Programmahandleiding Module 3 Type hier de titel en druk op de TAB-toets
Programmahandleiding , Crash, omgaan met geld
2
Colofon C(R)ASH – Programmahandleiding Module 3 © december 2007 Work-Wise
Dit is een uitgave van: Work-Wise
[email protected] www.work-wise.nl
Tekst: PSW
[email protected] www.psw.nl Het ontwillelen van dit project is mede mogelijk gemaakt door het communitair initiatief EQUAL-ESF
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder toestemming van Work-Wise
Programmahandleiding , Crash, omgaan met geld
1.
3
Inleiding voor de trainers Naast deze trainershandleiding waarin de opzet, werkwijze en materialen beschreven staan, is er een werkboek voor de deelnemers. Daarin zijn het cursusmateriaal en de sheets opgenomen. Na deze inleiding volgt een toelichting op de inhoud van de gedragsinterventie met de leerpunten en een toelichting op de methodische uitgangspunten van de interventie toegespitst op module 3. Vervolgens worden beschreven de leerdoelen, het overzicht van de bijeenkomsten en de wijze waarop een en ander praktisch vorm krijgt. In onderstaande tekst wordt verwezen naar de theorie. Dat betreft het theoretische kader ‘Work-Wise gedragsinterventie jeugdige veelplegers’. De samenstelling van deze module is in belangrijke mate geïnspireerd op de training C(r)ash die ontwikkeld is door Jeanne Brik, werkzaam bij De Hunnerberg te Nijmegen. Verder komen met name de teksten in de bijlage van het deelnemerswerkboek voort uit deze training. Daarnaast is er geput uit materiaal dat door het Nibud is ontwikkeld.
2.
De inhoud van module ‘C( r)ash, omgaan met geld’ In module 3 worden de jeugdige veelplegers, ter voorbereiding van hun nazorgtraject, vaardigheden aangeleerd waarmee zij beter toegerust zijn op het omgaan met geld. Zoals in het theoretisch kader is geschetst blijkt een groot deel van de populatie jeugdige veelplegers te kampen met schulden. Volgens van Dijk liggen oorzaken bij het onvermogen om het eigen budget te beheren, gebrek aan inzicht in de eigen financiële situatie en het geen verantwoordelijkheid nemen voor de gemaakte schulden. In deze module wordt expliciet aandacht gegeven aan bovengenoemde oorzaken. Eigen budget beheren. Geld heeft voor deze jongeren een grote aantrekkingskracht. Maar de principes van het belang van een balans tussen inkomsten en uitgaven is hen onbekend. De training confronteert de deelnemers met de consequenties van uitgaven en schetst mogelijkheden tot en consequenties van het realiseren van inkomsten. De jongeren krijgen in de training oefeningen aangereikt waarmee zij kunnen leren hun inkomsten en uitgaven in balans te krijgen en te houden. Tevens krijgen zij mogelijkheden aangereikt om hun schulden te saneren (via schuldhulpverlening b.v.) Inzicht in de eigen financiële situatie. Jongeren hebben geen overzicht in hun eigen financiële positie. Het impulsieve gedrag dat ze vaak vertonen laat zich ook zien in hun omgang met geld: meer uitgeven dan er binnenkomt, het ene gat met het andere dichten, ondoordacht handelen met het doel (meer) geld te verkrijgen. Geen acht slaan op openstaande schulden of rekeningen. In de training leren de deelnemers hun eigen financiële situatie te analyseren en waar nodig oplossingsmogelijkheden te bedenken.
Programmahandleiding , Crash, omgaan met geld
Verantwoordelijkheid nemen voor eigen financieel handelen. In de lijn van werken volgens de uitgangspunten van Prochaska en diClemente wordt in de module C(r)ash gewerkt aan het bewustwording van het maken van keuzes: wat zijn noodzakelijke uitgaven, wat zijn wenselijke uitgaven en waar kies ik voor? Wat zijn voor de deelnemer specifieke valkuilen in de omgang met geld en hoe kan hij zich daarvoor hoeden? De eigen verantwoordelijkheid, leren zien van consequenties van eigen handelen en het accepteren van die consequenties krijgt in deze module een belangrijk gewicht. In het werkboek van de deelnemers zijn de opdrachten en samenvattingen opgenomen. Tevens vinden zij na iedere les een korte thematische hand-out toegevoegd. Het geldspel neemt een belangrijke plaats in tijdens de 6 bijeenkomsten. Door middel van dit spel worden de deelnemers direct geconfronteerd met noodzakelijke vaste uitgaven en de consequenties van hun financieel handelen. De trainers krijgen inzicht in overwegingen van de deelnemers, niet-helpende gedachten en overtuigingen, die zij in hun confrontaties kunnen gebruiken.
4
Programmahandleiding , Crash, omgaan met geld
Methodische uitgangspunten Kiezen voor een accommoderende leerstijl1 Zoals in het theoretische kader beschreven is, hebben veel jeugdige veelplegers een financieel probleem en kunnen slecht met geld omgaan. Evenals in module 2 waar werknemersvaardigheden centraal staan, is ook in het omgaan met geld vaak sprake van impulsief reageren, gebrekkig kritisch redeneren en gebrekkige oplossingsvaardigheden. Van belang is dus om bij het aanleren van vaardigheden een leerstijl te kiezen die aansluit. Kolb heeft een model ontwikkeld waarmee kan worden ingeschat wat voor leerstijl het beste bij iemand past gegeven de wijze waarop hij/ zij de wereld om hem/haar heen ervaart. Dit model gaat ervan uit dat het leerproces zich in vier fasen voltrekt: • concreet ervaren; • waarnemen; • abstracte begripsvorming; • actief experimenteren. Figuur 1: Leerstijlen van Kolb
2
Concreet ervaren Voelen
Bezinner (voelen en waarnemen)
Doener (doen en voelen)
Actief experimenteren Doen
hoe we
hoe we ervaren
3.
5
handelen
Beslisser (denken en doen)
Reflectie Waarnemen
Denker (waarnemen en denken)
Abstracte bergipsvorming Denken
Voor de uitleg van het model van Kolb is gebruik gemaakt van materiaal van Thesis, via de website www.thesis.nl. De figuur is vormgegeven aan de hand van: © Concept David Kolb, adaptation and design Alan Chapman 2005, op www.businessballs.com. 1 2
Programmahandleiding , Crash, omgaan met geld
6
De fasen volgen elkaar logisch op: als iemand iets meemaakt (ervaren), dan wordt daar over nagedacht (reflectie), waarna men de ervaring kan veralgemeniseren (begripsvorming) en daarna kan toepassen (experimenteren). Volgens het model van Kolb begint het leren echter niet voor iedereen bij ervaren. Veel schoolse leersituaties beginnen het leerproces bijvoorbeeld met overdenking en theorievorming. Bij sommigen begint het leerproces bij uitproberen (experimenteren), dan kijken wat er gebeurt (concreet ervaren) dan vindt reflectie plaats en vervolgens kan men de ervaring veralgemeniseren. Het punt waarvoor iemand het makkelijkst een leerervaring begint, bepaalt het type leerstijl dat bij die persoon past. Het model van Kolb is in figuur 1 weergegeven. In vet staat aangegeven wat voor type iemand qua leerstijl is, gegeven het startpunt waar vanuit hij het makkelijkst leert. De leerstijlen zijn: Doener: Bezinner: Denker: Beslisser:
begint bij concrete ervaringen, wil vooral dingen doen. maakt eerst een plan, neemt de tijd om beslissingen te nemen. begint bij gestructureerde leermiddelen (boeken, colleges), voorkeur voor theoretische concepten. begint bij praktijkvoorbeelden, zoekt verband tussen leerstof en de praktijk.
Gegeven het profiel van de deelnemers (lage opleiding, impulsief, gebrekkig kritisch redeneren, gebrekkige oplossingsvaardigheden) ligt het voor de hand dat voor de interventie wordt gekozen voor het starten met een leerstijl voor de Doener, ook wel ‘accommoderende leerstijl’ genoemd. In de opbouw en de werkvormen van de module zal het concreet ervaren van de deelnemer als uitgangspunt worden genomen om problemen te herkennen en vaardigheden te oefenen. Cognitie en gedrag beïnvloeden Evenals in module 2, waarin het methodisch uitgangspunt van de Rationeel Emotieve Therapie (RET) centraal staat, wordt hiervan in module 3 waar mogelijk gebruik van gemaakt. Veel onwenselijk gedrag bij jongeren wordt mede veroorzaakt door de onderliggende irrationele gedachten en disfunctionele emoties. RET gaat er vanuit dat een gebeurtenis bepaalde gedachten of ideeën oproept, die op hun beurt weer gevoelens veroorzaken, wat uiteindelijk leidt tot bepaalde gedragingen of handelingen. Omgaan met gevoel en impulsiviteit en het aanleren van reflectie zijn belangrijke elementen van de RET-methode. Jongeren kunnen bewust worden gemaakt van de irrationele patronen in hun denken, die vaak veroorzaken dat jongeren onaangename gevoelens ervaren en geblokkeerd worden in hun handelen. Module 2 gebruikt daarvoor het 4G-schema: Gebeurtenis, Gedachte, Gevoel en Gedrag. Het uitgangspunt is: Gebeurtenis en Gedachte = Gevoel en Gedrag. Ofwel: een situatie en de gedachten daarover, bepalen iemands gevoelens over de situatie en bepalen daarbij zijn of haar gedrag. Cognitie: modeling door de trainer De trainers hebben een actieve rol in het modelgedrag. Zij zijn bij wijze van spreken de spiegel van de werkelijkheid. Hoe ga je om met geld? Wat gebeurt er als je ondoordacht en impulsief met je geld omgaat? Welke consequenties heeft je gedrag?
Programmahandleiding , Crash, omgaan met geld
7
Dit moet blijken uit het voorbeeldgedrag van de trainers. Feuerstein beschrijft in zijn theorie over de Mediated Learning Experience waarom mensen verschillen in het cognitief functioneren en maakt onderscheid in twee types van interactie tussen de mens en zijn omgeving (Coenen-Hanegraaf et al., 1998): 1.
2.
Leren door directe blootstelling aan prikkels. Hier leert de mens reageren op de omgeving door middel van directe prikkels. Als zijn gedrag niet belonend is, zal hij dat gedrag in de toekomst niet herhalen; Leren door gemedieerde leerervaringen. Hier staat een ander - bijvoorbeeld de trainer - tussen de mens - bijvoorbeeld de deelnemer - en de omgeving. De trainer helpt de deelnemer met het interpreteren van de prikkels en spiegelt de deelnemer een nieuwe manier van denken voor, c.q. een cognitieve structuur. De deelnemer zal deze cognitieve structuur overnemen.
De trainers werken in de interventie aan het aanleren van gemedieerde leerervaringen bij de jongeren. Hierbij nemen zij een drietal voorwaarden in acht die volgens Feuerstein van doorslaggevend belang zijn om te komen tot een effectieve gemedieerde leerervaring: 1.
2.
3.
Intentionaliteit en wederkerigheid De trainer legt expliciet uit aan de jongeren wat zijn intentie is, waarom hij een bepaald rolgedrag aanmeet en welk denkgedrag hij wil ontwikkelen. De jongeren moeten dit begrijpen en accepteren en bereid zijn om hier iets van te leren. Transcedentie De trainer gaat in op concrete prikkels, maar maakt duidelijk dat het nieuw aangeleerde opgaat in een veelheid van situaties en niet alleen geldt voor de concrete situatie in de oefening. Het doel is dat het aangeleerde toepasbaar wordt gemaakt in het dagelijkse leven. Zingeving Aan de leerervaring moet een zingeving worden gekoppeld. Men doet en denkt niet op een bepaalde wijze omdat het eenmaal zo moet, maar mensen kennen een doel en betekenis toe aan alles wat zij doen.
Gedrag: modeling door de ‘peers’ In de gemedieerde leerervaring van Feuerstein gaat het om het aanreiken van alternatieve cognitieve denkkaders door de trainer. Op het niveau van het aanleren en oefenen van nieuw gedrag speelt niet zozeer het gedrag van de trainer, maar juist het gedrag van andere deelnemers aan de training een stimulerende rol. De trainer zal tijdens oefeningen deelnemers uitnodigen en stimuleren om een bepaald voorbeeldgedrag te oefenen en voor te doen. Als dit gedrag inderdaad wordt vertoond, zal de trainer dit positief bekrachtigen en de andere deelnemers aanmoedigen dit gedrag te benoemen en soortgelijk gedrag te vertonen. Het methodische uitgangspunt hierbij is de Social Learning Theory van Bandura: door het aanschouwen van de consequenties of de opbrengsten van modelgedrag kan een persoon gemotiveerd worden tot het vertonen van soortgelijk gedrag. Om het gewenste gedrag optimaal aan te leren is een drietal voorwaarden van belang:
Programmahandleiding , Crash, omgaan met geld
1.
