Proloog
Toekomstvisie op Stadstheater Arnhem | Musis 2016 – 2020
November 2015 Gemeente Arnhem, Musis | Stadstheater Arnhem, Introdans, Toneelgroep Oostpool en Het Gelders Orkest
Inhoudsopgave Vooraf ...............................................................................................................
p. 3
Inleiding ............................................................................................................
p. 4
1. Waar staan we nu? 1.1 Arnhem als G9-stad en culturele hoofdstad van het Oosten ........... 1.2 Concurrentie en positionering .......................................................... 1.3 Stand van zaken in de podiumkunsten ..........................................
p. 5 p. 5 p. 6
2. Waar willen we naartoe? 2.1 Gezamenlijke inzet en beleid .......................................................... 2.2 Verbinding van productie en presentatie ....................................... 2.2.1 Positie rijksgezelschappen .............................................. 2.2.2 Positie podia ................................................................... 2.3 Doelen ............................................................................................
p. 8 p. 9 p. 10 p. 10 p. 11
3. Samenwerking in het toekomstige Stadstheater en Musis 3.1 Het fysieke gebouw........................................................................ 3.1.1 Huis van de gezelschappen............................................. 3.1.2 Het Koningsplein ............................................................ 3.2 Nieuwe samenwerkingsverbanden .................................................. 3.2.1 Organisatie en bedrijfsvoering ............................................ 3.2.2 Inhoudelijke samenwerking ...........................................
p. 12 p. 12 p. 13 p. 13 p. 13 p. 14
4. Stappen en vervolgtraject .............................................................................
p. 16
2
Vooraf Voor u ligt een aanzet van de gemeente Arnhem, Musis | Stadstheater Arnhem, Introdans, Toneelgroep Oostpool en Het Gelders Orkest tot een gezamenlijke strategische visie op de toekomst van Stadstheater Arnhem en Musis. Het belang van de stedelijke regio’s neemt toe in het landelijke cultuurbeleid. In de toekomst zullen 'stad en staat' nauw samenwerken in een model waarin rijk, provincies en gemeenten gezamenlijk cultuurbeleid vormgeven en cofinancieren. Daarbij wordt van de steden gevraagd een duidelijk en onderscheidend cultuurprofiel te ontwikkelen. Het is kortom meer dan ooit van belang om als landsdeel Oost, de twee provincies, Gelderse centrumgemeenten en culturele instellingen gezamenlijk op te trekken en beleidslijnen op elkaar af te stemmen. Directe aanleiding is de verbouwing van Musis en in een later stadium het Stadstheater. Parallel hieraan zullen wij nieuwe samenwerkingsverbanden en allianties onderzoeken en aangaan. Tussen de culturele instellingen onderling en tussen de betrokken overheden: gemeente Arnhem, provincie Gelderland, Rijk en gemeenten in de brede regio rondom Arnhem. In het hiernavolgende schetsen de gemeente Arnhem , Musis Stadstheater Arnhem de Arnhemse rijksgezelschappen hun gezamenlijke visie op de toekomst van Stadstheater Arnhem en Musis en de rol en positie van de rijksgezelschappen daarin. We inventariseren wat noodzakelijk en wenselijk is. Daarmee vormt deze visie ook de beleidsinhoudelijke onderbouwing om financiële middelen voor de verbouwing van het Stadstheater vrij te maken en te alloceren. Tot slot is deze visie ook het vertrekpunt voor de ‘proeftuin Podiumkunsten Arnhem’ die de gemeente Arnhem momenteel ontwikkelt in Oost-Nederland en G9-verband.
3
Inleiding Gemeente Arnhem ontwikkelt momenteel samen met Musis | Stadstheater Arnhem (MSA), Introdans, Toneelgroep Oostpool en Het Gelders Orkest een visie op de toekomst van productie en presentatie van de professionele podiumkunsten in Arnhem. De aanleiding hiervoor is tweeledig: we anticiperen op de nieuwe cultuurplanperiode van de rijksoverheid (2017-2020) en we geven inhoudelijke voeding aan de fysieke opgaven rond Musis en het Stadstheater. In Musis wordt het monumentale deel opgeknapt en een nieuwe grote multifunctionele zaal gebouwd. Voor Stadstheater Arnhem staan de renovatie- en verbouwwerkzaamheden gepland als de vernieuwing van Musis is afgerond. Met de vernieuwing van Musis en Stadstheater geven we een stevige impuls aan het accommodatieniveau van de culturele infrastructuur in Oost- Nederland. Dit is van belang voor de vitaliteit van Arnhem als aantrekkelijke (cultuur)stad in het oosten, zowel voor toeristen als (potentiële) bewoners. Deze ambitie is recent nog benoemd in de Arnhemse Zomernota, in het programma 'Stad op de kaart': Arnhem nadrukkelijk positioneren als een vitale economische stad en het bestuurlijk en cultureel centrum van Oost-Nederland. Gedeputeerde Staten Gelderland noemen de regio Arnhem-Nijmegen in het nieuwe coalitieakkoord nadrukkelijk als economisch hart van Gelderland. We willen deze waarde en potentie van Arnhem, onder andere op cultureel gebied, meer uitdragen en benutten. In de stad en regio, in Oost-Nederland en daarbuiten. Een vitale en veerkrachtige culturele regio, aantrekkelijk voor bewoners, bedrijven en toeristen, is een gedeeld belang. Daarnaast verschaffen we met de renovatie en verbouwing van Musis | Stadstheater Arnhem een solide basis voor de verdere ontwikkeling en profilering van de Arnhemse rijksgezelschappen en de podia waarop zij spelen. Introdans en Toneelgroep Oostpool, vaste huisbespelers van het Stadstheater, en Het Gelders Orkest, huisbespeler van Musis, zijn de drie topgezelschappen in Arnhem. Mede gefinancierd door rijk en provincies verzorgen zij een divers en hoogwaardig podiumkunstenaanbod. We willen deze gezelschappen en de Arnhemse podia die zij bespelen zo goed mogelijk faciliteren in hun streven naar vergroting en verbreding van hun publieksbereik en maatschappelijk draagvlak. Met de vernieuwing van Musis | Stadstheater Arnhem stimuleren we de ruimtelijke, economische en culturele ontwikkeling van de stedelijke regio Arnhem-Nijmegen en Oost-Nederland. We versterken de positionering van Gelderland en het landsdeel Oost in de landelijke culturele infrastructuur en misschien wel het belangrijkste: we werken aan een optimale bediening van het publiek, de gebruikers van onze culturele voorzieningen.
