Proeve 512 Doel en organisatie Flevoziekhuis, afdeling pulmonologie en cardiologie
Naam: Datum: Opleiding:
Djoeke Kunnen. januari 2003. HBO-v duaal
Inhoudsopgave Inleiding..................................................................................................................................................1 Conclusie................................................................................................................................................ 2 Doelstellingen van de zorg op de afdeling in het algemeen ....................................................... 4 Doelstelling van de verpleegkundige zorg op de afdeling .......................................................... 4 Patiënten populatie op de afdeling .................................................................................................. 4 De positie van de verpleegkundige op de afdeling....................................................................... 4 Taken van de verpleegkundigen........................................................................................................ 5 Verantwoordelijkheden van de verpleegkundige.......................................................................... 5 Verpleegkundige activiteiten............................................................................................................ 5 Ontwikkelingen in de zorgvraag ....................................................................................................... 6 Emancipatie zorgvrager ..................................................................................................................... 6 Vergrijzing ............................................................................................................................................ 6 Multipathologie .................................................................................................................................... 6 Allochtonen ........................................................................................................................................... 7 Positie van de verpleegafdeling binnen de zorginstelling........................................................... 7 Personele bezetting van de afdeling............................................................................................... 7 Ontwikkelingen in het zorgaanbod .................................................................................................. 8 Taakverbreding van de verpleegkundigen...................................................................................... 8 Overheidsbeleid .................................................................................................................................. 8 Arbeidsmarkt ....................................................................................................................................... 8 Positie van de afdeling ten opzichte van andere instellingen en samenwerking ................. 10 De wijze waarop zorgvragen van zorgvragers worden vastgesteld ....................................... 10 Uitvoering interventies.....................................................................................................................11 Disciplines ............................................................................................................................................11 Zorgvragertoewijzing....................................................................................................................... 12 Coördinatie.......................................................................................................................................... 12 Na woord ............................................................................................................................................. 13 Bronvermelding .................................................................................................................................. 14 Bijlage 1; artikel 1, Taakherschikking in de gezondheidszorg ................................................ 15 Bijlage 2; artikel 2, Hart- en vaatziekten bij allochtonen in Nederland.............................. 17 Bijlage 3; artikel 3, Beter kwaliteitsbeleid nodig bij zorginstellingen ................................. 19 Bijlage 4; artikel 4, Over mondigheid gesproken...................................................................... 20 Bijlage 5; artikel 5, Personeelstekorten..................................................................................... 22
Djoeke Kunnen, januari 2003.
Inleiding. Dit verslag is gemaakt in het kader van mijn differentiatie, intensief klinische zorg. In het verslag wordt beschreven hoe het doel en de organisatie van mijn instelling en afdeling zijn vormgegeven. De informatie is tot stand gekomen door gesprekken met collega’s en mede leerlingen. Daarnaast zijn mijn eigen observaties van belang geweest. Ik heb op het Internet gezocht voor aanvullende gegevens, en in mijn school boeken. Uit deze opdracht heb ik geleerd hoe mijn afdeling in elkaar steekt en hoe er wordt gedacht over organisatie. Daarnaast heb ik inzicht gekregen in de problematiek die landelijk heerst en dat deze in grote lijnen overeenkomt met de problematiek op onze afdeling. Djoeke Kunnen
1 Djoeke Kunnen, januari 2003.
Conclusie. Na het schrijven van deze paper heb ik ontdekt dat de manier van organisatie per personeelslid verschild op mijn afdeling. De grote lijnen komen wel over een. Deze worden dan ook doorgegeven aan nieuwe leerlingen. De verdere invulling van de zorg wordt door de verpleegkundige zelf ingevuld. De doelstelling in het algemeen en de doelstelling van de verpleegkundige zorg komen sterk overeen. Dit is omdat de zorg die geboden wordt, wordt aangepast aan de acties van de artsen. Daarnaast is, in tegenstelling tot veel andere afdelingen, begeleiding van groot belang. De taken van de verpleegkundige zijn gelijk aan de taken die zijn beschreven in het beroepsprofiel. De patiënten populatie van de afdeling blijft qua zorgvraag ongeveer gelijk. Dit komt mede door het soort problematiek. Wat wel verschild aan de populatie is dat de patiënten steeds vaker van allochtone afkomst zijn. Naar aanleiding van artikelen van het ministerie kwam ik er achter dat dit een algemeen verschijnsel is in Nederland. Tevens wordt de vergrijzing steeds groter. Bij onze afdeling is dit duidelijk te merken. Er worden weinig mensen onder de 65 jaar opgenomen. Dit is net als de groei van allochtone patiënten een algemeen verschijnsel. De zorgvraag verschilt ook iets ten opzichte van vroeger. De patiënt wordt mondiger en bemoeid zich meer met zijn leven. De verpleegkundige activiteiten en verantwoordelijkheden zijn nauw aan elkaar verbonden. Dit komt doordat de verantwoordelijkheden uitgangspunten zijn voor de activiteiten en zorgverlening. De afdeling werkt samen met andere zorgvoorzieningen in Almere. Dit is dan ook betrekkelijk simpel, omdat er niet veel andere instellingen zijn. Er zijn op onze afdeling veel ontwikkelingen in het zorgaanbod die ook op landelijk niveau een rol spelen (zie artikelen). Wel is merkbaar dat ik in een perifeer ziekenhuis werk, dit omdat er weinig nieuwe technieken e.d. worden geprobeerd. Ik kwam tot de ontdekking dat mijn afdeling afhankelijk is van een hoop andere disciplines. Dit veroorzaakt soms een gecompliceerde coördinatie. Als laatste kwam ik er achter dat de zorgvragertoewijzing niet echt volgens een vast plan gebeurd. Wel wordt de verdeling door een vaste persoon gemaakt.