2.
3.
4.
8
Het gewenste gedrag zal eerst door een rolmodel moeten worden geoefend en aan ‘symbolen/ betekenissen’ (bijv. woorden of beelden) moeten worden gekoppeld als het rolmodel het gedrag openlijk vertoont. Voorbeeldgedrag dat gekoppeld is aan bepaalde positieve betekenissen wordt sneller overgenomen dan voorbeeldgedrag dat alleen wordt geobserveerd, zonder dat het wordt benoemd en gewaardeerd. Een persoon zal rolgedrag sneller overnemen als het leidt tot resultaten die in zijn ogen de moeite waard zijn. Een persoon zal rolgedrag sneller overnemen als het rolmodel als gelijke door die persoon wordt ervaren (‘peers’), dan wel als het rolmodel een status heeft (bijvoorbeeld in de groep) die door de persoon wordt bewonderd.
Leerdoelen Het doel van deze module is verwerven van basale vaardigheden en een basale houding in het verantwoord omgaan met geld. Dit is uitgesplitst in een aantal deelvaardigheden of specifieke vaardigheden die van belang zijn bij het omgaan met inkomsten en uitgaven. Na afloop van de module: Kennis • weet de deelnemer hoe hij legaal aan inkomsten kan komen; • weet de deelnemer het onderscheid tussen noodzakelijke en wenselijke uitgaven; • weet de deelnemer aan welke verleidingen hij blootstaat; • weet de deelnemer hoe prijsbewust hij is; • weet de deelnemer waar hij op moet letten als hij uitgaven doet; • kent de deelnemer de negatieve consequenties van slecht geld beheren; • kent de deelnemer de legale wegen en de geëigende instanties om financiële problemen op te lossen. Vaardigheden • kan de deelnemer prioriteit geven aan noodzakelijke kosten boven wenselijke kosten; • kan de deelnemer een budgetplan maken; • kan de deelnemer een kostenoverzicht maken; • kan de deelnemer een uitgavenoverzicht bijhouden; • kan de deelnemer de geëigende instanties om hulp vragen bij financiële problemen; • kan de deelnemer zijn uitgavenpatroon in evenwicht houden met zijn inkomstenpatroon. Houding • is de deelnemer bereid prioriteit te geven aan noodzakelijke uitgaven boven wenselijke uitgaven; • is de deelnemer bereid uitgaven aan te passen aan de inkomsten;
Programmahandleiding , Crash, omgaan met geld
• • •
is de deelnemer bereid impulsieve uitgaven te beperken; staat de deelnemer kritisch tegenover rood staan en geld lenen; staat de deelnemer open voor legale wegen en de geëigende instanties om financiële problemen op te lossen.
9
Programmahandleiding , Crash, omgaan met geld
5.
Overzicht van de bijeenkomsten De module bestaat uit 6 bijeenkomsten.
Bijeenkomst 1 Kennismaken, afspraken en inleiding • Inleiding • Kader van de module neerzetten, doelstelling • Introductie van geldspel • Spelen van geldspel Bijeenkomst 2 Inkomsten • Hoe kom je aan geld? • Welke vormen van geld zijn er? • Wat is je houding ten opzichte van geld? Bijeenkomst 3 Uitgaven • Waar geef je je geld aan uit? • Wat is noodzakelijk en wat is wenselijk? • Kostenoverzicht • Geldspel tweede ronde Bijeenkomst 4 De realiteit • Schuldhulpverlening in de praktijk • Kredietverstrekking Bijeenkomst 5 Wat leert jou het geldspel? • Geldspel: stand van zaken en je financiële situatie • Waar zitten jouw verleidingen? Bijeenkomst 6 Eigen financiële planning. • Wat wil je kopen? • Wat moet je kopen? • Waar zeg je nee tegen? • Budgetplanning
10
Programmahandleiding , Crash, omgaan met geld
6.
11
Werkwijze en praktische uitwerking Hoe krijgt de module vorm? De uitgangspunten worden in afwisselende vormen verwerkt in iedere bijeenkomst. Centraal staat de eigen werkelijkheid en beleving. Actuele voorbeelden tijdens de gedragsinterventie zijn cruciaal. De wijze waarop deelnemers omgaan met geld, hoe ze denken over inkomsten, uitgaven en schulden zijn voorbeelden. Goede voorbeelden dienen voortdurend aangegrepen te worden. De trainers hebben een belangrijke en actieve rol in de confrontatie met de werkelijkheid. Zij zijn wederom de spiegel van de werkelijkheid. Zoals in de modules ‘Wie ben ik, waar sta ik’ en ‘Voorbereiding voor werknemers’ het maken van cognitieve fouten een belangrijk thema zijn, speelt dit ook in ‘C(r)ash, omgaan met geld’. De bijeenkomsten zijn opgebouwd rondom elementen uit de leercyclus van Kolb. Onderdelen zijn gericht op het doorlopen van de verschillende leerfasen zoals ervaren van gedrag, waarnemen van gedrag, reflecteren op dit gedrag en het uitproberen van het gedrag. In het programma worden deze onderdelen steeds benoemd. De bijeenkomsten duren 2 uur per keer en per week worden er 2 bijeenkomsten verzorgd. Opbouw van de bijeenkomsten De bijeenkomsten kennen een vaste structuur. Een vaste structuur is van belang voor duidelijkheid en herkenbaarheid. In de structuur zitten verschillende vormen van herhaling die van belang zijn voor het vastleggen van informatie. Begin Iedere bijeenkomst start met een inleiding waarin kort verwezen wordt naar de vorige bijeenkomst. Daarbij worden de leerdoelen van de bijeenkomst benoemd. Tevens wordt een relatie gelegd met één van de vorige bijeenkomsten of toekomstige bijeenkomsten. Vervolgens wordt de structuur van de bijeenkomst gepresenteerd. Voordat de kern van de bijeenkomst start, controleert de trainer of de deelnemers begrepen hebben wat het doel is. Daarna volgt een onderdeel waarin herhaald wordt wat de laatste keer aan de orde is geweest. Dit krijgt op verschillende manieren vorm. De trainer herhaalt, de trainer stelt vragen aan een deelnemer, de trainer vraagt een deelnemer in eigen woorden te vertellen wat hij van de vorige bijeenkomst heeft meegenomen of de trainer vraagt deelnemers bepaald gedrag te vertonen. Kern Afhankelijk van het doel van de bijeenkomst worden verschillende werkvormen ingezet. Dit kan in de vorm van een video, een rollenspel, een opdracht, een onderwijsleergesprek of een combinatie van vormen. Eind van de bijeenkomst
Programmahandleiding , Crash, omgaan met geld
12
In het kort vat de trainer de bijeenkomst samen aan de hand van de leerpunten, laat een deelnemer in eigen woorden samenvatten of stelt enkele samenvattende vragen. Hierbij verwijst de trainer naar de leerdoelen aan het begin van de bijeenkomst. Daarna geeft de trainer in het kort aan wat de volgende bijeenkomst aan de orde is. Tot slot volgt een korte procesevaluatie. Beschrijving van de bijeenkomsten De bijeenkomsten kennen een vaste structuur van beschrijving. Per onderdeel komen de volgende onderdelen aan de orde: Tijd: de duur van een activiteit Leerdoelen/ inhoud: het leerpunt, de inhoud en het specifieke doel van de activiteit Werkvorm: de werkvorm waarin dit behandeld wordt Media/ materiaal: de hulpmiddelen die ingezet worden bij de activiteit In de uitvoering van de interventie wordt met twee trainers gewerkt. De onderdelen worden afwisselend geleid door de ene of de andere trainer. Cursief gedrukte teksten zijn bedoeld als tekstsuggesties voor de trainers. Deelnemerswerkboek Het deelnemerswerkboek met de programma’s en schutbladen wordt bij de eerste bijeenkomst uitgedeeld. Iedere bijeenkomst wordt het werkboek verder gevuld met de hand-outs van de sheets van betreffende bijeenkomst en de bijbehorende opdrachten. Inhaalopdrachten Wanneer deelnemers een bijeenkomst missen kunnen ze de bijeenkomst inhalen door middel van een inhaalopdracht. Niet maken van een inhaalopdracht staat gelijk aan het missen van de bijeenkomst. De inhaalopdrachten worden alleen uitgedeeld indien een deelnemer niet heeft deelgenomen aan een bepaalde bijeenkomst. De inhaalopdrachten zijn opgenomen in deze trainershandleiding.
Beschrijving bijeenkomsten
Programmahandleiding
Crash, omgaan met geld
14
Bijeenkomst 1:
Kennismaken, afspraken en inleiding
Doelstelling: Media / materiaal:
Stand van zaken en werken aan een veilige omgeving. Flap-over, pennen en viltstiften. Overheadprojector en sheets.
Inleiding De eerste bijeenkomst staat in het teken van kennismaken, toelichten van de doelstelling en de inhoud van de interventie. De basis voor werken van de rest van de bijeenkomsten wordt in de eerste bijeenkomst gelegd. In iedere (nieuwe) groep is tijd nodig: fase van aftasten, zoeken naar waar de macht ligt. In deze bijeenkomst is de trainer daar zeer alert op: hij overvraagt de deelnemers niet, maar stelt (samen) met hen regels op en komt tot afspraken. Ongewenst gedrag wordt direct opgepakt en bespreekbaar gemaakt. Juist in de allereerste bijeenkomst is het van belang dat de trainers de juiste toon neerzetten: open, alert en duidelijk. De trainers zijn zich bewust van hun functie van rolmodel. Zij vertegenwoordigen de wereld van werk en beroep. 1. Inleiding en toelichting op de interventie, werkwijze e.d. Werkvorm:
Leerdoel/ inhoud: Media:
Duur: 20 minuten
Trainers spreken deelnemers beurtelings persoonlijk aan (socratisch vragen stellen: a. vraag stellen; b. persoon laten antwoorden; c. volgende persoon ook laten antwoorden) Vervolgens illustreren ze een en ander met sheets. Toon zetten. Afstemmen van verwachtingen. Overheadprojector en sheets
Vragen die gesteld kunnen worden: • Heb jij eind van de maand wel eens geld tekort om rekeningen te betalen? Hoe vaak? • Leen je regelmatig geld? Bij wie doe je dat? • Komt het regelmatig voor dat je geleend geld niet kunt terug betalen? Hoe vaak? • Hebben vrienden van jou schulden? • Waar denk je dat het aan ligt dat zij schulden hebben? • Waar ligt het aan dat jij schulden hebt? Het afstemmen van verwachtingen verdient aandacht. Deelnemers moeten goed begrijpen waar het in de cursus om gaat. Trainers moeten het begrip checken. Het ontbreken van dit begrip gaat vroeg of laat verstorend werken op het proces in de groep. • • • • •
Waartoe dient de interventie? Wat houdt de interventie in? Hoe wordt er gewerkt? Wat is de positie en rol van de trainers? Wat wordt van de deelnemers verwacht
Programmahandleiding
a. b.
Crash, omgaan met geld
15
door de inrichting? door de trainers?