4
1. Waar staan we nu? 1.1 Arnhem als G9-stad1 en culturele hoofdstad van het Oosten De uitgangspositie van Arnhem is gunstig: we hebben veel te bieden. Samen met Nijmegen vormt Arnhem het grootste stedelijke netwerk van Oost-Nederland, met om ons heen veel steden (Apeldoorn, Deventer, Doetinchem, Ede, Wageningen, Kleef, Emmerich). De stad kent een hoog voorzieningenniveau, is strategisch gelegen tussen Randstad en Ruhrgebied en is goed bereikbaar over weg, water en spoor, ook voor het Duitse grensgebied. In 2014 vonden ruim 400.000 toeristische overnachtingen in Arnhem plaats en 13 miljoen dagbezoeken. De economische betekenis daarvan bedroeg 376,6 miljoen aan bestedingen toerisme en recreatie, en 4.644 fte aan werkgelegenheid.2 Economisch gezien zijn Arnhem en Nijmegen daarmee de belangrijkste deelregio in Gelderland. Op het gebied van cultuur geldt Arnhem als culturele hoofdstad van het Oosten en is met recht - naast Enschede - door de rijksoverheid aangewezen als ‘geografisch kernpunt’ voor OostNederland. We kennen een levendig cultureel klimaat met veel creatief potentieel en hebben een stevige culturele infrastructuur opgebouwd.3 Arnhem huisvest een conservatorium, toneelschool, dansacademie en een aantal andere kunstvakopleidingen, hoogwaardige podia voor de podiumkunsten, de drie rijksgezelschappen Het Gelders Orkest, Introdans en Toneelgroep Oostpool en een productiehuis voor dans en theater: Generale Oost. Alle functies (educatie, productie en presentatie) zijn dus goed vertegenwoordigd in de stad en worden op hoog niveau uitgeoefend. Musis | Stadstheater Arnhem focust nadrukkelijk op het brengen van rijksgesubsidieerd (artistiek) aanbod, waaronder dat van de drie rijksgezelschappen. Arnhem is de enige stad buiten de Randstad dat drie topgezelschappen in verschillende disciplines huisvest. Zij zijn samen met de grote kunstmanifestaties, Burgers' Zoo, het Nederlands Openluchtmuseum, Papendal, Gelredome en Vitesse de iconen van de stad. Arnhem en Gelderland geloven in de ontwikkelkracht van cultuur voor de kwaliteit, diversiteit en aantrekkingskracht van stad en regio. De recente startnotitie ‘Cultuur & Erfgoed 20172020‘ van de provincie Gelderland benadrukt het belang van een aantrekkelijk cultureel aanbod voor het vestigingsklimaat en de economie. Er is de afgelopen jaren dan ook het nodige in cultuur geïnvesteerd, veelal gezamenlijk met de provincie: de bouw van Rozet, nieuwe tijdelijke repetitieruimten voor Toneelgroep Oostpool, de (mede-)ontwikkeling van het Modekwartier en Coehoorn Centraal en de renovatie en verbouw van poptempel Luxor Live in 2008. Op stapel staan de verbouwing van Theater aan de Rijn (productiehuis Generale Oost), een nieuwe concertzaal voor Musis, verbouwing van het Stadstheater en Museum Arnhem, en nieuwbouw voor Focus Filmtheater. 1.2 Concurrentie en positionering Er gebeurt dus het nodige. Tegelijkertijd is de concurrentie tussen steden onderling hevig. Een positie in de bovenste regionen is geen vanzelfsprekendheid (meer) en vraagt om pro-actief beleid. De economische positionering van stadsregio Arnhem - Nijmegen binnen Nederland neemt in kracht af en in vergelijking met andere (Gelderse) steden scoort deze regio op een aantal belangrijke economische indicatoren – zoals toegevoegde waarde, productiewaarde, export en werkeloosheid – minder.4 Arnhem daalt al een aantal jaren op rij in de Atlas voor Gemeenten. 5 1
De G9 zijn de negen grotere gemeenten waar de landelijke basisinfrastructuur zich concentreert. Zij zjin door het Rijk aangewezen als culturele kernpunten. Het gaat om Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Arnhem, Enschede, Groningen, Eindhoven en Maastricht. In G9-verband worden afspraken gemaakt over inhoud, positionering, structuur en de lobby richting het Rijk. Van de 1,7 miljard euro die Nederlandse gemeenten uitgeven aan cultuur, komt ongeveer 600 miljoen van de G9. Het Rijk spendeert jaarlijks 740 miljoen euro aan cultuur. 2 Bron: Toeristisch-recreatieve Monitor - Regio Arnhem Nijmegen 2014, RBT KAN 3 De creatieve klasse (definitie Gerard Marlet, Atlas voor Gemeenten 2011) bedraagt bijna 30% van de Arnhemse beroepsbevolking. 4 Bron: Zomernota Gemeente Arnhem 2016-2019 en Gebiedsgericht MIRT-onderzoek Arnhem –Nijmegen (2014) in opdracht van Stadsregio Arnhem Nijmegen en Provincie Gelderland. 5 Sinds 'topjaar' 2011, toen Arnhem qua woonaantrekkelijkheid de 8e plaats in de Atlas voor Gemeenten innam, een positie die mede te danken was aan de toegenomen indicator ‘cultureel aanbod’, is Arnhem gezakt naar de 12e plaats in 2015.