2 Djoeke Kunnen, januari 2003.
Activiteit 1
3 Djoeke Kunnen, januari 2003.
Doelstellingen van de zorg op de afdeling in het algemeen De doelstelling van de zorg op de afdeling is het stabiliseren van patiënten. Dit omdat er voornamelijk zorg wordt geleverd aan chronisch zieke zorgvragers. Deze mensen worden niet meer beter maar moeten wel een zo goed mogelijke conditie behouden. Dit kan door het behandelen van acute problemen, zodat de onderliggende problematiek minder snel verergert, en de situatie stabiel blijft. Er is dus voornamelijk sprake van palliatieve zorg. Doelstelling van de verpleegkundige zorg op de afdeling De verpleegkundige zorg is gericht op behoudt van het zelfstandig functioneren van de patiënt. Daarnaast is het begeleiden van de patiënt in het rouwproces van groot belang. De chronische zieke heeft een groot verlies te verwerken door het proces dat hij door de ziekte zal ondergaan. Er zullen steeds meer lichaamsfuncties verloren gaan, waardoor het leven moet worden aangepast aan de ziekte. Patiënten populatie op de afdeling De afdeling is gespecialiseerd in het verlenen van zorg aan cardiologie en long patiënten. Dit betenkend dat het merendeel van de patiënten chronisch ziek is. Daarnaast kom je veel mensen tegen die al wat ouder zijn. Veel patiënten hebben naast het probleem waar ze voor zijn opgenomen ook vaak een andere chronische ziekte, zoals diabetes mellitus. De meeste patiënten liggen vaak een langere tijd in het ziekenhuis, en komen vaker terug. De positie van de verpleegkundige op de afdeling De verpleegkundige is intermediair tussen de patiënt en de arts. Tevens is zij de persoon die verantwoordelijk is voor het uitvoeren van de opdrachten van de arts. Verpleegkundigen op mijn afdeling werken zelfstandig, en hebben overleg met elkaar wanneer dit nodig lijkt. Men kan altijd bij elkaar terecht met vragen. Er is een teamleidster, deze regelt de zaken met de hogere werkkringen en doet de dingen zoals het rooster. Bij afwezigheid van haar neemt een van de verpleegkundigen het over.
4 Djoeke Kunnen, januari 2003.
Taken van de verpleegkundigen De taken van de verpleegkundige liggen in hoofdlijnen vast in het beroepsprofiel voor verpleegkundigen. De hoofdlijnen zijn: • Observeren en signaleren. • Verzorgen. • Begeleiden. • Verpleegtechnisch handelen. • Informeren en adviseren. • Preventie en voorlichting geven. • Coördineren. Deze punten zijn ook de taken van de verpleegkundigen op mijn afdeling. Daarnaast heeft de verpleegkundige de taak om haar kennis op peil te houden door bijscholingen te volgen en aan cursussen deel te nemen. De verpleegkundige heeft tevens als taak de leidinggevende op afdelingsniveau te vervangen bij afwezigheid. Verantwoordelijkheden van de verpleegkundige De verantwoording van de verpleegkundige ligt op micro niveau. Zij dient te zorgen dat de zorg voor de patiënten de benodigde zorg krijgen. Dit bestaat uit zowel lichamelijke zorg als zorg voor coördinatie van de onderzoeken en bezoeken van andere disciplines. Daarnaast heeft de verpleegkundige zorg de verantwoording over de begeleiding van leerlingen. Dit laatste geld alleen wanneer de verpleegkundige zelf heeft aangegeven hier aan toe te zijn. De leidinggevende is verantwoordelijk voor de zaken die op meso- en macroniveau gaande zijn. Verpleegkundige activiteiten De verpleegkundige activiteiten sluiten aan bij de taken van de verpleegkundige. Verpleegkundige dienen te zorgen voor het op kwaliteit houden van de zorg. Dit kan door informatie te geven aan collega’s door bijvoorbeeld een klinische les te organiseren of inbreng te geven in het team overleg. Daarnaast moet zij haar eigen kennis op peil houden door vakbladen te lezen, beurzen te bezoeken of klinische lessen bij te wonen.