De trainers stellen zichzelf kort voor: hun functie, werkervaring, iets van hun drijfveren. Aan de hand van de sheets lichten beide trainers beurtelings de diverse vragen toe. Het gebruik van sheets dient als versterking van het gesproken woord. Hanteer ze met mate en hoed je als trainer voor uitgebreide verhandelingen. Pas tijdsduur en taalgebruik aan het niveau van de deelnemers aan. 1. Waartoe dient de interventie? De gedragsinterventie ‘C(r) ash, omgaan met geld’ heeft tot doel de deelnemers kennis en vaardigheden bij te brengen waardoor ze beter met hun geld om kunnen gaan. Dit alles met het oog op hun toekomst. Veel jongeren die vast gezeten hebben, hebben regelmatig schulden. Ze hebben te weinig geld om de eerste levensbehoefte zoals eten, drinken, huur en energie te betalen of moeten veel schulden afbetalen. De schulden zijn soms niet meer te overzien. Bij een aantal jongeren leidt het gebrek aan geld en schulden wanneer ze vrijkomen opnieuw tot crimineel gedrag. Op deze wijze komen deze jongeren niet uit het criminele circuit. De kans dat jongeren opnieuw in de fout gaan is minder wanneer ze beter weten hoe ze met geld om kunnen gaan, met hun inkomsten en uitgaven. Wat willen we bereiken? Dat jullie na afloop bewust met geld omgaan. Weten waarvoor je geld nodig hebt. Hoe je schulden kunt voorkomen of beperken? Wat noodzakelijke kosten zijn? 2. Wat houdt de interventie in? De module is bedoeld als een middel voor de deelnemers om bewuster om te gaan met geld en meer vaardigheden te ontwikkelen waardoor ze verantwoord met hun geld om gaan. De trainer legt de werkwijze van 6 bijeenkomsten en de verschillende thema’s uit aan de hand van een sheet. (Sheet) Bijeenkomst 1: Kennismaken, afspraken en inleiding. Bijeenkomst 2: Inkomsten Bijeenkomst 3: Uitgaven Bijeenkomst 4: De realiteit Bijeenkomst 5: Wat leert het spel jou? Bijeenkomst 6: Eigen financiële planning 3. Hoe wordt er gewerkt? Elke bijeenkomst begint en eindigt op tijd. We zullen straks nog een aantal andere afspraken maken. Afhankelijk van de groepsgrootte zijn er twee trainers bij iedere bijeenkomst. Iedere bijeenkomst kent een begin met een welkom, een korte terugblik op de vorige bijeenkomst, het behandelen van een nieuw onderwerp of nieuwe onderwerpen en een afsluiting, soms met een huiswerkopdracht. Alle deelnemers krijgen een werkboek. Daarin staat informatie die ze moeten lezen en er staan opdrachten in die ze gaan maken. Aan het eind van de cursus is het werkboek ingevuld
Programmahandleiding
Crash, omgaan met geld
16
en hebben alle deelnemers een overzicht van alle belangrijke persoonlijke zaken die van invloed zijn op hun toekomstplannen. Vandaag staat in het teken van kennismaken met elkaar en de opzet en het doel van het programma.
4. Wat is de rol en de positie van de trainers? De trainers geven hun positie aan. Bij wie ze in dienst zijn, wat hun functie is en hoe hun positie is ten opzichte van de inrichting. Ze benadrukken hun onafhankelijkheid. Ze vertellen in welke situaties zij informatie uit de groep zullen doorspelen naar de directie of groepsleiding. De trainers benadrukken dat zij verantwoordelijk zijn voor het goed verlopen van de training. 5. Wat wordt van de deelnemers verwacht? De inrichting en de trainers verwachten dat de deelnemers zich aan de gemaakte afspraken houden. De inrichting en de trainers verwachten van de deelnemers dat zij zich voldoende inzetten in de bijeenkomsten: bijdragen aan een open sfeer, elkaar ondersteunen en werken aan opdrachten. De inrichting verwacht dat de deelnemers alle bijeenkomsten aanwezig zijn. Bij afwezigheid van twee keer of meer zal de trainer daarvan melding maken bij de leiding van de inrichting, die dan kan besluiten tot uitsluiting van verdere deelname.
2.
Afspraken maken
Werkvorm: Leerdoel/ inhoud
Media/ materiaal:
Duur: 15 minuten
Groepsgesprek. Afspraken als kader voor sociale omgang en rekening houden met anderen. Luisteren en verplaatsen in een ander. Ervaren en reflecteren. Flap-over en stiften. Afsprakenkaart.
Een aantal basisregels staat bij voorbaat vast. Een aantal regels kan ook samen met de groep vastgesteld worden. Trainer ondersteunt en geeft de waarde van de afspraak aan. De trainer geeft ook aan wat er gebeurt als men zich niet aan de afspraken houdt. Alle afspraken worden op flap-over opgeschreven. Zaken als vereiste inzet, ondermijnend gedrag en afwezigheid worden benoemd. Werkblad Regels 1. Op tijd komen 2. Strikt met pauzes omgaan 3. Niet roken/ drinken/ eten tijdens de bijeenkomsten 4. Afmelden bij ziekte of verhindering 5. Geen drugs of alcohol
Toelichting Afhankelijkheid van elkaar Afhankelijkheid van elkaar Hygiëne, gezondheid, overlast Afhankelijkheid van elkaar Goede prestaties verwacht
Programmahandleiding
Crash, omgaan met geld
6. 7.
Inzet, consequente deelname Wat binnen de groep gezegd wordt,
8. 9.
Respect voor elkaar Aanvullende regels: telefoongebruik, WC-bezoek Huiswerk hoort bij de bijeenkomst Missen van een bijeenkomst moet een inhaalopdracht uitgevoerd worden.
10. 11.
17
Op elkaar kunnen rekenen Veiligheid, respect voor blijft binnen de groep Basisvoorwaarde naar elkaar Geen verstoringen tijdens het werk Beroep op eigen verantwoordelijkheid Beroep op eigen verantwoordelijkheid
De afspraken worden door ieder geaccepteerd en door middel van een handtekening geaccordeerd. De trainers geven aan dat zij een overtreding van regels aan de leiding van de inrichting zullen melden. De leiding kan overgaan tot disciplinaire maatregelen. Uitdelen van de werkmap met het verzoek deze iedere bijeenkomst mee te nemen. 3.
Kennismaken
Werkvorm:
Leerdoel/ inhoud: Materiaal:
Duur: 15 minuten Twee vormen mogelijk: 1. groepsgesprek 2. interview en presentatie deelnemers. Kweken van interesse in elkaar. werkboek opdracht 1.1
Er zijn twee vormen mogelijk. Afhankelijk van de groepsgrootte neemt de trainer een meer of minder uitgebreide vorm. 1. De deelnemers stellen zichzelf voor. 2. Deelnemer A wordt kort geïnterviewd door deelnemer B en deelnemer B stelt deelnemer A voor (kort 2 min) Deelnemers interviewen elkaar, 3 minuten elk, en stellen elkaar aan de trainers voor. Vragen kunnen zijn: 1. Hoe heet je? 2. Waar kom je vandaan, welk land/ stad? 3. Hoe oud ben je? 4. Wat verwacht je van de training? Ieder stelt de ander voor aan de groep. De trainers letten erop dat de deelnemers respectvol met elkaar omgaan. Trainer gaat hier niet te diep op in, maar geeft wel duidelijk blijk van interesse in de verhalen, kan eventueel kort doorvragen.
Pauze Duur: 15 minuten
Programmahandleiding
4.
Crash, omgaan met geld
Geldspel
Werkvorm: Leerdoel/ inhoud:
Media/ materiaal:
18
Duur: 50 minuten Spel. Ervaren wat de betekenis van geld is en hoe je er mee om kunt gaan. Introductie van het geldspel Het doel van het spel is: • deelnemers ervaren de consequenties van keuzes; • deelnemers laten ervaren wat de gevolgen van inkomsten en uitgaven kunnen zijn; • deelnemers laten ervaren wat grenzen en mogelijkheden van geld zijn; • begrippen als sparen, lenen aan den lijve laten ervaren; • handelen en ruilen. Geldspel
De beschrijving van het spel Het spel is momenteel in ontwikkeling en wordt nageleverd. Vervolgens gaat een trainer over tot het afronden van het programma 5.
Samenvatting leerpunten
Werkvorm: Leerdoel/ inhoud:
Media/ materiaal:
Duur: 5 minuten
Plenair bespreking leerpunten. Herhaling en samenvatting van leerpunten. De trainer herhaalt de leerpunten in andere bewoordingen, terwijl hij de volgende sheets laat zien. Overheadprojector en sheets.
De trainer vertelt vervolgens: Aan het eind van ieder bijeenkomst herhalen we de belangrijkste punten van de bijeenkomst en kijken vooruit naar wat we de volgende keer gaan doen. Wat hebben we vandaag besproken: (Sheet)
Wat willen we bereiken?
Programmahandleiding
Crash, omgaan met geld
Dat jullie na afloop: bewust met geld omgaan weten waarvoor je geld nodig hebt wat noodzakelijke kosten zijn hoe je schulden kunt voorkomen of beperken Volgende bijeenkomst: De volgende bijeenkomst gaat over inkomsten.
19
Programmahandleiding
Bijeenkomst 2: 1.
Crash, omgaan met geld
20
Inkomsten, geld dat je krijgt.
Inleiding doelstelling bijeenkomst 2
Duur: 5 minuten
Voordat de bijeenkomst begint, neemt de trainer even tijd om te observeren hoe de deelnemers er bij zitten en contact maken. Werkvorm: Leerdoel/ inhoud: Media/ materiaal:
Presentatie Focussen/ kader aangeven. Openen en contact maken met de groep. Overhead-projector en sheets. Materiaal bankpas
De trainers verwelkomen de deelnemers en maken duidelijk contact met deelnemers wanneer ze binnen komen. Vervolgens opent een van de trainers met de vraag: hoe is de vorige bijeenkomst bevallen? Indien nodig stelt hij hierover vragen: Is er iets waar we rekening mee moet houden? Vervolgens geeft de trainer een korte toelichting bij het dagprogramma. We gaan het vandaag hebben over: Inkomsten. Na deze introductie kijken we kort terug op de vorige bijeenkomst. Vervolgens gaan we met het onderwerp van deze keer aan de slag. De trainer legt een aantal echte voorwerpen op tafel en toont een sheet: (bv. bankpas, een bankafschrift waarop staat dat iemand rood staat, papieren geld, een aanbod om te kopen op afbetaling, horloge, wc papier, scooter, glas water) (Sheet)
Programmahandleiding
Crash, omgaan met geld
21
Wat is geld? Hoe kom je geld tegen? Geld kent veel vormen. Soms ben je je niet eens bewust dat je met geld bezig bent. Je weet niet hoeveel je hebt, je weet niet hoeveel je kunt uitgeven, je weet niet hoeveel je tekort komt. Eerst moet je weten hoeveel je hebt. Hoe kom je legaal aan geld? Daar gaan we het vandaag over hebben. Eerst kijken we even terug op de vorige bijeenkomst. 2.
Terugkijken op de vorige keer
Werkvorm: Leerdoel/ inhoud: Media/ materiaal:
Duur: 5 minuten
OLG Vraag Pauze Naam-techniek Herhaling van kernpunten van de vorige keer. Overhead-projector en sheet.
De trainer stelt de vraag: Wat is het doel van deze training?
Wat is het belangrijkste dat we de vorige training besproken hebben?
3.
Hoe kun je aan geld komen?
Werkvorm: Leerdoel/ inhoud: Media/ materiaal:
Duur: 25 minuten
Opdracht in tweetallen. Bewustwording ten aanzien van de vele vormen van geld waarmee deelnemers te maken kunnen krijgen. Flap-over. Werkboek opdracht 2.1
De deelnemers krijgen een opdracht. Voordat ze de opdracht krijgen licht de trainer de opdracht toe: Er zijn heel veel manieren om aan geld te komen. Zoals we eerder zeiden ben je je er vaak niet van bewust. Om meer inzicht te krijgen hoe je aan geld kunt komen, gaan we hiermee aan de gang.
Programmahandleiding
Crash, omgaan met geld
22
De deelnemers krijgen in tweetallen de opdracht om in tien minuten de volgende opdracht (werkboek 2.1) te doen: noem minimaal tien verschillende manieren om aan geld te komen. Na tien minuten inventariseert de trainer de resultaten op een flap-over vel en probeert zo zoveel mogelijk verschillende wijzen om aan geld te komen in beeld te brengen. Wanneer de deelnemers er niet uit komen, vullen de trainers de lijst aan met enkele voorbeelden zoals: loon voor werk, uitkering, zakgeld, gokken, kleedgeld, erfenis, stelen, handelen/iets verkopen, belasting terug krijgen, klusjes uitvoeren, vakantiegeld, rood staan, lenen, bijzondere bijstand van de gemeente, op afbetaling iets kopen, geld krijgen van je (groot)ouders, etc… 4.
Hoe kom jij aan je geld?
Werkvorm: Leerdoel/ inhoud:
Media/ materiaal:
Duur: 15 minuten
Individuele opdracht. Ervaren dat er meer mogelijkheden zijn om legaal aan geld te komen. Betrekken op de persoonlijke situatie en de wijze waarop de deelnemer de afgelopen tijd aan geld is gekomen. Flap-over. Werkboek opdracht 2.2
De deelnemers krijgen een individuele opdracht. (opdracht 2.2 Mijn gemiste inkomsten). Noem drie manieren waarop jij de afgelopen tijd legaal aan geld bent gekomen. Noem drie voor jou toepasbare legale manieren om aan geld te komen die je de afgelopen tijd niet benut hebt? Na vijf minuten inventariseert de trainer de gevonden manieren op een flap-over. NB: De trainer is alert op cognitieve fouten. Indien nodig zet hij het G-model in.
Pauze 5.