5
Dit onderstreept de noodzaak voor een nieuwe aanpak. De aanwezige kwaliteiten van de regio Arnhem-Nijmegen zijn op zichzelf niet voldoende om de concurrentiepositie te kunnen behouden en versterken. Samenwerking tussen ondernemers, instellingen en overheden is noodzakelijk. De provincie Gelderland benadrukt dit in haar Startnotitie Cultuur & Erfgoed door het dynamisch netwerk als een van de speerpunten voor 2017-2020 te benoemen: het bloeiende cultureel klimaat in Gelderland wordt een krachtig, goed benut netwerk met economische spin-off. Een tweede onontbeerlijke factor is profilering: onderscheidend vermogen, meerwaarde bieden en herkenbaar zijn worden steeds belangrijker voor steden en regio’s. Steden lijken onder invloed van globalisering steeds meer op elkaar. Uit onderzoek blijkt telkens weer dat een herkenbaar en duidelijk profiel van een stad doorslaggevend is in zijn aantrekkingskracht. Kunst, cultuur en erfgoed spelen daarbij een grote rol. BMC-adviseur Cor Wijn omschrijft in zijn recente publicatie De culturele stad een aantal bouwstenen voor een aantrekkelijke stad.6 Zo is een pluriform cultuuraanbod (rijk en divers) voorwaarde voor een levendig cultureel klimaat. Belangrijk is ook dat kunst en cultuur niet alleen ingevlogen worden, maar ook ter plaatse worden geproduceerd. Een stad van makers kenmerkt zich door een innovatief klimaat. Clusters en netwerken zijn daarbij belangrijke randvoorwaarden. De culturele sector en zeker ook de creatieve industrie zijn afhankelijk van direct persoonlijk contact en van de ruimtelijke clustering van gelijksoortige bedrijvigheid: de ‘creatieve milieus’. Steden met een creatief klimaat en een divers cultureel aanbod doen het economisch dan ook beter: werken volgt wonen. Het gaat daarbij om maatschappelijke, ‘zachte’ waardevermeerdering (sociale ontwikkeling, zelfredzaamheid) en om ‘harde’ waardevermeerdering. We doelen dan op de directe opbrengsten van culturele activiteit (multiplicatoreffecten, inkomsten evenementen en festivals, sponsoring topgezelschappen, toerisme) en de indirecte opbrengsten: stijgende huizen- en grondprijzen, een gezonde werkgelegenheid en demografische ontwikkeling. Cultuur is kortom een waardervermeer-deraar en kapitaal voor een vitale, krachtige stad en regio. 1.3 Stand van zaken in de podiumkunsten Het creatieve en culturele klimaat is echter geen statisch gegeven. Onze omgeving verandert snel en de concurrentie op de vrijetijdsmarkt is hevig: een toneelvoorstelling in het theater of een klassiek concert moet concurreren met televisie, internet, film, festivals, een dagje uit. Het publiek is geneigd steeds meer op ad-hocbasis te kiezen, men neemt niet snel meer een abonnement op schouwburg of concertzaal. Daarnaast stelt het publiek hoge eisen aan ambiance en accommodatie en is sterk gericht op belevenis. Men hecht aan bijzondere verblijfsplekken; de fysieke omgeving wordt steeds belangrijker. De Raad voor Cultuur verwacht dat op termijn het publieksbereik van de traditionele cultuuruitingen zal stagneren. Jong publiek en de groeiende groep mensen met een niet-westerse achtergrond vinden weinig aansluiting bij deze cultuuruitingen.7 SCP-onderzoek bevestigt dat er een grote groep ‘geïnteresseerde niet-bezoekers’ bestaat: deze groep is driemaal zo groot als de groep daadwerkelijke bezoekers.8 Het is echter niet eenvoudig om dit publiek te definiëren, te vinden en te binden. Mensen zijn minder makkelijk in te delen naar hun voorkeuren en zijn minder standvastig in hun gedrag. Daarnaast vindt verandering in het aanbod plaats, zoals de toename van festivals en cross overs, het vervagen van scheidslijnen tussen hoge en lage cultuur, amateur en professioneel, maker en gebruikers. Een andere recente tendens is de afname van het aantal speelplekken. Door bezuinigingen op de podia en tegenvallende inkomsten als gevolg van de economische crisis, wordt minder risicovol geprogrammeerd. Podia richten zich daarbij hoofdzakelijk op de al geïnteresseerde bezoeker. Dit gaat veelal ten koste van het meer artistieke (gesubsidieerde) aanbod, waaronder het toneelaanbod voor de vlakkevloer (kleine zaal). Ook de positie van jonge makers komt om het gedrang, onder andere door het wegvallen van de productiehuizen. Deze ontwikkeling heeft tot gevolg dat het geografische verzorgingsgebied van de theaters in de stedelijke regio’s groter wordt.
6
Cor Wijn, De culturele stad, VOC Uitgevers 2014 Raad voor Cultuur, Agenda Cultuur 2017-2020 en verder (2015) 7 Sociaal Cultureel Planbureau (2013) 7
6
Iets wat kansen biedt en waar de theaters zich rekenschap van moeten geven en op moeten anticiperen. Een laatste factor die van grote invloed is op de cultuursector, is het overheidsbeleid. In de afgelopen jaren is de vanzelfsprekendheid van overheidssteun voor kunst en cultuur teruggelopen. De landelijke basisinfrastructuur is gehalveerd en de middelen die beschikbaar worden gesteld lopen over de hele linie terug.9 De rijksoverheid legt in zijn cultuurbeleid de nadruk op cultureel ondernemerschap en aanscherping van de relatie tussen vraag en aanbod, waarbij toenemende (regionale) samenwerking de inzet is. Doel is onder andere de kloof tussen vraag en aanbod te verkleinen. Een complexe situatie die mede wordt veroorzaakt doordat de productie (aanbod) door het rijk wordt gefinancierd en de podia (afzet) door de lokale overheden en er te weinig afstemming tussen beide bestuurslagen bestaat. Ook in Arnhem is er sprake van discrepantie tussen vraag en aanbod in de podiumkunsten: de bezettingspercentages en dekkingsgraad in de zalen van Musis en Stadstheater lagen de afgelopen jaren lager dan het landelijk gemiddelde.10 Er wordt inmiddels hard gewerkt aan verbetering van dit resultaat; het Bedrijfsplan Musis | Stadstheater 2016-2019 gaat uit van een dekkingspercentage in 2019 van 98%, tegen een percentage van 84 in 2014.11 Tijdig en adequaat op deze omstandigheden inspelen, vraagt een alerte, open houding. Dit geldt voor de makers, maar stelt ook de podia voor een grote opgave. Zij zijn immers in principe gebonden aan een gebouw en het vraagt inventiviteit om binnen dat fysieke kader flexibel in te spelen op veranderend aanbod. Het vereist slimme en innovatieve publiekstrategieën, zowel voor bespelers als podia. Er is een groeiende noodzaak voor culturele instellingen zich te oriënteren op publiek en op de rol die zij spelen in de stad en de maatschappij. Dat vraagt om innovatie van het product, het productieproces en van de manier waarop de culturele producten worden aangeboden. Het gaat niet alleen om het voldoen aan vraag maar ook om het anticiperen op en uitlokken van vraag en het verleiden van publiek - ook nieuw publiek - om naar jouw activiteiten en gebouw te komen. En hier geldt geen ‘one size fits all’-strategie: het gaat juist om maatwerk, met oog voor het veranderende consumentengedrag en specifieke lokale omstandigheden. Het voeren van publieksstrategieën, het ontwikkelen van een sterk, herkenbaar profiel en het verwerven van maatschappelijk draagvlak zijn cruciaal. In de standplaats zelf, maar zeker ook daarbuiten. Deze opgave is bij uitstek iets om gezamenlijk in op te trekken. En dit is ook het juiste moment om dat te doen: er zijn gelukkig signalen dat het tij weer aan het keren is. Het bereik van de podiumkunsten laat landelijk weer een stijgende lijn zien en het is belangrijk om daar tijdig op in te spelen.12 De stappen die we in de komende tijd willen gaan zetten zijn bedoeld om deze ontwikkeling te stimuleren en uit te bouwen.