5 Djoeke Kunnen, januari 2003.
Ontwikkelingen in de zorgvraag In de afgelopen jaren is er veel veranderd in de zorg. De patiënten worden mondiger naar artsen en verpleegkundigen toe. Ze vragen sneller wat ze willen en willen exact weten wat ze mankeren en wat er aan te doen is. Collega’s hebben deze verandering duidelijk gemerkt. Ik zelf minder omdat ik pas kort in dit werkveld werk. Maar ook in de wijkverpleging heb ik deze verandering waar genomen. Daarnaast verwachten de meeste patiënten dat ze beter gemaakt kunnen worden, ook al zijn zij chronisch ziek (bijvoorbeeld longemfyseem). Dit beeld is waarschijnlijk ontstaan doordat er het idee heerst dat de wetenschap voor niets staat en bijna elk probleem op is te lossen. Helaas is dit meestal niet naar waarheid. Emancipatie zorgvrager Er van uitgaande dat met emancipatie van de zorgvrager bedoeld wordt dat de patiënt steeds mondiger wordt, kan ik hier het volgende over zeggen. Op de afdeling waar ik werk wordt, zoals eerder vermeld, voornamelijk met chronisch zieke zorgvragers gewerkt. Van deze zorgcategorie is bekend dat er een grote ervaringsdeskundigheid aanwezig is. Dit maakt de zorg soms lastig, omdat mensen erg gericht zijn op hun eigen ideeën en niet makkelijk iets aannemen. Hierdoor kan de zorgverlening soms meer tijd kosten. Vergrijzing Op de afdeling waar ik werk kun je duidelijk waarnemen dat de bevolking van Almere veel ouderen bevat. Daarnaast is het ook zo dat de problematiek waarmee mensen worden opgenomen veelal ontstaat bij ouderen. Dit is anders als op de afdeling chirurgie, in het zelfde ziekenhuis, waar ik heb gewerkt. Hier komen ook veel ouderen maar minder ten opzichte van de jongeren. Doordat er veel ouderen op de afdeling zijn gebeurd het vaak dat mensen eigenlijk naar het verpleeghuis moeten maar dat daar nog geen plaats voor is. Dit is een landelijk probleem. Multipathologie Cardiologische problemen hebben vaak een andere lichamelijke oorzaak als grondslag. Dit komt doordat veel ziekten de bloedvaten beschadigen. Ik denk daarbij aan ziekten als diabetes mellitus. Daarnaast worden mensen steeds ouder, hierdoor krijgen ze ook meer lichamelijke klachten. Ziekten als (long) kanker en diabetes mellitus komen erg veel voor bij ouderen. Ook bij COPD kunnen er neven ziekten ontstaan door bijvoorbeeld het gebruik van medicatie.
6 Djoeke Kunnen, januari 2003.
Allochtonen Almere is een redelijk jonge stad waar grote aantallen allochtonen wonen. Binnen het ziekenhuis komt het dan ook steeds meer voor dat patiënten van niet Nederlandse afkomst zijn. Uit artikelen van het ministerie is gebleken dat dit een landelijk verschijnsel is. In het ziekhuis zijn ook veel allochtonen werknemers. Vaak worden deze er bij gehaald wanneer er een communicatie probleem is. Positie van de verpleegafdeling binnen de zorginstelling Binnen de instelling zijn 6 verpleegafdelingen en een aantal poliklinieken. Alle afdelingen hebben verschillende specialismen. Er zijn dus andere artsen werkzaam. Op onze afdeling zijn de longartsen en cardiologen vaste gast. Daarnaast worden de interne artsen vaak in consult geroepen. Dit doordat er veel patiënten zijn die naast hun hart of long problematiek ook problemen hebben op andere gebieden. De afdeling wordt vaak geraadpleegd wanneer er vragen zijn op andere afdelingen over het specialisme. Personele bezetting van de afdeling Op de afdeling zijn gediplomeerde verpleegkundigen werkzaam op niveau 4 en 5. Hier is nog geen duidelijk onderscheid in. Daarnaast werken er een wisselend aantal leerlingen van verschillende opleidingen op de afdeling. Dit zijn de volgende: • BBL niveau 4. • BOL niveau 4. • HBO-V duaal (niveau 5). • HBO-V duaal verkort (niveau 5). • HBO-V voltijd (niveau 5). Daarnaast zijn er 1 of 2 voedingsassistenten aanwezig per dag en 1 in de avond uren. Meestal is er een afdelingsassistent aanwezig in de ochtend uren. In de verschillende diensten zijn gemiddeld de volgende aantallen verpleegkundigen en leerlingen aanwezig: •
•
•
Nacht dienst: 2 verpleegkundigen. Geen leerlingen. Dag dienst: 5 verpleegkundigen. 5 leerlingen. Avonddienst: 2 verpleegkundigen. 4 leerlingen.
