PROJECT
(On)Beperkte Opvang Mensen met Licht Verstandelijke Beperkingen in de Maatschappelijke Opvang
Pilotrapport 2: Den Haag
Kessler Stichting – Den Haag e.o. MEE Zuid-Holland Noord
Colofon Titel
Pilotrapport 2: Den Haag
Opdrachtgevers
Federatie Opvang/MEE Nederland
Auteur(s)
Y. Zuidgeest – MEE Zuid-Holland Noord M. van der Heide – Kessler Stichting drs. P.A.M. van den Broek (landelijk projectleider) Oktober 2012, Amersfoort/Den Haag/Utrecht
Datum en Plaats
Het project is financieel mede mogelijk gemaakt door: het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, het Fonds NutsOhra en het VSBfonds
Inhoudsopgave
1. Inleiding ............................................................................................................................................... 1 1.1. Doelen pilot Den Haag ..................................................................................................................... 1 1.2. Leeswijzer ......................................................................................................................................... 1 2. Uitgangssituatie Den Haag .................................................................................................................. 2 2.1. Profiel cliënten .................................................................................................................................. 2 2.1.1. Pilot deelnemers ............................................................................................................................ 2 2.1.2. Cliënten met (vermoedelijk) LVB in de opvang ............................................................................. 2 2.2. Profiel samenwerkingspartners pilot ................................................................................................ 2 2.2.1. Kessler ........................................................................................................................................... 2 2.2.2. MEE Zuid-Holland Noord............................................................................................................... 3 2.3. Regionale samenwerking ................................................................................................................. 3 2.3.1. Centraal Coördinatie Punt (CCP) .................................................................................................. 3 2.3.2. Bestaande samenwerking Kessler en MEE Zuid-Holland Noord .................................................. 3 3. Pilot Den Haag .................................................................................................................................... 4 3.1. Algemeen.......................................................................................................................................... 4 3.2. Deskundigheidsbevordering ............................................................................................................. 4 3.3. Herkenning ....................................................................................................................................... 5 3.4. Diagnostiek ....................................................................................................................................... 7 3.5. Ondersteuningsplan ......................................................................................................................... 8 3.6. Begeleiding/ondersteuning ............................................................................................................... 8 3.7. Samenwerking Kessler en MEE Zuid-Holland Noord ...................................................................... 9 4. Conclusies en aanbevelingen............................................................................................................ 11
3
1. Inleiding In het project (On)Beperkte Opvang, mensen met licht verstandelijke beperkingen (LVB) in de maatschappelijke opvang, werken opvanginstellingen en MEE-organisaties in vijf regio’s samen. Het project richt zich op: Kennisoverdracht en deskundigheidsbevordering; De toepassing van een herkenningsinstrument voor LVB; De inzet van diagnostisch onderzoek; Het gezamenlijk opstellen en uitvoeren van een ondersteuningstraject; Het organiseren en invullen van de samenwerking tussen opvang en MEE. Dit rapport bevat de ervaringen en resultaten van de pilot in de regio Den Haag. De samenwerkingspartners van de pilot zijn Kessler en MEE Zuid-Holland Noord (MEE ZHN). 1.1. Doelen pilot Den Haag De samenwerking heeft in de regio Den Haag de volgende doelen: verbetering van de onderkenning van verstandelijke beperkingen bij mensen in de opvang; preventieve aansluitende begeleiding aan mensen met een verstandelijke beperking in de opvang; uitstroom uit de opvang van mensen met een verstandelijke beperking wordt bevorderd door een hechte samenwerking. De Haagse samenwerkingspartners richten zich op het: onderzoeken van de bruikbaarheid van een herkenningsinstrument en diagnostische onderzoeken; gezamenlijk uitvoeren van een aantal begeleidingstrajecten van cliënten van het Kessler en het ontwikkelen van doorstroomtrajecten; verbeteren van de ketensamenwerking tussen de maatschappelijke opvang , MEE Zuid-Holland Noord en andere sectoren, zoals de psychiatrie en de verslavingszorg. Specifieke doelstellingen voor de pilot van Kessler en MEE ZHN zijn: het realiseren van betere begeleiding van cliënten met LVB door deskundigheidsbevordering medewerkers, het ontwikkelen van instrumenten en verwijzing; de samenwerking tussen Kessler met MEE ZHN inhoudelijk verder uitwerken, vormgeven en vastleggen. 1.2. Leeswijzer
Hoofdstuk 2 gaat in op de uitgangssituatie in de regio Den Haag. Het geeft een beschrijving van de betrokken cliënten en samenwerkingspartners. Hoofdstuk 3 bevat een overzicht van de uitgevoerde pilotactiviteiten en de opgedane ervaringen. De verkregen pilotresultaten leiden in hoofdstuk 4 tot een aantal conclusies en aanbevelingen. Naast deze rapportage voor Den Haag zijn pilotrapporten beschikbaar voor Amsterdam, Rotterdam Haag, Utrecht en Zwolle. De pilotrapportages vormen mede de basis voor een landelijk evaluatierapport. Het landelijk rapport beantwoordt de onderzoeksvragen en komt tot een inhoudelijke beoordeling van de bruikbaarheid van instrumenten en werkwijzen. Daarnaast is op basis van de regionale en landelijke activiteiten een handreiking voor implementatie beschikbaar. Deze geeft aan hoe (andere) opvang- en MEE-organisaties de samenwerking op kunnen pakken en welke instrumenten/voorbeelden beschikbaar zijn.
