Professionalisering van opleiders & leden van de opleidingsgroep van de Medisch Specialistische Vervolgopleidingen Rapportage werkgroep Professionalisering van Opleiders(groep) (POP), project Modernisering Medische Vervolgopleidingen (MMV) van de KNMG
Colofon Juni 2012 Dit is een uitgave van werkgroep Professionalisering van Opleiders(groep) (POP), project Modernisering Medische Vervolgopleidingen (MMV) van de KNMG. ADRES
KNMG Project Modernisering Medische Vervolgopleidingen (MMV) Postbus 20051 3502 LB Utrecht E-MAIL
modernisering @fed.knmg.nl WEBSITE
www.knmg.nl/modernisering (klik op ‘Scholing opleiders’) TELEFOON
030 – 28 23 319
2
Rapportage werkgroep Professionalisering van Opleiders(groep) (POP)
Inhoud Leeswijzer ............................................................................................................................ 4 Introductie............................................................................................................................ 5 1. Naar een competentieprofiel als leidraad voor scholing .............................................. 7
Competentieprofiel opleider en leden van de opleidingsgroep .......................................................... 7 2. Advies kaders voor (her-)certificering ..........................................................................10
Inleiding ............................................................................................................................................ 10 Uitgangspunten ................................................................................................................................ 10 Voorbeeld van een uitgewerkte kader .............................................................................................. 10 - Retrograde certificering opleider en plv. opleider ....................................................................... 10 -
Antegrade certificering opleider en plv. opleider ......................................................................... 10
-
Hercertificering opleider en plv. opleider ..................................................................................... 11
-
Scholingsprogramma: omvang, inhoud en kwaliteit…………………………………………………10
- Certificering en hercertificering van de leden van de opleidingsgroep ....................................... 11 3. Kaders voor (didactische) scholingactiviteiten voor opleiders en leden van de opleidingsgroep .................................................................................................................13
Inleiding ............................................................................................................................................ 13 - Waarom is het vaststellen van kaders voor scholing van belang? ............................................. 13 Kader voor didactische scholingsprogramma’s................................................................................ 13 - Scholing van opleiders en opleidingsgroepen ............................................................................ 13 Kwaliteitsborging scholing ................................................................................................................ 14 Overzicht activiteiten gericht op doelgroepen .................................................................15 Appendix A: Uitwerking competenties .............................................................................16 Leden ..................................................................................................................................21
Werkgroep Professionalisering van Opleiders(groep) (POP) .......................................................... 21 Klankbord opleidersprofessionalisering ........................................................................................... 21 Literatuur…………………………………………………………………………………………….22 Dankwoord..........................................................................................................................23
3
Rapportage werkgroep Professionalisering van Opleiders(groep) (POP)
Leeswijzer De kern van dit verslag bestaat uit de drie genummerde hoofdstukken: 1. Naar een competentieprofiel als leidraad voor scholing 2. Advies kaders voor (her-)certificering 3. Kaders voor didactische scholingactiviteiten Deze 3 hoofdstukken zullen ook als afzonderlijke documenten worden gepubliceerd. Daarom bevatten ze op enkele punten herhalingen.
