Ambitie
1
Inhoudsopgave ICTU / Programma Nederland Open in Verbinding (NOiV) Wilhelmina van Pruisenweg 104 2595 AN Den Haag Postbus 84011 2508 AA Den Haag www.noiv.nl
Voorwoord
2
Ineke Schop: ’Het ‘open’ vraagstuk is er eentje met vele gezichten’
4
Het gesteggel voorbij....
8
‘Zonder titel’
10
Keuze tussen ‘gesloten’ en ‘open’?
12
Psychologische aansprakelijkheid
14
Interview met Willem van Rosmalen
16
Duurzame en open overheid
22
Interview met Mark Wiebes en Sander Poppenk
24
Kleine a en grote A...
30
Ambitie ‘can be effective at times but shouldn’t be overused’
31
Interview met Paul Brackel
32
Ambitie en de toekomst
38
Interview met Anne de Baat
40
Nederland en (mijn) ambitie
46
Gewoon ff doen !?
48
Flirten, verleiden of strippen?
50
NOiV is een programma van 2
3
Voorwoord Maak het maar open! Met het actieplan Nederland Open in Verbinding heeft het kabinet werk gemaakt van het invoeren van open standaarden en open software in de overheid. De voorbeelden uit Rijswijk, Schijndel en de politie laten zien dat het beleid in de praktijk werkt. Deze voorbeelden laten tevens zien dat het hele ‘open vraagstuk’ veel meer is dan techniek. De vele betekenissen het woord ‘open’ geven dat ook aan. Ik noem er enkele: toegankelijk, oprecht, ontvankelijk, maar ook onbeslist, onbeantwoord en ongedekt. Deze betekenissen maken duidelijk dat het gebruik van open standaarden en open software veel meer is dan alleen techniek. In de bijdrage in deze uitgave wordt dan ook terecht de relatie gelegd met de cultuur van overheidsorganisaties en hun maatschappelijk functioneren. Van de overheid wordt terecht verwacht technieken te hanteren die partijen niet uitsluit, beleidsprocessen zo in te richten dat alle belanghebbende op een goede wijze kunnen participeren en daarover op een transparante wijze verantwoording af te leggen. Dit staat dicht tegen de eerste drie door mij genoemde betekenissen van het woord open. De andere genoemde betekenissen laten de andere kant zien: gegevens moeten bij de overheid in veilige handen zijn, oneigenlijk gebruik moet uitgesloten zijn en zorgvuldigheid moet op de eerst plaats staan en niet later ingevuld worden. De bijdragen in deze uitgave laten zien dat ‘open’ goed kan werken in de praktijk zonder afbreuk te doen aan de zorgvuldigheidsvereisten waaraan overheden moeten voldoen. De rijksoverheid werkt ook ten aanzien van haar eigen organisatie actief aan het invoeren van open standaarden en open software. Onder de noemer van de Digitale Werkomgeving Rijk worden
2
3
substanti le stappen gezet om op infrastructuurniveau de basisvoorwaarden in te vullen voor open standaarden en open source. Dit laat ook zien dat een transitie naar ‘open’ ingrijpend en langdurig is. Het invoeren van open standaarden en open software in de rijksdienst vereist een gedegen planmatige aanpak waarbij de stand van de techniek voortdurend getoetst moet worden aan de kansen die er bestaan om weer een volgende stap te zetten. De interdepartementale commissie chief information officiers (IC CIO) heeft hier de regie op. De maatschappij vraagt om een benadering over de beleidskolommen heen, het bouwen aan een infrastructuur op basis van open technologie is daarbij essentieel, over alle overheidslagen heen. De Directeur-generaal Organisatie en Bedrijfsvoering Rijk, Ministerie van BZK dr. J.J.M. Uijlenbroek
Ineke Schop: ’Het ‘open’ vraagstuk is er eentje met vele gezichten’ Als programmamanager van Nederland Open in Verbinding (NOiV) ondervindt Ineke Schop vrijwel dagelijks de taaiheid van het onderwerp waarmee ze zich bezighoudt: het ondersteunen van het kabinetsbeleid voor open standaarden en open source software, zoals vastgelegd in het actieplan NOiV. “Het is een vraagstuk met vele gezichten, dat veel verder gaat dan alleen het vervangen van een aantal softwarepakketten. Een keus voor ‘open’ leidt er in de meeste gevallen toe dat van mensen wordt gevraagd om op een andere manier te gaan denken, werken en doen. Dan heb je het echt over een cultuuromslag, en gelukkig raken steeds meer (overheids-)organisaties daar van doordrongen.” Door Frits de Jong In januari 2008 werd door het ministerie van Economische Zaken een programmaovereenkomst afgesloten met Stichting ICTU voor de inrichting en het in stand houden van het programmabureau, zoals bedoeld in het actieplan Nederland Open in Verbinding. Als programmamanager van NOiV werd per 1 juni van dat jaar Ineke Schop aangesteld, die eerder onder meer bij EGEM dezelfde functie bekleedde. Na een ‘inloopjaar’, waarbij met name een inventarisatie plaatsvond van de verschillende doelgroepen en domeinen, “is de beweging rondom NOiV in de loop van 2009 goed op gang gekomen”, aldus Schop. “Zo zitten we nu vrij regelmatig aan tafel met bestuurders, leveranciers, communities en gebruikersgroepen, en al die groepen zijn nodig om het onderwerp ‘open standaarden en open source software’ op de agenda te krijgen en te houden. En
4
5
het heeft inmiddels tot verschillende resultaten geleid. Zo zijn bij de in januari van dit jaar gehouden bestuurderstafel van decentrale overheden diverse doorbraken gepresenteerd, tot stand gekomen dankzij de inbreng van meerdere partijen. Eén van die doorbraken is het Manifest Leveranciers Open Standaarden, dat inmiddels is onderschreven door een groot aantal leveranciers en (overheids-) organisaties die het document een warm hart toedragen. Dat zouden ze echt niet doen als zij het belang er niet van in zouden zien. Ook het Manifest toont, wat mij betreft, aan dat er beweging zit in de aanpak van het onderwerp.” Cultuuromslag Ineke Schop is ervan overtuigd dat een keus voor open standaarden en open source software meer is dan het simpel vervangen van softwarepakketten. “Een dergelijke keus heeft te maken met een veranderproces, en het vervangen van softwarepakketten is daar een uitvloeisel van. Onze ervaring is dat een keus voor ‘open’ er in de meeste gevallen toe leidt dat van mensen wordt gevraagd om op een andere manier te gaan denken, werken en doen. Dan heb je het echt over een cultuuromslag, en gelukkig raken steeds meer (overheids-)organisaties daar van doordrongen. Ook, en met name, op het gebied van ICT. In de Zuid-Hollandse gemeente Rijswijk bijvoorbeeld lopen in de organisatie ICT’ers rond die snappen dat er meer te halen is dan een paar vertrouwde merken van gesloten software. En het scheelt dat er dan een gemeentesecretaris is die dat begrijpt en wil ondersteunen. Of neem Schijndel, een gemeente in Noord-Brabant. Daar is het de gemeentesecretaris zelf geweest die gepleit heeft voor ingrijpende veranderingen, en wel zodanig dat de invloed van de burger sterk wordt vergroot. De open manier van denken die daaraan ten grondslag ligt, heeft niet direct een
link met ICT, maar heeft wel ontegenzeggelijk zijn weerslag op het gebruik en de ontwikkeling ervan.” Ook de gemeente Rotterdam wordt door Ineke Schop bestempeld als een organisatie die goed doorheeft dat er iets moet veranderen. “Rotterdam is een warm pleitbezorger van herbruikbaarheid van software die door andere overheden wordt ontwikkeld. Wat mij betreft is het een mooi voorbeeld van hoe het zou moeten binnen de overheid”, aldus de NOiV-programmamanager.
mogelijkheden en vervolgens om voor haar de juiste verzorging te regelen. En nog werden er nadien fouten gemaakt. Zo zijn er nog wel tientallen voorbeelden op te noemen. Al met al heeft het er wel voor gezorgd dat het mij enorm motiveert om met dit onderwerp bezig te zijn. De overheid móet veranderen, en moet meer met elkaar en met andere partijen samenwerken. In dat proces spelen, alleen al vanwege een optimale uitwisseling van gegevens tussen die verschillende partijen, open standaarden een cruciale rol.”
Winst voor de burger Een van de doelstellingen van het actieplan NOiV is, met behulp van open standaarden en waar mogelijk open source software, het streven naar een optimale overheidsdienstverlening. “Die kant zullen we steeds meer uitgaan”, zo zegt Ineke Schop, “en er wordt ook steeds meer begrepen dat het die kant ook echt uit móet. Zie naar KING (Kwaliteitsinstituut Nederlandse Gemeenten) of het NUP (Nationaal Uitvoeringsprogramma betere dienstverlening en e-overheid), overheidsprogramma’s die dat ook onderstrepen. Het is een aanpak die er onder meer toe moet leiden dat overheidsgegevens veel toegankelijker worden, dat we niet meer voortdurend van het kastje naar de muur worden gestuurd en dat het invullen van steeds weer dezelfde informatie bij dezelfde instantie, straks tot het verleden moet behoren. We kennen uit eigen omgeving allemaal de voorbeelden waar het misgaat bij de overheid. Bijvoorbeeld hulpdiensten die te laat bij een ongeval arriveren omdat nog gebruik wordt gemaakt van oude kaarten waarop geen actuele opbrekingen staan vermeld. Ik haal ook vaak het voorbeeld van mijn schoonmoeder aan. Zij kon niet meer in haar huis blijven wonen omdat ze meer verzorging nodig had. Het heeft ons twee dagen bellen gekost om inzicht te krijgen in de
Resultaten Gelet op het belang dat Ineke Schop hecht aan een overheid ‘nieuwe stijl’, zou je mogen verwachten dat er enige haast wordt gemaakt met de invoering ervan. “Het punt is dat je hier te maken hebt met een taai vraagstuk dat niet van vandaag op morgen is opgelost. Het heeft enerzijds te maken met onwetendheid, en anderzijds blijkt dat een keus voor ‘open’ toch vaak diep ingrijpt in de organisatie. Zeker wat betreft de manier van werken. Zo zijn niet alle onderdelen binnen een organisatie gewend om anders te werken, en vaak willen ze ook niet eens anders werken. Uiteindelijk zal het zeker gebeuren, daar ben ik van overtuigd”, aldus Ineke Schop, die dit jaar met programmabureau NOiV opnieuw een aantal resultaten wil neerzetten. “Het ligt in onze planning om dit jaar nog meer het gebruik van open standaarden naar de voorgrond te halen. Dat pakken we deels gezamenlijk op met Bureau Forum Standaardisatie. Met hen willen we ook zogenaamde coming out party’s voor standaarden gaan houden. Daarnaast zullen er plugfests gehouden worden voor verschillende standaarden, bijvoorbeeld voor de StUF-standaard. Verder willen we de weg die we ingeslagen zijn met leveranciers, blijven volgen en verbreden. We hebben elkaar nodig. Dat weten zij, en dat weten wij. Op het
6
gebied van open source software werken we aan een marktplaats, waar onder meer inzichtelijk moet worden gemaakt welke door overheden geproduceerde software er te verkrijgen is. Gelet op de vragen die we binnenkrijgen, is daar erg veel behoefte aan. Dat geldt ook voor het vraagstuk rondom het aanbesteden van software en diensten. Ook dat zal voor ons dit jaar een erg belangrijk speerpunt zijn. En daarnaast willen we natuurlijk aanschouwelijk blijven.”