7 Djoeke Kunnen, januari 2003.
Ontwikkelingen in het zorgaanbod Technologie. In het ziekenhuis waar ik werk word niet geëxperimenteerd met nieuw technologie. Dit komt doordat we een perifeer ziekenhuis zijn. Wel gebeurt het dat wanneer iets nieuws op de markt gebracht wordt het moet worden geprobeerd in het ziekenhuis. Dan kan het wel zijn dat er wordt geëxperimenteerd. Wanneer een nieuwe methode van opereren kan worden toegepast op een patiënt dan wordt deze overgeplaatst naar een academisch ziekenhuis. Taakverbreding van de verpleegkundigen Op dit ogenblik wordt het takenpakket van de verpleegkundige steeds breder. Er worden meer taken van artsen overgenomen. Dit zijn dingen als informatie verstrekking over bepaalde behandelingen en het voeren van gesprekken met patiënten en familie. Daarnaast is het ziekenhuis bezig om een aantal verpleegkundigen te laten werken volgens een nieuw systeem, waarbij zij een bureaufunctie krijgen naast hun afdelingswerk. Zo kan het zijn dat iemand in de ochtend werkt op de afdeling en de middag besteed aan het ontwikkelen van nieuwe protocollen en standaarden. Overheidsbeleid Het ziekenhuis waar ik werk is naar mijn mening traag in het doorvoeren van nieuw overheidsbeleid. Zo heeft het 2 jaar geduurd voordat de nieuwe FVG was doorgevoerd. Naar mijn mening is de politiek het laatste jaar erg onstabiel geweest waardoor ik me kan voorstellen dat het ziekenhuis voorzichtig is geweest in het volgen van nieuwe wetsvoorstellen. Arbeidsmarkt De huidige krapte in de arbeidsmarkt is ook te voelen in het Flevoziekenhuis. Op de afdeling waar ik werkzaam ben zijn op dit moment veel mensen met zwangerschapsverlof. Deze plaatsen kunnen maar moeizaam worden opgevuld. Vaak is er geen vaste invaller te vinden voor deze periode, en is de afdeling afhankelijk van verschillende mensen. In het ziekenhuis kunnen vacatures in het algemeen moeizaam worden opgevuld. Hierdoor zijn er soms bedden gesloten. Uit vakbladen blijkt dat dit een algemeen verschijnsel is. Op het niveau van leerlingen mag het Flevoziekenhuis niet klagen. Hierin is een ruim aanbod. Vaak zelfs meer dan er aangenomen kan worden. De leerlingen die een BBL opleiding volgen zijn vaak verplicht om 2 jaar te blijven werken na de diplomering. Hierdoor hoopt men tekorten in de toekomst op te heffen.
8 Djoeke Kunnen, januari 2003.
Activiteit 2
9 Djoeke Kunnen, januari 2003.
Positie van de afdeling ten opzichte van andere instellingen en samenwerking De afdeling waar ik werk werkt samen met de wijkverpleging in Almere en de psychiatrische inrichting die er is. De samenwerking met de wijkverpleging verloopt via een transferverpleegkundige. Zij onderhoud de contacten met de directe wijkverpleging. Tevens inventariseert zij de zorg die nodig lijkt te zijn voor de patiënt. De samenwerking met de psychiatrische instelling is gebruikelijk wanneer een patiënt psychiatrische hulpverlening nodig heeft. Door middel van telefonisch contact komen zij daarna op bezoek. De wijze waarop zorgvragen van zorgvragers worden vastgesteld Op de dag van de opname wordt er een anamnese afgenomen met de patiënt, en eventueel zijn familie. Hierin worden alle belangrijke gegeven opgevraagd. In het bijzonder zaken als gezondheid voor de opname en hulpvraag. Zo kan de patiënt gericht aangeven waar zij hulp in nodig denken te hebben. Deze gegevens worden verwerkt in het verpleegplan dat de verpleegkundige opstelt. Daarnaast observeert de verpleegkundige de patiënt tijdens haar dienst zodat ze informatie die hier uit naar voren komt ook kan verwerken in het verpleegplan. In de protocollen die er zijn worden ook verpleegkundige aspecten genoemd waar rekening mee gehouden moet worden.
10 Djoeke Kunnen, januari 2003.
Uitvoering interventies De interventies die worden uitgevoerd worden gekozen op de gestelde verpleegkundige diagnose. Daarnaast bepalen artsen ook een aantal interventies. Hierbij denk ik aan dingen als klysma’s of injecties. De verpleegkundige verwerkt al deze zaken in het verpleegplan, en handelt hiernaar. Zij rapporteert hoe de uitvoering is verlopen en wat het resultaat was. Disciplines Er zijn verschillende disciplines werkzaam op de afdeling waar ik werk. Dit zijn de volgende: • Fysiotherapie; problemen met de ademhaling en revalidatie voor hartpatiënten. • Longartsen; • Cardiologen; • Andere artsen, zoals internisten, chirurgen en urologen. • Laboranten; afname van bloed. • Wondverpleegkundige. • Oncologieverpleegkundige. • Psychiater. • Voedingsassistenten; maaltijdvoorziening en drinken voor patiënten. • Ambulance personeel; voor transport van cardiopatiënten naar het AMC voor een dotter behandeling. • Apotheek. • Functieafdelingsmederwerkers; voor afname van longfuncties e.d. • Diëtisten. • Transferverpleegkundige; voor het regelen van thuiszorg of hulpmiddelen. • Ergotherapie. • Ziekenhuishygiëniste. • Secretaresse. • Patiënten transport; voor het vervoeren van patiënten naar andere afdelingen.
11 Djoeke Kunnen, januari 2003.
Zorgvragertoewijzing De zorgvragers worden toegewezen door de kamers te verdelen. Hier is in principe een standaard verdeling voor. Bij de verdeling wordt wel gekeken naar het functieniveau van de persoon die op de kamer komt te staan. Er wordt daarbij gekeken naar de zorgzwaarte op de kamers en het soort patiënten dat er ligt. Dan word er een leerling, verpleegkundige of combinatie op de kamers ingedeeld. Deze indeling wordt door de oudste van dienst gemaakt, in overleg met de overige teamleden. Daarnaast wordt er gekeken naar de combinatie van personeel, zodat leerlingen met hun begeleider samen kunnen werken. Coördinatie Elke dienst heeft een verpleegkundige een aantal “eigen” patiënten. Zij moet de coördinatie van de zorg dragen voor deze patiënten. Daarbij is het wel toegestaan om taken over te dragen. Ik denk hierbij aan het maken van afspraken en dergelijke. In het rapport van de patiënt noteert iedere discipline de met de patiënt gemaakte afspraken, en zijn bevindingen. Daarnaast is het de bedoeling dat de verpleegkundige door de andere discipline mondeling op de hoogte wordt gebracht van de gemaakte afspraken, zodat zij kan ingrijpen als er dubbel dingen worden afgesproken of als er andere bezwaren zijn. De verpleegkundige verwerkt alle afspraken in het verpleegplan, zodat een volgende collega op de hoogte is.
