Programma training PI-124: Herhaling EHAK Module 1 Reanimatie en L.E.H. Klant: Diverse
© 2009 G4S Afd. Training en Ontwikkeling; PI-DH, Module 1, Reanimatie en L.E.H. Versie september 2009
tijd
Programma Module 1: Herhaling Eerste Hulp Aan Kinderen en BLS Reanimatie (4,5 uur) Het eerste deel van de training zal zich concentreren op het kind en de volwassene in levensgevaar. Het tweede deel van de training zal zich richten op overige praktische vaardigheden van het Levens Reddend Handelen.
10 min.
Introductie en inleiding Kennismaking, uiteenzetting programma, ervaringen nagaan, lesdoelen weergeven
45 min.
Reanimatie: Theorie, kind en volwassene • Leeftijdsindeling • SAFE • ABC methode • Protocol kind • Protocol volwassene
80 min.
Reanimatie: Praktijk kinderen; <1 jaar, +/- 3 jaar, +/- 6 jaar
15 min.
Pauze
45 min.
Reanimatie + AED: Praktijk volwassenen; vanaf de pubertijd
20 min.
Uitleg over praktische vaardigheden van het Levens Reddend Handelen. • Draaien van de buik naar de rug • Stabiele zijligging • Snelle kantelmethode • Kaaklift
40 min.
Oefenen Levens Reddend Handelen • Draaien van de buik naar de rug • Stabiele zijligging • Snelle kantelmethode • Kaaklift
10 min
Gelegenheid tot het stellen van vragen
05 min.
Evaluatie en afsluiting
© 2009 G4S Afd. Training en Ontwikkeling; PI-DH, Module 1, Reanimatie en L.E.H. Versie september 2009
Bijzonderheden: • Instructeur BLS/PBLS/EHAK • Leslokaal • Beamer/computer • Scherm • Verlengsnoer • Whiteboard of flip-over • Viltstiften • Baby-, peuter- en kleuter reanimatiepop • Reanimatiepop • AED • Deken
© 2009 G4S Afd. Training en Ontwikkeling; PI-DH, Module 1, Reanimatie en L.E.H. Versie september 2009
INTRODUCTIE EN INLEIDING 10 min
Doel Na afloop van dit onderdeel: 1. hebben de deelnemers met de instructeur kennis gemaakt 2. weet jij wat de leerwensen van de deelnemers zijn 3. weten de deelnemers hoe de les eruit gaat zien 4. weten de deelnemers wat er van hen verwacht wordt 5. weten de deelnemers welke huishoudelijke regels er gelden; 1. Kennismaken met de deelnemers Er zijn verschillende manieren om de kennismaking vorm te geven, onderstaand twee mogelijkheden: Optie 1: Vraag de deelnemer zich voor te stellen adhv 3 vragen die gekoppeld zijn aan de 5 vingers. Schrijf de leerwensen op een whiteboard of flip-over op. Na afloop van de les wordt dan samen met de deelnemers gekeken of de opgeschreven leerwensen zijn gehaald. • • •
duim: Als BHV-er denk ik goed te zijn in … wijsvinger: dit wil ik leren (=leerwens) pink: hier zie ik tegenop
Optie 2: Wijs een willekeurig iemand aan om zich voor te stellen en laat hem of haar de beurt aan een ander geven, die niet naast hem of haar zit. Tijdens dit rondje kan je de volgende vragen laten beantwoorden: • naam, • werkzaam bij groep …, • wat zou je willen leren vandaag • wanneer is deze les een succes voor jou / wanneer is deze les nuttig geweest 2.
De leerwensen zijn tijdens het kennismaken aan de orde gekomen
3. Bespreek de opzet van de les: • de opbouw, wanneer er pauzes zijn, welke leerwensen er niet aan bod zullen komen • het lesboek is een naslagwerk en kan als zodanig gebruikt worden
© 2009 G4S Afd. Training en Ontwikkeling; PI-DH, Module 1, Reanimatie en L.E.H. Versie september 2009
• • • • • • • •
Verwachtingen tav de deelnemers: iedereen gaat oefenen o op elkaar o op de 4 verschillende poppen iedereen mag fouten maken als er iets is waar je mee zit (bang voor bent, tegenop ziet) bespreek dit dan met de instructeur vragen staat vrij, domme vragen bestaan niet. Als je geen vragen stelt, blijf je er mee zitten… iedereen laat iedereen in zijn of haar waarde, niemand wordt uitgelachen wat in deze cursus besproken wordt, blijft onder ons en zal niet later op de werkvloer naar voren komen we luisteren naar elkaar en laten iedereen uitspreken tijdens de evaluaties letten we vooral op wat goed ging en benoemen we alleen waar genomen gedrag
4. Huishoudelijke regels • telefoons graag uit, of ga bij de deur zitten zodat je snel de groep kan verlaten en de les zo min mogelijk stoort • pauzes • Na afloop ruimen we met elkaar op (op de locatie van de klant)
© 2009 G4S Afd. Training en Ontwikkeling; PI-DH, Module 1, Reanimatie en L.E.H. Versie september 2009
REANIMATIE: THEORIE, KIND EN VOLWASSENE 45 min.
Doel: Na afloop van dit onderdeel is de deelnemer in staat om: 1. het belang van een leeftijdsindeling binnen de EHAK te benoemen 2. de letters van het woord SAFE in zijn eigen woorden te benoemen 3. uit te leggen waarom er via het ABC-model gewerkt wordt en wat het inhoud 4. in zijn eigen woorden het reanimatie protocol voor een kind te vertellen 5. uit te leggen waarom er een verschil is tussen het kinderprotocol en het volwassenenprotocol voor reanimatie 6. de vitale functies op de juiste manier en in de juiste volgorde controleren 7. ‘fouten’ die tijdens een reanimatie gemaakt kunnen worden te herstellen. 1. De leeftijdindeling binnen de EHAK Probeer door een inleidend verhaaltje de aandacht van de deelnemers te trekken, bijvoorbeeld: Mijn buurvrouw kwam vorige week in paniek naar mij toe met haar 7 maanden oude zoontje die zich had verslikt in een broodkorst. Gelukkig begon het ventje snel te hoesten en was er verder niets aan de hand, maar later vertelde ze mij het volgende. Zij had 2 jaar geleden een cursus EHBO gedaan, waarin zij ook het verslikkingsprotocol had gekregen, maar nu ze Haar kleine manneke in haar handen hield was dat toch wel iets anders en vroeg ze zich af of zij nu anders moest handelen. De volgende zaken dienen aan de orde te komen: • leeftijd en lichamelijke groei hebben bij baby’s een andere verhouding dan bij grotere kinderen en volwassenen • kinderen zijn kwetsbaarder indien je een handeling moet uitvoeren • leeftijd is niet de lijdraad, maar de lichamelijke ontwikkeling (pubers) o tot 1 jaar, of dat je denkt dat het kind 1 jaar is o vanaf 1 jaar tot aan de pubertijd, dit kan dus tot aan een meisje van +/- 11 jaar zijn, omdat je daar al borstgroei ziet of een jongen van +/- 13 jaar, die zijn ‘groeispurt’ nog niet heeft gemaakt. 2. SAFE De volgende zaken dienen aan de orde te komen: Op het moment dat je in een onbekende situatie komt en de schrik toeslaat, is het handig om via een vaste methodiek te kunnen werken. In de kinder EHBO kennen we daarvoor het SAFE model. S: Shout for help, roep om hulp, nog niet 112 (laten) bellen! Staand roepen, direct bij het zien van het ongeval. Niet roepen als je al op je knieën bij het kind zit, of de deur al door bent. A: Approach with care, benader het kind op de juiste wijze, aan de kant waar het gezicht ligt, en ga stabiel zitten, maar ook F: Free from danger, let op gevaar voor je bij het kind gaat zitten (bijvoorbeeld: ligt het kind niet in het glas, auto’s, die schommel komt ook nog een keertje terug…) E: Evaluate ABC, controleer de vitale functies middels de ABC methode. Controleer het bewustzijn, de ademweg vrijmaken, ademhaling controleren en zijn er tekenen van leven = ABC-model © 2009 G4S Afd. Training en Ontwikkeling; PI-DH, Module 1, Reanimatie en L.E.H. Versie september 2009
