Projectbureau Nieuwe Hollandse Waterlinie
Baten en kosten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie Herziene verkenning
Hoofddorp, oktober 2003 Projectnummer: 3942
KPMG Bureau voor Economische Argumentatie Postbus 559 2130 AN Hoofddorp Tel. 023-5547700 / Fax. 023-5547704
Inhoudsopgave Samenvatting
i
1
Inleiding
1
2
Toelichting op de aanpak
3
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
Ambitie van de Waterlinie Bouwstenen voor de netto contante waarde De waardering van natuur- en cultuurlandschappen Inzichten uit recente studies Focus op toerisme, water en woningbouw Kern van de aanpak
3 3 4 5 6 8
3
Baten van projectenveloppen
11
3.1 3.2
Karakterisering Waardering
11 13
4
Kosten van investeringen
17
5
Netto contante waarde
19
Bijlagen
23
A B C
25 27 29
Begeleidingscommissie, onderzoeksteam en literatuur Vergelijking resultaten 2000-2003 Functies en economische baten van natuur
Samenvatting Eind 2000 heeft KPMG Bureau voor Economische Argumentatie (KPMG BEA) een globale analyse gemaakt van de mogelijke economische baten en netto contante waarde van de Nieuwe Hollandse Waterlinie (NHW) als geheel. Deze analyse is destijds in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij opgesteld als economische onderbouwing van de ICES-aanvraag voor de NHW. Sindsdien is door het projectbureau NHW een nadere uitwerking gemaakt van het ontwerp van de Waterlinie1. In dit ontwerp is een zevental „projectenveloppen‟ gedefinieerd. In deze projectenveloppen worden de maatregelen op een operationeel niveau in onderlinge samenhang gepresenteerd, opdat ze door de „geadresseerden‟ (met name provincies) kunnen worden opgepakt. Voor het realiseren van de NHW is medefinanciering door het rijk noodzakelijk. Ten behoeve van het onderbouwen van die medefinanciering is door het projectbureau NHW aan KPMG BEA gevraagd een nadere uitwerking te maken van de economische baten van het Linieperspectief. Het voorliggende rapport betreft een uitbreiding en update van het rapport van 2000. De economische baten vormen de input bij de berekening van de netto contante waarde2, per enveloppe en voor het totaal. Bij het beschrijven van de economische baten en het berekenen van de netto contante waarde gebruiken we dezelfde methode als in het rapport van 20003. De informatie over de kosten is verkregen van de Dienst Landelijk Gebied (DLG) van het ministerie van LNV. Deze dienst heeft een eerste proeve van een raming gemaakt van de – publieke - kosten van het realiseren van het Linieperspectief.
Baten We bekijken bij de baten enkel de structurele, blijvende effecten. Projecteffecten die samenhangen met het uitbreiden en verbeteren van het Linieperspectief zelf (tijdelijke effecten), rekenen we niet mee. De focus in deze studie is gericht op de baten in relatie tot recreatie en toerisme, waardevermeerdering van woningen en ruimte voor water. De effecten van recreatie en toerisme zijn kwantitatief van belang en goed te bepalen, omdat hier eerder in andere gebieden in Nederland onderzoek naar is gedaan. De werkgelegenheidseffecten die grotendeels samenhangen met toerisme bedragen 300-500 volledige arbeidsplaatsen. De baten die samenhangen met water – en die gerelateerd kunnen zijn met de Waterlinie - zijn moeilijk in geld uit te druk1
Panorama Krayenhoff II, Ontwerp Linieperspectief, Aangepaste teksten en kaarten, Stuurgroep Nationaal Project Nieuwe Hollandse Waterlinie, Utrecht, Februari 2003. 2 Een positieve netto contante waarde geeft aan dat de som van opbrengsten (baten) en van investeringskosten (lasten) gedurende de looptijd per saldo hoger dan nul is. Daarbij wordt de som van elk jaar teruggerekend naar de start van de investering. Hierdoor telt de opbrengst van het laatste jaar minder mee dan die van het eerste jaar. 3 De ICES-claim voor de NHW is destijds door de planbureaus als “robuust” bestempeld.
Baten en kosten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie
i
ken; zij worden maatschappelijk steeds belangrijker. Andere mogelijke baten voor het Waterliniegebied die nader onderzocht kunnen worden betreffen: -
Natuurbeheer (pachtinkomsten en productie-inkomsten);
-
Waterzuivering (zuivering van vervuild water en gebruik van schoon water door bedrijven);
-
Cultuurhistorie (in stand houden van uniek gebied);
-
Accommodatiefunctie (opbrengsten uit gebruik forten);
-
CO2-opslag (waarde van CO2-opslag);
-
Bestemmingsverkeer (de waarde van verplaatsen door bezoekers);
-
Vestigingsplaatseffect (aantrekkelijke locatie voor bedrijvigheid);
Bij het bepalen van de baten hebben we de zeven projectenveloppen gekarakteriseerd en vervolgens qua bestedingseffect vergeleken met enkele natuurgebieden in Nederland. Vechtstreek-noord en –zuid en Loevestein karakteriseren we op basis van beschikbare kennis en inzichten als enveloppen met een hoog bestedingseffect. De andere gebieden karakteriseren we als gemiddeld, waarbij Linieland en Diefdijk aan de onderkant zitten. Bij het vaststellen van het bestedingseffect rekenen we niet de volledige waarde toe aan de Waterlinie. De reden hiervoor is dat de NHW-investeringen in de meeste gevallen beschouwd kunnen worden als een versterking van de reeds bestaande ruimtelijk-economische structuur van het betreffende gebied.
Investeringen De kostenraming van DLG gold als input voor de investeringen per enveloppe. Het gaat hier hoofdzakelijk om investeringen die de overheid doet. De investeringen van private partijen zijn nog niet in beeld gebracht. De drie gebieden met het hoogste bestedingseffect hebben ook de hoogste investeringskosten. De grootste kostenpost is met 287 miljoen euro de aankoop en inrichting van hoogwaardige landbouwgronden. Tegenover deze kosten staan ook mogelijke verdiensten wanneer deze gronden verkocht kunnen worden voor de ontwikkeling van bijvoorbeeld landgoederen.
Netto contante waarde Een positieve netto contante waarde (NCW) betekent dat de investering vanuit maatschappelijk oogpunt lonend is. Dat wil overigens niet zeggen dat de baten bij de financier c.q. bij de overheid terechtkomen. Zo gaan veel van de toeristische inkomsten naar ondernemers. We hebben gerekend met een model en hebben daarbij de volgende aannames gehanteerd:
ii
-eindrapport-
-
De beschouwde investeringskosten betreffen de kosten die nodig zijn voor het realiseren van een basisniveau aan kwaliteit en voorzieningen en gelden om die reden als publieke kosten;
-
Er is geen rekening gehouden met de mogelijke rol van private partijen bij het uitwerken van het Linieperspectief, onder meer via financiële betrokkenheid;
-
De projecteffecten van de investering tellen niet mee in het bestedingseffect, daar tellen enkel de structurele effecten mee;
-
De effecten op veiligheid (beperking kans op overstroming) en CO2-opslag zijn niet inbegrepen in de gekwantificeerde baten4;
-
Ook zijn „meekoppel‟ effecten buiten beschouwing gebleven, bijvoorbeeld gerelateerd aan de beoogde realisering in het gebied van retentiegebieden (synergie in investeringskosten);
-
In het gehanteerde bestedingseffect tellen vooral de toeristische baten mee en zit ook het aspect waardevermeerdering van bestaande woningen;
-
We rekenen maximaal 40 procent van het bestedingseffect toe aan de investering. Dit vanwege het bovengenoemde argument dat de NHW-investering in de meeste gevallen geldt als versterking van de reeds bestaande ruimtelijk-economische structuur;
-
De baten die samenhangen met het ontwikkelen van landgoederen zitten in de zogenoemde verdiencapaciteit en tellen we op bij het bestedingseffect;
-
We beschouwen de baten en lasten over een periode van 15 jaar. Dat impliceert dat de investering in een gebruikelijke tijd terugverdiend moet worden.
In de huidige aanpak hebben we met conservatieve aannamen gerekend om daarmee een ondergrens te bieden van de economische impact van investering in de Waterlinie5. Het model is ook in toekomst te gebruiken wanneer er nieuwe inzichten zijn ten aanzien van de omvang, kwantificering en/of monetarisering van effecten (baten) of investeringen.
