Protocol Psychosociale ondersteuning
Zandvoortse Reddingsbrigade Datum: 1 juni 2015 Versie: 1.0 Versiehouder: Lars Carree
Toepassing Het protocol psychosociale ondersteuning is van toepassing op de psychosociale ondersteuning van vrijwilligers van de Zandvoortse Reddingsbrigade die bij het uitoefenen van hun functie met een ingrijpende/schokkende gebeurtenis worden geconfronteerd. Een protocol werkt alleen als alle medewerkers van het bestaan weten en het kennen. Ook ter opfrissing van het geheugen moet het protocol psychosociale ondersteuning elk jaar binnen de vereniging worden besproken. Het protocol is opgesteld aan de hand van de richtlijn psychosociale ondersteuning geüniformeerden.
Doel Het doel van het protocol is drieledig: · · ·
Het bieden van adequate psychosociale ondersteuning aan vrijwilligers die tijdens de uitoefening van hun functie een schokkende/ingrijpende gebeurtenis meemaken. Het tijdig signaleren van dreigende verwerkingsproblematiek en zo nodig, doorverwijzen naar deskundigen. Het vergroten van het gevoel van veiligheid voor alle vrijwilligers
Uitgangspunten 1. De acute psychosociale ondersteuning vindt in principe plaats binnen het eigen team, liefst binnen 24 uur en uiterlijk binnen 72 uur. 2. De psychosociale ondersteuning wordt uitgevoerd doormiddel het zogenoemde “vier-stappenplan”. 3. Bij ingrijpende incidenten dient de psychosociale ondersteuning primair binnen de eigen vereniging plaats te vinden, tenzij door het bestuur of het team psychosociale ondersteuning anders wordt besloten. 4. Tijdens de psychosociale of na doorverwijzing naar een specialistische hulpverlener dienen de (overige) vrijwilligers en de leidinggevende de betrokkene te blijven steunen. Hun aandacht, betrokkenheid en blijvende belangstelling na een incident zijn van vitaal belang voor het herstel. 5. Psychosociale ondersteuning is uitsluitend bedoeld voor incidenten die zich voordoen tijdens het vrijwilligerswerk van de Zandvoortse Reddingsbrigade. 6. Bij vrijwilligers onder de 18 jaar worden de ouders/vertegenwoordigers altijd op de hoogte gebracht.
Wanneer Psychosociale ondersteuning? · · · · · ·
Ernstig letsel, reanimatie of dood van kinderen en/of hulpverleners Situatie waarbij familie/collega’s van vrijwilligers bij betrokken zijn Geweld tegen de vrijwilliger(s) of betrokken collega’s Situaties waar sprake is van onmacht Bizarre situaties en ernstige misdrijven Situaties waarbij hulpverleners zelf aangeven behoefte aan psychosociale ondersteuning te hebben
ZRB Protocol Psychosociale ondersteuning v1.0 juni 2015
2
“vier-stappen-plan”;
Stap 1 en 2 kan door iedere vrijwilliger van de Zandvoortse Reddingsbrigade worden ingezet. Georganiseerde collegiale ondersteuning wordt verricht door het team psychosociale ondersteuning. Onder leidinggevende en/of coördinator wordt verstaan: 1. 2. 3. 4.
Repressieve inzetten: postcommandant en/of dagcommandant Evenementen: RB-coördinator van het betreffende evenement Preventieve inzetten: postcommandant en/of dagcommandant Opleidingen, trainingen en oefeningen: de oefenstaf
Het bestuurslid operationele zaken dient ter alle tijde te worden geïnformeerd omtrent het opstarten van de psychosociale ondersteuning.
Team psychosociale ondersteuning Binnen de Zandvoortse Reddingsbrigade zijn een aantal leden opgeleid en aangesteld voor het toepassen van de psychosociale ondersteuning. De lijst van leden wordt als losse bijlage aan dit document toegevoegd en jaarlijks geüpdate.
