Commerciële & Juridische Aanbestedingsspecialisten
Verder in deze uitgave: Snel en voortvarendreageren en procederen in aanbestedingsprocedures Van Roanne naar Rotterdam: tijgeren door een juridisch mijnenveld
Zevende jaargang, nummer 1, maart 2007
De contouren van gewijzigd NMa-beleid rondom combinatievorming; een schot in de roos of
in eigen voet?
Rectificatie bij een (Europese) aanbesteding De aanbesteding van nieuwe technologieën Met zorg aanbesteden en inschrijven. Het blijft een hele kunst
3
7
14
20
P r o c u r e m lee tnt etr
ZEVENDE JAARGANG, NUMMER 1, MAART 2007
Van de redactie Beste Lezer, Inmiddels is het al weer het zevende jaar dat de Procurement letter uitkomt. De redactie is ondertussen aardig uitgebreid en daarmee ook de omvang van de nieuwsbrief. In deze uitgave een zestal artikelen met betrekking tot het aanbestedings- en mededingingsrecht. Chantal Bartels geeft advies omtrent het snel en voortvarend reageren en procederen in aanbestedingsprocedures. Anne Fischer-Braams bespreekt vervolgens een tweetal recente uitspraken die beiden betrekking hebben op zowel het aanbestedings- als het mededingsrecht. Aansluitend gaat Yvonne Maasdam in op het NMa-beleid rondom combinatievorming. Jochem Berns pleit in zijn artikel voor het betrachten van zorgvuldigheid met het rectificeren van (Europese) aanbestedingen. Onder de titel ‘met zorg aanbesteden, het blijft een hele kunst’ gaat Leopold Sueters in op een aantal uitspraken inzake WMO aanbestedingen. Tenslotte sluit Stephan Corvers af met een kijkje in de keuken van ‘pre-commercial procurement’, een voortvloeisel uit de initiatieven van de Europese Commissie rondom aanbestedin-
gen en Innovatie. Ook in dit nummer uiteraard weer een column van Franke van der KlaauwKoops, onze vaste schrijfster voor deze rubriek. De strategische alliantie is zoals u weet eind vorig jaar uitgebreid met Maasdam Mededingingsadvocaat. De partners uit deze alliantie werken vanuit de vestigingen in ’s-Hertogenbosch en in Rijswijk. Ter informatie zijn de contactgegevens meegenomen in deze nieuwsbrief. De vestiging ’s-Hertogenbosch heeft inmiddels beschikking gekregen over een extra vergaderruimte, ruim opgezet en voorzien van alle mogelijke faciliteiten. Vanaf heden zijn we dan ook in de gelegenheid om trainingen en workshops op eigen locatie te verzorgen. Een andere interessante ontwikkeling is de samenwerking met een bedrijf wat is gespecialiseerd in IT Procurement. Hierover kunt u meer lezen in de volgende nieuwsbrief. Voor nu, veel leesplezier! Alexandra van Uden
Corvers Procurement Services b.v.
Bartels Sueters Fischer Aanbestedingsadvocaten
Maasdam Mededingingsadvocaat
Telefoon:
Telefoon:
073-6148000
Telefoon:
070-3070804
(’s-Hertogenbosch)
Emailadres:
[email protected]
070-3070737 (Rijswijk)
Website:
www.mededingingsadvocaat.nl
073-6126566 (’s-Hertogenbosch) 070-3070737 (Rijswijk)
Emailadres:
[email protected]
Emailadres:
[email protected]
Website:
www.corvers.com
Website:
www.aanbestedingsadvocaat.nl
23 25
MAASDAM C O M M E R C I A L
&
L E G A L
* " ! " ! & + $ & + $ 0 ! 3 ,
A F F A I R S
1
1 A
620823_Corvers_Letter_1.indd 1
A
N
B
E
S
T
E
D
I
N
G
S
A
D
V
O
C
A
T
E
N
13-03-2007 15:26:47
Column
Column
Zevende jaargang, nummer 1, maart 2007
Franke van der Klaauw
2
620823_Corvers_Letter_1.indd 2
2007 Dit is alweer de eerste column van het nieuwe jaar 2007. En ook al is het jaar inmiddels zo oud dat het opschrijven van 2007 in de datum gedachteloos geschiedt, het is niet te laat om nog een korte overpeinzing te wijden aan wat het jaar aanbestedingsrechtelijk voor ons in petto heeft. Ik denk namelijk dat het op dat vlak wel weer een enerverend jaar kan worden. Zo is er nog steeds een nieuwe Nederlandse aanbestedingswet in de maak. Het voorstel daarvoor ligt bij de Eerste Kamer te wachten op antwoord van de Minister van EZ op de bijzonder kritische vragen van enkele Eerste Kamerleden. Zij vielen met name over de verbrokkelde structuur en de vele delegatiemogelijkheden van het wetsvoorstel. Vanuit democratisch oogpunt en in het licht van de overzichtelijkheid zijn dat inderdaad dikke minpunten. We wachten het vervolg af en vestigen onze hoop op de Eerste Kamer en de nieuwe minister van EZ. Regels ontwerpen en invoeren is één. De naleving van die regels en je recht kunnen halen is iets anders. Vaak zijn daar ook weer regels voor nodig. We spreken dan van handhavingsen rechtsbeschermingsregels. In het aanbestedingsrecht is het niet anders. Over de rechtsbescherming in aanbestedingsaangelegenheden is momenteel veel te doen. Het gaat om het wie, hoe en wat in verband met de nodige garantie van snelle en effectieve maatregelen. Het bijzondere van de aanbestedingsregels is namelijk dat zij gaan over de betrekkelijk korte periode van de aanbestedingsprocedure. Hoe haal je als verongelijkte partij in die korte tijd nog effectief en zinvol je gelijk en je recht? En aan welke
eigenschappen moet de betreffende beroepsinstantie voldoen? Zowel de Europese als de nationale overheid maken daar op momenteel werk van. Zo heeft de Europese Commissie het vorig jaar wijzigingen voorgesteld in de bestaande Europese handhavingsrichtlijnen en zijn er wellicht oplossingen te vinden in het onderzoek naar de rechtsbescherming dat op verzoek van het ministerie van EZ is gedaan. We zien de ontwikkelingen tegemoet. Dan is er ook dit jaar ongetwijfeld de immer toenemende stroom rechterlijke uitspraken in de diverse aanbestedingsgeschillen. Deze stroom geeft een duidelijke indicatie waar het om moet gaan en waarom het allemaal moet gebeuren. Dat is namelijk dat degenen die in de praktijk met de regels moeten werken er ook goed mee moeten kunnen werken. Laten regelgevers en beleidsmakers dat het komend jaar goed in het oog houden! Leiden, 5 februari 2007 Franke van der Klaauw is verbonden aan eLaw@Leiden, centrum voor recht in de informatiemaatschappij, Universiteit Leiden
MAASDAM C O M M E R C I A L
&
L E G A L
A F F A I R S
* " ! " ! & + $ & + $ 0 ! 3 ,
1
13-03-2007 15:26:50
Snel en voortvarend reageren en procederen
Snel en voortvarend reageren en procederen in aanbestedingsprocedures
Zevende jaargang, nummer 1, maart 2007
in aanbestedingsprocedures Mr C.J.G.M. Bartels LL.M Bartels Sueters Fischer aanbestedingsadvocaten In d e ui ts p r a k e n v a n N ed erl a n d se rech t ers i s een t en d en s w a a r t e n em en d a t a a n b est edende d i e ns te n i n e e n k o r t g ed i n g p ro ced u re p ri m a i r h et st a n d p u n t i n n em en d a t d e a f g ew ez en inschrijver d i e d e ge r e c hte li jk e p ro ced u re a a n h a n g i g m a a k t n i et o n t v a n k el i j k i s i n z i j n v o rd eringen om dat hi j s i mp e lwe g te la at i s. D e i n sch ri j v er h a d v o l g en s d e a a n b est ed en d e d i en st z i j n argum ent en ma a r ge d ur e nd e d e a a n b est ed i n g sp ro ced u re n a a r v o ren m o et en b ren g en o p een m o m ent dat d e a a nbe s te d e nd e di en st n o g w i j z i g i n g en h a d k u n n en d o o rv o eren . Va n d e i n sch ri j vers m ag dus k e nne li jk wor d e n v erw a ch t d a t z i j sn el en d o el t ref f en d i n a ct i e k o m en i n d i en z i j b ez w aar w ensen te ma k e n te ge n e e n g u n n i n g sb esl u i t o f t eg en en i g a n d er v o o r b ero ep v a t b a a r b esl u it in een a a nbe s te d i ngs p r oc ed u re.
Grossman-arrest Dit verweer van de aanbestedende dienst is gebaseerd op het Grossman-arrest van het Hof van Justitie van de EG (C-230/02 van 12 februari 2004). In deze zaak had de eisende partij afgezien van inschrijving wegens discriminerende specificaties van het bestek. Hij vecht het gunningsbesluit aan en krijgt tegengeworpen dat het beroep tardief is omdat hij in een eerder stadium de vaststelling van de litigieuze specificaties had kunnen aanvechten. Het Hof oordeelde dat iemand die niet heeft deelgenomen aan een aanbestedingsprocedure en geen beroep heeft ingesteld tegen de oproep tot inschrijving geacht wordt geen belang meer te hebben bij gunning en derhalve geen mogelijkheid meer heeft tot beroepsprocedures als genoemd in de Rechtsbeschermingsrichtlijn. Veelal wordt een dergelijk standpunt van de aanbestedende dienst ondersteunt door een bepaling in het bestek of aanbestedings1
Stichting Meavitagroep/gemeenten Wassenaar, Rijswijk, Leidschendam/Voorburg, Stichting Florence, Stichting Woon/ en zorgcentra Haaglanden. www.rechtspraak.nl LJN:AZ4589.
A
620823_Corvers_Letter_1.indd 3
document in de zin dat indien de inschrijver onvolkomenheden of bepalingen in strijd met het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten (Bao) constateert hij hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk melding dient te maken bij de aanbestedende dienst om zonodig een en ander te corrigeren of bij te stellen. Na de gunningsbeslissing zou de inschrijver hier dan geen beroep meer op kunnen doen. Een dergelijke bepaling leidt echter niet zonder meer tot niet-ontvankelijkheid, zoals blijkt uit een recente uitspraak van de Rechtbank ’s-Gravenhage van 14 december 20061 waarin de Voorzieningenrechter als volgt oordeelde: “Op zichzelf is het juist dat in de Selectieleidraad staat vermeld dat een inschrijver onvolkomenheden, tegenstrijdigheden, gebreken of bepalingen in strijd met het BAO zo spoedig mogelijk dient te melden en dat achteraf daarop geen beroep meer kan worden gedaan. Dit brengt echter nog niet met zich dat Meavita thans de inhoud van de leidraad in het geheel niet meer ter discussie zou
A
N
B
E
S
T
E
D
I
N
G
S
A
D
V
O
C
A
T
E
N
3
13-03-2007 15:26:50
Snel en voortvarend reageren en procederen in aanbestedingsprocedures
Zevende jaargang, nummer 1, maart 2007
4
620823_Corvers_Letter_1.indd 4
kunnen stellen. Zeker niet waar het gaat om
terecht aangevoerd dat zij door het opnemen van
vraagtekens bij de wijze waarop de (uiteindelijke)
een Alcatel-regeling in het bestek erop mocht
selectie heeft plaatsgevonden en de interpretatie
vertrouwen eventuele bezwaren tegen de aan-
die daarbij door de Gemeenten aan de verschil-
bestedingsprocedure tijdens de Alcatel-termijn te
lende criteria blijkt te zijn gegeven. Meavita kan
kunnen aanvoeren.”
mitsdien in haar vorderingen worden ontvangen.” Procederen voor de sluitingstermijn Door de Alcatel-termijn2 worden inschrijvers al gedwongen tot snel en voortvarend procederen nadat het gunningsbesluit is genomen. De vraag rijst of inschrijvers op basis van het Grossman-arrest al voor sluitingstermijn moeten ageren tegen mogelijk eerder geconstateerde gebreken tijdens de aanbestedingsprocedure. Door de meeste rechters wordt hier afwijzend op gereageerd. De Voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag oordeelde in een recente uitspraak3 inzake de verwarring tussen selectie- en gunningscriteria welke procedure pas na gunning aanhangig is gemaakt als volgt: “Het beroep van de gemeenten op het Grossmann-arrest slaagt niet. GOM heeft er terecht op gewezen dat een vergelijking met die zaak mank gaat, nu het daarbij ging om een procespartij die niet had deelgenomen aan de betreffende aanbestedingsprocedure. Daarnaast is van belang dat GOM onbetwist heeft aangevoerd dat tussen de gemeenten en de inschrijvers een zogenoemde Alcatelregeling is overeengekomen. Doel en strekking van deze regeling is dat deelnemers de mogelijkheid dienen te hebben om tijdig bezwaar te kunnen maken tegen het voorgenomen gunningsbesluit van de aanbesteder. GOM heeft voorshands
Ook in een geval waarin de eisende partij niet had ingeschreven op de aanbesteding, maar voorafgaand aan de sluitingstermijn reeds op heraanbesteding had aangedrongen, werd de eiser ontvankelijk verklaard. Uit het vonnis van de Rechtbank Arnhem in deze zaak blijkt echter niet of nadrukkelijk een beroep op Grossman is gedaan. De Voorzieningenrechter oordeelt: “NRG vordert – kort gezegd- staking van de aanbestedingsprocedure omdat volgens haar ernstige gebreken kleven aan het bestek en procedurele regels zijn overtreden. Voor NRG zijn deze gebreken zo ernstig dat zij niet tot een offerte heeft kunnen komen. In dit licht bezien brengt het feit dat NRG niet heeft ingeschreven vanzelfsprekend niet mee dat zij niet kan worden ontvangen in haar vordering.”4 Er is geen enkele aanbestedingsregel die een inschrijver verplicht om haar bezwaren tegen de opzet van de procedure en/of een onjuiste toepassing van de aanbestedingsregels aan de aanbestedende dienst vóór de inschrijvingsdatum kenbaar te maken. Integendeel, uit aanbestedingsregelgeving en Europese en nationale rechtspraak lijkt voort te vloeien dat een inschrijver de vrijheid heeft om zijn bezwaren tegen de aanbestedingsprocedure pas naar voren te brengen bij het gunnen van een
2
Termijn van 15 dagen waarbinnen de afgewezen inschrijver in beginsel bezwaar moet hebben gemaakt tegen gunning. Deze
3
2 november 2006 GOM schoonhouden/gemeente Leidschendam-Voorburg en gemeente Wassenaar en CSU Total Care b.v,
termijn is gebaseerd op art. 55 lid 2 Bao.