3. ABC-model In de spoedeisende hulpverlening (lees ambulances) wordt ook gebruik gemaakt van deze methode, om een efficiënte handelwijze te hebben en om zeker te zijn dat er niets vergeten wordt. Helaas is het ABC –model ook een Engelstalig model, en zal ook als zodanig moeten worden uitgesproken om verwarring bij de deelnemers te voorkomen. Voor de uitleg over het ABC model, zullen eerst de vitale functies behandeld moeten worden. Laat de deelnemers in groepjes een vooraf gemaakte matrix met de vitale functies en hun kenmerken invullen. Daarin komen de volgende zaken aan bod of licht je later toe. • Kenmerken van een normaal bewustzijn en afwijkend bewustzijn • Kenmerken van een normale ademhaling en afwijkende ademhaling (frequentie meer dan een verdubbeling zonder aanwijsbare aanleiding of minder dan 70%) • Kenmerken van een normale circUlatie en afwijkende circulatie. Leg ook uit waarom je liever over een circulatiestilstand spreekt, dan over een hartstilstand Schrijf voor de groep op: de opdracht en de tijd die hEt in beslag neemT, 15 minuten Loop zelf rond voor bijsturing en bewaak de tijd. Bes0reek de opd2acht in het kort na. A: B:
C:
Airway, de luchtweg vrijmaken. Hoofd in de juiste stand (baby’s neutraal, > 1jaar (sniffing position). Gebruik hierbij het ‘rode hoofd’ vanuit de krat en laat gelijk zien wat het nut van een kinlift is. Breathing, haalt het kind adem, o hoofd in de juiste stand (zie:"Airway) o kinlift o horen o zien o voelen Dit voor maximaal 10 sec. Als tip kan je meegeven dat de deelnemer zijn adem in moet houden. In eEn stress situAtie Zal het hem niet lukken om dit langer dan 10 sec. te doen. Daarnaast zal de concentratie verhogen als je de adem inhoud. Als voorbeeld kun je geven dat je je adem inhoud als je luistert of je je kind boven hoort huilen. Circulation, kijken naar tekenen van leven en niet naar pulsaties zoeken. o beweegt het kind o ademt het kind, (ademhalingcontrole is al in B gedaan) o hoest het kind o maakt het kind geluid o reageert het kind
4, 5, 6 Protocol Kind en Volwassene Leg uit waarom het protocol kind afwijkt van het protocol van een volwassene. Bij kinderen is het krijgen van een hartstilstand biJna altijd het gevolg van een ademhalingsprobleem. Kinderen kunnen daarnaast ook heel goed compenseren. Dit houdt in dat het lichaam van een kind er alles aan zal doen, om geen hartstilstand te krijgen. Op het moment dat er (weer) voldoende zuurstof is, zal de hartfunctie vaak (weer) optimaliseren. Je moet er bij een bewusteloos kind, dat zelf geen adem haalt, vanuit gaan dat er een zuurstof probleem is. © 2009 G4S Afd. Training en Ontwikkeling; PI-DH, Module 1, Reanimatie en L.E.H. Versie september 2009
Beademen is dus het aller belangrijkste, naast de circulatie. Zuurstof toedienen (beademen) is dus belangrijker dan zelf 112 bellen. Het zou zelfs zo kunnen zijn, dat het kind zelf geen adem haalt, maar wel voldoende slagkracht van het hart heeft. Dit is aan het kind te zien ( Het kind beweegt en heeft een blauwe verkleuring in het gezicht). (Voorbeelden: een kind dat zich verslikt had, een drenkeling) In dit geval moeten we dus alleen beademen, en zullen we zien dat het kind vanzelf de ademhaling zal oppakken. (Tenzij een vergiftiging de oorzaak van de ademhalingsstilstand is.) Bij volwassenen is het krijgen van een hartstilstand bijna altijd het gevolg van hartfalen; zuurstofgebrek in de kransslagaders of een ritme stoornis. Hier moet de nadruk van (be)handelen dan ook op het rondpompen van de zuurstof die nog in het bloed zit, en het op peil houden van de bloeddruk, liggen. Zodra er is vast gesteld dat er geen eigen ademhaling is, moet er begonnen worden met borstcompressies, totdat blijkt dat deze niet (meer) nodig zijn. Dat kan komen doordat blijkt dat de volwassene reageert, stoppen met borstcompressies en opnieuw de vitale functies controleren en daar naar handelen. Of omdat een medicus (arts of ambulance verpleegkundige) zegt dat er gestopt mag worden, de volwassene is overleden. Het kinderprotocol SAFE • roep om hulp let op veiligheid • benader op een veilige wijze, ga stabiel zitten controleer het bewustzijn o Aanspreken o aan schudden, indien het geen ongeval betreft. Ga bij de kaaklift in op het fixeren van het hoofd bij een ongeval. De schouders naar de grond laten drukken, let op de duimen dat deze niet om de hals van het kind zitten (de keel dicht knijpen). ABC methode • controleer de ademhaling A: airway, o hoofd in de juiste stand o kinlift B: Breathing, o horen o zien o voelen, met de wang boven de mond/neus Dit voor maximaal 10 sec. • laat 112 bellen (←bellen-blazen→) o Bel 112 o Vraag om een ambulance o Zeg dat het om een kinderreanimatie gaat o Noem het adres o En kom weer terug bij mij, of blijf met je mobieltje bij mij staan • 5x beademen (=blazen) Indien dit niet lukt, zoek de fout dan bij jezelf: o hoofd in de juiste stand o kinlift o neus afgesloten o mond goed over de mond heen geplaatst Indien beademen dan nog niet lukt => verslikking © 2009 G4S Afd. Training en Ontwikkeling; PI-DH, Module 1, Reanimatie en L.E.H. Versie september 2009
•
•
• •
controleer op tekenen van leven: C: Circulation o beweegt het kind o ademt het kind, dus ademhalingscontrole o hoest het kind o maakt het kind geluid o reageert het kind Dit voor max. 10 sec. geen tekenen van leven, START BORST COMPRESSIE, 15x o juiste plaats o juiste tempo o juiste diepte daarna 2x beademen Indien er niemand 112 heeft gebeld en het kind na 1 minuut (zeg 3 cycli) geen tekenen van leven vertoont, moet de deelnemer nu eerst zelf 112 gaan bellen. Daarna doorgaan met de reanimatie.
