Procesplan Startnotitie Omgevingsvisie 8 juli 2014
Projecten Projectplan Startnotitie omgevingsvisie Interne Memo Registratienummer 2014-25521 Versie Status Opdrachtgever
Projectleider
Voor akkoord
Voor akkoord
Jacob Ottens
1
STARTNOTITIE
NAAR EEN OMGEVINGSVISIE VOOR DE GEMEENTE OPSTERLAND Ruimte voor ontwikkeling en waarborgen voor kwaliteit
Juli 2014 College van B&W gemeente Opsterland
Redactie: Rob van Vliet Weusthuis en Partners Groningen
2
Samenvatting Startnotitie en voorstellen 1. Wettelijk kader en doelen Omgevingsvisie: a. b. c. d.
het wettelijk kader, het belang van een Omgevingsvisie, de functies die een Omgevingsvisie kan vervullen, de mogelijke doelstellingen voor de Omgevingsvisie Opsterland
Voorstel: Kennis te nemen van de onder paragraaf 1.1 en 1.2 opgenomen wettelijke eisen en mogelijkheden voor de Omgevingsvisie als instrument voor gemeentelijk beleid ten aanzien van de fysieke leefomgeving. Gezien deze mogelijkheden kiest de gemeente Opsterland voor het opstellen van een nieuwe Omgevingsvisie, afgestemd op de nieuwe Omgevingswet. Daarbij worden de volgende doelen gesteld: Inhoudelijke doelen: - het voldoen aan de Wro en het beschikbaar hebben van een juridisch instrument dat een kader biedt voor de te ontwikkelen bestemmingsplannen en overige ruimtelijk ordeningsplannen, zoals landschapsplannen en dorpsvisies; - het creëren van een integrale ruimtelijke visie op de toekomst van de gemeente Opsterland, voor de komende 10 tot 20 jaar; een visie die vastlegt wat van belang is om vastgelegd te worden en tevens zo veel mogelijk ruimte biedt aan gewenste ontwikkelingen en initiatieven; - komen tot een goede onderlinge afstemming van de verschillende bij de fysieke leefomgeving betrokken beleidssectoren; Procesdoelen: - het creëren van draagvlak voor het gemeentelijk ruimtelijk beleid en de uitvoering daarvan bij bewoners, ondernemers, Plaatselijk Belang en andere maatschappelijke belangengroepen door de vertegenwoordigende organisaties intensief te betrekken bij de totstandkoming van de Omgevingsvisie; - het beschikken over een beleidsdocument dat draagvlak heeft bij de gemeentelijke organisatie en dat als leidraad kan dienen voor het gemeentelijk beleid ten aanzien van de fysieke leefomgeving; - het realiseren van een Omgevingsvisie die gebruikt kan worden bij het acquireren van financiële bijdragen van derden; - het realiseren van een op de Omgevingsvisie gebaseerd realistisch uitvoeringsprogramma dat partijen uitdaagt en enthousiasmeert om projecten te ontwikkelen die bijdragen aan een kwalitatief hoogwaardig woon- en leefmilieu in Opsterland.
2. Uitgangspunten voor de Omgevingsvisie Opsterland Voorstel: Voor de te hanteren uitgangspunten grijpen we terug op Romte en ferskaat 2013 en op het Collegeakkoord 2014-2018:
De kracht van de leefomgeving o Opsterland is met haar landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten tussen de stedelijke buurgemeenten bij uitstek een woon- en recreatiegemeente. Deze kwaliteiten moeten behouden blijven en waar mogelijk worden versterkt. De kracht van de gemeenschap o De gemeente Opsterland wil de kracht van de samenleving aanboren en optimaal benutten. De rol en werkwijze van de gemeente o De gemeente Opsterland ontwikkelt zich van een aanbod-gestuurde organisatie naar een faciliterende, vraag-gestuurde organisatie.
3
De krachten bundelen: regionale samenwerking o De gemeente Opsterland is een robuuste en zelfstandige gemeente die door samenwerking met andere gemeenten prima in staat is om zijn taken te vervullen en voldoende bestuurskracht heeft om toekomstige opgaven het hoofd te bieden.
3. Vraagstukken die in de Omgevingsvisie aan de orde moeten komen. In hoofdstuk 3 geven we een inventarisatie van de ruimtelijke vraagstukken die binnen de gemeente spelen en waar de Omgevingsvisie oplossingen voor moet aandragen of richting in moet aangeven. De vraagstukken die in de Omgevingsvisie aan de orde komen zijn verdeeld over de programma’s, zoals die in de begroting en in het Collegeakkoord zijn opgenomen: besturen wonen en werken ontspannen leren zorgen beheren middelen Naast de thematische vraagstukken onderscheiden we een overstijgend integraal vraagstuk, namelijk de positionering van de gemeente Opsterland in regionaal verband. In de volgende stap in het Omgevingsvisie proces zullen we per vraagstuk een nadere analyse van de problematiek uitvoeren en een vertaalslag maken naar mogelijke oplossingen. Die oplossingen worden als mogelijke alternatieven naast elkaar gezet in de notitie Ontwikkelingsrichting (september a.s.). Waar mogelijk worden de vraagstukken in kaartbeelden vertaald. Voorstel: De in hoofdstuk 3 genoemde vraagstukken worden verder uitgewerkt en opgenomen in de notitie Ontwikkelingsrichting die in het najaar zal worden gepresenteerd en besproken met Plaatselijk Belang, andere belangenorganisaties en de Raad.
4. Het plan van aanpak Het plan van aanpak bevat een uitgewerkte communicatieparagraaf en een gedetailleerde planning. Centraal in de communicatieparagraaf staat de organisatie van enkele themabijeenkomsten met stakeholders vanuit de Opsterlandse gemeenschap. Voorstel: Plan van aanpak vaststellen, inclusief de communicatieparagraaf en de bijbehorende planning.
4
1. Het belang van een gemeentelijke Omgevingsvisie 1.1. Omgevingsvisie: wettelijk kader voor ruimtelijke planning. De Wet ruimtelijke ordening van 2008 verplicht gemeenten, provincies en het Rijk structuurvisies op te stellen voor hun grondgebied. De vigerende structuurvisie van de gemeente Opsterland dateert van 2003 en heeft met de invoering van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in 2008 een update gekregen. De gemeente Opsterland hecht aan het opstellen van een actuele visie die inspeelt op de sterk veranderde maatschappelijke situatie. De Wro van 2008 wordt binnen enkele jaren vervangen door de Omgevingswet, het wetsvoorstel voor de Omgevingswet is op 14 juni 2014 naar de Tweede Kamer gestuurd. De Omgevingswet kent als centrale doelstelling ‘ruimte voor ontwikkeling en waarborgen voor kwaliteit’ en wordt waarschijnlijk in 2018 van kracht. De Omgevingswet biedt een vereenvoudiging van het ruimtelijk ordeningsinstrumentarium, het handhaaft de verplichting voor gemeenten tot het opstellen van een integrale visie op de fysieke leefomgeving. De benaming verandert van Structuurvisie in Omgevingsvisie. Met het opstellen van een nieuwe ruimtelijke visie voor de gemeente speelt de gemeente Opsterland reeds in op de nieuwe Omgevingswet door te kiezen voor een Omgevingsvisie met een brede scope, waarin ook de ruimtelijke weerslag van ontwikkelingen op het gebied van natuur, milieu, economie, wonen, recreatie, zorg en welzijn zijn opgenomen. De Omgevingsvisie vormt het planningsinstrument waarmee het Rijk inspeelt op de volgende doelen: Decentraal wat kan, centraal wat moet o De juiste verantwoordelijkheid op het juiste niveau. Gemeenten doen wat op hun niveau thuishoort. Provincies en Rijk komen in actie wanneer provinciale of nationale belangen in het geding zijn. Minder regels o Ingezet wordt op minder regels en eenvoudige kortere procedures voor een vermindering van de administratieve en bestuurlijke lasten. Uitvoeringsgerichtheid o Meer aandacht voor de uitvoering van beleid. Doel Omgevingsvisie Met een Omgevingsvisie legt een gemeente vast hoe de fysieke leefomgeving nu en in de toekomst dient te worden ingericht. Het zwaartepunt van de ruimtelijke planning als overheidsactiviteit en het hiervoor aangeboden instrumentarium ligt van oudsher op het gemeentelijke schaalniveau. Het bestemmingsplan legt de gewenste bestemming van gronden en gebouwen vast, de Structuurvisie (of Omgevingsvisie) biedt het ruimtelijk kader voor de gehele gemeente. De Wet ruimtelijke ordening van 2008 formuleert het als volgt: De gemeenteraad stelt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening voor het grondgebied van de gemeente of een gedeelte hiervan een structuurvisie vast. De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van dat gebied, alsmede de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren ruimtelijk beleid. De structuurvisie gaat tevens in op de wijze waarop de raad zich voorstelt die voorgenomen ontwikkeling te doen verwezenlijken. (Wro artikel 2.1, lid 1). Eisen aan de Omgevingsvisie Volgens de Wro 2008 is de gemeenteraad verplicht een Structuurvisie op te stellen, die verplichting geldt ook bij de nieuwe Omgevingswet. Opsterland speelt in op de nieuwe wetgeving door haar nieuwe visie op de fysieke leefomgeving reeds Omgevingsvisie te noemen. De Omgevingswet stelt weinig eisen aan de gemeente als het gaat om de aanpak en de opzet van de Omgevingsvisie. Een Omgevingsvisie dient te worden opgesteld ‘ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening’ en dient ‘de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van dat gebied, alsmede de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren ruimtelijk beleid’ te bevatten. Ten slotte dient de Omgevingsvisie in te gaan ‘op de wijze waarop de raad zich voorstelt die voorgenomen ontwikkeling te doen
5
verwezenlijken’. Dit betekent dat in een Omgevingsvisie moet worden aangegeven hoe het in de visie opgenomen ruimtelijk beleid zal worden uitgevoerd. Verder stelt de wet dat in de Omgevingsvisie ‘moet worden aangegeven op welke wijze burgers en maatschappelijke organisaties bij de totstandkoming zijn betrokken’. De wet schrijft niet voor hoe die betrokkenheid moet worden gerealiseerd. Het is aan de gemeenten of en hoe enige vorm van participatie of inspraak wordt georganiseerd. Tot slot is in de wet opgenomen, dat ‘een meldingsplicht geldt zodra er een voornemen bestaat om een Omgevingsvisie, waarin ruimtelijke ontwikkelingen zijn opgenomen, voor te bereiden’. Met het openbaar maken van deze Startnotitie voldoen we aan deze meldingsplicht. Wettelijk instrumentarium Omgevingsvisie Naast de (beperkte) eisen stelt de wet aan gemeenten ook instrumenten beschikbaar om het gewenste ruimtelijk beleid uit te voeren. De belangrijkste zijn: het voorkeursrecht, bovenplanse verevening en de aansluiting op de GREX-wetgeving. De wet Voorkeursrecht biedt gemeenten de mogelijkheid om in de Omgevingsvisie gebieden aan te wijzen waar de wet Voorkeursrecht van toepassing wordt verklaard. Daarmee wordt het mogelijk voor gemeenten greep te krijgen op grondtransacties. Door voorkeursrecht te vestigen wordt een particulier die grond of opstallen wil verkopen in het aangewezen gebied, verplicht om zijn onroerend goed eerst te koop aan te bieden aan de gemeente.