1
2. Uitgangssituatie Den Haag Dit hoofdstuk beschrijft de cliënten en samenwerkingspartners die in de regio Den Haag aan de pilot deelnemen. 2.1. Profiel cliënten 2.1.1. Pilot deelnemers Voor de pilot zijn vanuit verschillende opvanglocaties potentiële deelnemers aangemeld. Kenmerken van de locaties en hun cliënten zijn: Kortdurende opvang voor individuen en gezinnen (Locatie De la Rey en locatie Zamenhofstraat) Het gaat om dak- en thuisloze cliënten/gezinnen die behoefte hebben aan tijdelijk opvang met begeleiding. Vaak is er sprake van multiproblematiek: psychosociale en psychiatrische problemen, verslavingsproblemen en financiële problemen. Zij krijgen maximaal zes maanden opvang en begeleiding geboden aan de hand van een opgesteld trajectplan. De cliënt, die een zekere motivatie nodig heeft, wordt aangespoord gebruik te maken van de vaardigheden die hem/haar verder helpen. Tevens wordt de schuldeninventarisatie en budgetbeheer opgestart; DoorZ: Kortdurende opvang voor jongvolwassenen (vanaf 18 jaar) Ook hier gaat het om dak- en thuisloze cliënten, maar dan in de leeftijd 18-25 jaar, die behoefte hebben aan tijdelijk opvang met begeleiding. Vaak is er sprake van multiproblematiek: psychosociale en psychiatrische problemen, verslavingsproblemen en financiële problemen. Het doel is binnen zes maanden vervolghuisvesting of vervolgopvang te hebben gerealiseerd. Elke jongere krijgt een persoonlijk begeleider toegewezen en hulp van een budgetconsulent. In het samenwerkingsproject zijn eveneens Kessler-medewerkers van de Nachtopvang (Passantenverblijf) getraind. Bij hen was een sterke behoefte aan kennisvergroting over de LVBdoelgroep. Passanten kunnen maximaal acht weken per jaar overnachten. In deze periode wordt er samen met de cliënt gezocht naar een passende woonsituatie. Er wordt opvang en begeleiding geboden (bed, bad en brood). De doelgroep van de Nachtopvang verschilt van die van de afdelingen Kortdurende opvang doordat het gaat om cliënten die zeer korte tijd bij Kessler verblijven. Vaak gaat het om instabiele persoonlijke situaties. Daarom zouden cliënten van de Nachtopvang geen deel uitmaken van de pilotpopulatie. Deze cliënten zijn wel doorverwezen naar MEE. 2.1.2. Cliënten met (vermoedelijk) LVB in de opvang Binnen de pilotregio lopen de inschattingen van het aantal cliënten in de opvang dat (vermoedelijk) een licht verstandelijke beperking heeft uiteen van 10% tot 40%. Aangenomen wordt dat bij gemiddeld 25% van de cliënten in de opvang (mogelijk) sprake is van een licht verstandelijke beperking. Medewerkers van Kessler zien hierin variatie en wisselingen: het ene moment zijn er meer cliënten met een mogelijke LVB-beperking dan op een ander moment. 2.2. Profiel samenwerkingspartners pilot In de Haagse pilot werken Kessler en MEE Zuid-Holland Noord samen. 2.2.1. Kessler De Kessler Stichting is een gespecialiseerde, professionele instelling die zich inzet voor mensen die sociaal kwetsbaar zijn. Kessler draagt daarmee bij aan het verbeteren van de leefsituatie van cliënten en probeert nieuwe mogelijkheden voor hen te creëren. Kessler signaleert trends over de problematiek van sociaal kwetsbare mensen, anticipeert tijdig op veranderingen en communiceert daar actief over. Uitgangspunt is dat iedereen onvoorwaardelijk welkom is en op een open en hartelijke benadering kan rekenen. Daarbij respecteert Kessler de autonomie van iedere persoon. De begeleiding is erop gericht samen met de cliënt al aanwezige competenties te versterken en te gebruiken en díe vaardigheden aan te leren waaraan de cliënt behoefte heeft. Dit alles aansluitend op de taken waar de cliënt in het dagelijks leven voor komt te staan. Kessler biedt opvang en , verpleging, begeleiding, verzorging, dagbesteding, schuldbemiddeling en ook begeleiding extramuraal. Cliënten van Kessler hebben bijna altijd psychosociale beperkingen. Daarnaast komen regelmatig psychiatrische stoornissen en soms verstandelijke beperkingen voor. Een aantal cliënten krijgt forensische zorg. Binnen de (extramurale) verpleeghuiszorg worden cliënten die ook somatische zorg nodig hebben, opgevangen. 2