7
Het gesteggel voorbij.... Wie de afgelopen jaren een zinnige discussie heeft willen voeren over open standaarden, zal het volgende ongetwijfeld herkennen. Na een minuut of tien blijkt het gesprek opeens over open source software te gaan en niet langer over open standaarden. Blijkbaar reikt de aandachtsspanne niet verder dan de eerste paar woorden. Het gevolg is veelal een onzuivere discussie, waarbij constant gesteggel van aanhangers van een open én een gesloten ontwikkelmodel ingegeven lijkt door eigen belang en weinig meer heeft te maken met het aanvoeren van nieuwe argumenten. Beste dames en heren. De discussie over wel of geen open source is zó 20ste eeuw. Toen was het onderwerp voor velen hip en nieuw. Die tijd zijn we voorbij. Bijna iedereen zou moeten snappen dat open source noch ‘gesloten’ source software per se de voorkeur verdient. Wie bij voorbaat één van beide opties uitsluit, doet zichzelf gegarandeerd te kort. Als afnemer kijk je naar wat je nodig hebt, wat je daarvoor wil betalen, en vervolgens kies je het product dat aan die wensen voldoet. Soms open, soms minder open.
worden de opdrachten binnengesleept door leveranciers die dat verknopen daadwerkelijk leveren. Ook gebruikers moeten aan de bak. Samenwerken levert veel op, maar kost ook tijd en geld. Dus niet afschuiven op leveranciers, maar ook zélf de handen uit de mouwen steken. Wie mee wil doen is welkom. Voor wie liever over open of gesloten source blijft steggelen, richten we een anonieme zelfhulpgroep in. Laten we afspreken dat we elkaar scherp houden. Bij elk overleg over open standaarden zetten we een oud jampotje neer. Wie onverhoopt de discussie doet afwijken naar open source software, deponeert vijftig euro in het potje. Met dat geld brengen we aan het eind van het jaar de ontwikkeling van een open standaard een stap verder. Het gesteggel voorbij... Piet Hein Minnecré, Projectmanager/adviseur open standaarden Programmabureau Nederland Open in Verbinding
Hoog tijd dus om toe te treden tot het tweede decennium van de 21ste eeuw. Waar we het dit decennium over hebben? Over hoe we de samenwerking tussen overheden, bedrijven en burgers verder vormgeven. Over het realiseren van de daarvoor nodige technische, semantische en organisatorische interoperabiliteit, waarbij open standaarden een essentieel onderdeel van de strategie zijn. Leveranciers, ongeacht van de stroming die zij aanhangen, zouden hier actief over mee moeten denken. Voor zover ze dat nog niet doen. Want in een wereld waarin we steeds meer met elkaar verknopen,
8
9
‘Zonder titel’ ‘Zonder titel’. Het zijn twee woorden die nogal eens voorkomen bij kunstwerken. Populair is ook het woord ‘wachtenden’, een woord dat alleen al het thema is van drie schilderijen die bij ons thuishangen. Gekocht van verschillende kunstenaars op verschillende locaties. Ook het laatstgekochte doek bleek weer de titel ‘wachtenden’ te hebben, maar daar kwam ik pas achter nadat het schilderij was gekocht. Opmerkelijk. Kennelijk voelt dat thema zo vertrouwd, dat ik er steeds weer bij terugkom. Eigenlijk lijkt het daarmee een beetje op (het gebruik van) open source software. Als je eenmaal open source software hebt ‘ontdekt’, met name de voordelen ervan, dan pas ga je er op letten en raak je er mee vertrouwd. In jargon: dan ga je het meenemen in de afweging van je organisatie. Ik heb gemerkt dat in de afgelopen jaren steeds meer mensen open source software hebben ‘ontdekt’ en ermee vertrouwd zijn geraakt. Dat heeft er onder meer toe geleid dat ook ‘de markt’ zich heeft gemeld. Een gunstige ontwikkeling, alhoewel niet iedereen dat zal beamen.
Dat er daadwerkelijk iets verandert, blijkt ook uit de ‘bestuurstafel voor decentrale overheden’. Die heeft inmiddels geresulteerd in een aantal serieuze doorbraken, waarbij partijen uit het open én gesloten speelveld gezamenlijk optrekken. In mijn ogen is dat ook de beste weg. Wees niet dogmatisch wat betreft open source software. Kijk bij een keus voor software vooral wat er voorhanden is, en kies wat het beste bij jou of bij je organisatie past. Waar je je het meest mee vertrouwd voelt. En, net als ik heb met schilderijen, kan het best voorkomen dat je steeds weer bij hetzelfde thema terugkomt. In dit geval bij open of gesloten, of een combinatie daarvan. Ik ben benieuwd naar ons volgende schilderij, en met name naar de titel ervan. Zou het opnieuw er eentje zijn uit de reeks ‘wachtenden’? Of wordt het dit keer toch een ‘zonder titel’? Wilma Willems, projectleider open source software Programmabureau Nederland Open in Verbinding
Het volwassen worden van de ‘open sourcemarkt’ heeft flinke gevolgen, vooral wat betreft de positiebepaling van de verschillende groepen. Zo zien de mensen van het eerste uur de business vrijwel volledig aan zich voorbij gaan. Vaak willen ze overigens ook niet anders. Of neem de leveranciers van open source. In veel gevallen stonden zij aan de basis van het huidige succes, maar door het aanhaken van ‘de grote markt(partijen)’ krijgen zij niet altijd de opdrachten waar ze op hadden gehoopt. Wat mij betreft hoort ook dat bij een sterk veranderende softwaremarkt.
10
11
Keuze tussen ‘gesloten’ en ‘open’? Er wordt soms beweerd dat het actieplan NOiV open source software voortrekt. Mijn reactie hierop in drie woorden: wat een onzin. Stel je voor dat dit waar zou zijn, zouden we hiermee dan als actieprogramma de keuzevrijheid voor overheden die we zo voorstaan, stimuleren? Ik dacht het niet. Maar wat beoogt het actieprogramma dan wel? Er staat immers: bij gelijke geschiktheid verdient open source software de voorkeur.... Tja, en daar heeft de kritische lezer wel een punt: je kunt dit inderdaad opvatten als dat we open source software boven de traditionele software plaatsen. Dit is niet wat het actieplan beoogt. In mijn bezoekronde aan circa 50 gemeenten als accountmanager van het programma NOiV, heb ik letterlijk gesteld: “je doet jezelf tekort als je open source software niet in beschouwing neemt naast de gangbare software”. Gelukkig zijn er veel gemeenten die hier op deze manier invulling aan hebben gegeven en waarbij de keuze ook nog eens in het voordeel van open source software is uitgepakt. Neem nu Vaals. Met een kleine 10.000 inwoners behoort ze tot de categorie ‘kleine gemeenten’. Deze gemeente deed in 2003 al de eerste ervaringen op met open source software. En dan ook nog eens in tegenstelling tot veel andere organisaties, op de desktop!. Alle 90 medewerkers van deze gemeente gebruiken namelijk sinds dat jaar al OpenOffice. org. Qua functionaliteiten kon dit pakket zich prima staande houden naast de andere Office-pakketten. Ook niet onbelangrijk voor de keuze was het vertrouwen in de professionaliteit van de OpenOffice community: vragen werden vaak nog op dezelfde dag beantwoord. En natuurlijk mag een besparing van 50.000 euro op alleen al de licentiekosten van de kantoorautomatisering, niet in het rijtje ontbreken.
Wat telt is dus eigenlijk welke software functioneel in alle opzichten het beste voldoet, ongeacht of deze ‘open’ of ‘gesloten’ is. Als je weet wat je wil, gaat het helemaal niet om de keuze tussen ‘open’ of ‘gesloten’ maar gaat het om de keuze voor die software die uiteindelijk het beste borg staat voor een optimale bedrijfsvoering en dienstverlening. Tegen acceptabele kosten natuurlijk. Als we nu eens allemaal de ambitie hebben om vanaf nu op deze manier met keuzen voor software om te gaan, dan voeren we de juiste gesprekken met elkaar. En kan ‘open’ prima naast ‘gesloten’ bestaan en andersom. Wat een mooie wereld, hè. Karin Heijn, Adviseur decentrale overheden Programmabureau Nederland Open in Verbinding
12
13
Psychologische aansprakelijkheid Ambities en het juridisch perspectief zijn als water en olie. Juristen hebben een neiging tot risico-uitsluiting. Want dat is uiteindelijk de meest eenvoudige vorm van risicobeheersing en we houden het liever eenvoudig. Ambitie impliceert verandering, nekken uitsteken en dus risico. Het actieplan NOiV straalt nadrukkelijk ambities uit voor de overheid als voortrekker. Toch spreekt de primaire ambitie van het actieplan de gemiddelde inkoopjurist wel degelijk aan. De huidige situatie is veelal toch dat leveranciersafhankelijkheid de mogelijkheden tot risicobeheersing beperkt. Daarbij wordt nogal eens vergeten dat bij we het bij aansprakelijkheid eigenlijk hebben over twee soorten van aansprakelijkheid. De juridische en de psychologische aansprakelijkheid. Overheden zijn vaak koningen in het beheersen van de juridische aansprakelijkheid bij verwervingstrajecten. De psychologische aansprakelijkheid wordt vaak onderschat. Instinctief zoekt men vaak al bij selectie van leveranciers de grootst mogelijke partij, dan heb je tenminste een klinkende naam om aan te spreken als het fout mocht gaan. Tot het misgaat en het aankomt op het daadwerkelijk uitnutten van de weelde aan verhaalsmogelijkheden die contracten en inkoopvoorwaarden vaak bieden. Of niet, want juist de grote leveranciers laten zich wat dat betreft minder makkelijk in een hoek drukken. Dan komt de psychologische aansprakelijkheid om de hoek kijken. Welke vaak (nog) kleiner is dan wat op papier staat beschreven. Partijen moeten verder met elkaar, soms omdat er geen weg terug meer is, soms vanwege diezelfde leveranciersafhankelijkheid. Een leveranciersafhankelijkheid die alleen doorbroken kan worden door zo open mogelijke standaarden te gebruiken en minstens zo belangrijk, als partijen elkaar bij de les houden.
