijking van artikel 1:31 ASV beslissen Gedeputeerde Staten uiterlijk vier maanden na de sluitingsdatum voor het indienen van aanvragen. 2 Gedeputeerde Staten kunnen de beslistermijn met ten hoogste vier maanden uistellen. Van het uitstel wordt schriftelijk en gemotiveerd mededeling gedaan. Artikel 12 1. Een beschikking tot verlening van subsidie, bevat tenminste een vermelding van: a. het projectplan waarop de subsidieverlening betrekking heeft dan wel een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend; b. een raming van de projectkosten; c. het maximale subsidiebedrag en de verdeling daarvan over de deelnemers in het samenwerkingsverband; d. het tijdstip waarop het samenwerkingsproject moet zijn uitgevoerd; e. de tijdstippen waarop de provincie een inhoudelijke en financiële voortgangsrapportage van het project verwacht. 2. De beschikking bevat eveneens aanwijzingen omtrent financieel beheer en rapportage en het inrichten van een deugdelijke administratie en de vorm en inhoud van de voortgangsrapportages. 3. De penvoerder, stelt GS schriftelijk op de hoogte van de ontvangst van de beschikking en zijn akkoordverklaring met de inhoud. Paragraaf 3: deelnemers
Verplichtingen van de
Artikel 13 1. Aan alle deelnemers aan het samenwerkingsverband worden in de betreffende beschikking aan de in de artikelen 14 en 16 opgenomen verplichtingen opgelegd. De in artikel 15 opgenomen verplichtingen gelden slechts voor de penvoerder.
2. GS kunnen aan de subsidieverlening andere verplichtingen verbinden. Deze kunnen ook gelden voor de deelnemers aan het samenwerkingsverband, die niet als penvoerder zijn opgetreden. Artikel 14 1. De deelnemers voeren het samenwerkingsproject uit overeenkomstig de beschikking tot subsidieverlening . 2. De deelnemers voeren het project in de regio uit behoudens voorafgaande schriftelijke toestemming van GS voor gedeeltelijke uitvoering buiten de regio. 3. GS kunnen aan een schriftelijke toestemming als bedoeld in het tweede lid, voorschriften verbinden 4. De deelnemers zijn gehouden te voldoen aan de door de EU-commissie geformuleerde publiciteitsverplichtingen met betrekking tot door de Europese Commissie gesubsidieerde projecten. 5. Indien deelnemende partijen, die aangemerkt kunnen worden als aanbestedende diensten, opdrachten in de zin van de Aanbestedingsrichtlijn 2004/18/EG (artikel 1, lid 2 sub a) plaatsen bij derden, moeten zij zich houden aan de voorschriften van die Richtlijn of, daar waar de Richtlijn niet of slechts gedeeltelijk van toepassing is (zoals bij opdrachten onder de drempel of bij opdrachten voor 2B-diensten) aan de vereisten voortvloeiend uit het EGverdrag, met name aan de transparantieverplichting. Bij opdrachten waar sprake is van een grensoverschrijdend belang dienen de opdrachten geplaatst te worden met inachtneming van een passende mate van openbaarheid. De organisatie belast met de uitvoering van het project zal de deelnemende onderzoeksorganisaties op de genoemde verplichtingen wijzen Artikel 15 1. De penvoerder brengt in afwijking van artikel 1:33 Asv steeds per zes maanden aan GS schriftelijk verslag uit over de uitvoering van het samenwerkingsproject, met inbegrip van een vergelijking van die uitvoering met het projectplan dan wel met de in de beschikking tot subsidieverlening omschreven activiteiten en de bij de subsidieverlening vermelde raming van de projectkosten. 2. De penvoerder dient binnen 26 weken na het tijdstip waarop het samenwerkingsproject volgens de beschikking tot subsidieverlening moet zijn uitgevoerd bij GS een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in. GS kunnen een kortere periode dan 26 weken voorschrijven.
Uitgegeven 13 juni 2008
3. De aanvraag tot vaststelling wordt ingediend met gebruikmaking van het origineel van een ondertekend formulier, waarvan het model door GS wordt vastgesteld. 4. De aanvraag tot vaststelling gaat vergezeld van een rekening en verantwoording van de inkomsten en uitgaven van het samenwerkingsproject, een goedkeurende accountantsverklaring en een eindverslag over de uitvoering en de resultaten van het project evenals de inzet van de individuele deelnemers, overeenkomstig in het formulier is vermeld. In dit eindverslag wordt eveneens ingegaan op de bereikte en te verwachten effecten van het project voor de regio. Artikel 16 1. De deelnemers voeren een administratie die zodanig is ingericht, dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze alle projectkosten zowel voor het totaal als voor de individuele deelnemers kunnen worden afgelezen, gespecificeerd overeenkomstig de in de beschikking tot subsidieverlening onderscheiden kostensoorten, met dien verstande dat ter zake van de loonkosten een door middel van een sluitend systeem van tijdschrijven vastgestelde urenverantwoording per bij het project betrokken werknemer aanwezig dient te zijn. 2. Een deelnemer doet onverwijld, nadat een verzoek tot verlening van surséance van betaling aan of faillietverklaring van hem bij de rechtbank is ingediend, daarvan mededeling aan GS. 3. Een deelnemer doet onverwijld mededeling aan GS van een voornemen tot verhuizing van de vestiging naar een locatie buiten de regio. 4. De deelnemers voldoen aan hetgeen door GS dan wel de Management Autoriteit OP West als aangewezen toezichthouders wordt verzocht, voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor een goede uitvoering van deze beleidsregel omtrent: a. het verlenen van inzage in zakelijke gegevens en bescheiden; b. het maken van kopieën van de onder a. bedoelde gegevens en bescheiden; c. het verlenen van medewerking aan het verstrekken van gegevens door anderen.
7
De bevoorschotting is: e - 1 voorschot van 10% bij ontvangst van de akkoordverklaring met de beschikking tot subsidieverlening; e - 2 voorschot van 30% nadat het eerste voorschot aan subsidiabele kosten is uitgegeven en verantwoord op basis van de gerealiseerde uitgaven door de begunstigde door middel van een verslag als bedoeld in artikel 14, lid 4; e - 3 voorschot van 40% nadat minimaal 40% van de subsidiabele kosten is uitgegeven en verantwoord op basis van de gerealiseerde uitgaven door de begunstigde door middel van een verslag als bedoeld in artikel 14, lid 4. Artikel 18 1. Een verzoek om een voorschot wordt door de penvoerder ingediend gelijktijdig met het uitbrengen van een verslag als bedoeld in artikel 14, lid 4, tenzij het om een eerste voorschot gaat. 2. Een aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het origineel van een ondertekend formulier, waarvan het model door GS wordt vastgesteld. Paragraaf 5:
Overgang- en slotbepalingen
Artikel 19 1. Deze beleidsregel treedt, na subsidieverlening door de Management Autoriteit ten behoeve van de uitvoering van deze beleidsregel in werking met ingang van de dag volgend op de plaatsing in het Provinciaal blad. 2. Uiterlijk in 2011 zal een evaluatieonderzoek naar de effecten van de beleidsregel worden gehouden. Artikel 20 Deze regel wordt aangehaald als: Beleidsregel subsidiëring Clusterprojecten Zuid-Holland.
Den Haag, 27 mei 2008 Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, J. FRANSSEN, voorzitter M.J.H. VAN WIERINGEN-WAGENAAR, secretaris
Paragraaf 4:
Voorschotten
Artikel 17 Op een subsidie, ter zake waarvan een beschikking tot subsidieverlening geldt, kunnen voorschotten worden verstrekt.