Vaak hebben cliënten problemen op meerdere levensgebieden: het gebruik van verslavende middelen (gezondheid), schulden (financiën), geen stabiele thuissituatie (relaties/sociale steun) en een laag opleidingsniveau. De kerngegevens van Kessler ultimo 2011 zijn: 340 cliënten (waarvan 37 kinderen); 105 verblijfsplaatsen (75 RIBW en 30 verpleeghuis), 102 doorstroomplaatsen Maatschappelijke Opvang en 80 plaatsen nachtopvang. Op 31 december 2011 werkten er 225 medewerkers (ofwel 184,3 fte) bij Kessler. Kessler verwerft inkomsten via MO (subsidie op basis van contract met gemeente), Wmo, AWBZ, Forensische zorg, giften en legaten en overige dienstverlening richting externe partijen. 2.2.2. MEE Zuid-Holland Noord MEE Zuid-Holland Noord geeft gespecialiseerde cliëntondersteuning aan mensen met een beperking, hun netwerk of organisaties in hun omgeving (waaronder algemene voorzieningen, onderwijs- en opvangvoorzieningen). MEE biedt informatie, advies en kortdurende ondersteuning aan mensen met een: lichamelijke beperking,(lichte) verstandelijke beperking (LVB), chronische ziekte, zintuiglijke beperking, nietaangeboren hersenletsel (NAH), ontwikkelingsachterstand of autisme spectrum stoornis. Op jaarbasis ondersteunt MEE bijna 8.700 cliënten (unieke personen, cijfers 2011). Ongeveer eenderde daarvan betreft personen met (ook) een licht verstandelijke beperking. Bij MEE Zuid-Holland Noord werken bijna 400 medewerkers. 2.3. Regionale samenwerking De pilot krijgt invulling binnen een bestaande regionale overlegstructuur van lokale/regionale instanties die betrokken zijn bij de opvang van dak- en thuislozen (via het Centraal Coördinatie Punt). Verder bouwen Kessler en MEE voort op een al langer bestaande samenwerking. 2.3.1. Centraal Coördinatie Punt (CCP) Het Centraal Coördinatie Punt (CCP) van de GGD Den Haag is het centrale aanmeldpunt (MO/OGGz) voor maatschappelijke opvang en openbare geestelijke gezondheidszorg. Het CCP leidt toe naar opvang en zorg aan sociaal kwetsbare mensen in de regio Den HaagHet CCP monitor de toeleiding en brengt in beeld hoeveel behoefte er aan zorg en opvang is. Mensen die niet goed voor zichzelf kunnen zorgen, kunnen terecht bij het CCP. Het CCP is er voor bijvoorbeeld dak- en thuislozen en mensen met psychiatrische en/of psychosociale problemen. Vaak gaat het om een combinatie van problemen op meerdere gebieden (dakloosheid, sociaal isolement, geweld en/of criminaliteit, verwaarlozing en/of vervuiling van woonruimte en/of woonomgeving, overlastgevend gedrag, schulden, psychische- en verslavingsproblemen. Cliënten van Kessler komen (vrijwel) allemaal binnen na doorverwijzing door CCP. Uitzondering hierop zijn cliënten van de crisisopvang en de nachtopvang (sinds april 2012), die ook buiten kantoortijden (24/7) een beroep kunnen doen op Kessler. Zij worden eerstvolgende werkdag naar CCP begeleid. Dat geldt ook voor cliënten nachtopvang, die na de nacht doorgebracht te hebben zich ook bij CCP moeten melden. 2.3.2. Bestaande samenwerking Kessler en MEE Zuid-Holland Noord Aan de pilot gaat al een langer lopende samenwerking tussen het Kessler en MEE vooraf. Enige tijd geleden is MEE toegetreden tot het zwerfjongerenoverleg en heeft daarmee contacten gelegd met opvangorganisaties waaronder Kessler. Opvangorganisaties kunnen terecht bij MEE met vragen om advies of om expertise van MEE om bepaalde situaties zo goed mogelijk te kunnen beoordelen. Tussen MEE ZHN en Kessler is al langer incidenteel en op casusniveau een bestaande samenwerking. Tijdens looptijd van de pilot is deze samenwerking bekrachtigd in de vorm van een formele overeenkomst.