1.2. Functies van een Omgevingsvisie De Omgevingswet onderstreept het belang van het ontwikkelen van een Omgevingsvisie als strategisch beleidsdocument voor ruimtelijke planning. De Omgevingsvisie kan verschillende functies vervullen voor de gemeente. In deze paragraaf werken we de mogelijke functies uit die de Omgevingsvisie voor de gemeente Opsterland kan vervullen. Inhoudelijk kader De Omgevingsvisie biedt allereerst een ruimtelijk beleidsvisie voor de komende 10 jaar, met een doorkijkje naar de daaropvolgende decennia, voor zover relevant. Voor de Omgevingsvisie van Opsterland wordt het jaar 2030 als richtjaar gehanteerd; waar nodig en mogelijk wordt een doorkijkje naar 2040 gegeven. Het ruimtelijk kader bestaat uit een ruimtelijke visie op de toekomstige ontwikkeling van de gemeente, een beschrijving op hoofdlijnen van het gewenste toekomstperspectief. De sectorale ontwikkelingen worden beschreven, met tevens de onderlinge verwevenheid van sectoren, en ook worden de mogelijke spanningen tussen sectoren benoemd. Vervolgens vindt de vertaling van deze ruimtelijke analyses plaats naar gewenste ruimtelijke maatregelen en ontstaat het ruimtelijke plan. Het plan kan bestaan uit het aanwijzen van nieuwe functies op specifieke locaties, de aanleg van nieuwe infrastructuur, het versterken van bepaalde structuren, het beschermen van bepaalde ruimtelijke eenheden of functies. Tal van beleidsmatige keuzes zijn aan de orde. Concreet of abstract? De gemeente is volgens de wetgever vrij om te bepalen hoe het ruimtelijk plan er uit komt te zien: globaal, abstract of concreet. De Omgevingsvisie van Opsterland kan heel concreet en precies worden vormgegeven of juist globaal met abstracte kaartbeelden. We kiezen voor een abstract plan en beperken ons tot het aangeven van ontwikkelingsrichtingen met pijlen en een globale inkleuring van functies. Een dergelijk plan geeft de gewenste richting aan, maar legt zo weinig mogelijk vast en biedt volop ruimte voor de ontwikkelingen die zich voordoen. Juridisch kader Naast het inhoudelijk kader dat een Omgevingsvisie biedt, levert het ook een juridisch kader. De Omgevingsvisie Opsterland wordt opgesteld conform de richtlijnen van de Wro 2008 en de Omgevingswet en biedt daarmee een kader voor de uitwerking van het gemeentelijk ruimtelijk beleid naar bestemmingsplannen of uitwerkingsplannen, zoals dorpsvisies of landschapsplannen. Daarmee ontstaat tevens een basis voor toetsing van projecten of plannen van derden. Bovendien kan gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden die de Wro biedt, zoals het kostenverhaal, en ook van de mogelijkheden van de Wet Voorkeursrecht Gemeenten en de Grondexploitatiewet.
6
Kader voor overleg en afstemming De Omgevingsvisie leent zich uitstekend als kader voor een publieksdebat over de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling. De doelstelling daarbij is het scheppen van voldoende draagvlak en enthousiasme bij burgers en ondernemers voor het ruimtelijk beleid en tevens om gebruik te maken van de ideeën en plannen die leven in de samenleving. De gemeente Opsterland wil vertegenwoordigers van belangenorganisaties en voor de ruimtelijke ontwikkeling belangrijke partijen betrekken bij het opstellen van de Omgevingsvisie. Partijen, zoals Plaatselijk Belang, ondernemersorganisaties, landbouworganisaties, natuur- en landschapsorganisaties, woningbouworganisaties, zorg/welzijn-organisaties, schoolbesturen en dergelijke worden uitgenodigd deel te nemen aan de totstandkoming van de Omgevingsvisie via themabijeenkomsten. In de gemengd samengestelde overleggroepen worden de uitgangspunten van de Omgevingsvisie besproken en wordt gekeken hoe de plannen in gezamenlijke verantwoordelijkheid tot uitvoer kunnen worden gebracht. Ook de betrokkenheid van bestuurlijke actoren, zoals de omliggende gemeenten, het waterschap, het Rijk of de provincie, is van belang. Door deze actoren te betrekken bij de planvoorbereiding ontstaat draagvlak en enthousiasme voor de keuzes die de gemeente wenst te maken en kunnen afspraken worden gemaakt over de door de actoren te realiseren projecten of een bijdrage in een andere vorm, financieel bijvoorbeeld. De bijeenkomsten moeten de betrokken partijen uitdagen om te investeren in projecten die bijdragen aan het versterken van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. In de volgende fase van het Omgevingsvisie proces volgt dan nog een formeel inspraaktraject, waarbij burgers, bedrijfsleven, Plaatselijk Belang en andere belangengroepen schriftelijk of mondeling commentaar kunnen geven op de ontwerp-Omgevingsvisie. De inspraaknota, met de inspraakreacties en de verwerking daarvan, wordt betrokken bij de vaststelling van de Omgevingsvisie door de gemeenteraad. In dit kader is het tevens van belang te vermelden dat bij het tot stand komen van de Omgevingsvisie ook de interne organisatie intensief wordt betrokken. Draagvlak en betrokkenheid van de gemeentelijke organisatie zijn van belang om de Omgevingsvisie ook echt een centrale rol te geven bij de beleidsontwikkeling en uitvoering. Naast de projectgroep is daarom een interne klankbordgroep geformeerd. Kader voor acquisitie en subsidieverwerving Voor het verkrijgen van financiële bijdragen of subsidies, is het vervaardigen van een Omgevingsvisie soms een belangrijke voorwaarde. De Omgevingsvisie voor Opsterland dient dan ook als kader voor het beschikbaar krijgen van financiële middelen. Voor het verkrijgen van subsidies van EU (Horizon 2020), Rijk of provincie is het vervaardigen van een Omgevingsvisie vaak een belangrijke voorwaarde, het plaatst de subsidieaanvraag in een duidelijk beleidskader. De Omgevingsvisie kan ook helpen bij het verkrijgen van medewerking bij marktpartijen of maatschappelijke organisaties voor het investeren in ruimtelijke projecten. De Omgevingsvisie is dan een middel om de gemeente te promoten, maar meer nog een kader dat duidelijkheid geeft. Voor deze partijen betekent het zekerheid omtrent hun investeringen. De Omgevingsvisie als basis voor programma- en projectsturing De Omgevingswet schrijft voor dat bij een Omgevingsvisie moet worden aangetoond dat de plannen die worden gepresenteerd ook werkelijk kunnen worden uitgevoerd. De wetgever wil voorkomen dat een gemeentelijke Omgevingsvisie niet uitvoerbaar blijkt te zijn en eist daarom een uitvoeringsparagraaf waarin duidelijk wordt gemaakt hoe de gemeente de voorgestelde maatregelen en plannen denkt te realiseren. Daarbij kan het gaan om plannen die door de gemeente zelf worden uitgevoerd en/of om plannen die door derden worden uitgevoerd. Voor beide categorieën van plannen geldt dat, indien deze de komende tien jaar moeten worden gerealiseerd, de financiële en praktische haalbaarheid moet worden aangetoond. Het aantonen van deze haalbaarheid kan in de vorm van een uitgewerkt uitvoeringsprogramma. Programma’s bestaan uit een geheel van samenhangende maatregelen en projecten, nodig voor het realiseren van de doelstellingen die per programma in de Omgevingsvisie zijn geformuleerd. Het op voorhand aantonen van de haalbaarheid van al die concrete maatregelen en projecten is vaak een lastige opgave. Mede daarom kan worden volstaan met het aantonen van de haalbaarheid op
