PROTOCOL voor het omgaan met vermoedens van kindermishandeling bij Villa Lilla Dit is het protocol voor het omgaan met vermoedens van kindermishandeling bij 0-12 jarigen. Dit is bestemd voor de medewerksters van het kinderdagverblijf en de BSO. Inhoudsopgave 1. Protocol 2. Inhoudsopgave 3. Voorbeeld 4. Achtergrondinformatie 5. Inleiding 6. Verschillende vormen van kindermishandeling 7. Stappen
Jeffrey is bijna twee jaar en zit vanaf zijn derde maand op het kinderdagverblijf. Hij is een druk, chaotisch jongetje, dat veel valt en zich slecht kan concentreren. Hij zit vaak onder de blauwe plekken, maar je twijfelt eraan of dat allemaal van het vallen komt… Zo had hij een keer blauwe plekken in zijn knieholten en rare plekken op zijn bovenarmen. Vanochtend kwam zijn moeder hem te laat brengen met de mededeling dat ze het goed zat was en dat ze hem nooit meer kwam ophalen. Wat moet je daar nou mee? Kim is net drie en zit sinds een paar maanden bij je op het kinderdagverblijf. Ze is erg achter in haar spraak-en taalontwikkeling, speelt weinig met de andere kinderen en maakt vaak een lusteloze indruk. Ze ziet er onverzorgd uit. Midden in de winter loopt ze nog op sandalen. Je wilt het er eigenlijk met haar moeder over hebben, maar je weet niet goed hoe je dat het beste kunt aanpakken. Als leidsters heb je een rol in het signaleren van kindermishandeling binnen het kinderdagverblijf waar jij werkt. Naast het signaleren heb je ook een rol samen met anderen in het stoppen van de kindermishandeling. Het is belangrijk zeer zorgvuldig om te gaan met een kind (en zijn ouders), waarvan je denkt dat het mishandeld wordt. Dit protocol geeft je informatie over de manier waarop je met vermoeden van kindermishandeling om kunt gaan.
ACHTERGRONDINFORMATIE Onder de verantwoordelijkheid van een instelling waar met kinderen gewerkt wordt, valt ook het signaleren van kindermishandeling. Daarom moeten de medewerkers deskundigheid hebben op dit gebied. Zij moeten in staat zijn kindermishandeling te signaleren en weten hoe zij vervolgens moeten handelen. Mocht een medewerkster vermoeden hebben dat zijn/haar eigen collega de dader is bespreek dit dan ook zo snel mogelijk met één van de leidinggevenden/aandachtfunctionarissen Susanne Koomen of Paulien Abcouwer, deze heeft natuurlijk in ieder geval beroepsgeheim. Hier wordt het stappenplan schriftelijk besproken. Als je denkt dat een kind mishandeld wordt, wil je graag weten hoe je erachter komt of het echt zo is, en zo ja hoe je hiermee omgaat. Vaak twijfel je en voel je weerstand, omdat je moeite hebt met het feit dat een kind zoiets wordt aangedaan. Onderzoek en bespreek altijd je twijfels omdat het belangrijk is voor het kind. Het protocol kindermishandeling kan je hierbij helpen via een stappenplan leert je wat je moet doen.
INLEIDING Wat is kindermishandeling en wat niet? Hoe weet je of een kind mishandeld wordt of in minder gewenste opvoedingssituatie opgroeit? Het is van belang om een onderscheid te maken tussen kindermishandeling en minder gewenste opvoedingssituatie. Ieder ouder maakt immers wel eens fouten, is onredelijk of driftig en deelt wel eens een klap uit. De grens is vaak moeilijk te trekken, omdat dat wat je zelf kindermishandeling noemt, beïnvloed wordt door: -
je eigen normen en waarden; je opvoeding; de cultuur waarin je leeft.
Bij kindermishandeling is er echter altijd sprake van structureel, stelselmatig, steeds terugkerend geweld van de opvoeder(s) naar zijn/haar/hun kind(eren). De definitie die gehanteerd wordt door het Advies-en Meldpunt Kindermishandeling is. “Kindermishandeling is elke vorm van voor het kind bedreigende en gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard die de opvoeders het kind in de afhankelijkheidsrelatie actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade berokkend wordt aan het kind in de vorm van fysiek letsel en/of psychische stoornissen.” Onder deze definitie vallen ook verwaarlozing en onthouding van essentiële hulp, medische zorg en onderwijs en het getuige zijn van huiselijk geweld.
VERSCHILLENDE VORMEN VAN KINDERMISHANDELING -
-
lichamelijke mishandeling: het kind wordt geslagen, geschopt, geknepen, gebrand enz; lichamelijke verwaarlozing; het kind wordt (medisch) verzorging onthouden en/of het kind krijgt onvoldoende voedsel en kleding; geestelijke mishandeling; het kind wordt afgewezen, gekleineerd, geterroriseerd, aangezet tot afwijkend en/of anti-sociaal gedrag; aan het kind worden extreem hoge eisen gesteld. seksuele mishandeling; het kind wordt gedwongen seksuele handelingen te ondergaan en/of seksuele handelingen uit te voeren; huiselijk geweld, in een gezin waarin de ene ouder tegenover de andere ouder geweld gebruikt waar het kind getuige van is.
