Protocol Begeleiding cognitief getalenteerde leerlingen Inleiding Dit protocol heeft tot doel om duidelijkheid te verschaffen in de manier waarop wij als school omgaan met kinderen die meer cognitieve capaciteiten hebben dan de gemiddelde leerling. Het protocol bevat de volgende onderdelen: 1. Signaleren en diagnosticeren 2. De begeleiding op school 3. Praktische afspraken voor leerkrachten. 1. Signaleren en Diagnosticeren Het signaleren van cognitief getalenteerde kinderen is een taak voor de leerkracht, de hoogbegaafdheidsspecialist en de ouders. Om kinderen te volgen maken we gebruik van toetsgegevens en observatiegegevens uit het leerlingvolgsysteem van ParnasSys. Kinderen die op onze school als cognitief getalenteerd worden gezien voldoen aan meerdere criteria: Het kind haalt over een periode langer dan een jaar een hoge B of een A -score bij diverse toetsen uit het leerlingvolgsysteem. Het kind behaalt gemiddeld cijfers van 8 of hoger bij de methode gebonden toetsen. Het kind heeft een intelligentietest gedaan waaruit een bovengemiddelde intelligentie blijkt. (dit is vanaf een Totaal IQ van 115) Het kind wordt herkend door leerkrachten in veel van de kenmerken voor cognitief getalenteerde (o.a. volgens de lijst: Groepssignalering / Quickscan uit het SiDi-R protocol) Het kind wordt herkend door ouders in veel van de kenmerken voor cognitief getalenteerde kinderen. 1.1 Invullen Signaleringsinstrument Tijdens de afgesproken periode, afhankelijk van het instrument, wordt er een signaleringsinstrument ingevuld. Er is bewust gekozen voor een mix van meerdere instrumenten omdat elk instrument sterke punten maar ook bezwaren kent. We onderscheiden de volgende instrumenten elk met hun eigen sterke punten en bezwaren voor gebruik: 1. Het signaleringsformulier MIND 2. NSCCT 3. De Quickscan: SiDi-R 4. De NIO
Protocol cognitief getalenteerde leerlingen Franciscusschool maart 2013
1.2 De volgende planning en instrumenten worden geadviseerd: Groep Instroomgroep Groep 1 Groep 2 Groep 3 Groep 4 Groep 5 Groep 6 Groep 7 Groep 8
Instrument voor signalering Quickscan SiDi-R / verkennend gesprek MIND signaleringsformulier 1-2 Quickscan SiDi-R Quickscan SiDi-R MIND signaleringformulier 3 t/m 8 + NSCCT groep 4 Quickscan SiDi-R Quickscan SiDi-R Quickscan SiDi-R NIO
Het is een ‘minimumadvies’. Naar behoefte kunnen de instrumenten vaker worden ingezet. Een optie die extra zekerheid inbouwt is om in groep 6 de Quickscan SiDi-R te vervangen door het MIND signaleringsformulier 3 t/m 8 + NSCCT. 1.2.1 Het signaleringsformulier MIND Dit formulier wordt minimaal 2 keer in de schoolloopbaan van een kind afgenomen, bij voorkeur in groep 1 en in groep 4. Het signaleringsformulier MIND is doelbewust ontwikkeld om een groep kinderen snel en vanuit diverse invalshoeken te screenen. Het instrument is een excel-werkblad dat op basis van ingevulde cellen keuzes maakt wat leidt tot de eerder genoemde signalen. Er is een werkblad voor groep 1 en 2 en een werkblad voor kinderen uit de groepen 3 t/m 8. Omdat de Quickscan sterk leerkrachtafhankelijk is en minder gericht is op het signaleren van onderpresteerders raden wij aan om zeker in groep 1 en in groep 4 het signaleringsformulier van MIND te gebruiken. In groep 4 wordt naast het signaleringsformulier MIND ook de afname van NSCCT geadviseerd 1.2.2 Afname NSCCT in groep 4 Deze klassikaal af te nemen intelligentietest duurt circa 1 uur en is door de COTAN op alle punten voldoende tot goed bevonden. Er is voor de NSCCT gekozen omdat het intelligentiegegeven een erg belangrijke factor is om te bepalen of er sprake is van hoogbegaafdheid. De NSCCT is een betaalbaar alternatief voor de individueel af te nemen intelligentietest. We spreken over signaleren en niet over meten omdat bij een intelligentietest mogelijk niet alle hoogbegaafde kinderen in beeld komen en omdat kinderen ook op een intelligentietest kunnen onderpresteren. Het risico voor onderpresteren is op een groepstest bovendien groter dan bij een individueel af te nemen intelligentietest. Anderzijds wordt over het algemeen ook aangenomen dat kinderen op een intelligentietest niet kunnen overpresteren. Kinderen die dus erg hoog scoren op de NSCCT hebben dus waarschijnlijk ook hoge intellectuele vermogens. De test dient volgens de richtlijnen van het NIP (Nederlands Instituut voor Psychologen) afgenomen te worden. Dit betekent o.a. dat ouders schriftelijk om toestemming gevraagd dienen te worden en dat ouders ook recht hebben op de resultaten van hun eigen kind. Meer informatie is te vinden in de handleiding van de test.