Resultaten van Panorama Krayenhoff (in miljoen euro) Baten per jaar 93
Totaal investeringen 737
Netto contante waarde 177
Het totaalresultaat van Panorama Krayenhoff, conform het ontwerp Linieperspectief, is zeer positief. Bij een totale investering van 737 miljoen euro en jaarlijkse baten van 93 miljoen euro resulteert een netto contante waarde van in totaal 177 miljoen euro.
4
Met betrekking tot de CO2-opslag verwachten wij overigens dat dit een relatief bescheiden post is. De uitwerking van de aanpak verschilt op dit punt met die van 2000. In de bijlage in het hoofdrapport is dit verder toegelicht. 5
Baten en kosten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie
iii
Dit hoge resultaat komt mede tot stand door de aanwezigheid van drie enveloppen met verdiencapaciteit (bij grondontwikkeling). Vechtstreek-noord, -zuid en Loevestein hebben in totaal een verdiencapaciteit van 350 miljoen euro. Kraag van Utrecht heeft zonder verdiencapaciteit ook een positief resultaat. De drie andere enveloppen zonder verdiencapaciteit, Rijnauwen en Vechten, Linieland en Diefdijk hebben een negatieve NCW. Gevoeligheidsanalyse In het kader van de gevoeligheidsanalyse is Panorama Krayenhoff doorgerekend met een andere verdiencapaciteit, waardoor het bestedingseffect verandert. Bij 400 miljoen euro verdiencapaciteit stijgt de NCW naar 222 miljoen, bij 200 miljoen verdiencapaciteit daalt de NCW naar 41 miljoen en bij 100 miljoen eindigt de NCW op 49 miljoen euro negatief. Een tweede invalshoek in de gevoeligheidsanalyse betreft het lager waarderen van de impact van de investering. Dit kan via het toerekenen van de bestedingseffecten voor 30 procent, in plaats van 40 procent. In dat geval daalt de NCW van 117, naar 65 miljoen euro. Een derde invalshoek in het kader van de gevoeligheid betreft het bepalen van de NCW zonder het meetellen van de rode verdichtingsgebieden. De investeringskosten dalen dan met ruim 300 miljoen maar ook de verdiencapaciteit daalt dan met 350 miljoen. Ook in deze situatie is er een positief maatschappelijk rendement; de NCW bedraagt dan 113 miljoen euro.
Afsluiting We hebben bij het berekenen van de impact van de investeringen met conservatieve aannamen gerekend. De gekozen aanpak resulteert in een ondergrens van de economische waarde van Panorama Krayenhoff. Hierbij is de netto contante waarde sterk positief. Dit geeft aan dat de verhouding baten-lasten in de kern gezond is. Bij de baten tellen vooral de bestedingen aan toerisme en recreatie sterk mee. De gehanteerde benadering geeft een goed beeld maar is dus niet volledig. De verwachting is dat het „denkbeeldig‟ meerekenen c.q. meewegen van deze effecten, het verkregen beeld niet wezenlijk doet veranderen maar de maatschappelijke waarde van Panorama Krayenhoff wel kan vergroten.
iv
-eindrapport-
1
Inleiding Aanleiding Eind 2000 heeft KPMG Bureau voor Economische Argumentatie (KPMG BEA) in het kader van de onderbouwing van een ICES-claim, een globale analyse gemaakt van de mogelijke economische baten (onderverdeeld naar een aantal categorieën) van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Op basis van enkele extern aangeleverde kostenposten is tevens een globale netto contante waarde bepaald. Deze analyse is destijds in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij opgesteld als economische onderbouwing van de ICESaanvraag voor de NHW. De ICES-claim voor de NHW is destijds door de planbureaus als „robuust‟ bestempeld. Sindsdien is door het projectbureau NHW een nadere uitwerking gemaakt van het ontwerp van de Waterlinie6. In dit ontwerp, Krayenhoff II, is onder meer een zevental „projectenveloppen‟ gedefinieerd. In deze projectenveloppen worden de maatregelen op een operationeel niveau gepresenteerd, opdat ze door de „geadresseerden‟ (met name provincies) kunnen worden opgepakt. Voor het realiseren van de NHW is ook medefinanciering door het rijk noodzakelijk. Ten behoeve van het onderbouwen van die medefinanciering is door het projectbureau NHW verzocht om inzicht in economische baten en netto contante waarde (NCW) per enveloppe, en voor NHW totaal.
Vraagstelling aan KPMG BEA KPMG BEA is verzocht om een nadere uitwerking te maken van de economische baten van het Ontwerp Linieperspectief, zowel op het niveau van projectenveloppen als totaal. Deze economische baten vormen de input bij de berekening van de netto contante waarde per enveloppe en voor het totaal.
Accenten en reikwijdte opdracht De nadruk ligt in deze opdracht op het beschrijven en analyseren van de economische baten en het berekenen van de netto contante waarde. Hiervoor gebruiken we dezelfde methode als in het rapport van 2000. De informatie over de kosten hebben we verkregen van de Dienst Landelijk Gebied van het ministerie van LNV. Deze dienst heeft een nadere raming c.q. detaillering gemaakt van de publieke kosten van het realiseren van het Ontwerp Linieperspectief.
6
Panorama Krayenhoff II, Ontwerp Linieperspectief, Aangepaste teksten en kaarten, Stuurgroep Nationaal Project Nieuwe Hollandse Waterlinie, Utrecht, Februari 2003.
Baten en kosten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie
1
We hebben gewerkt met de best beschikbare informatie van dit moment. Nieuwe inzichten ten aanzien van de invulling van de projectenveloppen en de daarmee gerelateerde kosten en baten, onder andere door de betrokkenheid van private partijen, zullen de uitkomsten van de berekeningen beïnvloeden. De gebruikte methode en het ontwikkelde model zijn hiervoor geschikt. Met de uitkomsten van dit rapport is meer inzicht in de baten en kosten per enveloppe. Belangrijke opmerking vooraf is dat de kosten betrekking hebben op publiek geld en dat de baten voor de samenleving als geheel gelden. Dit komt omdat een deel van de baten via toeristische bestedingen bij ondernemers terechtkomt. Dat betekent dat de een positief effect van de investeringen (bij een netto contante waarde boven nul) voor de samenleving als geheel positief is maar niet per se voor de overheid als investeerder.
Gehanteerde aanpak en leeswijzer Het voorliggende rapport is een volledig nieuw rapport waarin we ingaan op de baten, kosten en opbrengsten van de investering in het Waterliniegebied. Een aantal elementen uit het rapport van 2000 zijn hierin overgenomen. In bijlage B geven we inzicht in de verschillen tussen 2000 en 2003. Deze rapportage is als volgt opgebouwd: In hoofdstuk 2 geven we een uitgebreide toelichting op de aanpak waarbij we aan het slot (2.5 en 2.6) aangeven waar de focus ligt en wat de kern van onze aanpak behelst;
2
-
In hoofdstuk 3 komen de baten per enveloppe aan de orde. Daarbij besteden we aandacht aan de karakterisering en vertaalslag naar het bestedingseffect per enveloppe.
-
In hoofdstuk 4 geven we aan hoe de investeringskosten per enveloppe zijn opgebouwd;
-
Ten slotte berekenen we in hoofdstuk 5 de netto contante waarde per enveloppe en voor het totaal. We doen dit voor drie varianten en lichten de verschillen in uitkomsten toe.
-eindrapport-
2
Toelichting op de aanpak Om te komen tot een uitspraak over de mate van maatschappelijk rendement bij investeringen in de Nieuwe Hollandse Waterlinie berekenen we in hoofdstuk 5 de netto contante waarden (NCW). Een positieve NCW betekent dat de opbrengsten hoger zijn dan de kosten, waarbij beide bedragen teruggerekend zijn naar het moment van de start van investeringen. In dit hoofdstuk lichten we toe hoe we te werk zijn gegaan om de NCW te berekenen.
2.1
Ambitie van de Waterlinie In “Panorama Krayenhoff II” staat het doel van het huidige Waterliniebeleid helder geformuleerd: het maken tot een herkenbare ruimtelijke eenheid en deze duurzaam in stand houden door toevoeging van eigentijdse functies. De belangrijkste doelen zijn7: -
Bescherming en ontwikkeling van de Linie als groen-blauwe megasingel in een robuuste contramal van de verstedelijking in de Deltametropool (oostelijke pendant van de duinenrij);
-
Ontwikkeling tot een belangrijke schakel in de reserveringen voor regionale waterberging in de multifunctionele gebieden op de overgang van hoog- naar laagNederland;
-
Voordracht als een van de Nederlandse bijdragen aan het Werelderfgoed (UNESCO) als blijk van internationale erkenning van de historische en monumentale waarde.