Tijdschrift Aanbestedingsrecht januari 2007. 4
Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem 1 juli 2006 NRG Benelux b.v./Wageningen Universiteit c.s. www.rechtspraak.nl LJN: AY0430.
5
Vgl. ook conclusie A-G (overweging 4.18) bij arrest Hoge Raad d.d. 4 november 2005, LJN: AU2806.
MAASDAM C O M M E R C I A L
&
L E G A L
A F F A I R S
* " ! " ! & + $ & + $ 0 ! 3 ,
1
13-03-2007 15:26:51
opdracht.5 In de regel en in de praktijk gebeurt
heeft echter voor zover mij bekend tot nu toe
dit dan ook gedurende de Alcateltermijn, zoals
nog niet tot niet-ontvankelijkheid geleid.7
Snel en voortvarend reageren en procederen in aanbestedingsprocedures
Zevende jaargang, nummer 1, maart 2007
is vastgelegd in artikel 55 Bao. In de toelichting op artikel 55 Bao is opgenomen: “(…) Deze termijn wordt voldoende geacht voor ondernemers om te beoordelen of de regels van dit besluit zijn nageleefd en om een voorziening te vragen bij de rechter of de Raad van Arbitrage”. De wetgever heeft dus duidelijk en expliciet voorzien in de mogelijkheid voor afgewezen inschrijvers om (juist) gedurende de Alcateltermijn te beoordelen of de aanbestedende dienst conform de aanbestedingsregels, waaronder een correcte toepassing van selectieen gunningscriteria, heeft plaatsgevonden en bij onregelmatigheden dit ter toetsing aan een rechter voor te leggen. Tips voor inschrijvers Toch is er duidelijk een tendens waarneembaar dat in procedures steeds vaker een beroep wordt gedaan op het Grossman-arrest. Dit is ook te verklaren gezien het feit dat steeds vaker een beroep wordt gedaan op formele gebreken in de aanbestedingsprocedure zoals bijvoorbeeld de verwarring tussen selectie- en gunningscriteria. Door het Wienstrom-arrest van het Hof van Justitie van de EG6 moeten dergelijke fouten in de aanbestedingsprocedure worden afgestraft met stopzetting van de aanbestedingsprocedure. De keerzijde van de medaille is dan dat van potentiële inschrijvers mag worden verwacht in een vroegtijdig stadium, voor de sluitingstermijn van de offertes, de aanbestedende dienst hierop te attenderen. Het nalaten hiervan 6
HvJEG C-448/01 van 4 december 2003.
7
Zie ook F. van Nouhuys, Het Grossman-arrest en de Nederlandse aanbestedingspraktijk, Tijdschrift Aanbestedingsrecht april 2006
8
Voorzieningenrechter Rechtbank Breda 21 december 2006 Stichting Vivensis zorg/gemeenten Bergen op Zoom, Steenbergen, Woensdrecht www.rechtspraak.nl LJN: AZ5077
A
620823_Corvers_Letter_1.indd 5
Wat kunnen inschrijvers doen om te voorkomen dat hen later wordt verweten niet voortvarend te hebben geprocedeerd? In de eerste plaats is het van belang om veel vragen te stellen over alle onduidelijkheden in het bestek. Vooral indien dit de beoordelingsen gunningssystematiek betreft. Ook verwarring tussen selectie- en gunningscriteria is een veel voorkomende fout van aaanbestedende diensten die beter al op voorhand, voor de sluitingstermijn door inschrijvers of gegadigden kenbaar dient te worden gemaakt. Dit blijkt ook uit een recente uitspraak van de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Breda.8 In deze zaak werd eveneens door de aanbestedende gemeenten gesteld dat het bezwaar van de afgewezen inschrijver tardief was. De Voorzieningenrechter verwerpt dit verweer nu uit de Nota van Inlichtingen blijkt dat er meerdere vragen zijn gesteld over het bekend maken van de wegingsfactoren van subsubcriteria en dat de Gemeenten weigerden daaromtrent inlichtingen te verstrekken. Verder kan het van belang zijn om vroegtijdig in het proces een aanbestedingsjurist bij het offertetraject te betrekken, om gebreken in de aanbestedingsprocedure te kunnen constateren en daardoor gerichte(re) vragen te kunnen stellen. Ten slotte is het in sommige gevallen beter om niet in te schrijven en voor de sluitingstermijn al een procedure te starten om gebreken in de aanbestedingsprocedure aan te vechten en te (laten) herstellen. Dit zal met name nood-
A
N
B
E
S
T
E
D
I
N
G
S
A
D
V
O
C
A
T
E
N
5
13-03-2007 15:26:51
Snel en voortvarend reageren en procederen in aanbestedingsprocedures
Zevende jaargang, nummer 1, maart 2007
6
620823_Corvers_Letter_1.indd 6
zakelijk zijn in gevallen waarin het bestek dusdanig te wensen overlaat dat het bijna onmogelijk wordt om een passende aanbieding te doen. Dit zal bijvoorbeeld het geval zijn indien er sprake is van gebrek aan voldoende informatie over de opdracht, een ondeugdelijke en ondoorzichtige gunningssytematiek of het hanteren van een te korte inschrijvingstermijn. Indien inschrijvers op deze wijze te werk gaan bij de voorbereiding en inschrijving op aanbestedingsprocedures dan moet een beroep op het Grossman-arrest door een aanbestedende dienst kunnen worden weerlegd. Een rechter kan dan in ieder geval toekomen aan de inhoudelijke beoordeling van het aanbestedingsgeschil.
MAASDAM C O M M E R C I A L
&
L E G A L
A F F A I R S
* " ! " ! & + $ & + $ 0 ! 3 ,
1
13-03-2007 15:26:51
Van Roanne naar Rotterdam: tijgeren door een juridisch mijnenveld Mr. A.C.M. Fischer-Braams
Van Roanne naar Rotterdam: tijgeren door een juridisch mijnenveld
Zevende jaargang, nummer 1, maart 2007
Bartels Sueters Fischer aanbestedingsadvocaten In he t k a d e r v a n s i g n a l eri n g v a n v o o r d e p ra k t i j k b el a n g ri j k e u i t sp ra k en ga i k i n op twe e r e c en t e u i t sp ra k en : één v a n d e E u ro p ese rech t er o v e r a a nbe s te d i ng en één v a n d e n a t i o n a l e rech t er o v er st a a t sst eu n . A a nbe s te d i ng e n s taa t sst eu n z i j n o n d erw erp en d i e el k a a r reg el m a t i g r a k e n, ma a r d i e , bi j m i j n w et en , i n rech t erl i j k e u i t sp ra k en n i et i n t eg ra a l wor d e n be zi e n. Oo k i n o n d erst a a n d e u i t sp ra k en n i et .
De zaak Roanne (zaak C-220/05) Het Europese Hof van Justitie heeft op 18 januari jl. uitspraak gedaan in een Franse zaak over een opdracht tot gebiedsontwikkeling (zaak C-220/05, Jean Auroux e.a./Gemeente Roanne en SEDL, in het Nederlands te downloaden via www.curia.europa.eu). De raad van de gemeente Roanne besloot op 28 oktober 2002 haar burgemeester te machtigen een overeenkomst te sluiten met SEDL voor de aanleg van een recreatiepark. De eerste fase omvat de bouw van een multiplexbioscoop en bedrijfsruimten die aan derden zullen worden verkocht en enkele bouwwerken die aan de aanbestedende dienst zullen worden overgedragen: een parkeerterrein met toegangswegen en openbare ruimten. De verdere fasen, waarvoor een aanhangsel bij de overeenkomst moet worden ondertekend, betreffen de bouw van andere bedrijfs- of dienstruimten en een hotel (r.o. 13). De overeenkomst werd gesloten op 25 november 2002. SEDL is een publiek-private onderneming. Publieke organisaties houden daarin de meerderheid van het kapitaal. De gemeente wilde met het project een desolaat stadsdeel revitaliseren en recreatie en toerisme bevorderen.De heer Auroux en acht andere klagers waren het niet eens met dit raadsbesluit en
A
620823_Corvers_Letter_1.indd 7
A
N
B
E
S
T
E
D
I
N
verzochten de bestuursrechter het besluit te vernietigen. De Franse bestuursrechter, het Tribunal administratif de Lyon, vroeg in het voorjaar van 2005 aan het Hof uitleg over twee bepalingen van gemeenschapsrecht. De vragen van de Franse bestuursrechter laten zich als volgt kort aanduiden: (1) is de overeenkomst een overheidsopdracht voor werken in de zin van artikel 1, sub a, van Richtlijn 93/37/EEG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 97/52/EG? (2) hoe moet de waarde van de opdracht worden bepaald, om te kunnen beoordelen of de drempelwaarde van artikel 6 van de richtlijn is bereikt? (3) is een aanbestedende dienst vrijgesteld van de aanbestedingsplicht als hij de overeenkomst sluit met een tweede aanbestedende dienst, die zelf moet aanbesteden? Ad 1. Het Hof loopt de elementen van de definitie van overheidsopdracht voor werken na. Of sprake is van een werk moet worden beoordeeld op basis van de economische of technische functie van het product van de verrichte werken. Het Hof
G
S
A
D
V
O
C
A
T
E
N
7
13-03-2007 15:26:52
Van Roanne naar Rotterdam: tijgeren door een juridisch mijnenveld
Zevende jaargang, nummer 1, maart 2007
8
620823_Corvers_Letter_1.indd 8
overweegt: “zoals duidelijk uit een aantal bepalingen van de overeenkomst blijkt, wordt het recreatiepark aangelegd met de bedoeling om er commerciële en dienstverlenende activiteiten in onder te brengen, zodat de overeenkomst moet worden geacht een economische functie te vervullen” (r.o. 41) De aanleg van het recreatiepark moet, zo zegt het Hof, “geacht worden te voldoen aan de eisen die de gemeente Roanne in de overeenkomst heeft vastgesteld.” Het Hof benadrukt in dit verband “dat het bouwwerk waarop de overeenkomst betrekking heeft, het recreatiepark in al zijn onderdelen is, van de bouw van een multiplexbioscoop, ruimten voor het verlenen van met recreatie verband houdende diensten en een parkeerterrein tot eventueel een hotel. Blijkens verschillende bepalingen van de overeenkomst wil de gemeente Roanne met de aanleg van het recreatiepark in zijn geheel de stationswijk herpositioneren en een nieuwe dynamiek geven” (r.o. 42). Het Hof neemt als vaststaand aan dat SEDL zich als marktdeelnemer ertoe verbindt de in de overeenkomst bedoelde werken te verwezenlijken en dus als aannemer moet worden aangemerkt. Ook een bezwarende titel is aanwezig: “Volgens de bepalingen van de overeenkomst ontvangt SEDL van de gemeente Roanne een som geld. De gemeente verbindt zich er ook toe een gedeelte van de kosten van alle uit te voeren bouwwerken voor haar rekening te nemen. Tot slot mag SEDL krachtens de overeenkomst als tegenprestatie voor de overdracht van de verwezenlijkte bouwwerken van derden inkomsten verkrijgen” (r.o. 45). Het Hof analyseert de overeenkomst: “Uit de analyse van de overeenkomst blijkt dat het hoofdvoorwerp daarvan, zoals door de Commissie is gesteld, de uitvoering is van een geheel van werken dat resulteert in een werk in de zin van artikel 1, sub c, van de richtlijn, te weten een recreatiepark. De dienstencomponenten van de overeenkomst, zoals de aankoop van grond, het bijeenbrengen van kapitaal, de organisatie van een vergelijkend onderzoek voor architecten en/of
ingenieurs, alsmede de verkoop van de gebouwen, vormen een onderdeel van de voltooiing van dit bouwwerk” (r.o. 46). Ad 2. Artikel 6 van de richtlijn bevat geen voorschriften inhoudende dat ter bepaling van de waarde van een opdracht enkel rekening mag worden gehouden met de door de aanbestedende dienst betaalde bedragen. Het Hof overweegt “Werd een dergelijk voorschrift uit artikel 6 afgeleid, dan zou dat bovendien ingaan tegen geest en doel van de richtlijn” (r.o. 50 en 51). De richtlijn beoogt “de beperkingen van de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten op het gebied van overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken op te heffen teneinde deze opdrachten voor een daadwerkelijke mededinging open te stellen“ (r.o. 52). En dan komt het: “Aangezien de in de richtlijn vastgestelde procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken juist beogen te waarborgen dat potentiële inschrijvers die in de Europese Gemeenschap zijn gevestigd, toegang hebben tot de overheidsopdrachten die voor hen van belang zijn, dient voor de berekening of de waarde van de opdracht de in artikel 6 van de richtlijn vastgestelde drempel bereikt, van hun standpunt te worden uitgegaan.” (r.o. 53) Het Hof vindt het in dit verband duidelijk “dat wanneer de waarde van een opdracht wordt gevormd door inkomsten die zowel van de aanbestedende dienst als van derden afkomstig zijn, het belang van een dergelijke opdracht voor een potentiële inschrijver verband houdt met de totale waarde van de opdracht” (r.o. 54). Na te hebben overwogen dat een ander standpunt in strijd zou zijn met het doel van de richtlijn en het uitsluiten voor de berekening van de waarde van de opdracht van bedragen die van derden afkomstig zijn als strijdig met doel en stelsel (r.o. 56) beantwoordt het Hof de tweede vraag als volgt: “dat ter bepaling van de waarde van de
MAASDAM C O M M E R C I A L
&
L E G A L
A F F A I R S
* " ! " ! & + $ & + $ 0 ! 3 ,
1
13-03-2007 15:26:56
Het Hof analyseert heel feitelijk wat er is afgesproken. De conclusies van het Hof in het dictum van het arrest (r.o. 69) lijken bij eerste aanblik algemeen en dwingend geformuleerd. Er lijkt uit te volgen dat in alle gevallen de totale waarde van een project, bezien vanuit het perspectief van de potentiële gegadigde, inclusief de waarde van het commerciële vastgoed, maatgevend is voor de vraag of de drempelwaarde wordt behaald.