3
3. Pilot Den Haag Voorafgaand aan de pilots zijn samen met de pilotorganisaties uitgangspunten en afbakening van doelgroep, project en activiteiten benoemd. Binnen dit landelijk kader zijn de pilots van start gegaan en hebben zij invullling gegeven aan de pilotactiviteiten. Dit hoofdstuk geeft weer op welke wijze in de regio Den Haag de pilot is uitgevoerd en tot welke regionale ervaringen en pilotresultaten dat heeft geleid. 3.1. Algemeen MEE ZHN en Kessler zijn vanaf het begin in mei 2011 bij het landelijk project betrokken. Na de voorbereidingsfase is regionaal de pilot in september 2011 van start gegaan. De samenwerkingspartners zien als speerpunten voor de pilot: elkaar kennen op werkvloerniveau; samen optrekken; flexibiliteit van de ‘testlocatie’: aanpassen bij wensen en mogelijkheden van de cliënt; goede afstemming; snelle actie als cliënt bereid is gevonden mee te werken. 3.2. Deskundigheidsbevordering Opzet Training Herkennen van en omgaan met mensen met een licht verstandelijke beperking Gericht op: o kennisoverdracht om LVB beter te herkennen o oefenen van gedragsmatige aspecten (hoe om te gaan met mensen met LVB); o specifieke casuïstiek werkveld deelnemers; Afstemming opvang o De trainers hebben zich voorafgaand aan de trainig verdiept in de cliëntendoelgroep van Kessler; o In het derde dagdeel is casuïstiek uit de opvangpraktijk ingebracht en besproken; o De deelnemers hebben meegedacht over de meest efficiënte aanpak om de herkenning (HASI-test) uit te voeren; o De LVB-training sluit aan op de producten en methodieken die bij Kessler gebruikt worden; Omvang: training van 3 dagdelen (totaal 12 uur); Opbouw Er worden sessies van 10-45 minuten gedaan waarin theorie en/of oefening aan bod komen aan de hand van opdrachten, casuïstiek, rollenspelen en beeldmateriaal. De deelnemers ontvangen tijdens de cursus hand-outs met de cursus informatie. Na afloop kan dit cursusmateriaal worden gebruikt als naslag werk. Trainer(s) Twee MEE-trainers (HBO maatschappelijk werk) en een aanvullende (train-de-)trainersopleiding van een gecertificeerd opleidingsbureau; De MEE-gedragsdeskundige levert geen actieve bijdrage aan de training. Wel is er een ‘warme overdracht’ tussen trainers en gedragsdeskundigen in het kader van de pilot/samenwerking; Vervolg/Terugkommoment In de pilot is gebruik gemaakt van de mogelijkheid voor een derde dagdeel. Onderwerpen onder meer: ethische kwesties, hulpmiddelen, LVB en verslavingsproblematiek; Verder bestaat de mogelijkheid voor casuïstiekbespreking;
4
Deelnemers In de pilot hebben in twee groepen in totaal 26 opvangmedewerkers van Kessler aan de training deel genomen; De deelnemers zijn persoonlijk begeleiders van verschillende afdelingen en medewerkers intake. Zij hebben een HBO-opleiding en allen praktijkervaring met LVB; Deelnemers hebben vooral behoefte aan: o Deskundigheidsbevordering; o Handvatten voor herkenning van en omgang met LVB; o Casuïstiek; o Duidelijkheid over procedures MEE en afspraken van Kessler met MEE. Resultaten Door de opvangmedewerkers als prettig en goed ervaren training; De training geeft herkenning, handvatten en ‘trucjes’; Medewerkers geven aan beter in te kunnen spelen op de behoefte van de cliënt; En de training leidt tot door een snellere doorverwijzing tot een betere dienstverlening aan de cliënten; Aandachtspunten Suggestie is om de in de training gebruikte voorbeelden aan te passen aan de opvangsituatie; Enerzijds hebben deelnemers aangegeven prijs te stellen op een opfriscursus; Anderzijds wordt 3 dagdelen (in een korte periode) als een stevige tijdsinvestering gezien; Binnen Kessler is een vast inhoudelijk aanspreekpunt LVB aangewezen (teammanager). Die zorgt voor periodieke agendering van LVB op het teammanagersoverleg; Een verdergaande suggestie is om ook professionals van andere organisaties/ketenpartners die betrokken zijn bij de aanmelding/verwijzing van cliënten naar de opvang (zoals het Centraal Coördinatiepunt van de GGD in Den Haag) te scholen in het herkennen van en omgaan met mensen met een (vermoedelijke) LVB. Op tijd naar bed Herman Bisschops, zorgcoördinator van het Passantenverblijf, heeft de training gevolgd en gebruikt zijn kennis bij het contact met de cliënten. “Een voorbeeld? Dat is gemakkelijk. We hebben de afspraak dat iedereen vòòr 24.00 uur in bed moet liggen,maar bij een van de cliënten ging dat steeds mis: hij ging bijvoorbeeld om 19.00 uur naar bed, kwam dan rond 23.00 uur weer naar beneden en wilde vervolgens niet meer naar de slaapzaal – ‘ik ben toch al naar bed geweest’, was zijn reactie.” Door de training is het nu een stuk duidelijker dat het geen onwil is van die cliënt, en dat een discussie over de regels ook geen enkele zin heeft. Herman en zijn collega’s leggen in het vervolg uit wat deze regel betekent: je moet vòòr 24.00 uur in bed liggen, en daarna mag je niet meer beneden komen. Bron: jaarbericht Kessler 2011
3.3. Herkenning Introductie HASI Voor de introductie van het herkenningsinstrument HASI is gebruik gemaakt van het gezamenlijk ontwikkelde gebruiksmateriaal (draaiboek, presentatie, toelichting HASI). De HASI training heeft plaatsgevonden voor medewerkers die betrokken zijn bij de pilot en voor wie het in werkproces relevant was. Dat waren niet allemaal dezelfde medewerkers als die van de LVB-training. Vooral voor degenen die de LVB training wel hadden gevolgd was dit een goede aanvulling. Gebruik HASI Van de 24 cliënten waarbij een vermoeden van een LVB was, is van 5 cliënten het resultaat van een HASI-test verkregen. Bij 19 cliënten is geen HASI-test afgenomen. Redenen voor uitval of uitstroom van cliënten zijn: verhuizing/overplaatsing, niet gemotiveerd, staat onder begeleiding van reclassering, of door onbekende reden.