STAP 1 In kaart brengen van signalen Breng de signalen die een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling bevestigen of ontkrachten in kaart en leg deze vast. Leg ook de contacten over de signalen vast, evenals de stappen die worden gezet en de besluiten die worden genomen. Bij een vroegsignalering worden signalen gezien die duiden op een zorgelijke of mogelijk bedreigde ontwikkeling. Zelden zullen deze signalen direct duidelijkheid geven over de oorzaak zoals huiselijk geweld of kindermishandeling. Het is daarom verstandig uit te gaan van de signalen die je als pedagogisch medewerkster bij het kind of in de interactie tussen ouder en kind waarneemt. In de signalenlijst uit de handleiding vindt u een overzicht van de signalen. Maak bij het signaleren van huiselijk geweld of kindermishandeling gebruik van dit protocol kindermishandeling van het kinderdagverblijf Villa Lilla. Het is gebruikelijk om in deze fase in gesprek te gaan met de ouder tijdens haal-en brengmomenten. Tijdens het uitwisselen over de activiteiten van de dag, het kind en de feitelijkheden die je opvallen, krijg je een beeld waardoor je ook met informatie van de ouder de situatie in kaart kunt brengen. Ook bespreek je tijdens stap 1 dit geval met 1 van de aandachtsfunctionarissen, Susanne of Paulien. Daarnaast observeer je het kind in de groep en de ouder en het kind tijdens contactmomenten. Je verzamelt alle signalen waardoor je duidelijker krijgt of er zorgen zijn en welke zorgen dit zijn. Alle gegevens die te maken hebben met signaleren en handelen leg je schriftelijk vast. Gespreksverslagen kun je door betrokkenen laten ondertekenen. Hierdoor kun je later bij de inspectie kinderopvang verantwoording afleggen indien dit wordt gevraagd. Je kunt hiervoor een kinddossier aanleggen, welke in een gesloten kast (met slot) of digitaal (met wachtwoord) wordt bewaard. Dit vanwege privacygevoelige gegevens die je verzamelt. Leg in het kinddossier de volgende gegevens vast. Vermeld altijd datum, plaats, situatie en overige aanwezigen. Signalen die duidelijk maken welke zorgen u ziet, hoort of ruikt. Signalen die een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling bevestigen of ontkrachten. Contacten over deze signalen. Stappen die worden gezet. Besluiten die worden genomen. Vervolgaantekening over het verloop.
-
Worden ook hypothesen en veronderstellingen vastgelegd, vermeld dan uitdrukkelijk dat het gaat om een hypothese of veronderstelling later wordt bevestigd of ontkracht.
-
Vermeld de bron als er informatie van derden wordt vast gelegd.
-
Leg diagnoses alleen vast als ze zijn gesteld door een medewerker die hierin geschoold is (bijvoorbeeld een orthopedagoog)
-
Betreffen de signalen huiselijke geweld of kindermishandeling gepleegd door een medewerker, meld de signalen dan bij de leidinggevende of de directie, conform de richtlijnen. In dat geval is dit stappenplan niet van toepassing. U kunt via
[email protected] informatie en het protocol opvragen.
Omdat iedere pedagogisch medewerkster beroepsgeheim heeft is het natuurlijk van groot belang dat zorgelijke informatie over een kind, waar een pedagogisch medewerkster een vermoeden heeft van zorg, alleen besproken wordt met de vaste pedagogisch medewerksters van de groep waar het kind geplaatst is. Mochten er meerdere kinderen op verschillende groepen geplaatst zijn, is het van belang dat de zorg eerst besproken wordt met 1 van de aandachtfunctionarissen. Zij bespreken dan gezamenlijk of en hoe het besproken moet worden met alle pedagogisch medewerksters.
STAP 2 Overleg Bespreek je signalen met je collega’s en leidinggevenden. Je bespreek waarvoor je je zorgen maakt om het kind en waarom je denkt aan mishandeling. Gebruik werkaantekeningen en let op je beroepsgeheim! Je bespreekt: -
welke gegevens er zijn welke gegevens ontbreken en waarop eventueel nog geobserveerd kan worden wie een gesprek met de ouders gaat voeren wie de (eind) verantwoordelijkheid draagt voor de verdere aanpak vanuit het kinderdagverblijf een tijdsplanning: wie wat doet en wanneer
Externe organisatie en deskundigen
Je kunt vermoedens van en twijfel over het wel of niet mishandeld worden van het kind ook bespreken met een externe organisatie en/of deskundigen. Bij onderstaande personen/instanties kan (anoniem) om advies gevraagd worden over hoe de vermoedens van kindermishandeling verder kunnen worden aangepakt: -
het Advies-en Meldpunt Kindermishandeling; de verwijzer; als het gaat om een kind dat op sociaal/medische indicatie is geplaatst; het buurtnetwerk jeugdhulpverlening 0-12 jarigen; het consultatiebureau; de gezinsvoogd; in het geval van een OTS (ondertoezichtstelling).