Om de hierboven beschreven ambitie waar te maken zijn investeringen nodig. De vraag is wat die investeringen opleveren voor de maatschappij. Het gaat om de waarde van de Waterlinie, uitgaande van het geschetste Linieperspectief. Ook in andere studies zijn dergelijke waarderingsvraagstukken behandeld. We gaan hieronder in op de belangrijkste elementen die bij zo‟n waardering aan de orde komen.
2.2
Bouwstenen voor de netto contante waarde Om de netto contante waarde te berekenen hebben we inzicht nodig in de omvang van de investeringen en baten die toe te rekenen zijn aan die investeringen. Voor de publieke investeringen maken we gebruik van recent onderzoek door de Dienst Landelijk Gebied (DLG). We lichten de beschikbare informatie nader toe in hoofdstuk 4. Het verzamelen en bewerken van informatie over de baten heeft in deze opdracht een prominente plaats ingenomen. Zowel in dit hoofdstuk als in hoofdstuk 3 gaan we nader in op de baten. In de volgende paragraaf gaan we in op de waardering van natuur- en cultuurlandschappen in het algemeen. In hoofdstuk 3 passen we deze inzichten toe op de zeven projectenveloppen van de Nieuwe Hollandse Waterlinie.
7
Zie voetnoot 1.
Baten en kosten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie
3
2.3
De waardering van natuur- en cultuurlandschappen In eerder onderzoek heeft KPMG8 een methode ontwikkeld en toegepast voor het inventariseren van de economische effecten en de geldstromen in natuurgebieden. Deze methode is zodanig opgezet dat deze in beginsel voor ieder type natuurgebied bruikbaar is. De methode is gebaseerd op de reguliere methode voor economische effectrapportage die veelal als input dient voor besluitvormingsprocessen. Op een zelfde manier als bij de economische effectrapportage (door het in kaart brengen van het bestedings- en werkgelegenheidseffect) worden de economische baten in kaart gebracht die gerelateerd kunnen worden aan de Nieuwe Hollandse Waterlinie. In onderstaande tabel geven we een overzicht van de functies en daarmee samenhangende economische baten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. In het volgende hoofdstuk geven we aan welke functies we meenemen bij de waardering van de Waterlinie. In bijlage C geven we een nadere toelichting op de verschillende effecten.
8
4
Geldstromen verbonden met natuur, bos en landschap, in opdracht van Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer & Visserij, 2000 Natuurgebieden als drager van de regionale economie, in opdracht van Vereniging Natuurmonumenten, 1999
-eindrapport-
Kader 2.1 Functies en economische baten van natuur in de Waterlinie
2.4
Natuur
Pachtinkomsten en productie-inkomsten
Toerisme en recreatie
Bestedingen aan horeca en bij winkels
Waterberging in relatie tot veiligheid en verdroging
Vermeden kosten bij meekoppelen met andere plannen
Waterzuivering
Zuivering van vervuild water en gebruik van schoon water door bedrijven
Cultuurhistorie
In stand houden van uniek gebied
Accommodatiefunctie
Opbrengsten uit gebruik forten
Waardevermeerdering van woningen
Extra onroerende zaakbelasting a.g.v. hogere waarde woningen
CO2-opslag
Waarde van CO2-opslag
Bestemmingsverkeer
De waarde van verplaatsen door bezoekers
Vestigingsplaatseffect
Aantrekkelijke locatie voor bedrijvigheid
Werkgelegenheid
Toename van werkgelegenheid door bovenstaande effecten, met name toerisme
Inzichten uit recente studies Recent zijn er studies verricht naar de waarde van natuur. We gaan hier kort in op achtereenvolgens studies van Ecorys, LEI en KPMG. Ecorys (NEI) heeft voor Nederland Natuurlijk onderzoek verricht (een coalitie met o.a. ANWB en Natuurmonumenten): de verscholen baten van natuur (2002). In deze studie presenteert men een aantal macro-cijfers die de waarde van natuur aangeven voor Nederland. Zo is nationale waarde van de recreatiefunctie van natuur geschat op 6,5 tot 7,7 miljard euro. En de kosten van gezondheidszorg zouden 2 miljard euro hoger uitvallen als er geen natuur was en mensen hierin niet kunnen wandelen en spelen. Andere grote bijdragen levert de natuur met 2,3 miljard euro voor de waterkering, -berging en -kwaliteit. De productie die de samenleving uit de natuur haalt en de meerwaarde van huizen zijn relatief klein in vergelijking met de andere waarde van natuur (respectievelijk 265 miljoen euro via hout en biomassa en 450 tot 1.350 extra waarde voor huizen).
Baten en kosten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie
5
Het LEI heeft in 2002 naar de waarde van natuur in het Roerdal9 gekeken. In deze studie is het LEI nagegaan hoe de baten en kosten bij de verschillende partijen uitpakken. Er is hier gekeken naar primaire inkomsten en uitgaven en belastingen, vergoedingen en subsidies die partijen krijgen. Voor wat betreft de inkomsten werkt LEI op een andere wijze dan de KPMG methode. Het LEI e baseert zich op een enquête onder recreanten om dit volgens hen een betrouwbaarder beeld geeft van de uitgaven en het motief dat daarbij past. Hieruit blijkt dat recreatieve partijen de grootste instroom genereren en ook na aftrek van kosten (BTW en toeristenbelasting) een netto-opbrengst hebben van 35 procent. Ook de provincie behaalt volgen het LEI een positief resultaat. De betalende partijen zijn de beheerders en het rijk. De omvang van dit gebied is niet bekend10. Hierdoor is de omzet per hectare niet te bepalen.
Tabel 2.4 Overzicht van de bestedingen en baten in het Roerdal (in euro)
totaal12
bestedingen
winst11
BTW
brutobaten
15.966.000
1.731.600
2.794.100
4.525.700
KPMG heeft naar de economische betekenis van de scheggen van Amsterdam gekeken 13. De scheggen of groenstroken maken het mogelijk om vanuit het centrum van de stad eenvoudig groene gebieden te bereiken. Ook hier geldt dat het bestedingseffect (detailhandel, horeca en sport en recreatie) de grootste impact hebben aan de batenkant. De omzet per hectare bedraagt voor de Amsterdamse Bosscheg 10.658 euro per hectare en voor de Amstelscheg 4.368 euro per hectare. In absolute omvang is de Amstelscheg met 35 miljoen euro groter dan het Amsterdamse bos met 25 miljoen euro aan natuur toe te rekenen bestedingen.
2.5
Focus op toerisme, water en woningbouw In paragraaf 2.3 is een groot aantal elementen dat samenhangt met de kwaliteit van de Waterlinie benoemd. In de praktijk blijkt dat niet alle elementen adequaat monetair te waarderen zijn. De verklaring hiervoor schuilt in het ontbreken van zicht op de omvang van een effect en/of de methodiek om het betreffende effect in geld te waarderen. Dit is een thema dat de komende jaren via diverse onderzoeken verder ingevuld respectievelijk onderbouwd zal worden. In deze studie hebben we gekozen voor een pragmatische aanpak.
9
Het Roerdal is een dal in het stromingsgebied van de rivier “de Roer” en maakt onderdeel uit van groter gebied dat de status van Waardevol Cultuurlandschap heeft (WCL Midden Limburg). 10 Globale afbakening voor het onderzoek: de gemeenten Ambt, Montfort, Roerdalen en Roermond (exclusief de Maasplassen). 11 Winst gebaseerd op gemiddelde winstmarge in de afzonderlijke deelsectoren, BTW bedraagt 19 % van bestedingen. De brutobaten zijn het totaal van winst en BTW 12 Totaal van restaurant/café, levensmiddelen, winkelen, vervoer, huur, bezoek musea etc, boerderij en verblijf. 13 De economische betekenis van de scheggen voor Amsterdam, KPMG, 2001. In opdracht van Milieucentrum Amsterdam, de uitkomsten zijn gebaseerd op 280 ingevulde enquêtes onder ondernemers
6
-eindrapport-
Dit betekent concreet dat we ons richten op de effecten die het grootste en/of het beste te monetariseren zijn. Zo blijkt uit diverse onderzoeken dat de bestedingseffecten van toerisme zeer groot zijn en goed te monetariseren. Ook het belang van water (retentie) en ontwikkeling van woongebieden achten we van groot belang. Daarnaast geldt dat er werkgelegenheid samenhangt met de bestedingen die gedaan worden aan toerisme. Recreanten en toeristen doen bestedingen die een impuls aan de economie geven. Deze komen hoofdzakelijk terecht bij de ondernemers in en rond het natuurgebied (een direct effect). Daarnaast genereren ze indirecte effecten bij toeleverende bedrijven.