5
Het geringe aantal HASI-testen ligt met name in ‘de wet van de remmende voorsprong’.De cliënten bij wie geen HASI is afgenomen zijn doorverwezen voordat bekend was dat de HASI gebruikt zou worden en/of voordat de medewerkers getraind zijn. Kessler heeft ervoor gekozen om deze cliënten niet met terugwerkende kracht tetesten, vanwege de belasting die dat met zich brengt voor cliënten. Voor het vastleggen van de ervaringen van cliënten en medewerkers met de HASI-test zijn logboeken gebruikt. Deze zijn in de pilotregio Den Haag beperkt gebruikt. Ervaringen cliënten o Vond test interessant en conclusie goed, cliënten vullen ontspannen de test in; Evaringen medewerkers e o Duur: 1x 45-50 minuten (1 keer) o De test is lastig af te nemen bij cliënten die de Nederlandse taal slecht beheersen. Overige waarnemingen: De LVB-training en de introductie van het herkenningsinstrument HASI bij de opvang dienen dicht bij elkaar of gelijktijdig plaats te vinden en bij voorkeur door medewerkers die bij de screening betrokken zijn; Omdat de training met grote tussenliggende periode gegeven werd, waren taken alweer verschoven en medewerkers gerouleerd. Vooraf was niet voldoende bepaald welke medewerkers bij LVB-problematiek ingeschakeld zouden worden, dus training was ook open voor ‘belangstellenden’. Voorkeur is om dezelfde medewerkers training te laten volgen; Daarnaast is mogelijk niet elke medewerker geschikt om een HASI op de juiste wijze uit te voeren. Aanbevolen wordt dat het medewerkers zijn die hier affiniteit mee hebben en die onder andere goed zijn in motiverende gesprekstechnieken. HASI-scores De HASI-test leidt tot een puntenscore voor de cliënt. Vervolgens leidt de leeftijdsafhankelijke grenswaarde tot een advies om de cliënt wel of niet door te verwijzen voor een verdere beoordeling. De grenswaarde voor personen van 18 jaar en ouder is 85. In de pilot Den Haag zijn de volgende HASI-scores verkregen. HASI-score <50 50-60 60-70 70-80 80-85 85-90 >90 Totaal
Aantal
Subtotaal
Advies
2
Verwijzing
3
Geen verwijzing
1
1 3 5
Vergelijking HASI en diagnostisch onderzoek Er zijn 17 aanmeldingen bij MEE binnengekomen vanuit Kessler waarvan er 15 door een MEEconsulent een uitgebreid vraagverhelderingstraject hebben gekregen. Twee aanmeldingen konden niet door MEE in behandeling worden genomen. Een cliënt had al een verslavingstraject lopen en diende dat af te ronden voor verder met MEE in zee te gaan. Bij 12 cliënten heeft een diagnostisch onderzoek plaatsgevonden en 3 personen hebben hun medewerking niet verleend. Op het moment van rapportage was van 9 cliënten de uitslag van het diagnostisch onderzoek bekend en van 3 nog niet. Uit de resultaten blijkt dat het gemeten IQ varieert tussen 61 en 94, waarbij bij tweederde sprake is van een LVB. Omdat slechts van 3 cliënten een HASI resultaat bekend is kan het HASI-resultaat summier vergeleken worden met de uitslag van het diagnostisch onderzoek.
6
Onderstaande tabel geeft de relatie tussen het HASI-resultaat en de uit het diagnostisch onderzoek verkregen IQ-score.
Verwijzing IQ<50
IQ
50
HASI Geen verwijzing 0
0
0
0
1
1
1
0
1
0
1
1
Totaal
3.4. Diagnostiek Diagnostisch instrumentarium In de pilotregio Den Haag zijn de volgende typen diagnostische onderzoeken gedaan: IQ-test: o 12x WAIS-III; o Deze zijn goed bruikbaar; Sociale redzaamheid: o 12x SRZ-P; o Deze zijn voldoende bruikbaar (verouderd,hangt van afnemer af, wel korte tijd nodig); Andere testen: o Zinnen Aanvultest (ZAT)
Toepassing o De kenmerken van de pilotcliënten stellen specifieke eisen aan de toepassing van de diagnostische instrumenten: Locatie: onderzoeken op locatie van de MO af te nemen. Dit bevalt goed.op opvanglocatie of iemand die brengt/haalt; Info: goede afstemming tussen de consulent van MEE en de persoonlijk begeleider van de MO. Er is soms sprake van een beperkt toegankelijk netwerk van de cliënt. o Regulier voor MEE:ja, maar zal per MEE-organisatie verschillen;
Het beschikbare diagnostisch instrumentarium is goed bruikbaar voor het vaststellen van de LVB, het bijbehorende lage sociaal-emotioneel niveau en bijkomende gedragsproblemen. Deze bieden houvast aan het bepalen van het toekomstperspectief bepalen; De Maatschappelijke opvang zou de hulpvraagverduidelijking van MEE in summiere vorm kunnen inzetten bij hun intake. Eventueel zou aanvullend onderzoek gedaan moeten worden. Dat wordt duidelijk na het diagnostisch onderzoek. Te denken valt aan uitgebreider onderzoek binnen de GGZ of aan aanvullend neuropsychologisch onderzoek in verband met een vermoeden van NAH.