Van Roanne naar Rotterdam: tijgeren door een juridisch mijnenveld
Zevende jaargang, nummer 1, maart 2007
opdracht in de zin van artikel 6 van de richtlijn rekening moet worden gehouden met de totale waarde van de opdracht voor de uitvoering van werken vanuit het oogpunt van de potentiële inschrijver, wat niet alleen alle bedragen omvat die de aanbestedende dienst zal moeten betalen, maar ook alle inkomsten die van derden zullen worden verkregen” (r.o. 57). Ad 3. Op de overwegingen naar aanleiding van de derde vraag ga ik in het kader van dit artikel niet in. Het antwoord op de derde vraag luidt “dat een aanbestedende dienst niet is vrijgesteld van de verplichting om de in de richtlijn vastgestelde procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken toe te passen, op grond dat de betrokken overeenkomst naar nationaal recht enkel kan worden aangegaan met bepaalde rechtspersonen die zelf aanbestedende diensten zijn en op hun beurt deze procedures moeten toepassen voor het plaatsen van eventuele verdere opdrachten”(r.o. 68).
aandachtpunt lijkt ook dat in de Nederlandse PPS-praktijk veelal daadwerkelijk sprake is van risicodeling, terwijl dat in de relatie gemeente Roanne-SEDL niet het geval lijkt te zijn. De gemeente Roanne staat per saldo in voor alle risico's van het project (zie r.o. 18). Ook met dit arrest in de hand zal dus steeds naar de concrete bijzonderheden van het geval moeten worden gekeken. Steeds zal moeten worden beoordeeld of het geheel van werken resulteert in een project met één economische functie en of en in welke mate de inkomsten van derden voor de potentiële inschrijvers mede de waarde van een opdracht bepalen.
Commentaar De eerste reacties op dit arrest zijn dat het Hof de aanbestedingsregels strenger toepast dan tot nu toe werd verwacht.1 De gedachte in Nederland was tot nu toe dat de soep niet zo heet gegeten zou worden als de Europese Commissie eerder in haar ingebrekestelling in de zaak Vathorst opdiende.2 De Commissie pleegt immers wel vaker extreme standpunten in te nemen, waarvan men maar moet afwachten of het Europese Hof deze zal volgen.3 De vraag is of het arrest werkelijk revolutionair is omdat het erg zwaar leunt op de feiten van de zaak.
Vragen die moeten worden beantwoord zijn: Gaat het om één samenhangend project met één economische functie, waarvan de aanbestedende dienst in de overeenkomst de eisen bepaalt? Zo ja, dan moet het project qua
1
Zie berichtgeving op www.europadecentraal.nl 26 januari 2007 en www.gemeente.nu 29 januari 2007.
2
Vgl. de ingebrekestelling van de Nederlandse Staat in maart 2005 inzake het Amersfoortse project Vathorst, daarover onder
3
Vgl. de Finse keuken-zaak, zaak C-195/04, conclusie A-G Sharpston 18 januari 2007, punt 90.
meer BR juli 2005, p. 601 e.v.
A
620823_Corvers_Letter_1.indd 9
Bij nadere beschouwing is de zaak Roanne in die zin atypisch, dat de gemeente blijkbaar wel een heel sterke vinger in de pap had ten aanzien van de aan het project als geheel te stellen eisen, vanuit het algemeen belang de verloederde stationsbuurt op te vijzelen en daar recreanten en toeristen naar toe te trekken. Een
A
N
B
E
S
T
E
D
I
N
G
S
A
D
V
O
C
A
T
E
N
9
13-03-2007 15:26:56
Van Roanne naar Rotterdam: tijgeren door een juridisch mijnenveld
Zevende jaargang, nummer 1, maart 2007
10
620823_Corvers_Letter_1.indd 10
waarde integraal worden bezien, zoals in de zaak Roanne. Kan worden gezegd dat die samenhang er niet is, dat de aanbestedende dienst (van bepaalde onderdelen) niet de eisen bepaalt en dat het resultaat van de overeenkomst niet als geheel een economische functie zal vervullen? Als dat zo is, is er mogelijk nog ruimte om de onderdelen die de (semi-)private projectontwikkelaar voor eigen rekening en risico ontwikkelt, los te zien van de waarde van de publieke voorzieningen. Duidelijk is dat het Hof eist dat de waarde van een (samenstel van) overeenkomst(en) voor de uitvoering van werken steeds wordt bezien vanuit het oogpunt van de potentiële inschrijver. Vanuit dat oogpunt lijkt ook een eventuele bouwclaim van waarde, ook al beperkt de aanbestedende dienst zich tot de ruimtelijke randvoorwaarden en bemoeit zij zich niet met de specificaties van de te bouwen objecten. Bij inkomsten van derden gaat het mijns inziens om de verwachte omzet, excl. BTW, en niet om de winstverwachting uit het project. Immers, de tegenprestatie van de aanbestedende dienst moet ook in zijn geheel worden bekeken, excl. BTW, zonder daarop de kosten of investeringen van de opdrachtnemer in mindering te brengen. De uitleg van het Hof geldt één op één voor de uitleg van de corresponderende bepalingen in Richtlijn 2004/18/EG (artikel 1, lid 2 onder b en artikel 7 en 9). Die bevatten namelijk op het punt van de definitie van overheidsopdrachten voor werken en bepaling van de drempelwaarde niets nieuws. Met de uitleg van het Hof moet uiteraard rekening worden gehouden bij projecten die 4
nog moeten worden opgestart. Moet de uitleg van het Hof ook worden toegepast bij projecten waarin partijen al een overeenkomst hebben getekend en projecten die al in uitvoering zijn? Ja, zoals uit de feiten van de zaak Roanne blijkt, was de overeenkomst gesloten in november 2002. Aangenomen mag worden dat het project, toen het Hof uitspraak deed, in een vergevorderd stadium van uitvoering was, zo niet gereed. Het Europese Hof heeft zijn uitspraak gedaan naar aanleiding van zogeheten prejudiciële vragen om uitleg van regels van gemeenschapsrecht. Hoofdregel is dat als het Hof op grond van zijn bij artikel 234 EG verleende bevoegdheid uitleg geeft aan een regel van gemeenschapsrecht, die uitleg “voor zover dat nodig is, de betekenis en strekking van dat voorschrift (verklaart en preciseert), zoals het sedert het tijdstip van zijn inwerkingtreding moet of had moeten worden verstaan en toegepast”.4 Daaruit volgt, zegt het Hof, “dat een aldus uitgelegde regel van gemeenschapsrecht (…) ook moet worden toegepast op rechtsbetrekkingen die zijn ontstaan vóór het arrest van het Hof waarin uitspraak wordt gedaan over het verzoek om uitlegging.” 5 In bepaalde gevallen heeft het Hof het effect van deze zogeheten ex tunc werking van zijn prejudicieel oordeel beperkt. Dat is in het verleden wel gebeurd in de sociale zekerheidssfeer. Het ging daarbij om een uitspraak die verstrekkende financiële gevolgen kon hebben en de belanghebbenden geen reden hadden te veronderstellen dat de EG-bepaling het effect ex tunc (als het ware terugwerkende kracht) zou hebben.6
Vgl. HvJ EG 13 januari 2004, zaak C-453/00, Kühne & Heitz NV/Productschap voor Pluimvee en Eieren, r.o. 21.
5
Zie het in noot 4 genoemde arrest, r.o. 22.
6
Zaak 43/75, Defrenne, Jur. 1976, p. 455, zaak C-262/88, Barber, Jur. 1990, p. I-1889.
MAASDAM C O M M E R C I A L
&
L E G A L
A F F A I R S
* " ! " ! & + $ & + $ 0 ! 3 ,
1
13-03-2007 15:26:56
die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden.8 Hoofdregel is dus dat overeenkomsten, die betrekking hebben op gebiedsontwikkelingsprojecten, aannemende dat de waarde ten onrechte niet overeenkomstig de door het Europese Hof in het arrest van 18 januari 2007 gegeven uitleg is geraamd, niet per definitie nietig zijn. Onder de nieuwe Rechtsbeschermingsrichtlijn behoeft deze regel mogelijk nadere nuancering.
Van Roanne naar Rotterdam: tijgeren door een juridisch mijnenveld
Zevende jaargang, nummer 1, maart 2007
Uit het arrest blijkt niet dat door één van de betrokken partijen of lidstaten om beperking van de uitleg in de tijd is gevraagd. Feit is dat het Hof ook niet eigener beweging de werking van zijn arrest in de tijd heeft beperkt. Dit zo zijnde, geldt de hoofdregel en moet er vanuit worden gegaan dat de uitleg van het Hof ook moet worden toegepast op overeenkomsten over gebiedsontwikkeling die vóór datum van het arrest (18 januari 2007) zijn gesloten. Wat betekent dat nu voor de Nederlandse praktijk? Er zullen projecten zijn waarin een zogeheten intentie- of voorovereenkomst is gesloten. Er kan anderszins sprake zijn van meer of minder vergevorderde onderhandelingen. Wat in het licht van de uitspraak van het Europese Hof in die situaties moet gebeuren, valt niet één, twee, drie te zeggen omdat het antwoord toch zal afhangen van de concrete bijzonderheden van het geval. En ook al heeft het Europese recht voorrang boven het nationale recht, er zal in de afweging aandacht moeten zijn voor de redelijkheid en billijkheid bij het afbreken van onderhandelingen, zoals dat leerstuk in de Nederlandse rechtspraak is ontwikkeld.7
geldigheid van een overeenkomst en het achterliggende goedkeuringsbesluit zou willen aantasten, moet hij daarvoor naar de burgerlijke rechter. Een ander punt is dat men bij de feiten in de zaak Roanne leest dat 1) elk overschot op de balans aan de gemeente moet worden overgemaakt, dat 2) de gemeente automatisch eigenaar wordt van alle voor derden bestemde, maar nog niet verkochte grond en bouwwerken, dat 3) de gemeente de uitvoering van de lopende overeenkomsten, behalve arbeidsovereenkomsten, moet verzekeren en dat 4) de gemeente de schulden van SEDL overneemt (r.o. 18). De gemeente loopt dus in feite het projectrisico. Uit het arrest blijkt niet dat in de
Wat definitieve overeenkomsten betreft, is geldend Nederlands recht dat overeenkomsten die zijn gesloten met schending van de aanbestedingsrichtlijnen niet per definitie nietig zijn. Dat heeft de Hoge Raad inmiddels opnieuw bevestigd. De Hoge Raad maakt daarbij wel het voorbehoud dat zich in het betrokken geval bijzondere omstandigheden kunnen hebben voorgedaan, die niet waren aangevoerd, 7
Vgl. Hof Arnhem 7 november 2006, LJN: AZ6032, en HR 12 augustus 2005, NJ 2005, 467 (CBB/JPO).