Duur: 15 minuten Voor- en nadelen
Werkvorm: Leerdoel/ inhoud:
Duur: 45 minuten
Groepsdiscussie Verwerven van inzicht in de voor- en nadelen van wijzen om aan geld te komen. Vergroten van kennis en beïnvloeden van (kern)overtuigingen over het verwerven van geld. Media/ materiaal: Flap-over en stiften. Werkboek opdracht 2.3 Groepsdiscussie met een flap-over. Deelnemers hebben een werkblad waarop ze één en ander kunnen invullen (opdracht 2.3 Voor- en nadelen). De trainer leidt de discussie en zorgt dat de vaart er in blijft. Om de beurt vraagt hij een deelnemer een voorbeeld te geven en voor- en nadelen te noemen van deze vormen van geld verwerven.
Programmahandleiding
Crash, omgaan met geld
23
NB. Wanneer deelnemers negatieve kernovertuigingen uiten over het verwerven van geld dan gaan de trainers hier met behulp van het G-model op in. Wat levert die gedachte op? Is het een helpende gedachte?
1. loon voor werk (voorbeeld)
Voordelen Regelmaat Je weet waar je aan toe bent Legaal
Nadelen Je moet er veel voor doen Kost veel tijd Je wordt er moe van
2. 3.
5.
Samenvatting leerpunten
Werkvorm: Leerdoel/ inhoud: Media/materiaal:
Duur: 5 minuten
Plenair bespreking leerpunten. Herhaling en samenvatting van leerpunten in andere bewoordingen. Overhead-projector en sheets.
De trainer herhaalt met behulp van de sheets: Waarover hebben we vandaag gesproken? (Sheet)
• • • •
Inkomsten Geld Zichtbaar en onzichtbaar geld Geld dat je hebt, geld dat je denkt te hebben (schuld)
Er zijn heel veel verschillende manieren om aan geld te komen. Vaak ben je je niet bewust van dat je met geld omgaat. Dit kan ertoe leiden dat je schulden opbouwt. • Te weinig inkomsten of te veel uitgaven!!!!!
Programmahandleiding
Crash, omgaan met geld
Volgende bijeenkomst: De volgende bijeenkomst gaat over: uitgaven. Welke uitgaven heb jij? Wat is nodig, wat moet? Wat zou je graag willen, wat kan?
24
Programmahandleiding
Bijeenkomst 3: 1.
Crash, omgaan met geld
25
Uitgaven, wat moet je betalen, wat geef je uit?
Inleiding doelstelling bijeenkomst 3
Duur: 10 minuten
Voordat de bijeenkomst begint, neemt de trainer even tijd om te observeren hoe de deelnemers er bij zitten en contact maken. Daarna start hij met de inleiding. Werkvorm: Leerdoel/ inhoud: Media/ materiaal:
Groepsgesprek Focussen/ kader aangeven van de inhoud. Openen en contact maken met de groep. Overhead-projector en sheets.
Vervolgens geeft de trainer een korte toelichting bij het dagprogramma. We gaan het vandaag hebben over: uitgaven (Sheet) • Waar geef ik geld aan uit? • Vaste lasten • Wat is nodig en wat wenselijk?
Wat zijn noodzakelijke kosten. Wat moet je betalen. Zijn er aankopen die je uit kunt stellen? Voordat we hier mee aan de gang gaan kijken we even terug op de vorige bijeenkomst. 2.
Terugkijken op de vorige bijeenkomst
Werkvorm: Leerdoel/ inhoud: Media/ materiaal:
Duur: 5 minuten
OLG Vraag Pauze Naam-techniek Herhaling. Verankeren van kennis Overhead-projector en sheet.
De trainer vraagt aan een deelnemer: Noem eens vijf legale bronnen van inkomsten. Vervolgens vraagt hij een andere deelnemer: Geef er nog eens vijf. Vervolgens vraagt de trainer aan een derde deelnemer: Wat is het nadeel van rood staan? En wat is het nadeel van op afbetaling kopen?
Programmahandleiding
3.
Crash, omgaan met geld
Uitgaven
Werkvorm: Leerdoel/ inhoud:
Media/ materiaal:
26
Duur: 25 minuten Individueel en opdracht in de groep Achterhalen welke uitgaven je normaal gesproken zoal doet. Inzicht krijgen in welke kosten iemand maakt. Ervaren en bewustzijn vergroten. Flap-over en stiften. Werkboek opdracht 3.1
De trainer stelt in de groep de vraag: Waaraan geef je normaal gesproken geld uit? Aan jullie de vraag om zodadelijk individueel het werkblad in te vullen. Geef per cirkel een onderwerp waaraan jij geld uit geeft. Je krijgt daarvoor 10 minuten. Vervolgens vraagt de trainer een deelnemer een stift te pakken en al zijn onderwerpen op het flap-over vel te schrijven. Als deze persoon klaar is, vraagt de trainer of andere deelnemers aanvullingen hebben. NB. De trainer gebruikt hierbij het overzicht van www.nibudjong.nl ter achtergrondinformatie. Voorbeelden van uitgaven: Snoep en Snacks, Frisdrank, Alcohol, Roken, Kleding, Uitgaan, CD’s e.d. Cadeaus, Hobby’s, Cosmetica, Video, Brommer, Computer, Mobiele telefoon, Schoolartikelen, Contributies, Drugs, Gokken, Verzekeringen, Openbaar Vervoer.
4.
Noodzakelijke uitgaven en wenselijke uitgaven
Werkvorm: Leerdoel/ inhoud:
Media/ materiaal:
Duur: 15 minuten
Presentatie en discussie. Wat zijn noodzakelijke kosten? Waar moet je geld aan uitgeven ook als je hier eigenlijk geen trek in hebt? Bewustwording van noodzakelijke kosten. Overheadprojector en sheets. Werkboek opdracht 3.2
De trainer geeft een korte presentatie over noodzakelijke kosten: Vaste lasten zijn vaak oorzaak dat jongeren schulden hebben. Jongeren zijn zich vaak niet bewust hoeveel dit kost. De trainer geeft aan de hand van de sheet een korte presentatie over noodzakelijke kosten. Hij verwijst daarbij naar de sheet met de verschillende vaste lasten.
Programmahandleiding
Crash, omgaan met geld
27
(Sheet) huur, gas, water en licht, gemeentelijke belastingen, waterschap, lening, telefoon abonnement, sportclub, verzekering, bekeuringen
energie (gas) ning water electriciteit huur verzekeringen kostgeld telefoon
per woning tussen € 90,- en € 55,- per maand afh. van het soort woper persoon tussen € 9,50 en € 6,- per maand * per persoon tussen € 24 en € 16,- per maand * sterk afhankelijk van woonplaats, locatie, plaats en vorm Aansprakelijkheid (WA): alleenstaande € 1,65 tot € 3,65 per maand Ziektekosten: € 80 tot € 90 per maand zonder eigen risico ….. …..
* Dit is afhankelijk van de grootte van het huishouden. Hoe meer bewoners, des te lager de gemiddelde kosten (bron: www.nibud.nl prijsniveau 2006) Na de presentatie vraagt de trainer aan de deelnemers: Met welke vaste lasten heb jij nu te maken? Wat zijn voor jou Noodzakelijke uitgaven? Vul dit in bij opdracht 3.2 Noodzakelijke uitgaven.
Pauze 5.
Duur: 15 minuten Geldspel,
Duur: 50 minuten
Werkvorm: Leerdoel/ inhoud:
Spel. Ervaren wat de betekenis van geld is en hoe je er mee om kunt gaan Het doel van het spel is:
Programmahandleiding
Crash, omgaan met geld
28
deelnemers ervaren consequenties van keuzes; deelnemers laten ervaren wat de gevolgen van inkomsten en uitgaven kunnen zijn; • deelnemers laten ervaren wat grenzen en mogelijkheden van geld zijn; • begrippen als sparen, lenen aan den lijve laten ervaren; • handelen en ruilen. Geldspel Cashen
• •
Media/ materiaal:
De tweede ronde van het Geldspel Cashen wordt gespeeld. In bijeenkomst 5 wordt de derde tevens laatste ronde gespeeld.
6.
Samenvatting leerpunten
Werkvorm: Leerdoel/ inhoud: Materiaal/ media:
De trainer vat samen: moeten
Duur: 5 minuten
Plenair bespreking leerpunten. Herhaling en samenvatting van leerpunten. Geen.
mogen
Er zijn uitgaven die moeten en er zijn uitgaven die mogen. Sommige uitgaven kun je uitstellen, andere uitgaven keren terug en zijn noodzakelijk. Om te kunnen beoordelen wat je kunt uitgeven zonder schulden te maken, is het nodig zicht te hebben hoeveel noodzakelijke uitgaven je per maand moet maken. Wat zijn je vaste lasten? Volgende bijeenkomst: De volgende bijeenkomst gaat over: hoe prijsbewust ben ik? Waar geef ik geld aan uit? Wat te doen als je schulden hebt? Voor de volgende bijeenkomst wordt iemand van schuldhulpverlening uitgenodigd. Voor de volgende bijeenkomst hebben we een huiswerkopdracht. Huiswerk:
Programmahandleiding
Crash, omgaan met geld
29
Wat geven anderen uit Werkvorm: Individuele opdracht. Leerdoel/ inhoud: Inzicht in het uitgavenpatroon van leeftijdgenoten en anderen. Bewust worden van het eigen uitgavenpatroon in vergelijking met anderen. Media/ materiaal: Werkboek opdracht 3.3 De trainer legt de opdracht uit: Bekijk het werkblad Uitgaven leeftijdgenoten. Dit is een overzicht van wat jongeren in Nederland gemiddeld per maand te besteden hebben. Er is een onderscheid gemaakt per leeftijd en geslacht. Zoek eens op: 1. Wat is het kleedgeld dat een jongen van 16 jaar krijgt? 2. Hoeveel geeft een meisje van 17 uit aan kleding? 3. Hoeveel geeft een jongen van 14 uit aan gokken? 4. Hoeveel verdient een meisje van 15 gemiddeld met een baantje? 5. Wat geeft een jongen van 16 uit aan drugs? 6. Wat is de uitgave aan alcohol voor een jongen van 18?
Programmahandleiding
Bijeenkomst 4:
Crash, omgaan met geld
30
De realiteit
Naast het inhoudelijke gedeelte over prijsbewustzijn is het tweede deel ingeruimd voor een gastdocent. Hiervoor dient vooraf een afspraak gemaakt te worden met een medewerker van een nabij gelegen gemeente. Schuldhulpverlening: informatie voor gemeenten Omdat mensen met schulden meestal ook andere problemen hebben, zijn zij vaak het beste geholpen met een integrale aanpak. Integrale schuldhulpverlening bestaat uit twee trajecten: een minnelijk traject en een wettelijk traject. Bij een minnelijk traject wordt iemand met schulden geholpen zonder tussenkomst van de rechter. Er is dan ook geen wetgeving over minnelijke schuldhulpverlening. Als een minnelijk traject mislukt, wordt de zaak overgedragen aan de rechter. Het wordt dan een wettelijk traject. • • • • • •
Wat is de rol van gemeenten bij schuldhulpverlening? Wat is er geregeld voor de financiering van de schuldhulpverlening? Welke vormen van minnelijke schuldhulpverlening zijn er? Waar kunnen gemeenten ondersteuning krijgen? Hoe verder als het minnelijke traject mislukt? Laatste nieuws
Wat is de rol van gemeenten bij schuldhulpverlening? Een traject voor minnelijke schuldhulpverlening wordt bepaald door de gemeente, waarbij verschillende lokale organisaties samenwerken zoals de sociale dienst, het maatschappelijk werk en de kredietbank. Gemeenten hebben duidelijk de regie in handen. Zij kunnen zelf prioriteiten stellen en kiezen hoe zij de schuldhulpverlening willen organiseren Wat is er geregeld voor de financiering van de schuldhulpverlening? Voor de financiering van de schuldhulpverlening kunnen gemeenten gebruik maken van het fictief budget bijzondere bijstand. Dit budget is onderdeel van het Gemeentefonds. Ook kunnen gemeenten eigen middelen inzetten. Financiering uit het werkdeel WWB is alleen mogelijk als de schuldhulpverlening wordt ingezet als reïntegratie. Het mag dan niet gaan om uitvoeringskosten en de werkzaamheden moeten uitgevoerd worden door derden. Gemeenten kunnen de schuldhulpverlening ook financieren uit een overschot op het inkomensdeel WW. Welke vormen van minnelijke schuldhulpverlening zijn er? Schuldbemiddeling De schulden worden opgelost door te bemiddelen tussen de cliënt, de schuldeisers en anderen. Er wordt geen krediet verleend, de schuld wordt afgelost op basis van de aflossingscapaciteit van de cliënt.