9 De bestedingen van het Ministerie van OCW aan cultuur zijn in 2013 ten opzichte van 2010 in totaal 225 miljoen euro per jaar minder. Dat betekent een afname van 24%. De toename van eigen inkomsten als entreegeld en private geldstromen, is ca. 2% per jaar. Bron: onderzoek Bureau Berenschot voor de Boekmanstichting. 10 Bron: Benchmarkgegevens bedrijfsdoorlichting MSSA door LAgroup, 2013 11 Dekkingspercentage drukt de verhouding uit van recettes (inkomsten) versus de inkoopkosten. Idealiter ligt dit boven de 100%. 12 Bron: infographic VSCD 2014 http://www.vscd.nl/media/files/vscdinfographicpodia2014hr_1.pdf
7
2. Waar willen we naartoe? Als geografisch kernpunt in de landelijke basisinfrastructuur heeft Arnhem, met de provincies Gelderland en Overijssel, een verantwoordelijkheid in het faciliteren van de rijksgezelschappen. Voor hen zijn het accommodatieniveau en de uitstraling van de podia en van de stad van doorslaggevend belang in hun strategische kracht en planvorming. Niet voor niets heeft Het Gelders Orkest zich jarenlang ingespannen voor de renovatie van Musis en de bouw van een nieuwe concertzaal. Op hun beurt brengen de rijksgezelschappen dynamiek en vernieuwing op de podia. Zij zijn nationaal en internationaal actief en halen zo de wereld naar Arnhem. Zij zijn onmisbaar voor de invulling en voor de profilering van de podia als plekken waar 365 dagen per jaar iets valt te beleven. Zij dragen bij aan een unieke, onderscheidende programmering met grote aantrekkingskracht, ook ver buiten Arnhem. En dat is weer van belang in de positionering ten opzichte van omringende steden. 2.1 Gezamenlijke inzet en beleid De geschetste innovatie van het aanbod en van de manier waarop dit wordt gepresenteerd, is een grote opgave waar de culturele instellingen - in veel gevallen de afgelopen tijd kwetsbaar(der) geworden - niet alleen voor staan. We beschouwen de vernieuwingsopgave als een collectief belang en daarmee als gedeelde verantwoordelijkheid van zowel de instellingen als de financierende overheden. Lokale, provinciale en nationale bestuurders zullen zich hiervoor moeten inzetten, niet alleen in hun beleidsmatige planvorming maar ook in hun strategische lobby. Zij hebben een gezamenlijk belang bij een zo efficient mogelijk inzet en besteding van hun middelen voor een kwalitatief en toegankelijk cultureel aanbod voor zoveel mogelijk mensen. Krachtenbundeling en nauwe samenwerking zijn daarbij onontbeerlijk. We investeren de komende tijd in het aangaan van nieuwe (structurele) samenwerkingsverbanden en allianties. Tussen culturele instellingen, de overheden en andere stakeholders zoals het onderwijs en bedrijfsleven. Ons doel is de podiumkunsten in Arnhem en Oost-Nederland op een hoog kwaliteitsniveau te borgen, een nationale uitstraling te geven en het bereik ervan te vergroten – in omvang, in samenstelling en in geografisch opzicht. Arnhem moet, in samenwerking met de andere oosterse centrumgemeenten, de regio beter bedienen, ook met het oog op het bevorderen van cultuurtoerisme. Hiermee anticiperen we op ontwikkelingen in het landelijke cultuurbestel en ondersteunen de podia en de gezelschappen met het oog op de toekomst. Tegelijkertijd geeft het traject ook impuls aan de binnenstad van Arnhem, wat weer van belang is om te functioneren als centrumvoorziening op het gebied van wonen en werken. Dit najaar en voorjaar vormen de opmaat naar de nieuwe BIS-periode 2017-2020. Minister Bussemaker heeft in juni haar uitgangspunten beschreven in de nota Ruimte voor Cultuur en de rijksgezelschappen moeten uiterlijk 1 februari 2016 hun aanvraag indienen. De minister kondigt aan dat in de toekomst 'stad en staat' nauw zullen gaan samenwerken in een model waarin rijk, provincies en gemeenten gezamenlijk cultuurbeleid vormgeven en cofinancieren, met als doel vraag en aanbod dichter bij elkaar te brengen. De stedelijke regio komt in dit model centraal te staan. Hier ontwikkelt het aanbod zich in relatie tot het publiek en de omgeving. Daardoor is maatwerk mogelijk én meer onderscheid tussen de steden (en hun culturele voorzieningen) onderling. De landelijke infrastructuur krijgt een hoofdstructuur van culturele voorzieningen in stedelijke regio’s. Lokale en provinciale overheden zijn hier samen met de instellingen voor verantwoordelijk; het Rijk ondersteunt. De keuze voor de aanwezigheid van voorzieningen komt dus meer in handen van de regio’s te liggen. Een zeer kansrijke ontwikkeling. De minister zal in de komende BIS-periode de stedelijke regio’s vragen om een inhoudelijke visie op cultuur in hun regio, met aandacht voor onderscheidende profilering. Dit uiteraard in nauwe samenwerking met de culturele instellingen. Aan hen zal gevraagd worden hun stedelijke functie sterk uit te breiden en zich scherper te profileren, onder andere door een nauwe verbinding aan te gaan met de plaatselijke podia. De G9-steden, waaronder Arnhem, en de provincies Gelderland en Overijssel hebben op dit punt al een eerste stappen gezet. De G9-steden hebben in april 2015 een gezamenlijk brief aan de minister OCW, en vervolgens aan de Tweede Kamer, gestuurd. Daarin is aangegeven dat de G9 een
8
voortrekkersrol willen nemen in de verankering van de stedelijke positie, en de rol in de regionale, landelijke en internationale culturele infrastructuur te verruimen. Daarbij willen de G9 op drie thema's samen met de minister (en de fondsen) optrekken: i) een nieuwe verhouding tussen staat en stad, ii) gezamenlijke verantwoordelijkheid voor talentontwikkeling en iii) publieksbereik en maatschappelijke relevantie. Daarnaast is in juni 2015 is het Manifest Oost-Nederland aangeboden aan de minister van OCW.13 Hierin geeft landsdeel Oost aan welke onderwerpen zij van belang acht voor de komende BIS-periode en waarin ze gezamenlijk met het rijk wil optrekken. In dit manifest wordt voorgesteld om in de twee oostelijke geografische kernpunten Arnhem en Enschede ‘proeftuinen’ op te zetten. Hierin zullen met alle betrokken instellingen en overheden binnen de culturele infrastructuur nieuwe samenwerkingsverbanden worden aangegaan en nieuwe afspraken worden gemaakt. Het traject Stadstheater (in combinatie met Musis) zetten wij hiervoor in. 2.2 Verbinden van productie en presentatie De sleutel tot vernieuwing is gelegen in het stevig verbinden van de productie en de presentatie van de Arnhemse podiumkunsten. Organisatorisch, inhoudelijk en fysiek. Meer en intensievere samenwerking versterkt de specialismen van de Arnhemse BIS-gezelschappen en podia en stelt hun in staat te innoveren en gezamenlijke strategieën te ontwikkelen. Dit