8
HR 4 november 2005, LJN: AU2806, r.o. 4.9, 3.3.2 en 3.3.4 (aanbesteding kantoormeubilair) en HR 22 januari 1999, NJ
9
Art. 6:3 Awb.
2000, 305 (Uneto/De Vliert).
A
620823_Corvers_Letter_1.indd 11
Opmerking verdient nog dat de Franse procedure voor de bestuursrechter werd gevoerd en dat de klagers vernietiging c.q. nietigheid van het besluit van de gemeenteraad vorderden, waarbij aan de burgemeester toestemming was verleend de overeenkomst te sluiten. In de Nederlandse situatie is geen beroep op de bestuursrechter mogelijk tegen een besluit ter voorbereiding van een privaatrechtelijke overeenkomst.9 Als een belanghebbende de
A
N
B
E
S
T
E
D
I
N
G
S
A
D
V
O
C
A
T
E
N
11
13-03-2007 15:26:57
Van Roanne naar Rotterdam: tijgeren door een juridisch mijnenveld
Zevende jaargang, nummer 1, maart 2007
nationale procedure, dan wel in de prejudiciële procedure bij het Europese Hof, is aangevoerd dat deze elementen neerkwamen op nietaangemelde, dus verboden, steunmaatregelen. Blijkbaar is dat punt door de nationale rechter ook ambtshalve niet bezien.
12
620823_Corvers_Letter_1.indd 12
Het gebeurt wel vaker dat een zaak exclusief langs de lijnen van het aanbestedingsrecht of het staatssteunrecht wordt afgedaan, terwijl er argumenten kunnen zijn om een overeenkomst vanuit beide gezichtspunten te beoordelen.10 En zo maak ik nog even een uitstapje naar een interessante uitspraak van de Rotterdamse rechtbank over staatssteun. In die zaak ging het om een garantieovereenkomst. Er doen zich, voor zover mij bekend, in die zaak overigens geen vragen van aanbestedingsrecht voor. De rechter verbond aan het niet volgen van de aanmeldingsprocedure voor staatssteun de consequentie dat de garantieovereenkomst naar Nederlands recht nietig was. De garantie van het Rotterdamse havenbedrijf De Rotterdamse rechtbank deed op 24 januari jl. uitspraak in een zaak over een door de heer Scholten, het toenmalige hoofd van dienst van het gemeentelijk havenbedrijf (GHR) van Rotterdam, afgegeven garantie van ruim € 23.000.000 voor een door RDM Aerospace N.V. aan kredietverschaffer Residex Capital IV C.V. niet terugbetaalde lening (zie www.rechtspraak.nl LJN:AZ6904). De garantie was niet als steunmaatregel bij de Europese Commissie aangemeld. Doordat de maatregel niet is aangemeld, is zij onrechtmatig en verboden (r.o. 5.6 en 5.7). Over de vraag of de steunmaatregel verenigbaar is met 10
het EG-Verdrag spreekt de rechtbank zich niet uit: dat oordeel is voorbehouden aan de Europese Commissie. Maar omdat dat oordeel niet is gevraagd en dus ontbreekt, is er sprake van steun die niet mag worden toegepast. Het verstrekken van de garantie levert op grond van het rechtstreeks van toepassing zijnde artikel 88 lid 3 EG een verboden overeenkomst op. De rechtbank vervolgt dat die garantieovereenkomst op grond van artikel 3:40 BW nietig is (r.o. 5.8 en 5.9). De kredietverschaffer Residex (degene die de garantie inriep) doet nog een wanhoopspoging rechten te ontlenen aan het vertrouwensbeginsel. De gemeente zou niet het gemeenschapsrecht mogen inroepen en de nietigheid van de overeenkomst ten einde zo te profiteren van de eigen nalatigheid. Dat beroep wijst de rechtbank af. Het is niet mogelijk, zegt de rechtbank, rechtsgevolgen te verbinden aan een nietige overeenkomst, ongeacht wie daar een beroep op doet of wie zich daartegen verzet en door wiens toedoen de nietigheid is ontstaan. Tevens overweegt de rechtbank dat, kort gezegd, op de ontvanger van de steun een zelfstandige plicht rust om na te gaan of de communautaire voorschriften inzake staatssteun zijn nageleefd (r.o. 5.10). Commentaar De rechtbank verwijst met deze onderzoeksplicht impliciet naar vaste rechtspraak van het Europese Hof over het vertrouwensbeginsel in relatie tot niet-aangemelde staatssteun. Een behoedzame ondernemer, zo zegt het Europese Hof, zal normaliter in staat zijn, zich ervan te vergewissen of de steun met inachtneming van de voorgeschreven procedure is toegekend. Indien steun is betaald die niet vooraf bij de
Vgl. Beschikking nr. C 33/2005 van 4 april 2006 betreffende de steunmaatregel die Nederland voornemens is ten uitvoer te leggen in het kader van het project Marktpassage in Haaksbergen, PB L 307/207 van 7 november 2006.
MAASDAM C O M M E R C I A L
&
L E G A L
A F F A I R S
* " ! " ! & + $ & + $ 0 ! 3 ,
1
13-03-2007 15:26:57
Van Roanne naar Rotterdam: tijgeren door een juridisch mijnenveld
Zevende jaargang, nummer 1, maart 2007
Commissie was aangemeld, zodat hij op grond van (thans) artikel 88 lid 3 EG onrechtmatig is, kan de steunontvanger op dat tijdstip geen gewettigd vertrouwen hebben in de rechtmatigheid van de toekenning van de steun.11 Voor zover mij bekend, is het voor het eerst dat de Nederlandse rechter de vergaande conclusie van nietigheid trekt ten aanzien van een niet aangemelde steunmaatregel. Dit betekent dat de garantieovereenkomst van meet af aan (ex tunc) nietig was. Conclusie We zien een verschillende benadering door de nationale rechter, afhankelijk van de vraag of het gaat om strijd met secundair gemeenschapsrecht (aanbestedingsrichtlijnen) dan wel om primair gemeenschapsrecht (regels over staatssteun). Aan schending van de aanbestedingsrichtlijnen is naar nationaal recht niet zonder meer het gevolg van nietigheid van de betrokken overeenkomst verbonden. Schending van rechtstreeks werkende staatssteunbepalingen uit het EG-Verdrag leidt naar nationaal recht tot een nietige overeenkomst.12
11
Zie HvJ EG 20 maart 1997, Alcan Deutschland, zaak C-24/95, Jur. 1997, p. I-1591, r.o. 45, en latere arresten waaronder HvJ EG 23 februari 2006, Atzeni, zaak C-346/03 en C-529/03, r.o. 64 en 65.
12
Overeenkomsten die in strijd zijn met artikel 81 lid 2 c.q. artikel 6 lid 2 Mw EG-Verdrag (kartelovereenkomsten) zijn van rechtswege nietig.
A
620823_Corvers_Letter_1.indd 13
A
N
B
E
S
T
E
D
I
N
G
S
A
D
V
O
C
A
T
E
N
13
13-03-2007 15:26:57
De contouren van gewijzigd NMa-beleid rondom combinatievorming; een schot in de roos of in eigen voet?
Zevende jaargang, nummer 1, maart 2007
14
620823_Corvers_Letter_1.indd 14
De contouren van gewijzigd NMa-beleid rondom combinatievorming; een schot in de roos of in eigen voet? Mr. Y.A. Maasdam De Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) heeft in mei 2006 een Consultatiedocument Combinatievorming vastgesteld dat als basis zal dienen voor het advies aan de Minister van Economische Zaken over verlenging en/of wijziging van het Besluit Vrijstelling Combinatieovereenkomsten (‘BVC’) dat op 1 januari 2008 vervalt. Directe aanleiding voor de evaluatie van het BVC was de uitkomst van het onderzoek van de Parlementaire Enquêtecommissie Bouwnijverheid (PEC). Wat betreft combinatievorming concludeerde het PEC in haar eindrapport dat combinatievorming veel vaker voorkomt dan de wet beoogt. Met name grote bouwconcerns zouden vaak betrokken zijn bij combinatievorming, ook bij inschrijving op relatief kleine projecten. De NMa twijfelt aan de noodzaak van deelname aan combinaties door grote ondernemingen, omdat van hen mag worden aangenomen dat zij over voldoende productiemiddelen en ervaring beschikken om een project alleen of met een kleiner aantal deelnemers in combinatie te kunnen uitvoeren. Volgens de NMa is een ander nadeel voor de concurrentie dat bij veelvuldig samenwerken in combinaties die niet noodzakelijk zijn, ondernemingen onwenselijk veel inzicht krijgen in elkaars commerciële afwegingen en mogelijk van elkaar afhankelijk worden. De NMa is dan ook van mening dat combinatievorming door grote ondernemingen uit hoofde van de motieven risicospreiding en continuïteit onder het kartelverbod vallen en in beginsel niet (moeten) kunnen profiteren van de wettelijke vrijstelling. De vraag is of de NMa met deze stelling niet in haar eigen voet schiet. Immers, het potentieel aantal inschrijvers op aanbestedingen zal hierdoor ook kunnen dalen met alle gevolgen voor de concurrentie van dien.
Het mededingingsrechtelijke kader voor combinatievorming Het kartelverbod Artikel 6, eerste lid, Mededingingswet, het zogenaamde kartelverbod, verbiedt overeenkomsten en onderlinge feitelijke gedragingen tussen ondernemingen die tot doel of effect hebben dat de mededinging wordt beperkt. Het Nederlandse mededingingsrecht is een afgeleide van de Europese mededingingsregels. De Europese Commissie heeft in de Richtsnoeren inzake horizontale overeenkomsten1 1
een - overigens summier - toetsingskader aangegeven voor combinatievorming bij inschrijvingen op aanbestedingen: ‘Sommige overeenkomsten vallen naar hun aard zelf niet onder de toepassing van artikel 81, eerste lid, EG-Verdrag. Dit is doorgaans het geval bij vormen van samenwerking die geen coördinatie van het concurrentiegedrag van de partijen op de markt meebrengen zoals samenwerking tussen niet-concurrenten en samenwerking tussen concurrerende ondernemingen die het project of de activiteit waarop de samenwerking betrekking heeft niet zelfstandig kunnen uitvoeren (..).’
Richtsnoeren inzake de toepasselijkheid van artikel 81 van het EG-Verdrag op horizontale samenwerkingsovereenkomsten, PbEG 2001, C3/2, punt 24.
MAASDAM C O M M E R C I A L
&
L E G A L
A F F A I R S
* " ! " ! & + $ & + $ 0 ! 3 ,
1
13-03-2007 15:26:57
De contouren van gewijzigd NMa-beleid rondom combinatievorming; een schot in de roos of in eigen voet?
Zevende jaargang, nummer 1, maart 2007
Op Europees niveau is de basisgedachte dus dat combinatievorming tussen twee (concurrerende) ondernemingen toelaatbaar is, als deze ondernemingen zelfstandig niet in staat zijn in te schrijven, bijvoorbeeld omdat zij elk afzonderlijk niet aan de selectie-eisen voldoen of onvoldoende capaciteit hebben om de opdracht zelfstandig uit te voeren. Ook combinatievorming tussen nietconcurrenten is per definitie toegestaan. Denk bijvoorbeeld aan een combinatie tussen een groenvoorzieningbedrijf en een wegenbouwer. Het ontbreekt echter op Europees niveau aan een helder toetsingkader c.q. jurisprudentie of beschikkingspraktijk waar het combinaties betreft van ondernemingen die in staat moeten worden geacht om zelfstandig in te schrijven, maar om moverende redenen (bijvoorbeeld vanwege risicospreiding) besluiten samen in te schrijven.
De vrijstelling ziet dus enkel op ad hocsamenwerkingsverbanden en niet op zogenaamde doorlopende combinaties, heeft geen betrekking op onderaanneming en sluit uit dat een combinatie als marktverdelinginstrument wordt gebruikt. Waar echter de grens ligt qua omvang van combinaties is nog onduidelijk. Tot nog toe heeft de NMa geen enkele uitspraak gedaan waarin de voorwaarden in de praktijk zijn toegepast.
Besluit vrijstelling combinatieovereenkomsten In Nederland heeft de wetgever een nationale groepsvrijstelling (Besluit vrijstelling combinatieovereenkomsten2) vastgesteld waarin is aangegeven onder welke voorwaarden combinaties zijn vrijgesteld van het kartelverbod. Overigens is Nederland het enige land binnen de Europese Unie die een speciale groepsvrijstelling heeft vastgesteld voor combinatieovereenkomsten. In het BVC is gesteld dat combinatieovereenkomsten veelal zodanige voordelen met zich meebrengen, zowel voor de betrokken ondernemingen als voor de afnemers, dat er aanleiding was om deze samenwerkingsvormen vrij te stellen van het verbod van artikel 6 Mw. Kort samengevat strekt de groepsvrijstelling zich uit tot combinaties die voldoen aan de volgende voorwaarden: 2
Wettelijke vrijstelling (artikel 6, derde lid, Mw) Het kartelverbod is eveneens niet van toepassing indien de overeenkomst voldoet aan de voorwaarden van de wettelijke vrijstelling (artikel 6, derde lid, Mw en artikel 81, derde lid, EG-verdrag).3 De achterliggende gedachte van de wettelijke vrijstelling is dat overeenkomsten die in beginsel de
Besluit van 25 november 1997, Stb. 592, houdende vrijstelling van combinatieovereenkomsten ter zake van aanbestedingen van het verbod van mededingingsafspraken (www.nmanet.nl).