Tabel 2.5 Overzichtstabel omvang effecten (per hectare in euro) Natuurbeheer
42- 117
Toerisme en recreatie
2.664 - 8.265
Waterberging en veiligheid
PM
Waterzuivering
PM
Cultuurhistorie
PM
Accommodatiefunctie
PM
Waardevermeerdering van woningen
Gemiddeld 20% hogere OZB
CO2-opslag
136 (max. 2/3 totaal ha)
Bestemmingsverkeer
PM
Vestigingsplaatseffect
PM
Werkgelegenheid
0,03 – 0,04 fte
Overzicht waardering natuurgebieden Op basis van de besproken studies zijn we tot een indeling gekomen van de waardering van natuurgebieden. De belangrijkste component van onderstaande kengetallen betreft de toeristische bestedingen. De verklaring hiervoor is dat, zoals eerder aangegeven, deze zeer omvangrijk zijn (meer dan 90 procent van het totaal) en goed te monetariseren. Ook zaken zoals natuuropbrengsten, waardevermeerdering van woningen en CO2-opslag zijn hier in meegenomen. Waterretentie en de ontwikkeling van woonlocaties zijn aspecten die nog niet te mo-
Baten en kosten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie
7
netariseren zijn. Deze hebben we niet meegenomen in de kengetallen. De gehanteerde waardering ziet er als volgt uit en leidt tot een aantal kengetallen.
Tabel 2.5.1 Kengetallen voor de waardering van gebieden Typering waarde
XXL
XL
L
M
Voorbeeld14
Amsterdamse Bosscheg
Biesbosch
Utrechtse Heuvelrug
-
Amstelscheg Veluwe Waarde per ha. in euro
2.6
9.000
Schiermonnikoog 4.500
3.000
2.000
Kern van de aanpak In deze opdracht ligt onze focus bij het bepalen van de waarde van de Waterlinie op toerisme, water en woningbouw. Daarnaast benoemen we de werkgelegenheidseffecten apart. Deze focus betekent niet dat andere effecten minder belangrijk zijn. Maar gezien de beschikbare informatie en ervaring uit andere waarderingsonderzoeken biedt deze focus naar onze mening het - op dit moment - best mogelijke beeld van de economische waarde van de Waterlinie. In dit onderzoek maken we gebruik van kengetallen die afkomstig zijn uit eerdere onderzoeken. Aan de verschillende deelgebieden (enveloppen) van de Waterlinie rekenen we kengetallen toe op basis van de kenmerken van die gebieden.
14
8
Voor de onderbouwing van de voorbeelden verwijzen we naar genoemde rapporten in bijlage C.
-eindrapport-
Overzicht van de aanpak van baten, kosten en netto contante waarde per enveloppe Baten (hoofdstuk 3) 1.
karakterisering, dit impliceert welk bestedingseffect er bij past
2.
vermenigvuldiging van bestedingseffect met het aantal hectares
3.
totale extra besteding per jaar, uitgaande van realisatie Krayenhoff II
Kosten (hoofdstuk 4) 4.
overzicht van diverse kostenposten
5.
bepalen van totale kosten
Netto contante waarde (hoofdstuk 5) 6.
bepalen omvang periode, rekenrente en verdeling baten en kosten in de tijd
7. berekenen netto contante waarde In de volgende hoofdstukken werken we de beschreven aanpak verder uit.
Baten en kosten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie
9
3
Baten van projectenveloppen In dit hoofdstuk beschrijven we de 7 projectenveloppen en gaan we in op de baten (bestedingseffecten) die hiermee samenhangen.
3.1
Karakterisering Aan de hand van informatie uit Krayenhoff en gesprekken met deskundigen geven we onderstaand een kernachtige beschrijving en waardering van de zeven enveloppen. Dit levert een realistisch beeld per enveloppe, uitgaande van realisatie van het Linieperspectief. We benadrukken dat hier voor een deel sprake is van expert judgement. Inzichten op dit terrein kunnen veranderen wanneer streekplannen verder ingevuld worden en/of particuliere ondernemers aan de slag gaan met recreatie of woningbouw. We zijn ervan overtuigd dat dit op dit moment de beste weergave is.
Baten en kosten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie
11
Tabel 3.1 Kerngegevens 7 projectenveloppen Projectenveloppe
VechtstreekNoord
VechtstreekZuid
Kraag van Utrecht
Rijnauwen en Vechten
3.142 480 2.662 2.111
9.230 633 218 8.379 4.324
3.774 3.074 700 2.983
1.480 1.480 1.456
Fortenpotentieel (museaal/recreatief)
11 (6)
6 (0), enkel met ecologische functie
10 (5)
7 (5)
Nabije woongebieden Inkomsten Recreatie/toerisme
Amsterdam, Almere, het Gooi
Utrecht, het Gooi
Utrecht en omgeving
Utrecht en omgeving
3 vestingsteden en Pampus (dagattractie) behoud watersport Arsenaal meubelcomplex
Rond de Vecht. In stand houden hoge kwaliteit, weinig trekpleisters
Sportvelden Botanische tuin Nieuwe plassen (i.s.m. waterberging)
Nationale centrum voor de Waterlinie
Woningen
Ontwikkeling Bloemendalerpolder Behoud aantrekkelijke landelijke woonomgeving
Ontwikkeling aantal landgoederen Wonen op het water
Lichte uitbreiding
Ontwikkeling landgoederen stedelijk uitloopgebied
Natuur/waterberging
Bieden mogelijkheid voor waterberging
Ja. Mogelijk in combinatie met wonen op het water
In de schil van Utrecht, in belang van waterkwaliteit
Ja
basisgegevens Oppervlakte totaal Verdichtingsvelden Liniegezichten Open veld Investeringszone15
15
Investeringszone is een kwalificatie die voor drie bovenstaande type velden kan gelden. Het genoemde aantal hectare investeringszone telt niet mee voor het totaal.
12
-eindrapport-
Projectenveloppe basisgegevens Oppervlakte totaal Verdichtingsvelden Liniegezichten Open veld Investeringszone
Linieland
Diefdijk
Loevestein
1.783 14 1.700 1.783
4.155 355 3.800 1.600
8.955 1.194 845 6.916 2.544
Fortenpotentieel (museaal/recreatief) Nabije woongebieden
7 (4),
6 (2)
12 (5)
Nieuwegein, Houten, Vianen
Culemborg, Geldermalsen en Leerdam
2 vestingsteden: Gorinchem en Woudrichem
Unieke forten (Fort Vechten en Honsdijk. Geen grootschalig bezoek mogelijk. Watersport op/rond de Lek
Op en rond de Linge bij Everdingen Leerdam Glas Cultuurfort Aspen
Vesting driehoek Toeristisch pontveer Loevestein
Eventueel rond Forten Vinex, bij Culemborg-West Wonen aan het water
Ontwikkeling Steurgat appartementen en rode verdichting bij de Merwede
Inkomsten Recreatie/toerisme
Woningen
Natuur/waterberging
3.2
Berging mogelijk, niet nodig voor ontwikkeling Waterlinie
Bij de A2schuif (Everdingen)
Waardering Om te komen tot een waardering in financiële termen hanteren we een drietrapsraket. In de eerste stap geven we aan wat het huidige economische belang is van toerisme, wonen en water, per projectenveloppe. In de tweede stap geven we aan hoe groot we de impact van de verandering naar het Linieperspectief inschatten. Het gaat dus om een relatieve verandering ten opzichte van de uitgangssituatie. In beide stappen baseren we ons op beschikbare documentatie (Krayenhoff en Streekplannen) en op inzichten van experts. In de derde stap leiden we de omvang af van het verwachte bestedingseffect. Dit kengetal is gebaseerd op een combinatie van het vertrekpunt in 2003 en de verwachte impact van een investering. We gebruiken hiervoor de kengetallen extra-extra groot tot midden (XXL tot M) (zie hoofdstuk 2.5).
Baten en kosten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie
13
We benadrukken nogmaals dat hier voor een deel sprake is van expert judgement. Inzichten op dit terrein kunnen veranderen wanneer streekplannen verder ingevuld worden en/of particuliere ondernemers aan de slag gaan met recreatie of woningbouw. We zijn ervan overtuigd dat dit op dit moment de beste weergave is.