Protocol cognitief getalenteerde leerlingen Franciscusschool maart 2013
1.2.3 De Quickscan SiDi-R Het SiDi-R protocol is een gestructureerd Signalering -en Diagnoseprotocol voor leerlingen van groep 1 t/m 8 voor het opsporen van cognitief getalenteerde kinderen. In dit protocol wordt verder gekeken dan alleen een hoog IQ. Er wordt inzicht gegeven in diverse aspecten en persoonlijkheidskenmerken en intelligenties van kinderen, waarbij tevens de rol van creativiteit in het handelen en in de prestaties wordt meegerekend. 1.2.4 De NIO De NIO (Nederlandse Intelligentietest voor Onderwijsniveau) kan worden afgenomen bij leerlingen van groep 8 van het basisonderwijs. De uitslag van de NIO dient om het advies te ondersteunen dat de basisschool geeft over het voor het kind meest geschikte niveau van het vervolgonderwijs. Met de uitslag van de NIO is het ook mogelijk na te gaan of een leerling binnen het voortgezet onderwijs straks behoefte heeft aan extra ondersteuning. Hierbij is de signalering afgesloten. We stappen over naar de eerste diagnosefase (SiDi-R) Welke kinderen doorlopen de diagnosefase? De kinderen die uit het signaleringformulier naar voren komen als vermoedelijk cognitief getalenteerde onderpresteerders en kinderen die vermoedelijk cognitief getalenteerd zijn zonder dat ze onderpresteren en vervolgens ook in de nabespreking nog steeds voor diagnose in aanmerking komen, doorlopen de diagnosefase. Omdat we in de diagnosefase inzoomen op individuele kinderen en ook een bijdrage van deze kinderen vragen, is het belangrijk dat ouders akkoord gaan met het doorlopen van diagnosefase voor hun kind. Doortoetsen Doortoetsen is van belang om te bepalen hoe groot de ontwikkelingsvoorsprong van een kind is. De grootte van de voorsprong is van invloed op de keuzes in de uiteindelijke begeleiding van het kind. Het is van belang dat de school de mogelijkheid creëert om kinderen door te toetsen. Later volgt eventueel een tweede en derde diagnosefase en een plan van aanpak. Er wordt mogelijk doorverwezen naar andere instanties om de diagnostiek daar plaats te laten vinden.
Gebruik van het SiDi-R protocol: 1. Bij binnenkomst van de leerling volgt een verkennend gesprek met ouders door de leerkracht en/of de directeur. 2. Signalering in de groep: formulier A.1.3 of B.1.3 en A/B. 1.4 (behalve gr.1 en 4) Deze lijst wordt jaarlijks in oktober / november ingevuld voor alle kinderen, door de groepsleerkracht. Deze lijst wordt besproken met de hoogbegaafdheidsspecialist. Een kopie wordt bewaard in het dossier (ParnasSys). Indien de score 5 of hoger ligt, wordt er een volgende stap gemaakt in het SiDi-R protocol. De hoogbegaafdheidsspecialist biedt hierbij verdere begeleiding en ondersteuning. 3. Doorgaan met het SI-DI R protocol: nominatie door ouders. nominatie door medeleerlingen.