vergroot hun bereik, weerbaarheid en slagkracht. De Arnhemse instellingen ontvangen al relatief veel bezoekers van buiten de gemeente, maar hier ligt nog een behoorlijke groeipotentie. Het verzorgingsgebied van Arnhemse activiteiten en programmering is in potentie zeer omvangrijk en kan beter worden benut en uitgenut.14 Dit geldt zeker in samenwerking met de huisbespelers. Samen kunnen zij nieuw aanbod ontwikkelen dat is afgestemd op de verscheidenheid en actualiteit van de lokale omgeving. Ook zijn er samenwerkingsmogelijkheden op het gebied van cultuureducatie (de bediening van het onderwijs in Oost-Nederland) en van talentontwikkeling. Ook op die terreinen zal het belang van de stedelijke regio’s en de rol van de rijksgezelschappen en de podia hierin, toenemen. Het verbinden van productie en presentatie sluit aan bij een landelijke ontwikkeling waarin de traditionele rollen van podia en producenten veranderen. Podia zijn op zoek naar onderscheidende programmering en zoeken daarbij de samenwerking met theatergezelschappen, orkesten en productiehuizen. Sommige podia nemen de verantwoordelijkheid tot (co)producent voor nieuwe aanbod. In steeds meer steden, zoals Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Groningen en Tilburg zien we dat podia, gezelschappen en soms productiehuizen voor talentontwikkeling intensieve samenwerkingsverbanden aangaan, gesteund door de overheden, al dan niet gecombineerd met gezamenlijke huisvesting. Zij trekken samen op in de positionering en behartiging van hun belangen. Zo werken in Den Haag sinds 2012 Het Nationale Toneel, de Koninklijke Schouwburg en Theater aan het Spui onder de naam ‘De Toneelalliantie’ intensief samen op het gebied van educatie, talentontwikkeling, debat en randprogrammering. Ook werken zij samen op het gebied van programmering voor een goed op elkaar afgestemd toneelaanbod. Binnenkort gaat men zelfs een stap verder: in september 2015 werd bekend dat Het Nationale Toneel en de Koninklijke Schouwburg gaan fuseren. Ook in Rotterdam leven plannen voor een fusie. Al langer vormen de schouwburg, het productiehuis en de gezelschappen RO Theater en Wunderbaum samen de ‘coalitie Theater Rotterdam’. De samenwer-king groeit daar geleidelijk; men heeft inmiddels een gedeelde raad van toezicht en hoofd marketing. Het is de bedoeling dat straks één theaterorganisatie wordt gevormd, onder leiding van artistiek directeur Johan Simons. 2.2.1 Positie rijksgezelschappen In de landelijke basisinfrastructuur zullen zich de komende vier jaren geen grote wijzigingen voordoen. Maar de positie van orkesten en toneelgezelschappen, zeker buiten de Randstad, kent al langer onzekerheden. De vraag blijft resoneren of er niet te veel aanbieders zijn in het landelijke 13
Het manifest is opgesteld door de provincies Gelderland en Overijssel en de steden Apeldoorn, Arnhem, Deventer, Ede, Enschede, Hengelo, Nijmegen en Zwolle. 14 De Stadsregio Arnhem- Nijmegen (SRAN) telt 740.000 inwoners en het verzorgingsgebied is nog vele malen groter. Bron: Stadsregio Arnhem-Nijmegen.
9
bestel. Waarbij voor een eventueel surplus vooral naar de landsdelen, buiten de Randstad, wordt gekeken. De krachtenbundeling die nu in Den Haag en Rotterdam gaande is, maakt de positie van deze steden nog sterker dan zij al is. Het belang voor de Arnhemse rijksgezelschappen om zich sterk te profileren neemt dan ook verder toe. Het Rijk geeft de gezelschappen voor de komende BIS-periode de opdracht zich meer van elkaar te gaan onderscheiden, met de omgeving waarin zij werken als uitgangspunt. Dat levert ‘maatwerk’ op voor het publiek en geeft instellingen de ruimte de band met het publiek te versterken en de herkenbaarheid te vergroten. Dit draagvlak biedt vervolgens meer mogelijkheden om een interessante partner te worden voor andere culturele, maatschappelijke en private organisaties. En dat opent weer nieuwe perspectieven op het aanboren van andere financieringsbronnen, waardoor instellingen hun weerbaarheid kunnen vergroten. Op zich is dit een kansrijke ontwikkeling, zowel voor de rijksgezelschappen als voor de positionering van landsdeel Oost. Het vraagt wel de nodige samenwerking, krachtenbundeling en anticiperend vermogen. Niet alleen van de rijksgezelschappen en podia maar ook van de betrokken overheden. Zij zullen - als ambassadeurs - gezamenlijk een flinke impuls moeten geven aan de strategische belangenbehartiging in Den Haag voor de culturele infrastructuur in Oost-Nederland. 2.2.2. Positie podia "De rol van de schouwburg verandert: van instituut naar een houding”, zo omschreef Ellen Walraven, directeur van de Rotterdamse Schouwburg onlangs de vernieuwing die in de havenstad in gang is gezet.15 Zij doelt op een schouwburg die meer doet dan aanbieden, die ook verbindt en agendeert en zich ontwikkelt van facilitator naar producent. De rol van de podia in het hierboven geschetste proces van vernieuwing en samenwerking zal flink groeien in de komende jaren. Minister Bussemaker zegt hierover in haar Uitgangspuntennota Ruimte voor Cultuur: “De sleutel voor een succesvol publieksbereik ligt in goed partnerschap tussen accommodaties en gezelschappen. Gezelschappen moeten een hechte band met het publiek kunnen opbouwen. Accommodaties vervullen hier een sleutelrol, omdat gezelschappen daar hun publiek ontmoeten. Een betere en nauwere samenwerking - tussen podia onderling, en tussen podia en gezelschappen - is een noodzakelijke voorwaarde, als we het aanbod van instellingen in stedelijke regio’s in stand willen houden. Volgens de Raad voor Cultuur dienen podia daarbij meer mogelijkheden te krijgen om hun nieuwe rol als “gidsende, initiërende en (co)producerende makelaar tussen aanbod en afname” te spelen.” Het is een rol die past bij de verzelfstandigde status die Musis | Stadstheater Arnhem met ingang van 2016 krijgt en bij de opdracht die de gemeente vanuit de cultuurnota Stroom geeft aan de Arnhemse basisvoorzieningen, waaronder MSA. Hierin worden de basisvoorzieningen nadrukkelijk gepositioneerd als publieke voorzieningen. Zij hebben een taak die breder is dan het brengen van een ‘eigen programma’ binnen de bewuste discipline. Vanuit hun opdracht als publieke voorziening gaan zij een interactieve relatie met de stad aan: met bewoners, bezoekers, andere organisaties en met het aanwezig creatief talent, van amateur tot professioneel. Basisvoorzieningen maken in hun programmering en activiteitenprogramma’s ruimte voor andere partijen. Zodoende ontstaat een stadsbreed, authentiek en onderscheidend aanbod met aandacht voor actuele ontwikkelingen in stad en regio. Daarmee krijgt MSA een functie als schakel en aanjager van samenwerking in de volle breedte tussen de diverse in Arnhem aanwezige disciplines. Doel is, naast een breed gedragen programmering voor en door de stad, duurzame versterking van culturele partijen en optimale benutting van elkaars expertise, ervaring, kennis en kunde. Musis | Stadstheater wil hier zowel inhoudelijk als organisatorisch een voortrekkersrol in vervullen, te beginnen voor de rijksgezelschappen. “Stadstheater wil een centrale plek zijn voor Oostpool en Introdans, zoals Musis dat reeds lange tijd is voor HGO. Het Stadstheater geeft deze gezelschappen in de programmering de aandacht die ze verdienen. En er is een sterke wens om meer samen te werken en hen sterker te verbinden aan het Stadstheater, zodat een coherent en afgestemd programma tot stand komt."16 15 16