Laat de plaatsbepaling voor de borstcompressies bij kinderen zien • een baby: 1 vinger boven de samenkomst van de ribben en dan 2 vingers • een klein kind: 2 vingers boven de samenkomst van de ribben en dan afhankelijk van de handbreedte of 2 vingers of de hand polsovergang. Laat zien dat een hand te breed is op het moment dat het breedste deel van de handpolsovergang boven de bovenkant van het borstbeen uitkomt. Dit kan gecontroleerd worden door met een vinger te ‘prikken’ aan de bovenkant; voelt men bot dan staat de hand goed. ‘Prikt’ men in een zacht kuiltje (dit is boven de samenkomst van de sleutelbenen), dan is de hand te breed, en moet er met 2 vingers borstcompressie gegeven worden. De techniek is met 2 vingers, maar de 2e hand mag als extra op de 1e hand geplaatst worden voor meer kracht om de juiste diepte te behalen. • groter kind: 2 vingers boven de samenkomst van de ribben en dan de hand-polsovergang Geef ook de voorwaarden weer: • horizontale ondergrond • harde ondergrond • vertikaal indrukken, dus loodrecht naar beneden • indien met de hand-pols overgang borstcompressies gegeven worden, dan de ellebogen gestrekt en naar het lichaam toe, zodat de armen op slot staan. • juiste plaats • juiste tempo, 100x per min. • juiste diepte, ongeveer 1/3 van de doorsnede van de borstkast. Dit komt bij baby’s neer op ongeveer 2-3 cm, bij kleine kinderen ongeveer 3-4 cm en bij het grotere kind ongeveer 4 cm. Bij volwassenen is deze diepte ongeveer 4-5 cm. Na ongeveer 2 minuten neemt de effectiviteit van borstcompressies af. Het is daarom verstandig om na 2 minuten af te wisselen. Het voordeel is dat je dan even de benen kan strekken en er later weer fris tegen aan kan. Die 2 minuten is lastig, maar je kan ook aan de deelnemers vertellen dat na ongeveer 5 cycli (5x 15 om 2) je kan wisselen. Deze voorwaarden gelden ook voor het volwassenen protocol. 5.
Protocol volwassene © 2009 G4S Afd. Training en Ontwikkeling; PI-DH, Module 1, Reanimatie en L.E.H. Versie september 2009
Leg hier de nadruk op het snel starten met borstcompressies. Indien mogelijk, laat de deelnemer de melding voor 112 maken terwijl er borstcompressies gegeven worden. Ga op dit moment niet te diep op het protocol voor volwassenen in, maar doe dat na de pauze voordat de deelnemers met de praktijk van de volwassenenreanimatie beginnen. 7.
Mogelijke ‘fouten’ en hoe te herstellen
Deel de groep in 4 subgroepjes. Laat ze de ‘fouten’ die gemaakt kunnen worden in een reanimatie situatie opschrijven en de gevolgen. 1 bij het beademen, 2 bij de borstcompressies, 3 bij de controles van een kind (alles behalve beademen en borstcompressies) 4 bij de controles bij een volwassene (alles behalve beademen en borstcompressies) Na 5 minuten laat je ze wisselen van onderdeel en laat je ze de oplossingen, of hoe dan wel te handelen erbij schrijven. Schrijf voor de groep op: de opdracht en de tijd die het in beslag neemt Loop zelf rond voor bijsturing en bewaak de tijd. Bespreek de opdracht in het kort na Zaken die minimaal aan de orde dienen te komen: Beademen: • stand van het hoofd • obstructie • kinlift • afsluiten van de neus • goed aandrukken van de mond van de hulpverlener op het gezicht van het kind • te snel inblazen • te hard inblazen Borstcompressie • verkeerde plaats voor de borstcompressie • diepte • tempo • vertikaal indrukken (houding hulpverlener) • leunen • ondergrond te zacht • ondergrond is niet horizontaal • tijdverspilling door kleding te verwijderen (borstcompressies waren mogelijk door de kleding heen) Controles van een kind • 5 beademingen vergeten • Controle tekenen van leven vergeten • te voorzichtig, het is een kind • niet doortastend genoeg, ‘help het is een kind’
© 2009 G4S Afd. Training en Ontwikkeling; PI-DH, Module 1, Reanimatie en L.E.H. Versie september 2009
Controles van een volwassene • beginnen met beademen na vaststellen ‘Geen eigen ademhaling’ • de tijd nemen voor melden, zonder te starten met borstcompressies Geef de gelegenheid tot het stellen van vragen voor dit onderdeel.
15 min.
PAUZE
© 2009 G4S Afd. Training en Ontwikkeling; PI-DH, Module 1, Reanimatie en L.E.H. Versie september 2009
REANIMATIE kinderen 80 min.
Doel: Na afloop van dit onderdeel is de deelnemer in staat om: • een baby te reanimeren volgens protocol • een klein kind te reanimeren volgens protocol • een groter kind te reanimeren volgens protocol Start met een foutloze demonstratie van een kinderreanimatie. Dit kan je doen in de vorm van een toneelstukje. Hierin kun je de volgende dingen naar voren laten komen: Kijk om je heen, om veiligheid aan te geven Hé, er ligt hier een kind, weet u wat er is gebeurd? Blijf erbij, ik heb straks uw hulp nodig En volg het gehele protocol. Laat minimaal 3 cyclussen zien. Geef een demonstratie met alle 3 de poppen. Je kunt hierbij de eerste keer als real time demonstatie gebruiken. De tweede keer met uitleg van jezelf En de derde keer de deelnemers het aan jou laten vertellen. De vierde keer doen de deelnemers het zelf. (Is het 4 stappen model.) Verdeel de groep in 3 groepjes, voor elke pop één. Laat de deelnemers, met het protocol van het boek in de hand, oefenen op één van de 3 poppen. Loop zelf een rondje om bij te sturen waar nodig. Indien men van elk groepje allemaal geweest is, laat je de deelnemers wisselen van pop. Laat de deelnemers wel doorgaan met oefenen, als iedereen uit het groepje al geweest is, extra oefenen kan geen kwaad. Schrijf de opdracht op een flip-over of bord op: 3 groepen Op mijn teken wisselen van klein (baby) naar groot en niet onderling. Wisselen zal ongeveer na 20 min. zijn. Geef de deelnemers de gelegenheid om vragen te stellen.
© 2009 G4S Afd. Training en Ontwikkeling; PI-DH, Module 1, Reanimatie en L.E.H. Versie september 2009
REANIMATIE volwassenen 45 min.