3
De wettelijke uitzonderingscriteria zijn: (1) de afspraak moet bijdragen aan verbetering van de productie of distributie dan wel een technische of economische vooruitgang opleveren; (2) de voordelen die voortvloeien uit de afspraken moeten voor een redelijk deel ten goede komen aan de gebruikers; (3) de concurrentie mag niet verder worden beperkt dan strikt noodzakelijk is; (4) er moet in de markt voldoende concurrentie overblijven.
A
620823_Corvers_Letter_1.indd 15
(i) de combinatie heeft betrekking op een gedane of aangekondigde aanbesteding; (ii) de overeenkomst regelt de gezamenlijke indiening van een inschrijfcijfer voor de desbetreffende opdracht; (iii) elk van de betrokken ondernemers verbindt zich ertoe een aanmerkelijke bijdrage te leveren aan de uitvoering van die opdracht; (iv) de combinatieovereenkomst bevat geen andere mededingingsbeperkingen dan nodig voor de gezamenlijke inschrijving en uitvoering; (v) het aantal deelnemers aan de combinatieovereenkomst mag gelet op de aard en omvang van de opdracht in relatie tot de betekenis en de capaciteit van de betrokken ondernemingen niet onevenredig groot zijn.
A
N
B
E
S
T
E
D
I
N
G
S
A
D
V
O
C
A
T
E
N
15
13-03-2007 15:26:58
De contouren van gewijzigd NMa-beleid rondom combinatievorming; een schot in de roos of in eigen voet?
Zevende jaargang, nummer 1, maart 2007
16
620823_Corvers_Letter_1.indd 16
mededinging beperken ook economische voordelen voor de afnemers met zich mee kunnen brengen die opwegen tegen de nadelen. Blijkens de nota van toelichting op het BVC zijn de criteria voor de vrijstelling in het BVC een uitwerking van deze wettelijke uitzonderingscriteria. Partijen dienen zélf te beoordelen of hun overeenkomst voldoet aan de wettelijke uitzonderingscriteria. Is handhaving van de groepsvrijstelling nog noodzakelijk? Zoals in de inleiding aangegeven vormde de uitkomst van het onderzoek van de Parlementaire Enquêtecommissie Bouwnijverheid (PEC) de directe aanleiding voor de evaluatie van het BVC. Wat betreft combinatievorming concludeerde het PEC in haar eindrapport dat combinatievorming veel vaker voorkomt dan de wet beoogt.4 Met name grote bouwconcerns zouden vaak betrokken zijn bij combinatievorming, ook bij inschrijving op relatief kleine projecten. Begin 2004 heeft de NMa de Minister van Economische Zaken geadviseerd om de mogelijkheden te onderzoeken voor een nadere invulling van de in het BVC geformuleerde norm voor het toestaan van combinaties.5 Hierop heeft de Stichting voor Economisch Onderzoek (SEO) in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken in 2004 een onderzoek verricht naar de werking van het BVC. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat ondernemingen graag een bepaalde ‘guidance’ van de NMa zouden willen verkrijgen welke combinaties wel en welke niet zijn toegestaan, aangezien zowel het BVC daar weinig duidelijk4
heid over verschaft en er een heldere beschikkingspraktijk op dit punt ontbreekt.6 Om meer duidelijkheid te verschaffen over de wettelijke mogelijkheden voor combinatievorming heeft de NMa in mei 2006 het Consultatiedocument Combinatievorming vastgesteld.7 De uitkomsten van deze consultatie over de dagelijkse praktijk van combinatievorming zullen mede de basis vormen voor een advies van de NMa aan de Minister van Economische Zaken over een nader ingevulde norm en de wenselijkheid van verlenging van het BVC, al dan niet met wijzigingen. De NMa geeft daarbij aan dat mede zal worden gekeken naar de juridische vorm van deze nader ingevulde norm, gelet op de modernisering van het Europese en Nederlandse mededingingsrecht waarbij er sprake is van een algemene wettelijke vrijstelling (artikel 81, derde lid, EGVerdrag en artikel 6, derde lid, Mw). Het ligt voor de hand dat de NMa de Minister zal adviseren om de groepsvrijstelling niet te verlengen, maar daarvoor in de plaats een visiedocument vast te stellen waarin de NMa ‘guidance’ geeft op welke wijze de wettelijke uitzonderingscriteria moeten worden geïnterpreteerd. Deze verwachting wordt versterkt door de opzet van het consultatiedocument dat naadloos kan worden omgevormd tot een visiedocument, alsmede door het feit dat de NMa de laatste jaren tal van visiedocumenten heeft vastgesteld waarbij zij meer duidelijkheid verschaft over de toepassing van de mededingingsregels in verschillende sectoren.8
Eindrapport De bouw uit de schaduw, Kamerstukken II 2002-2003, 28 244, nrs. 5 en 6, p. 268.
5
Advies NMa inzake Besluit vrijstelling combinatieovereenkomsten, 14 september 2004.
6
SEO, Samen sterker of beter alleen?, advies over het Bvc, 26 november 2004, aangeboden aan de Tweede Kamer op 25 januari 2005.
7
Het consultatiedocument is beschikbaar op www.nmanet.nl. De termijn voor inspraak liep af in juli 2006.
8
Eerder pleitte mr. E.H. Pijnacker Hordijk al voor de afschaffing van de groepsvrijstelling voor combinatievorming in het preadvies van de Vereniging voor Bouwrecht met als onderwerp ‘mededinging in de bouwsector na de Parlementaire Enquête’ (publicatie van de Vereniging voor Bouwrecht, nr. 31, Naar nieuwe vraag- en aanbodverhoudingen in de bouw’, p. 61.)
MAASDAM C O M M E R C I A L
&
L E G A L
A F F A I R S
* " ! " ! & + $ & + $ 0 ! 3 ,
1
13-03-2007 15:26:58
De contouren van gewijzigd NMa-beleid rondom combinatievorming; een schot in de roos of in eigen voet?
Zevende jaargang, nummer 1, maart 2007
Welke combinaties zullen zijn toegestaan en welke niet meer? Hamvraag is natuurlijk op welke wijze de NMa de norm voor combinatievorming nader zal gaan invullen; met andere woorden welke combinaties zullen straks nog zijn toegestaan en welke niet meer. Bepalend voor het antwoord op deze vraag is in hoeverre combinatievorming het concurrentieproces bij een aanbesteding dusdanig verstoort dat de voordelen niet (langer) opwegen tegen de nadelen. Dit vergt een economische analyse.
De NMa gaat dus van de vooronderstelling uit dat iedere beperking van het aantal potentiële bieders voor een bepaalde opdracht als zodanig als een beperking van de mededinging kan worden gezien. Op deze economische analyse valt echter het nodige af te dingen. Mr. E.H. Pijnacker Hordijk heeft in het preadvies van de Vereniging voor Bouwrecht met als onderwerp ‘mededinging in de bouwsector na de Parlementaire Enquête’10 terecht opgemerkt dat het
De NMa neemt bij haar economische analyse in het consultatiedocument het standpunt in, dat combinatievorming in beginsel slechts dan concurrentiebevorderend zou zijn wanneer deelnemers aan de combinatie niet zelfstandig op de opdracht kunnen inschrijven. De NMa gaat er daarbij vanuit dat het aantal inschrijvende ondernemingen op een opdracht toeneemt als bijvoorbeeld twee ondernemingen die zelfstandig niet in staat zijn te offreren, gezamenlijk wel kunnen offreren, hetgeen de concurrentie bevordert. Andersom, zou het concurrentieproces volgens de NMa negatief kunnen worden beïnvloed, als ondernemingen die wel in staat zijn zelfstandig te offreren ervoor kiezen samen met een ander bedrijf in combinatie in te schrijven. Ten eerste zou in dat geval het aantal alternatieve aanbiedingen waaruit de opdrachtgever zal kunnen kiezen, nadelig worden beperkt, waarmee de directe concurrentiedruk zou afnemen. Bovendien zou combinatievorming als middel kunnen worden ingezet om de concurrentie bij aanbestedingen doelbewust te beperken. En als partijen regelmatig combinatieafspraken maken zou er een wederzijdse afhankelijkheid tussen deze partijen kunnen ontstaan. Tot slot zou combina-
minimum vereiste aantal inschrijvers om een effectieve mededinging te waarborgen, zal afhangen van de grootte en de complexiteit van de opdracht.11 Hij stelt dat bij zeer grote opdrachten een aantal van drie of zelfs twee inschrijvers zou kunnen volstaan om voldoende mededinging te genereren. Bij kleinere opdrachten zal een groter aantal gewenst zijn. Bovendien moet worden gekeken welke reductie van het aantal aanbieders de vorming van een of meer combinaties met zich meebrengt. Indien zonder de combinatievorming geen van de combinanten zelfstandig zou hebben ingeschreven, leidt combinatievorming tot een vergroting van het aantal bieders. Daarnaast moet de vermindering van de kwantitatieve concurrentie (het aantal aanbiedingen) worden afgezet tegen de toename van kwalitatieve concurrentie (grotere competitiviteit van de aanbieding van de combinatie). Daarbij geldt vaak ook dat bij zeer grote opdrachten het aantal gegadigden veelal door de aanbestedende dienst vooraf wordt beperkt, aangezien de concurrentie meer gediend is met sterke gegadigden dan een groot aantal meer zwakkere gegadigden.
9
Zie p. 6 en 7 van het consultatiedocument.
10
Publicatie van de Vereniging voor Bouwrecht, nr. 31, Naar nieuwe vraag- en aanbodverhoudingen in de bouw’, p. 60
11
Publicatie van de Vereniging voor Bouwrecht, nr. 31, Naar nieuwe vraag- en aanbodverhoudingen in de bouw’, p. 60
A
620823_Corvers_Letter_1.indd 17
tievorming bijdragen aan het vergroten van de transparantie van concurrentiegevoelige informatie tussen ondernemingen.9
A
N
B
E
S
T
E
D
I
N
G
S
A
D
V
O
C
A
T
E
N
17
13-03-2007 15:26:59
De contouren van gewijzigd NMa-beleid rondom combinatievorming; een schot in de roos of in eigen voet?
Zevende jaargang, nummer 1, maart 2007
18
620823_Corvers_Letter_1.indd 18
Uit de vrij simpele economische analyse van de NMa volgt dat combinaties tussen zelfstandige12 ondernemingen die elkaars (potentiële) concurrenten13 zijn en die zelfstandig kunnen inschrijven op een opdracht in beginsel onder het kartelverbod vallen. Afspraken tussen concurrenten die individueel niet in staat zijn om de opdracht uit te voeren vallen dus niet onder het kartelverbod. De NMa geeft in het consultatiedocument een aantal voorbeelden van combinaties die wel en van combinaties die niet onder het kartelverbod vallen. Dit wil echter nog niet zeggen dat combinaties tussen ondernemingen die zelfstandig kunnen inschrijven op een opdracht per definitie verboden zijn. Als een combinatieovereenkomst voldoet aan de cumulatieve14 wettelijke uitzonderingsvoorwaarden van artikel 6, derde lid, Mw dan valt zij onder de wettelijke vrijstelling. In het consultatiedocument gaat de NMa eigenlijk alleen in op de vraag of combinaties die uit hoofde van de motieven risicospreiding en continuïteit worden aangegaan voldoen aan de wettelijke uitzonderingsvoorwaarden, waarna een zeer kritische beoordeling volgt. Heldere algemene richtsnoeren over de toepasbaarheid van de uitzonderingsvoorwaarden worden niet gegeven. Met name op de vierde voorwaarde dat er voldoende restconcurrentie over moet blijven gaat de NMa hoegenaamd niet in, terwijl juist op dit punt grote onzekerheid heerst bij ondernemingen. Zoals gezegd is de NMa zeer kritisch over combinaties die worden aangegaan in het kader
van risicospreiding en continuïteit. Dit motief ligt echter in veel gevallen ten grondslag aan het vormen van een combinatie. Kort gezegd geeft de NMa aan dat combinaties die in het kader van risicospreiding en continuïteit worden aangegaan niet langer meer zijn toegestaan, met uitzondering van twee gevallen. Ten eerste zou in geval van het bundelen van restcapaciteit van twee of meer ondernemingen voor een specifiek project de vrijstelling mogelijk van toepassing kunnen zijn. Ten tweede zou in geval de enige ondernemingen die een opdracht zouden kunnen uitvoeren qua capaciteit aantoonbaar onverantwoorde ondernemingsrisico’s zouden moeten nemen als zij de opdracht alleen zouden uitvoeren een combinatie aan kunnen gaan die mogelijk kan profiteren van de vrijstelling. Deze combinaties kunnen echter alleen profiteren van de vrijstelling als wordt aangetoond dat er geen alternatieven beschikbaar zijn die minder mededingingsbeperkend zijn. Indien een onderneming beschikt over restcapaciteit kan zij er bijvoorbeeld ook voor kiezen deze via onderaanneming te verhuren.15 En in de situatie van een tekort aan capaciteit kan overwogen worden om deze eveneens in te huren door middel van onderaanneming of via een overname van een andere onderneming de capaciteit uit te breiden, aldus de NMa. Ten slotte dient ook te worden aangetoond dat er voldoende restconcurrentie overblijft. Daarvoor is met name bepalend of er niet meer ondernemingen deelnemen in een combinatie dan nodig is om de voordelen te bereiken.