ZRB Protocol Psychosociale ondersteuning v1.0 juni 2015
3
Bijlage 1: Achtergrond informatie vier-stappen-plan: Stap 1 en 2. Tijdig constateren van de noodzaak tot en de inzet van georganiseerde collegiale ondersteuning. Collegiale ondersteuning dient in ieder geval te worden overwogen bij incidenten zoals benoemd in artikel 1.3 Stap 3. Uitvoeren van georganiseerde collegiale ondersteuning. Belangrijk is dat collegiale ondersteuning een puur signalerende en ondersteunende functie heeft. Tot de taken behoren: · · · · · ·
Bieden van praktische hulp; Stimuleren van een gezonde verwerking; Vroegtijdige signalering en tijdige doorverwijzing; Monitoren van het proces van verwerking; Aandacht schenken aan het sociale netwerk; Aandacht schenken aan (eventuele) negatieve reacties uit de omgeving
De vrijwilliger moet gelegenheid worden geboden het eigen verhaal te vertellen. Daarbij is het af te raden om kort na een incident te actief de gevoelens en emoties uit te vragen die de vrijwilliger mogelijk heeft ervaren. Ook is het van belang de vrijwilliger van psycho-informatie te voorzien. Psycho-informatie is erop gericht de praktische zelfredzaamheid van de vrijwilliger en diens werkcontext te vergroten, door: · · · ·
Erkenning en herkenning van het meegemaakte; Het benadrukken van het belang van aspecten als watchful waiting; Monitoring van de vrijwilliger in diens functioneren; Indien van toepassing – het bevorderen van adequaat hulpgedrag.
Het is verstandig psycho-informatie niet alleen na een incident aan te bieden, maar ook al eerder onder de aandacht van de vrijwilliger te brengen. Daarnaast is het belangrijk de collegiale ondersteuning niet te lang in te zetten, om te voorkomen dat de vrijwilliger als het ware wordt ‘vastgehouden’. Aan te bevelen is een maximum van drie gesprekken met de collegiale ondersteuning, in drie fases: · · ·
Een eerste gesprek enkele dagen na het incident, Een tweede gesprek na vier tot zes weken, En een derde gesprek na drie maanden.
Wel kan de vrijwilliger direct na een incident uiteraard al praktische ondersteuning aangeboden krijgen.
ZRB Protocol Psychosociale ondersteuning v1.0 juni 2015
4
Stap 4. Tijdige advisering tot doorverwijzing naar professionele hulpverlening binnen of buiten de organisatie. Zodra het noodzakelijk blijkt te zijn, moet de betrokken vrijwilliger het advies krijgen contact met professionele hulpverlening (GGZ) op te nemen. De onderstaande signalen wijzen op een verstoorde verwerking en dienen mondeling besproken te worden tijdens een gesprek met de georganiseerde collegiale ondersteuning: · · · · · · · · · · · ·
Het hebben van verontrustende herinneringen of dromen over de gebeurtenis; Overstuur raken van herinneringen; Het hebben van lichamelijke stressreacties; Vermijdingsgedrag, verzuim; Slaapproblemen; Verhoogde prikkelbaarheid of agressie regulatieproblemen (kort lontje); Onveiligheids- en/of angstgevoelens hebben, op scherp staan als het niet hoeft; Stemmingsverandering, sombere stemming; Concentratieproblemen; Toegenomen alcohol- of drugsgebruik; Functioneringsproblemen (werk en privé); Schuld en schaamte.
Vertoont een vrijwilliger na de schokkende gebeurtenis tijdens een van de gesprekken met de collegiale ondersteuner een verontrustende hoeveelheid van de bovenstaande aanwijzingen/signalen, dan is het goed hem/haar te adviseren contact met professionele hulpverlening op te nemen. Bron: Richtlijn psychosociale ondersteuning geüniformeerden
ZRB Protocol Psychosociale ondersteuning v1.0 juni 2015
5