12 Djoeke Kunnen, januari 2003.
Na woord Ik vond het jammer dat deze opdracht sterk leek op een opdracht van vorig jaar. Hierdoor was mijn motivatie laag om aan de opdracht te beginnen. Een hoop onderdelen van mijn vorige afdeling waren het zelfde als op mijn huidige afdeling. Ik vond het lastig om nuttige informatie te geven over het onderwerp als het om het macro niveau ging. Dit omdat er geen duidelijke richtlijnen te vinden zijn in Nederland vanuit de regering. Dit is denk ik doordat er al een jaar problemen zijn binnen de regering. Ik hoop dat na de verkiezingen van 22 januari er weer duidelijkere richtlijnen worden opgesteld. Het zoeken naar informatie vond ik wel leuk, omdat ik daardoor op veel nieuwe sites terecht kwam. Tevens vond ik het boeiend om met collega’s te bespreken hoe zij over het onderwerp dachten, en invulling geven aan de organisatie.
13 Djoeke Kunnen, januari 2003.
Bronvermelding Internet. www.verpleegkundenieuws.nl www.ministerie.nl (afdeling volksgezondheid en welzijn) www.google.nl (zoekmachine) Literatuur. Vakbladen: Nurcing, jaargang 2000 t/m 2002. Verpleegkunde nieuws jaargang 2002. Boeken: • Beroepsprofiel voor de verpleegkundige; Ellen Leistra. Elsevier en LCVV, 2000. • Dynamiek van een team; Michael West. Nelissen B.V. , 1996. • Coördinatie van zorg; M.A.A. de Wit. Integraal, 2000. • Verplegen van chronisch zieken, lichamelijk gehandicapten en revaliderenden 405; B.J. Alferink. Intergraal, 1999. • Plannen van verpleegkundige zorg 401; M.F. Held. Nijgh Versluys, 1997. • Integrerende verpleegkunde; Ann Tousseyn. Kavanah, 1995.
14 Djoeke Kunnen, januari 2003.
Bijlage 1; artikel 1, Taakherschikking in de gezondheidszorg Taakherschikking in de gezondheidszorg; Meer taken overhevelen naar verpleegkundigen en doktersassistenten Dokters zien meer patiënten door taakherschikking Zoetermeer, 13 januari 2003 Door een andere verdeling van taken krijgen dokters meer tijd voor de ernstige patiënten. De assistent of de verpleegkundige kan vaak voorkomende en minder gecompliceerde problemen heel goed zelfstandig oplossen. Een ‘zorgadvieslijn’ waar patiënten 24 uur per dag en zeven dagen in de week telefonisch met hun gezondheidsklachten terecht kunnen, zorgt bovendien voor nog verder verbeterde toegankelijkheid van de zorg. Dat betekent wel dat opleidingen moeten veranderen en dat de kwaliteit moet zijn gewaarborgd. Dat is de kern van het advies Taakherschikking in de gezondheidszorg dat de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ) op 14 januari aanbiedt aan de staatssecretaris van VWS, mevrouw drs. C. Ross-van Dorp. In zijn advies geeft de RVZ aan dat deskundigheid en competenties van hulpverleners moeten bepalen welke beroepsbeoefenaren welke taken verrichten. En niet de hiërarchie van een oude beroepenstructuur. Bovendien zullen technologische mogelijkheden die hiërarchie in de toekomst verder onder druk zetten. De hulpvragen van patiënten lopen nogal uiteen. Niet elke hulpvraag van een patiënt hoeft een dokter te beantwoorden. Ook bij andere hulpverleners is veel deskundigheid aanwezig. Zo gaat men niet voor ieder oogprobleem naar de oogarts. De meeste mensen die een leesbril nodig hebben gaan naar de opticiën. En op een aantal plaatsen houden verpleegkundigen spreekuur voor patiënten met diabetes, hartfalen of astma. Verder worden sinds kort niet-artsen opgeleid om onder supervisie van de chirurg kleine operaties uit te voeren. Huisartsen en tandartsen laten een aantal taken uitvoeren door hun assistenten. Op veel plaatsen is dus al sprake van informele vormen van taakherschikking. Maar tegen het formaliseren daarvan is weerstand van artsen en tandartsen die hun verantwoordelijkheid niet gemakkelijk uit handen geven. Zij maken zich zorgen over de kwaliteit, maar zijn soms ook bang voor aantasting van hun financiële positie. Toch is het formaliseren nodig, omdat alleen dan de zorg beter en efficiënter georganiseerd kan worden. Daarom moet de overheid, aldus de RVZ in zijn advies, taakherschikking wettelijk regelen. Dat is in het belang van een betere toegankelijkheid van de zorg. Maar ook in het belang van de arbeidsmarkt. De toekomstige bevolkingsopbouw zal een zware wissel trekken op het functioneren van de arbeidsmarkt. Er komen door de vergrijzing steeds meer zorgvragen op de gezondheidzorg af. Maar het zal moelijk zijn om voldoende personeel in te zetten om al die vragen te beantwoorden. Taakherschikking kan helpen om in de toekomst voldoende personeel aan te trekken en te behouden. 15 Djoeke Kunnen, januari 2003.