Doel: Na afloop van dit onderdeel is de deelnemer in staat om: 1. het volwassene protocol te benoemen 2. de verschillen tussen het kinderprotocol en het volwassene protocol te benoemen 3. met een beademingsmasker te werken 4. een foutloze demonstratie van een volwassene reanimatie te geven Middels een inleidend verhaaltje kan je de deelnemers weer bij de les krijgen 2 weken geleden op een kinderdag verblijf hoorde ik het volgende. Een moeder kwam haastig naar een leidster toe met de mededeling dat haar moeder niet lekker was geworden. Oma was mee gegaan om haar kleindochter op te halen, maar kreeg een drukkend gevoel op de borst en liet zich toen op een stoel zakken. Toen moeder haar vroeg hoe het ging, kreeg ze geen antwoord meer. De leidster had zelf zoiets van ‘Wat moet ik nu, oma is wel wat groter dan de baby’s en kinderen die ik heb leren reanimeren voor dit werk’. Gelukkig krijgen jullie nu ook volwassenenreanimatie, zodat jullie dit niet kan overkomen. 1. Het volwassenenprotocol. Omdat het bij volwassenen bijna altijd om hartfalen gaat, ligt bij het volwassenenprotocol de nadruk op het snel starten van borstcompressies (en beademen). Omdat het meestal om hartfalen gaat, zien we ook het fenomeen gaspen meer bij volwassenen dan bij kinderen. Indien een volwassene niet reageert (bewusteloos is) en geen eigen ademhaling heeft, heeft hij een circulatie stilstand tot het tegendeel bewezen is. Het zoeken naar tekenen van leven is dus een handeling die wij niet bij volwassenen doen. Zo is het plaats bepalen bij volwassenen ook minder secuur nodig. Bij volwassenen is veel makkelijker in te schatten waar het borstbeen is, en dus kan je volstaan met ‘onderste deel van het borstbeen’ of ‘midden van het midden’. Vertel de deelnemers niet dat de hand in de oksel geplaatst kan worden of tussen de borsten oid. SAFE • roep om hulp • let op veiligheid • benader op een veilige wijze, ga stabiel zitten • controleer het bewustzijn o aanschudden, indien het geen ongeval betreft. Ga bij de kaaklift in op het fixeren van het hoofd bij een ongeval. De schouders naar de grond laten drukken, let op de duimen dat deze niet om de hals van het slachtoffer zitten (de keel dicht knijpen). o Aanspreken Indien er geen reactie komt (persoon is bewusteloos) o nu nog een keer om hulp roepen indien deze er nog niet is
© 2009 G4S Afd. Training en Ontwikkeling; PI-DH, Module 1, Reanimatie en L.E.H. Versie september 2009
ABC methode • controleer de ademhaling A: airway, o hoofd in de juiste stand o kinlift B: Breathing, o horen o zien o voelen, met de wang boven de mond/neus dit voor maximaal 10 sec. • 112 bellen (←bellen-drukken→) o Bel 112 o Vraag om een ambulance o Zeg dat het om een reanimatie gaat o Noem het adres o En kom weer terug bij mij, of blijf met je mobieltje bij mij staan o Is er geen hulp, dan moet de deelnemer zelf bellen. • SLUIT AED AAN o Volgt commando’s op o Elektroden op juiste plaats o Voldoende afstand bij schok • START BORST COMPRESSIE, 30x (=drukken) o juiste plaats o juiste tempo o juiste diepte o liefst al beginnen en dan laten bellen, dus 2 dingen tegelijk doen. • daarna 2x beademen Als er 2 hulpverleners zijn, na 2 minuten afwisselen, na 4 a 5 sessies (30 om 2) Indien er een 2e hulpverlener is die nog nooit heeft gereanimeerd, kan deze door het simpel voordoen het heel snel van de deelnemer leren, en dus de deelnemer aflossen. LET OP: dit staat niet op deze manier in het boek beschreven!
© 2009 G4S Afd. Training en Ontwikkeling; PI-DH, Module 1, Reanimatie en L.E.H. Versie september 2009
2.
Verschillen tussen het kinder- en het volwassenenprotocol.
Kinderreanimatie
Volwassenenreanimatie
• •
nadruk op beademen stand van het hoofd luistert nauw bij controle ademhaling en beademen ‘bellen-blazen’ 5 beademingen Controle tekenen van leven 15x borstcompressie 2x beademen Indien er geen 112 gebeld was, na 1 minuut zelf bellen
• •
nadruk op circulatie sniffing position is goed
• • • • •
Gebruik van een beademingsmasker is niet geschikt voor een klein kind
•
‘bellen-drukken’ Al begonnen met reanimatie Al begonnen met reanimatie 30x borstcompressie 2x beademen Indien er geen hulp is om te laten bellen, eerst zelf bellen voordat met borstcompressie begonnen wordt. Gebruik van een beademingsmasker kan goed
• • • • • •
3. Beademingsmasker Laat de cursisten het boek erbij pakken en demonstreer het gebruik van het beademingsmasker op de pop. Laat ook zien dat dit pocketmask niet geschikt is om bij een baby toe te passen, omdat het niet goed luchtdicht afgesloten kan worden. Voor baby’s zijn er kleinere beademingsmaskers op de markt. 4. Reanimatie Start met een foutloze demonstratie van de reanimatie. Dit kan je doen in de vorm van een toneelstukje. Hierin kun je de volgende dingen naar voren laten komen: Kijk om je heen, om veiligheid aan te geven Hé, er ligt hier iemand, weet u wat er is gebeurd? Blijf erbij, ik heb straks uw hulp nodig En volg het gehele protocol. Mogelijke werkvorm om de groep bezig te houden: Start met de groep in tweeën te delen. Laat 1 groep, met het protocol van het boek in de hand, oefenen. Zodra er twee deelnemers klaar zijn, laat je die bij jou het voordoen op de 2e pop. Nummer 3 komt erbij zodra hij klaar is met oefenen. Degene die bij jou het goed heeft voor gedaan sluit zich aan bij de 2e groep en gaat de opdracht van de kleine verwondingen nakijken. Deze Groep mag niet groeien zolang er nog deelnemers zijn die niet hebben gereanimeerd, dus schuiven die deelnemers door naar de 1e groep. Schrijf de opdracht op een flip-over of bord op: 2 groepen, met jou erbij 3 Doorschuiven tot iedereen gereanimeerd heeft. Opdrach4 duurt ongeveer 30 minuten.
© 2009 G4S Afd. Training en Ontwikkeling; PI-DH, Module 1, Reanimatie en L.E.H. Versie september 2009
VERDIEPINGSONDERWERP: LEVENSREDDEND HANDELEN Bewustzijnsstoornissen: Stoornissen in het bewustzijn berusten altijd op een gestoorde hersenwerking door verschillende oorzaken. Bijv: • Zuurstofgebrek • Schedel- , hersenletsel • Ziekten • Elektrische stroom • Vergiftiging • Hyperventilatie • Breath holding spell • Flauwvallen • Epilepsie
De diepte van stoornis kan variëren van: • • •
Verminderd bewustzijn: Het kind is verward, suf of agressief Bewusteloos: Het kind reageert niet meer op aanspreken, maar wel op pijn of aanschudden Diep bewusteloos: Het kind reageert nergens meer op
Controleren van het bewustzijn: Bij baby’s controleer je het bewustzijn door zachtjes te praten en te controleren of je oogcontact krijgt. Lukt dit niet laat het kind schrikken door hard BOE te roepen of net te doen of je de baby laat vallen Bij kinderen kun je het kind bij de naam aanspreken en gericht vragen stellen bijv. hoe heet je heb je pijn. Als het kind samenhangend antwoord is het bewustzijn normaal Gevaren van een bewustzijnsstoornis: Verminderd bewustzijn: Een verminderd bewustzijn kan duiden op bijv. een hersenschudding Voorafgaand is het kind vaak bewusteloos geweest ( dit mag echter niet langer dan15 minuten hebben geduurd. Als de hersenen weer gedeeltelijk normaal gaat functioneren komt het kind weer bij maar is dan nog wel verward ze weten niet goed waar ze zijn en/of wat er gebeurd is. Ze kunnen angstig zijn en huilen en het komt ook nog wel eens voor dat ze in hun broek plassen. Grotere kinderen zullen steeds weer de zelfde vragen stellen. De duur van de verwardheid kan variëren van enkele minuten tot een uur. Duurt dit langer spreken we van een hersenkneuzing. Vaak zijn de kinderen “een stukje tijd kwijt” omdat de hersenen vlak voor en tijdens de hersenschudding niets opslaan. Het kind kan misselijk zijn en/of braken en let vooral op © 2009 G4S Afd. Training en Ontwikkeling; PI-DH, Module 1, Reanimatie en L.E.H. Versie september 2009
uitwendige wonden zoals bulten. Als het kind naar huis mag en niet een nachtje ter observatie in het ziekenhuis hoeft te blijven krijgen ouders een wekadvies mee waarbij zij het kunt om het half uur of om de twee uur wakker moeten maken. En vragen moeten stellen. Het kind moet dan alert kunnen reageren. Reageert het kind niet of wazig moet 112 gebeld worden. Er kunnen namelijk zwellingen in of rond de hersenen zijn, wat levensbedreigend kan zijn. Bewusteloosheid: Een bewusteloos kind reageert niet meer op belemmeringen van de ademhalingswegen (knellende kleding) of andere gevaren. Er is een algemene verslapping van de spieren (tong, hals, keelholte) waardoor de tong van het kind naar het stortklepje kan zakken en de luchtweg blokkeert en het kind stopt met ademen. Het allerbelangrijkste bij een kind met een bewustzijnsstoornis is dus het veiligstellen van de ademhaling en alarmeren. Zuurstof gebrek: •
•
• • •
Elke baby, gezond of niet, vergeet wel eens adem te halen. Vaak gaan ze daarna weer gewoon door met ademen. Er is een kleine groep die dit niet doet en stopt met ademen (wiegendood) deze baby’s hebben vaak een stimulans (aanraking, hard geluid) nodig om door te ademen. Baby’s die op de buik slapen lopen een groter risico om te stikken dan baby’s die op hun rug slapen. Dit komt omdat zij hun hoofdje nog niet god op kunnen tillen en hierdoor met hun mond en neus op het matrasje blijven liggen waardoor ze kunnen stikken. Daarom mag er ook geen zeiltje op het matras liggen. Als baby’s zich om kunnen draaien kun je ze in een speciale wikkel leggen, dit voorkomt dat ze op hun buik gaan draaien in hun slaap en dat ze niet onder het dekbedje kruipen waardoor ze kunnen stikken Het is beter de eerste maanden dekentjes en een lakentje te gebruiken i.p.v. een dekbedje ook hier i.v.m. verstikking gevaar. Als een baby of kind verkouden is doe dan het hoofdeinde hoger dan het voeteneind zodat het kind niet in slijm kan stikken bovendien ademt het wat makkelijker dan plat liggend Daarnaast kunnen ziektebeelden of longaandoeningen natuurlijk voor zuurstof gebrek zorgen.