4
Rapportage werkgroep Professionalisering van Opleiders(groep) (POP)
Introductie In dit rapport zijn drie producten opgenomen: 1. Een competentieprofiel voor (plaatsvervangend) opleiders en leden van opleidingsgroepen. Dit profiel is op 13 juni 2012 vastgesteld door het CGS om scholings- en ontwikkelingsprogramma’s op te baseren. 2. Een advies voor kaders voor (her-)certificering met het oog op erkenning door de MSRC. Dit voorstel wordt voorgelegd aan de werkgroep Erkenningen van het CGS met het verzoek dit te verwerken in de overige te ontwikkelen (nieuwe) eisen voor erkenningen. Op een enkel punt is tevens afstemming met de werkgroep Herregistratie van het CGS wenselijk. 3. Een advies voor kaders voor didactische scholings- en ontwikkelingsactviteiten voor opleiders en leden van opleidersteams met het oog op de kwaliteit en de doelmatigheid daarvan. Dit advies wordt voorgelegd aan de werkgroep Erkenningen van het CGS met het verzoek dit mee te nemen in haar overwegingen bij het ontwikkelen van richtlijnen voor erkenning van opleiders en van opleidingsinrichtingen. Verder is een overzicht opgenomen van activiteiten van (leden van) de werkgroep die gericht waren op contact en dialoog met de doelgroep(en). Hieronder lichten we de achtergrond van deze vier onderdelen van deze rapportage kort toe. Opleiden is ‘een vak apart’ Professioneel opleiden is ‘een vak apart’. Maar geen apart vak: opleidingstaken horen onlosmakelijk bij het werk van vrijwel elke medisch specialist, is het niet voor het opleiden van AIOS dan toch in elk geval van ANIOS, coassistenten of physician assistants (PA’s). Met de gewijzigde regelgeving en de (beoogde) modernisering van de medisch specialistische vervolgopleidingen is er de afgelopen jaren heel veel afgekomen op opleiders en leden van opleidingsgroepen. Ook op de AIOS uiteraard, maar het zijn in de eerste plaats de opleiders en de leden van medische staven op wie de werkzaamheden van de werkgroep Professionalisering van Opleiders(groep) (POP) zich hebben gericht. In de sterk veranderende context van het opleiden van medisch specialisten is het nuttig om naast de AIOS ook hun opleiders te beschouwen als lerenden: opleiden moet je leren, net als ieder andere vak. De werkgroep POP heeft zich gebogen over de vraag ‘wat moet je (minimaal) kunnen en weten om AIOS professioneel op te leiden?’ Anders gezegd: op welke competenties moet een opleider of een specialist zich toeleggen om zijn opleidingstaak professioneel en conform de intenties van de nieuwe regelgeving te vervullen? Dit wordt beschreven in het competentieprofiel dat is opgenomen in deze rapportage. Het competentieprofiel dient in de eerste plaats als leidraad voor scholing en ontwikkeling van (beoogd) opleiders en specialisten met een opleidingstaak. Walk your talk In de gemoderniseerde opleidingen laten AIOS in hun portfolio zien hoe hun opleidingstraject verloopt, welke werkzaamheden en opleidingsactiviteiten ze hebben ondernomen en wat de resultaten zijn van feedback en toetsing. Wanneer we opleiders ook als lerend beschouwen ligt het voor de hand om ook van hen meer transparantie te vragen over de manier waar op zij zich (didactisch) verder bekwamen in hun specifieke opleidingstaken. Didactische scholing van opleiders vraagt om kwaliteit en doelmatigheid Uiteraard geldt in beginsel voor elke vorm van onderwijs of scholing dat de kwaliteit goed moet zijn en het programma zo efficiënt mogelijk opleidt voor de gestelde leerdoelen of eindtermen. Van de opleidingen van AIOS wordt (interne) kwaliteitszorg verlangd en tenminste één maal per 5 jaar wordt de kwaliteit extern getoetst tijdens opleidingsvisitaties. Iets dergelijks mag ook verlangd worden van scholingactiviteiten voor opleiders. Veel van de cursussen zijn geaccrediteerd als nascholing door ABAN, in die zin is dus wel sprake van enige vorm van externe toetsing. Deze is echter zeer globaal en alleen op hoofdlijnen, terwijl niet getoetst wordt op doelmatigheid en het nieuwe competentieprofiel voor de opleider en leden van de opleidingsgroep daar uiteraard ook nog niet in wordt betrokken. Consulteren en betrekken van de doelgroep De werkgroep POP heeft zich in verschillende vormen verstaan met de doelgroep om de ideeën die we ontwikkelden te toetsen en mensen zo actief mogelijk te betrekken. Het enthousiasme om opleiden te beschouwen als ‘een vak apart’ met als consequentie de noodzaak van didactische (bij-)scholing is
5
Rapportage werkgroep Professionalisering van Opleiders(groep) (POP)
bij sommigen zeker aanwezig, maar waarschijnlijk is er nog geen breed gevoelde noodzaak; werken aan draagvlak voor het hier beschreven gedachtegoed blijft aandacht verdienen.