Resultaat diagnostisch onderzoek Er zijn 12 Kessler cliënten die voor onderzoek zijn aangemeld bij MEE. Het diagnostisch onderzoek geeft de gewenste duidelijkheid over wat cliënten wel en niet kunnen. Daardoor kunnen ondersteuningstrajecten beter en sneller ingevuld worden; Het vaststellen van een LVB leidt in de vervolgstappen (opstellen/uitvoeren ondersteuningsplan) tot: o Balans haalbare doelen en niveau cliënt; o Duidelijkere taal, meer gerichte doelen, stap-voor-stap acties; o Specifieker kijken naar doorstroommogelijkheden. 7
3.5. Ondersteuningsplan De pilot Den Haag heeft het opstellen van het ondersteuningsplan als volgt ingevuld: Kessler en/of MEE zijn dossierhouder afhankelijk waar de cliënt zich bevindt. In geval de persoon cliënt is bij Kessler ligt daar het hoofddossierschap en stelt het benodigde integrale (traject)plan op; MEE is leidend bij: o de aanmelding van de cliënt; o het stimuleren van de cliënt voor het diagnostisch onderzoek; o het opstellen van het ondersteuningsplan (advisering vervolg-aanvragen CIZ-indicatie, VG-woonvorm zoeken, communicatie); MEE stelt de hiervoor benodigde verslagen/rapportages en voorstellen op; Mogelijk betrokken professionals zijn: o Opvang: begeleider, zorgcoördinator; o MEE: consulent, gedragsdeskundige. De exacte taakverdeling tussen Kessler en MEE is afhankelijk van de hulpvraag van de cliënt en situatie. 3.6. Begeleiding/ondersteuning In de pilotregio Den Haag is beperkt ervaring opgedaan met de gezamenlijke uitvoering van het ondersteuningsplan voor de pilotcliënten. De uitvoering van het hulpverleningstraject van de cliënt en de regie daarover liggen grotendeels bij Kessler. Wanneer vanwege de (licht) verstandelijke beperking de inspanningen zich richten op verblijf en begeleiding buiten een locatie van Kessler, kan het zwaartepunt van het hulpverleningstraject en de regie daarover meer bij MEE komen te liggen. Ondersteuningsdoelen De ondersteuningsdoelen variëren van crisisopvang tot hulp bij financiën/administratie (waaronder schuldhulpverlening en bewindvoering), tot het vinden van een geschikte plek voor (begeleid) wonen. Ervaringen samenwerkingspartners De gezamenlijke ondersteuning van cliënten met LVB leidt bij: Opvang: tot het inzicht om anders te kijken bij cliënten of/als er sprake is van een licht verstandelijke beperking; meer begrip voor cliënt (het is geen onwil maar onmacht), eerder contact met MEE zoeken; MEE: tot het bouwen van een netwerk binnen gemeentelijke voorzieningen en andere betrokken instanties. Knelpunten Grenzen van de door Opvang en MEE te bieden ondersteuning liggen bij: o in de cliënt gelegen factoren: weigering medewerking, multiproblematiek (verslaving , psychiatrie, LVB), complexe gedragsproblematiek, extreem laag niveau (IQ<50); o bij de samenwerkingpartners gelegen factoren: afbakening verslaving, psychiatrie, LVB; o ontwikkelingen AWBZ en Wmo die leiden tot bezuinigingen en verschraling van zorg; Ondersteuning binnen opvang o Binnen de dagopvang en woonvoorzieningen kan met (meer) training, aandacht en tijd door medewerkers beter ingespeeld worden op een (mogelijke) LVB-problematiek. Wel vergt dit voldoende capaciteit (plaatsen), personeel en veiligheid binnen de laagdrempelige opvang; o Binnen de nachtopvang is het lastiger een om cliënten met een (vermoedelijke) LVB te ondersteunen. Er zijn te veel prikkels, te weinig structuur, tijd en rust voor begeleiding op maat; Doorstroom/uitstroom: o Meervoudige problematiek doelgroep vormt vaak contra-indicatie voor zorgaanbieders van (vervolg)woonvoorzieningen. Binnen hun regulier aanbod is voor deze cliënten te weinig aandacht en ondersteuning mogelijk. Of instellingen kunnen niet inspelen op bijkomende problematiek, afhankelijk van wat de dominante problematiek is; o In de bijlage is een overzicht opgenomen van de mate waarin de beoogde ondersteuningsdoelen gerealiseerd (kunnen) worden voor een beperkt aantal cliënten. 8
3.7. Samenwerking Kessler en MEE Zuid-Holland Noord Algemene beoordeling Kessler en MEE Zuid-Holland Noord hebben de pilot opgezet vanuit de al bestaande samenwerking. Wel is door de pilot de samenwerking sneller en intensiever geworden. Verder is als onderdeel van het landelijk project de bruikbaarheid van instrumenten en werkwijzen onderzocht; De Haagse pilotpartners zien als samenwerkingsresultaat: o het meer en eerder herkennen en dus ook betere begeleiding; o meer begrip voor cliënt (het is geen onwil maar onmacht; o eerder contact met MEE zoeken en elkaar beter weten te vinden; Er was en is veel goodwill en motivatie bij de samenwerkingspartners: niet alleen bij de projectleiders van beide organisaties, maar ook op management- en op uitvoerend niveau. Het aantal doorverwezen cliënten in de pilotperiode is echter achtergebleven bij de inschatting die vooraf is gemaakt. Dat heeft ertoe geleid dat op onderdelen er minder (kwantificeerbare) resultaten in de pilot zijn verkregen. Kansen De samenwerking leidt tot: Beter begrip van elkaars doelgroep; Elkaar sneller vinden waardoor cliënten sneller geholpen worden; Kortere lijnen. Belemmeringen Wisselingen in teamsamenstelling; Crisissituaties die snel optreden en plotseling verschuivingen vergen, waardoor planning soms lastig is. Deskundigheden/vaardigheden Het werken met mensen met (vermoedelijk) LVB in de opvang vraagt deskundigheden en vaardigheden van medewerkers van de betrokken organisaties: Opvang: de LVB-training geeft de opvangmedewerkers goede aanknopingspunten voor de praktijk en biedt een basis voor (verdere) bijscholing; MEE-medewerkers hebben te maken met outreachend werken, bemoeizorg, adhoc werken, verslaving en agressie. Trainingen als ‘outreachend werken’ en ‘omgaan met verslaving’ rusten de MEE-medewerker toe voor deze (en andere) cliënten (bejegening en grenzen aangeven). Werkprocessen Gevolgen van de samenwerking voor de werkprocessen van de pilotorganisaties zijn: Opvang o Verbreding van focus met LVB; o Flexibele inzet qua inzet screening; o Tijd en ruimte voor signaleren en ondersteunen van cliënten met (vermoedelijk) LVB. MEE o Mogelijkheid outreachend werken, laagdrempeligheid; o Buiten lijnen mogen en durven werken; o Flexibeler, sneller ingaan op een aanmelding (met oog op doelgroep hebben deze een hoge urgentie. Succesfactoren samenwerking Een adhoc en laagdrempelige samenwerking waarbij het accent ligt op doen.