12
Afspraken tussen ondernemingen die tot hetzelfde concern behoren vallen niet onder het kartelverbod.
13
Afspraken tussen ondernemingen die niet actief zijn op dezelfde markt worden niet gezien als concurrenten. Daar is vaak sprake van bij verticale samenwerking.
14
Dit betekent dat aan alle voorwaarden moet zijn voldaan, wil de wettelijke vrijstelling van toepassing zijn.
15
De NMa vindt kennelijk dat de gevolgen van het aangaan van onderaannemingsovereenkomsten minder mededingingsbeperkend zijn dan die van combinatieovereenkomsten. M.i. bestaat er weinig verschil tussen onderaanneming en combinatievorming wat betreft de economische effecten van beide samenwerkingsvormen.
MAASDAM C O M M E R C I A L
&
L E G A L
A F F A I R S
* " ! " ! & + $ & + $ 0 ! 3 ,
1
13-03-2007 15:26:59
De contouren van gewijzigd NMa-beleid rondom combinatievorming; een schot in de roos of in eigen voet?
Zevende jaargang, nummer 1, maart 2007
Gelet op de enge interpretatie die de NMa geeft aan de wettelijke uitzonderingsvoorwaarden voor combinatievorming, zullen combinaties die in het kader van risicospreiding en continuïteit zijn aangegaan alleen nog bij uitzondering zijn toegestaan, als het aan de NMa ligt. Zoals gezegd zullen deze motieven ten grondslag liggen aan de meeste combinatieovereenkomsten. Dit zal betekenen dat veel combinatieovereenkomsten niet langer de mededingingsrechtelijke toets zullen doorstaan.16 Het is de vraag of de NMa zich
Wat eveneens van invloed is op combinatievorming is de omvang van de opdrachten en de hoeveelheid opdrachten die in de markt worden gezet. Deze economische omstandigheden spelen absoluut een rol bij de besluitvorming aan aanbodzijde om al dan niet in combinatie in te schrijven. Deze aspecten zijn niet of onvoldoende tot uitdrukking gebracht in het consultatiedocument. Het verdient mijns inziens aanbeveling om deze lacune te herstellen.
daarmee niet in haar eigen voet schiet. Immers, het potentieel aantal inschrijvers en de kwaliteit van de inschrijvers op aanbestedingen zal hierdoor ook kunnen dalen met alle gevolgen voor de concurrentie van dien. Wat is de rol van de aanbestedende dienst? Ten slotte is opvallend dat de NMa in het consultatiedocument geen enkele aandacht besteedt aan de rol van aanbestedende diensten en de mogelijkheden die deze hebben om combinatievorming te reguleren. De NMa constateert wel dat op een markt vraag en aanbod bij elkaar komen en dat aanbesteding een van de manieren is waarop afnemers proberen een zo goed mogelijk aanbod tegen een zo gunstig mogelijke prijs te krijgen. Maar veel verder dan deze constatering gaat de analyse van de NMa van de vraagzijde van de markt niet. Zo is niet gekeken welke instrumen16
Conclusie Al met al dient de NMa mijns inziens een verdiepingsslag aan te brengen in haar economische analyse van de gevolgen van combinatievorming op het concurrentieproces bij aanbestedingen. Een dergelijke verdiepingsslag zal hoogstwaarschijnlijk ook leiden tot een genuanceerdere mededingingsrechtelijke analyse van combinatievorming.19
De Europese Commissie en de NMa hebben de bevoegdheid om op te treden tegen inbreuken op het mededingingsrecht. Het wettelijk maximum voor op te leggen boetes is fors; het bedraagt zowel op Europees als op nationaal niveau tien procent van de totale concernomzet van het voorafgaande kalenderjaar. Bovendien zijn afspraken die strijdig zijn met het mededingingsrecht nietig ingevolge artikel 6 lid 2 Mw (artikel 81 lid 2 EG-verdrag).
17
Ook mr. E.H. Pijnacker Hordijk wijst in het reeds aangehaalde preadvies op de mogelijkheden die aanbestedende diensten hebben om nadere eisen te stellen aan combinatievorming (p. 62/63), evenals mr. M.O. Meulenbelt in het artikel Mededinging: een leidend principe in het aanbestedingsrecht?, M&M 2005, nr. 2, p. 45.
18
Zie onder meer het advies van de NMa van 14 september 2004 aan de Minister van Economische Zaken inzake het Besluit vrijstelling combinatieovereenkomsten, p. 2.
19
De huidige stand van zaken en voortgang van het consultatiedocument is overigens onduidelijk. De NMa heeft nog geen informatie gegeven over de reacties op het consultatiedocument en over de eventuele vervolgstappen.
A
620823_Corvers_Letter_1.indd 19
ten aanbestedende diensten tot hun beschikking hebben. Aanbestedende diensten kunnen bijvoorbeeld zélf grenzen stellen aan de omvang van combinaties.17 Maar zij kunnen combinatievorming ook verplicht voorschrijven. In dat laatste geval heeft de NMa overigens in eerder stadium al aangegeven dat bij verplichte combinatievorming er geen sprake kan zijn van strijdigheid met het kartelverbod.18
A
N
B
E
S
T
E
D
I
N
G
S
A
D
V
O
C
A
T
E
N
19
13-03-2007 15:26:59
Rectificatie bij een (Europese) aanbesteding
Rectificatie bij een (Europese) aanbesteding
Zevende jaargang, nummer 1, maart 2007
Mr. J. Berns
20
620823_Corvers_Letter_1.indd 20
S i nd s k or t be s ta a t e r een n i eu w ( d i g i t a a l ) w i j z i g i n g sf o rm u l i er b i j he t Bur e a u v o o r Of f i ci ël e P u b l i ca t i es v a n d e E G i n L u xem b u rg (BOPEG ). D e ze ge e f t a a n b est ed en d e d i en st en d e m o g el i j k h ei d o m een a a nk o nd i gi ng d i e a l n a a r h et P u b l i ca t i eb u rea u i s v erst u u rd t e co rri g eren e n/ of a a n te v ulle n. A a n b est ed en d e d i en st en d i en en ech t er z o rg v u l d i g om te ga a n me t he t rect i f i ceren v a n een a a n b est ed i n g .
Uitgangspunt: het gelijkheidsbeginsel In beginsel bevat de (Europese) wetgeving op het gebied van overheidsopdrachten1 geen bepaling die duidelijkheid verschaft over de mogelijkheid tot het wijzigen of aanvullen van een reeds gepubliceerde opdracht. Voor wat betreft vragen over rectificeren is men dan ook aangewezen op de vigerende (Europese) rechtspraak alsmede de algemene rechtsregels die voortvloeien uit het EG-Verdrag en zijn beginselen. Met name het gelijkheidbeginsel speelt hierbij een belangrijke rol. Uit de (beperkte) jurisprudentie over dit onderwerp blijkt dat het Europese Hof van justitie EG (HvJ EG) over het algemeen zeer terughoudend is ten aanzien van het aanbrengen van een mogelijke wijziging in een lopende procedure. Doorgaans oordeelt de Europese rechter in dit verband dat het beginsel van gelijke behandeling de aanbestedende dienst ertoe verplicht om criteria en voorwaarden gedurende de gehele procedure op dezelfde wijze uit te leggen. Ten aanzien van de wijziging van een (onwettig) gunningscriterium2 en de wijziging van een (besteks)voorwaarde3 oor1
deelde zij eerder al dat een aanbestedende dienst niet alleen gedurende de inschrijvingsfase, maar tot aan het einde van de uitvoeringsfase gehouden is de door hemzelf vastgestelde criteria in acht te nemen. Indien een aanbestedende dienst de mogelijkheid wil hebben om na gunning bepaalde inschrijvingsvoorwaarden te wijzigen, dient hij in zijn aanbestedingsbericht uitdrukkelijk te voorzien in de mogelijkheid daartoe en de wijze van toepassing daarvan. Zonder voorafgaande bekendmaking van een wijziging mag een aanbestedende dienst zijn procedure dus niet zomaar voortzetten. Dezelfde lijn zien we ook terug in de Nederlandse rechtspraak. In de zaak Connexxion Taxi services b.v. tegen de Staat (Min. VWS)4 ontstaat er na het publiceren van een opdracht tot het verrichten van bovenregionaal gehandicaptenvervoer een politieke discussie over met name de omvang van de opdracht. De Haagse Voorzieningenrechter oordeelt dat het beginsel van gelijke behandeling van inschrijvers meebrengt dat de aanbestedende dienst de opdracht na gunning in beginsel niet wezenlijk mag wijzigen. Daarentegen zijn wijzigingen
Van belang zijn met name het Bao en Bass die de Nederlandse implementatie vormen van de Europese aanbestedingsrichtlijnen 2004/18/EG (klassieke sectoren) en 2004/17/EG (Nutssectoren).
2
HvJ EG, 4 december 2003, zaak C-448/01, EVN en Wienstrom,jur. 2003, p. I-14527
3
HvJ EG, 20 april 2004, zaak C-496/99, Succhi di frutta, jur. 2004, p. I-3801
4
Voorzieningenrechter Den Haag, 15 juni 2005, Connexxion Taxi Services b.v. tegen de Staat, Rolnr. KG 05/531.
MAASDAM C O M M E R C I A L
&
L E G A L
A F F A I R S
* " ! " ! & + $ & + $ 0 ! 3 ,
1
13-03-2007 15:26:59
Rectificatie bij een (Europese) aanbesteding
Zevende jaargang, nummer 1, maart 2007
onder omstandigheden wel toelaatbaar indien het inschrijvingsbericht uitdrukkelijk voorziet in de mogelijkheid van desbetreffende wijzigingen. In de zaak Algemene Nederlandse Drukkerij Onderneming b.v. tegen de Staat5 mocht het Ministerie van Defensie na de sluitingstermijn van de selectie de wijze waarop de omzet beoordeeld zou worden niet wijzigen van een knock-out criterium met een wegingsfactor tot enkel een knock-out criterium. Ook in dit geval blokkeerde het gelijkheidsbeginsel een wijziging in de aanbestedingsprocedure. De bovenstaande uitspraken lijken er in eerste instantie op te wijzen dat een ingezette aanbestedingsprocedure onomkeerbaar is en dat het niet mogelijk zou zijn om tijdens het spel e.e.a te wijzigen. Een nuancering is echter op zijn plaats. In de praktijk wordt wel aangenomen dat het mogelijk is om een ‘reparatie’ aan te brengen in de aanbestedingsprocedure als dit gecombineerd wordt met een adequate verlenging van de inschrijvingstermijn. Op deze manier hebben alle potentiële inschrijvers of gegadigden gelijke toegang tot de (tweede) berichtgeving en kunnen zij zich hier bovendien op voorbereiden. In het licht van de bovengenoemde (Europese) rechtspraak lijkt een dergelijke manier van rectificeren bovendien niet in strijd te zijn met gelijkheidsbeginsel en het daaruit vloeiende transparantiebeginsel. Dit is bovendien te rechtvaardigen, omdat anders de enige mogelijkheid zou zijn over te gaan tot een volledige nieuwe aanbesteding.
‘’Let op: als de gecorrigeerde of toegevoegde informatie een belangrijke wijziging van de voorwaarden in de oorspronkelijke aankondiging van de opdracht tot gevolg heeft en daardoor het beginsel van gelijke behandeling en het streven naar concurrentiegerichte aanbestedingen in het gedrang komen, moeten de oorspronkelijk gestelde termijnen worden bijgesteld.’’ Correcte toepassing formulier Het gelijkheidsbeginsel brengt aldus met zich mee dat een aanbestedende dienst bij iedere rectificatie moet beoordelen of al dan niet sprake is van een wezenlijke wijziging, dat wil zeggen een wijziging die de kring van potentiële aanbieders verandert of die gevolgen heeft voor de onderlinge vergelijkbaarheid van (reeds verkregen) aanbiedingen. Bij de kleine aanvullingen of wijzigingen zal dit doorgaans niet aan de orde zijn. Bij grotere aanvullingen of rectificaties is een verlenging van de termijn echter onvermijdelijk. Het gaat daarbij om aspecten
Het nieuwe formulier voor rectificatie Sinds 22 december 2006 is er een (rectificatie)formulier6 op de website http:// simap.europa.eu beschikbaar. Tot die tijd kon 5 6
Voorzieningenrechter Den Haag, 17 juni 2005, Algemene Drukkerij onderneming tegen de Staat, Rolnr. KG 05/534. Aankondigingen van overheidsopdrachten die (elektronisch) worden ingediend via SIMAP, kunnen worden gecorrigeerd, aangevuld of geannuleerd aan de hand van het nieuwe SIMAP-formulier “Kennisgeving van aanvullende informatie, informatie over een onvolledige procedure of rectificatie”.