6
Rapportage werkgroep Professionalisering van Opleiders(groep) (POP)
1. Naar een competentieprofiel als leidraad voor scholing
!
7
Rapportage werkgroep Professionalisering van Opleiders(groep) (POP)
8
Rapportage werkgroep Professionalisering van Opleiders(groep) (POP)
9
Rapportage werkgroep Professionalisering van Opleiders(groep) (POP)
2. Advies kaders voor (her-)certificering Inleiding Met het vaststellen van didactische competenties waarin opleiders en leden van opleidingsgroepen zich moeten bekwamen rijst de vraag hoe dit te borgen. Het door het CGS vastgestelde competentieprofiel dient niet als ‘toetsinstrument’, maar is bedoeld en ontworpen om programma’s gericht op scholing en ontwikkeling op te baseren.
Uitgangspunten De werkgroep POP adviseert een kader voor hercertificering te baseren op de volgende uitgangspunten: • Het kader heeft tot doel de professionalisering van (plv.) opleiders en leden van opleidingsgroepen te bevorderen. • Bevordert de kwaliteit van het opleiden door middel van professionalisering. • Ondersteunt de implementatie van de beoogde vernieuwingen. • Is toekomstbestendig en kan meeveren met veranderende inzichten ten aanzien van inhoud en proces van het opleiden van AIOS. • Sluit aan bij de kaders die zijn vastgesteld voor huisartsen en specialisten ouderengeneeskunde. • Vraagt van opleiders en leden van opleidingsgroepen een inspanningsverplichting. Toetsing van competenties (uitkomstverplichting) door externe toezicht houdende instanties zoals de MSRC achten wij niet goed mogelijk. Los daarvan is dit waarschijnlijk ook niet wenselijk gezien de veranderende inzichten over toezicht houden en beleggen van verantwoordelijkheden. • De eisen sluiten inhoudelijk en qua proces aan bij hetgeen in een gemoderniseerde opleiding van AIOS wordt verwacht, zoals: reflectie, open staan voor feedback, doelgericht werken aan verbeteren van het eigen functioneren. Van opleiders en leden van opleidingsteams wordt gevraagd op analoge wijze hun ontwikkeling vorm te geven, in dit geval ten aanzien van hun didactische competenties. Aandachtspunt is het minimaliseren van de administratieve last die dit met zich mee pleegt te brengen. Het is de bedoeling dat de Werkgroep Erkenningen van het CGS (die begin 2012 is ingesteld) het advies meeneemt in haar overwegingen bij het opstellen van (nieuwe) kaders voor erkenning van opleiders, opleidingen en opleidingsinrichtingen.
Voorbeeld van een uitgewerkte kader Onderstaand staat een concreet uitgewerkt voorbeeld van een kader voor (her-)certificering beschreven. Dit voorbeeld heeft tot doel om inhoudelijk concreet richting te geven aan de manier waarop het kader kan worden ingericht en geeft een aanzet voor de manier van toezicht houden en beleggen van verantwoordelijkheden. Aantallen (bijvoorbeeld aantal uren / dagen scholing) zijn tamelijk arbitrair en voor discussie vatbaar. Het voorbeeldkader beoogt aan te sluiten bij recente opiniërende discussie in de werkgroep Erkenningen en de werkgroep Herregistratie van het CGS, en daar verder aan bij te dragen.
Retrograde certificering opleider en plv. opleider Voor de komende 5 jaar ligt de nadruk op retrograde certificering. Alle huidige (plv.) opleiders behouden (‘verkrijgen’) in eerste instantie hun huidige certificering: zij worden dus retrograad gecertificeerd).