Om de zorg te innoveren en de toegankelijkheid te vergroten, beveelt de RVZ twee nieuwe vormen van taakherschikking aan. In de eerste plaats de totstandkoming van een ‘zorgadvieslijn’. Patiënten kunnen hier telefonisch terecht voor een eerste telefonisch advies van verpleegkundigen of doktersassistenten. In de tweede plaats beveelt hij experimenten aan met walk-in-centra, gerund door daartoe speciaal opgeleide verpleegkundigen (nurse practitioners). Dat zijn locaties waar patiënten zonder afspraak terecht kunnen voor de behandeling van eenvoudige gezondheidsklachten. Bij voorkeur daar waar het tekort aan huisartsen het meest nijpend is. Verder zouden naast de huisarts ook de fysiotherapeut, andere paramedici en de nurse practitioners rechtstreeks toegankelijk moeten zijn. De RVZ beveelt aan daarvoor aanpassingen in onder meer de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG), de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening en de Ziekenfondswet aan te brengen. De RVZ adviseert de overheid te zorgen voor toegankelijke informatie over beroepsgroepen in de gezondheidszorg met diverse middelen, waaronder het internet. Opleidingen moeten bovendien veranderen om toekomstige zorgverleners voor te bereiden op een ander takenpakket en meer samenwerking. Het beroep van doktersassistent dient naar de mening van de RVZ in de Wet BIG geregeld te worden. Financiële incentives kunnen taakherschikking bevorderen. De RVZ beveelt de ziekenhuizen aan de toekomstige financiering met behulp van Diagnose Behandeling Combinaties (DBC’s) daarvoor te benutten. In de AWBZ-sector zou daarvoor een aparte budgetparameter ontwikkeld moeten worden. Verzekeraars zouden taakherschikking kunnen bevorderen door polisdifferentiatie. Verpleegkunde nieuws.
16 Djoeke Kunnen, januari 2003.
Bijlage 2; artikel 2, Hart- en vaatziekten bij allochtonen in Nederland Hart- en vaatziekten bij allochtonen in Nederland. Een cijfermatige verkenning naar leefstijl- en risicofactoren, ziekte en sterfte RIVM rapport 261858006 Cardiovascular diseases in non-Western immigrants in the Netherlands. An exploratory study into lifestyle, risk factors, morbidity and mortality Leest LATM ; Dis SJ van ; Verschuren WMM 87 p in Dutch, 2002 English abstract The Netherlands Heart Foundation is planning to formulate a policy with respect to the prevention of cardiovascular diseases in non-Western immigrants. To decide which subgroup and which lifestyle and risk factors have the highest priority, it is important to accumulate information on the extent of these factors in the different ethnic groups. Information on illness, use of health care, morbidity and mortality in relation to cardiovascular diseases can also give an indication of which subgroup is confronted with the greatest burden of cardiovascular diseases. Of the cardiovascular lifestyle factors and risk factors, nutritional behaviour (more fruit, more vegetables and less saturated fatty acids) and the prevalence of hypercholesterolemia showed a more favourable profile in immigrants than in the native Dutch population. Overweight, physical activity, hypertension and diabetes mellitus seem to be more prevalent in non-Western immigrants, particularly in older people. Smoking habits in immigrants are strongly gender-linked: Turkish men smoke considerably more, while, for example, Moroccan women, in general, don't smoke. Turkish, Moroccan and Surinam immigrants use primary health care more than Dutch people and more frequently. The use of secondary health care (contacts with specialists) is similar and no differences were observed between immigrants and native Dutch with regard to hospitalisation. Turkish people report more symptoms, consult a specialist and are hospitalised more often for CHD problems. On the other hand, it seems that the diagnosis of CHD and the use of pharmaceuticals for CHD occur less among Turkish people. Moroccans have fewer CHD symptoms and get fewer diagnoses. The Surinam people experience more CHD symptoms and are more often diagnosed with CHD. There is only one study known (not so recent and using quite small numbers) on CHD mortality in immigrants. Some caution is required when interpreting the results in view of one or more of the following remarks. The numbers participating in the studies were usually small, most of the results were based on selfreported data and not all of the studies were recent.