Programmahandleiding
Crash, omgaan met geld
31
Schuldsanering De cliënt krijgt een krediet om zijn schulden af te lossen. Dit krediet moet in maximaal drie jaar worden afgelost. Budgetbegeleiding De cliënt krijgt advies over zijn financiële situatie en wordt begeleid bij het aanleren van een nieuw uitgavenpatroon. Het doel is dat de cliënt uiteindelijk in staat is om zelfstandig en op verantwoorde wijze zijn financiën te beheren. Budgetbeheer Er wordt iemand (de Sociale Dienst of kredietbank) aangesteld die het budget van de cliënt beheert. Deze beheerder ontvangt het inkomen en verzorgt de betalingen op zo'n manier dat de schulden worden afgelost en dat er geen nieuwe schulden ontstaan. Waar kunnen gemeenten ondersteuning krijgen? Het Landelijk Platform Integrale Schuldhulpverlening kan gemeenten helpen bij de schuldhulpverlening. Zo heeft het platform een toolkit ontwikkeld die gemeenten kan ondersteunen bij de budgethulp aan cliënten. Het platform is een samenwerkingsverband van VNG, Divosa, de Nederlandse Vereniging Voor Volkskrediet en de MO-groep. Hoe verder als het minnelijke traject mislukt? Als een minnelijk traject mislukt wordt de zaak overgedragen aan de rechter. Het wordt dan een wettelijk traject. De gemeente moet dan wel eerst een zogenaamde Wsnp-verklaring afgeven. Wsnp staat voor de Wet schuldsanering natuurlijke personen. De rechter beslist of iemand tot de wettelijke regeling wordt toegelaten. Als dit het geval is, wordt er een saneringsplan opgesteld waarin de aflossing van de schulden wordt geregeld. Een cliënt kan daarna weer met een schone lei beginnen. Laatste nieuws Minister Donner van Justitie heeft een wijziging voorgesteld van de Wet schuldsanering natuurlijke personen.De bewindsman wil de huidige saneringsregeling niet alleen vereenvoudigen, maar ook de toegang tot de regeling beperken tot die schuldenaren voor wie de sanering echt zin heeft. De Wsnp moet, juist bij economische tegenwind, bereikbaar blijven voor wie te goeder trouw is, oprecht en actief heeft geprobeerd met zijn schuldeisers tot een schikking te komen en voor wie geen andere keuze overblijft dan een beroep op de rechter. Voor deze groep schuldenaren is de schuldsaneringsregeling oorspronkelijk bedoeld. (bron: http://gemeenteloket.szw.nl/ ) 1.
Inleiding doelstelling bijeenkomst 4
Werkvorm: Leerdoel/ inhoud:
Duur: 5 minuten
Plenair gesprek. Focussen/ kader aangeven. Hoe wordt je prijsbewuster? Waar geef je je geld aan uit?
Programmahandleiding
Media/ materiaal:
Crash, omgaan met geld
32
Wat is belangrijk bij jou keuzen? Schuldhulpverlening. wat houdt het in? Wie kan er gebruik van maken en wanneer? Wat kun je doen om schulden te voorkomen? Overhead-projector en sheets.
Voordat de bijeenkomst begint, neemt de trainer even tijd om te observeren hoe de deelnemers binnenkomen en contact maken. De trainers staan weer stil bij het contact maken en hoe je overkomt. Indien nodig stelt hij hierover vragen. Hoe is de vorige bijeenkomst bevallen? Is er iets waar we rekening mee moet houden? De trainer geeft een korte toelichting op het dagprogramma: Deze bijeenkomst gaan we het hebben over prijsbewustheid. (sheet) Wat kost iets? Waar geef je je geld aan uit? Schuldhulpverlening Wat is het? Hoe werkt het?
Nu eerst even terugkijken op de vorige bijeenkomst. 2.
Terugkijken naar de vorige keer
Werkvorm: Leerdoel/ inhoud: Media/ materiaal:
Duur: 20 minuten
Onderwijs Leer Gesprek. Herhaling. Bekijken van het huiswerk Huiswerk van de deelnemers. Overhead-projector en sheets
De trainer vraagt of de deelnemers het huiswerk er bij willen pakken. Vervolgens stelt hij steeds aan verschillende deelnemers enkele van de volgende vragen. 1. Wat is het kleedgeld dat een jongen van 16 jaar krijgt? 2. Hoeveel geeft een meisje van 17 uit aan kleding? 3. Hoeveel geeft een jongen van 14 uit aan gokken? 4. Hoeveel verdient een meisje van 15 gemiddeld met een baantje? 5. Wat geeft een jongen van 16 uit aan drugs? 6. Wat is de uitgave aan alcohol voor een jongen van 18?
Programmahandleiding
Crash, omgaan met geld
33
Vervolgens stelt de trainer de vraag: Wat is je opgevallen? Zie je grote verschillen met je eigen uitgaven?
3.
Prijsbewust
Werkvorm: Leerdoel/ inhoud:
Media/ materiaal:
Duur: 20 minuten Individuele opdracht en discussie. Hoe prijsbewust ben je? Weet je wat je koopt? Vergelijk je wel eens de prijzen? Waarop baseer jij je keuze als je iets koopt? Bewustwording en reflectie Werkboek opdracht 4.1
De deelnemers krijgen de opdracht: Je hebt € 150. Bekijk het overzicht van MP3 spelers. Welke MP3 speler zou je kopen? Nadat de deelnemers een keuze hebben gemaakt vraagt de trainer: Welke MP3 speler heb je gekozen? • Waar heb je naar gekeken? Wil je beslist een merkartikel? Wat was belangrijk in je keuze? • Waar baseer je je keuze op? •
Nadat het gesprek over de keuzes gemaakt is, volgt een pauze waarna de gastdocent aansluit. Pauze
Duur: 15 minuten
4.
Duur: 60 minuten
Schuldhulpverlening
Werkvorm: Leerdoel/ inhoud:
Materiaal/ media:
Korte presentatie van de medewerker schuldhulpverlening Plenair bespreking. Wat is schuldhulpverlening? Hoe werkt het? Wanneer kom je er mee in aanraking? Welke tips kun je er uit halen? Kennis vergaren, bewustwording Werkboek schuldhulpverlening
Voorbereiding: De gastdocent krijgt voorafgaand aan de bijeenkomst de vraag een aantal zaken te verwerken in een korte presentatie. Vraag hem/ haar hierbij rekening te houden met het niveau van de deelnemers. De informatievragen vooraf zijn: • Wat is schuldhulpverlening? • Wie komt er in aanmerking? • Wanneer is het aan de orde?
Programmahandleiding
• •
Crash, omgaan met geld
34
Wie is opdrachtgever? Wat is de werkwijze?
Tijdens de bijeenkomst: Nadat deelnemers vragen hebben kunnen stellen aan de gastdocent kunnen de volgende thema’s ter spraken gebracht worden door de trainers. • Wat zijn veel voorkomende oorzaken van schulden? • Wat proberen schuldhulpverleners personen met problematische schulden te leren? • Wat kunnen mensen doen om schulden te voorkomen? 5. Samenvatten Duur: 5 minuten Werkvorm: Leerdoel/ inhoud: Materiaal/ media:
Plenaire bespreking leerpunten. Herhaling en samenvatting van leerpunten. Overhead-projector en sheet.
De trainer vat samen aan de hand van de (Sheet):
Hoe prijsbewust ben je? Koop je alleen A-merken of koop je ook huismerken? Koop je alleen merkartikelen of is een minder bekend merk soms ook voldoende? Als je meer geld hebt uitgegeven dan je bezit en er zijn mensen die geld van je tegoed hebben, heb je schulden. Op enig moment kan het zijn dat je schulden zo groot zijn dat je ze niet meer kunt afbetalen. Je leent en leent en het wordt maar niet minder. Je komt er niet meer uit. Wat doe je dan? Schuldhulpverlening kan je helpen om de zaken op orde te krijgen. Volgende bijeenkomst: In de volgende bijeenkomst volgt de laatste ronde van het geldspel. Daarnaast komt aan de orde wat voor geldtype jij bent? Ben je een spaarvarken, een rekenmeester, een big spender of een geld-warhoofd?
Programmahandleiding
Bijeenkomst 5: 1.
Crash, omgaan met geld
Wat leert jou het geldspel
Inleiding doelstelling bijeenkomst 5
Werkvorm: Leerdoel/ inhoud:
Media/ materiaal:
35
Duur: 5 minuten
Plenair gesprek met sheet. Focussen/ kader aangeven. Openen en contact maken met de groep. Bewustwording van eigen kwaliteiten en valkuilen/verleidingen in het omgaan met geld. Overhead-projector en sheets.
De trainer geeft een korte toelichting op het programma.
2.
Terugkijken naar de vorige bijeenkomst
Werkvorm: Leerdoel/inhoud: Materiaal:
Duur: 5 minuten
OLG Feedback op gastdocent. Geen.
Wat heeft de gastdocent jou geleerd? Wat vond je er goed aan, wat niet? Welke tips heb je gekregen?
3. Het geldspel ten Werkvorm: Leerdoel/ inhoud:
Media/ materiaal:
Duur: 30 minu-
Spel. Ervaren wat de betekenis van geld en hoe je er mee om kunt gaan Het doel van het spel is: • deelnemers ervaren consequenties van keuzes; • deelnemers laten ervaren wat de gevolgen van inkomsten en uitgaven kunnen zijn; • deelnemers laten ervaren wat grenzen en mogelijkheden van geld zijn; • begrippen als sparen, lenen aan den lijve laten ervaren; • handelen en ruilen. Geldspel Werkboek opdracht 5.1
Opdracht 5.1 slimme acties Schrijf drie dingen op die je van de winnaar(s) kunt leren. Wat vind je slim van ze? Als jij hetzelfde doet als zij, wat kan dat voor voordelen voor jou hebben?
Programmahandleiding
Crash, omgaan met geld
Instinkers! Werkvorm: Leerdoel/inhoud:
Materiaal:
36
Duur: 15 minuten Interactief Deelnemers inventariseren instinkers, leren hoe ze instinkers kunnen vermijden. Bewustwording van de verleidingskunsten van anderen en hoe je bedacht moet zijn om er in te tuinen. Deze oefening werkt als energiser. flap-over en stiften
Werkwijze: (zie: www.nibudjong.nl) Trainer stelt de deelnemers de volgende vraag: Wil jij geld verdienen? Deelnemer antwoordt: ja natuurlijk. Trainer: oké, mag ik dan een dag je pinpas lenen? Je krijgt hem morgen weer terug. Deelnemers vraagt: wat krijg ik daarvoor? Trainer: € 200,Wat doe je? Wat gebeurt er als je het wel doet? Wat zijn de risico’s, wat is de truc? Dit is een echte instinker. Vraag van de trainer: Wie van jullie kent ook een instinker? De bedoeling is dat de deelnemers de hun bekende instinkers vertellen en dat duidelijk wordt wat de risico’s zijn. Trainer inventariseert op een flap-over aan de ene kant de instinkers en aan de andere kant de tips om te voorkomen dat je er in tuint. Pas op! Deelnemers zullen niet gauw toegeven dat zij slachtoffer zijn geworden, maar zullen wel de verschillende trucs willen vertellen.
Pauze
Duur: 15 minuten
4.
Duur: 25 minuten
Wat voor geldtype ben jij?
Werkvorm: Leerdoel/Inhoud: Media/materiaal:
Groepsopdracht. Deelnemers leren zichzelf te beoordelen wat hun valkuilen zijn in het omgaan met geld en hoe zij met die valkuilen kunnen omgaan Werkboek opdracht 5.2 Werkboek opdracht 5.3 Flap-over, overheadprojector en sheets.
Materiaal ontleend aan Nibud. Zie: www.nibudjong.nl, http://service.nibud.nl/geldtypetest, Werkwijze: Deelnemers gaan de geldtype-test doen. Deelnemers krijgen vragen waarop ze moeten antwoorden. De score leidt tot bepaling van wat voor soort geldtype ze zijn. Vervolgens inventariseert de trainer wie welk type is en hoeveel er van welk type in de groep zitten. Gezamenlijk bepalen ze welk gedrag er bij de verschillende geldtypen past en tot welke problemen dat kan leiden. Elk type heeft zo zijn voordelen, maar ook de gevaren.
Programmahandleiding
Crash, omgaan met geld
37
Vervolgens krijgen de deelnemers de opdracht op te schrijven voor welke gevaren hij individueel moet oppassen. Opdracht 5.2 Geldtype Je ziet hier een aantal vragen. Geef op iedere vraag 1 antwoord: wat is op jou het meest van toepassing?