Antegrade certificering opleider en plv. opleider Vanaf een nader te bepalen datum wordt van nieuwe beoogde (plv.) opleiders bij aanvraag verlangd: • Gevolgd hebben van het vastgestelde scholingsprogramma. Het scholingsprogramma moet gevolgd zijn aan een erkend scholingsinstituut. • Ten minste 3 jaar ervaring als supervisor / lid van een opleidingsgroep. • Een portfolio dat ten minste bevat: certificaten van de gevolgde scholing, een actueel visiedocument ten aanzien van de opleiding, een blijk van interne toetsing (formatief) in de vorm van een individuele evaluatie van het functioneren met betrekking tot de opleidingstaken (2 maal per 5 jaar). 10
Rapportage werkgroep Professionalisering van Opleiders(groep) (POP)
•
•
Bij voorkeur vindt beoordeling plaats vanuit meerdere perspectieven (AIOS, leden opleidingsgroep, eventueel het management). Het beoordelingsinstrument is naar keuze maar dient (ook) kwalitatieve (narratieve) informatie te omvatten. Reflectie, bijvoorbeeld in de vorm van een sterkte-zwakte analyse op de eigen (beoogde) rol als (plv.) opleider
Hercertificering opleider en plv. opleider 1. Eerste hercertificering na retrograde certificering • •
Blijk van deelname aan interne toetsing (formatief) door middel van een vorm van individuele evaluatie van het functioneren met betrekking tot de opleidingstaken (2 maal per 5 jaar). Na 5 jaar heeft de eerder retrograad gecertificeerde (plv.) opleider bij wijze van bij-/nascholing ten minste het verplichte scholingsprogramma voor een eerste certificering voor erkenning als nieuwe opleider gevolgd.
2. Hercertificering na antegrade certificering Hercertificering 1 maal per 5 jaar, aan de hand van een portfolio dat het volgende aantoont: • Blijk van deelname aan interne toetsing (formatief) (2 maal per 5 jaar). • Omschreven persoonlijk opleidings- en bijscholingsplan ten aanzien van de opleidingstaak, dat aansluit bij de resultaten van de laatste individuele evaluatie van het functioneren met betrekking tot de opleidingstaken. • Deelname aan nascholingsactiviteiten met betrekking tot de competenties van de opleider (bijvoorbeeld 40 uur per 5 jaar). 3. Tweede en volgende hercertificering na retrograde certificering Identiek al bij hercertificering na antegrade certificering
Scholingsprogramma: omvang, inhoud en kwaliteit De inhoud van een scholingsprogramma voor certificering is gebaseerd op het competentieprofiel voor de opleider en leden van de opleidingsgroep: het profiel is leidend voor de eindtermen van scholing. Daarnaast worden eisen gesteld aan de tijdsbesteding / expositie aan nascholing en voortgaande ontwikkeling. Deze dient in verhouding te staan tot de nascholingseisen voor het beroep. Of didactische nascholing een deel van de huidige eisen voor gevolgde nascholing ten behoeve van herregistratie voor het beroep kan vervangen of daar bovenop komt staat ter discussie; dit heeft ook relatie met de werkzaamheden van de werkgroep Herregistratie van het CGS. Het gaat ten aanzien van scholing deels om het aanleren van de in het competentieprofiel omschreven didactische kennis en vaardigheden. Voor antegrade certificering vindt de werkgroep POP deelname gedurende 6 dagen (48 uur) aan hier op gerichte cursussen in verhouding. Voor de voortgaande persoonlijke en professionele ontwikkeling in de opleidersrol lenen zich vooral werkvormen als intervisie, training on the job of coaching. De verlangde deskundigheidsbevordering voor hercertificering kan bestaan uit een klein deel formele scholing in cursusverband (o.a. gericht op kennis van nieuwe inzichten en regelgeving), minimaal 2 maal 8 uur per 5 jaar. Voor het overige bestaat didactische nascholing uit contacturen in de vorm van intervisie e.d. (minimaal 24 uur in 5 jaar). De scholing moet gevolgd zijn aan een erkend scholingsinstituut. De criteria hiervoor zijn verder uitgewerkt in het document ‘Kaders voor (didactische) scholingsactiviteiten voor opleiders en leden van de opleidingsgroep’. Hiermee wordt dus een deel van de verantwoordelijkheid voor de borging van de deskundigheidsbevordering van opleiders belegd bij de instellingen. De werkgroep Erkenningen van het CGS wordt verzocht dit ter overweging in hun werkzaamheden te betrekken.