Schedelletsel: •
Schedelbarst:
De lichtste vorm van schedelletsel, is niet altijd zichtbaar op een röntgen foto maar wel bij een scan. Meestal is er (nog) geen hersenbeschadiging en is het kind normaal bij bewustzijn. Het risico van een barst is het ontstaan van een zwelling als een slagadertje van het harde hersenvlies scheurt door een botsplintertje. Vooral bij kinderen is een schedelbarst risicovol omdat een kinderschedel groeit en dus ook de barst groeit (groeiende fractuur) als dan het harde hersenlies scheurt ontstaat er tussen de botranden littekenweefsel waardoor de spleet (barst) steeds wijder wordt en er operatief ingegrepen moet worden © 2009 G4S Afd. Training en Ontwikkeling; PI-DH, Module 1, Reanimatie en L.E.H. Versie september 2009
• Schedelbasisfractuur: Kenmerken van een schedelbasisfractuur zijn een blauw oog (of beide ogen) en liquorvocht uit het oor, de neus of uit de hoofdwond. Hier ontstaat vaak een open verbinding van de hersenen met de buitenlucht wat hersenvliesontsteking kan veroorzaken • Impressiefractuur: Hierbij is door plaatselijk geweld het schedelbot ingedrukt. De botsplinters beschadigen het hersenvlies, alsmede de onderliggende hersenen. Als ook de huid kapot is hier het risico van hersenvliesontsteking heel groot. Een open impressiefractuur moet altijd operatief worden behandeld. Hersenletsel: •
•
Hersenschudding: dit is de lichtste vorm van hersenletsel. Het uit zich door een kort bewustzijnsverlies en daarna korte termijn geheugenverlies. Met toenemende ernst van de hersenschudding is de duur van bewustzijnsverlies en geheugenverlies ook langer Hersenkneuzing: hierbij is het bewustzijnsverlies langer en dieper. En kunnen er neurologische stoornissen zijn zoals verlammingen. Bij een hersenkneuzing zijn een scala aan hersenbeschadigingen. Van een lichte beschadiging waarbij er volledig herstel is tot en ernstige beschadiging waarbij er langdurig coma ontstaat of neurologische restverschijnselen en invaliditeit.
Ziekten: • Zie addendum kinderziekten Elektriciteit: •
kinderen steken vaak voorwerpen in allerlei gaten dus ook in stopcontacten. Belangrijk is dus om stopcontacten af te dekken met speciale stoppers.
Vergiftiging: • kinderen gaan op ontdekkingsreis en doen dit vooral met de mond (vooral kinderen van 0 to 4 jaar). Het grootste gevaar zijn schoonmaakmiddelen en planten. Zorg dat u een gifwijzer in huis heeft. En dat u geen giftige planten in huis of in uw tuin heeft. Hoe jonger een kind is hoe gevoeliger het is voor het gif. • Als het kind toch iets in de mond heeft of ergens van gegeten of gedronken heeft haal het dan voorzichtig uit de mond en neem het mee naar de arts of s.e.h., of geef het aan de ambulance verpleegkundige. Ook braaksel mee nemen of geven.
© 2009 G4S Afd. Training en Ontwikkeling; PI-DH, Module 1, Reanimatie en L.E.H. Versie september 2009
Hyperventilatie:
Hyperventilatie is een wijze van ademhalen waarbij adem en lichamelijke activiteit niet goed op elkaar zijn afgestemd. Meestal wordt er te snel of te diep geademd, waardoor extra veel koolzuur (CO2) wordt uitgeademd. Het gevolg hiervan is, dat het koolzuurgehalte in het bloed daalt en er een verandering in de zuurgraad van het bloed optreedt. Een groot aantal reacties is hiervan het gevolg. Symptomen die vaak genoemd worden zijn: duizeligheid, tintelingen, ademnood en hartkloppingen. Meestal ervaart men deze symptomen als zeer beangstigend. Hyperventilatie kan optreden als een plotselinge aanval (acute vorm) en als een vrijwel constante manier van ademen (chronische vorm).
• •
Als een kind voor de eerste keer hyperventileert, is dit zeer beangstigend. Rust is dan zeer belangrijk voor u als hulpverlener. Indien men een persoon zelf wil helpen is het zaak eerst de persoon gerust te stellen en hem er toe brengen om weer normaal te ademen. Men kan hiermee helpen door de persoon in een papieren of plastic zak te laten ademen waardoor men de lucht uit de longen opnieuw inademt zodat de uitgeademde kooldioxide weer kan worden ingeademd.