7
programmaniveau, waarbij wel alle onderliggende projecten in beeld komen, maar slechts een globale financiële analyse plaatsvindt aan de hand van normgetallen per type project of maatregel. Programmamanagement ter uitvoering van de Omgevingsvisie De gemeente Opsterland wordt geconfronteerd met een afname van financiële middelen, voortgaande bezuinigingen, uitbreiding van gemeentelijke verantwoordelijkheden door het afstoten van rijkstaken, zonder voldoende financiële compensatie. Daarnaast hebben we te maken met tegenvallende ruimtelijke investeringen als gevolg van de recessie. De woningbouw en de uitgifte van bedrijventerreinen stagneren, dat drukt zwaar op de gemeentelijke begroting en beperkt de mogelijkheden van de gemeente om te investeren in de ruimtelijke kwaliteit. Deze veranderende maatschappelijke situatie dwingt de gemeente steeds meer tot het beperken van haar inzet tot de gemeentelijke kerntaken binnen het fysieke domein. Op het vlak van de fysieke leefomgeving betekent dat: beheer en inrichting openbare ruimte, infrastructuur en het in standhouden of verbeteren van maatschappelijke voorzieningen. Dat vraagt om scherpe keuzes als het gaat om de gemeentelijke beleidsinzet. Daarmee wordt de rol van de gemeentelijke overheid steeds minder die van uitvoerder van projecten en investeerder in ruimtelijke ontwikkelingen. Steeds vaker komt het accent te liggen op het faciliteren van initiatieven van derden (burgers, maatschappelijke organisaties, ontwikkelaars, ondernemers etc.). Het managen van uitvoeringsprojecten door de gemeente wordt minder belangrijk, steeds meer zal het de komende jaren gaan om het managen van beleidsprogramma’s, waarbij sprake is van een combinatie van gemeentelijke maatregelen en projecten en initiatieven van derden. Dat past bij de visie die is neergelegd in het Coalitieakkoord 2014-2018 en in Romte en ferskaat 2013. De gemeente stuurt veel meer op hoofdlijnen, via beleidsprogramma’s. Programmasturing kent grote voordelen: Integraal werken, samenhang in beleid. Inspelen op veranderingen, onzekerheden, flexibiliteit. Duidelijk zichtbaar wat de gemeente doet en wat de mogelijkheden van anderen zijn (faciliterende rol). Koppeling aan gemeentelijke begrotingscyclus.
8
2. Uitgangspunten Omgevingsvisie gemeente Opsterland Allereerst gaan we in op de principiële vraag: wat voor gemeente wil Opsterland zijn? Wat is de missie van de gemeente, waar staat de gemeente voor? Door deze vraag zo scherp en duidelijk mogelijk te beantwoorden, kan richting worden gegeven aan de ruimtelijke vraagstukken van nu en van de toekomst. De missie van de gemeente Deze kan voor een belangrijk deel worden afgeleid uit Romte en ferskaat 2013 en het Coalitieakkoord 2014-2018. Aan de hand van deze nota’s formuleren we ten behoeve van de Omgevingsvisie een missie op vier niveaus: a) de kracht van de leefomgeving; b) de kracht van de gemeenschap; c) de rol en werkwijze van de gemeente; d) de kracht van regionale samenwerking. We werken op al deze niveaus een voorstel uit voor de door de gemeente te hanteren missie. De kracht van de leefomgeving Opsterland is met haar landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten tussen de stedelijke buurgemeenten bij uitstek een woon- en recreatiegemeente. Deze kwaliteiten moeten behouden blijven en waar mogelijk worden versterkt. De gemeente streeft naar een evenwichtige ruimtelijke ontwikkeling waarbij zorgvuldig wordt gezocht naar een balans tussen de belangen van het wonen, de werkgelegenheid, de agrarische sector, natuur en landschap. Bij de afweging tussen de landbouw enerzijds en natuur en landschap anderzijds vormt het bestemmingsplan buitengebied het afwegingskader. De leefbaarheid van de dorpen is een thema dat bij alle ontwikkelingen een rol moet spelen. Er moet voldoende ruimte zijn om te ondernemen. Duurzaamheid vormt een belangrijk uitgangspunt, daarbij gaat het om het gebruik van energiemiddelen, natuurlijke hulpbronnen, duurzame werkgelegenheid en algemeen welzijn. De kracht van de gemeenschap De gemeente Opsterland wil de kracht van de samenleving aanboren en optimaal benutten. Dit wil de gemeente doen door gebruik te maken van de bestaande kennis en vaardigheden, door vrijwilligerswerk te stimuleren en te belonen, door belangenorganisaties, zoals Plaatselijk Belang, nauw te betrekken bij beleidsontwikkeling. Door het stimuleren van eigen verantwoordelijkheid aan bewoners en organisaties meer ruimte te geven voor ideeën en eigen inbreng, door het smeden van vitale coalities en waar mogelijk bevoegdheden over te dragen. De rol en werkwijze van de gemeente De gemeente Opsterland ontwikkelt zich van een aanbod-gestuurde organisatie naar een faciliterende, vraag-gestuurde organisatie. In nauwe samenwerking met bewoners en organisaties wordt beleid ontwikkeld en uitgevoerd. De gemeente maakt deel uit van een netwerk van organisaties die ieder een eigen rol spelen bij de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente. Bij veel van de ruimtelijke ontwikkelingen ligt het initiatief bij partijen als zorginstellingen, onderwijsbesturen, woningcorporaties, projectontwikkelaars/ bouwbedrijven, bewonersorganisaties, horeca- en recreatiebedrijven, ondernemersorganisaties etc. De rol van de gemeente zal afhankelijk van de situatie en de problematiek verschillen, maar de basishouding is gericht op het faciliteren van particuliere initiatieven en het inspelen op kansen. De krachten bundelen: regionale samenwerking De gemeente Opsterland is een robuuste en zelfstandige gemeente die door samenwerking met andere gemeenten prima in staat is om zijn taken te vervullen en voldoende bestuurskracht heeft om toekomstige opgaven het hoofd te bieden. Voor burgers, bedrijven en organisaties zijn de gemeentegrenzen niet bepalend voor hun gedragingen. De burgers van Opsterland zijn voor tal van voorzieningen aangewezen op omliggende
9
gemeenten. Het is dan ook in het belang van de burgers van Opsterland dat het gemeentebestuur van Opsterland nauw samenwerkt met de omliggende gemeenten. Samen met de Stellingwerven maakt de gemeente Opsterland onderdeel uit van de regio De Friese Wouden. De Friese Wouden vormt een landschappelijke eenheid en de regionale samenwerking is vooral van belang voor de promotie van natuur, landschap, recreatie en toerisme. Bij de samenwerking met Heerenveen en Smallingerland gaat het daarnaast om het afstemmen van ruimtelijk beleid op het gebied van verkeer, vervoer, bedrijfsterreinen, woningbouw, landbouw etc. De gemeente Opsterland ziet het belang van regionale samenwerking en onderschrijft een verdere intensivering van de samenwerking met de omliggende vier gemeenten. Zo hebben de vijf regiogemeenten in 2013 gezamenlijk de notitie ‘Regionale afspraken wonen 2013-2020, woonregio Zuidoost Friesland’ vastgesteld (2013-58286) en wordt de regionale samenwerking vormgegeven en samengebracht in de Streekagenda Zuidoost (vastgesteld eind 2013).