Datzelfde verschil speelt bij open source software. De eerste vraag die meer bestuurlijk ingestelde gesprekspartners plegen te stellen is “maar wie kan ik dan aansprakelijk stellen als het fout gaat?” Het juridische juiste antwoord “niemand, maar dat kan bij gesloten oplossingen veelal evenmin vanwege de licentievoorwaarden” bevredigt zelden. Psychologisch worden zelfs monopolisten als aanspreekbaar ervaren en een diffuse internetgemeenschap niet. Een relatie onderhouden met zo’n ontwikkelgemeenschap is niet altijd weggelegd voor eindgebruikers. Bij de meer succesvolle open source projecten is dat prima te beleggen bij implementatiepartijen. Daarbij is het verstandig om te kijken naar de ontwikkelgemeenschappen. Vragen als: hoe zitten deze in elkaar, welke commerciële bedrijven participeren? Welke overheden maken er nog meer gebruik van? Want het is niet zo dat die ontwikkelgemeenschappen ongeleide projectielen zijn. Dat lijkt soms wel, vanuit de zorgvuldigheidscultuur die veel overheden typeert. Walter van Holst, Juridisch adviseur Programmabureau Nederland Open in Verbinding
14
15
Interview met Willem van Rosmalen Schijndel betrekt burgers actief bij uitvoeringsplannen ‘Groot genoeg voor een goed voorzieningenniveau en klein genoeg voor een eigen persoonlijke sfeer’. Zo typeert Schijndel (circa 23.000 inwoners) zich, een gemeente in hart van Brabant omringd door Veghel, Sint-Michielsgestel, Boxtel, Sint-Oedenrode en Bernheze. In het beleid van de Brabantse gemeente, en met name in de uitvoering daarvan, is een actieve rol weggelegd voor de burger. “Wat betreft Schijndel is het niet meer van deze tijd om te zeggen: ‘de burger vraagt, en wij draaien’. Het gaat steeds meer de kant uit van: ‘burger: je kunt vragen, maar tegelijk vragen wij aan diezelfde burger: wat kan je eigen rol daarin zijn?’. Dat vereist een ontwikkeling van het denkproces. Je maakt heel belangrijke stappen, als je dat kunt realiseren”, aldus Willem van Rosmalen, gemeentesecretaris van Schijndel. Door Frits de Jong Aan de Markt in Schijndel, tegenover de ruim 170 jaar oude H. Servatiuskerk, is het gemeentehuis gevestigd. Waar bij collegagemeenten de wachtruimten op werkdagen meestal goed gevuld zijn, daar valt bij Schijndel de relatieve rust op. Burgers komen, maar hebben in veel gevallen binnen een minuut het pand weer verlaten of worden direct doorverwezen naar een beschikbare ambtenaar. “Op veel fronten zijn we binnen de gemeente met veranderingen bezig, en dit is er eentje van”, zo laat Willem van Rosmalen weten. Hij is sinds 1 augustus 2007 gemeentesecretaris van de Brabantse gemeente. Daarvoor was hij werkzaam als sectorhoofd bij de gemeente Schijndel, hoofd P&O bij de gemeente Deurne en
16
17
P&O-adviseur bij de gemeente Rosmalen. “Tot april 2008 hadden ook wij te maken met lange wachtrijen aan de loketten. Sindsdien wordt er voor elke handeling een afspraak gemaakt, hoe klein ook, en dat betekent dat burgers uiteindelijk sneller geholpen kunnen worden.” In dat afhandelingsproces speelt ICT een belangrijke rol. “Ook omdat het vastleggen van afspraken langs verschillende wegen binnenkomt (internet, telefoon of via de balie). Dat kun je niet allemaal aan de hand van een simpel briefje bijhouden. Dat krijg je niet gepland. Dus de ondersteuning van ICT is erg wezenlijk. Het is ook daarom belangrijk omdat we op alle overheidsniveaus steeds meer toewerken naar eenduidigheid binnen de elektronische overheid, waarbij onder meer gestreefd wordt naar eenmalige vastlegging en meervoudig gebruik van gegevens. Zie bijvoorbeeld naar processen als de GBA (Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens) of de BAG (Basisregistraties voor Adressen en Gebouwen). Die kunnen alleen maar goed functioneren als de ICT op orde is. Dat hoeft in principe niet zo moeilijk te zijn, maar de praktijk wijst vaak anders uit. Dat geldt ook voor de gegevensuitwisseling met ketenpartners. In de samenwerking met die partijen moet je op eenzelfde manier gegevens één op één uit kunnen wisselen, maar nog te vaak stuit dat op problemen. Dan denk ik: hoe is het mogelijk dat het allemaal zo moeilijk is?” Receptuur In het kader van de elektronische overheid (e-overheid) worden gemeenten steeds meer geconfronteerd met nieuwe ontwikkelingen en programma’s. De gemeente Schijndel heeft daar op zich geen moeite mee, maar Willem van Rosmalen vindt wel dat het allemaal
te behappen moet blijven. “NUP (Nationaal Uitvoeringsprogramma betere dienstverlening en e-overheid), KING (Kwaliteitsinstituut Nederlandse Gemeenten), Antwoord 2015 (Overheid heeft Antwoord©): het zijn allemaal ontwikkelingen waarvan ik zeg: prima, maar ze moeten binnen onze gemeente wel concurreren met veel andere dingen. Zo hebben we jaarlijks iets van 300 verschillende producten die binnen onze gemeente in meer of minder mate om aandacht vragen. Dan heb je het over zaken die spelen op het gebied van bijvoorbeeld zorg, civiel, ruimte, woon- of leefomgeving. De (elektronische) ontwikkelingen zijn zodanig fors dat je soms wel eens wat burgerlijk ongehoorzaam moet zijn. Laat helder zijn dat we het proces wat met het NUP of met KING beoogt wordt van harte omarmen, maar het is zo gigantisch dat je je moet afvragen of je dat je organisatie wel aan kunt doen. Het is moeilijk te behappen, en vandaar dat ik wel eens op de rem trap”, aldus Van Rosmalen. Als grootste probleem ziet Van Rosmalen de ‘vertaling’ van de genoemde ontwikkelingen naar de eigen organisatie toe. “Ik ben ervan overtuigd dat de techniek mij niet in de steek laat. Daar vertrouw ik wel op. De vertaling is het grote probleem. Waar ik in de organisatie dan ook behoefte aan zou hebben, is een soort van receptuur. De meest efficiënte weg om een proces in te richten. Nu wordt dat allemaal aan gemeenten zelf overgelaten, en dat vind ik het grote probleem. Ik zie nu dat wij als gemeenten allemaal individueel aan het worstelen zijn, en dat is zonde van alle energie, geld en tijd. Als je praat over Nederland Open in Verbinding, dan zou veel meer naar de standaarden van processen gekeken moeten worden. Die techniek nogmaals: in mijn optiek hoeft het NOiV zich daar ook niet zo druk over te maken. Dat redt zich wel. Ik zou dan ook veel meer willen pleiten voor een soort van standaardproces
dat ik (als gemeente) kan downloaden en waarin vrij compleet staat beschreven wat er in het kader van de e-overheid moet gebeuren. Dit moet gebeuren, en dat moet gebeuren, zodat ik redelijk precies weet wanneer en waaraan ik mijn mensen moet koppelen. Nu proberen we als gemeenten voortdurend zelf het wiel uit te vinden. Absolute waanzin.” Standaarden Gemeenten, en Schijndel is daar absoluut geen uitzondering op, gaan steeds vaker met elkaar samenwerken. In veel gevallen is die samenwerking ook bijna een ‘must’, bijvoorbeeld uit oogpunt van kostenbesparing of efficiency. Wat betreft Willem van Rosmalen zou de door hem bepleitte receptuur ook van grote waarde kunnen zijn in geval gemeenten (gaan/moeten) samenwerken. Hij doet daarbij ook een aanbeveling. “Zorg dan wel dat binnen die gemeentes, binnen die organisaties, op eenzelfde manier wordt samengewerkt. Bijvoorbeeld als het gaat om de uitwisseling van gegevens. Met andere woorden: zorg dat processen op eenzelfde manier worden ingericht. Het zou mooi zijn als je dáár nou een impuls aan zou kunnen geven, liefst landelijk gestuurd. Ik denk dat dáár ook de grote winst te behalen is. Het zou mij in ieder geval sterk op weg helpen om ook daadwerkelijk, en op een veel verantwoorder manier, bezig te gaan met bijvoorbeeld het NUP. Nu wordt het te veel aan de vrijheid van de individuele gemeenten overgelaten. Zo van: wat valt je in, en doe het dan maar op die manier. Dat is jammer.” Op de vraag wie of welke partij in dat kader mogelijk meer sturend zou moeten zijn, noemt Willem van Rosmalen de VNG (Vereniging van Nederlandse Gemeenten). “Zij zijn het geëigende instituut om een soort van modelreceptuur aan te bieden, maar wat mij
18
betreft zou dat ook een aandachtspunt voor het programmabureau NOiV kunnen zijn. Als je werkelijk praat over Nederland Open in Verbinding, dan ga je niet alleen maar richten op de techniek. Dan kijk je ook naar het standaardiseren van processen. En zorg dat dáár de standaarden ook daadwerkelijk geleverd worden. Maar bedenk wel dat in álle gevallen de burger het centrale uitgangspunt moet zijn. En het zal die burger worst zijn hoe het georganiseerd is. Als zij er maar baat bij hebben. Het moet werken. Als het aan ons ligt, zouden we deze nieuwe manier van werken het liefst ver voor 2015 hebben gerealiseerd, maar dat lijkt vooralsnog niet haalbaar. Daarvoor zijn we afhankelijk van te veel factoren.” Klantocratie De nieuwe (open) manier van denken en werken die Van Rosmalen met de gemeente Schijndel voorstaat, heeft een aantal verstrekkende consequenties. Voor de eigen organisatie, de verschillende ketenpartners, maar ook voor de burgers. “Recent is het boek ‘Klantocratie’ verschenen, geschreven door Henk Duinkerken en Eric Loe. Zij geven in het boek aan dat je als overheid niet kunt volstaan met ‘Antwoord 2015’. Zij zeggen ook dat je naar nieuwe vormen van dienstverlening zult moeten. Dat standpunt onderschrijven wij van harte. Zo wil Schijndel meer vanuit een open visie handelen waarbij de burger meer verantwoordelijkheid krijgt en waarbij de gemeente meer terugtreedt in de regierol. Wat zou die burger bijvoorbeeld zelf kunnen doen als het gaat om het onderhouden van de woon- of leefomgeving. Waarom moet de gemeente al die plantsoentjes blijven schoffelen, of het grasveldje maaien? Zou dat de burger zelf kunnen doen? Als wij dat proces faciliteren, bijvoorbeeld door het beschikbaar stellen van middelen en machines, zou de burger daar zelf de bereidheid
19
en het initiatief in kunnen nemen. Wel overigens onder onze regie en begeleiding.” Een ander voorbeeld dat Van Rosmalen aanhaalt, betreft de Wozwaarde (Wet waardering onroerende zaken). Gemeenten bepalen nu jaarlijks zelf de Woz-waarde, en daarvoor moeten zij een groot aantal processen (taxatierapporten, opleggen van aanslagen) doorlopen. Het kost veel tijd, en bovendien is bijna standaard de burger het niet eens met de bepaalde waarde. “Dat heeft er vooral mee te maken dat aan de Woz-waarde belastingen zijn gekoppeld, en dus vindt de burger vrij snel dat zijn of haar woning te hoog is getaxeerd. Maar aan de andere kant heeft diezelfde burger, bijvoorbeeld als zijn huis in de verkoop wordt gebracht, er ook weer belang bij dat de waarde juist hoog is. Dat bracht ons uiteindelijk bij de vraag: zou die burger zelf iets kunnen doen met zijn eigen taxatiewaarde? Zou hij zelf de waarde van zijn woning kunnen bepalen, of desnoods laten bepalen? Hij zou bijvoorbeeld een makelaar kunnen vragen om een taxatierapport op te stellen. Deze andere manier van denken en doen betekent wel een nieuwe uitdaging, want wij zullen in dit specifieke geval bijvoorbeeld met de afnemers van de Woz-waarde (zoals de Belastingdienst of de Waterschappen) in gesprek moeten om te kijken of er bij hen überhaupt de bereidheid is om met ons mee te denken en op een andere manier te werken.” Ambitie De idee om bijvoorbeeld de burger zijn eigen Woz-waarde te laten bepalen of zelf zijn woon- of leefomgeving op orde te laten houden, heeft een hoger doel, zo laat Van Rosmalen weten. “Het gaat ons niet zozeer om de vraag of de burger straks zijn eigen Wozwaarde kan bepalen, maar het gaat ons meer om de idee om bij
de verschillende ketenpartners (zoals Belastingdienst, Waterschap of Waarderingskamer) mensen mee te krijgen in een proces met als doel om op een geheel andere manier om te gaan met de burger. Het zou mooi zijn als we dat zouden kunnen realiseren, maar dat vereist wel een ontwikkeling van het denkproces”, aldus Van Rosmalen. In dat streven ervaart Willem van Rosmalen het doorbreken van gevestigde muren als ‘lastig’. “Je moet de gevestigde orde bestrijden, en daarbij stuit je best wel eens op tegenstand. Ook hier intern. Niet iedereen is er direct van overtuigd dat de door ons gekozen weg, de juiste is. Zij vragen zich af waar we aan beginnen, en vragen zich af of het niet verstandiger is om te beginnen met de zogenaamde quick-wins. Nog afgezien van het feit dat ik gruwel van dergelijke termen, gaat het mij niet zozeer om de succesjes op korte termijn. Ik zie veel meer in de ontwikkeling van dat denkproces, want daar zijn de echt belangrijke stappen te maken. Als je het nou over ambitie hebt...” Willem van Rosmalen snapt maar al te goed dat een nieuwe (open) manier van denken, doen en werken niet van vandaag op morgen is gerealiseerd. “Ik besef dat het een proces is dat ingrijpend is, en de cultuur van vele partijen raakt. We zullen enig geduld moeten betrachten, met in het achterhoofd de gedachte dat er geen weg terug is. We zullen het klassieke denken over de dienstverlening aan burgers los moeten laten. Daar ben ik van overtuigd. En dús zullen we meer moeten samenwerken met organisaties en partijen en dús zullen we de burger meer moeten betrekken bij de uitvoering van het beleid...”