9
Perspectief Door de pilotsamenwerking maakt Kessler meer gebruik van de expertise van MEE. Dit leidt tot meer inzicht en groei in kwaliteit van de aanpak van de LVB-doelgroep binnen de opvang; Voor de laagdrempelige opvang zijn er gesprekken over de inzet van een gedragsdeskundige binnen Kessler. Zo is de drempel laag om zowel op consultbasis aan te schuiven bij een overleg, individueel consult of bij een gesprek met een klant van Kessler waarbij het vermoeden bestaat van LVB; Verder stellen Kessler en MEE ZHN voor om de nazorg van LVB cliënten te verbeteren door op cliëntniveau een ‘maatje’ in te zetten. Suggestie is om dit te laten doen door een professional, die minimaal 1 keer per maand een contactmoment heeft. Hiervoor dienen vanuit Wmo middelen beschikbaar te komen voor de financiering.
10
4. Conclusies en aanbevelingen De in de voorgaande hoofdstukken weergegeven ervaringen en resultaten van de pilotregio Den Haag leiden tot de volgende conclusies en aanbevelingen: Meerwaarde samenwerking voor cliënt Conclusie 1. Door de pilot zijn mensen geholpen van Kessler die anders mogelijk niet de juiste ondersteuning hadden gekregen.De samenwerking tussen Kessler en MEE Zuid-Holland Noord leidt tot een verbetering van het perspectief van opvangcliënten met een Licht Verstandelijke Beperking door een betere herkenning en begeleiding. Aanbeveling 1. Continueer de samenwerking voor alle cliënten van Kessler die mogelijk een licht verstandelijke beperking hebben. Deskundigheidsbevordering Conclusie 2. De training van de opvangmedewerkers in het herkennen van een LVB en het omgaan met cliënten met een LVB maakt bij opvangmedewerkers de focus op LVB meer zichtbaar. Aandachtspunten voor deskundigheidsbevordering van MEE-medewerkers zijn: outreachend werken, bemoeizorg, adhoc werken, verslaving en agressie. Aanbeveling 2. Stel opvangmedewerkers die opvangcliënten begeleiden in de gelegenheid de LVB-training te volgen. Besteed in de deskundigheidsbevordering van MEE-medewerkers aandacht aan de omgang met opvangcliënten en hun (bijkomende) problemen. Laat ook professionals van andere organisaties/ketenpartners die betrokken zijn bij de aanmelding/verwijzing van cliënten naar de opvang zich scholen in het herkennen van en omgaan met mensen met een (vermoedelijke) LVB. Herkenningsinstrument Conclusie 3. Het aantal cliënten waarbij een HASI-test is afgenomen is in de regio Den Haag achtergebleven bij de inschatting die vooraf is gemaakt. Dat heeft ertoe geleid dat op dit onderdeel minder (kwantificeerbare) resultaten in de pilot zijn verkregen. Aanbeveling 3. Een goede introductie van een herkenningsinstrument, aansluitend aan de algemene LVB-training draagt bij aan het hanteerbaar maken van een dergelijk instrument. Houd er verder rekening mee dat het toepassen van een herkenningsinstrument niet voor alle opvangmedewerkers een optie is. Diagnostisch onderzoek Conclusie 4. De beschikbare diagnostische instrumenten zijn bruikbaar voor het onderzoeken van cliënten met een mogelijke LVB in de opvang. Wel stellen de kenmerken van de opvangcliënten specifieke eisen aan de toepassing van de instrumenten en de interpretatie van de resultaten. Aanbeveling 4. Benut de pilotervaringen voor het opstellen van een aantal vuistregels voor de toepassing van diagnostiek voor opvangcliënten. Breng de verkregen inzichten in bij de ontwikkeling van nieuwe diagnostische instrumenten die zijn toegesneden op de opvangcliënten.