Congres ‘Cultuur in Beeld', georganiseerd door het ministerie van OCW, december 2014. Bron: Bedrijfsplan Musis | Stadstheater 2016-2019
10
2. 3 Doelen Het gedeelde belang van instellingen en overheden is duidelijk: een vitale en weerbare cultuursector in de stedelijke regio's in Oost-Nederland, die een stevige en onderscheiden positie in de landelijke basisinfrastructuur inneemt. Om dat te realiseren investeren we de komende tijd in nieuwe samenwerkingsverbanden en allianties om de productie en presentatie van de podiumkunsten in Arnhem te verbinden. Dit kan op uiteenlopend gebied gerealiseerd worden: organisatorisch/ bedrijfsmatig, inhoudelijk en fysiek. We willen hiermee de volgende drie doelen bereiken: • Publieksbereik: het verbreden, vergroten en differentiëren van het publieksbereik in de brede regio en daarbuiten. Het afzetgebied gezamenlijk bewerken en beter bedienen. • Ontwikkeling in brede zin: in samenwerking met het onderwijs, andere podia en de productiehuizen gezamenlijk bijdragen aan cultuureducatie en talentontwikkeling in OostNederland. Jonge makers bijstaan in hun ontwikkeling; cultuureducatie efficiënt en op hoog niveau aanbieden in landsdeel Oost. • Profilering: gezamenlijke inzet op profilering van Arnhem als cultuurstad van het Oosten en als landelijk geografisch kernpunt. Zichtbaarheid van het aanbod en de instellingen vergroten, ook als impuls voor het cultuurtoerisme.
11
3. Samenwerking in het toekomstige Stadstheater en Musis Parallel aan het verbouwingstraject Stadstheater, in combinatie met Musis, loopt het traject om productie en presentatie van de podiumkunsten in Arnhem steviger met elkaar te verbinden. Voordat we ingaan op het realiseren van nieuwe samenwerkingsverbanden, behandelen we de fysieke noodzaak om het gebouw dat het Stadstheater huisvest - eigendom van de gemeente Arnhem - flink onder handen te nemen. 3.1. Het fysieke gebouw Introdans en Oostpool kennen op dit moment geen urgent huisvestingsvraagstuk, maar zullen hier op de langere termijn echter wel mee geconfronteerd worden: de repetitieruimten van Oostpool zijn tijdelijk; het gebouw van Introdans aan de Vijfzinnenstraat kent achterstallig onderhoud. Bij het Stadstheater is er wel degelijk een acute noodzaak. Het gaat ten eerste om een ingrijpende opknapbeurt. Het onderhoud aan het casco is de afgelopen jaren tot het minimum beperkt gebelven, waardoor de conditie van het gebouw achteruit is gegaan en inmiddels bijna niet meer voldoet aan de eisen van de tijd. Er is sprake van veel achterstallig onderhoud met name op het gebied van installaties, luchtbehandeling, trekkerwand, bekabeling en (zit)comfort. En er is de wens om de oorsponkelijke monumentale ingang in ere te herstellen. Een tweede, minstens zo belangrijk doel is de uitstraling en functionaliteit van het gebouw te verbeteren. De uitdaging is om de schouwburg opener te krijgen, echt voor iedereen toegankelijk, te beginnen bij het gebouw zelf. Het Stadstheater wordt op dit moment nog niet optimaal gebruikt; er zijn te veel dagen en dagdelen dat er weinig tot niets gebeurt en het gebouw maakt een gesloten en weinig uitnodigende indruk. Onwenselijk, zeker vanuit het besef dat uitstraling, beleving en accommodatieniveau steeds belangrijker worden in de keuzes die consumenten maken. Trends in vraag en aanbod van cultuur zijn van grote invloed op het (succesvol!) gebruik van culturele gebouwen als Musis en Stadstheater. In zowel binnen- als buitenland koppelen theaters en concertzalen hun programmering aan beleving en context (uiteenlopende activiteiten om de kunsten beter, anders en leuker te ervaren) en service en gemak (activiteiten en faciliteiten die het bezoek prettig en praktisch maken). Een moderne theater- of concertzaal sluit aan bij de eisen van de gebruikers (bespelers) en bij het hedendaagse consumen-tengedrag en -beleving. Het gebouw dat hierbij past is toegankelijk, laagdrempelig en transparant, waarbij van buitenaf goed zichtbaar is wat zich binnen allemaal afspeelt. Hierdoor ontstaat meer openheid en binding met het (potentiële) publiek. Te denken valt aan een (semi)openbare binnenruimte waarin horeca, winkels, expositie, kaartverkoop etc. mogelijk zijn. Vanuit die ruimte zijn (repetitie)studio's en zalen zichtbaar en toegankelijk. In een dergelijk scenario kan het gebruik - ook van ondersteunende ruimtes zoals de foyers - worden geoptimaliseerd, bijvoorbeeld voor het geven van kleinschalige optredens, voorstellingen, lezingen of presentaties. Uiteraard zal er ook meer ruimte komen voor aantrekkelijke horeca, wat belangrijk is als recreatieve en sociale voorziening voor bezoekers. De aanwezigheid van een goed functionerende en aantrekkelijke horeca verlengt het bezoekmoment, vergroot het verzorgingsgebied en verhoogt de verblijfsduur en daarmee de bestedingen. De verbouwing van het Stadstheater biedt op dit punt veel nieuwe mogelijkheden. 3.1.1 Huis van de gezelschappen Ook op het fysieke vlak is de samenwerking met producerende en uitvoerende gezelschappen erg belangrijk. De algemene landelijke tendens is dat bezoekersaantallen voor culturele activiteiten die in een sterk traditionele setting worden aangeboden, teruglopen. Het publiek wil verrast worden met bijzondere verblijfsplekken waar méér dan alleen passief geconsumeerd kan worden, maar waar bijvoorbeeld ook het productieproces zelf gevolgd kan worden of zelfs daaraan meegedaan kan worden, of achter de schermen gekeken kan worden. Het fysieke gebouw maakt dus in toenemende mate onderdeel uit van het besluit waar naartoe te gaan. Daarnaast biedt de techniek steeds meer mogelijkheden tot allerlei cross over producties. Arnhem is niet alleen een stad van theater en dans, maar ook van mode, muziek, beeldende kunst, vormgeving en film.