Protocol cognitief getalenteerde leerlingen Franciscusschool maart 2013
2. De begeleiding van cognitief getalenteerde kinderen: De begeleiding op school van kinderen die cognitief getalenteerd zijn is onder te verdelen in drie mogelijkheden om in combinatie uit te voeren: Aanpassing van reguliere leerstof (compacten) Aanbieden van extra leerstof (verdiepen en verbreden) Versnelling (groep overslaan) De onderwijsarrangementen van MIND behoren tot één van de begeleidingmogelijkheden waarbij compacten, verrijken en pedagogische handelingsadviezen een duidelijke rol spelen. Afhankelijk van de kenmerken totaal beeld van een kind, wordt er een traject gekozen. Er kan ook een mix van begeleidingstrajecten plaatsvinden. Dit zou bijvoorbeeld kunnen door de versnellingswenselijkheidslijst in te vullen en de bevindingen van die lijst mee te laten spelen in de beslissing om te versnellen of niet. Indien dit niet wenselijk is, wordt bekeken wat dan een juiste beslissing zou kunnen zijn. Aanpassing van reguliere leerstof: Dit is in feite de eerste stap die gezet wordt om deze kinderen te begeleiden. Dit traject wordt ingezet voor kinderen die voldoen aan de volgende criteria: Weinig behoefte aan instructie. Weinig behoefte aan herhalings- en oefenstof. Een hoog werktempo. De begeleiding houdt in dat deze kinderen niet alle instructies volgen en ook niet alle verwerkingsopdrachten maken. De tijd die daardoor vrij komt kan besteed worden aan extra leerstof. De leerkracht maakt in overleg met de hoogbegaafdheidspecialist een afweging welke instructietijd en verwerkingsopdrachten een kind wel of niet volgt/maakt. Dit kan verschillen per vakgebied. Dit doelbewust beperken van de leerstof wordt “compacten” genoemd. Voor rekenen maken we hierbij gebruik van de zogenaamde “routeboekjes”. Deze zijn uitgegeven door het SLO en geven zowel de kinderen als de leerkracht houvast bij het minimaliseren van de leerstof, of het “compacten.” Kinderen die op deze manier begeleidt worden, kunnen de toets voorafgaande aan een nieuw blok maken. Dit om de beginsituatie vast te stellen. De onderdelen die nog niet beheerst werden, worden, na voldoende instructie en verwerkingsopdrachten, opnieuw getoetst als de andere kinderen van de groep de toets van dat blok maken. Aanbieden van extra leerstof: Een tweede stap in de begeleiding is het zoeken naar uitdagende leerstof voor cognitief getalenteerde leerlingen. In eerste instantie wordt er gezocht naar verdiepingsstof binnen de lesmethode. Het kan echter zijn dat deze als te gemakkelijk wordt ervaren. De leerstof moet zoveel mogelijk aan de onderstaande criteria voldoen: De leerstof moet: uitdagen en een beroep doen op de creativiteit open opdrachten bevatten een hoog abstractieniveau en hoge mate van complexiteit een meerwaarde hebben ten opzichte van reguliere leerstof een onderzoekende houding stimuleren een beroep doen op de zelfstandigheid uitnodigen tot reflectie uitlokken tot interactie
Protocol cognitief getalenteerde leerlingen Franciscusschool maart 2013