10
3. Vraagstukken Omgevingsvisie Opsterland Na de doelen en de uitgangspunten, staan in dit hoofdstuk de specifieke vraagstukken centraal die in de Omgevingsvisie aan de orde moeten komen. We willen een Omgevingsvisie die kort en bondig is en toegesneden op de vraagstukken die zich nu en de komende tijd aandienen. Daarom is het van belang in deze startfase van het proces het gesprek aan te gaan over wat we wel en niet opnemen in de Omgevingsvisie. Om aan te sluiten bij het motto van de Omgevingswet: ‘ruimte voor ontwikkeling en waarborgen voor kwaliteit’, is het van belang zicht te krijgen op de ontwikkelingen die zich voordoen en een beeld te krijgen van waar de (bestaande) ruimtelijke kwaliteit te wensen overlaat of wordt bedreigd. De belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente Opsterland hebben een relatie met de veranderende maatschappelijke en bestuurlijke context. Een belangrijke maatschappelijke verandering betreft de demografische ontwikkeling. De samenstelling van de bevolking verandert sterk door vergrijzing en ontgroening: meer ouderen en minder kinderen. Deze ontwikkeling heeft effect op tal van ruimtelijke opgaven (wonen, voorzieningen, infrastructuur). Een belangrijke bestuurlijke ontwikkeling op dit moment is de decentralisatie op het gebied van werk en inkomen, jeugdzorg en WMO. Deze ontwikkeling vindt plaats in het sociale domein, maar heeft ook zijn weerslag in het ruimtelijk domein. Waar dit het geval is, zal dit worden meegenomen in de Omgevingsvisie (onder meer op het vlak van voorzieningen en vervoer). Vraagstukken die verband houden met de ruimtelijke kwaliteit hebben vooral te maken met het handhaven en versterken van landschappelijke en cultuurhistorische waarden en met de ruimtelijke kwaliteit van dorpskernen. In dit hoofdstuk benoemen we de vraagstukken die wij relevant achten voor de Omgevingsvisie. Deze vraagstukken zullen in het vervolg van het Omgevingsvisieproces verder worden geanalyseerd en uitgewerkt in concrete voorstellen, zo mogelijke met alternatieve oplossingen. Bij het rubriceren van de verschillende vraagstukken grijpen we terug op de programma-indeling die ook in de begroting 2014 is gehanteerd, namelijk de programma’s: Besturen, Wonen en Werken, Ontspannen, Leren, Zorgen, Beheren en Middelen. Het programma Middelen krijgt invulling bij het uitvoeringsprogramma van de Omgevingsvisie.
3.1 Programma Besturen Regionale positionering Opsterland Een van de belangrijkste vraagstukken die in de Omgevingsvisie aan de orde zal komen is de positiebepaling van de gemeente Opsterland in het regionale verband. De gemeente Opsterland is op velerlei terreinen onderdeel van een groter geheel. In landschappelijke zin markeert het gemeentelijk grondgebied de overgang tussen de Fries-Drentse Wouden aan de zuidzijde en het Friese veenweidegebied in het noordwesten. Door de A7 en N381 vormt de gemeente de verbinding tussen de regio Drachten enerzijds en de regio’s Assen, Steenwijk/Wolvega en Heerenveen anderzijds. Het thema ‘verbinding’ past ook goed bij Opsterland als het gaat om wonen, werken en voorzieningen. Inwoners van Opsterland werken in veel gevallen in nabijgelegen stedelijke gebieden als Drachten en Heerenveen en ook voor veel voorzieningen zijn ze aangewezen op deze centra. Omgekeerd vormt Opsterland een aantrekkelijk woongebied voor mensen die werken in Heerenveen, Drachten of verder weg in Leeuwarden, Groningen en Assen. Zo ontstaat het beeld van Opsterland als schakelgemeente in zuidoost Fryslân, onderdeel van een dynamische regio. Een zelfstandige, robuuste gemeente die door de prominente ligging rond de A7 en de aantrekkingskracht van het landschap vanouds een aantrekkelijke omgeving biedt om te wonen, te recreëren en te werken. Ook voor de komende decennia liggen daar volop kansen voor de gemeente. Om die kansen in voldoende mate te benutten is regionale samenwerking vereist, daarbij gaat het om het afstemmen van het woningbouwprogramma, de ontwikkeling van werkgelegenheid, voorzieningen, infrastructuur, toerisme, recreatie, milieu, water en landschapsontwikkeling. In de Omgevingsvisie zal de regionale positionering van Opsterland op al deze terreinen, en vooral ook in hun samenhang, nader worden uitgewerkt en vormgegeven.
11
3.2 Programma Wonen en Werken Wonen Ontwikkelingen in de woonvraag Volgens de prognose groeit het aantal huishoudens; deze huishoudensgroei zit per saldo uitsluitend bij oudere huishoudens (boven de 65 jaar). Een belangrijke opgave voor de Omgevingsvisie is dan ook om de vraag naar woonruimte voor deze doelgroep goed in beeld te brengen; zowel in kwantitatieve als in kwalitatieve zin. De ontwikkeling van vraag en aanbod op de woningmarkt, de in regionaal verband gemaakte woningbouwafspraken met de provincie en het woningbouwprogramma 2013-2020 vormen een belangrijke input voor de Omgevingsvisie. In de Omgevingsvisie komen de hoofdlijnen voor de gewenste ontwikkeling van de woningmarkt in de gemeente. De uitwerking van het woningbouwprogramma vindt plaats in nauw overleg met omliggende gemeenten en de woningbouwcorporaties. Zo is in het kader van de gemaakte regionale afspraken met de provincie in 2013 de notitie ‘Regionale afspraken wonen 2013-2020’ vastgesteld en zijn er in 2012 prestatieafspraken gemaakt met de corporaties. Momenteel is een herziening van de woningwet in wording. Daarin staat aangegeven dat gemeenten over een actuele woonvisie moeten beschikken op basis waarvan o.m. prestatieafspraken met woningcorporaties gemaakt kunnen worden. Gemeenten kunnen zelf een visie opstellen, maar kunnen dat ook in regionaal verband doen. De Omgevingsvisie moet zorgen voor een kader voor de langere termijn en de actuele (regionale) woonvisie zorgt voor de concrete uitwerking voor de woningbouwafspraken op korte termijn. Woonvraag ouderen: wonen en zorg Kenmerkend voor de woonvraag van deze doelgroep is de behoefte zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen in de vertrouwde eigen woonomgeving. Interessant in dit kader is de brief van 4 juni 2014 van staatssecretaris Van Rijn en minister Blok aan de Tweede Kamer over de transitieagenda langer zelfstandig wonen. De Omgevingsvisie moet in beeld brengen welke opgave er ligt voor het aanpassen van de woningvoorraad voor zelfstandig wonende ouderen. Langer zelfstandig wonen stelt zijn eisen ten aanzien van de bestaande woning. Bewoners met een lichamelijke handicap vragen om aanpassingen aan de woning, zoals het verwijderen van drempels, toepassen domotica, slaapruimte en badkamer op de begane grond of traplift naar boven. De gemeente Opsterland is gestart met het voorlichten van ouderen over woningaanpassingen (o.m. via de Huistest), om de bewustwording bij de burgers te vergroten. Kwaliteit bestaande woningvoorraad Naast de genoemde woonvraag door vergrijzing en de ontwikkelingen in de zorgsector, zal in de Omgevingsvisie ook worden onderzocht welke investeringen nodig zijn om de woningvoorraad in kwalitatief opzicht te laten voldoen aan de vraag. Dat betekent dat we een beeld zullen schetsen van de gewenste veranderingen in de bestaande woningvoorraad en van de gewenste toevoegingen aan de woningvoorraad tot 2025 en (meer indicatief) tot 2035. Deze toevoegingen zullen beperkt zijn. De kwaliteit van de bestaande voorraad staat dan ook centraal. Bij de aanpassing van de bestaande voorraad hebben we het bijvoorbeeld over sloop-nieuwbouw, renovatie, woningisolatie, verduurzaming, energieopwekking en het levensloopbestendig maken van woningen. In- of uitbreiden De gemeente Opsterland beschikt over een ruime capaciteit aan uitbreidingslocaties, met name in Gorredijk (Loevestein) en Ureterp (Hege Kamp). Daarnaast zien we dat zich in de bestaande woonkernen tal van woningbouwmogelijkheden voordoen. Het kan gaan om leegstaande bedrijfspanden, voormalige schoollocaties of andere leeggekomen ruimtes. Het benutten van de bouwmogelijkheden in bestaande kernen biedt juist voor de doelgroep ouderen interessante woonmogelijkheden. Het ruime aanbod aan ontwikkelingsmogelijkheden voor woningbouw vraagt om duidelijke keuzes, waarbij het (ruime) aanbod moet worden afgestemd op de (beperkte) vraag. Duidelijk is dat het hier ook gaat om een vraagstuk met grote financiële consequenties voor de gemeente, zoals het gedeeltelijk afboeken van bestaande bouwlocaties. De Omgevingsvisie moet duidelijkheid verschaffen over waar nog wel en waar geen uitbreiding plaatsvindt. In welke dorpen wel; in welke dorpen niet. Daarnaast zullen er keuzes gemaakt moeten worden voor Gorredijk. Gaan we voor uitbreiding of voor inbreidingslocaties en hoe komen we tot afronding van Loevestein.
12
Huurwoningbestand 30% van de totale woningvoorraad in de gemeente bestaat uit huurwoningen, van groot belang voor het huisvesten van de doelgroepen van de corporaties. Juist voor de bewoners die zijn aangewezen op een huurwoning, is het van groot belang dat wordt geïnvesteerd in de kwaliteit van de woning en in woningisolatie en andere energiebesparende maatregelen. Dat kan hun woonlasten aanzienlijk beperken. In de Omgevingsvisie moet tevens aandacht worden besteed aan de rol van de corporaties bij ouderenhuisvesting en bij het afstoten van huurwoningen in kleine kernen. De kleine kernen willen hun huurwoningen graag houden, maar de corporaties willen deze vanuit efficiëntieoverwegingen afstoten. Op basis van de in de Omgevingsvisie te ontwikkelen gemeentelijke visie op de huurwoningvoorraad zullen met de corporaties prestatieafspraken worden gemaakt.