Tabel 3.2 Overzicht waardering per enveloppe Projectenveloppe Vechtstreek Noord Vechtstreek Zuid Kraag van Utrecht Rijnauwen en Vechten Linieland
Diefdijk
Loevestein
Facet
Toerisme Wonen Water Toerisme Wonen Water Toerisme Wonen Water Toerisme Wonen Water Toerisme Wonen Water Toerisme Wonen Water Toerisme Wonen Water
Belang in economische termen 2003 Zeer hoog Zeer hoog Hoog Hoog Hoog Hoog Midden Midden Weinig Midden Laag Laag Laag Laag Laag Laag Laag Midden Hoog Midden Midden
Inpact investering in 2015 + + 0/+ + + + 0/+ 0/+ 0/+ + 0 0/+ 0/+ 0 + 0/+ + + + 0/+ +
Bijpassend kengetal XXL/XL
XL
XL/L
L
L/M
L/M
XL
We zien een duidelijk onderscheid tussen de drie bovenste enveloppen en de onderste envelop enerzijds en de tussengelegen enveloppen anderzijds. De eerste groep heeft nu reeds een duidelijk profiel als recreatiegebied en door het Linieperspectief wordt dit versterkt. Hier liggen vanwege de nabijheid van stedelijke gebieden ook kansen voor het ontwikkelen van woonlocaties. Ook het belang van water is hier al groot en dat wordt waarschijnlijk groter. In de tweede groep is het belang van toerisme, wonen en water in de uitgangssituatie geringer dan in de eerste groep. Verbeteringen door het Linieperspectief werken hierdoor niet erg sterk door op de hoogte van het kengetal. Het bestedingseffect per enveloppe is een vermenigvuldiging van het kengetal (XXL tot M) met de bijpassende waardering uit de tabel van hoofdstuk 2.5 (van 2.000 tot 9.000 euro per ha.)
14
-eindrapport-
Tabel 3.2.1 Het maximale bestedingseffect per enveloppe per hectare (in euro) Vechtstreek-noord Vechtstreek-zuid Kraag van Utrecht Rijnauwen en Vechten Linieland Diefdijk Loevestein
6750 4500 3750 3000 2500 2500 4500
Naast de financiële waardering is er een aantal factoren dat lastig in geld uit te drukken is. Ten eerste het belang van werkgelegenheid. De omvang van de werkgelegenheid is ongeveer 1000 tot 1300 arbeidsplaatsen (fte) in het totale gebied. Hiervan rekenen we 30 tot 40 procent toe aan de investering in de Waterlinie. Het structurele werkgelegenheidseffect bedraagt dan 300 tot 500 arbeidsplaatsen. Aangezien er veel in deeltijd uitgevoerd worden kan het aantal banen oplopen tot boven de 1000. Het belang van water en wonen… In de komende jaren zal blijken dat het belang van water groter wordt. De Waterlinie biedt ruimte voor negen retentiegebieden, maar ook zonder ontwikkeling van het Linieperspectief kunnen die ontwikkeld worden. Belangrijkste is dat sprake kan zijn van „meekoppelen‟, dat wil zeggen dat synergie optreedt in de investeringskosten. Die vallen gezamenlijk lager uit dan als je alles afzonderlijk zou moeten realiseren. Verder geldt dat het Liniezicht versterkt wordt wanneer gebieden daadwerkelijk onder water staan. Ook voor woningbouw geldt dat dit waarschijnlijk sowieso plaats vindt in sommige buitengebieden in of bij de Waterlinie. De verkoop van grond ten behoeve van ontwikkeling van woonlocaties zit in de verdiencapaciteit. De waardermeerdering van bestaande woonlocaties is een aspect dat nader onderzocht kan worden en dat nu als baat meetelt in het bestedingseffect.
Baten en kosten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie
15
4
Kosten van investeringen In dit hoofdstuk presenteren we de beschikbare informatie over de kosten die met investeringen gemoeid zijn. We maken hierbij gebruik van de informatie Kostenraming Nieuwe Hollandse Waterlinie16. De kosten per enveloppe zijn opgebouwd uit een aantal hoofdelementen: -
Verwerving van gronden;
-
Bewerken/inrichten van gronden;
-
Onderhoud en restauratie van forten;
-
Engineering en andere algemene kosten.
Uitgangspunt bij deze kosten is dat dit de kosten zijn die door de overheid gedragen moeten worden. Deze uitgaven zijn minimaal noodzakelijk om het gebied op het gewenste niveau te krijgen en gelden als start voor private investeringen. De totale kosten voor het realiseren van het Linieperspectief bedragen 737 miljoen. De totale investeringslasten zijn opgebouwd uit de ruimtelijke investeringen in bouw- en vastgoedkosten en de instandhouding en restauratie van forten. In de hieronder gepresenteerde bedragen zitten ook de uitgaven aan gronden die waarschijnlijk verkocht kunnen worden aan projectontwikkelaars. Zodoende rekent DLG deze gronden verdiencapaciteit toe. Bij het berekenen van de netto contante waarde van de investering houden we daar rekening mee.
Tabel 4.1 Omvang van investeringen per enveloppe en totaal
Vechtstreek-noord Vechtstreek-zuid Kraag van Utrecht Rijnauwen en Vechten Linieland Diefdijk Loevestein Totaal
investeringen
forten
totaal
84.531.694 168.112.728 42.242.205 26.705.665 66.164.780 56.023.185 229.786.079 673.566.336
8.369.975 3.038.926 9.635.099 16.541.739 13.803.947 6.091.445 5.809.107 63.290.238
92.901.669 171.151.654 51.877.304 43.247.404 79.968.727 62.114.630 235.595.186 736.856.574
16 Kostenraming Nieuwe Hollandse Waterlinie, Dienst Landelijk Gebied, 2003.
Baten en kosten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie
17
We hebben de informatie van DLG als vertrekpunt gehanteerd. Bij het bepalen van de drie varianten (in investeringen) waarmee we rekenen in hoofdstuk 5, hebben we een aantal elementen uit de opbouw van de totale kosten weggelaten17. De drie gehanteerde varianten zijn: 1. Panorama Krayenhoff (de verdiencapaciteit rekenen we mee aan de bestedingenkant); 2. Rood buiten beschouwing18 (geen verdiencapaciteit); 3. Minimale ecologische variant19 (verdiencapaciteit in principe aanwezig).
17 We hebben hierbij overleg gehad met DLG. Deze benadering van het weglaten van een aantal elementen geeft een goed beeld van de grote lijn maar kan enigszins afwijken van de uitkomsten van berekening via GIS. Hierdoor komen de totale kosten bij de drie varianten niet exact overeen met tabel 1 van de kostenraming van DLG. 18 Geen verwerving landbouwgronden hoog (B, cf DLG), geen inrichting verdichtingsgebied groen-rood (M) 19 Verwerving landbouwgronden laag 679 ha (A), geen vergoeding economische waardevermindering (C, van landbouw naar natuur), geen aanleg bos (O), geen aanleg/bewerking schraalland (Q), 150 ha. aanleg/bewerking riet en open water (R) en 200 ha. riet en moerasbos (S).
18
-eindrapport-
5
Netto contante waarde In dit hoofdstuk berekenen we de netto contante waarde voor de drie varianten. We lichten die nader toe en geven in het kader van een gevoeligheidsanalyse aan hoe de uitkomsten kunnen veranderen bij andere aannames. We beginnen met een korte toelichting op de aannames
Aannames en toelichting Voor het berekenen van de netto contante waarde hebben we gebruik gemaakt van de baten en kosten zoals besproken in de vorige hoofdstukken. We hebben een aantal aannames gemaakt: -
De beschouwde investeringskosten betreffen de kosten die nodig zijn voor het realiseren van een basisniveau aan kwaliteit en voorzieningen en gelden om die reden als publieke kosten;
-
De investering is verspreid over een periode van 13 jaar (5 jaar 10 % van het totaal, 7 jaar 7 % en het 13e jaar 1%);
-
De kosten voor het restaureren en in stand houden van forten zijn in alle varianten gelijk;
-
Er is geen rekening gehouden met de mogelijke rol van private partijen bij het uitwerken van het Linieperspectief, onder meer via financiële betrokkenheid;
-
De projecteffecten van de investering tellen niet mee in het bestedingseffect; daar tellen enkel de structurele effecten mee;
-
De effecten op veiligheid (beperking kans op overstroming) en CO2-opslag zijn niet inbegrepen in de gekwantificeerde baten20;
-
20
Ook zijn „meekoppel‟ effecten buiten beschouwing gebleven, bijvoorbeeld gerelateerd aan de beoogde realisering in het gebied van retentiegebieden (synergie in investeringskosten);
-
In het gehanteerde bestedingseffect tellen vooral de toeristische baten mee en zit ook het aspect waardevermeerdering van bestaande woningen;
-
We rekenen maximaal 40 procent van het bestedingseffect toe aan de investering. Dit vanwege het bovengenoemde argument dat de NHW-investering in de meeste gevallen geldt als versterking van de reeds bestaande ruimtelijk-economische structuur;
-
We veronderstellen dat de bestedingen toenemen in de loop van de tijd. De eerste jaren rekenen we 50 % van het maximale bestedingseffect toe aan de investering en dat loopt stapsgewijs op tot 100 % na 12 jaar.