20
21
Duurzame en open overheid De adoptie door overheden van open standaarden voor documentopslag is te laag. Vrijwel iedereen heeft wel van open standaarden gehoord, zoals ODF en PDF, maar toch gebruikt bijna niemand het. Overheden zien talloze beren op de weg, zoals onbekendheid, kosten en technische problemen. Stuk voor stuk obstakels die worden opgeworpen. En vaak onterecht. Deze houding is zeer schadelijk voor de digitale duurzaamheid van de overheid op langere termijn. Als we zo doorgaan kunnen we overheidsdocumenten over dertig jaar niet meer lezen. Hoe moeten we onze kleinkinderen uitleggen dat we nog wel een papieren versie van Mariken van Nimwegen uit begin 16de eeuw kunnen lezen, maar geen digitale documenten uit 2010? Stelt u zich eens voor dat u -of uw opvolger- over dertig jaar een beleidsstuk wilt inzien dat anno nu geschreven is. Probeer tegen die tijd maar eens een Word 2003-document te openen. Of probeer vandaag de dag een Wordstar- of Wordperfect-document te openen. Dat valt nu al niet mee, laat staan over dertig jaar. Natuurlijk, de leverancier belooft plechtig dat ze ‘backwords compatible’ zal zijn en over dertig jaar ook nog software zal leveren die oude documenten kan lezen. Maar alleen de leverancier kent het recept van zijn gesloten document standaard... En daarbij, wie garandeert ons dat dit bedrijf dan nog steeds bestaat?
specificaties van de standaard nalezen. Mocht er dan geen software meer beschikbaar zijn om de documenten te lezen, dan kunt u altijd nog een programmeur in de arm nemen om software te laten bouwen om het document te lezen. Waarom zouden wij ons hier als overheid nou druk om maken? Omdat het de democratische plicht van de overheid is om open en transparant te zijn. Bovendien moeten we ook over dertig jaar nog kunnen aantonen wat er in 2010 geschreven is. Maar tevens omdat we niet kunnen eisen dat burgers een gesloten softwarepakket nodig hebben om met de overheid te kunnen communiceren. Natuurlijk zal een invoering van open standaarden geld kosten, maar dit mag geen argument (meer) zijn om het niet te doen. Dus laten we van 2010 ‘het jaar van de omslag in denken’ maken. Dan zullen we over dertig jaar allemaal in een open formaat kunnen nalezen hoe we in 2010 tot inzicht zijn gekomen over hetgeen tegen die tijd heel vanzelfsprekend zal zijn: een digitaal duurzame en open overheid... Pim Bliek, adviseur Open Source Software & Open Standaarden Programmabureau Nederland Open in Verbinding
Hoe zorgen we dan wel voor duurzame documenten? Door open standaarden, zoals ODF en PDF, te gebruiken voor documenten en archivering. Deze standaarden zijn volledig open en vrij beschikbaar. Ook over dertig jaar kunt u gratis en voor niks de
22
23
Interview met Mark Wiebes en Sander Poppenk Serieuze overweging voor ‘open’ in beleid Politie Nederland Overlast van buren, getuige van een aanrijding, of melding maken van een overval? Stuk voor stuk zaken waarbij je in de meeste gevallen (telefonisch) een beroep doet op de politie. Er zullen weinig bedrijven of organisaties zijn die zo afhankelijk zijn van een ongestoorde dienstverlening op het gebied van telefonische bereikbaarheid. “Als daar iets misgaat, dan heeft dat zeer grote gevolgen”, aldus Sander Poppenk, productmanager voor de dienst telefonie binnen de vtsPN. Begin dit jaar is een eerste pilot gestart waarbij een deel van de basistelefonie op een beperkt aantal plekken gebruikmaakt van een open source telefonie oplossing. Als alles volgens plan verloopt, zal het regiokorps Utrecht in de loop van 2010 als eerste de stap naar een telefonie dienstverlening op basis van open source maken. Door Frits de Jong De Nederlandse politie beschikt over circa 55.000 politie-agenten en -medewerkers, en is opgedeeld in 25 regiokorpsen. Daarnaast zijn er nog het Korps Landelijke Politie Diensten (KLPD), de Politie Academie en de Voorziening tot Samenwerking Politie Nederland (vtsPN), een organisatie voor en door de politiekorpsen opgezet die ervoor moet zorgen dat een stuk van het ICT- en inkoopbeleid gezamenlijk wordt opgepakt. Sinds drieënhalf jaar is Sander Poppenk een van de mensen die werkzaam is bij de vtsPN. “Op mijn kaartje staat product developer, maar ik noem mij liever productmanager voor de dienst telefonie. Dat betekent dat je gedurende de gehele levensduur de verantwoordelijkheid hebt
24
25
over een product of dienst, dus vanaf de ontwikkeling en introductie tot het eventueel uitfaseren.” Door politiekorpsen wordt tegenwoordig op verschillende terreinen samengewerkt. Dat was van oudsher niet standaard, aldus Poppenk. “Nog niet eens zo lang geleden deed ieder korps zijn eigen ding. Ze hadden een eigen budget, en daarbinnen konden ze grotendeels hun eigen gang gaan. Ook op ICT-gebied. De laatste jaren willen de korpsen, ook door de druk van de politiek, efficiënter met de middelen omgaan en meer gaan samenwerken.” De vtsPN richt zich daarbij op ICT en de inkoop. Het beheert een zevental rekencentra waar onder meer alle door de politie gebruikte applicaties draaien.”Een aantal korpsen had enkele jaren geleden te maken met aflopende OT2000-telefoniecontracten, en bij ons kwam de vraag binnen wat de beste vervolgstap zou kunnen zijn. Op dat moment is, eigenlijk voor het eerst op het gebied van telefonie, besloten om gezamenlijk te kijken naar wat we zouden willen en wat de gezamenlijke stip op de horizon zou moeten zijn. Dat hebben we op schrift gezet in een visiedocument. Het resultaat was dat we tot het inzicht kwamen dat we eerst moesten uniformeren, daarna moderniseren zodat we vervolgens zouden kunnen innoveren.” Telefoniegemeenschap Na het opstellen van het visiedocument (2006) is vervolgens gewerkt aan een gezamenlijk bestek voor een Europese aanbesteding waarin een vijftal percelen was benoemd (vaste telefonie, mobiele telefonie spraak, mobiele telefonie data, randapparatuur en een dienstenpartner). “Het heeft allemaal erg veel voeten in de aarde gehad voordat iedereen tevreden was over het bestek en het de markt ingezet kon worden. Het is gelukt, en we hebben contracten
afgesloten met een drietal bedrijven. Uiteindelijk is het perceel ‘dienstenpartner’ niet gegund en is er besloten om dat met eigen mensen op te lossen. De kennis hiervoor was tenslotte grotendeels al in huis. Vervolgens is het een heel traject geweest om de zaak in te gaan richten. Je moet, als de aanbesteding er eenmaal ligt, contracten af gaan sluiten, SLA’s (Service Level Agreement) op gaan stellen, maar je moet ook je dienstverlening in gaan richten. Wij moesten bijvoorbeeld zorgen dat meer dan 40.000 mobiele telefoons over werden gezet naar een nieuwe provider, zorgen dat de facturering goed werd geregeld en zorgen dat de rapportage van de operators op de juiste plaats terechtkwam. Dat heeft allemaal best wel tijd gekost”, aldus Poppenk, “We hadden misschien wel wat meer regie kunnen voeren op de migratie. Nu heeft het meer dan een jaar geduurd voordat iedereen over was naar het nieuwe contract. Een leerpunt”, zo zegt Poppenk. De nieuwe (inkoop-)koers heeft meerdere winstpunten opgeleverd, zo heeft Poppenk ervaren. “Zo is een soort van telefoniegemeenschap aan het ontstaan binnen politie Nederland. Eens in de 4 tot 6 weken informeren we de betrokkenen met een nieuwsbrief, en als er iets beslist moet worden dan sturen we berichten naar de tactisch- en strategisch verantwoordelijken. Een groep van circa vijftig man vanuit de tactisch en operationele hoek komt iedere zes weken bij elkaar. Dan wordt er onder meer gesproken over voorstellen voor een nieuw standaard toestel, maar ook wordt er gesproken over thema’s als beveiliging, verstoringen en de toekomst van telefonie. Dat is pure winst. Waar tot voor kort iedereen op zichzelf was, daar doen we nu gezamenlijk de inkoop voor de openbare dienstverlening telefonie. En gezamenlijk zijn we nu ook bezig met de volgende stap: modernisering.”
Gemeente Amsterdam Tot nu toe heeft ieder politiekorps, behalve zijn abonnementen, ook zijn eigen telefooncentrales. “Dat varieert sterk”, zo legt Poppenk uit. “Alle soorten en smaken leveranciers komen voorbij. We hebben systemen staan van twee jaar oud, maar er zijn ook korpsen waar systemen van meer dan 10 jaar oud staan. Sommige korpsen hebben verspreid door hun regio telefooncentrales staan, en weer anderen hebben een intern netwerk zodat al het verkeer onderling over hun eigen netwerk gaat. Dat betekent dat je te maken hebt met verschillende leveranciers, verschillende vormen van ouderdom, en verschillende configuraties. Niet ideaal, en voor ons is dat dan ook reden geweest om te kijken of het niet anders kan. Bijvoorbeeld door telefonie als dienst aan te bieden. Daarbij is specifiek gekeken naar Voice over IP (VoIP), tenslotte de gangbare standaard op dit moment. We hebben, in nauw overleg met de korpsen, een concept samengesteld van hoe wij dachten dat dát er uit zou moeten zien, met daarbij ook suggesties voor architectuur en apparatuur. We hebben hiervoor ook vele vergelijkbare organisaties, zoals banken en overheidsinstanties, bezocht om te kijken hoe andere organisaties deze transitie hebben gedaan. Vervolgens zijn circa twintig bedrijven uitgenodigd om te reageren, en die hebben allemaal ook daadwerkelijk gereageerd.” Toch werd niet in zee gegaan met een van deze partijen. “De reden daarvan was dat wij in contact kwamen met de gemeente Amsterdam, en die waren bezig met een migratie naar een open sourceoplossing. We zijn met de gemeente Amsterdam gaan praten, en vrij kort daarna hebben we besloten om een draai van 180 graden te maken en open source serieus mee te nemen in onze keus. Dat heeft er ook mee te maken dat een keus voor
26
‘open’ goed past in het beleid van de overheid. We zijn met het bedrijf IsraPunt gaan praten dat in Amsterdam nauw betrokken is bij de uitrol, en uiteindelijk is besloten om een Proof of Concept te gaan houden. Binnen de muren van vtsPN in Driebergen-Zeist is een Asterisk-server neergezet, met daaraan gekoppeld een tiental toestellen. Na een uitgebreide evaluatie werd de volgende stap gemaakt: begin 2010 is een eerste pilot van start gegaan.” Samenwerken Alhoewel gesproken kan worden over een relatief nieuwe manier van telefoneren (wereldwijd dateren de eerste écht serieuze gebruikerservaringen met VoIP van eind jaren ‘90, FdJ), heeft vtsPN geen moment getwijfeld om aan de slag te gaan met VoIP. “De risico’s liggen vooral in het feit dat je bij open source telefonie te maken hebt met een product waar geen grote ontwikkelorganisatie achter staat. Aan de andere kant is er wereldwijd wél een grote gemeenschap die kennis heeft van het systeem. Daarnaast wil ik nog eens benadrukken dat het bij ons puur gaat om basistelefonie. We hebben binnen politie Nederland de beschikking over circa 40.000 mobieltjes, en die zullen bewust in eerste instantie niet meegenomen worden in de basis telefoniedienst. Dat geldt ook voor de 600.000 tot 700.000 gesprekken die maandelijks binnenkomen bij ons contactcenter van bellers die contact opnemen via het landelijk toegangsnummer politie (0900 8844). Ook die maken geen deel uit van de basis telefoniedienst. Het moet simpel blijven. We willen niet te veel risico lopen door allerlei nieuwe dingen te introduceren”, aldus Poppenk, die aangeeft dat de nieuwe manier van werken in nauwe samenwerking wordt gedaan met een korpsvertegenwoordiging. “Er is een stuurgroep (‘Blauw Bellen’) actief, die het gehele traject volgt en bewaakt.”