Breath holding spell: Een breath-holding spell betekent, letterlijk vertaald, ‘een (korte) periode van adem vasthouden’. Dit wordt ook wel respiratoire affectkramp of ‘achter de adem blijven’ genoemd. Het zijn kortdurende episoden, waarin plotseling de ademhaling stopt tijdens de uitademingsfase. Dit is een reactie op een onplezierige ervaring. Het kind kan na zo’n reactie het bewustzijn verliezen en slap of stijf worden. Meestal komt het kind snel weer bij kennis en gedraagt het zich weer als vanouds. Deze breath-holding spells treden vooral op bij kinderen tussen zes maanden en vijf jaar oud. Ongeveer vijf procent van de kinderen in deze leeftijdsgroep heeft er in meer of mindere mate last van. Bij het merendeel van deze kinderen treedt de eerste aanval op vóór de leeftijd van achttien maanden; bij een klein aantal zelfs al in de eerste levensmaand. Dertig procent van de kinderen met breath-holding spells heeft één of meer familieleden met soortgelijke klachten. De hoeveelheid aanvallen kan variëren. Soms is er sprake van één aanval per jaar, maar het is ook mogelijk dat een kind enkele aanvallen per dag heeft. Meestal treedt een piek op aan het eind van het eerste en het begin van het tweede levensjaar. Hoe herkent u het? De term breath-holding spell wordt vaak gebruikt voor twee typen aanvallen. Dit onderscheid wordt gemaakt, vanwege zowel het verschil in oorzaak en uitlokkend moment, als in de wijze waarop de aanval verloopt. Breath holding spell (in engere zin) © 2009 G4S Afd. Training en Ontwikkeling; PI-DH, Module 1, Reanimatie en L.E.H. Versie september 2009
Aan deze vorm van een breath-holding spell gaat vaak een driftbui vooraf . Het wordt meestal uitgelokt door angst, pijn, boosheid of frustratie. Een jong kind heeft vaak nog niet genoeg woorden ter beschikking om zijn boosheid te uiten door middel van praten of schelden. Daarom probeert het zijn woede te uiten door middel van schoppen, slaan, bijten, spugen, en gillen. Het kind windt zich enorm op en gaat huilen, wanneer het zijn zin niet krijgt of wanneer het zich bezeert. Het huilen stopt na enkele seconden plotseling tijdens de uitademing, het kind ademt niet meer en het gezicht wordt snel rood (of rood-paars). Het kind kan hierna slap worden en het bewustzijn verliezen. Soms verstijft het kind kort daarna, dit kan samengaan met enkele schokjes vóór de ademhaling zich herstelt en het kind weer bij bewustzijn komt. Deze aanval van de adem vasthouden, komt eigenlijk altijd voor in het bijzijn van ouders of verzorgers. Zij zijn dus getuige van de ?reden?, het uitlokkend moment, en het verloop van de aanval. White breath-holding spell (vasovagale aanval) Deze aanval treedt meestal op zonder voorafgaand huilen binnen enkele seconden na een onverwachte pijnprikkel, vaak een val op het hoofd, een pijnlijke medische handeling of haarverzorging. Soms kan het ook gebeuren tijdens het baden bij zuigelingen of het snuiten van de neus bij oudere kinderen. De aanval gaat samen met snel bewustzijnsverlies en grauw-bleek zien, vandaar de term ?white breath-holding spell?). Verstijving vindt hierbij vaker plaats, meestal samengaand met een langdurende (over-)strekking van de rug (opisthotonus). Het bewustzijn herstelt zich altijd spontaan. Bij deze vorm van een breath-holding spell is niet altijd (meteen) een ?toeschouwer? aanwezig, zodat vaak niet duidelijk is, wat de oorzaak is van de aanval. Bij beide hierboven genoemde aanvallen, kan er, afhankelijk van de duur van adem inhouden, een ernstige toeval of stuip ontstaan, die niet te onderscheiden is van een epileptische aanval. Dit is een periode van bewustzijnsverlies, vaak gepaard gaand met zichtbare spierschokken, en een langdurende (over-)strekking van de rug, soms ook met braken, bijten op de tong en urineverlies. Hoe ontstaat het? Zowel de breath-holding spell als de vasovagale aanval kan een (tijdelijke) verminderde doorbloeding van de hersenen veroorzaken. Het aanbod van zuurstof, dat met het bloed aangevoerd wordt aan de hersenen, is hierdoor tijdelijk verminderd. Dit zuurstoftekort van de hersenen leidt tot flauwvallen en andere verschijnselen, zoals verstijving en spierschokken. De manier waarop deze verminderde doorbloeding van de hersenen ontstaat, kan verschillen. Breath-holding spell Het precieze mechanisme hiervan is niet bekend. Men vermoedt dat een combinatie van factoren dit verschijnsel veroorzaakt. Door het krachtige huilen ontstaat er een situatie vergelijkbaar met een hyperventilatie-aanval. Hierbij hebben alle bloedvaten, dus ook die naar en in de hersenen, de neiging zich samen te trekken. Zodoende zal de doorbloeding van de hersenen afnemen en leiden tot zuurstoftekort. Ook kan door het harde huilen de druk in de borstkas toenemen. Hierdoor zou het hart minder goed kunnen pompen. De bloedtoevoer naar alle organen, en vooral naar de hersenen, kan zo (tijdelijk) tekort schieten, wat kan leiden tot zuurstoftekort. White breath-holding spell (vasovagale aanval) Hierbij wordt aangenomen, dat er een overgevoeligheid bestaat van een bepaald deel van het centrale zenuwstelsel. Hierdoor kan als reactie op een (pijn-)prikkel een tijdelijke © 2009 G4S Afd. Training en Ontwikkeling; PI-DH, Module 1, Reanimatie en L.E.H. Versie september 2009
hartritmestoornis ontstaan. Dit leidt tot een minder goede werking van het hart, waardoor er minder bloed (dus zuurstof), naar de hersenen rondgepompt kan worden. Deze hartritmestoornis herstelt zich altijd heel snel altijd vanzelf weer. Is het ernstig en wat kunt u verwachten? Beide vormen van breath-holding spells kunnen angstaanjagend zijn om mee te maken en zij kunnen aanleiding geven tot grote ongerustheid bij ouders. Deze aandoeningen zijn echter in principe niet ernstig. Breath-holding spell Als uw kind buiten bewustzijn raakt, en dus stopt met huilen, is hiermee ook de directe oorzaak van het bewustzijnsverlies opgehouden. Immers, bloedvaten zullen zich weer verwijden en het hart zal weer goed pompen, als de druk in de borstkas afneemt. Hierdoor zal de bloed- en zuurstoftoevoer naar, onder andere, de hersenen zich herstellen en het bewustzijn zal terugkeren. White breath-holding spell De hartritmestoornis, die met deze aanval gepaard gaat, herstelt zich altijd weer vanzelf. Het hart gaat weer (beter) pompen, de hersenen krijgen weer zuurstof en uw kind komt weer bij bewustzijn. Op de leeftijd van zes jaar heeft negentig procent van de kinderen geen aanvallen van breath-holding spells meer. De white breath-holding spells kunnen tot op oudere leeftijd blijven voorkomen, bijvoorbeeld tijdens een prik (injectie) of bloedafname. Er is nooit aangetoond dat de kortdurende periode van zuurstoftekort schade aan de hersenen veroorzaakt. Sommige kinderen, die op jonge leeftijd breath-holding spells (in engere zin) hadden, kunnen op latere leeftijd vasovagale aanvallen (flauwvallen) krijgen. Wanneer naar de huisarts? Een aanval van bewustzijnsverlies bij uw kind roept bij veel mensen gevoelens van angst op. Veel ouders zijn er op dat moment, zeker als het de eerste keer betreft, van overtuigd dat hun kind zal overlijden. Toch is het uitermate belangrijk om niet in paniek te raken en uw kind goed in de gaten te houden. Vooral de volgorde van gebeurtenissen is van belang: wat ging er aan de aanval vooraf, werd uw kind rood of juist bleek, gebeurde dit voor of juist na het bewustzijnsverlies? Uw (huis)arts zal veel waarde hechten aan deze informatie. Over het algemeen is het verstandig om een afspraak te maken met uw huisarts, als uw kind voor de eerste keer een aanval van bewustzijnsverlies heeft doorgemaakt. Soms is er sprake van een andere aandoening. In de meeste gevallen zal uw arts u echter gerust kunnen stellen, zeker als u een duidelijk verslag heeft van de gebeurtenis. Wat kunt er zelf aan doen? Als uw kind een breath-holding spell doormaakt, is het van het grootste belang dat u kalm blijft en niet in paniek raakt. U kunt beter nooit op uw kind reageren met: ?hoofd onder de kraan houden, ?op de kop houden? of ?tik voor de billen geven?. U kunt het beste goed opletten of uw kind zich tijdens een aanval niet bezeert. In het bijzonder bij een aanval die ontstaat na een driftbui, is het belangrijk om niet in paniek te raken of (over-)bezorgd te reageren. Uw kind kan namelijk in de gaten krijgen, dat zijn of haar gedrag effect heeft en zal mogelijk vaker de adem inhouden. Dit doen sommige kinderen bijvoorbeeld om aandacht van een ouder te krijgen. U kunt het best zo rustig en nuchter, kort en © 2009 G4S Afd. Training en Ontwikkeling; PI-DH, Module 1, Reanimatie en L.E.H. Versie september 2009