Met betrekking tot de CO2-opslag verwachten wij overigens dat dit een relatief bescheiden post is.
Baten en kosten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie
19
-
We rekenen met een rentevoet van 4 procent, zoals gebruikelijk is met investeringen van de overheid.
-
De baten die samenhangen het ontwikkelen van landgoederen zitten in de zogenoemde verdiencapaciteit en tellen we op bij het bestedingseffect;
Drie varianten nader uitgewerkt 1. Panorama Krayenhoff Bij deze variant rekenen we met de maximale kosten van 737 miljoen euro maar daar staat ook een verdiencapaciteit (350 miljoen euro) tegenover aan de opbrengstenkant. De grond die deels in handen van de overheid of nog verworven wordt (gereserveerde kosten daarvoor bedragen circa 287 miljoen euro) kan voor een deel gebruikt worden projectontwikkeling21. We rekenen 40 procent van het bestedingseffect toe aan de uitbreidingsinvestering. 2. Rood buiten beschouwing In deze variant rekenen we de kosten die samenhangen met de rode bebouwing niet mee (verschil met variant 1 bedraagt circa 287 miljoen). Ook de verdiencapaciteit rekenen we dan niet mee. Onbekend is dan wat met de gronden gebeurt die de overheid anders zou aankopen en de gronden die voor projectontwikkeling beschikbaar komen. 3. Minimale ecologische variant In deze variant rekenen we de kosten die samenhangen met versterking van de natuur niet mee (beperkt geld voor de ontwikkeling van de EHS). De aankoop van te ontwikkelen grond gaat wel door maar gezien de sobere ontwikkeling van het gebied schatten we de verdiencapaciteit lager in, op 150 miljoen euro. Tevens rekenen we slechts 30 procent van het bestedingseffect toe aan de uitbreidingsinvestering. We hebben gekozen voor een redelijk conservatieve invulling van de drie varianten. Dit betekent dat de resultaten te zien zijn als een ondergrens. De uitkomsten van de drie varianten Hieronder presenteren we de uitkomsten van de drie varianten op hoofdlijnen. Dit geeft een overzicht van de belangrijkste bouwstenen die het uiteindelijke resultaat per enveloppe en voor het totaal bepalen.
21 Waar gesproken wordt over projectontwikkeling gaat het hoofdzakelijk om zeer dunne bebouwing, bijvoorbeeld van landgoederen en op enkele plaatsen van een villapark met zeer ruime kavels. Hierover bestaan nog geen uitgewerkte plannen.
20
-eindrapport-
5.1 Panorama Krayenhoff verdiencapacihectares rekenfactorteit bestedingen Vechtstreeknoord 3.142 Vechtstreek-zuid 9.230 Kraag van Utrecht 3.774 Rijnauwen en Vechten 1.480 Linieland 1.783 Diefdijk 4.155 Loevestein 8.955 Totaal 32.520
bestedings-
totaal
uitkomsten
effect per jaar investeringen NCW
0,4 0,4 0,4
71.654.409 107.166.254 0
16.443.715 28.521.707 5.661.288
92.901.669 171.151.654 51.877.304
60.444.704 96.865.946 4.965.097
0,4 0,4 0,4 0,4
0 0 0 171.179.337 350.000.000
1.776.565 1.783.318 4.155.260 35.139.294 93.481.147
43.247.404 79.968.727 62.114.630 235.595.186 736.856.574
19.922.19749.116.08915.502.24199.640.467 177.375.686
Het resultaat van Panorama Krayenhoff is over het geheel genomen sterk positief. De drie enveloppen met verdiencapaciteit, twee keer de Vechtstreek en Loevestein, scoren zeer goed. Ook een vierde enveloppe, Kraag van Utrecht, scoort licht positief mede dankzij het hoge bestedingseffect. In het kader van de gevoeligheidsanalyse hebben we ook gerekend met een hogere en een lagere verdiencapaciteit. Deze beïnvloedt drie enveloppen en het totaal. Een totale verdiencapaciteit van 200 miljoen euro leidt tot een NCW van 41 miljoen in totaal. Bij een verdiencapaciteit onder 155 miljoen komt deze variant in het rood uit. Wanneer de verdiensten naar 400 miljoen euro zouden oplopen resulteert een NCW van 223 miljoen.
5.2 Rood buiten beschouwing hectares Vechtstreek-noord Vechtstreek-zuid Kraag van Utrecht Rijnauwen en Vechten Linieland Diefdijk Loevestein Totaal
3.142 9.230 3.774 1.480 1.783 4.155 8.955 32.520
rekenfactor verdiencapaciteit bestedingsbestedingen effect per jaar 0,4 0 8.482.114 0,4 0 16.614.345 0,4 0 5.661.288 0,4 0 1.776.565 0,4 0 1.783.318 0,4 0 4.155.260 0,4 0 16.119.368 0 54.592.258
totaal uitkomsten investeringen NCW
27.664.295 74.715.147 49.314.639 39.516.691 77.665.405 60.167.936 88.204.632 417.248.745
47.313.957 76.325.611 7.006.299 16.950.62647.281.45813.951.66961.534.136 113.996.252
In deze variant zijn de totale investeringskosten ruim 300 miljoen lager maar er is ook geen verdiencapaciteit. In deze variant scoren dezelfde enveloppen positief als bij variant 1. Het totaalresultaat is 144 miljoen positief. Tevens hebben we hier gerekend met een lagere rekenfactor voor het bestedingseffect (0,3). Desondanks is het overall resultaat dan licht positief met ruim 2 miljoen euro.
Baten en kosten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie
21
5.3 Minimale ecologische variant hectares rekenfactor verdiencapaciteit bestedingen Vechtstreek-noord 3.142 0,3 30.709.032 Vechtstreek-zuid 9.230 0,3 45.928.395 Kraag van Utrecht 3.774 0,3 0 Rijnauwen en Vechten 1.480 0,3 0 Linieland 1.783 0,3 0 Diefdijk 4.155 0,3 0 Loevestein 8.955 0,3 73.362.573 Totaal 32.520 150.000.000
bestedingseffect per jaar 7.653.172 13.410.328 2.830.644 888.282 891.659 2.077.630 16.211.081 43.962.796
totaal investeringen
uitkomsten NCW
71.542.089 121.809.250 26.570.160 24.557.883 35.341.828 32.153.466 184.932.065 496.906.740
22.924.503 46.578.012 13.551.087 8.666.96117.215.131130.96418.186.691 75.227.238
In de derde variant zijn de totale investeringen 240 miljoen lager dan in variant 1. Echter de verdiencapaciteit is ook lager met 150 miljoen en het bestedingseffect per jaar ook omdat de Waterlinie waarschijnlijk minder interessant wordt. Het totale resultaat van deze minimale ecologische variant is 75 miljoen euro positief. Slechts twee van de zeven enveloppen scoren meer dan een miljoen negatief (Rijnauwen en Linieland).Wanneer we met een rekenfactor van 0,2 werken komt de NCW 36 miljoen euro negatief uit.
Afsluiting Alle varianten scoren positief terwijl ze conservatief zijn ingevuld. Wanneer we het geheel overzien blijkt dat twee enveloppen in de drie varianten altijd positief scoren (Vechtstreeknoord en –zuid) en twee enveloppen altijd negatief (Linieland en Diefdijk). De andere drie enveloppen schommelen daartussenin. Als je moet prioriteren, ligt het uit economisch perspectief voor de hand om te starten met de enveloppen met „positieve scores‟. Verder geldt bij de berekening van de NCW dat we enkel de monetaire waardering hebben meegenomen. Lastig of niet te waarderen belangen zoals wateropvang en veiligheid zitten niet in deze berekeningen. De structurele werkgelegenheidseffecten bedragen 300-500 arbeidsplaatsen uitgaande van het aantal hectares. De gehanteerde benadering geeft een goed beeld maar is dus niet volledig. De verwachting is dat het „denkbeeldig‟ meerekenen c.q. meewegen van deze effecten, het verkregen beeld niet wezenlijk doet veranderen maar de maatschappelijke waarde van Panorama Krayenhoff wel kan vergroten.