27
Mark Wiebes is voorzitter van de stuurgroep Blauw Bellen. Wiebes, Commissaris van politie bij de KLPD en daarbinnen programmamanager Innovatie, is met name te spreken over de manier waarop de politiekorpsen elkaar steeds beter weten te vinden. “De klassieke aanpak is dat er iemand bovenover de samenwerking gaat vormgeven door naar de Raad van Hoofdcommissarissen te gaan, daar 26 handtekeningen op te halen, waarna een maatregel van bovenaf wordt doorgevoerd. In dit geval is het initiatief vanaf de andere kant gekomen. Het was ons al snel duidelijk dat er, door samen te gaan werken, op telefoniegebied wat te halen was. Daar hebben we de CIO’s van de andere korpsen van weten te overtuigen en dat heeft er uiteindelijk in geresulteerd dat 26 van de 26 korpsen meededen omdat ze zelf enthousiast werden en niet omdat de baas zei dat het moest. Dat geeft een geheel andere motivatie. Wat de redenen waren om mee te doen? In ieder geval was er financieel wat te halen. Tot die tijd hadden we allerlei verschillende contracten, waarbij ook nog eens de grotere regio’s een betere prijs hadden bedongen dan de kleinere regio’s. Voor ons was het duidelijk dat we in staat zouden moeten zijn om het prijsvoordeel nog groter te maken, maar daarvoor was het wel noodzaak dat we samen gingen werken. Een groot voordeel is verder geweest dat we uiteindelijk als één partij aan tafel zaten met een paar leveranciers. Dat heeft financieel, en gaandeweg ook functioneel, voordeel gebracht.” Korps Utrecht Sander Poppenk kan nog een aantal voordelen opnoemen. “Er zijn bijvoorbeeld meer mogelijkheden om waar nodig functionaliteit beschikbaar te krijgen. Een grote leverancier zegt niet zomaar van: dat zet ik even op de roadmap. Bij een keus voor een open
sourceoplossing is het iets makkelijker om te gaan shoppen en om te koppelen. Dat kan in Nederland zijn, maar ook in het buitenland.” Ook Wiebes is gecharmeerd van de voordelen, maar eigenlijk vindt hij het veel belangrijker dat kwalitatief hoogwaardige diensten op een ongestoorde manier tegen een goeie prijs worden geleverd. “Ik ben verder niet geïnteresseerd in het businessresultaat van een aanbieder of wat dan ook. Wij moeten woekeren met belastinggeld, en we hebben de verplichting om daar ook zorgvuldig mee om te gaan. Dat betekent dat we alles moeten onderzoeken en mee moeten laten wegen. Ook open source. Daarbij speelt mee dat het kabinet voorschrijft dat wij open source overwegen, en dat nemen wij vanzelfsprekend serieus. Dat wil niet zeggen dat je daarmee direct de uitkomst bepaalt, maar wel dat je een serieuze afweging moet maken of het ook met open sourceproducten kan”, zo zegt Wiebes, die nogmaals wil benadrukken waarom telefonie voor de politie zo belangrijk is. “Als politie ben je in veel gevallen het laatste punt waar burgers komen en en als er één ding is wat we ons écht niet kunnen veroorloven, dan is het dat we voor hen niet bereikbaar zijn. Wij hebben absoluut belang bij een ongestoorde dienstverlening. Vandaar misschien ook ons conservatisme op een aantal vlakken. Voor de volle breedte moeten we toch vooral degelijkheid hebben, maar dat betekent niet dat wij niet nadenken en filosoferen over de nieuwe mogelijkheden die er zijn. Zoals de mogelijkheden van open source telefonie op basis van VoIP.”
source telefonie. Het gaat dan om 500 tot 750 toestellen. Poppenk: “Daarbij gaat het om basistelefonie op een beperkt aantal plekken binnen het korps. Ingewikkelde dingen, zoals het koppelen van vast naar mobiel en dergelijke, gaan we nu nog niet doen.” Wiebes vult aan dat het primaat uiteindelijk bij de korpsen ligt. “Het korps is de belangrijkste partij. Het korps Utrecht heeft aangegeven dat zij graag als eerste wil instappen. Bij het korps Utrecht speelt nog mee dat het een van de ontwikkelgerichte korpsen is. Het korps wil graag mee denken over de uiteindelijke inrichting van de basis telefoniedienst. Deze rol is heel belangrijk, want uiteindelijk zullen alle andere korpsen volgen.”
Begin dit jaar is binnen de Nederlands politie een eerste pilot met open source telefonie gestart. Mocht na twee geplande pilots nog steeds blijken dat een keus voor open source voor de basistelefonie goed uitpakt, dan zal in de loop van 2010 het korps Utrecht als eerste migreren naar de basis telefonie dienst op basis van open
28
29
Kleine a en grote A... Door Erik Gerritsen ‘We choose to go to the moon in this decade and do the other things, not because they are easy, but because they are hard, because that goal will serve to organize and measure the best of our energies and skills, because that challenge is one that we are willing to accept, one we are unwilling to postpone, and one which we intend to win, and the others, too.’ Het citaat is van John F. Kennedy. De toenmalige president van de Verenigde Staten sprak de woorden op 12 september 1962, bij een bezoek aan de Rice University (Houston). Het is een citaat waar de ambitie van afspat.
problemen op te lossen (ambitie met de grote A) moeten we dan ook massaal inzetten op open standaarden en (als het even kan) open source software (ambitie met de kleine a). Door te geloven in open standaarden en (waar mogelijk) open source software creëren we een vruchtbare bodem, waarin het geloof van een nieuwe maakbare samenleving goed kan gedijen en uit kan groeien tot een nieuwe werkelijkheid. Daarvoor zullen we wel afscheid moeten nemen van traditionele gesloten top down concepten, en veel meer moeten gaan werken vanuit de bottom up benadering. Ik geloof zeker dat het mogelijk is. Van ambitie met de kleine a naar ambitie met de grote A...
Ambitie ‘can be effective at times but shouldn’t be overused’
wordt. En dan moet ik ook nog rekening gaan houden met open standaarden en open source?’.
Door Frans Nauta
Aan de kopse kant is de probleemomschrijving: ‘Die ICT-mensen spreken in zulk jargon dat ik eigenlijk zelden een goed antwoord krijg op vragen die voor mijn gevoel heel eenvoudig zijn. Het werk is vaak te laat klaar, er is veel gedoe en het is maar zelden leuk. Het is zo’n onderdeel in je portefeuille waar je je zelden op de stafvergadering verheugd.’
Toen het NOiV-projectbureau mij vroeg om voor deze uitgave een column te schrijven over het thema ‘ambitie’, moest ik denken aan het woord ‘Epistemology’ in de ‘The Bluffer’s Guide to Philosophy’. De ‘Bluffer’s guides’ is een grappige serie van boekjes waarmee een buitenstaander zich op een speelse manier snel het jargon van een veld eigen kan maken. Er is een bluffer’s guide voor management, consultancy, kunst, filosofie, koken en ga zo maar door. Er zijn ook bluffer’s guides voor ICT-onderwerpen. Dat is niet zo vreemd, want het jargon in de ICT-wereld is niet mals. Dus je kunt een bluf gids krijgen over het internet en over computers. Er is zelfs een onofficiële online bluf gids voor Java. Maar er is nog geen gids voor open source en open standaarden. Een gemiste kans zou je zeggen, want het jargon is toch idiosyncratisch genoeg.
Kennedy gaf een goed voorbeeld dat optimisme bijdraagt aan het daadwerkelijk realiseren van resultaten. Die denkwijze spreekt mij aan. Ik geloof dat je je eigen toekomst voor een groot deel kunt vormgeven door gezamenlijk te geloven dat die toekomst ook mogelijk is. Niet zien is geloven, maar geloven is de eerste stap naar zien. De kans dat dit mechanisme ook daadwerkelijk optreedt, is groter naarmate meer mensen gezamenlijk geloven. Wat dat betreft zie ik voldoende overeenkomsten en raakvlakken met de wereld van de open standaarden en open source software.
Zo’n bluf gids is misschien wel de slimste manier om het grootste probleem op te lossen waar ik als ambassadeur voor open source en open standaarden tegenaan loop. Dat probleem bestaat uit twee kanten van dezelfde medaille.
Voor het oplossen van ongetemde maatschappelijke problemen, zoals jeugdzorg of het verminderen van administratieve lasten voor burgers en bedrijven, is samenwerking noodzakelijk. Onontbeerlijk daarbij is informatie-uitwisseling tegen lage transactiekosten, en daarvoor zijn open standaarden en (waar mogelijk) open source software een noodzakelijke voorwaarde. Om die ongetemde
Aan de muntkant is dit het probleem: ‘Mijn bestuurders hebben geen verstand van ICT. Ze stapelen onmogelijke en tegenstrijdige eisen op elkaar en geven ons de schuld als het niet werkt of te duur
30
31
Een bluf gids kan op een speelse manier de taalbarrière tussen deze twee werelden helpen overbruggen en dat is een goed begin. En wat staat er bij de term ‘Epistemology’ in de filosofie-editie? Daar staat: ‘The question ‘How do we know that we know that’ can be effective at times but shouldn’t be overused’. En zo is het ook met ambitie: het is goed om een ambitie te hebben. Maar de energie moet gaan zitten in de uitvoering, niet in het gesprek over de ambities. Frans Nauta is ambassadeur Open Standaarden en Open Source Software
Interview met Paul Brackel ‘Wees niet dogmatisch over open source en open standaarden’ Paul Brackel werkte 30 jaar bij Unilever. Daar maakte hij in verschillende functies een veranderingsproces mee van een ‘gesloten’ naar een ‘open’ organisatie. Op allerlei terreinen. Uiteindelijke doel was het streven naar een betere ondersteuning voor een niet langer op lokaal niveau, maar ook op Europees en wereldschaal opererend bedrijf. “Een moeizaam, maar uitermate zinvol proces”, zo heeft Brackel ervaren. Nu is Brackel, als freelancer bij ECP-EPN, onder meer voorzitter van het Open Mobile Internet initiatief en aanjager van OpenID.NL. Een bijna-monoloog met een bevlogen man die een zwak heeft voor ‘open’, maar zijn kritiek en waarschuwingen bepaald niet onder stoelen of banken steekt. “Wees niet dogmatisch over open source en open standaarden.” Door Frits de Jong Met ongeveer 175.000 medewerkers (eind 2008) behoort Unilever wereldwijd tot de grotere spelers. Van het bedrijf, ontstaan op 1 januari 1930 en actief in circa 100 landen, mag verwacht worden dat de medewerkers in al die landen in ieder geval onderling met elkaar kunnen communiceren. Dat klinkt logisch, maar is het allerminst. Althans, dat was het. “Ergens halverwege de jaren ‘90 had bijna iedere locatie zijn eigen (e-mail-) systeem, en het versturen van documenten en mails stuitte meermalen op flinke problemen omdat collega’s digitaal niet ‘met elkaar konden praten’. Niet met elkaar konden communiceren”, aldus Brackel. “En áls je nu een wereldmaatschappij wilt zijn, en dat wil Unilever, dan is het absoluut noodzaak dat er gestandaardiseerd wordt en collega’s in
32
33
ieder geval met elkaar kunnen communiceren. Ongeacht locatie, tijd of besturingssysteem. Zo moet de marketingdirecteur uit Denemarken, die bijvoorbeeld per 1 mei begint in Indonesië, de dag erna op zijn nieuwe locatie kunnen functioneren alsof hij nog in Denemarken zit. Met alle kennis en contacten die hij heeft, want daarvoor heb je zo’n man benoemd. Of die contacten nu in Boston, in Thailand, of in Australië zitten: er moet één e-mailsysteem zijn en er moet één netwerk zijn. Wat mij betreft mogen het er ook twee zijn, waar ergens een bridge tussen zit. Soit. Dat maakt niet uit, maar zó moet je het wel doen. Dat betekent dat er een veranderslag gemaakt moet worden, zoals dat binnen Unilever ook is gebeurd. Meerdere slagen zelfs, en dat zie je vaak. Het betekent wel dat er stappen gemaakt moeten worden en dat er íemand een keer de visie moet hebben dat die veranderslagen ook daadwerkelijk gemaakt worden. Als die visie er niet is, dan blijft het geklooi aan de onderkant.” Samenwerken De veranderslagen waar Brackel over spreekt, zijn over het algemeen langdurige trajecten. “In sommige gevallen spreek je over vijf tot tien veranderslagen na elkaar”, zo zegt Brackel, “en daar moet je gewoon de tijd voor nemen. Ik vergelijk het soms wel eens met de situatie in Afghanistan. Je mag niet verwachten dat wij in dat land onze Westerse democratie, met alle toeters en bellen, binnen een jaar, binnen 5 jaar, zelfs niet binnen 25 of 100 jaar, voor elkaar krijgen. Daar is gewoon tijd voor nodig. Het vereist een omslag in denken. Hetzelfde geldt voor de IT, dat met zijn 30 jaar eigenlijk nog maar een relatief jonge discipline is. Het heeft onder meer tot gevolg dat beleidsmakers vaak geen flauw benul hebben van de complexiteit van IT. Het is makkelijk om te roepen