Programmahandleiding
Crash, omgaan met geld
38
Programmahandleiding
Crash, omgaan met geld
39
Programmahandleiding
Crash, omgaan met geld
40
Programmahandleiding
Crash, omgaan met geld
41
Programmahandleiding
Crash, omgaan met geld
42
Programmahandleiding
Crash, omgaan met geld
43
Programmahandleiding
Crash, omgaan met geld
44
Programmahandleiding
Crash, omgaan met geld
45
Programmahandleiding
Crash, omgaan met geld
46
Programmahandleiding
Crash, omgaan met geld
Score welk geldtype ben jij? Vraag 1 1. 2. 3. 4.
(omcirkel het nummer met de letter) C B D A
Vraag 2 1. 2. 3. 4.
B A D C
Vraag 3 1. 2. 3. 4.
A C D B
Vraag 4 1. 2. 3. 4. 5.
C A D B
Vraag 5 1. 2. 3. 4.
A B C D
Vraag 6 1. 2. 3. 4.
C B A D
Vraag 7 1. 2. 3. 4.
A D B C
47
Programmahandleiding
Vraag 8 1. 2. 3. 4.
B C D A
Vraag 9 1 2 3 4
D B C A
Vraag 10 1. 2. 3. 4.
B A D C
Crash, omgaan met geld
48
Je hebt de meeste antwoorden met de letter: …………………. Jij bent dan het geldtype met die letter, nl……….. Toelichting op de scores: Iemand is een bepaald type als hij van een letter het meest heeft gescoord. Hij is dan het type dat correspondeert met die letter. Als iemand op twee letters evenveel scoort, kijk je naar het antwoord op vraag 1. Dat geeft dan de doorslag bij het bepalen van het type. Bijvoorbeeld: iemand heeft 4x A en 4 x B gescoord. Ga dan naar vraag 1. Heeft hij A of B gescoord, tel die letter dan op bij de score en hij wordt geschaard onder dat type. Heeft hij b.v. D gescoord op vraag 1, dan kijk je naar vraag 2, of hij daar A of B heeft gescoord en dat geeft dan de doorslag. Enzovoorts. Uitwerking types Type A: Spaarvarken Je hebt een hekel aan geld uitgeven. Je bent altijd op zoek naar koopjes. Je wilt zo min mogelijk uitgeven. Je loopt liever geen risico als het om geld gaat. Je wilt houden wat je hebt: oppotten en sparen. Je weet precies wat er op je rekening staat. Hoewel je vrienden graag bij je aankloppen voor geldtips, vinden ze wel dat je erg zuinig bent met rondjes geven. Je kiest voor een baan welke je een vast inkomen geeft, zodat je precies weet wat er binnenkomt. Je hoeft niet per se veel te verdienen.
Programmahandleiding
Crash, omgaan met geld
49
Type B: Rekenmeester Je wilt lekker leven, maar dat hoeft niet altijd veel geld te kosten. Je weet die duurdere jeans perfect te combineren met dat goedkope t-shirt. Als je een keertje een grote uitgave hebt gedaan dan doe je het daarna even rustig aan. Door je inkomsten en uitgaven in balans te houden kun je kiezen voor het leukste baantje, ook al verdient dat misschien iets minder. Je hoeft niet rijk te worden, als je maar een normaal leven kunt betalen. Je gaat daarom verstandig met geld om. Je permitteert je wel eens wat, maar doet nooit te gek met geld. Type C: Geld-warhoofd Je bent impulsief en nonchalant. Als je geld hebt ben je het ook zo weer kwijt. Je hebt weinig aandacht voor geld. Je hebt er ook geen controle over. Je bent dus meestal blut. Je weet vaak niet meer waar je geld is gebleven. Je hecht niet al te veel waarde aan veel geld of mooie spullen voor jezelf. Je geeft jezelf en je vrienden graag een cadeautje. Je vergeet gemakkelijk dat je ook nog geld voor andere dingen nodig hebt. Soms heb je een baan, maar nooit voor lang. Zodra het je verveelt ben je weer weg. Je bent vaak blut en zo mis je ook een heleboel leuke dingen. Type D: Big spender Jij wilt alles! Je bent een materialistisch type. Je wilt er goed uitzien. Je houdt van dure, hippe merken en de nieuwste gadgets. Alleen het beste is goed genoeg voor jou. Je maakt graag indruk. Je wilt wat je hebt ook graag aan je vrienden laten zien. Je hebt een duur leven. Je weet dat je graag en veel geld uitgeeft. Je zorgt er voor dat je voldoende inkomsten hebt om op royale voet te kunnen leven. Het werk hoeft niet leuk te zijn, als het maar goed verdient. Opdracht 5.3 Oppassen Je hebt net de test gemaakt wat voor geldtype jij bent. Schrijf minimaal drie dingen op waar jij voor moet oppassen? Nadat alle deelnemers de opdracht hebben uitgevoerd inventariseert de trainer de zaken waarvoor de deelnemers moeten oppassen. 5.
Gouden tips
Werkvorm: Leerdoel/ inhoud: Materiaal:
Duur: 20 minuten Plenaire groepsopdracht. Deelnemers maken elkaar attent op oplossingen/ mogelijkheden die problemen met geld kunnen voorkomen. Flap-over en viltstiften. Werkblad opdracht 5.4 Materiaal van Nibud, tipmachine (www.nibudjong.nl) (trainers kunnen de tips van de site halen).
Programmahandleiding
Crash, omgaan met geld
50
Werkwijze: De trainer vraagt aan deelnemer: welk geldprobleem heb jij? Op een flap staan een aantal problemen genoemd.(zie opdracht) . Problemen: • Ik heb een gat in mijn hand • Ik wil meer zakgeld/kleedgeld • Ik zit in de schulden • Mijn mobiel kost me teveel • Ik wil zuiniger aan doen • Ik weet niet waar het geld blijft • Ik wil extra geld verdienen • Ik wil geen schulden meer maken • Ik heb geld uitgeleend • Uitgaan kost me teveel • Mijn kleedgeld is direct op De trainer heeft zich o.a. voorbereid op de tips, middels de tipmachine. Hieronder volgt een overzicht van mogelijke tips per probleemgebied. Tips: Ik heb een gat in mijn hand 1. Vraag je ouders of je je zakgeld half contant, half op de bank kunt krijgen. Als het op de bank staat geef je het minder makkelijk uit. 2. Krijg je eens wat extra geld, bijvoorbeeld voor je rapport? Zet het direct weg op een spaarrekening of stop het in een spaarpot. 3. Laat je pinpas eens thuis als je de stad ingaat. Bedenk van te voren hoeveel je maximaal wilt uitgeven en neem dat bedrag contant mee. Zo kun je er nooit overheen gaan. 4. Denk goed na voor je een grote uitgave doet. Een scooter bijvoorbeeld kost je niet alleen het aankoopbedrag. Maar als je hem eenmaal hebt betaald, je ook maandelijks kosten.hebt voor wegenbelasting, verzekering, en natuurlijk voor de benzine. 5. Voorkom impulsaankopen. Neem je voor altijd een dag te wachten voordat je iets koopt. Ben je het dan nog niet vergeten, dan is de kans groter dat het een goede koop wordt.
6. Wil je een deel van je geld echt niet uitgeven, geef het dan aan iemand in bewaring. Het is een extra drempel als je het terug wilt en je moet aan iemand uitleggen waarom. 7. Heb je een tijdje weinig geld, zorg dan dat je niet op plekken komt waar je in de verleiding komt het weer uit te geven. Dus vermijd warenhuizen, winkelstraten etc.
Programmahandleiding
Crash, omgaan met geld
51
8. Heb jij het guldentijdperk nog meegemaakt? Reken de prijs van iets wat je graag wilt hebben dan eens om naar guldens. Want 45 gulden voor een t-shirtje klinkt toch alweer heel anders dan 20 euro! 9. Zoek je bijvoorbeeld een spijkerbroek, ga dan eerst in alle winkels kijken voor je beslist. Als je te snel iets koopt zie je misschien in de volgende winkel iets wat je nog leuker vindt! 10. Vraag je zakgeld in twee delen. Dan kun je niet alles al in de eerste week uitgeven 11. Ga eens praten met een vriend of vriendin die minder geld te besteden heeft dan jij. Je kunt er vast wat van leren hoe hij of zij rondkomt. 12. Vergelijk eens een keer de prijs van een merkspijkerbroek met die van een merkloze. Heb je het verschil er echt voor over? 13. Wees tevreden met wat je hebt. Het hoeft niet altijd nieuwer, beter, duurder, moderner, meer etc. Je hoeft niet altijd ook dat te hebben wat die ander heeft. bedenk goed wat jij wilt. 14. Wacht voordat je iets koopt nog anderhalve week tot twee weken, zodat je zeker weet dat je iets wil kopen, anders krijg je er later spijt van. 15. Als je wilt weten wat iets je gaat kosten, reken het dan op jaarbasis uit. B.v. het eten in de kantine kost je elke dag 2 euro, per week is dat 10 euro per jaar dus rond de 500 euro. Kun je zien hoeveel je kunt bezuinigen door het maken van je eigen lunch. 16. Probeer je geld alleen aan echt belangrijke dingen uit te geven en niet teveel aan onnodige dingen. 17. Je hebt, als het goed is, een soort agenda in je mobiel staan. Daarin kun je zetten hoeveel je hebt uitgegeven, het kan ook in je gewone agenda. Of ga gewoon één dag in de maand shoppen en schrijf precies op wat je hebt uitgegeven en hoeveel het kostte. 18. Denk na bij je uitgaven en als je tussen twee dingen twijfelt, stel jezelf dan eens de vraag: Welke van de twee heb ik het hardst nodig? En heb ik überhaupt wel zoiets nodig? Ik wil meer zakgeld/kleedgeld 1.
Zeg tegen je ouders dat het goed voor later is als je nu meer geld krijgt. Je leert dan namelijk beter met de verantwoordelijkheid van geld om te gaan. Dan heb je later minder kans op schulden.
2.
Zorg dat je niet te afhankelijk bent van het zakgeld dat je van je ouders krijgt. Probeer ook wat eigen geld te verdienen door klusjes te doen of een baantje te nemen.
Programmahandleiding
Crash, omgaan met geld
52
3.
Als je gaat onderhandelen over het zakgeldbedrag: zet altijd hoger in. Stel je wilt € 5 extra, vraag dan om € 7,50. Zakken kun je altijd nog.
4.
Zeur nooit te lang om zakgeld, daar worden je ouders alleen maar chagrijnig van. Je kan beter proberen ze in een goed humeur te brengen door veel op te ruimen enz.
5.
Twijfelen je ouders over de hoogte van je zakgeld? Spreek dan een testperiode met ze af. Bijvoorbeeld: als jij er drie maanden lang in slaagt om een bedragje te sparen van je zakgeld, dan krijg je daarna een zakgeldverhoging.
6.
Als het je niet lukt om meer geld van je ouders los te peuteren, probeer het dan eens andersom. Regel dat je van hetzelfde bedrag minder hoeft te betalen. Bijvoorbeeld sporten of schoolspullen aanschaffen, dingen die zij belangrijk vinden.
7.
Maak altijd goede afspraken over zakgeld, zet het desnoods in een contract. Hoeveel krijg je, wanneer krijg je het en wat moet je ervan betalen.
8.
Als je ouders je nu niets extra’s willen geven, probeer dan in elk geval af te spreken dat je opnieuw de onderhandeling in gaat over bijvoorbeeld een half jaar.
9.
Hoezo meer zakgeld? Je kunt het verdienen! Zoek een bijbaantje of krantenwijk of doe de irritante klusjes in huis. Dit verdient beter dan zakgeld en kan nog leuker zijn ook!
10.
Twijfelen je ouders over de hoogte van je zakgeld? Spreek dan een testperiode met ze af. Bijvoorbeeld: als jij er drie maanden lang in slaagt om een bedragje te sparen van je zakgeld, dan krijg je daarna een zakgeldverhoging.
Ik zit in de schulden 1.
Maak een plan om uit de schulden te komen. Bekijk hoeveel je per maand kunt aflossen en houd je daar ook aan.
2.
Zorg dat je altijd iets achter de hand hebt, zodat je niet meteen in de problemen zit als je eens een keer te veel hebt uitgegeven.
3.
Als je een lening wilt afsluiten, reken dan van te voren eens uit hoeveel rente je erover moet betalen en tel dat bij het leenbedrag op. Heb je het totaalbedrag nog steeds over voor hetgeen je wilt kopen?
4.
Als je bij vrienden of familie geld leent, spreek dan altijd direct af wanneer je het geld terugbetaalt. Anders vergeet je het misschien en loop je de kans dat je steeds meer schulden krijgt.
5.