A
620823_Corvers_Letter_1.indd 21
slechts rectificatie plaatsvinden door het verzenden van een apart emailbericht naar de helpdesk van Simap. Hier was geen model voor beschikbaar. Op de website van Simap wordt nadrukkelijk verwezen naar de mogelijkheid van rectificeren in combinatie met een verlenging van de inschrijftermijn. Dat is opvallend. Zonder gerechtelijke uitspraken over deze materie, bestaat er nu toch een zekere mate van duidelijkheid over de mogelijkheid tot rectificeren in de praktijk. En dat is toe te juichen. Dat gebruikers van het formulier zeer voorzichtig moeten zijn met de toepassing ervan, blijkt wel uit de eerste waarschuwing waarmee het formulier begint. Deze luidt als volgt:
A
N
B
E
S
T
E
D
I
N
G
S
A
D
V
O
C
A
T
E
N
21
13-03-2007 15:27:00
Rectificatie bij een (Europese) aanbesteding
Zevende jaargang, nummer 1, maart 2007
22
620823_Corvers_Letter_1.indd 22
die essentieel zijn bij de beoordeling van de aanmeldingen of inschrijvingen of aspecten waardoor aanbieders (inschrijvers) kunnen besluiten van een aanbieding af te zien of juist besluiten wel in te schrijven op de opdracht dan wel een (gewijzigde) aanbieding zouden willen uitbrengen. Bij twijfel over een mogelijke schending van het gelijkheidsbeginsel is het raadzaam om de termijn zekerheidshalve te verlengen. Een punt van aandacht is tenslotte de vraag of een aanbestedende dienst elke wijziging zo maar kan doorvoeren in een aanbestedingsprocedure. Te denken valt bijvoorbeeld aan de wijziging van een selectiecriterium of gunningcriterium in een vrij laat stadium van de inschrijftermijn. De ‘waarschuwing’ op het nieuwe rectificatieformulier lijkt te suggereren dat dit kan. Aanbestedende diensten dienen zich ervan bewust te zijn dat een wijziging van een dergelijk (cruciaal) element wel een aanzienlijke verlenging van de termijn met zich mee zal brengen. Meer duidelijkheid over de exacte termijnen van verlenging wordt door het nieuwe formulier overigens niet gegeven. Aanbestedende diensten zullen hier zelf een oordeel over moeten vormen. Met de komst van het (nieuwe) rectificatieformulier hebben aanbestedende diensten een (zelfstandig) middel in handen om bijkomende inlichtingen of een rectificatie te plaatsen in een lopende aanbestedingsprocedure. Het SIMAPsysteem beoogt het gebruik van de nieuwe informatietechnologieën op het gebied van overheidsopdrachten te bevorderen. Het nieuwe rectificatieformulier draagt hier zeker aan bij. De werking van het rectificatieformulier is gebruikersvriendelijk en de gebruiker ziet zijn wijzigingen binnen zeer korte tijd terug in een gewijzigde publicatie.
MAASDAM C O M M E R C I A L
&
L E G A L
A F F A I R S
* " ! " ! & + $ & + $ 0 ! 3 ,
1
13-03-2007 15:27:00
De aanbesteding van nieuwe technologieën
De aanbesteding van nieuwe technologieën
Zevende jaargang, nummer 1, maart 2007
Mr. S.F.M. Corvers D e a f ge lop e n ja r e n h eef t d e E u ro p ese Co m m i ssi e een a a n t a l i n i t i a t i ev en ge la nc e e r d o p he t g eb i ed v a n a a n b est ed i n g en en i n n o v a t i e. D e b a si s v o o r d e ze i ni ti a ti e v e n i s g el eg d i n h et L i ssa b o n A k k o o rd v a n 2 0 0 0 . I n d e ze e n d e k ome nd e u i t g a v en v a n d e P ro cu rem en t L et t er z u l l en w i j d i e p e r i nga a n o p d e v ersch i l l en d e a sp ect en v a n a a n b est ed i n g en en i nno v a ti e .
Met innovatie wordt niet zozeer procesinnovatie bedoeld, maar veeleer technologische innovatie, op de ontwikkeling van nieuwe technologieën. Waarom is innovatie van belang ? Innovatie is door de politiek in 2000 als cruciaal bestempeld voor de ontwikkeling van een duurzame Europese economie. Een economie die alleen duurzaam kan zijn als die de concurrentie aan kan met de Verenigde Staten en China en India. Omdat kennis in geavanceerde economieën als die van de Europese Unie één van de motoren vormt van de productiviteitsgroei, is het achterblijven van investeringen in onderzoek en ontwikkeling (O&O) een belangrijk knelpunt. En dat de investeringen in O&O achterblijven in Europa ten opzichte van bijvoorbeeld de Verenigde Staten achterblijven is een feit. Onderzoek heeft uitgewezen dat Europa in vergelijking met bijvoorbeeld de Verenigde Staten, in absolute termen evenveel uitgeeft op het gebied van subsidie van nieuwe technologie, maar dat de Verenigde Staten in tegenstelling tot Europa daarenboven ook een lange traditie heeft van het in – vergelijking met Europa – aanzienlijke mate aanbesteden van nieuwe technologie. De Europese Commissie heeft duidelijk gemaakt dat een breuk met het verleden noodzakelijk is en dat aanbestedende diensten duidelijk moet worden gemaakt dat zij de bestaande mogelijkheden van het aanbestedingsrecht voor het verwerven van nieuwe technologieën moeten gaan uitnutten. Overheids-
A
620823_Corvers_Letter_1.indd 23
opdrachten zijn volgens de Commissie goed voor 16% van het BBP. Aanbestedende diensten zijn daardoor in de positie om daadwerkelijk invloed uit te oefenen op het innovatieve technologische vermogen van de Europese industrie. Ze kunnen dat bijvoorbeeld doen door zodanige functionele eisen te stellen dat bedrijven mogelijkheden worden geboden om met innovatieve technologische oplossingen te komen. Dit zou voor bedrijven weer een grote stimulans zijn ter verbetering van de doeltreffendheid en de prestaties, vooral als overheidsinstanties fungeren als nieuwe gebruikers die leidende markten bieden voor nieuwe technologie. Voorbeelden van dergelijke markten zijn milieu en gezondheid en de markt voor ICT. Voorlichting en informatieverschaffing aan de aanbestedende diensten is dan het instrument dat door de Commissie wordt voorgestaan. Op dit moment wordt niet gedacht aan wettelijke maatregelen.
A
N
B
E
S
T
E
D
I
N
Om succesvol nieuwe technologieën aan te besteden zal men volgens de Commissie niet alleen moeten denken aan het beter benutten van de mogelijkheden binnen de vigerende richtlijnen, ook wel commercial procurement genoemd, maar zal men in sommige gevallen ook gebruik moeten maken van het aanbesteden van nieuwe technologieën buiten het kader van de richtlijnen, ook wel pre-commercial procurement genoemd. In een volgende uitgave van de Procurement Letter wordt dieper ingegaan op de mogelijkheden van
G
S
A
D
V
O
C
A
T
E
N
23
13-03-2007 15:27:01
De aanbesteding van nieuwe technologieën
Zevende jaargang, nummer 1, maart 2007
commercial procurement en van pre-sommcercial procurement.
24
620823_Corvers_Letter_1.indd 24
Commercial procurement. De Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG bieden mogelijkheden om nieuwe technologieen aan te besteden. In 2005 zijn de mogelijkheden daartoe aangegeven door het Wilkinson rapport. In dit rapport zijn ook aanbevelingen geformuleerd voor de Europese Commissie, de lidstaten en de aanbestedende diensten. Pre-commercial procurement. De basis voor pre-commercial procurement is artikel 16f van Richtlijn 2004/18/EG (en artikel 24 e van Richtlijn 2004/17/EG). Dit artikel stelt dat de Richtlijn niet van toepassing is voor diensten voor onderzoek en ontwikkeling, met uitzondering van die waarvan de resultaten in hun geheel aan de aanbestedende dienst toekomen voor gebruik ervan in de uitoefening van zijn eigen werkzaamheden, mits de dienstverlening volledig door de aanbestedende dienst wordt beloond. Onderliggende reden is dat krachtens artikel 163 van het Verdrag het stimuleren van onderzoek en technologische ontwikkeling één van de middelen om de wetenschappelijke en technologische grondslagen van de industrie van de Gemeenschap te versterken, en dat het openstellen van overheidsopdrachten voor diensten daartoe bijdraagt. Op de medefinanciering van onderzoeksprogramma’s heeft deze Richtlijn geen betrekking. Zogenaamde “shared risk/ shared benefits”aanbestedingsprogramma’s van nieuwe technologieën vallen dan ook in beginsel buiten de werkingssfeer van de Richtlijnen. Waarom is innovatie van belang voor aanbestedende diensten ? Dat innovatie vanuit macro economisch optiek van belang is voor Europa mag duidelijk zijn;
minder voor de hand liggend is het antwoord te formuleren waarom innovatie van belang is voor individuele aanbestedende diensten. Het aanbesteden van nieuwe technologieën houdt immers ook een nadrukkelijk afbreukrisico in, namelijk dat de te ontwikkelen nieuwe technologie achteraf niet voldoet en is mislukt. In algemene zin mag aangenomen worden dat indien de business case voor de individuele aanbestedende dienst voor de aanbesteding van nieuwe technologieën beter is dan de business case voor de aanbesteding van bestaande technologieën , de aanbestedende dienst logischerwijs zal kiezen voor de verwerving van nieuwe technologieën. Het probleem is dat de business case voor aanbestedende diensten niet altijd zo duidelijk is te maken. Wij zijn van mening dat de business case primair bestaat uit met name de publiekrechtelijke taken die een aanbestedende dienst heeft te vervullen. Voor het verwezenlijken van die taken zijn er middelen nodig die aanbesteed moeten worden. Indien de verwezenlijking van de publiekrechtelijke taken effectiever en/of efficiënter zou kunnen gebeuren met de verwerving van nieuwe technologieën dan met de verwerving van nieuwe technologieën, lijkt dit een indicatie te zijn dat er sprake kan zijn van een business case. Momenteel zijn wij druk bezig met een aantal strategische accounts in de Benelux aansprekende voorbeeldcases op te zetten om ervaringen op te doen met de aanbesteding van nieuwe technologieën. Wij gaan er van uit dat we al dit jaar de eerste resultaten kunnen publiceren.
BENT U GEINTERESSEERD OM TOE TE TREDEN TOT DE USER GROUP NEW TECHNOLOGIES ? U KUNT CONTACT NEMEN MET MEVR. VAN UDEN VOOR HET MAKEN VAN EEN AFSPRAAK.
MAASDAM C O M M E R C I A L
&
L E G A L
A F F A I R S
* " ! " ! & + $ & + $ 0 ! 3 ,
1
13-03-2007 15:27:01
Met zorg aanbesteden en inschrijven. Het blijft een hele kunst. mr. L.J.W. Sueters
Vo lge ns he t ond e r zo ek sb u rea u S G B O h eef t t o t n u t o e o n g ev eer één o p d e v i jf WM O- a a nbe s t ed i n g en t o t een rech t sz a a k g el ei d . 1 O n d erst a a n d
Met zorg aanbesteden en inschrijven. Het blijft een hele kunst.
Zevende jaargang, nummer 1, maart 2007
i n v oge lv luc ht e e n a a n t a l u i t sp ra k en i n z a k e W M O -a a n b est ed i n g en , ge p ubli c e e r d o p ww w. rech t sp ra a k . n l , v o o rz i en v a n een k o rt co m m en t a a r. U i t d e ze ui ts p r a k e n b l i j k t d a t z o w el g em een t en a l s i n sch ri j v ers ( f o rse) s te k e n la te n v a lle n b i j h et u i t sch ri j v en v a n en i n sch ri j v en o p E u ro p ese a a nbe s te d i nge n. 2
De Algemene Thuiszorg B.V. (“DAT”) tegen de gemeente Halderberge, rechtbank Breda, d.d. 16 oktober 2006, LJN: AZ1182. In deze zaak is onder meer aan de orde de vraag of de gemeente Halderberge bij de door haar gevolgde procedure heeft voldaan aan de eisen van het op een aanbesteding van toepassing zijnde transparantiebeginsel en motiveringsverplichting. De rechter oordeelt dat bij de beoordeling van de vraag of in de aanbestedingsprocedure fouten zijn gemaakt, uitgangspunt is dat inzicht moet worden verschaft in de gehele procedure van de aanbesteding. Op grond van het transparantiebeginsel dienen gegadigden in staat te worden gesteld een reële inschatting te maken van hun mogelijkheden en die van de concurrentie om mee te dingen. Inschrijvers dienen op grond van het transparantiebeginsel echter ook achteraf de mogelijkheid te hebben om de bij selectie en gunning gehanteerde methode objectief te toetsen. De aanbestedende dienst dient vervolgens de uiteindelijke keuze aan de afgewezen inschrijvers te motiveren op een wijze die controle mogelijk maakt of de aan-
Commentaar Een aanbestedende dienst dient het transparantiebeginsel gedurende de gehele aanbestedingsprocedure in acht te nemen, ook achteraf. Bij de motivering van de afwijzing van een inschrijver zal een aanbestedende dienst dan ook zodanige informatie dienen te verschaffen, dat de af-
1
Zie www.ovia.nl, onder nieuws d.d. 24 november 2006.