dat een IT-project is mislukt, maar in de meeste gevallen komt dat omdat de beleidsmaker het project niet goed gemanaged heeft. Ze hebben onvoldoende ingezien dat het erg complex is. Een voorbeeld. Binnen Unilever hebben we op Europees niveau eens geprobeerd om de verkoopvoorwaarden te standaardiseren. Daar zijn we destijds niet in geslaagd en dat had er onder meer mee te maken dat situaties moeilijk met elkaar te vergelijken zijn. In Finland hebben we bijvoorbeeld te maken met drie of vijf supermarktketens, terwijl je het in Italië hebt over circa 50.000 Papa-Mama-shops. Daar zit een wereld van verschil tussen, en probeer dat maar eens te harmoniseren. Dat gaat je sowieso niet lukken, en dat zou je eigenlijk ook niet eens moeten proberen”, aldus Brackel, die niet beweerd dé oplossing in pacht te hebben. Wél ziet hij waar een aantal (flinke) stappen te maken is. “Bijvoorbeeld door samen te werken. Daardoor kan de fragmentatie van IT-oplossingen een halt worden toegeroepen. Daarnaast helpt het door te erkennen dat IT een beroep is, dat uitgevoerd moet worden door mensen die weten wat er binnen een discipline speelt en ook weten wat een veranderproces inhoudt.” ‘Gígantische kansen’ Het gebrek aan samenwerking tussen partijen is iets waar Paul Brackel zich vrij druk over kan maken. Met name omdat dáár, volgens hem, gígantische kansen liggen. “Maar dan moeten organisaties, bijvoorbeeld directies van scholen, inderdaad wél de bereidheid hebben om samen te werken, en wél de bereidheid hebben om gezamenlijk beleid te maken. Het probleem is dat mensen zich gaan verzetten op het moment je gaat organiseren. Dat wíllen ze helemaal niet. Ze willen het liefst onafhankelijk blijven, en vinden dat andere partijen het toch altijd verkeerd doen. Er is
altijd wel een kilo-Utrecht-tango-smoes om het niet te doen. Die is er altijd, en die was er in eerste instantie ook binnen Unilever en bij andere grote bedrijven waar veranderprocessen spelen of hebben gespeeld. Spijtig, want de voordelen van samenwerken zijn in mijn ogen legio. Als je je verenigt kun je betere mensen inhuren, betere software laten maken dan dat je alleen gaat en ook nog eens dingen laten ontwikkelen voor minder geld. Met elkaar kun je, doordat je het geld bij elkaar legt, bijvoorbeeld makkelijker een bedrijf opdracht geven om (interactieve) leermiddelen voor mobiele telefoons te ontwikkelen. Einde van de fragmentatie levert je dus een beter eindproduct op voor minder geld en minder zorgen. In principe minder zorgen, want in het begin zullen die zorgen toch wel even wat meer zijn. Maar er komt écht een moment dat die zorgen minder worden.” De weg die Paul Brackel voor ogen staat heeft, zo zegt hij, vooral te maken met overtuigingskracht. “Daarbij moet je je vooral focussen op de mensen die mee willen. Het heeft ook geen zin om in één keer tienduizenden schoolhoofden proberen te overtuigen. Dat zal je ook niet lukken. Begin eens met 200, dat is je basis. Over twee tot drie jaar hebben die bewezen dat je gezamenlijk betere dingen kunt (laten) maken, en bovendien ook nog eens tegen een aantrekkelijker prijs. Pak daarna de volgende paar duizend, waardoor je in tien jaar tijd toch de hele massa om krijgt. Een zelfde proces zou je bij gemeenten uit kunnen voeren.” GBA-systeem Paul Brackel is ervan overtuigd dat óók bij gemeenten, en andere overheidsorganisaties, flinke stappen en slagen te maken zijn. Zeker op het terrein van open standaarden en open source software. “Maar”, zo waarschuwt hij, “ga dan niet proberen om het hele terrein wat betreft open standaarden en open source software te
34
behappen. Richt je op bepaalde toepassingen. Zorg dat gemeentes bijvoorbeeld alleen open standaarden en open source software voor de office omgeving realiseren. Laat hen dat ook daadwerkelijk invoeren. Dus niet alleen met de mond belijden, en intussen niets doen. Dan maak je al gewéldige slagen. En laat nou bijvoorbeeld het Kadaster uitzoeken wat het beste softwaresysteem is voor het Kadaster, en laat bijvoorbeeld de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) uitzoeken wat voor een grote én een kleine gemeente het beste GBA-systeem (Gemeentelijke Basisregistratie Personen) is. Voor mijn part maak je daar een lijst van twee of vier goeie keuzes van. Merk a en b zijn voor grote gemeentes het beste GBA-systeem en merk x en y zijn voor kleine gemeentes het beste systeem. Vervolgens ga je onderhandelen met merk a en zeg je: er is in Nederland een x-aantal grote gemeentes die de keus krijgt uit a en b, wat kunnen jullie ons bieden? In geld, support en knowhow. Dán gaan we het ergens over hebben. Dan ga je de kracht van schaalgrootte benutten, komt er een einde aan de fragmentatie, en ontstaat er een begin van professionaliteit waardoor uiteindelijk een betere dienstverlening aan de klanten (burgers en bedrijven) zal ontstaan. En dát moet toch je doel zijn.” Die omslag in denken, doen en werken zal geleidelijk moeten gebeuren, aldus Brackel, en wat hem betreft is het aan te raden om daarbij gebruik te maken van ‘lead companies’, zoals in Unilever gedaan werd. “Maak één grote gemeente, samen met support van twee of drie andere gemeenten, leidend bij de keuze van de GBA. Dat betekent overigens niet dat gemeenten morgen ook direct over zouden moeten, maar zorg wel dat de keus van de groep bij een volgende GBA-vervanging leidend is. In niet alle gevallen zal het een keus zijn die gebaseerd is op open source software, maar is dat erg? Nee, dat vind ik niet. Als uiteindelijk het resultaat maar veel beter is.”
35
Dogma’s Voor Brackel telt alleen het resultaat, en dat betekent dat hij van dogma’s niets moet hebben, zo laat hij weten. Wat dat betreft plaatst hij onder meer kanttekeningen bij de uitgave ‘Fabels & Feiten over Gesloten en Open Source Software’ (2003 – update 2007). “Als ik de uitgave doorneem, kom ik toch weer allerlei dogma’s tegen. Dingen dogmatiseren, waar je maar mijn idee pragmatisch mee om zou moeten gaan. Wees niet dogmatisch over open source en open standaarden. Je kan in het begin van het beleid wel een dogma zetten, maar het gaat uiteindelijk om het resultaat. Dat is voor mij het enige dat telt. En het dogma zou het resultaat best wel eens in de weg kunnen zitten, of je moet er af en toe wat water bij gooien. Een andere mogelijkheid is om het dogma verteerbaar te maken en in hapklare brokken aan te bieden. Dan wordt het mogelijk wél door de organisatie gevroten. Maar echt: je zult af moeten van die dogmatische discussie. Dat gaat op den duur helemaal vastlopen en die strijd zul je niet gaan winnen. Dat betekent dat het resultaat uiteindelijk weinig of nul is, en wat hebben we dan bereikt? Dan zijn er weer vijf jaar voorbijgegaan zonder enig resultaat van formaat. Dus wees hooguit twee jaar dogmatisch, maar ga daarna vooral pragmatisch te werk”, zo zegt Brackel, die graag nog eens wil wijzen op het belang van standaarden. En dan met name op het beheer daarvan. “Een standaard die niet beheerd wordt is geen standaard, zo lees ik in een recente uitgave van het NOiV. Prima. Dat klopt helemaal, maar ik zou er graag nog aan toe willen voegen: een beheerde standaard die niet geïmplementeerd wordt, is nutteloos. En om te implementeren moet je dus een strategie hebben, moet je dus een veranderingsproces hebben en moet je dus al die CIO’s of Hoofden ICT hebben die de rest van de organisatie kunnen overtuigen. Dat is een proces dat tijd vergt, veel tijd vergt, en die tijd moeten we ons zelf ook gunnen.”
Elektronisch facturen Paul Brackel geeft tijdens het gesprek het meerdere keren aan: het is belangrijk om in processen te gaan denken. “Hoe ga je jouw debiteurenadministratie opzetten? Hoe ga je de Kadasteradministratie doen? Waar komt de input voor die administratie vandaan? Die is afkomstig van notarissen, en dus zul je moeten zorgen dat het proces waar een notaris zich mee bezighoudt aansluit op jouw proces. En het proces van de makelaar moet aansluiten op het Kadasterproces. Enzovoorts, enzovoorts. Je móet in processen gaan denken, en dat moet ook bij de beleidsmakers en andere medewerkers van een organisatie tussen de oren komen te zitten. Ik besef dat dát geen gemakkelijke opgave is, maar toch zal het moeten. Beleidsmakers praten heel graag over beléid en als het beleid gemaakt is, zijn zij klaar. Wordt gedacht. Maar dan begínt het pas. Neem het voorbeeld van elektronisch factureren (e-factureren). Het heeft lang geduurd voordat dat een beetje van de grond kwam. In bepaalde sectoren zitten we op 60-70%, in andere sectoren op een paar procent. Een van de redenen was dat iedereen er maar over praatte, niemand wat deed en er gedacht werd dat het vanzelf wel zou komen. Niet dus. In 2007 is een groot aantal partijen bij elkaar gekomen en toen is bewust gezocht naar een launching customer die het project zou moeten gaan dragen. Aanjager is het ministerie van Economische Zaken geworden en die heeft een doelstelling gesteld voor de gehele overheid dat in 2010 minimaal 10% van het totale aantal facturen aan de overheid elektronisch te hebben ontvangen en elektronisch te hebben verwerkt. Dat vind ik moedig van ze. Moedig vind ik ook dat hetzelfde departement zich nu vol gaat inzetten voor ‘e-Herkenning voor Bedrijven’, een programma waarmee gewerkt wordt aan een veiliger en eenvoudiger manier
van digitale identificatie van en voor bedrijven. Ik steun hen daar zeer in, maar ook daar geldt: als dat klaar is, dan moet het wel snel opgepakt gaan worden. Dus beste overheid: denk niet dat je klaar bent als je beleid gemaakt hebt. Dan begint het pas...”
36
37
Ambitie en de toekomst Het is 2025. Burgers eisen gepersonaliseerde dienstverlening van de overheid. Ze willen precies die informatie ontvangen die over hun woonomgeving gaat en aansluit op levensfase en werksituatie. De overheid probeert zo goed als het kan hier gehoor aan te geven. Achter de schermen wordt hard gewerkt om alle van belang zijnde systemen aan elkaar te koppelen. Dat lijkt makkelijker gezegd dan gedaan. Immers, iedere organisatie en iedere afzonderlijke dienst, maakt gebruik van verschillende systemen. Zie die maar eens aan elkaar te knopen. Bedenk daarbij ook nog eens dat de meeste organisaties niet echt gemakkelijk kunnen wisselen van leverancier, of het moet al zijn tegen exorbitante uitstapkosten. Het gevolg van dat moeilijk kunnen wisselen is dat organisaties vaak geen kant uit kunnen, en vastzitten aan een door de leverancier bepaald pakket. Onrealistisch? Niet echt. De ICT-verantwoordelijken van de toekomst, van 2025, worden nu opgeleid. Zij werken op school of universiteit met pakketten van een dominante leverancier, krijgen les in hoe deze pakketten werken, maar krijgen vaak geen les in visie. Bijvoorbeeld over het belang van ICT. Wat wil je ermee en welke rol is daarbij weggelegd voor open standaarden en open source.