17 Djoeke Kunnen, januari 2003.
Nederlandse samenvatting De Nederlandse Hartstichting is voornemens haar beleid t.a.v. preventie van hart- en vaatziekten (HVZ) mede op de doelgroep niet-westerse allochtonen te gaan richten. Om te beslissen welke (sub)groep allochtonen en welke leefstijl- of risicofactoren de hoogste prioriteit hebben binnen dit beleid, is het belangrijk om in kaart te brengen hoe deze factoren verdeeld zijn over de diverse groepen allochtonen. Ook informatie over ziekte, zorggebruik en sterfte in relatie tot HVZ geeft aanwijzingen binnen welke groep het risico op HVZ het grootst is. Binnen de leefstijl- en risicofactoren van HVZ lijken voedingsgewoonten (meer fruit, groenten en minder verzadigde vetten) en het voorkomen van hypercholesterolemie gunstig af te steken ten opzichte van de autochtone bevolking. Sommige factoren lijken meer voor te komen bij vooral oudere allochtonen: overgewicht, lichamelijke inactiviteit, hypertensie en diabetes mellitus. Het rookgedrag bij allochtonen is zeer sterk geslachtsgebonden: Turkse mannen roken beduidend meer, terwijl bijvoorbeeld Marokkaanse vrouwen niet roken. Turken, Marokkanen en Surinamers maken vaker gebruik van huisartsenzorg dan autochtone Nederlanders. Ongeveer evenveel allochtonen als autochtonen hebben jaarlijks contact met de specialist of worden jaarlijks opgenomen in het ziekenhuis. Turken hebben meer klachten, raadplegen vaker de specialist en worden vaker opgenomen in het ziekenhuis in verband met hartklachten. HVZ en ook het medicijngebruik gerelateerd aan HVZ is bij Turken lager. Marokkanen hebben minder klachten en diagnosen met betrekking tot hart - en vaatziekten. Surinamers hebben vaker klachten, er wordt vaker de diagnose 'HVZ' gesteld. Over sterfte aan HVZ bij allochtonen is een onderzoek bekend. Dit onderzoek is van oudere datum en de aantallen waarop de resultaten gebaseerd zijn, zijn klein. Bij de interpretatie van de resultaten is enige voorzichtigheid geboden, omdat in de meeste onderzoeken waaruit de resultaten afkomstig zijn het aantal geincludeerde personen klein was, en / of de dataverzameling op basis van zelfrapportage heeft plaatsgevonden en / of het onderzoek relatief oud was.
18 Djoeke Kunnen, januari 2003.
Bijlage 3; artikel 3, Beter kwaliteitsbeleid nodig bij zorginstellingen Beter kwaliteitsbeleid nodig bij zorginstellingen Zorginstellingen voldoen bij lange na nog niet aan de kwaliteitseisen die de wet stelt. Ook innovatie komt maar mondjesmaat op gang en brede toepassing van goede, vernieuwende initiatieven blijft dikwijls achterwege of duurt veel te lang. Dit is onaanvaardbaar voor de kwaliteit van de zorg. Dit schrijft staatssecretaris Ross van VWS vandaag aan de Tweede Kamer in een brief over kwaliteitsbeleid in de zorg. Ross vindt ook dat de inbreng van patiënten en consumenten beter geregeld moet worden bij de ontwikkeling van de kwaliteit en dat de prestaties van zorginstellingen beter zichtbaar moeten zijn voor gebruikers van de zorg. De staatssecretaris wil dat instellingen binnen twee jaar beschikken over het wettelijk vereiste kwaliteitsplan. Zij wil hiervoor op korte termijn met de betrokken brancheorganisaties van onder andere ziekenhuizen, gehandicaptenzorg, ouderenzorg, GGZ en public health spreken over het maken van een plan van aanpak door de brancheorganisaties. De hoofdlijnen van de nieuwe aanpak door zorgaanbieders zijn: méér garanties voor goede kwaliteit, minder regels, meer gebruikmaken van opleiding en een grotere rol voor ICT. Ook wil de staatssecretaris instellingen en verzekeraars duidelijker aanspreken op hun verantwoordelijkheid. De prestaties van instellingen moeten beter meetbaar en onderling vergelijkbaar worden. Zorgverzekeraars moeten - als inkopers van zorg voor clienten - betere afspraken maken over de te leveren kwaliteit. Dit moet binnen twee jaar goed geregeld zijn. Bestuurlijke boetes: “waardevolle suggestie” Ross steunt de aanpak van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) die heeft aangekondigd harder op te gaan treden tegen instellingen waar de kwaliteit ernstig tekort schiet. Het idee van Inspecteur-Generaal Kingma, om de IGZ boetes te laten uitdelen, vindt Ross ‘een waardevolle suggestie’ die ze nader wil laten onderzoeken. Bij de Tweede Kamer is momenteel een wetsvoorstel in behandeling dat zorginstellingen verplicht ernstige fouten te melden bij de IGZ. De staatssecretaris noemt in haar brief onder andere de pharmacie en de thuiszorg als sectoren die als voorbeeld kunnen dienen wat betreft de kwaliteitsontwikkeling. Ook noemt zij goede voorbeelden van innovatie bij een aantal zorgaanbieders, zoals de zorg voor zwangere vrouwen met verhoogd risico, verpleeghuiszorg aan dementerenden en thuiszorg aan specifieke groepen. Opvallend is dat bij de instellingen die aan innovatie hebben gedaan het bij deze verbeteringen niet alleen de kwaliteit betreft, maar dat ook de veiligheid verbetert, de klant meer tevreden is, de zorgverlener het werk leuker vindt en het geld doelmatiger besteed wordt. Ross vraagt de brancheorganisaties in de zorg de komende maanden per sector plannen van aanpak voor een aktiever kwaliteitsbeleid op te stellen. Kwaliteitsbeleid zorginstellingen Kamerstuk, 4-12-2002 19 Djoeke Kunnen, januari 2003.