Certificering en hercertificering van de leden van de opleidingsgroep Ten aanzien van de leden van de opleidingsgroep kan certificering beter gelden voor elke individuele specialist afzonderlijk dan voor de opleidingsgroep als geheel. De voorgestelde eisen zijn afgeleid van de eisen voor de (plv.) opleiders: • Initieel scholingsprogramma: tenminste 2,5 dag in 5 jaar gevolgd vóór de registratie als medisch specialist of binnen een half jaar daarna.
11
Rapportage werkgroep Professionalisering van Opleiders(groep) (POP)
• •
•
12
Deelname aan groepsportfolio met resultaten van een beoordeling van individuele evaluaties geaggregeerd op groepsniveau (2 maal per 5 jaar). Voor elk lid van de opleidingsgroep blijk van deelname aan individuele evaluatie (2 maal per 5 jaar), inclusief beschrijving van de procedure en evaluatie (tevredenheid van deelnemers, zowel appraisees als appraisors. Appraisors kunnen AIOS zijn, maar hoeven zeker niet alleen uit AIOS te bestaan). Nascholingsprogramma: tenminste 2 dagen in 5 jaar (gericht op onderhouden en uitbreiden van kennis en vaardigheden).
Rapportage werkgroep Professionalisering van Opleiders(groep) (POP)
3. Kaders voor (didactische) scholingactiviteiten voor opleiders en leden van de opleidingsgroep Inleiding Waarom is het vaststellen van kaders voor scholing van belang? De opleiding voor aios is een beroepsgerichte opleiding waarin het leren van de aios hoofdzakelijk op de werkplek plaatsvindt. De opleider en opleidingsgroep begeleiden de aios bij het leren op de werkplek. Een goed gekwalificeerde opleidingsgroep draagt bij aan de kwaliteit van dit leren. Daarom rekenen de opleidingsinrichtingen het tot hun taak om opleiders te scholen. Dit gebeurt op basis van het competentieprofiel van de opleider en leden van de opleidingsgroep. Alle opleidingen tot (medisch) specialist zijn de afgelopen jaren gemoderniseerd. De opleidingen zijn competentiegericht, het leren op de werkplek, het cursorisch onderwijs is geëxpliciteerd en er wordt gericht getoetst en beoordeeld. Dit vraagt van alle opleiders een omslag in het opleiden en dit heeft consequenties voor hun competentieverwerving. Het ‘Kaderdocument scholingsactiviteiten voor opleiders en leden van de opleidingsgroep’ is bedoeld om scholing binnen de opleidingsinrichting te faciliteren. Belangrijke uitgangsprincipes hierbij zijn: • Het opleiden / doceren is een ander vak dan het vak van medisch specialist, scholing is noodzakelijk. • ‘Walk your talk’: Het opleidersvak moet geleerd worden en dat moet transparant gemaakt worden. • Scholing is duur, dus het moet doelmatig en kwalitatief goed zijn.
Kader voor didactische scholingsprogramma’s Het kader is geformuleerd op hoofdlijnen en beoogt richting te geven aan de scholingsprogramma’s voor opleiders. De concrete inrichting van de scholing is de verantwoordelijkheid van de opleidingsinrichting. Het kader beoogt tevens een aanzet te geven voor een landelijke kwaliteitsborging van aangeboden scholingsactiviteiten: • Het competentieprofiel en de daaruit voortkomende thema’s zijn bepalend voor de inhoud van de scholing. • De gehanteerde methoden van scholing zijn competentiegericht. • Levenslang leren, ook met betrekking tot de opleidingsrol, is een belangrijk kenmerk.