De dorpen Vitaal Opsterland Door de demografische, economische en technologische ontwikkelingen verandert de vraag naar voorzieningen en accommodaties in de dorpen. Daarom is het van belang een voorzieningenstructuur te ontwikkelen waar we de komende 10 jaar, of liefst langer, mee vooruit kunnen. In het kader van het project Vitaal Opsterland zijn de gemeente, de Plaatselijk Belangen en de maatschappelijke organisaties intensief met elkaar in gesprek geweest over de voorzieningen en accommodaties in de dorpen. Dat heeft geleid tot een richtlijn voor de toekomst van voorzieningen rond vijf basisfuncties (onderwijs, sport, ontmoeten, zorg en wonen) die minimaal nodig zijn om inwoners de mogelijkheden te bieden zich te kunnen ontwikkelen en elkaar te ontmoeten. Per dorp is dit uitgewerkt en het uiteindelijke resultaat is een breed gedragen kader per dorp voor de basisvoorzieningen en accommodaties, waarmee de gemeente richting geeft aan het in stand houden, vernieuwen en/of opheffen van voorzieningen in ieder dorp. Om richting te geven aan de gewenste duurzame voorzieningenstructuur, wordt voorgesteld in de Omgevingsvisie een kaart op te nemen met de voorzieningen per dorp anno 2030. Die kaart kan voor de komende 10 jaar richtinggevend zijn voor de investeringen in bestaande voorzieningen. Dorpsvisies Dorpsvisies worden een steeds belangrijker instrument. Er vindt een verandering plaats in de manier van werken. De rol van de gemeente verschuift langzaam maar zeker van afwachten, sturen en van bovenop opleggen naar participeren en faciliteren. Dorpen krijgen hierdoor meer inspraak en verantwoordelijkheid. Draagvlak voor beslissingen van Plaatselijk Belang wordt steeds belangrijker. Een dorpsvisie is daar een goed middel voor. Uit de dorpsvisie volgt vaak een actiepuntenlijst. In deze lijst worden actiepunten benoemd die belangrijk zijn voor het dorp. Deze actiepunten kunnen hun weerslag hebben op de openbare ruimte. Hier kan Plaatselijk Belang zich op richten bij aanvragen voor subsidie bij de gemeente. Het is van belang dat ieder dorp een actiepuntenlijst heeft, zodat de gemeente weet wat de wensen zijn van het dorp. Voor de gemeente is het van belang om na te gaan hoe we dorpen steeds beter kunnen faciliteren. Hierbij gaat het om wetgeving, vergunningen, financiën enz. Door hierin samen te werken hopen we voor de toekomst veel projecten en activiteiten te kunnen realiseren. Soms lukt het niet om een actie of project uit te voeren, zoals door het dorp wordt gewenst. Het gemeentebestuur behoudt de vrijheid om afwijkende besluiten te nemen. Hierover zal uiteraard van tevoren met de dorpen worden gecommuniceerd. In de Omgevingsvisie kan een eerste aanzet voor projecten en activiteiten worden opgenomen die Plaatselijk Belangen willen realiseren n.a.v. hun dorpsvisie. Kleinschalig vervoer Door de afname van het voorzieningenniveau is het extra belangrijk dat het vervoer naar de kernen, waar nog wel voorzieningen beschikbaar zijn, extra goed is geregeld. Kleinschalig vervoer lijkt dan de oplossing, in de Omgevingsvisie zullen we in overleg met Plaatselijk Belang en andere belanghebbenden mogelijke oplossingen bespreken. Zie ook onder Verkeer en vervoer. Ruimtelijke kwaliteit In de gemeente Opsterland liggen 16 dorpen met ieder zijn eigen kwaliteit. Een eerste indruk is die van een redelijk welvarende gemeente met aantrekkelijke dorpen in een mooi landschap. Toch staat
13
ook hier de ruimtelijke kwaliteit onder druk. Zorgelijk is de leegstand van voormalige bedrijfspanden en andere gebouwen, deze vormen zogenoemde rotte kiezen in de dorpsstructuur. Het aantal leegstaande woningen is beperkt, echter, op veel plaatsen is sprake van achterstallig onderhoud en ligt het risico van verdere achteruitgang op de loer. Belangrijk in het RO-beleid is het beschermen van de bestaande waarden, maar daarnaast ook het loslaten waar mogelijk. Dit is terug te zien in het welstandsbeleid. Delen van de kernen Gorredijk en Beetsterzwaag kennen een beschermde status met betrekking tot de welstand, dit geldt ook voor de lintbebouwing in de gemeente. Om meer ruimte te bieden aan particulier initiatief, wordt overwogen om in een aantal gebieden welstandsvrij bouwen toe te staan; in Ureterp is al een welstandsvrij gebied aangewezen.
Werken De gemeente stelt zich in de Beleidsnota economische zaken 2013-2014 (febr 2013) ten doel het stimuleren van de lokale en regionale werkgelegenheid, met als subdoelen: ruimte bieden, goede dienstverlening en vitale arbeidsmarkt. Het accent ligt bij het faciliteren van bestaande bedrijven en minder bij het aantrekken van nieuwe bedrijven. Samenwerking, afstemming en een goede dienstverlening zijn sleutelbegrippen. De gemeente wil inspelen op kansen, maar kiest tegelijkertijd voor een zekere mate van terughoudendheid. Opsterland telt ruim 2.400 bedrijfsvestigingen, waarvan 400 in de landbouw, 470 in handel en reparatie en 420 in zakelijke dienstverlening. De meeste werkgelegenheid zit in de gezondheidszorg, de handel en de bouw. Opsterland telt een groot aantal zzp’ers, vooral in de dienstverlening. Vraagstukken die in de Omgevingsvisie aan de orde kunnen komen zijn de volgende: Leegstaande bedrijfspanden Wat is het toekomstperspectief voor de leegstaande bedrijfspanden in de gemeente en specifiek voor Gorredijk? De aanwezige leegstaande panden zijn indertijd gebouwd voor het betreffende bedrijf en zijn vaak niet geschikt voor de bedrijven die ruimte zoeken. Die bedrijven bouwen liever nieuw en het gevolg is dat de bestaande panden leeg blijven staan, in verval raken en rotte kiezen vormen in de kernen. Het herontwikkelen van deze bedrijfspanden kost veel geld, de gemeente heeft de middelen daarvoor niet beschikbaar. Een dilemma dat in de Omgevingsvisie zeker aan de orde moet komen, hier ligt ook een relatie met het thema woningbouw: in- of uitbreiding. Nieuwe bedrijventerreinen? Annex met dit vraagstuk is de vraag of geïnvesteerd moet worden in nieuwe bedrijventerreinen. Op het bedrijventerrein Overtoom in Gorredijk is nog ruimte voor nieuwe bedrijven, maar beperkt. Wellicht is het nodig om in de Omgevingsvisie een nieuwe locatie voor bedrijfsontwikkeling te reserveren, zodat een eventuele toekomstige vraag kan worden opgevangen. Ook op het bedrijventerrein Azevenzuid is nog ruimte voor nieuwe bedrijven, een verdere uitbreiding is hier vooralsnog niet aan de orde. Wel is hier mogelijk sprake van een nieuwe ontsluitingsweg vanaf de afrit Drachten-west. Deze nieuwe weg is opgenomen in de structuurvisie voor Smallingerland (2013) en de consequenties daarvan moeten worden beschreven in de Omgevingsvisie voor Opsterland. Duidelijk is dat regionale afstemming noodzakelijk is als het gaat om de planning van nieuwe bedrijventerreinen. MKB en ZZP’ers Naast de grotere bedrijven, gevestigd op bedrijventerreinen, telt Opsterland een groot aantal kleinere zelfstandige ondernemingen die vaak vanuit huis werken. Voor de Omgevingsvisie is het van belang te bekijken hoe deze sterk groeiende groep van ondernemers kan worden gefaciliteerd in hun ruimtevraag. Daarnaast draagt de aanwezigheid van goed en snel internet bij aan het ondernemersklimaat; dit is weliswaar aan de markt, maar wel een aandachtspunt voor de gemeente. Detailhandel De detailhandel in Nederland, en met name in plattelandsgebieden is sterk in ontwikkeling. Door veranderend koopgedrag, internet winkelen, een sterker accent op beleving en schaalvergroting zien we grote verschuivingen in de vraag. Gemiddeld zal hierdoor naar verwachting over een periode van 10 jaar 30% van het bestaande winkelaanbod verdwijnen. De afname van het aantal winkels zal vooral gevolgen hebben voor de dorpswinkels, die kunnen het zelfstandig in veel gevallen niet redden.