Bijlage 4; artikel 4, Over mondigheid gesproken Over mondigheid gesproken Symposium specifieke beroepsorganisaties in de verpleging en verzorging en het LCVV op 15 december 1995 in de Flint te Amersfoort Datum: 1995 Beroepsorganisaties van verplegenden en verzorgenden en patiëntenorganisaties gaan in de toekomst meer samenwerken. Dit is de kern van de verklaring waarmee het symposium wordt afgesloten. Aanleiding tot deze verklaring is de toegenomen mondigheid van patiënten. De stem van de patiënt is steeds duidelijker hoorbaar, zowel in het contact met verplegenden en verzorgenden als in het landelijk beleid van de gezondheidszorg. Deze ontwikkeling is van invloed op het dagelijkse werk van verplegenden en verzorgenden en op de plaats die zij in de gezondheidszorg moeten innemen. Aan het einde van het symposium wordt de verklaring aangeboden aan de directeur van de Nederlandse Patiënten/ Consumenten Federatie (NP/CF) en de interim-voorzitter van de binnenkort op te richten Algemene Vergadering van Verplegenden en Verzorgenden (AVVV). De toegenomen mondigheid van de patiënt en de sterke positie van patiëntenorganisaties zijn overduidelijk. De mondigheid van patiënten heeft onder andere geleid tot een roep om meer zorg op maat. Anticiperen op de toegenomen mondigheid is voor verplegenden en verzorgenden een grote uitdaging, en noodzaakt hier een adequaat antwoord op te geven. Om tot een verantwoorde keuze in de zorg te komen is het oordeel van verplegenden en verzorgenden essentieel. Daarbij kan niet voorbij worden gegaan aan het oordeel van de patiënt. Echter in lang niet alle gevallen zullen beiden tot een gelijk oordeel komen. Dit spanningsveld vormt een van de redenen voor de verpleging en verzorging om meer samen te werken met patiënten en patiëntenorganisaties. Een van de sprekers op het symposium is professor Grypdonck, hoogleraar Verplegingswetenschap aan de Universiteit Utrecht. In haar lezing stelt zij dat de toegenomen mondigheid onder patiënten en verpleegkundigen wordt bedreigd door het toenemend gebruik van protocollen in de zorg. Alhoewel protocollen duidelijkheid bieden, kunnen ze tegelijkertijd de handelingsvrijheid van patiënt en verpleegkundige beperken.
20 Djoeke Kunnen, januari 2003.
Professor Grypdonck gaat tevens in op de veranderende cultuur in de verpleging en verzorging. Meer en meer richten beide beroepsgroepen zich op maatschappelijke ontwikkelingen om hen heen. Toegenomen mondigheid van patiënten is ongetwijfeld een van de belangrijkste ontwikkelingen van de afgelopen 10 jaar. Op het symposium wordt de mondigheid vanuit het perspectief van de verplegenden en verzorgenden, patiënten en overheid belicht. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met mw. A. v.d. Korput van Boxel of dhr. T. Oostrom van het LCVV, tel. 030 - 2 967 614 Datum laatste wijziging: 1 Mei 1997
21 Djoeke Kunnen, januari 2003.
Bijlage 5; artikel 5, Personeelstekorten
Verpleging en verzorging aantrekkelijker maken om personeelstekort op te lossen Utrecht, 19 maart 1998
De oplossing voor het personeelstekort in de verpleging en verzorging moet gezocht worden in het aantrekkelijker maken van het beroep: hiertoe is een gerichtere aanpak en een langetermijnbeleid nodig. Het Landelijk Centrum Verpleging & Verzorging (LCVV) signaleert momenteel tekorten aan met name hooggekwalificeerde verpleegkundigen in ziekenhuizen. Ook zal dit op korte termijn voor de kwalificatieniveaus 2 en 3 IG gelden. Daarom moet er niet over de tekorten onder verpleegkundigen en verzorgenden in het algemeen gepraat te worden. Tevens is er sprake van regionale verschillen ten aanzien van het personeelstekort. Een meer gerichte aanpak ten aanzien van deze factoren leidt tot een meer succesvolle aanpak van dit probleem. Een plan van aanpak voor de lange termijn vereist een vijftal maatregelen: 1. De kennis van verpleegkundigen en verzorgenden moet beter benut worden en de zeggenschap over het professionele handelen moet worden uitgebreid. Dit zal leiden tot hogere motivatie, dus grotere instroom. 2. De verschuiving van taken van arts naar verpleegkundige, hetgeen een positieve impuls zal geven aan het beroep en zal leiden tot een verbeterd imago, dus grotere instroom. 3. Een onderzoek onder schoolverlaters zal duidelijkheid kunnen verschaffen over wat de factoren zijn die de beroepskeuze bepaalt en zó op termijn de instroom positief kunnen beïnvloeden. 4. Nagegaan moet worden waarom slechts de helft van de afgestudeerden in de verzorging daadwerkelijk in de verzorging gaat werken. Deze gegevens blijken uit het LCVV-onderzoek ‘Feiten over verpleging en verzorging’. 5. Een lopend onderzoek van het NIVEL en het NZi naar vertrekredenen van verpleegkundigen en verzorgenden zal belangrijke aanknopingspunten opleveren om tot oplossingen voor de tekorten te komen. Een gerichte, langetermijnoplossing zal het maatschappelijk aanzien van de beroepsgroepen verbeteren en leiden tot hogere instroom en zo de dreigende tekorten voorkomen.
Datum laatste wijziging op deze pagina: 19 maart 1998
22 Djoeke Kunnen, januari 2003.