Scholing van opleiders en opleidingsgroepen Verantwoordelijkheid: Het merendeel van de opleidingsinrichtingen kiest ervoor om op het gebied van scholing van opleiders en opleidingsgroepen samen te werken in OOR-verband. Uitgangsbasis voor het scholingsplan is competentieprofiel van de opleider en leden van de opleidingsgroep. Scholingstraject: De opleidingsinrichting organiseert op basis van het competentieprofiel van de opleider en leden van de opleidingsgroep scholingstrajecten voor de opleider en leden van de opleidingsgroep. In veel situaties werken opleidingsinrichtingen hiervoor samen in de Onderwijs- en Opleidings Regio’s (OOR’s). Levenslang leren op het gebied van opleiderskwaliteiten: De opleider is zelf verantwoordelijk voor zijn verdere professionalisering als opleider (levenslang leren). Het is de verantwoordelijkheid van de opleidingsinrichting om hier de mogelijkheden voor te bieden. Dit verder professionaliseren kan zowel plaatsvinden in de vorm van scholing / training, maar ook op andere manieren: te denken valt aan bijvoorbeeld intervisie voor opleiders, feedback en coaching on the job. Het levenslang leren veronderstelt dat het scholingsaanbod flexibel is, vraaggericht en anticipeert op veranderingen en vernieuwingen in de opleidingen tot medisch specialist.
13
Rapportage werkgroep Professionalisering van Opleiders(groep) (POP)
Professionalisering op basis van evaluatie: Naast een basisaanbod scholing gebaseerd op het competentieprofiel van de opleider en leden van de opleidingsgroep in de OOR zal de verdere professionalisering maatwerk zijn. Door het systematisch evalueren van de kwaliteit van de opleider en de leden van de opleidingsgroep kan een gefundeerd maatwerk scholingsplan worden geboden om deze kwaliteit te verbeteren. De OOR kan dit faciliteren door een ruim scholingsaanbod te ontwikkelen waaruit gekozen kan worden. Per OOR zal tevens een opleidingsplan voor opleiders ontwikkeld moeten worden op basis waarvan opleiders hun eigen opleidingstraject kunnen vaststellen; levenslang leren. Stimuleren van opleiderprofessionalisering: Kaders (eisen) waaraan opleiders en opleidingsgroepen moeten voldoen op het gebied scholing stimuleren een zekere mate van participatie. Het helpt opleiders om leden van de opleidingsgroep mee te krijgen in de professionalisering. De aanbieders van scholing geven aan hoe het competentieprofiel in de scholing aan bod komt en gegarandeerd wordt. Tevens dragen zij er zorg voor dat met hun programma voldaan kan worden aan de inspanningsverplichting die vereist wordt van de opleider en leden van de opleidingsgroep.
Kwaliteitsborging scholing • •
14
Aanbieders van scholing borgen de kwaliteit van hun scholingsprogramma met een interne kwaliteitscyclus. De scholingsactiviteiten zijn geaccrediteerd zijn door ABAN (ontwikkelen van eventuele richtlijnen voor accreditatie liggen bij de CGS-werkgroep erkenningen).
Rapportage werkgroep Professionalisering van Opleiders(groep) (POP)
Overzicht activiteiten gericht op doelgroepen Hieronder is een overzicht opgenomen van activiteiten van (leden van) de werkgroep die gericht waren op contact en dialoog met de doelgroep(en).