12
Dit sluit aan bij de ambitie van Stadstheater Arnhem om zich in de komende jaren naast podium voor presentatie te ontwikkelen tot een huis waar producties ontstaan en gemaakt worden, zo mogelijk het publiek daarbij betrekkend, passief of actief. “(…) zetten we in op kruisbestuivingen tussen kunst- en cultuurdisciplines en focussen we op samenwerking met de (huis)gezelschappen, creatieve disciplines in de stad, onderwijs, het bedrijfsleven en stadsinitiatieven. (…) we betrekken bewoners bij de programmering. De ramen en deuren van onze podia gaan letterlijk en figuurlijk open.”17 Het fysiek inhuizen van een of meer huisbespelers in het Stadstheater kan daarbij stimulerend werken. Het is een middel en geen doel op zich. Het past wel in het streven bij gemeentelijke huisvestingsopgaven naar multifunctioneel en zo mogelijk gezamenlijk gebruik van de cultuurhuisvesting. Het is bovendien een bekend gegeven dat het creatieve proces gedijt bij het werken in clusters en netwerken. Nabijheid en dagelijks contact werkt efficiënt en inspirerend: het kan een bron zijn voor nieuwe ideeën en combinaties. We gaan de komende tijd nader onderzoeken wat de voor- en nadelen hiervan zijn – ook in financieel opzicht - en hoe deze tegen elkaar opwegen. 3.1.2. Koningsplein Tot slot vraagt ook de directe omgeving en buitenruimte van het Stadstheater aandacht. Nu het Stadstheater gerenoveerd gaat worden en het Lauwerspark een nieuwe impuls krijgt met de nieuwbouw Musis, is het een goed moment om ook het Koningsplein aan te pakken. Het Stadstheater zal een een meer open, transparant karakter krijgen en dus is het van belang dat ook de omgeving van het theater aantrekkelijk is. De gemeenteraad heeft 30 maart jl. een motie aangenomen waarin het college wordt verzocht voor eind 2015 een uitgewerkte visie op de omgeving van het Stadstheater voor te leggen. Pleinen zijn bepalend voor het imago en de beleving van de binnenstad en kunnen meerdere rollen vervullen (uitgaan, representatie, evenementen, manifestaties, festivals en winkelen). Het plein verkeert nu in een deplorabele toestand maar heeft de potentie om zich te ontwikkelen tot een interessante plek met een eigen karakter en als verlengstuk voor de activiteiten van het Stadstheater. 3.2. Nieuwe samenwerkingsverbanden Samenwerking is een middel en geen doel op zich. Er is wel een duidelijke urgentie voor Het Gelders Orkest, Introdans, Toneelgroep Oostpool, Musis en Stadstheater om elkaar op relevante onderdelen te versterken, ook structureel. Dit hoeft niet strijdig te zijn met het behoud van eigen identiteit en autonomie. Beide zijn onmisbare onderdelen van het artistieke profiel, dat juist de komende jaren voor de culturele instellingen in belang zal toenemen. Eigenwijsheid is de kracht van het merk. Wat ons in het algemeen voor ogen staat zijn open en flexibele instellingen die lokaal en regionaal verankerd zijn en structureel samenwerken, zowel inhoudelijk als organisatorisch en in de bedrijfsvoering. Kort gezegd: netwerkorganisaties die vanuit hun gedeelde kennis bijdragen aan het creatief klimaat. Samenwerking zou in de toekomst uit kunnen monden in het op elkaar afstemmen van beleidsvisies en -plannen en een gedeelde verantwoordelijkheid voor een aantal beleidsdoelen. Deze kunnen zeer divers zijn: aanbod, publieksverbreding en -vernieuwing, talentontwikkeling, cultuur in de wijken, cultureel ondernemerschap, participatie en educatie. 3.2.1. Organisatie en bedrijfsvoering MSA en de drie rijksgezelschappen zullen in de komende BIS-periode experimenteren met het samenwerken op organisatorisch en bedrijfsmatig niveau. Doel is een efficiëntere bedrijfsvoering en wederzijdse versterking door kennis, ervaring en kosten te delen. Daardoor worden instellingen minder kwetsbaar, krijgen zij meer slagkracht en blijft er ruimte voor nieuwe ontwikkelingen en experiment. Genoemde partijen werken op dit moment al op kleine schaal en incidenteel samen. Dit kan de komende tijd relatief eenvoudig verder worden uitgebreid. Denk bijvoorbeeld aan kaartverkoop, administratie, ICT, financien, gezamenlijke inkoop en een servicepool techniek. Maar ook het gezamenlijk uitbouwen van het ‘gastheerschap’, het samen creëren van een herkenbare en levendige ontmoetingsplek waar mensen zich welkom voelen en waar zij terug willen keren. 17
Bron: Bedrijfsplan Musis | Stadstheater Arnhem 2016-2019
13
De manier waarop de samenwerking wordt ingericht, moet passen bij het karakter van de basisinfrastructuur in landsdeel Oost: een groot werkgebied dat mobiliteit vergt, gezelschappen die veel reizen en dus weinig 'thuis' zijn. Gedacht wordt aan een coöperatief functioneel model, een koepel van waaruit shared services worden aangeboden en gedeeld. De instellingen behouden daarbij ieder hun eigen verantwoordelijkheid, identiteit en ‘merk’. Musis | Stadstheater wil een leidende rol nemen in het ontwikkelen van een dergelijk model. Winst is er te behalen op het gebied van pr, marketing, sponsoring en het gezamenlijk optrekken naar bedrijfsleven en andere private partijen. Door intensief samen te werken leren instellingen het eigen en elkaars publiek beter kennen, volgen en bereiken. Ze maken daarvoor bijvoorbeeld gebruik van een gezamenlijke database van publieksgegevens, te gebruiken voor publieksonderzoek en marketing. Ook kunnen samen gerichte marketingcampagnes worden gevoerd, bijvoorbeeld gericht op het grensgebied, maar ook landelijke campagnes ten behoeve van profilering van Arnhem als centrale cultuurstad in Oost-Nederland. 