Kun je een rekening niet betalen? Neem dan direct contact op met de betreffende instantie. Hoe langer je wacht hoe groter de kans dat je een boete moet betalen, of een hoge rente.
Programmahandleiding
Crash, omgaan met geld
53
6.
Als je van plan bent te gaan lenen, dan moet je je afvragen of je het maandelijkse bedrag dat je terug moet betalen, wel op kunt brengen. Draai eerst eens een paar maanden proef. Als het je niet lukt het maandelijkse bedrag te sparen, dan zal het je ook niet lukken je schuld af te betalen.
7.
Bedenk dat de instantie die jou een lening wil verstrekken, dat niet zomaar doet. Ze willen geld aan je verdienen door het berekenen van rente over de lening. Wil je daar aan meewerken?
8.
Ga echt naar iemand toe als je in de schulden zit, wees niet te trots en laat je helpen, alleen zo kom je van je schulden af..
9.
Koop niet op afbetalingen. Zo maak je het alleen maar erger.
10.
Als je vaak schulden hebt dan kun je afspreken met bijv. je ouders dat je met hen een dagboek bij houdt over wat je die dag hebt uit gegeven. Zodra je weet waar je het meest aan uitgeeft kun je een afspraak maken dat je maar een bepaald bedrag mag uitgeven aan datgene. Zo kom je langzaam maar zeker uit de problemen.
11.
Als je schulden hebt, maak dan een schema van al je schulden. Maak ook een tabel met al je inkomsten en betaal daar mee altijd eerst de nodige schulden af. Maak dan een planning voor de rest van je schulden.
12.
Geef nooit al je geld aan je afbetalen van schulden uit, want dan maak je alleen maar nieuwe schulden. Bewaar altijd een beetje geld voor jezelf. Betaal de maand erop dan weer een deel van je schuld af.
13.
Ga eens samen met je schuldeiser om de tafel zitten en maak duidelijke afspraken over terugbetalen, bijvoorbeeld in termijnen.
Mijn mobiel kost me te veel 1. Als je een abonnement hebt en je gaat vaak over je bundel heen, kun je beter overstappen naar prepaid. Zo weet je precies hoeveel je kunt bellen en smsen. En op=op. 2. Heb je je aangemeld voor allerlei betaalde sms-diensten? Op Internet kun je sites vinden waar op een rij staat hoe je je weer af kunt melden. 3. Vergelijk de prijzen van telefoonaanbieders voor je een abonnement afsluit. 4. Neem je je mobiel mee op vakantie? Stel handmatig het goedkoopste netwerk in in je vakantieland. De belkosten kunnen per netwerk behoorlijk van elkaar verschillen. 5. Vraag je af of bellen wel altijd nodig is. Kun je niet msn-en? Dat is een stuk voordeliger. 6. Wist je dat het op jaarbasis een hoop geld kost als je je oplader constant in het stopcontact laat zitten? Hij verbruikt ook energie als er geen telefoon op is aangesloten.
Programmahandleiding
Crash, omgaan met geld
54
7. Zet je voicemail uit. Dat bespaart je de kosten van het afluisteren én van het terugbellen. Je laten sms-en is veel goedkoper. 8. Het is leuk als je met je mobiel foto’s kunt maken, maar zoek eens uit wat het kost om de foto’s ook echt te versturen. Heel wat meer dan een standaard sms-je. 9. Op je mobiel zit een teller die aangeeft hoeveel je hebt gebeld en hoeveel sms-jes je hebt gestuurd. Hou daar bij of je niet over je ingekochte belminuten en sms-jes heen gaat. 10. Zet op vakantie je voicemail uit. Ook al staat je telefoon uit, je betaalt het buitenlandtarief als mensen jouw voicemail inspreken. 11. In plaats van bellen kun je ook sms'en. Met een bundel kun je veel geld besparen. En wat dacht je van MSN-en gaaf en gratis!! 12. Als je 1 keer 50 euro beltegoed op je telefoon zet (pre-paid) dan waardeer je de volgende keer op als het beltegoed 20 euro is, zodat je er steeds genoeg geld op hebt staan en je niet in 1 keer een grote uitgave hebt. 13. Koop niet teveel beltegoed in één keer, dan doe je er zuiniger mee. 14. Je kunt tegenwoordig ook via Internet bellen, dit is vaak gratis. 15. Kijk eens op de site van je provider, daar kun je vaak een aantal gratis Sms’jes versturen per dag via Internet! 16. Schaf een sim-only (via Internet) aan als je nog een goede telefoon hebt. De abonnementen zijn vaak alleen duur omdat men de kosten van een nieuwe telefoon uit het abonnement moet halen, bij een sim-only krijg je alleen de sim-kaart en geen nieuwe telefoon en dat bespaart een hoop geld. 17. Mijn ouders klagen altijd dat ik te lang bel, daarom laat mijn vriendin mijn mobiel altijd 1 keer overgaan. Dan weet ik dat ik op msn moet komen, want via msn praten is lang niet zo duur 18. Heb je een telefoon abonnement? En ga je er steeds overheen? Bij sommige providers kun je je aanmelden voor een budget check. Je kan zelf het bedrag instellen. Dan krijg je als je bij dat bedrag bent een smsje om je te waarschuwen. Hartstikke handig! Ik wil bezuinigen 1. Maak gebruik van de uitverkoop! Die begint tegenwoordig steeds eerder, waardoor je nog een groot deel van de winter wat hebt aan de jas die je voor de helft hebt gekocht! 2. Je kunt een hoop besparen als je kiest voor tweedehands spullen. Kijk in de krant, op internet of ga naar speciale ‘vintage’- winkels.
Programmahandleiding
Crash, omgaan met geld
55
3. Maak gebruik van prijsvergelijkers op Internet. Dat mobieltje of die camera kan op het ene adres tientjes goedkoper zijn dan ergens anders! 4. Wacht met kopen van iets dat je graag wilt hebben: de meeste spullen zijn een paar maanden later alweer stukken goedkoper. 5. Huur een dvd in plaats van naar de bios gaan. 6. Als je wilt weten wat iets je gaat kosten, reken het dan op jaarbasis uit. B.v. het eten in de kantine kost je elke dag 2 euro, per week is dat 10 euro per jaar dus rond de 500 euro. Kun je zien hoeveel je kunt bezuinigen door het maken van je eigen lunch. 7. Besparen? Stuur dan niet voor elk klein onbenullig dingetje een sms. Kost uiteindelijk meer dan je denkt! 8. Bepaal een vast bedrag dat wekelijks aan ál je inkopen (inclusief uitgaan, cadeautjes enzovoort) wilt uitgeven. Neem dit bedrag iedere maandag in één keer op en laat je pinpas de rest van de week thuis. 9. Als je zelfstandig woont, ga dan bij andere mensen eten, je bespaart gezellig. Met meer mensen koken is namelijk goedkoper voor je. Ik weet niet waar het blijft 1.
Breng systeem in je geldzaken. Weet wat je moet betalen en wanneer, en wat je al betaald hebt. Kortom: houd een administratie bij.
2.
Schrijf eens een tijdje op welke uitgaven je doet met contant geld. Dat kun je nl. anders snel vergeten, omdat je het nergens terug kunt vinden zoals met pinnen.
3.
Wist je dat je vanzelf minder gaat uitgeven, als je elke uitgave opschrijft?
4.
Bewaar je post op een vaste plek. Dan raak je je rekeningen tenminste niet kwijt.
5.
Betaal contant in plaats van met PIN. Dan weet je aan het eind van de week wat je precies hebt uitgegeven en voorkom je verrassingen achteraf.
6.
Maak een overzicht wanneer er geld wordt afgeschreven! Zo weet je precies wanneer je wel, en wanneer je je geld niet kunt uitgeven.
7.
Houd bij wat je uitgeeft en wat je nog nodig hebt. Zo ben je altijd op de hoogte van je uitgaven, inkomsten en wat je nog over hebt.
Programmahandleiding
Crash, omgaan met geld
56
Extra geld verdienen 1.
Als je een leuke hobby hebt, kun je er vaak ook geld mee verdienen! Als je bijvoorbeeld van dieren houdt, kun je de hond van de buren uitlaten voor een paar euro of als je van knutselen houdt, kun je een poppenhuis voor je nichtje maken, en die verkopen aan je tante.
2.
Was je auto zelf en niet in de wasstraat. Het kost 20 minuutjes werk om je auto zelf met de hand te wassen. Met behulp van de spuitslangen bij een tankstation of natuurlijk de tuinslang van jezelf heb je je auto zo weer schoon. Dit bespaart vaak meer dan de helft. Dat is makkelijk verdiend of doe dit voor je vader en vraag dan het geld dat hij anders aan de wasstraat kwijt was.
3.
Als je bijvoorbeeld een nieuwe radio wilt, omdat je oude te ouderwets is, kun je je oude radio verkopen via een 2e hands site, kaartjes ophangen bij de supermarkt of een advertentie plaatsen in de krant. Zo kun je ook je spullen kopen.
4.
Ga een zaterdag op de rommelmarkt zitten met spullen die je niet meer nodig hebt (gezellig met een vriend of vriendin). Het levert je zo een paar tientjes op, het is gezellig en je kunt die zaterdag niet de stad in om andere dingen te kopen.
5.
In de vakantie weinig geld, je hebt vast wel een vriend die krantenbezorger is, vraag of jij zijn vervanger mag zijn als hij op vakantie is!
6.
Als er bij jou in de buurt een evenement wordt gehouden, vraag dan of zij nog mensen zoeken die daar willen werken.
Voorkomen van schulden 1.
Zorg dat je genoeg geld overhoudt als je wat wilt kopen. Houd bijv 50 euro over voor als je plots die ene leuke trui of die leuke game ziet! OP=OP en GENOEG=GENOEG
2.
Pin niet te grote bedragen. Als je niet veel contant geld in je portemonnee hebt, ben je minder gauw geneigd geld uit te geven, vooral wanneer je niet kunt pinnen.
3.
Zorg bij je bank dat je niet rood kunt staan op je rekening. Dat is misschien soms vervelend, maar voorkomt wel dat je ongemerkt de rode cijfers in duikt. Dan is het letterlijk op=op!
4.
Normaal moet je een tijd wachten op post van je bank zodat je eigenlijk niet weet waar het naar toe gaat. Gevolg is dat je soms veel te veel uitgeeft. Een goed idee is dan om te internetbankieren. Hierdoor kun je bijvoorbeeld een paar keer per week je financiële situatie bijhouden.
5.
Voor mij is de ultieme tip toch wel om ervoor te zorgen dat je niet rood kunt staan. Sparen is ook belangrijk. Als je spaart heb je immers een financiële buffer die je later aan kunt spreken.
Programmahandleiding
Crash, omgaan met geld
57
6.
Leen vooral niet! Zo kom je zeker in de schulden, omdat je het geld wat je geleend hebt, niet terug kunt betalen. Neem zelf geld mee ( niet teveel natuurlijk!) , als je dat niet hebt, blijf dan vooral uit de buurt van de kantine, winkels!!
7.
Weet wat je hebt en houd daar rekening mee, denk na hoelang je daarmee moet doen.
8.
Geef niet alles in 1 keer uit en leg af en toe iets opzij voor als je later echt wat nodig hebt. Al is het maar 10 euro, dan is het toch maar weer 10 euro. Sta er eens bij stil aan alles wat je uitgeeft aan iets wat je niet echt nodig hebt en tel dat bedrag eens bij elkaar op. Dit geld had je ook kunnen sparen en gebruiken voor iets wat je wel echt nodig hebt. Zie sparen als een sport.
9.
Als je je nieuwe loon krijgt spaar dan alvast wat en zeg dan tegen jezelf dit wil ik per week opmaken (niet overdreven natuurlijk!!) maar dan houd je voor je vaste lasten ook geld over, en dan misschien ook nog voor iets anders.......
10.
Je moet toegeven dat je geen geld meer hebt zodat anderen er ook rekening mee houden. Ook kun je beter niet naar winkels gaan waar je zeker weet dat je wat wilt kopen.
11.
Zorg ervoor dat je een bepaald bedrag in je portemonnee hebt zitten. Als je de stad in gaat en je hebt eigenlijk niets/niet veel nodig, neem dat ook niet teveel geld mee. Stel een limiet voor jezelf; bijv. 10 euro. Laat je pinpas dan ook thuis, anders kun je alsnog geld uit de muur halen en daar schiet je natuurlijk ook niks mee op!
12.
Als je blut bent en je leent teveel geld kun je tegen de mensen zeggen die jou geld uitlenen het NIET te doen omdat je dan met schulden zit.
Ik heb geld uitgeleend 1.