14
Voor de aankoop van dagelijkse goederen richt de consument zich steeds vaker op de grotere supermarktketens in de regionale centra. De kern Gorredijk speelt daarbij een belangrijke regionale rol. Hier is concentratie van de bestaande supermarkten en een goede bereikbaarheid (gratis parkeren) een voorwaarde voor een toekomstbestendig winkelcentrum. De Omgevingsvisie kan deze ontwikkeling ondersteunen, onder andere door het voorkomen van versnippering van winkelvestigingen. Kenmerken van de drie grotere kernen: - In Gorredijk zien we leegstand ontstaan. Om te voorkomen dat in delen van het centrum verpaupering optreedt, wordt in samenwerking met Broekhuis en Rijs een toekomstvisie ontwikkeld voor Gorredijk. Deze visie zal ook voor de Omgevingsvisie van belang zijn. - Het winkelbestand in Beetsterzwaag lijkt vrij stabiel, er is weinig of geen leegstand. - Het centrum van Ureterp vormt wel een bron van aandacht voor de Omgevingsvisie. In Ureterp is sprake van relatief veel leegstand en een versnippering van het winkelaanbod. De nabijheid van Drachten zorgt voor veel koopkrachtafvloeiing. Een visie op het toekomstperspectief van het winkelcentrum van Ureterp is gewenst. Het verdwijnen van de dorpswinkels is voor veel dorpen een forse aderlating. Het toekomstperspectief voor deze winkels is beperkt, toch zijn er tal van initiatieven om de dorpswinkel in stand te houden. De Omgevingsvisie kan hierop een visie ontwikkelen, wellicht kan specifiek stimuleringsbeleid worden ontwikkeld. Ook hier ligt een relatie met woningbouwbeleid: vrijkomende winkelpanden kunnen worden omgebouwd tot woon-werkruimte. Landbouw Het grootste deel van Opsterland bestaat uit agrarisch gebied, voornamelijk veeteelt. Er is sprake van een spanningsveld tussen de landbouwfunctie enerzijds en de natuur- en waardevolle landschapsfunctie anderzijds. In het bestemmingsplan buitengebied is een geslaagde modus gevonden om met deze spanning om te gaan. De landbouw staat momenteel voor een belangrijke keuze: ga ik door op de huidige manier of ga ik over tot (verdere) schaalvergroting. Veel veeteeltbedrijven kiezen voor schaalvergroting en vragen vergunning voor de bouw van grote nieuwe stallen. De gemeente verleent vergunningen voor de bouw van deze stallen, maar heeft geen invloed op de toepassing van de provinciale richtlijnen op het gebied van ammoniak en stikstof uitstoot. In de Omgevingsvisie zal ingegaan worden op de kansen en bedreigingen die deze onzekerheden in de agrarische sector teweegbrengen en hoe daarmee om te gaan. De provinciaal gevoerde veenweidediscussie zal hier ook een onderdeel van zijn (zie Water). Een punt van discussie vormt het al dan niet stimuleren van een vorm van landinrichting nieuwe stijl, waarbij de boeren worden gestimuleerd om gezamenlijk voor een deelgebied een landinrichtingsplan op te stellen, binnen de kaders van het bestemmingsplan buitengebied en de Europese en provinciale richtlijnen. De gevormde landbouwcoöperatie kan dan zelf de verantwoordelijkheid nemen voor beheer en onderhoud van in hun gebied gelegen waardevolle landschappelijke elementen, wandel- en fietspaden.
3.3 Programma Ontspannen Recreatie en toerisme Dag- en verblijfsrecreatie De gemeente schat dat er circa 140.000 overnachtingen van toeristen per jaar zijn. Deze toeristen bezoeken Opsterland veelal vanwege de uitgebreide routegebonden recreatiemogelijkheden: er zijn prachtige vaar-, wandel-, fiets- en paardrijroutes te vinden binnen de gemeente. De gemeente wil de recreatie en toeristische mogelijkheden bevorderen en speelt hierbij een voorwaardenscheppende rol. Daartoe wordt onder meer deelgenomen aan een provincie-breed regiomarketing project voor De Friese Wouden en probeert de gemeente de aanwezige ondernemers, als dragers van deze sector, te faciliteren en te stimuleren. De betrokkenheid van ondernemers moet worden vergroot. Doelgroepen voor het gebied zijn gezinnen met kinderen en vijftig plussers. De ambities voor toerisme worden echter wel begrensd door de kracht van het landschap: de toerist/recreant komt voor de rust en schoonheid van dit landschap, wat haaks staat op massatoerisme. Toch ziet de gemeente nog voldoende kansen voor een toename van toerisme en recreatie. Voor de Omgevingsvisie staat de
15
vraag centraal waar ruimte kan/moet worden gereserveerd voor toeristische accommodaties en welke vormen van voorzieningen daarbij passend zijn. Verblijfsrecreatie Binnen de gemeente zijn mogelijkheden om te verblijven in hotels, B&B, recreatiewoningen en campings. Deze mogelijkheden bevinden zich voor een groot deel in Bakkeveen. Bakkeveen is de spil van de toeristische sector in de gemeente; de prachtige omgeving heeft geleid tot vele recreatieve voorzieningen in dit dorp. Een helder kader voor initiatieven van ondernemers is hier gewenst. De gemeente stimuleert kleinschalige campings bij de boer. In de Omgevingsvisie zal ingegaan worden op de mogelijkheden voor grotere campings in de waterzone en bos- en natuurgebieden. Wat betreft recreatiewoningen lijkt de reeds aangewezen locatie (Dúnsân) bij Bakkeveen nog altijd geschikt, ook al is er op dit moment nog geen ondernemer gevonden die dit plan tot ontwikkeling zou willen brengen. Ook zullen we in de Omgevingsvisie aandacht besteden aan mogelijke ontwikkelingen voor verblijfsrecreatie bij Nij Beets, langs het Polderhoofdkanaal. Waterrecreatie De gemeente heeft de ambitie om het aantal bezoekers met motorboten voor 2020 te verdubbelen. De motorbootvaarder kan Opsterland bezoeken via de zogenoemde Turfroute. Kanomogelijkheden zijn er beperkt in het Koningsdiep. Vooralsnog wordt niet gedacht aan de ontwikkeling van een doorgaande kanoroute, omdat het ontsluiten van het Koningsdiep hoge kosten met zich mee zal brengen en ook effect heeft op de natuurwaarden van het gebied. In de Omgevingsvisie zal onder meer ingegaan worden op het Polderhoofdkanaal, die na ontsluiting de Turfroute en De Friese Wouden verbindt met het Natura 2000 gebied ‘de Alde Feanen’. Deze nieuwe verbinding biedt kansen voor nieuwe ontwikkelingen, zoals nieuwe aanlegplaatsen, evenementen langs de vaarroutes en voorzieningen voor de waterrecreant om ervoor te zorgen dat de gemeente meer gaat profiteren van deze vaarroute. Ook op dit punt moet de Omgevingsvisie richting geven.
Sport en cultuur Door de sterke veranderingen in het gebruik van de bestaande voorzieningen op het gebied van sport en cultuur, onder andere door de sterke afname van het aantal kinderen, verandert de vraag naar voorzieningen. Dat vraagt om een herijking van de voorzieningenstructuur zoals die in het kader van Vitaal Opsterland plaatsvindt. In de Omgevingsvisie zal een kaart worden opgenomen met de gewenste voorzieningenstructuur voor de toekomst. Daarbij zal ook de ruimtelijke structuur van sporten cultuurvoorzieningen worden opgenomen.
3.3. Programma Leren De sterke afname van het aantal basisschoolleerlingen zet het voortbestaan van enkele basisscholen onder druk, een belangrijk thema bij Vitaal Opsterland, zie onder programma Wonen. In de Omgevingsvisie zal een kaart worden opgenomen met de gewenste voorzieningenstructuur voor de toekomst. Daarbij zal ook de ruimtelijke structuur van het basisonderwijs worden opgenomen.
3.4. Programma Zorgen Voor 6% van het aantal mensen van boven de 65 jaar geldt dat zij niet in staat zijn om tot het einde van hun leven zelfstandig te blijven wonen (landelijk gemiddeld; hier is geen sprake van grote regionale verschillen). Voor die huishoudens zullen specifieke voorzieningen moeten worden getroffen: woon-zorg concepten (extramuraal) of verpleeghuiszorg (intramuraal). Extramurale voorzieningen Door wijzigingen in de financiering van de zorg (mensen met een zzp 1 t/m 4 krijgen geen indicatie meer voor verblijf in een instelling) zullen steeds meer verzorgingshuizen moeten sluiten. Daarvoor in de plaats komen meer vormen van zelfstandig wonen met zorg, zoals aanleunwoningen. Ook kunnen bestaande verzorgingshuizen worden omgebouwd tot zelfstandige wooneenheden met de
16
mogelijkheid om zorg centraal in te huren. Ook de vraag op dit vlak komt in de Omgevingsvisie in beeld. In de gemeente zijn negen locaties met een bijzondere woonvorm voor ouderen: een kleinschalig complex waarin ouderen zelfstandig wonen, met een gemeenschappelijke ruimte. Er zullen zich naar verwachting meer van dergelijke woonvormen voor ouderen ontwikkelen, in aansluiting op de vraag. Intramurale voorzieningen De gemeente Opsterland biedt tal van intramurale voorzieningen voor specifieke doelgroepen, zoals geestelijk gehandicapten, revaliderende patiënten en ouderen. Gezien de groeiende vraag naar verpleeghuiszorg is het zinvol om in het kader van de Omgevingsvisie de mogelijkheid te onderzoeken van de vestiging van extra voorzieningen, bijvoorbeeld in combinatie met een medisch centrum of huisartsenpost (anderhalvelijnszorg).