bondig mogelijk tegen uw kind (blijven) praten en proberen zo snel mogelijk weer over te gaan tot de orde van de dag. Als u kalm op de aanvallen reageert, zullen zij het snelst verdwijnen. Het kan gebeuren, dat uw kind moet overgeven, terwijl het nog buiten bewustzijn is. Probeert u uw kind dan op de zij te leggen; het bovenste been met gebogen heup en knie, zodat het braaksel de mond uit kan lopen. Algemene adviezen en voorzorgsmaatregelen Breath-holding spells Wanneer een aanval (vrijwel) altijd tijdens/na een driftbui voorkomt, lijkt het voor de hand te liggen om deze woede-uitbarstingen koste wat het kost te voorkomen. Dit doet u echter niet door uw kind in alles zijn of haar zin te geven, of door conflicten zoveel mogelijk te vermijden. Voordat u het weet, krijgt u juist met nog meer driftbuien te maken. Probeert u consequent te zijn en te blijven, en structuur aan het kind te bieden. De grenzen die u heeft gesteld, zal uw kind proberen te verleggen. Hij hoopt, dat zijn woede u kan dwingen van gedachten te veranderen. Wanneer dit gebeurt, helpt u uw kind het beste door niet toe te geven. Uiteindelijk zal uw kind zijn woede onder controle kunnen krijgen, als u bij uw beslissing blijft. Als u ?nee? zegt, maar vanwege zijn (opkomende) driftbui vervolgens aan hem toegeeft, weet uw kind dat ?nee? ook ?ja? kan worden, als hij maar boos genoeg wordt en hard genoeg schreeuwt. Als u bij uw kind een driftbui ziet of voelt aankomen, kan het soms helpen om hem af te leiden. Probeert u iets te bedenken, waarin hij normaal gesproken altijd wel geïnteresseerd is. Een humoristische aanpak kan in de opvoeding heel goed werken en de spanning soms goed doorbreken. Het is echter niet verstandig, als uw kind boos is, een grapje te maken dat ten koste van hem of haar gaat. Uw kind zal zich dan niet serieus genomen voelen, en het idee hebben dat hij uitgelachen wordt. Soms kan er meer aan de hand zijn dan alleen maar af en toe een hevige driftbui, gevolgd door een breath-holding spell. Sommige kinderen kunnen zeer regelmatig, langdurige woedeaanvallen ontwikkelen, bijvoorbeeld iedere dag wel een keer om eigenlijk niets. Alle goede aanpak van de ouders levert in deze gevallen vaak geen enkele verbetering op. Er kan dan ook sprake zijn van een contactstoornis. Uw kind kan zich dan niet verplaatsen in andere personen in zijn omgeving, en kan de gevoelens en emoties van anderen niet voldoende herkennen en begrijpen. Als deze reacties bij uw kind voorkomen, kunt u het beste een keer een afspraak maken op het consultatiebureau of met uw huisarts. White breath-holding spells Als uw kind (regelmatig) deze vasovagale aanvallen heeft, is het ook aan te raden om er zoveel mogelijk rekening mee te houden, bijvoorbeeld als uw kind gevaccineerd (ingeënt) moet worden. De instantie die de vaccinaties verzorgt (vaak de GGD), vindt het prettig hierover vooraf op de hoogte gebracht te worden. Ook is het verstandig de school van uw kind in te lichten. Er kan zo beter en sneller gereageerd worden door leerkracht en leerlingen, en er is minder kans op paniek bij een eventuele aanval.
© 2009 G4S Afd. Training en Ontwikkeling; PI-DH, Module 1, Reanimatie en L.E.H. Versie september 2009
Flauwvallen: Flauwvallen is bewusteloos raken door zuurstoftekort in de hersenen. Ook een emotionele prikkel kan iemand laten flauwvallen. Signalen die op naderende flauwte kunnen wijzen: • Wit wegtrekken • Duizeligheid • Slapte • Zwart voor de ogen worden Waarom valt een kind flauw? Pubers zijn extra gevoelig voor flauwvallen. Meestal speelt een combinatie van lichamelijke en emotionele factoren: • Te lage bloeddruk door warmte, bloedverlies, of zouttekort. Dit komt vooral bij meisjes voor • Onvoldoende pompen van het hart • Een emotionele prikkel, voornamelijk angst Wat als uw kind flauwvalt? Zodra uw kind flauwvalt, moet het blijven liggen. Het kan helpen om de benen hoger dan het hoofd te leggen. Door de liggende houding herstelt de bloedtoevoer naar de hersenen. Als uw kind dreigt flauw te vallen helpt het om het hoofd tussen de knieën doen. Als een kind vaker op een dag flauwvalt, kan meer zout eten helpen. Valt uw kind regelmatig flauw, raadpleeg dan de huisarts. Epilepsie:
Bij kinderen komt epilepsie vaak op een andere manier tot uiting dan bij volwassenen. Bij kinderen van 4 tot 12 jaar kunnen absences optreden. Dit zijn aanvallen die 5 tot 10 seconden duren waarbij het kind abrupt een activiteit stopt en ook daarna weer abrupt hervat. Het kind kan dan een wazige uitdrukking hebben, en er kunnen spierschokjes rond mond en oogleden optreden of smak-, kauw- of friemelbewegingen. Na de absence gaat het kind verder met z'n bezigheden zonder zelf iets te hebben gemerkt. Deze aanvalletjes treden vele malen per dag op. Deze vorm van epilepsie is meestal goed te behandelen en gaat ook vaak weer over binnen enkele jaren. Een diermodel voor deze absence epilepsie is de WAG/Rij rat. Veel ernstiger zijn de zogenoemde salaamkrampen, dit is een vorm van epilepsie die optreedt vanaf de leeftijd van 5 tot 6 maanden. Vaak is dan sprake van een hersenbeschadiging. Deze aanvallen bestaan uit plotselinge buig- of strekkrampen van hoofd met romp gedurende enkele seconden. Meestal treden deze krampen op in reeksen van enkele tot zeer vele krampen. De vooruitzichten zijn vaak slecht: verstandelijke handicap en ernstige epilepsie. Dit geldt ook voor het zogenoemde Syndroom van Lennox-Gastaut. Dit is een vorm van epilepsie die kan optreden bij twee- tot vijfjarige kinderen met hersenbeschadiging. Aanvallen van plots verstijven van de spieren of juist verslappen van de spieren, waardoor het kind abrupt valt en zich kan verwonden. Koortsstuipen zijn epileptische aanvallen bij kinderen van 6 maanden tot 4 jaar, die op kunnen treden wanneer de lichaamstemperatuur plotseling sterk stijgt (koorts). Deze stuipen kunnen zich © 2009 G4S Afd. Training en Ontwikkeling; PI-DH, Module 1, Reanimatie en L.E.H. Versie september 2009
tijdens een volgende koortsperiode herhalen. De kans dat zich bij kinderen met koortsstuipen later epilepsie ontwikkelt, is iets verhoogd maar toch nog steeds niet groot. Koortsstuipen zijn in principe onschuldig, maar de oorzaak van de hoge koorts is dit niet altijd - men moet bedacht zijn op oorzaken als longontsteking of meningitis. Dravet syndroom is een relatief 'nieuw' epilepsiesyndroom. Kinderen met Dravet krijgen veel verschillende soorten epileptische aanvallen en hebben vaak een ernstige verstandelijke beperking. De epilepsie begint al heel jong, binnen enkele maanden na de geboorte. De eerste aanvallen worden vaak uitgelokt door koorts. De aanvallen kunnen lang duren, soms wel drie uur. Meer over dit syndroom, ook bekend als Severe Myoclonic Epilepsy in Infancy (SMEI) is te lezen op www.dravet.com.