2
Dit artikel is ook verschenen in de Tender Nieuwsbrief 2006 (december/nr.8).
A
620823_Corvers_Letter_1.indd 25
bestedende dienst in redelijkheid tot de door haar toegepaste beoordeling heeft kunnen komen. De rechter oordeelt dat de door de gemeente bij de afwijzingsbrief gevoegde rangschikkingsstaat onvoldoende onderbouwing geeft van haar gunningsbeslissing, nu deze staat slechts de rangschikking van de inschrijvers op de aanbestedingsprocedure vermeldt en enkel aangeeft aan welke inschrijvers het werk wel en aan welke het werk niet is gegund. Een inhoudelijke toetsing aan de hand van de staat is niet mogelijk, zodat sprake is van een schending van het transparantie- en motiveringsbeginsel. De gemeente wordt veroordeeld de inschrijving van DAT opnieuw in behandeling te nemen en na toetsing een inzichtelijk resultaat te overleggen inzake de inschrijving van DAT en andere inschrijvers.
A
N
B
E
S
T
E
D
I
N
G
S
A
D
V
O
C
A
T
E
N
25
13-03-2007 15:27:02
Met zorg aanbesteden en inschrijven. Het blijft een hele kunst.
Zevende jaargang, nummer 1, maart 2007
gewezen inschrijver in staat is te controleren of de aanbestedende dienst in redelijkheid tot haar gunningsbeslissing heeft kunnen komen. Het overleggen van een staat met rangschikking voldoet ook niet aan artikel 41 lid 4 Bao (motiveringsplicht), op grond waarvan een aanbestedende dienst de voordelen en kenmerken van de winnende offerte kenbaar moet maken.
26
620823_Corvers_Letter_1.indd 26
Stichtingen Sint Jacob, Stichting SHDH, Stichting Zorgcontact, Zorgbalans, Humanistische Zorggroep Reinalda tegen de gemeenten Haarlem, Heemstede, Zandvoort, Haarlemmerliede en Spaarnwoude, Bloemendaal en Bennebroek, met als gevoegde partij aan de zijde van de gemeenten Take Good Care Holding B.V., rechtbank Haarlem, d.d. 10 november 2006 (gevoegde zaken), LJN: AZ2581. In deze zaak verwerpt de rechter de kritiek van een aantal thuiszorginstellingen dat de gemeenten op ongeoorloofde wijze zouden zijn teruggekomen op het standpunt dat de inzet van alphahulpen niet toelaatbaar is, dat de gemeenten niet op eenduidige wijze met het gunningscriterium zouden zijn omgegaan en dat zij voorafgaand aan de inschrijving niet inzichtelijk zouden hebben gemaakt hoe de aanbiedingen op de kwaliteitsaspecten worden beoordeeld. De klacht dat een nadere toelichting op het bestek op een te korte termijn voor de inschrijving zou zijn bekendgemaakt, doet naar het oordeel van de rechter evenmin af aan de rechtmatigheid van de aanbestedingprocedure. Gelet op de bij deze aanbesteding betrokken belangen mocht in dit geval van de inschrijvers worden verwacht dat zij zich proactief zouden opstellen door hun kritiek vóór de inschrijving onder de aandacht van de gemeenten te brengen. De vorderingen, o.m. strekkende tot heraanbesteding, worden afgewezen.
Commentaar Een inschrijver doet er in beginsel goed aan om gebreken in de aanbestedingsprocedure tijdig aan de aanbestedende dienst te melden, doet zij dat niet, dan loopt zij het risico dat haar “stilzitten” haar door de rechter wordt verweten, hetgeen toewijzing van de vorderingen in de weg kan staan. Stichting Woonzorgconcern IJsselheem tegen de gemeente Zwartewaterland, rechtbank Zwolle, d.d. 13 november 2006, LJN: AZ2119. In deze zaak oordeelde de rechter met betrekking tot het selectiecriterium inzake het vereiste niveau van het personeel dat dit criterium niet op zodanige duidelijke, precieze en ondubbelzinnige wijze is geformuleerd dat voldoende is gewaarborgd dat alle behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijvers deze op dezelfde wijze zouden moeten interpreteren. In de selectieleidraad wordt terzake namelijk gesproken van “werkniveau” en in de nota van inlichtingen van “opleidingsniveau”. Dit gebrek aan eenduidigheid is nog verstrekt nu WZC (telefonisch) bij het NIC tevergeefs heeft getracht duidelijkheid te verkrijgen omtrent dit criterium. Gelet hierop bestaat er naar het oordeel van de rechter geen aanleiding het ontstane interpretatiegeschil voor rekening en risico van WZC te laten. Commentaar Blijkens vaste rechtspraak van het Europese Hof van Justitie inzake gunningscriteria van Europese aanbestedingen, omvat het aan het aanbestedingsrecht ten grondslag liggende gelijkheidsbeginsel mede een verplichting tot transparantie, erop neerkomende dat alle redelijk geïnformeerde en normaal zorgvuldige inschrijvers in staat zijn om deze criteria op dezelfde wijze te interpreteren. In deze aan-
MAASDAM C O M M E R C I A L
&
L E G A L
A F F A I R S
* " ! " ! & + $ & + $ 0 ! 3 ,
1
13-03-2007 15:27:02
besteding was het transparantiebeginsel geschonden, hetgeen tot heraanbesteding leidde.
gemerkt, hetgeen betekent dat de offerte terzijde wordt gelegd. Stichting Icare tegen de gemeenten Hardenberg, Hattem en Zwolle, met als gevoegde partijen aan de zijde van de gemeenten Thuiszorg Service Nederland B.V., VVT B.V. en de stichtingen Amant Wonen, Zorg en Dienstverlening, Verian, Carinova, rechtbank Zwolle, d.d. 30 november 2006, LJN: AZ3408.
Met zorg aanbesteden en inschrijven. Het blijft een hele kunst.
Zevende jaargang, nummer 1, maart 2007
Stichtingen De Riethorst Stromenland en Bejaardenzorg Oosterhout tegen de gemeente Tilburg, rechtbank Breda, d.d. 17 november 2006, LJN: AZ2741. In deze aanbesteding zijn de inschrijvingen van Riethorst en SBO ongeldig verklaard omdat de inschrijvingen van eiseressen geen blijk geven van de vereiste minimum ervaring met HV-1 en HV-2. De rechter oordeelt dat de stelling van Riethorst en SBO dat ervaring met HV-2 tevens ervaring met HV-1 impliceert, door hen niet consequent is doorgevoerd, door bij hun inschrijvingen voor het jaar 2004 alleen HV-2 in te vullen en voor het jaar 2005 HV-1 en HV-2 in te vullen. Nu zij niet hebben vermeld dat zij in 2004 ervaring met HV-1 hebben opgedaan, heeft de gemeente op juiste gronden kunnen concluderen dat de inschrijvingen van Riethorst en SBO niet voldoen aan de gestelde ervaringsvereisten, hetgeen volgens het aanbestedingsdocument tot ongeldigheid van de inschrijvingen leidt. Niet gezegd kan worden dat de gemeente onzorgvuldig heeft gehandeld door niet te informeren bij de referenties van Riethorst en SBO. Uit de inschrijvingen blijkt immers niet dat zij zich op het standpunt stellen dat ervaring met HV-2 tevens ervaring met HV-1 impliceert, aangezien zij voor het jaar 2005 wel hebben opgegeven dat zij ervaring hebben met zowel HV-1 als met HV-2 hebben opgedaan, zonder enige toelichting te geven voor het jaar 2004. Commentaar Inschrijvers dienen er alert op te zijn of uit hun offertes voldoende blijkt dat wordt voldaan aan alle eisen uit het bestek. Een niet besteksconforme offerte wordt immers in beginsel door de aanbestedende dienst als ongeldig aan-
A
620823_Corvers_Letter_1.indd 27
In deze zaak oordeelt de rechter dat de gemeenten jegens Icare op verschillende punten in strijd met beginselen van aanbestedingsrecht hebben gehandeld. De rechter overweegt in deze zaak onder meer dat aan de gemeenten ten aanzien van de inhoud en omvang van de aan te besteden opdracht, een grote mate van vrijheid toekomt en dat het niet aan een potentiële inschrijver is om te bepalen op welke wijze in de formulering van de opdracht rekening dient te worden gehouden met het personeel dat bij de zittende aanbieder in dienst is of waarvan de zittende aanbieder gebruikt maakt. De gemeenten handelen naar het oordeel van de rechter niet onrechtmatig jegens Icare door geen verplichting tot overname van personeel ten laste van de “nieuwkomers” te bedingen, aangezien de wetgever een dergelijke verplichting juist niet in de Wet maatschappelijke ondersteuning heeft neergelegd. De rechter acht in dit verband ook van belang dat de gemeenten wel (in aanzienlijke mate) acht hebben geslagen op de personeelsbezetting bij de zittende aanbieder (Icare), door aan opdrachtnemers een inspanningsverplichting tot overname van personeel op te leggen. Ook hebben de gemeenten overleg tussen de verschillende partijen gefaciliteerd, hetgeen heeft geresulteerd in aanbiedingen tot overname van personeel van de zittende aanbieder.
A
N
B
E
S
T
E
D
I
N
G
S
A
D
V
O
C
A
T
E
N
27
13-03-2007 15:27:02
Met betrekking tot het gunningscriterium “aanbieders garanderen de continuïteit van de dienstverlening en streven naar het inzetten van vaste hulp bij het huishouden”, wordt geoordeeld dat dit criterium in feite overeenkomt met het geschiktheidscriterium personeelsbezetting. Dit geldt ook voor het gunningscriterium, waarbij van aanbieders wordt gevraagd specifieke deskundigheid te bezitten ten aanzien van een aantal cliëntgroepen. Het gunningscriterium “aanbieders zijn in staat om voldoende medewerkers voor de hulp bij het huishouden in te zetten per 1 januari 2007” is door de gemeenten naar het oordeel van de rechter in feite geëcarteerd door aan iedere inschrijver het maximaal aantal te behalen punten toe te kennen en het gunningscriterium “voldoen aan wettelijke verplichtingen” heeft de gemeente geschrapt en toegevoegd aan de geschiktheidseisen. De rechtbank oordeelt dat de gemeenten in strijd met het gelijkheids- en transparantiebeginsel hebben gehandeld door deze deze criteria te ecarteren en de geschiktheidseisen te wijzigen door een geschiktheidseis toe te voegen. Dit geldt des te meer nu deze criteria niet zijn vermeld in de aankondiging, zodat niet uitgesloten kan worden geacht dat derden van inschrijving hebben afgezien op grond van, naar
achteraf is gebleken, onjuist gehanteerde criteria. De rechter oordeelt verder dat de puntensystematiek onvoldoende inzichtelijk is gemaakt. De door Icare gevorderde heraanbesteding wordt toegewezen. Commentaar Dit betreft de eerste uitspraak inzake WMOaanbestedingen waarin de rechter oordeelt dat een aanbestedende dienst niet gehouden is een verplichting tot overname van personeel ten laste van de winnaar van de aanbesteding te bedingen. Verder blijkt wederom dat verwarring van geschiktheids- en gunningscriteria een “doodzonde” is in het aanbestedingsrecht en bij een vordering daartoe tot heraanbesteding zal leiden.
Procurement Letter is een nieuwsbrief over aanbesteden en
Abonnementen
mededinging en verschijnt drie keer per jaar. Procurement Let-
Abonnementen € 50,00 per jaar incl. BTW.
ter is een gezamenlijke uitgave van Corvers Commercial & Legal Affairs, Bartels Sueters Fischer Aanbestedingsadvocaten en
Copyright ©2006
Maasdam Mededingingsadvocaat.
Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen of vermenigvuldigd zonder voorafgaande schriftelijke
Redactieadres:
toestemming van de uitgever.
Julianaplein 21, 5211 BB ’s-Hertogenbosch Telefoon:
073-6126566
Telefax:
073-6137750
Uitgever en auteurs verklaren dat deze uitgave op
Emailadres:
[email protected]
zorgvuldige wijze en naar beste weten is samengesteld,
28
Colofon
evenwel kunnen uitgever en auteurs op geen enkele wijze
620823_Corvers_Letter_1.indd 28
Redactie:
instaan voor de juistheid of volledigheid van de informatie.
Chantal Bartels, Stephan Corvers, Franke van der Klaauw, Leopold Sueters, Anne Fischer-Braams, Jochem Berns,
Bronvermelding: geraadpleegde jurisprudentie, wet- en
Yvonne Maasdam, Alexandra van Uden
regelgeving via de Procurement Library®. Voor meer informatie zie www.corvers.com.
Vormgeving & Drukwerk: Drukkerij BibloVanGerwen, ’s-Hertogenbosch
MAASDAM * " ! " ! & + $ & + $ 0 ! 3 ,
1
Zevende jaargang, nummer 1, maart 2007
13-03-2007 15:27:03