3.2.2. Inhoudelijke samenwerking Inhoudelijke samenwerking is op vele terreinen mogelijk. Allereerst is er een duidelijke noodzaak tot betere en meer onderlinge afstemming - in een vroeg stadium - van de programmering. Hiermee wordt overlap en onbedoelde concurrentie tegengegaan en het biedt veel kansen voor gezamenlijke marketing. Betere afstemming is een duidelijk gedeelde behoefte bij MSA, de andere podia binnen en buiten Arnhem, de gezelschappen en bij partners als ArtEZ en productiehuis Generale Oost/De Nieuwe Oost. Nu al vindt vaker dan voorheen overleg plaats tussen MSA en andere podia in Arnhem en Nijmegen over grote concerten en voorstellingen (onder andere cabaret). Door in een vroeg stadium de programmering onderling af te stemmen, ontstaat meer samenhang en meer flexibiliteit om op de (locale) actualiteit in te springen en in te spelen op de vraag. Zo kunnen succesvolle stukken langer worden doorgespeeld, producties die tegenvallen kunnen eerder worden stopgezet. Ook is het makkelijker voorstellingen op korte termijn te hernemen. De speelruimte is nu beperkt door de afspraken die de directies van podia en gezelschappen vaak lang vooruit maken. Speeldata en recetteverdeling zijn daarin vastgelegd en veelal ook de verdeling van kosten die samenhangen met techniek en marketing. Een volgende stap is gezamenlijk programmeren en coproduceren met andere podia en gezelschappen, eventueel aangevuld met productiehuis en kunstvakonderwijs. De gezelschappen staan in nauwe relatie met andere makers, hebben een groot (inter)nationaal netwerk en zicht op actuele ontwikkelingen binnen hun discipline en het werkgebied. Zij kunnen dus een bijzondere en unieke impuls geven aan de regionale productie en programmering en bijdragen aan een (regio)breed, authentiek, actueel en onderscheidend aanbod en daarmee ook aan vernieuwing en vergroting van het publieksbereik. Te denken valt aan een week lang een gezamenlijk programma op meerdere locaties rond een bepaald thema of een maker, het ontwikkelen van coproducties (bijvoorbeeld voor Oost Nederland), het uitproberen van nieuwe concepten en formats, eventueel met randprogrammering, crossovers met andere disciplines en pop-up programmering. Er kan geëxperimenteerd worden met nieuwe vormen van publieksparticipatie en cocreatie waarbij het publiek niet meer alleen passief toekijkt maar in interactie staat met de makers. Hierdoor onstaat ook een zeer vruchtbaar klimaat voor de studenten en alumni van ArtEZ (talentontwikkeling). Meer afstemming is ook nodig om ruimte te (blijven) maken en geven aan kleinere gezelschappen, vlakkevloerproducties en jonge makers. Juist dit segment van producties en makers zit momenteel in de verdrukking. Het past bij Arnhem om ook voor dit aanbod ruimte te houden en te maken. Samenwerkingskansen zijn er ook op het gebied van de educatie in brede zin, gericht op het onderwijs en speciale doelgroepen. De rijksgezelschappen hebben alle drie een taak op dit gebied en hebben in de loop van de tijd veel ervaring opgedaan en specialisten op dit gebied in dienst. Introdans heeft een taak op het gebied van jeugddans en ontwikkelt met Introdans Interactie activiteiten voor bijzondere doelgroepen, Oostpool ontwikkelt – samen met jeugdtheater Sonnevanck – producties voor primair en voortgezet onderwijs in Oost-Nederland, HGO heeft uiteenlopende activiteiten om kinderen in de klas kennis te laten maken met muziek en geeft speciale schoolconcerten. De educatieve taak van de rijksgezelschappen bestrijkt een groot
14
werkgebied (Gelderland en delen van Overijssel) en is een arbeidsintensieve en kostbare activiteit. Bovendien groeit de rol van de stedelijke voorzieningen (podia en gezelschappen) in het bedienen van het onderwijs in de provincie(s). Ook hier is krachtenbundeling dus van toenemend belang. Te denken valt aan het ontwikkelen van en gezamenlijk programma voor het onderwijs in OostNederland of een jeugddansfestival van een week, waar alle scholen voor worden uitgenodigd. We willen deze inhoudelijke ambities zo mogelijk bovenregionaal invullen door hier in de toekomst ook het grensgebied bij te betrekken. Er zijn binnen de beeldende en podiumkunsten interessante kruisbestuivingen mogelijk met makers, kunstenaars en uitvoerenden uit onder andere het Rurhgebied. Bijvoorbeeld in het kader van het driejaarlijkse podiumkunstenfestival Ruhrtriennale dat onder andere in Essen en Duisburg plaatsvindt. Uitwisseling kan een grote impuls betekenen voor zowel (co)productie als programmering door een bovenregionale programmering neer te zetten die voor en door het werkgebied is gemaakt. De producerende instellingen krijgen er bovendien een interessant extra afzetgebied erbij. We zullen de betrokken instellingen vragen om de komende tijd een gezamenlijke visie te ontwikkelen op de inhoudelijke samenwerking. Een visie op hoofdlijnen, met genoeg vrijheid en ruimte voor alle betrokkenen, die de gezamenlijke ambities voor de regio en het grensgebied beschrijft: waar zitten nog witte vlekken (in aanbod en bereik) en hoe zijn deze in te vullen. Het is aan de bestuurders af te stemmen hoe hier gezamenlijk in op te trekken, zonder elkaar te beconcurreren. Als een volgende stap zou h afsluiten van een cultureel convenant met Nordrhein Westfalen een overweging kunnen zijn. Doel is de krachten te bundelen voor een optimale positionering en bereik, waarbij middelen zo efficiënt mogelijk in worden gezet.
15
4. Stappen en vervolgtraject De ontwikkeling van Musis en Stadstheater - en directe omgeving - is een omvangrijk traject met meerdere stakeholders. We maken een begin door de volgende stappen te zetten:
WAT
WIE
2016
Inhoudelijk: - Uitwerken visie inhoudelijke samenwerking podia en gezelschappen
Rijksgezelschappen i.s.m. MSA
Najaar 2015
Organisatorisch: - Opzet coöperatief model samenwerking back office en diensten
MSA i.s.m. rijksgezelschappen
Najaar 2015
Fysiek: - Haalbaarheidsonderzoek inhuizen van Introdans en Oostpool in Stadstheater
Gemeente / Introdans / Oostpool
- Ontwikkeltraject verbetering Stadstheater en omgeving (Koningsplein)
Gemeente
Najaar 2015
Bestuurlijk: - Overleg podiumkunsten brede regio (Arnhem/Nijmegen/ Apeldoorn/Ede) - Nadere uitwerking ‘Proeftuin Podiumkunsten Arnhem’
WANNEER
Gemeente Gemeente/ rijksgezelschappen/ provincie Gelderland /Overijssel
16