© 2009 G4S Afd. Training en Ontwikkeling; PI-DH, Module 1, Reanimatie en L.E.H. Versie september 2009
Wat merk je aan:
Normaal bewustzijn
Verstoord bewustzijn
x
X
Verstoorde Normale Normale ademhaling ademhaling circulatie
De ogen De ademhaling
De beweging
De reactie De frequentie 0-1 jaar 1-8 jaar 8- puber volwassen De kleur
© 2009 G4S Afd. Training en Ontwikkeling; PI-DH, Module 1, Reanimatie en L.E.H. Versie september 2009
Verstoorde circulatie
(blz. 23-24, dia 6,7,8 basis EHAK)
Normaal bewustzijn
De ogen
Open
De ademhaling
Goed
Wat merk je aan:
De beweging
Actief
Verstoord bewustzijn Dicht of weg gedraaid Goed, mits… Geen, slap
Normale Verstoorde Normale ademhaling ademhaling circulatie Normaal
Normaal
Normaal
Normaal
Verstoord
Normaal
Geen
Bovenbuik
Geen, moeizaam
Normaal
Geen, slap
Helder
Suf, afwezig
Normaal
Geen
De reactie Ja De frequentie 0-1 jaar 1-8 jaar 8- puber volwassen
Nee
x
x
30-40 20-30 15-20 12-15
De kleur Normaal
Normaal
Verstoorde circulatie Dicht of weg gedraaid
Rose
afwijkend afwijkend afwijkend afwijkend Blauw, grauw
© 2009 G4S Afd. Training en Ontwikkeling; PI-DH, Module 1, Reanimatie en L.E.H. Versie september 2009
100-160 80-120 60-100 60-100 Rose
afwijkend afwijkend afwijkend afwijkend Bleek, grauw
© 2009 G4S Afd. Training en Ontwikkeling; PI-DH, Module 1, Reanimatie en L.E.H. Versie september 2009
Wel: 1) Stabiele zijligging
)2
Niet: 1) Stabiele zijligging
1) Draaien buik-rug
2)
1) Draaien buik-rug
1) Snelle kantelmethode Kaaklift (=Jaw-thrust)
2)
2) 1)
Snelle kantelmethode
1) 2)
2)
2) 1)
Kaaklift (=Jaw-thrust)
© 2009 G4S Afd. Training en Ontwikkeling; PI-DH, Module 1, Reanimatie en L.E.H. Versie september 2009
2)
UITLEG EN OEFENEN PRAKTISCHE VAARDIGHEDEN VAN HET LEVENS REDDEND HANDELEN De • • • • • •
volgende zaken dienen aan de orde te komen: Je begint altijd met het SAFE verhaal Controle bewustzijn zal afwezig zijn in dit voorbeeld Controle ademhaling zal aanwezig zijn in dit voorbeeld Laten bellen. Waarborgen van de ademhaling door: o Stabiele zijligging, is in dit geval niet mogelijk (beklemd onder de kast) o Kaaklift laat op deze wijze ook aan de orde komen: o het draaien van buik naar rug o de snelle kantelmethode
Aandachtspunten bij de praktijk van de vaardigheden voor het levens reddend handelen: Stabiele zijligging: • knie moet buitenom vast gepakt worden, of aan de broekspijp vasthouden • handpalm op de grond • mond wijst naar beneden • knie in 90° • heup in 90° Draaien van buik naar rug • starten aan de kant van het gezicht • nooit over de neus draaien, maar over het achter hoofd • TIP: ‘volg de neus’, maak een rondje om de persoon heen in de richting van de neus en leg de ledematen die je tegenkomt in die richting • Voor het omdraaien over de arm van de persoon heen de heup vast pakken en niet een lusje van de broek (kan los scheuren) • Eén hand op de heup andere hand op de SCHOUDER • Ligt de persoon op zijn zij, dan de hand van de schouder naar het achterhoofd verplaatsen, bescherming • Grote, zware personen evt. met een klein rukje op de zij trekken Snelle kantelmethode • hand op schouder • hand op de heup • tegen je aan trekken (niet van je af) • rustig terug kantelen Kaaklift ( Jaw-thrust ) • fixeren van het hoofd, ook voor bewustzijnscontrole na een ongeval / trauma • stabiel houden van de nek, evt. hoofd klemmen tussen de knieën van de hulpverlener • vingers goed achter de kaakknopjes brengen, duimen op het jukbeen en liften © 2009 G4S Afd. Training en Ontwikkeling; PI-DH, Module 1, Reanimatie en L.E.H. Versie september 2009
• •
houding: o op de knieën achter de persoon o op de buik achter de persoon kan ook gebruikt worden ipv de stabiele zijligging, als draaien van de persoon niet mogelijk of wenselijk is.
© 2009 G4S Afd. Training en Ontwikkeling; PI-DH, Module 1, Reanimatie en L.E.H. Versie september 2009
GELEGENHEID TOT HET STELLEN VAN VRAGEN 10 min.
Doel: Na afloop van dit onderdeel is de deelnemer in staat om: • vragen over de gehele cursus te beantwoorden, nadat hij zijn eigen vragen heeft kunnen stellen • vragen over de handelingen welke voorkwamen in de cursus uit te voeren, nadat hij zijn eigen vragen, mbt deze handelingen, heeft kunnen stellen. Geef de deelnemers de gelegenheid tot het stellen van vragen. Indien de deelnemers niet zelf met vragen komen, kan je zelf vragen stellen over de stof en handelingen.
EVALUATIE EN AFSLUITING 15 min. Doel: Na afloop van dit onderdeel is de deelnemer in staat om: • zijn eigen mening te vormen over de inhoud van de cursus • evt. 1 verbeterpunt aan te geven voor de instructeur • het pluspunt van de instructeur te benoemen • 1 werkvorm te benoemen, dat volgens de deelnemer niet veranderd moet worden, omdat het erg plezierig werkt. 1 De deelnemer kan zijn eigen mening vormen over de inhoud van de cursus Door het evaluatie formulier uit te delen, kan de deelnemer zijn mening vormen en deze op papier zetten. Stimuleer de deelnemers om hun mening ook te verwoorden bij de vragen waar iets bij geschreven kan worden. ‘Aan tekst heb je meer dan aan een bolletje’. 2,3,4
De deelnemer kan een verbeterpunt en een pluspunt tav de instructeur en de les benoemen. Probeer je kwetsbaar op te stellen door naar verbetering van je eigen les te vragen; wat vond men prettig, wat vond men minder prettig. Je kunt de vraag stellen: ’Als je vandaag in mijn schoenen had gestaan, wat had je dan anders gedaan?’
© 2009 G4S Afd. Training en Ontwikkeling; PI- 124, module 1. reanimatie.Versie september 2009