Extra werk wordt zoveel mogelijk op de weektaak vermeld. Dit betekent dat kinderen vooraf weten welke taken ze mogen doen en welke ze moeten doen. Dit voorkomt dat extra werk als tijdsvulling wordt ervaren. Het extra werk maakt dus deel uit van hun weektaak i.p.v. dat het er naast wordt gedaan. Het is ook mogelijk dat kinderen werken aan verbredingstof, zoals Latijn, Spaans, filosofie, enz. Afhankelijk van het aanbod en de mogelijkheden van de leerkracht, de RT-er of derden, heeft de leerling hierbij inspraak in de keuze van het vakgebied. Versnellen: Het versnellen is een traject wat gekozen wordt, wanneer de andere trajecten in onvoldoende mate tegemoet komen aan de hulpvraag van een kind. Er moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan: Er is een didactisch onderzoek gedaan waaruit blijkt welke deelvaardigheden het kind wel en niet beheerst, waarbij gebruik gemaakt kan worden van de Cito –toetsen uit het volgende schooljaar. Er is een capaciteitenonderzoek gedaan en daaruit blijkt dat het kind naar waarschijnlijkheid de resterende stof in kortere tijd eigen kan maken. Het kind heeft op meerdere gebieden een ontwikkelingsvoorsprong. Het kind is sociaal emotioneel toe aan een leeromgeving met oudere kinderen en kan zich snel aanpassen aan deze nieuwe sociale omgeving. Dit wordt, indien nodig onderzocht middels het instrument CBSK. (Competentie en belevingsschaal voor kinderen) Ook andere onderzoeksmiddelen kunnen hiervoor gebruikt worden. Indien de versnellingsswenselijkheidslijst, ingevuld door de leerkracht, adviseert om te versnellen. Zowel ouders als school kunnen zich vinden in dit traject. Wanneer aan al deze voorwaarden is voldaan, wordt in samenspraak met de hoogbegaafdheidspecialist een versnellingsplan gemaakt. Het plan bevat afspraken welke stof het kind wel dan niet doorloopt en op welke momenten er getoetst gaat worden. Het moment dat een kind daadwerkelijk een groep overslaat en in een andere groep wordt geplaatst, wordt in goed overleg met ouders, leerkrachten, het kind en de IB-er gekozen. Deze leerling krijgt extra begeleiding om de overstap zo soepel mogelijk te laten verlopen. 3. Praktische afspraken voor leerkrachten: De benodigde signaleringsformulieren, Quickscan SiDi-r, worden tijdig door de hoogbegaafdheidspecialist aangeleverd (oktober / november) en na 1 week weer terugontvangen, besproken en bewaard in het dossier De instroomleerlingen krijgen bij binnenkomst een verkennend gesprek m.b.v. een signaleringsformulier A/B 1.1 en 1.2 De leerkrachten van groep 1 en groep 4 kunnen, na rapport 1, het MIND signaleringsformulier invullen. Deze digitale lijst wordt aangeleverd door de hoogbegaafdheidspecialist. Na 1 week besproken en bewaard in het dossier. Voor groep 4 volgt,in november, ook de NSCCT. Tijdens het rapportgesprek van februari worden de resultaten teruggekoppeld naar de ouders. Vooraf wordt schriftelijke toestemming (NSCCT afname) gevraagd aan de ouders. Na de groepssignalering kan een individueel traject starten middels oudervragenlijsten, individuele observatielijsten en eventueel lijsten nominatie medeleerlingen. Aangeleverd door de hoogbegaafdheidspecialist. Doortoetsing om grootte ontwikkelingsvoorsprong te bepalen.
Protocol cognitief getalenteerde leerlingen Franciscusschool maart 2013
Na de diagnose volgt de begeleiding waarbij in overleg de gewenste aanpak en de nodige materialen worden gekozen. Mogelijkheden zijn de onderwijsarrangementen van MIND: compacten, verrijken en pedagogische handelingsadviezen. De geadviseerde materialen in de MIND arrangementen zijn in overleg met de hoogbegaafdheidspecialist te „lenen‟ uit de materialenkast voor cognitief getalenteerde kinderen.