Noodsituaties Bij signalen die wijzen op acuut en zodanig ernstig geweld dat het kind of een gezinslid daartegen onmiddellijk moet worden beschermd, kunt u meteen advies vragen aan het Adviesen meldpunt Kindermishandeling. Komt men daar, op basis van de signalen, tot het oordeel dat onmiddellijke actie is geboden, dan kunt u zo nodig in het zelfde gesprek een melding doen zodat op korte termijn de noodzakelijke acties in gang kunnen worden gezet. In noodsituaties kunt u overigens ook contact zoeken met de crisisdienst van het Bureau Jeugdzorg en/of de politie vragen om hulp te bieden. STAP 3 Met ouders praten Het is belangrijk om de zorgen die je hebt over een kind met de ouders te bespreken. Maar als je denkt aan kindermishandeling, is zo’n oudergesprek moeilijk. De medewerkers van het AMK (Advies-en Meldpunt Kindermishandeling) kunnen je advies geven, op welk moment en op welke wijze een apart gesprek met de ouders het beste gehouden kan worden en wie dit het beste kan doen. 1. 2. 3. 4.
Leg de ouders het doel uit van het gesprek. Beschrijf de feiten die u hebt vastgesteld en de waarnemingen die u hebt gedaan. Nodig de ouder uit om een reactie hierop te geven. Kom pas na deze reactie zo nodig en zo mogelijk met een interpretatie van hetgeen u hebt gezien, gehoord en waargenomen. In geval van een vermoeden van vrouwelijke genitale verminking (meisjesbesnijdenis) of eergerelateerd geweld neemt u met spoed contact op met het AMK. 5. Leg het gesprek vast en laat het indien mogelijk ondertekenen door alle betrokkenen.
Het doen van een melding bij het AMK zonder dat de signalen zijn besproken met de ouder, is alleen mogelijk als: -
De veiligheid van de ouder, die van u zelf, of die van een ander in het geding is; of Als u goede redenen hebt om te veronderstellen dat de ouder door dit gesprek het contact met u zal verbreken en het kinderdagverblijf zal verlaten.
Bij het vragen van advies aan het AMK geldt dit niet, advies vragen mag altijd anoniem.
STAP 4 BESLISSING De verdere aanpak is afhankelijk van de uitkomst van de gesprekken van de betrokkenen (overleggroep en ouders). Er zijn drie scenario’s mogelijk. A. B.
C.
De vermoedens van kindermishandeling zijn na overleg met de betrokkenen niet bevestigd en ook de zorgen over het kind bestaan niet meer. Na overleg met de betrokkenen blijft er ernstig twijfel bestaan; het is niet duidelijk of er wel of niet sprake is van kindermishandeling. In dit geval is het goed om de situatie rondom het kind een intern en/of extern overleg te bepreken. Het is wel belangrijk dat op een zeker moment besloten wordt tot ofwel afsluiten van de zaak. Vermijd het risico dat een gezin jarenlang achtervolgd wordt door vage vermoedens en onduidelijkheden. Het vermoeden van kindermishandeling blijkt na het gesprek met de betrokkenen gegrond en de zorg over het kind blijft bestaan. Doe dan melding bij het AMK. Het vermoeden hoeft niet bewezen te zijn! Als er in de overleggroep (eventueel na overleg met het AMK) besloten is dat de vermoedens van kindermishandeling gemeld gaan worden bij het AMK is het belangrijk dat dit, voor zover mogelijk, ook aan de ouders verteld wordt. Spreek duidelijk af wie de melding doet bij het AMK en wie het aan de ouders vertelt. Maak in de groep afspraken over begeleiding- en zorgbehoeften van het kind. Deel de uitkomst van deze groepsbespreking ook met de ouder van het kind.
STAP 5 EVALUATIE Nadat besloten is al dan niet verdere stappen te ondernemen, evalueert de betrokkenen hoe het kinderdagverblijf hier verder mee omgaat en doet schriftelijk een verslag hoe er in de toekomst hier verder mee wordt omgegaan.
STAP 6 NAZORG Wanneer het vermoeden ven kindermishandeling is gemeld bij het AMK neemt het AMK de verantwoordelijkheid voor het op gang brengen van hulpverlening over. De verantwoordelijkheid van het kinderdagverblijf in het kader van nazorg is: -
het bieden van een veilige plek aan het kind; de begeleiding en het observeren van het kind; de bereidheid tot het geven van informatie aan het AMK over het functioneren van het kind in de groep en het contact met de ouders; het meedenken in overlegsituaties ten behoeve van hulpverlening aan het kind en de ouders.
Als het kind waarover je je ernstige zorgen maakt, zonder duidelijke opgaaf van redenen wegblijft van de kinderopvang, geef dan je vermoedens over kindermishandeling en je bezorgdheid over het kind door aan het AMK en (in overleg met het AMK) aan een instelling die (nog) wel contact heeft met het gezin.