3.5. Programma Beheren Het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan van 2010 (GVVP-2010) schetst de belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van verkeer en vervoer. Opsterland kent van oudsher een prima verkeersontsluiting en is vanuit alle richtingen goed bereikbaar. Desondanks wordt de gemeente geconfronteerd met een aantal vraagstukken die in het kader van de Omgevingsvisie vragen om een analyse, een visie en een aanpak. Hoofdwegennet De sterk toenemende mobiliteit zorgt voor een op termijn dichtslibbend hoofdwegennet (A7, A32). Goede doorstroming van het verkeer is essentieel, dit geldt ook voor de N392 en de N381. Voorzieningen en werkgelegenheid concentreren zich steeds meer in de grote regionale centra, het gevolg is een voortdurende toename van het autoverkeer en doorstromingsproblemen op het hoofdwegennet. We moeten er in de Omgevingsvisie dan ook rekening mee houden dat op termijn de A7 moet worden verbreed tot 2x3 rijstroken. Het is zaak de ruimte daarvoor te reserveren. Daarbij is overigens de vraag aan de orde of de ruimtereservering voor de Zuiderzeelijn moet worden gehandhaafd. De Omgevingsvisie moet hier uitsluitsel over geven. In de Omgevingsvisie kan tevens aandacht worden besteed aan de wens tot het ontwikkelen van snelle routes voor fietsers, of fietssnelwegen, vooral voor het dagelijkse verkeer (woon-school en woon-werk) met name naar Drachten en Heerenveen. Openbaar vervoer en doelgroepen Waar we constateren dat de mobiliteit van de inwoners van Opsterland sterk is toegenomen, zien we ook dat een groter wordend deel van de bevolking steeds minder mobiel wordt. Ook de toegankelijkheid van voorzieningen vormt een probleem voor mensen met een fysieke beperking. Ouderen, gehandicapten en schoolkinderen die niet beschikken over eigen vervoer, zijn aangewezen op vormen van openbaar vervoer of op vervoer door vrijwilligers. Het reguliere openbaar vervoer richt zich steeds meer op de grotere stromen van wonen naar werk/school. Daarmee bedienen de grote bussen nog slechts een beperkt aantal plaatsen. Het Plusbus project voorziet wat dat betreft in een grote behoefte, maar het is kwetsbaar omdat het draait op vrijwilligers. Toch is kleinschalig vervoer een belangrijke voorwaarde om de leefbaarheid in de kleine kernen te borgen. Elke kleine kern zou moeten beschikken over een eigen dorpsbus die beschikbaar komt via de provinciale aanbesteding van het openbaar vervoer. De bus kan worden gebruikt om ‘s ochtends en ‘s middags scholieren naar school te brengen en de rest van de tijd om ouderen naar de door hen gewenste voorzieningen te brengen. Herinrichting openbare ruimte Een ander aandachtspunt voor de Omgevingsvisie vormt de inrichting van de openbare ruimte in de dorpen. Vooral in de lintdorpen is sprake van verkeersonveiligheid door hardrijdend autoverkeer. De laatste jaren is de gemeente in staat geweest een vernieuwende aanpak uit te voeren bij het ontwerp van nieuwe inrichtingen van openbare ruimte, zoals de shared space pleinen in Nij Beets, Lippenhuizen en Siegerswoude. Dat heeft niet alleen tot verkeersveilige oplossingen geleid, maar ook tot een grotere kwaliteit van de woonomgeving en een positieve impuls op de leefbaarheid. In het kader van de Omgevingsvisie kan aansluitend op het recent opgestelde Beeldkwaliteitsplan (Beeldkwaliteitsplan Openbare Ruimte 2014-2018) worden aangegeven welke dorpen in aanmerking
17
komen voor een dergelijke aanpak, bij voorkeur in combinatie met rioolrenovatie en herstructurering woningbouw. ICT Een betrouwbare en snelle internetverbinding is tegenwoordig minstens zo belangrijk als de aansluiting van water, gas en elektra. In de grotere kernen lukt het de internetdiensten nog wel een goede verbinding te realiseren, maar in de kleine kernen is dat problematisch omdat de dichtheid van het aantal aansluitingen onvoldoende is. Toch is het zeer gewenst dat alle woningen en bedrijven een internetverbinding via een glasvezelkabel krijgen, vooral voor de vele kleine bedrijven en ZZP-ers is dat van groot belang voor hun bedrijfsvoering. In de Omgevingsvisie kan worden aangegeven waar de grootste knelpunten liggen en wat er nodig is om te zorgen voor een optimale internetverbinding.
Kwaliteit landschap Opsterland wordt geroemd om het prachtige landschap. De cultuurhistorische waarde van het landschap is groot omdat de ontstaansgeschiedenis van het landschap nog bijzonder goed te herkennen is. Kenmerkende landschapselementen zijn de beekdalen (Koningsdiep), de hogere zandruggen met de karakteristieke lintbebouwing, de jonge veen- en heideontginningen, de hoogveenontginningen en de veenpolders. Daarnaast telt Opsterland drie Natura 2000 gebieden, namelijk de Bakkeveense duinen, het Wijnjeterper Schar en Van Oordt’s Mersken. Deze drie natuurgebieden maken samen met het beekdal van het Koningsdiep en enkele verbindingszones deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur. De vrees bestaat volgens het landschapsbeleidsplan Zuidoost Fryslân (2003) dat deze bijzondere landschappen steeds meer hun identiteit en herkenbaarheid verliezen omdat karakteristieke elementen verdwijnen of omdat gebiedsvreemde elementen worden toegevoegd. Zo wordt het beekdallandschap bedreigd door de intensivering van de landbouw, waardoor bijvoorbeeld houtwallen worden aangetast of zelfs verdwijnen. Ook het karakteristieke veenweidelandschap met lintdorpen staat onder druk door het inklinken van het veen en de waterhuishoudkundige maatregelen die daarvoor moeten worden getroffen. Dit speelt onder meer in het Ripergebied. Recent is een nieuwe gebiedsinventarisatie uitgevoerd om te beoordelen of de in 2003 geschetste ontwikkelingen zich ook werkelijk voordoen. De Ripergebiedsvisie zal worden opgenomen in de Omgevingsvisie. Ten behoeve van de Omgevingsvisie zal een verdiepingsslag worden gemaakt op de cultuurhistorische en natuurwaarden kaart, voorzien van een legenda die aangeeft consequenties zijn van deze waarden voor de mogelijke ruimtelijke ontwikkeling. Deze bedoeld ter onderbouwing van de uiteindelijke keuzes die in de Omgevingsvisie zullen gemaakt.
huidige wat de kaart is worden
Landgoederen Beetsterzwaag-Olterterp Het landgoederenlandschap Beetsterzwaag – Olterterp vraagt specifieke aandacht. De door de Vereniging Opsterlandse Groen Parels opgestelde ontwikkelingsvisie Parels in het Groen van 2012 geeft aan dat het landschap in verval is en dat acties moeten worden ondernomen om het verval te stoppen en de aantrekkingskracht van het gebied te versterken. Daarvoor is een herstel- en ontwikkelplan nodig en moeten we op zoek naar economische dragers voor de noodzakelijke ingrepen en projecten. De visie ligt er, in het uitvoeringsprogramma bij de Omgevingsvisie moet aandacht worden besteed aan de uitwerking en realisatie van deze visie. Water Momenteel wordt er hard gewerkt aan een provinciaal veenweidevisie. Deze visie zal ook de nodige gevolgen hebben voor een deel van de gemeente. Eén van de gevolgen heeft te maken met de klink in het veenweidegebied. Door het kunstmatig laten zakken van het grondwaterpeil klinkt het veen in, de vraag is hoever je hiermee door kunt gaan: volgt peil functie, of volgt functie peil? Een vraagstuk dat in de Omgevingsvisie aan de orde moet komen, omdat het gevolgen heeft voor het gebruik van de landbouwgrond en voor de fundering van de woningen. Energie Het beleid betreffende energie is vastgelegd in het milieubeleidsplan (2005-2015). De gemeente wil duurzame initiatieven van burgers en ondernemers faciliteren en stimuleren, binnen grenzen. Zo worden grote commerciële windturbines en -parken geweerd. Kleinschalige plannen voor zonnepanelen worden positief beoordeeld. Voor het inrichten van zonnevelden, velden met
18
zonnepanelen, moet een beoordeling plaatsvinden op basis van de landschappelijke kwaliteit. Het gebruik van aardwarmte heeft een aardige vlucht genomen. Daarnaast is Opsterland een gemeente waar veel houtopstand/biomassa aanwezig is. Hierdoor zijn een aantal initiatieven van de grond gekomen om met hout of andere biomassa (bermgras) energie op te wekken. De houtmotverbrandingskachel is een mooi voorbeeld van gebruik maken van deze alternatieve bronnen. In de Omgevingsvisie kunnen kaders voor energieopwekking worden gesteld. Grondbedrijf Het gemeentelijk grondbedrijf beschikt over een grote oppervlakte aan gronden waar voorlopig geen bestemming voor is. Gronden die naar alle waarschijnlijkheid nooit gebruikt zullen worden voor woningbouw, bedrijfsontwikkeling, voorzieningen of de aanleg van weginfrastructuur, kunnen wellicht worden verkocht. Indien gewenst kan in het kader van de Omgevingsvisie een kaart worden opgesteld met gronden die verkocht kunnen worden.