Schematische weergave screeningsfase
Protocol cognitief getalenteerde leerlingen Franciscusschool maart 2013
Kenmerken Hoogbegaafden Cluster eigenschap 1. Intelligentie
Bijbehorende eigenschappen Heeft een Totaal IQ van meer dan 130
2. Vroege ontwikkeling
Geestelijk vroeg rijp, heeft een ontwikkelingsvoorsprong. Is gericht op prikkels uit de omgeving Heeft op jonge leeftijd al gevoel voor objectpermanentie Heeft op jonge leeftijd ontwikkeling van psychomotoriek Kan op jonge leeftijd lezen Is eerder met spreken Heeft vroege belangstelling voor cijfers en letters Geeft vroeg blijk van gedetailleerde kennis van omgeving Kan al vroeg een voorbeeldmodel, van bijv. Lego nabouwen Tekent op hoger niveau dan leeftijdsgenoten Heeft een vroege ontwikkeling van getalbegrip Kan zich gemakkelijk leerstof uit hogere leerjaren eigen maken Heeft op jonge leeftijd al gevoel voor symboliek Kan al praten, lezen en schrijven op jonge leeftijd Is geestelijk vroegrijp. Is zeer goed in rekenen/wiskunde Heeft zeer goed taalgebruik Heeft een grote woordenschat Kan vroeg praten in samengestelde zinnen Is zeker niet goed in alles. Is snel van begrip Kan complexe aanwijzingen makkelijk volgen Heeft een goed opmerkingsvermogen Kan leerstof snel verwerken Heeft een zeer goed geheugen Kan snel onthouden Kan snel lezen Kan snel denken Heeft een uitstekend geheugen en gebruik van informatie Heeft een leertempo 2 tot 5 keer zo hoog dan een
3. Uitblinken meerdere gebieden
4. gemakkelijk kunnen leren
Protocol cognitief getalenteerde leerlingen Franciscusschool maart 2013
5. goed leggen van ( causale ) verbanden
6. makkelijk kunnen analyseren van problemen
7. Het maken van grote denksprongen 8. Voorkeur voor abstractie
9. Hoge mate van zelfstandigheid
10. Brede of juist specifieke interesse / hoge motivatie / veel energie
11. Creatief / origineel
12. Perfectionistisch
gemiddelde leerling Kan gemakkelijk verbanden en relaties leggen Heeft neiging om ideeën of dingen op een ongebruikelijke en niet voor de hand liggende manier te combineren Kan gemakkelijk betekenissen begrijpen Kan snel problemen analyseren Is vaardig in het toepassen van oplossingsmethoden in diverse situaties Houdt vast in het oplossen van problemen Is vindingrijk in oplossingsmethoden Heeft plezier in het oplossen van problemen Heeft eigen ( verschillende ) oplossingsmethoden Kan goed omgaan met problemen: ziet snel wat relevant is en komt sneller tot de essentie Kan grotere leerstappen maken Kan grote denksprongen maken Kan goed abstract denken Generaliseert van bijzonder naar algemeen Overziet kennisgehelen Is een productieve denker Heeft weinig behoefte aan instructie Wil dingen op de eigen manier doen Wil zelf ontdekken Is zelfstandig Toont initiatief Neemt leiding Is verantwoordelijk voor eigen handelen Reflecteert op eigen handelen Geeft de voorkeur aan zelfregulatie: besteedt soms wat meer aan plannen, maar komt sneller tot besluitvorming Wil zelf en kan zelf de benodigde kennis vergaren, onderzoeken, structuren en analyseren Brede interesse Vraagt eindeloos waarom Heeft een hoge motivatie Neemt geen genoegen met halve informatie, halve oplossingen Heeft grote doorzettingsvermogen Is intrinsiek gemotiveerd Is bereid om moeilijke taken op te nemen Is bereid om in eigen tijd verder te werken Snel betrokken bij het werk Heeft veel energie/onvermoeibaar Maakt onverwachte zijsprongen Is origineel Is een intuïtieve denker Heeft hekel aan routinetaken Heeft grote verbeeldingskracht Interesse in experimenteren en het dingen op andere manieren te doen/ staat open voor nieuwe ervaringen Pakt zaken graag anders aan Is creatief Is perfectionistisch
Protocol cognitief getalenteerde leerlingen Franciscusschool maart 2013
13. Apart gevoel voor humor 14. Hoge mate van concentratie
Heeft een apart gevoel voor humor Heeft humor Langere aandachtsspanne, volharding Is geconcentreerd Kan zich op jonge leeftijd buitengewoon lang concentreren Hoge mate van concentratie met betrekking tot interessegebieden
Protocol cognitief getalenteerde leerlingen Franciscusschool maart 2013