Leen je vaak geld uit? Maak altijd direct een afspraak over wanneer je het terugkrijgt, leg dat desnoods vast op papier, in een mail of via een sms.
2.
Als je geld uitleent, kun je afspreken dat je er rente over krijgt. Vooral als het een wat groter bedrag is.
3.
Leen nooit je geld uit aan iemand die je niet (of niet goed genoeg) kent. Je weet nooit of je het terug krijgt !
4.
Pas op met geld lenen aan je vrienden want je kunt niet aan iedereen je geld geven want je weet niet van wie je je geld wel of niet terug krijgt
5.
Schrijf voor jezelf op aan wie je geld hebt geleend en waneer je dat terugkrijgt.
6.
Als je het geld niet terugkrijgt, vraag erom. Misschien is die ander het vergeten of kun je afspreken in delen het geld terug te krijgen.
Programmahandleiding
Crash, omgaan met geld
58
Uitgaan kost me teveel 1.
Neem voor je weekend een vast te spenderen bedrag dat je kunt missen, wil je in een weekend meer spenderen, ga dan 1 keer minder uit in de maand.
2.
Neem geen pinpas mee,.neem alleen cash geld mee en ook precies wat je op mag maken die avond.. niet meer en niet minder.. dan is dus ook op = op...
3.
Veel jongeren spenderen veel geld aan eten, drinken een gezellig avondje enz. Veel meer dan ze denken. Schrijf per week op wat je uitgeeft aan deze uitgavenpost en probeer dit per week omlaag te brengen naar een bedrag wat je kunt missen, een streefbedrag. Werkt echt!!!!!
4.
Koop aan het begin van de maand als je geld net gestort is iets dat je graag wilt hebben, bijvoorbeeld mooie schoenen. De rest van het geld deel je dan in vieren, voor iedere week een bepaald bedrag, dat kun je dan uitgeven aan andere (on)nuttige dingen, zo voorkom je dat je al je geld opmaakt aan de kroeg en uitgaan.
5.
Als je nu 50 EUR hebt en je het meteen wilt uitgeven aan uitgaan etc. kun je er maar kleine dingen mee doen. Als je spaart voor later met baantjes etc. kun je een stoere BMW kopen. Dat is toch veel stoerder dan uitgaan. Uitgaan kun je maar 1x "gebruiken", een BMW kun je 10000x gebruiken. Denk na, voordat je gaat uitgeven!
6.
Neem niet steeds mixdrankjes, die zijn erg duur, maar ga aan het bier of iets anders dat goedkoper is en maak er een gezellige avond van. Uitgaan hoeft niet duur te zijn!
7.
Ga je ergens heen? Stad, concert, strand, whatever, neem je eigen eten mee! Op plaatsen zoals concerten, is eten en drinken schrikbarend duur. Dat geld kun je beter gebruiken!!!! Dus smeer boterhammen (misschien een beetje suf) neem fruit mee, flesje water, en je hoeft je niet scheel te betalen, en geen honger te lijden.
8.
Reken van tevoren uit hoeveel het gaat kosten, hoeveel je hebt en waar je kunt bezuinigen. Ga je bijvoorbeeld stappen: - kijk eerst hoe je gaat: de taxi? of de fiets? - kost het geld om binnen te komen of gratis? - reken uit hoeveel drankjes kosten en hoeveel je van plan bent te nemen .
Mijn kleedgeld is zo op 1.
Koop bij kleding altijd iets waar je wat mee kunt, bijvoorbeeld een broek waar je verschillende truitjes op aan kunt, zo kun je je overige geld besparen voor andere leuke kledingsstukken
2.
Als je twijfelt of je iets zult kopen of niet moet je het niet doen, maar het geld apart houden. Als je na het winkelen of een dag later toch spijt krijgt dat je iets niet hebt gekocht koop je het alsnog. En bij kleding.... Altijd passen.
3.
Houd gezellig met een paar vrienden een kledingruilparty. Gooi alle kleren die je niet meer wilt (maar wel draagbaar) op een grote stapel.
Programmahandleiding
Crash, omgaan met geld
59
4.
Als je gaat winkelen, ga dan eerst naar een paar winkels en vergelijk de kleren die je leuk vindt. Kijk dan ook even naar de prijs. Dan weet je zeker, ik heb een leuk en een goedkoop kledingstuk erbij!
5.
Ga shoppen in de uitverkoop! Hoe simpel het ook klinkt, je bespaart zo veel geld. Maak van tevoren ook een lijst met wat je nodig hebt, anders koop je misschien wel dingen die je achteraf helemaal niet nodig hebt.
6.
Voordat je iets koopt, bedenk dan goed of je het over een paar maanden nog steeds leuk vindt, want als je het dan al niet meer aan wilt……….
Op basis van het geldtype kan de trainer een deelnemer vragen welke tips hij heeft om dat betreffende geldprobleem te voorkomen, op te lossen of te verminderen. Het eindresultaat is een aantal tips voor alle geldproblemen die trainer en deelnemers hebben ingebracht. Tot slot krijgt de deelnemer de opdracht om uit die tips een keuze te maken van acties/ aandachtspunten die op hem van toepassing zijn en die hij wil gaan gebruiken. Opdracht 5.4 Tips Schrijf eens op: wat zijn jouw problemen met geld? Welke tips kun jij gebruiken om die problemen niet uit de hand te laten lopen?
Programmahandleiding
5.
Crash, omgaan met geld
Samenvatting leerpunten
Werkvorm: Leerdoel/ inhoud: Media/ materiaal:
60
Duur: 5 minuten
Plenair bespreking leerpunten. Herhaling en samenvatting van leerpunten in andere bewoordingen. Overheadprojector en sheet.
(Sheet)
• • • •
Wat voor geld-type ben jij? Spaarvarken, rekenmeester, warhoofd, big-spender Wat heeft dat voor jou voor gevolgen? Waar moet jij op letten?
• •
Instinkers Tips
Huiswerkopdracht: Telefoon Werkvorm: Leerdoel/ inhoud: Media/ materiaal:
Opdracht in tweetallen Inzicht in de kosten van een telefoonabonnement Werkboek opdracht 5.5 opdracht Werkblad telefoon
Bekijk het werkblad telefoon. Hierop zie je een reeks van abonnementen. Je krijgt de volgende opdracht: Roy heeft gedurende een maand zijn belgedrag bijgehouden. Hij is er achter gekomen dat hij per maand ongeveer 250 minuten belt (vooral mobiele nummers) en 150 sms-jes verstuurt. Vergelijk de prijzen en voorwaarden om een nieuw abonnement aan te schaffen. Van welke aanbieder kan Roy het beste gebruik maken? Wat kost het abonnement? Wat kost het bellen hem per maand? Wat betaalt hij als hij over zijn bundel gaat? Wat zijn de startkosten?
Programmahandleiding
Crash, omgaan met geld
61
Let op: maandtarieven aansluitkosten aantal belminuten kosten per minuut sms-jes Volgende bijeenkomst: De volgende bijeenkomst gaat over: Je eigen financiële planning: hoe zorg ik dat mijn uitgaven niet groter worden dan mijn inkomsten?
Programmahandleiding
Bijeenkomst 6: 1.
Crash, omgaan met geld
Eigen financiële planning
Inleiding doelstelling bijeenkomst 6
Werkvorm: Leerdoel/ inhoud: Media/ materiaal:
62
Duur: 5 minuten
Plenair gesprek met sheet. Focussen/ kader aangeven. Openen en contact maken met de groep. Overheadprojector en sheet.
Voordat de bijeenkomst begint, neemt de trainer even tijd om te observeren hoe de deelnemers er bij zitten en contact maken. Indien nodig stelt hij hier vragen over. Hoe is de vorige bijeenkomst bevallen? Is er iets waar we rekening mee moet houden? De trainer geeft vervolgens een korte toelichting bij het dagprogramma. Dit is de laatste bijeenkomst. We gaan eerst bekijken hoe jullie de opdracht van de telefoon hebben gemaakt. Deze bijeenkomst gaan we samen kijken hoe jij met jouw inkomsten en noodzakelijke uitgaven kunt rondkomen. Daarvoor gaan we een begroting opstellen. Dat kan je helpen om uit de schulden te blijven. Verder gaan we kijken hoe je je financiën beter op orde kunt krijgen of houden. Je gaat een eigen plan maken. Aan het eind van deze bijeenkomst kijken we terug op de afgelopen bijeenkomsten: wat vond je er van en wat heb je er aan gehad? Als laatste krijgen jullie een certificaat van deelname uitgereikt. 2.
Terugkijken op de vorige keer
Werkvorm: Leerdoel/ inhoud:
Media/ materiaal:
Duur: 15 minuten
Plenair bespreken . Huiswerkopdracht Herhaling en terugkijken vorige keer. Reflecteren en terugkijken op verworven kennis. Huiswerkopdracht Sheet en overhead
De trainer vraagt de deelnemers naar de huiswerkopdracht. Zijn jullie er uitgekomen? Welk telefoonabonnement hebben jullie gekozen? Wat kost het bellen per maand? Welke aanbieder is het minst voordelig? Wat kost het bellen daar? De trainer heeft de aanbiedingen uitgewerkt en kan met de deelnemers in gesprek gaan over de voor- en nadelen van iedere keuze. De trainer confronteert vooral op overdenken van consequenties. Daarop beloont hij
Programmahandleiding
Crash, omgaan met geld
63
Zijn er nog vragen naar aanleiding van de vorige keer?
3.
Persoonlijke begroting
Werkvorm: Leerdoel/ inhoud:
Media/ materiaal:
Duur: 45 minuten
Plenair beginnen, individueel en plenair bespreken. Ervaren hoe het is een begroting te maken. Nadenken over persoonlijke inkomsten en uitgaven Reflecteren op eigen werkwijze. Voorbeeld nibud maandbegroting; Voorbeeld nibud kasboek; Werkboek opdracht 6.1
De trainer begint met de vraag. Hebben jullie weleens bijgehouden wat je maandelijks aan geld hebt en waar je het aan uitgegeven hebt? Wat denk je wat het je kan opleveren als je dit eens bij houdt? Wat zou je er van kunnen leren? Vervolgens vraagt de trainer de deelnemers: Maak met behulp van het werkblad Maandbegroting een opzet voor je inkomsten en uitgaven voor een maand. De trainer bespreekt dit plenair. Stel je bent weer vrij en pakt je zelfstandige leven weer op. Wat denk je de komende maand te hebben aan inkomsten? Krijg je zakgeld? Kleedgeld? Wat heb je te besteden? De trainer nodigt alle deelnemers uit aan te geven wat ze denken dat ze te besteden hebben. Vervolgens vraagt de trainer de deelnemers om individueel een opzet te maken van de posten waaraan ze denken dat ze de komende maand geld gaan uitgeven. Gebruik daarbij de opzet van opgave 3.3 als voorbeeld. Waar geef je geld aan uit? Wat moet je betalen? Kijk eens of je een plan kunt maken? De trainers lopen rond en helpen de individuele deelnemers een opzet te maken Na circa 15 minuten wordt één en ander plenair besproken Vervolgens stelt de trainer de vraag: Hoe kun je nu bijhouden of het ook gelukt is? Hiervoor hebben we een werkblad Kasboek Wat doe je met een kasboek? Een kasboek is een hulpmiddel om zicht te krijgen of het gelukt is je inkomsten en uitgaven goed in te schatten. In het kasboek vul je in wat je in die maand hebt gekregen aan inkomsten en waaraan je dit hebt uitgegeven.
Pauze
Duur: 15 minuten
Programmahandleiding
4.
Crash, omgaan met geld
Individuele plannen
Werkvorm: Leerdoel/ inhoud: Media/ materiaal:
64
Duur: 40 minuten
Opdracht individueel plenair bespreken. Overdenken en plannen maken. Werkboek opdracht 6.2
De trainer geeft de volgende opdracht: Bekijk alle flap-over vellen en bepaal voor jezelf twee sterke punten en twee verbeterpunten in relatie tot het omgaan met geld. Bedenk voor jezelf welk verbeterpunt je aan wilt pakken. Stel je zelf één concreet doel. Schrijf dit in het werkboek (opdracht 6.2). Na 15 minuten presenteren alle deelnemers individueel de sterke punten, de verbeterpunten en het doel dat ze zichzelf gesteld hebben. De trainer helpt de deelnemers om het doel dat iemand stelt concreet en meetbaar te maken.
5.
Evaluatie
Werkvorm: Leerdoel/ inhoud: Media/ materiaal:
Duur: 20 minuten Opdracht individueel en mondelinge nabespreking. Reflecteren op het programma. Vragenlijst werkboek opdracht 6.3. Certificaat van deelname.