22
-eindrapport-
Bijlagen
Baten en kosten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie
23
A
Begeleidingscommissie, onderzoeksteam en literatuur Het onderzoek is vanuit het projectbureau Nieuwe Hollandse Waterlinie begeleid door de heer H.T.H. van den Berg. Het projectteam van KPMG Bureau voor Economische Argumentatie bestond uit de heren J. Klooster en H. Wieringa. Hieronder noemen we belangrijkste bronnen die we gebruikt hebben bij het onderzoek. De verscholen baten van natuur, Ecorys, 2002. De waarde van natuur in het Roerdal, LEI, 2002 Panorama Krayenhoff II, Ontwerp Linieperspectief, Aangepaste teksten en kaarten, Stuurgroep Nationaal Project Nieuwe Hollandse Waterlinie, Utrecht, Februari 2003. Geldstromen verbonden met natuur, bos en landschap, KPMG in opdracht van Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer & Visserij, 2000. Natuurgebieden als drager van de regionale economie, KPMG BEA in opdracht van Vereniging Natuurmonumenten, 1999. Kostenraming Nieuwe Hollandse Waterlinie, Dienst Landelijk Gebied, 2003. De economische betekenis van de Scheggen voor Amsterdam, KPMG, 2001.
Baten en kosten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie
25
B
Vergelijking resultaten 2000-2003 In deze bijlage zetten we de resultaten uit beide verkenningen, van 2000 en 2003, naast elkaar. We kijken achtereenvolgens naar de toegepaste methode, de baten, de investeringskosten en de uitkomsten. De methode De toegepaste methode in het onderzoek van 2003 komt overeen met die van 2000. We berekenen ook deze keer de netto contante waarde (NCW) van de investeringen die nodig zijn voor het Linieperspectief. In het uitwerken van de methode neemt het beschrijven en bepalen van de baten een voorname plaats in. Het waarderen van een natuur- of cultuurlandschap kan via het bepalen van bestedingseffecten. Deze methode is in meerdere gebieden in Nederland beproefd en inmiddels steeds breder in gebruik en gewaardeerd. In 2000 hebben we het Waterliniegebied als geheel gewaardeerd als ware het de Biesbosch, waarvan de economische waarde reeds bekend was. Vervolgens hebben we de volledige waarde meegerekend bij het berekenen van de NCW. In 2003 hebben we de waarde per enveloppe afzonderlijk bepaald en die aan de investering per enveloppe toegerekend. Dankzij dit verschil in aanpak bieden we nu inzicht in de baten en lasten per enveloppe én voor het totale Liniegebied.
Baten De zeven projectenveloppen verschillen sterk in omvang, ligging (ten opzichte van stedelijke gebieden) en variatie in potentiële opbrengsten. In deze studie hebben we de beschikbare informatie (zowel kwalitatief als kwantitatief) per enveloppe in beeld gebracht. De kwalitatieve effecten wogen mee bij het bepalen van de karakterisering per gebied. Dit geeft een genuanceerder beeld van de Waterlinie dan in 2000. De totale verdiencapaciteit waarmee gerekend wordt in 2003 is lager dan in 2000. Hiervoor is een aantal redenen: -
De omvang van het gebied blijkt 25 procent lager dan in 2000 verondersteld (32.500 om 42.500 hectare);
-
Niet de volledige waarde van het gebied wordt toegerekend aan de investeringen (de toerekeningsfactor bedraagt maximaal 40 procent); de reden hiervoor is dat de NHW-investeringen in de meeste gevallen beschouwd kunnen worden als een versterking van de reeds bestaande sociaal-economische c.q. toeristische structuur van het betreffende gebied;
-
Een aantal enveloppen heeft een relatief laag bestedingseffect.
In 2000 bedroeg het maximale bestedingseffect bijna 273 miljoen euro. In 2003 was dat 93 miljoen euro, inclusief de verdiencapaciteit. Wanneer we die 273 corrigeren voor het aantal
Baten en kosten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie
27
hectares en de toerekeningsfactor zou de waardering in 2000 83 miljoen hebben bedragen. De verschillen in baten tussen 2000 en 2003 lijken in eerste instantie daarmee groter dan ze zijn. Naar onze overtuiging geeft de uitwerking van 2003 een betrouwbaarder beeld van de baten.
Kosten De kosten waarmee gerekend is in 2000 bedroegen 136 miljoen euro. In 2003 zijn de investeringskosten verder uitgewerkt22 en ruim vijf keer hoger, met meer dan 700 miljoen euro. Dit heeft een enorme impact op de netto contante waarde. Verder zijn ook de verschillen in kosten per projectenveloppe aanzienlijk. Wanneer we de kosten voor verwerving van gronden (287 miljoen) waartegenover verdiencapaciteit staat (350 miljoen) weglaten, dan zijn de investeringskosten ruim drie keer hoger dan in 2000 en bedragen ongeveer 450 miljoen.
Netto contante waarde In 2000 hebben we gerekend met een investeringsperiode van 30 jaar, in 2003 rekenen we met een periode van 15 jaar. Dit impliceert dat de investering sneller terugverdiend moet worden. De interestvoet waarmee we in 2003 rekenden was feitelijk hetzelfde als waar we in 2000 mee rekenden. Alles overziend hebben we in 2003 conservatiever gerekend dan in 2000. Om de variatie in resultaten te laten zien hebben we met drie varianten gewerkt en bij elk daarvan een gevoeligheidsanalyse verricht. De resultaten zijn per saldo positief. Bij twee van de drie varianten is het totaalresultaat positief. Een NCW boven nul impliceert dat een investering maatschappelijk rendement heeft. De resultaten zijn in 2003 lager dan in 2000 maar nog steeds zeer aanvaardbaar.
22
De kosten zijn berekend door DLG.
28
-eindrapport-
C
Functies en economische baten van natuur In deze bijlage gaan we nader in op de functies en economische baten van natuur zoals die in hoofdstuk 2.3 aan de orde gekomen zijn. Natuurbeheer De Nieuwe Hollandse Waterlinie levert een bijdrage aan het natuurbeheer. Bij de directe opbrengsten van natuur en landschap zelf valt te denken aan opbrengsten uit verkoop van hout en riet, et cetera. Toeristisch-recreatieve functie De Nieuwe Hollandse Waterlinie linie leent zich als thema voor toeristische wandel- en fietsroutes langs vestingen en forten, individueel maar ook onder leiding van een gids. Daarnaast biedt de Nieuwe Hollandse Waterlinie ook watersportmogelijkheden, in het bijzonder voor kano‟s. Voor zowel de droge als de natte infrastructuur zullen ernstige barrières worden weggenomen om vanuit de bevolkingsconcentraties veilig en aantrekkelijk bij de forten en andere objecten te kunnen komen (verbetering ontsluiting). De Waterlinie zal regionaal een bestedingseffect genereren vanuit dagrecreanten en verblijfstoeristen, een groeimarkt. De investeringen in de Waterlinie dragen bij aan het behoud van de aantrekkelijkheid van Waterlinie. Het gaat dus niet alleen om meer, maar ook behoud van! Daarnaast wordt verwacht dat de cultuurhistorische aspecten van de Waterlinie ook veel buitenlandse toeristen (met een relatief hoog bestedingspatroon) zullen aantrekken, die een bezoek aan de Linie in hun reisprogramma zullen opnemen. Het agrarisch achterland wordt voor de stedeling (dagrecreant) beter ontsloten via fiets- en wandelpaden en vaarroutes en ligt daarmee in het bereik van de directe woonomgeving. Extra omzet is te verwachten bij zowel horeca als detailhandel in de gemeenten waar de forten/vestingen van de Nieuwe Hollandse Waterlinie zijn gelegen. Daarom hebben we ons bij het bestedingseffect gericht op die extra baten die ondernemers (in de horeca, recreatie en detailhandel) verwerven door de aanwezigheid van een aantrekkelijke omgeving. Ten slotte wijzen we er hier nog op dat een beter bereikbaar landelijk gebied rondom de Nieuwe Hollandse Waterlinie ertoe leidt dat de huisverkoop bij boeren toeneemt waarmee zij hun inkomen kunnen vergroten. Daadwerkelijke omzetramingen zijn nog onbekend. Wel is duidelijk merkbaar dat de verkoop van streekproducten een groeimarkt is door de trend dat de consumenten steeds meer geïnteresseerd zijn in „boeren‟producten waarvan de herkomst bekend is23. Ook kan het agrotoerisme een impuls krijgen in de vorm van dag- en verblijfsrecreatie bij boeren in het gebied rondom de Waterlinie.