leerlingen en studenten vaardigheden in plaats van pakketkennis. Het is een aanpak die binnen no time voordelen oplevert. Een van de voordelen is dat u vrij bent om de lesstof te gebruiken die aansluit op uw wensen, in plaats van op de elektronische leeromgeving. Verder bent én blijft u baas over de informatie die u heeft gemaakt en niet de leverancier van het pakket waarin u de informatie opslaat. En wat te denken van de keuzevrijheid in de software die leerlingen en studenten thuis kunnen gebruiken. Moeilijk? Niet echt. Verschillende collega-scholen gingen u voor, ontdekten inmiddels de voordelen van open standaarden en (waar mogelijk) open source software en zijn klaar voor de toekomst. Wees net als hen. Toon ambitie. Ter geruststelling: u staat er niet alleen voor. Programmabureau NOiV helpt met het naar voren halen van inspirerende voorbeelden, het delen van lessons learned en het bij elkaar brengen van scholen met ambitie. Nanja Appel, Projectleider onderwijs en zorg Programmabureau Nederland Open in Verbinding
Het mooie is dat we de toekomst kunnen beïnvloeden. Begin bij het onderwijs! Stel bij aanbestedingen van nieuwe softwarepakketten het gebruik van open standaarden verplicht. Geef bij gelijke geschiktheid de voorkeur aan open source software, en leer
38
39
Interview met Anne de Baat Rijswijk wil zelf de regie weer in handen hebben ‘Zelf baas zijn (en willen zijn) over wat je doet en je niet meer laten leiden door leveranciers die zeggen te denken en te weten wat goed voor je is.’ Die gedachtegang speelde een voorname rol bij de keus van de gemeente Rijswijk (ruim 46.000 inwoners) voor een traject waarin open standaarden en open source software een steeds belangrijker rol innemen. Zo werd een eigen open source MidOffice gebouwd, dat inmiddels op grote belangstelling van collega-gemeenten kan rekenen. Belangrijke aandachtspunten bij een keus voor ‘open’, zo heeft gemeentesecretaris Anne de Baat van de Zuid-Hollandse gemeente ervaren, zijn het bewaken van de continuïteit en het delen en borgen van kennis en kunde. Door Frits de Jong Het was Henk Wesseling, tot 1 september 2009 gemeentesecretaris van Dordrecht, die zijn collega Anne de Baat van Rijswijk op het spoor zette van open standaarden en open source software. “Dat is in 2006 geweest”, aldus De Baat, sinds 1 september 2004 gemeentesecretaris van Rijswijk (“en dat bevalt prima”). “Destijds waren wij bezig met ons voor te bereiden op e-dienstverlening, en ik werd gebeld door Henk. Hij zei: ‘Anne, het wordt tijd dat jullie als gemeente Rijswijk ook eens na gaan denken over een MidOffice, en dan moet je ook eens nadenken over GovUnited’. Henk Wesseling was nauw betrokken bij GovUnited, dus daarmee was zijn vraag niet zo verwonderlijk. Ik had wel eens van GovUnited gehoord, maar ook niet meer dan dat.” Anne de Baat besloot om de vraag van Henk Wesseling in te brengen in zijn eigen organisatie,
40
41
maar tot zijn verrassing bleek de vraag in eerste instantie alleen maar verbaasde gezichten op te roepen. “Bij het sectiehoofd ICT bijvoorbeeld. Die vertelde mij dat een aantal van zijn medewerkers al een tijdje bezig was met het nadenken over een MidOffice. GovUnited was in dat traject wel langsgekomen, maar daarop was de keus niet gevallen. De medewerkers hadden zich georiënteerd op de markt, en waren uiteindelijk uitgekomen bij een product dat gebaseerd was op open standaarden en gemaakt was met behulp van open source software. Dat was voor mij overigens de eerste keer dat ik beide termen hoorde. Ik heb mij destijds nog wel laten uitleggen wat het was, maar eerlijk gezegd heb ik dat ook snel weer laten zakken. Het was niet iets waar ik op dat moment mee bezig was. Wat mij uiteindelijk heeft overtuigd om te kiezen voor ‘open’, waren de argumenten van onze medewerkers. Hun gedachte was primair kostenbesparing. Daarnaast speelde een stukje eigenzinnigheid van de medewerkers mee en tot slot was er de wrevel jegens koppelverkoop. Als gemeente Rijswijk wilden we niet meer al te afhankelijk zijn van allerlei leveranciers. Vervolgens heb ik het sectiehoofd en zijn medewerkers uitgedaagd om met goede en uitgewerkte ideeën te komen, en dat is ook gebeurd.” ‘Diep onder de indruk’ De eerste échte uitwerking van de ideeën (“de resultaten”) volgde in 2007. Anne de Baat weet nog goed waar en hoe dat gebeurde. “Ik was uitgenodigd voor een vergadering waarbij uiteen werd gezet waar Rijswijk op dat moment stond met betrekking tot de MidOffice. Ik moet zeggen dat ik werkelijk van mijn stoel gevallen ben. De manier waarop dat werd verteld. Het enthousiasme en de professionaliteit die het uitstraalde: ik was diep onder de indruk. Het was ook veel meer dan waar ik op gehoopt had, echt véél meer.
Dat we als gemeente op de goede weg zitten, heeft ook de eerste NOiV Ranking (voorjaar 2009) uitgewezen. Het gaat mij daarbij niet zozeer om de ranglijst, maar het geeft wél een goed gevoel als je hoog staat. En we kwamen hoog binnen, op de 32-ste plaats. Dat was voor mij de grootste verrassing. Ze hadden het toch voor elkaar gekregen. Het mooie aan het geheel vind ik de gedachte dat de keus voor ‘open’ ontstaan is vanuit de basis. Daardoor wordt het ook breedgedragen”, aldus De Baat, die zich er terdege van bewust is dat het gebruik van open source software binnen de gemeente Rijswijk geen doel op zich is. “Ons standpunt is dat we gebruik moeten maken van de beschikbare middelen, en daarbij zo efficiënt mogelijk willen opereren.” Toch kom je, volgens de Rijswijkse gemeentesecretaris, in de meeste gevallen onwillekeurig uit bij open source software. “Zo zijn we nu bezig met een onderzoek naar een open source officepakket, en ook wordt gekeken naar een open source Content Management Systeem. Maar nogmaals: open source software is voor ons geen doel op zich. Anders ligt dat wat betreft open standaarden. Binnen de gemeente Rijswijk is dat geen discussiepunt. Open standaarden zijn voor ons een noodzaak. Met name in het kader van de gegevensuitwisseling met ketenpartners, maar ook bijvoorbeeld in het kader van het NUP (Nationaal Uitvoeringsprogramma betere Dienstverlening en e-overheid).” NUP & GUP Met het NUP, dat een reeks van programma’s omvat dat er voor moet zorgen dat Rijksoverheid en decentrale overheden samen werken aan een optimale dienstverlening aan de samenleving, is een thema genoemd dat een zware wissel trekt op gemeenten. Ook op Rijswijk, zo laat De Baat weten. “Wij zijn heel erg druk bezig met
de uitvoering van het NUP, maar dat heeft allemaal wel te maken met prioriteiten. In het kader van EGEM-i (Elektronische GEMeente Invoering) hadden we al een realisatieplan geschreven en was er al een stuk advisering bijgekomen, en daar kwam het NUP dan nog eens bovenop. Toen hebben we ons wel even afgevraagd wat nu de meeste voorrang moest krijgen. Het NUP is dan wel mooi opgesteld, maar er hangen weinig centen aan. Uiteindelijk is het besluit genomen om ons realisatieplan te ‘vernuppen’, waarmee er een ‘GUP’ is ontstaan: een gemeentelijk uitvoeringsplan. Daar zit momenteel onze prioriteit in, en die prioriteiten hangen weer samen met het budget dat wij tot onze beschikking hebben”, zo zegt De Baat, die bij het ‘uitventen’ van de voordelen van open standaarden en open source software graag gebruikmaakt van de mogelijkheden van de VGS (Vereniging van Gemeentesecretarissen, de beroepsvereniging voor gemeentesecretarissen). “De uitwisseling van informatie, kennis en ervaringen met andere gemeenten is erg belangrijk, zeker als je het hebt over deze thema’s, en de VGS is daarbij een belangrijk platform. Uiteindelijk is het doel dat alle gemeenten er beter van worden. Het is natuurlijk mooi dat Rijswijk inmiddels al een flink aantal collega-gemeenten op bezoek heeft gehad die benieuwd waren naar ons MidOffice-pakket en de kritische succesfactoren die daarmee samenhangen, maar uiteindelijk is het ons doel om ook van ándere gemeenten te leren. Feedback is voor ons erg belangrijk en het kan er bovendien voor zorgen dat wij geen last krijgen van tunnelvisie. Van: het moet zo, het zal zo, medewerkers zeggen dat het goed is, en ondertussen vergeten we dat er nog meer is op deze wereld. Dat patroon willen we koste wat kost vermijden.”
42
Borging De kritische succesfactoren, zoals Anne de Baat die schetst, liggen met name op het vlak van de continuïteit en de borging van kennis en kunde. “Je moet in ieder geval ervoor zorgen dat het denken en de kennis niet aan personen gekoppeld is, maar dat het geheel in je organisatie geborgd is. Het gaat niet alléén om kennisontwikkeling. Over onze eigen situatie kan ik melden dat het denken over en de kennis van ‘open’ sowieso in de organisatie geborgd is. Zo beschikken wij over een afdeling bedrijfsvoering met een sectie ICT/BAG (BAG = Basisregistraties voor Adressen en Gebouwen). We hebben dat bij elkaar gevoegd, en het geluk is dat het hoofd van die sectie zonder meer een voorstander is van het gebruik van open standaarden en open source software. Dat betekent dat ik de discussie over ‘open’ met hem al niet meer hoef aan te gaan. Wij hebben ook geen enkele belemmering om daar stappen te zetten. De grootste zorg is dat hij de medewerkers heeft én houdt die het beleid uitdragen. Het kan natuurlijk altijd dat er mensen, om wat voor reden dan ook, opstappen of tijdelijk afwezig zijn, maar dan is het belangrijk dat we mensen in de vervanging hebben staan. Dat in ieder geval het denken geborgd is en dat ook de ontwikkeling die we volgen, geborgd is. Het mag niet zo zijn dat, op het moment een of meerdere van je medewerkers (tijdelijk) wegvalt, je volledig opnieuw moet beginnen. Daarom is en blijft de continuïteit een belangrijk aandachtspunt.” Die continuïteit, en daarmee de gevolgen van een keus die toekruipt naar steeds meer ‘open’, is ook voor de raadsleden van Rijswijk een belangrijk punt. De Baat steekt zijn respect voor die raadsleden overigens niet onder stoelen of banken. “Van hen wordt erg veel gevraagd. Dat is in Rijswijk zo, maar dat geldt eigenlijk voor alle gemeenteraden. Voor een individueel raadslid is het sowieso al lastig om de
43
grotere projecten in de gemeente bij te houden, en daar komt dan nu nog eens het NUP en alles wat daarmee te maken heeft, bij. Dat is bepaald geen sinecure. Wat mij betreft zou het dan ook allemaal best wat eenvoudiger mogen, zodat raadsleden zich met name zouden kunnen richten op de grote lijnen en minder met bijvoorbeeld de technische invulling. Geef als gemeenteraad aan waar je uit wilt komen, wanneer je iets gerealiseerd wilt hebben, en stel vervolgens een budget beschikbaar. Zoiets.” Burgers Nog niet genoemd in het geheel: de burgers. Volgens Anne de Baat moet de dienstverlening richting burger (“Laat ik voorop stellen: dé burger bestaat niet”) vooral gezien worden aan de hand van generaties. “De jonge(re) generaties gaan op een heel andere manier om met de overheid, en daar zul je rekening mee moeten houden. Ook in de plannen en het beleid dat je maakt als gemeente. Om een voorbeeld te noemen. Wij houden op regelmatige basis wijkavonden waar het College van B&W contact legt met mensen uit de te bezoeken wijk. Dat soort avonden wordt niet of nauwelijks bezocht door jongeren, en dus zul je hen op een andere manier moeten zien te bereiken. Je zou bijvoorbeeld een panel kunnen beginnen op internet, waarbij jongeren kunnen reageren op de vragen die wij ze stellen of waar zij zelf mee komen. Het betekent dat je, naast de wijkavond, moderne middelen zult moeten inzetten om ook de jongere doelgroepen te bereiken en er voor moet zorgen dat alle toepassingen die in dat kader gebruikt worden, met elkaar kunnen communiceren. Daarvoor zijn (open) standaarden zo belangrijk”, aldus De Baat. De Rijswijkse gemeentesecretaris is er overigens van overtuigd dat over een aantal jaar de discussie over al dan niet gebruik van open source software, en met name over
open standaarden, niet meer actueel zal zijn. “Tegen die tijd zal het er gewoon zijn, gebruiken we het, en zullen we bezig zijn met weer andere dingen. Het is onvermijdelijk, maar dat is eigenlijk denken vanuit een negatieve keuze. Liever draai ik het dan ook om: begin er gewoon aan, want het werkt. Dan benader je het vanuit een positieve keuze.” Overtuigen Het is al gezegd: het aantal collega-gemeenten dat Rijswijk aandoet om te aanschouwen hoe de Zuid-Hollandse gemeente werk maakt van haar zelfontwikkelde MidOffice, is relatief groot. Dat wil niet zeggen dat al die collega-gemeenten direct overtuigd zijn van het gebruik van ‘open’, of de stap daar naartoe ook daadwerkelijk zetten. De Baat is zich daar terdege van bewust. Toch kan hij wel een aantal argumenten opnoemen waarom een dergelijke keus gerechtvaardigd is. Tegelijkertijd heeft hij ook nog wel een aantal ‘tips’. “Het eerste argument is kostenbesparing. Alhoewel ik op dit moment nog geen accurate berekening kan maken, ben ik er bijna van overtuigd dat een keus voor ‘open’ goedkoper is dan het had kunnen zijn op een andere manier. Een tweede argument om een (gedeeltelijke) overstap te maken naar ‘open’, heeft te maken met koppelverkoop. De afhankelijkheid van leveranciers. Hoe vaak komt het niet voor dat je net een versie van een pakket hebt geïnstalleerd en dan staat de leverancier alweer voor je neus met de volgende versie. Ik heb er helemaal niks mee. Ik snap het, maar ik heb er absoluut niks mee. Over leveranciers gesproken: over het algemeen garanderen zij van alles en nog wat, maar wat ons betreft moet het niet tot aan de voordeur zijn. Blijf wel zakelijk en professioneel in je vraag. Dat vind ik erg belangrijk. Je moet zelf baas zijn, en willen zijn, over wat je doet . Dat klinkt parmantig,
maar dat is wel precies waar het om gaat. Laat je niet leiden door leveranciers die zeggen te denken en te weten wat goed voor je is. Destijds was dat voor ons ook de reden om het ‘open’ pad op te gaan. We kregen bezoek van de zoveelste leverancier die dacht te weten wat goed voor ons was. Op een gegeven moment besef je dat dát niet de weg is die je als gemeente op wilt, en dus neem je zelf de regie weer in handen...”