AMEE •
25-29 augustus 2012 - Short Communication ‘A competency framework for faculty in postgraduate medical education’
Invitational aanbieders van scholing • •
14 juni 2011 5 juni 2012
Klankbord Opleidersprofessionalisering • • •
30 september 2010 19 mei 2011 8 maart 2012
MMV congres • • • •
9 oktober 2009 – workshop ‘Hoe bak ik een opleider’ 1 december 2010 – workshop ‘Didactische scholing opleidingsgroep: noodzaak tot regelgeving’ 21 september 2011 – workshop ‘Ontwikkeling didactische vaardigheden: van student tot opleider’ 12 december 2012 – workshop ‘Competentieprofiel in de praktijk’
NVMO • • •
15
11 november 2010 – symposium ‘Didactische scholing van opleiders en opleidingsgroep: een achilleshiel voor het implementeren van de modernisering’ 17 november 2011 – workshop ‘Compact competentieprofiel opleider/supervisor medisch specialist’ 15/16 november 2012 – ronde tafelsessie ‘Competentieprofiel 2.0 en de kwaliteit van opleidersprofessionalisering’
Rapportage werkgroep Professionalisering van Opleiders(groep) (POP)
Appendix A: Uitwerking competenties Deze bijlage bevat een nadere uitwerking en specificatie van de competenties voor opleiders en leden van de opleidingsgroep die zijn weergegeven in de figuur op pagina 8. De specificatie is geformuleerd in de vorm van ‘indicatoren’ en zijn bedoeld voor ontwerpers en aanbieders van scholing om hun programma’s nader in te vullen en om na te gaan welke onderdelen aan bod komen. Dit kan bijvoorbeeld door de componenten van een scholingsprogramma in een matrix af te zetten tegen deze indicatoren. Deze ‘indicatoren’ moeten dus worden gezien als leidraad voor het inrichten van scholings- en ontwikkelingsprogramma’s en zijn niet bedoeld als afvinklijst voor het beoordelen van individuele opleiders en al helemaal niet voor het nemen van besluiten over al dan niet (voortzetten van) erkenning van opleiders of opleidersteams1. Hiervoor dienen uitsluitend gevalideerde toetsinstrumenten te worden gebruikt. Wel zou deze specificatie, beschouwd als uitgewerkte doelen voor scholing en ontwikkeling, een rol kunnen gaan spelen bij het beoordelen van de doelmatigheid en kwaliteit van scholingsprogramma’s.
1
Indien consequenties zoals (afzien van) erkenning verbonden worden aan een beoordeling, dienen hoge eisen te worden gesteld aan kenmerken als de betrouwbaarheid en validiteit van het instrument. 16
Rapportage werkgroep Professionalisering van Opleiders(groep) (POP)
17
Rapportage werkgroep Professionalisering van Opleiders(groep) (POP)
18
Rapportage werkgroep Professionalisering van Opleiders(groep) (POP)
19
Rapportage werkgroep Professionalisering van Opleiders(groep) (POP)
20
Rapportage werkgroep Professionalisering van Opleiders(groep) (POP)
Leden Werkgroep Professionalisering van Opleiders(groep) (POP) • • • • • • •
mw. prof. dr. E.W.M.T. Ter Braak, internist, hoofd afdeling Medische Vervolg Opleidingen, directie Onderwijs en Opleiding, UMC Utrecht, voorzitter werkgroep POP dhr. dr. J. Kool, psychiater, Reinier van Arkelgroep mw. drs. B.J.A. de Leede, onderwijskundige LUMC/Rijnland Ziekenhuis dhr. prof. dr. P.L.P. Brand, kinderarts, opleider Isalakliniek mw. dr. T.A.C. Nizet, longarts Hagaziekenhuis mw. drs. M.C. Lens-Kerckhoffs, internist UMCU mw. drs. C. den Rooyen, onderwijskundige, projectmedewerker MMV
Klankbord opleidersprofessionalisering
• • • • • • • • •