11
Ondersteuningsplan Conclusie 5. De invulling van de betrokkenheid van de samenwerkingspartners bij het opstellen van het ondersteuningsplan varieert met de omstandigheden en de vragen/LVB-problematiek van de cliënt en opvangmedewerkers. Aanbeveling 5. Benoem de overwegingen en criteria voor opvangorganisatie en MEE-organisatie bij het bepalen van de mate van samenwerking bij het opstellen van het ondersteuningsplan van de opvangcliënt met LVB. Kijk daarbij ook naar mogelijke ketensamenwerking. Ondersteuning cliënten met LVB in de opvang Conclusie 6. Het onderkennen van de licht verstandelijke beperking leidt tot nieuwe inzichten over de cliënt en brengt nieuwe ondersteuningsmogelijkheden in beeld. De opvangcliënt met LVB krijgt daardoor binnen de opvang ondersteuning die beter op zijn mogelijkheden en beperkingen is afgestemd. Aanbeveling 6. Houd bij de binnen de opvang gebruikte methodieken en ondersteuningsvormen rekening met een mogelijke licht verstandelijke beperking van de opvangcliënt.
Organisatie van de samenwerking Conclusie 7. Voor Kessler en MEE Zuid-Holland Noord is sprake van een succesvolle samenwerking. De werkprocessen zijn op elkaar afgestemd en beide organisaties hebben zich afgelopen periode ingespannen om elkaar zoveel mogelijk te vinden. Aanbeveling 7. Werk flexibel en pas het reguliere werkproces aan om opvangcliënten met een licht verstandelijke beperking adequaat te helpen. Aantal cliënten met (vermoedelijk) LVB Conclusie 8. Het is niet mogelijk een exact cijfer te geven van het aantal cliënten met (vermoedelijk) LVB in de opvang. Binnen de pilot Den Haag lopen inschattingen uiteen van 10%-40% cliënten met een (vermoedelijke) LVB. Aanbeveling 8. Maak opnieuw een inschatting van het aantal cliënten met (vermoedelijk) LVB in de opvang zodra dit mogelijk is doordat: medewerkers deelgenomen hebben aan de deskundigheidsbevordering (LVB-training) en/of een herkenningsinstrument beschikbaar is waarvan de uitkomsten voldoende betrouwbaar zijn.
12
Bijlage: ondersteuningsdoelen cliënten pilotregio Den Haag Overzicht van de situatie waarin de pilotcliënten zich bij aanvang bevonden, welke ondersteuning zij op korte termijn nodig hebben en wat het toekomstperspectief is? Het gaat om de cliënten waarbij uit het diagnostisch onderzoek is gebleken dat zij een (licht) verstandelijke beperking hebben. Voorstel korte termijn Status (aug 2012)
Cliënt(en) met (L)VB
Situatie aanvang
Ondersteuning
Cliënt 1
Woont in gezinsopvang met man en twee kinderen
Diagnostisch onderzoek Indicatie aanvraag Begeleiding naar begeleid wonen Begeleiding financiën (o.a. aanvraag Wajong en bewindvoering)
Cliënt 2
Cliënt verblijft in passanten verblijf
Diagnostisch onderzoek Indicatie aanvraag Begeleiding naar begeleid wonen Begeleiding financiën
Cliënt 3
Cliënt heeft een eigen woning en forse schulden. Cliënt wordt extramuraal begeleid.
Diagnostisch onderzoek Indicatie aanvraag Begeleiding financiën (bewindvoering en aanmelden schuldhulpverlening)
De kinderen zijn uit huis geplaatst. Cliënt is door MEE geplaatst in crisisopvang van de VG crisisregeling. Na crisisopvang is cliënt in een woonvoorziening van Humanitas DMH gekomen. MEE heeft de ondersteuning overgenomen van de Kessler. Cliënt is door MEE geplaatst in crisisopvang van de VG crisisregeling. Na crisisopvang is cliënt geplaatst in kort verblijf huis. Ondanks de verstandelijke beperking van cliënt is de indicatie afgewezen. Cliënt heeft een hersenbloeding gehad waardoor er onduidelijkheid is gekomen over de doelen van de hulpverlening. Afgewacht wordt tot er meer duidelijkheid is vanuit revalidatiecentrum over de toestand van cliënt.
Voorstel lange termijn Toekomstperspectief Status (aug 2012)
Wonen binnen een ouder kind project van Humanitas DMH
Cliënt staat op de wachtlijst, blijf zolang binnen de woonvoorziening wonen. MEE sluit af.
Hulpverlening is overgedragen aan andere MEE organisatie
1
Cliënt(en) met (L)VB Cliënt 4
Voorstel korte termijn Status (aug 2012)
Situatie aanvang
Ondersteuning
Cliënt. woont binnen de doorstroom van de Kessler. Cliënt heeft schulden, alcoholverslaving en geen werk
Diagnostisch onderzoek Indicatie aanvraag Begeleiding naar begeleid wonen Begeleiding financiën
Indicatie is toegewezen. Cliënt wordt door MEE aangemeld bij Middin. Traject bij de Brijder t.b.v. verslavingsproblematiek loopt. Cliënt wordt door de sociale dienst aangemeld bij schuldhulpverlening. Bewindvoering zal door MEE worden aangevraagd.
Voorstel lange termijn Toekomstperspectief Status (aug 2012) Begeleid wonen
2