23
Socioconsultonderzoek, Motivaction, 2000
Baten en kosten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie
29
Cultuurhistorie De Nieuwe Hollandse Waterlinie fungeert in belangrijke mate als drager van cultuurhistorisch erfgoed op nationaal niveau. Met de mogelijke erkenning door UNESCO tot werelderfgoed zal het gebied een extra aantrekkingkracht krijgen voor buitenlandse toeristen (zoals hierboven genoemd). Accommodatiefunctie (economisch, cultureel, sociaal) De forten en vestingen van de Nieuwe Hollandse Waterlinie bieden door hun speciale authentieke ambiance een aantrekkelijke accommodatie voor een breed scala aan organisaties en bedrijven. Hiermee wordt de functie van cultuurhistorie gecombineerd met de functie van accommodatie. De activiteiten die in deze forten plaatsvinden dienen wel te passend te zijn en kunnen liggen op het economische, culturele of sociale vlak. Daarbij kunnen we denken aan theaterruimte, kleinschalige evenementen (bijvoorbeeld jazzconcerten, bedrijfspresentaties), congres- of vergaderruimte. Ook kan de locatie als accommodatie dienen voor tentoonstellingsruimte, kunstuitleencentrum, huisvesting voor een restaurant en/of wijnkelder of als locatie voor bedrijven in de meubel/interieursfeer. Bestaande voorbeelden hiervan zijn het Arsenaal in Naarden-Vesting en de Orangerie in ‟s-Hertogenbosch (verbouwde kerk die gebruikt wordt als restaurant en kleinschalige evenementen)24. Het accommoderen van bedrijven en organisaties van diverse aard (economisch, cultureel of sociaal) kan een aantrekkelijke nieuwe functie van forten zijn. Hierdoor kunnen pachtovereenkomsten worden afgesloten met deze bedrijven en organisaties zodat er meer garanties komen voor een goed beheer en onderhoud van de forten. Op dit moment zijn deze toekomstige pachtinkomsten nog niet te kwantificeren. Een niet-economische baat die van deze functiemenging uitgaat is dat de Waterlinie op deze manier een breder publiek aantrekt. Mensen die in hun vrije tijd niet zo snel een cultuurhistorische locatie zouden bezoeken, ervaren nu toevalligerwijs het bijzondere karakter van de Linie. Waterberging en veiligheid De Nieuwe Hollandse Waterlinie zal zodanig ontwikkeld worden dat inundatiegebieden geaccommodeerd kunnen worden, die tijdelijk een waterbergende functie hebben in natte perioden. In Krayenhoff staan negen kommen met een eigen peil en verschillende inlaatpunten aangegeven25.
24
25
30
Een voorwaarde voor dergelijk gebruik is dat het binnenklimaat (lucht en vochtigheid) beantwoordt aan de beoogde functie. Deze nieuwe functies vereisen voorts dat de bedrijven die zich in de forten huisvesten goed bereikbaar moeten zijn. Daarom is het zaak voor deze functies een locatieonderzoek te doen. Zie voetnoot 1.
-eindrapport-
De opvang van overtollig water via (delen van) de Nieuwe Hollandse Waterlinie kan gewaardeerd worden via de vermeden schadekosten van overstroming van rivieren en draagt bij aan de veiligheid26. Waterzuivering Het voordeel van het onttrekken van drinkwater uit de natuur is het beperkte risico op verontreinigd grondwater. De waterzuiverende functie van de bodem in het natte natuurgebied is namelijk groter dan de waterzuiverende functie van een andere landgebruikvorm. Daarnaast vinden in natuur weinig of geen activiteiten plaats die tot verontreiniging van de bodem kunnen leiden. Drinkwaterleidingbedrijven besparen kosten wanneer zij hun grondwater kunnen onttrekken uit de natuur. Er zijn dan minder zuiveringsstappen nodig, wat leidt tot een aanzienlijke besparing van de kosten. Echter deze kostenbesparing is alleen van kracht indien drinkwaterleidingsbedrijven in de nabijheid van de Nieuwe Hollandse Waterlinie gebruik maken van grondwater en niet van oppervlaktewater. Verder zorgen de aanwezige waterbekken voor een adequaat voorraadbeheer van de drinkwatervoorziening en wordt er gestreefd naar benutting van het oppervlaktewater voor minder hoogwaardige (bijvoorbeeld industriële) doeleinden. De aanwezigheid van riet- en moeraslanden heeft een zuiverend effect op water en slib (helofytenfilter). Hiermee draagt de waterlinie bij aan het reduceren van de kosten van afvoer en verwerking van vervuild slib (vermeden kosten). Woonfunctie Een deel van de Waterlinie kan fungeren als woonlocatie voor particulieren of agrariërs. Wanneer huidig grondbezit van de overheid verkocht wordt aan projectontwikkelaars levert dat hoge inkomsten op. Dit geldt in minder mate voor (landbouw)gronden die de overheid nog aankoopt in en in een later stadium beschikbaar stelt voor bebouwing. Daarnaast draagt de Nieuwe Hollandse Waterlinie bij aan de aantrekkelijkheid van dorpsgezichten en oude stadskernen, wat deels weerspiegeld wordt in een hogere verkoopopbrengst van de aldaar gesitueerde woningen. Ook speelt de toenemende belangstelling voor wonen op of aan het water een rol. Deze woningen hebben een significant hogere woningwaarde dan huizen elders (circa 20 procent), puur vanwege hun aantrekkelijke locatie, het open uitzicht en de landschappelijke omgeving. Uit onderzoek27 blijkt bovendien dat de woningwaarde sterk stijgt naarmate de nabije stedelijkheid toeneemt, een kenmerk waarvan bij de Waterlinie ook sprake is.
26 27
Zie CPB-studie, Ruimte voor de rivier, 2003. De meerwaarde van groen voor wonen, een regionale analyse, LEI, 1997 Woongenot heeft een prijs, SC-DLO, 1997
Baten en kosten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie
31
De Nieuwe Hollandse Waterlinie is voor een groot deel in het bezit van particuliere grondbezitters, zoals de Vereniging Natuurmonumenten en agrarische ondernemers. Voor hen zal de revitalisering van de Waterlinie pachtinkomsten genereren. CO2-opslag De aanwezigheid van moeras zorgt ervoor dat op een natuurlijke wijze een gedeelte van de uitstoot van CO2 (door verkeer, industrie, huishoudens, glastuinbouw en elektriciteitscentrales) wordt opgenomen. Dit vormen zogenaamde opportunity costs, wanneer er meer moerassen ontstaan worden er elders kosten vermeden om CO2 op te slaan. Tegenover deze mogelijke baat staat de last van extra CO2 –uitstoot als gevolg van extra gemotoriseerd verkeer dat het gebied inkomt. Economische baten van het bestemmingsverkeer van bezoekers Nieuwe Hollandse Waterlinie Zo‟n 53 procent28 van de bezoekers aan een natuurgebied of bezienswaardigheid komt per auto29. Van de overige 47 procent komt 10 procent met het openbaar vervoer of per fiets, de resterende 37 procent wandelt naar het natuurgebied (woonachtig in de omgeving). De bestedingen voortvloeiend uit het vervoer van en naar Waterlinie kunnen ook toegerekend worden. Deze bestedingen zijn echter niet meegenomen bij de economische onderbouwing van de Linie. Natuur als vestigingsfactor voor bedrijven De verplaatsing van bedrijven uit de Randstad heeft veelal betrekking op een betere bereikbaarheid, lagere grondprijzen en uitbreidingsmogelijkheden buiten de Randstad30. Maar in toenemende mate blijken bedrijven ook weg te trekken uit de Randstad of meer naar de randen van de Randstad te trekken vanwege het personeel31. Bedrijven realiseren zich dat zij personeel verliezen omdat deze werknemers elders ruimer kunnen wonen omringd door groen en een landelijk gebied zonder iedere dag in de file te staan. Bedrijven blijken hun aantrekkingskracht als aantrekkelijke werkgever te verhogen door zich in de periferie van de Randstad of daarbuiten te vestigen. De aantrekkelijke groene woonomgeving voor het personeel wordt daarmee een steeds belangrijker vestigingsmotief.
28 29 30
31
32
Toerisme en recreatie in cijfers, CBS, 1998 Kanttekening bij vervoer per auto of OV is dat het een bijdrage aanlevert aan de uitstoot van CO2. Ruimte voor Economische Dynamiek, Vestigingsplaatsfactoren: belang, waardering en knelpunten, Ministerie van Economische Zaken, juni 1998. Weg uit de Randstad om het personeel te behagen, Volkskrant, 5-10-1999 Groningen wil alternatief voor Randstad zijn, Volkrant, 7-10-1999
-eindrapport-
Baten en kosten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie
33