dhr. dr. P.M. Boendermaker, Wenckebach Instituut, UMCG dhr. dr. S. Bolhuis, onderwijskundige, UMC St Radboud mw. E.M.J.M. van den Broek, aios, LUMC mw. dr. L.A. Daniels, aios radiotherapie LUMC en bestuurslid LVAG dhr. dr. B.J.M. Delamarre, cardioloog Hagaziekenhuis mw. dr. I. Desar, aios interne geneeskunde, UMC St. Radboud en voormalig voorzitter LVAG dhr. dr. G. van Enk, kinderarts, Gelderse Vallei mw. drs. C.M.R.G. Fluit, arts en onderwijskundige, UMC St. Raboud dhr. prof. dr. J. Hamming, chirurg, LUMC dhr. dr. H.G.M. Heijerman, longarts Hagaziekenhuis dhr. prof. dr. M J. Heineman, gynaecoloog, Academisch Medisch Centrum dhr. dr. I.C. Heyligers, orthopedisch chirurg/decaan Leerhuis, Atrium MC dhr. dr. J.H. Hoekstra, kinderarts/decaan medisch onderwijs en opleidingen, JBZ mw. drs. K. de Jong staflid AVG-opleiding, Erasmus MC dhr. dr. J.C.M. Lavrijsen, hoofd Vervolgopleiding tot Specialist Ouderengeneeskunde, UMC St. Radboud dhr. dr. R.A. de Man, MDL-arts, Erasmus MC dhr. dr. F.W. van der Meulen, KNO-arts, AMC mw. prof. dr. I.W.M. Molenaar, hoofd Centrum Docentprofessionalisering Onderwijsinstituut, UMCG dhr. prof.dr. W.C. Peul, neurochirurg, LUMC mw. mr. V.J. Schelfhout-van Deventer, secretaris CGS. KNMG mw. S. Schoenmaker, student geneeskunde, Universiteit Maastricht dhr. S.O. Simons, aios longziekten, UMC St. Radboud dhr. dr. M.F.L. Stolk, MDL arts, St. Antonius Ziekenhuis dhr. drs. J. Tijdink, aios psychiatrie, centrum voor psychotherapie mw. C.E. Vergunst, aios dermatologie mw. drs. D.K. de Vries, aios heelkunde, LUMC mw. dr. M.E. Wiesman, aios kindergeneeskunde, UMCU
21
Rapportage werkgroep Professionalisering van Opleiders(groep) (POP)
• • • • • • • • • • • • • • • • • •
Literatuur Asch D.A., Nicholson S.; Srinivas S.; et al., Evaluating Obstetrical Residency Programs. JAMA. 2009; December 13, JAMA. 2009;302(12):1277-1283 (doi:10.1001/jama.2009.1356. http://jama.ama-assn.org/cgi/content/full/302/12/1277 Brand P.L.P., 2008, Oratie ‘Het goede doel’. Copeland HL, Hewson MG. Developing and testing an instrument to measure the effectiveness of clinical teaching in an academic medical center. Acad Med 2000; 75:161-6. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/10693849 McLean M, Cilliers F, Van Wyk JM. Faculty development: yesterday, today and tomorrow. Med Teach 2008; 30:555-84. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/18677659 Molenaar WM, Zanting A, van Beukelen P, de Grave W, Baane JA, Bustraan JA, Engbers R, Fick TE, Jacobs JC, Vervoorn JM. A framework of teaching competencies across the medical education continuum. Med Teach. 2009 May;31(5):390-6. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/19811129 Ramani S, Leinster S. AMEE Guide no. 34: Teaching in the clinical environment. Med Teach 2008; 30:347-64. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/18569655 Rubak S, Mortensen L, Ringsted C, Malling B. A controlled study of the short-and long-term effects of a Train the Trainers course. Med Educ. 2008 Jul;42(7):693-702. Epub 2008 May 23. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/18507769 Steinert Y, McLeod PJ, Boillat M, Meterissian S, Elizov M, Macdonald ME. Faculty development: a 'field of dreams'? Med Educ 2009; 43:42-9. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/19140996 Steinert Y, Macdonald ME, Boillat M, Elizov M, Meterissian S, Razack S, Ouellet MN, McLeod PJ. Faculty development: if you build it, they will come. Med Educ. 2010 Sep;44(9):900-7. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/20716100
22
Rapportage werkgroep Professionalisering van Opleiders(groep) (POP)
Dankwoord De werkgroep POP wil graag een aantal personen bedanken die met hun inbreng de gedachtevorming hebben gestimuleerd en verder hebben gebracht. •
dhr. dr. J.C.M. Lavrijsen, hoofd Vervolgopleiding tot Specialist Ouderengeneeskunde UMC St. Radboud
•
dhr. dr. H. Faddegon, coördinator derde Jaar Huisartsopleiding, wetenschappelijk docent huisartsgeneeskunde
•
Werkgroep docentprofessionalisering van de NVMO (mw. drs. A.B.G. Bergsma, prof. dr. W.M. Molenaar en mw. dr. A. Zanting)
•
mw. dr. H. Mulder – opleidingsadviseur UMCU
•
dhr. drs. A. Norbart, onderwijskundig adviseur LUMC
23
Rapportage werkgroep Professionalisering van Opleiders(groep) (POP)