44
45
Nederland en (mijn) ambitie ‘Ambitie’, het thema van het NOiV Jaarcongres 2010, is een thema dat bij mij past. Ambitie hoort bij levende mensen, bij levendige organisaties en is daarom vanuit diverse invalshoeken interessant. Bijvoorbeeld gezien vanuit de BV Nederland en vanuit de individuele belever. Van Dale geeft als directe betekenissen: ‘streven’ en ‘eerzucht’. Streven: Wie streeft probeert met inspanning. Het streven is wat men zich ten doel stelt ook te bereiken. Wie kent de doelgerichte inspanning niet uit eigen ervaring? Maar wie ziet momenteel helder wat de ambitie van de BV Nederland is en wil daarvoor streven? NOiV’s ‘ambt’ (onze ‘openbare functie’) richt zich op implementeren van regeringsbeleid voor open standaarden en open source software in met Nederlands belastinggeld gefinancierde organisaties. Van de publieke domeinen vraagt implementeren in de praktijk een bijna ‘ambachtelijke’ benadering. ‘Open en transparant’ maatwerk is nodig, waar het voorheen om haast vanzelfsprekend ‘gesloten en inhoudelijk ontoegankelijke’ processen en systemen ging. Wie staat vanuit het individuele gezichtspunt levendig voor de geest wat op een nationaal niveau wordt nagestreefd, wie daar het voordeel van gaat ervaren en wat de totale inspanning in euro’s op dit terrein de komende jaren positief zal bijdragen aan het inlossen van nationale begrotingstekorten? Ambtenaar 2.0 loopt zich warm voor de veranderingen die het nieuwe werken biedt. Maar verenigd lopen ook deze innovators de kans te hoop te lopen tegen het ‘bureaucratische beest’ dat zich anoniem heeft genesteld in gestapelde hordes. Hoe hier weer leven in te blazen? Koppel abstracte nationale ambities aan concrete
individuele potenties. Koppel die broodnodig beter presterende en dienstverlenende e-overheid aan betere interoperabiliteit, die met het echt willen invoeren van het NOiV-beleid binnen handbereik van iedere publieke organisatie komt. ‘Koopman en dominee’, de BV Nederland en de samenleving, ambtenarij en ambtenaar: u en ik varen en leven daar wel bij. Eerzucht: Zoals het individu er eer in stelt een doel na te streven en dat doel te bereiken, zo dient de BV Nederland, anoniem, ongedefinieerd en generiek als we zijn, er eer in te stellen om op de meest excellente, efficiënte en effectieve wijze het toepassen van ICT-innovaties, die gunstig zijn voor het nationale huishoudboekje, te bevorderen. De euro’s belastinggeld optimaal te besteden. Dat gaat niet zonder bewuste inspanning. Dat gaat niet door te willen dat alles blijft zoals het bekend is. Géén verandering wensen, is ontwikkeling niet toelaten. Het staat daarom haaks op ‘leven’. ‘Ambitieus’ zijn is voorwaarde; ‘werkelijk willen’ omdat het beter is voor iedereen, is tegelijkertijd de visie en de vorm die het realiseert. Daarom kies in deze context als individu in het leven én als organisatie voor ‘ambitie’. Het is voor de ‘Besloten’ of ‘Open’ Vennootschap Nederland in dit licht nooit te laat om o zo ‘OSOSSambitieus’ te zijn! Mike Kortekaas, Projectmanager zorg en onderwijs/ plaatsvervangend programmamanager Programmabureau Nederland Open in Verbinding
46
47
Gewoon ff doen !? Het actieplan NOiV uitvoeren, dat doe je als overheid toch gewoon ‘even’? Je voert het ‘pas toe of leg uit’-principe in, je installeert ODF, je schrijft een implementatiestrategie - hoe ingewikkeld kan dat nou helemaal zijn? Eind 2007 kreeg het actieplan NOiV kamerbrede steun. Dan hebben alle overheden twee jaar later (najaar 2009) alles zeker gerealiseerd? Wie dat serieus had verwacht, zal misschien teleurgesteld zijn door de uitkomsten van de Monitor NOiV. “Complex problems have simple, easy to understand, wrong answers”, heb ik ooit ergens gelezen. Dat geldt ook hier: zowel de werkprocessen als de ICT-systemen binnen een gemiddelde overheidsorganisatie zijn ingewikkeld en hangen sterk met elkaar samen. Een geslaagde overstap moet goed doordacht en voorbereid worden. Het is veel meer dan een ICT-technische kwestie, en daarvoor is de medewerking nodig van bestuurders, van de inkoop-afdeling en van de medewerkers/ gebruikers en hun leidinggevenden. Of dat lukt, onderzoeken we met de Monitor NOiV. En wat blijkt? Inderdaad is de eerste stap niet de moeilijkste: alle ministeries, uitvoeringsorganisaties en provincies hebben inmiddels het ‘pas toe of leg uit’-principe ingevoerd en een implementatiestrategie open source software vastgesteld of besluitvorming daarover is in voorbereiding. En alle ministeries en de meeste uitvoe-ringsorganisaties en provincies ondersteunen ODF. Alleen de gemeenten (vooral de kleinere) en de waterschappen zijn op dit moment nog minder ver gevorderd.
Maar dan begint het pas. Bij 80% van de organisaties zijn de ICTmedewerkers goed op de hoogte van het beleid, maar bij de helft daarvan beschikken zij (nog) niet over voldoende kennis om het beleid goed te kunnen toepassen. Met het vertalen van beleid naar uitvoering is door 62% van de organisaties een begin gemaakt, bijvoorbeeld met een procedure voor ‘pas toe of leg uit’ of door het uit te werken in het informatiseringsplan. Dat heeft nu eenmaal tijd nodig. Toch begint de uitwerking van het actieplan nu zichtbaar te worden. Alle ministeries en uitvoeringsorganisaties passen (bij inkopen en aanbestedingen) de verplichte open standaarden toe. Bij 77% van de ministeries, alle uitvoeringsorganisaties en 71% van de provincies is ODF één van de opties voor alle medewerkers. Alle uitvoeringsorganisaties en 85% van de ministeries hebben concrete plannen om de komende twee jaar meer open source software te gaan gebruiken. Hetzelfde geldt voor de helft van de provincies, gemeenten en waterschappen. Je kunt dit niet ‘even’ doen, dat blijkt wel. Wil je het goed en zorgvuldig doen, dan neem je daarvoor de tijd. Wij blijven de vorderingen op de voet volgen - met de Monitor NOiV. Jaap Korpel, projectmanager Monitor Programmabureau Nederland Open in Verbinding
48
49
Flirten, verleiden of strippen? Hoe krijg je de gemiddelde manager, directeur of bestuurder geïnteresseerd in open standaarden? ICT is voor deze groep vaak een lastig onderwerp. Of ze slaan dicht door de alfabetsoep van afkortingen die ICT’ers gebruiken, of ze beschouwen het onderwerp als iets van meer facilitaire aard waar iemand anders van de organisatie over gaat. En dat lijkt bij het onderwerp ‘open standaarden’ al helemaal het geval. Want ongrijpbaar, onzichtbaar en zo eh... tja, onstoffelijk. Uit eigen ervaring weet u waarschijnlijk wel waarom managers, directeuren en bestuurders zich massaal zouden moeten verdiepen in open standaarden. Precies: zodat ze het lef krijgen om hun eigen oordeel op dit vlak te vormen en zich niet langer uit gewoonte verlaten op een leverancier of adviseur. Want het potentieel van open standaarden is feitelijk het potentieel van ICT. Al tientallen jaren roept de branche dat nieuwe ICT-oplossingen tijd besparen, geld besparen, de foutkans reduceren en de efficiency verhogen. Beloftes die zelden worden ingelost omdat ICT-toepassingen nu eenmaal vaak in een bestaande omgeving worden ingepast. En dan moet er gekoppeld worden. En wat er dan vervolgens gebeurt is u bekend... Een ICT-huishouding gebaseerd op open standaarden maakt het een stuk eenvoudiger om met een nieuwe toepassing werkelijke meerwaarde aan de organisatie toe te voegen. Dus verbeter de wereld, begin bij uw manager, bestuurder of directeur. Doet u mee? Het werkt het best als ze zelf de mogelijkheden van open standaarden ontdekken, geholpen door u uiteraard. Grofweg zijn er drie tactieken. De meest voorzichtige tactiek vraagt een subtiel
optreden. U laat de term ‘open standaarden’ eens wat vaker in gesprekken vallen, en zinspeelt op voordelen in de toekomst. Geen sjoege? Stap van het flirten over naar de tactiek van het verleiden. Zet de voordelen van open standaarden zwaarder aan, vooral op die gebieden waar de directeur of bestuurder een doorbraak wil realiseren. Jeugdbeleid bijvoorbeeld, en het gebrek aan samenhang en samenwerking tussen alle organisaties die zich bezig houden met jongeren. Grote kans dat u een glimp van interesse ontwaart waarop u kunt voortbouwen. Werkt dit echter nog niet, pak het dan zo plat mogelijk aan. Strip het hele onderwerp tot een financieel aantrekkelijke optie. Verwijs naar organisaties als het Antonius Ziekenhuis of de Franse Gendarmerie die in hun omslag naar open standaarden, open source software hebben geïmplementeerd en daarmee verschrikkelijk veel geld wisten te besparen. Een beetje ambitieuze manager, directeur of bestuurder zal daar in deze periode van bezuinigingen meer van willen weten. Mariëlle Roozemond, strategische marketing en communicatie Programmabureau Nederland Open in Verbinding
50
51
Programmabureau NOiV Telefoonnummer: 070-888 7717 Faxnummer: 070-888 7888 Bezoekadres: Wilhelmina van Pruisenweg 104 2595 AN DEN HAAG Postadres: Stichting ICTU, Programma NOiV Postbus 84011 2508 AA Den Haag Website: www.noiv.nl Helpdesk: Tel 070-888-7773
COLOFON Auteur: Frits de Jong, Erik Gerritsen, Frans Nauta en projectleiders Programmabureau Nederland Open in Verbinding Marketing & Communicatie: Mariëlle Roozemond Secretariaat: Anuskha Soerahi Vormgeving: New Case, Den Haag Drukwerk: KDS, Den Haag Oplage: 700 maart 2010 Themaboek Ambitie is een uitgave van programmabureau NOiV Op deze uitgave is een Creative Commons Licentie van toepassing. Deze uitgave is met de grootste zorg samengesteld. Desondanks kunnen er (druk)fouten of onvolledigheden in voorkomen. Hiervoor aanvaardt de uitgever geen enkele aansprakelijkheid.
54
55
Ambitie
Nederland Open in Verbinding’ (NOiV) is de titel van het actieplan over open standaarden en open source software van de Nederlandse overheid, dat vanaf 1 januari 2008 wordt uitgevoerd. Een jaarlijks congres maakt deel uit van het actieplan. In 2010 is het thema van het congres ‘Ambitie’. Voor deze bundel zijn enkele sprekers uit het congresprogramma vooraf geinterviewd over de ‘open’ en ambitieuze ontwikkelingen binnen hun organisaties. Daarnaast bevat de bundel ook columns van projectleiders binnen het programmabureau NOiV en een interview met de programmamanager: Ineke Schop.
Wilhelmina van Pruisenweg 104 2595 AN Den Haag Postbus 84011 2508 AA Den Haag www.noiv.nl
NOiV is een programma van
56