19
4. Plan van Aanpak Omgevingsvisie Opsterland 4.1. Het beoogde resultaat Het beoogde resultaat van de Omgevingsvisie is tweeledig. 1) Het eerste resultaat is een door de gemeenteraad vastgestelde Omgevingsvisie. Deze Omgevingsvisie is een integraal document dat de ruimtelijke weerslag behandelt van de thema’s landschap, wonen, werken en leven. De Omgevingsvisie biedt het juridisch kader conform de Wro 2008 en biedt tevens de basis voor het gemeentelijk uitvoeringsprogramma. 2) Het tweede resultaat is procesmatig. Partijen, burgers, Plaatselijk Belang en andere belangengroepen zijn betrokken (geraakt) bij het nadenken over de toekomst van Opsterland. Bij het werken aan de Omgevingsvisie worden vervolgens partijen ‘uitgenodigd’ hierin hun eigen rol te zien en op te pakken. Doordat de gemeente (uiteraard na raadpleging van betrokken partijen en inwoners) een ‘stip op de horizon’ heeft gezet, kunnen allerlei organisaties, bewoners(groepen) en ondernemers hun eigen bijdrage uitdenken, ontwikkelen en vormgeven.
4.2. Voorgestelde aanpak De hieronder beschreven aanpak is er op gericht om via een kort-maar-krachtige werkwijze tot de Omgevingsvisie te komen. Er wordt hierbij zoveel mogelijk gebruik gemaakt van beschikbaar materiaal en kennis. Belangrijke documenten in dit verband zijn Romte en ferskaat 2013, de Bestuurlijke visie gemeente Opsterland van juli 2013 en het Coalitieakkoord 2014-2018. Stap 1: Start en analyse In deze eerste stap wordt de aanpak definitief gemaakt. De uitgangspunten voor de Omgevingsvisie worden bepaald en er wordt aangegeven wat voor Omgevingsvisie het gaat worden. Vervolgens wordt het beschikbare materiaal verzameld en worden met alle relevante sectoren in het gemeentelijk apparaat de ontwikkelingen per sector besproken, de specifieke opgaven, knelpunten en mogelijke kansen komen in beeld. Vervolgens wordt het plan van aanpak uitgewerkt, daarbij wordt ook bepaald welke groeperingen in de samenleving een actieve rol krijgen in het proces. Resultaat:
Definitief plan van aanpak (incl. rol betrokkenen) Startnotitie ‘Analyse uitgangspunten en vraagstukken’ Doorlooptijd: 8 weken: 5 mei 2014 – juni 2014 Benodigd besluit: het conceptvoorstel wordt besproken in de projectgroep (26 mei), de klankbordgroep (17 juni) en de stuurgroep (eind juni) Instemming college van B&W: begin juli De Startnotitie zal na instemming van het college van B&W in een informatieve bijeenkomst worden besproken met de gemeenteraad: eind augustus/begin september.
Stap 2: Ontwikkelingsrichtingen In de tweede stap wordt op basis van de informatie uit de eerste stap benoemd en doordacht welke vraagstukken voor Opsterland essentieel zijn. Hiervoor worden, aan de hand van nader onderzoek en analyses, alternatieve ontwikkelingsrichtingen benoemd, waarbij de mogelijke keuzes in beeld worden gebracht. Dit wordt beschreven in kaartmateriaal en beknopte teksten. Dit wordt besproken en bediscussieerd met het college van B&W in een zogeheten Collegespecial, september 2014. Resultaat:
Notitie ‘Ontwikkelingsrichtingen’ (incl. kaartmateriaal)
Doorlooptijd: Benodigd besluit:
8 weken: augustus-september 2014 conceptvoorstel bespreken met projectgroep, klankbordgroep, stuurgroep en B&W in een Collegespecial (september) Collegebesluit om consultatieronde met deze inhoud te starten: eind september 2014
20
Stap 3: Consultatie De vraagstukken worden in deze stap voorgelegd aan betrokken partijen, klankbordgroepen en ook aan de gemeenteraad. Dat gebeurt aan de hand van stellingen, keuzes en kaartmateriaal. De ontwikkelingsrichtingen worden op wenselijkheid en haalbaarheid besproken en getoetst tijdens een aantal themabijeenkomsten. Er komt een aparte sessie met de gemeenteraad. Resultaat:
Informatie en ideeën uit de samenleving over toekomst Opsterland zijn opgehaald (en in verslaglegging vastgelegd) Ontwikkelingsrichtingen zijn op wenselijkheid en maatschappelijke haalbaarheid getoetst en aangescherpt
Doorlooptijd: Benodigd besluit: Optioneel:
4-5 weken: 15 oktober - 15 november 2014 Geen Een studentenwerkgroep van de RUG wordt uitgenodigd met creatieve oplossingen te komen voor de gesignaleerde opgaven.
Stap 4: Opstellen ontwerp-Omgevingsvisie De informatie uit de stappen 1 tot en met 3 wordt verwerkt en de ontwerp-Omgevingsvisie wordt opgesteld. Hierin wordt ‘de stip op de horizon’ benoemd, en worden de gewenste ontwikkelingen voor de thema’s wonen, werken en leven uitgewerkt. Daarbij wordt aandacht besteed aan het woningbouwprogramma, regionale afstemming, kwaliteit woningvoorraad, bevolkingssamenstelling, wonen/zorg, economie, natuur, landschap, landbouw, recreatie en ondernemerschap. Het beleid op hoofdlijnen wordt benoemd en de ruimtelijke neerslag hiervan beschreven. Hierbij wordt zoveel als mogelijk flexibiliteit ingebouwd om ruimte te geven aan initiatieven uit de samenleving. Er wordt tevens een uitvoeringsprogramma opgenomen, welke niet als blauwdruk dient maar voor de kortere termijn de concrete maatregelen benoemt. In de Omgevingsvisie wordt tevens aandacht besteed aan het kostenverhaal. Indien relevant wordt de basis voor het kostenverhaal, dat nodig is voor een Omgevingsvisie, opgenomen. Het gaat dan om de bovenwijkse voorzieningen en kosten voor ruimtelijke ontwikkelingen. Resultaat: Doorlooptijd: Benodigd besluit:
Ontwerp-Omgevingsvisie (beknopt, ca 30 A4 incl. kaartbeelden) 6 weken: 15 november 2014 - 1 januari 2015 concept-visie bespreken met projectgroep, klankbordgroep en bestuurlijk overleg (BOG) Collegebesluit: ‘Vrijgeven voor de (verplichte) inspraak’
Stap 5: Inspraakprocedure ontwerp-Omgevingsvisie en vaststelling Omgevingsvisie Gedurende 4 weken (tenzij besluit voor langere periode) ligt de ontwerp-Omgevingsvisie ter visie en kan iedereen een inspraakreactie indienen. Deze reacties worden vervolgens geanalyseerd en behandeld. Er wordt bepaald of dit tot aanpassingen van delen van de Omgevingsvisie leidt. Dit wordt benoemd in de Reactienota. Daarna wordt de Omgevingsvisie gemaakt (al dan niet met wijzigingen) en ter besluitvorming aangeboden aan de gemeenteraad. Resultaat: Inspraakprocedure doorlopen Reactienota Omgevingsvisie Doorlooptijd: 8 weken inspraak en reactienota Daarna besluitvormingstermijn raad Benodigd besluit conceptnota’s bespreken met projectgroep, klankbordgroep en BOG Collegebesluit: Voorstel tot vaststelling Omgevingsvisie Raadsbesluit: Vaststelling Omgevingsvisie
4.3. Projectorganisatie De hiervoor genoemde stappen worden doorlopen met onderstaande projectorganisatie.
21
Bestuurlijk Overleg (BOG): - Bestuurlijk opdrachtgever (Projectwethouder) - Ambtelijk opdrachtgever (Afdelingshoofd Ontwikkeling) - Teamleiders Samenleven (tevens intern projectleider) en Samenwerken - Projectleider Projectgroep:
- Projectleider - Teamleiders Samenleven en Samenwerken - Vakinhoudelijke deskundigen (natuur/landschap, economie, samenleving, voorzieningen, wonen, verkeer en vervoer, communicatie)
Klankbordgroep (intern): - Teamleiders Samenleven en Samenwerken - Vakinhoudelijke deskundigen Het BOG komt in principe 4 keer bijeen (stap 1, stap 3, stap 4 en stap 5). De inschatting is dat de projectgroep 6 keer bijeen komt. Dit is 1 keer in stap 1, 1 keer in stap 2, 1 keer in stap 3, 2 keer in stap 4 en 1 keer in stap 5. De interne klankbordgroep komt 4 keer bijeen.
4.4. Rol van Weusthuis en Partners De werkzaamheden die uit deze aanpak naar voren komen, zijn te verdelen in: procesmanagement (organisatie, afstemming, overleg, begeleiden bijeenkomsten); opstellen inhoudelijk benoemde producten; maken kaartmateriaal. De projectleider van Weusthuis en Partners (Rob van Vliet) is verantwoordelijk voor de onder 1 en 2 genoemde onderdelen. Van Vliet verzorgt de gehele projectleiding, dit betekent dat hij de verantwoordelijkheid heeft voor de drie onderdelen in samenhang. Hij stemt af met de vakinhoudelijke deskundigen binnen de gemeente en zorgt voor (intern en extern) gedragen documenten. Hij is penvoerder van de te leveren producten. Ook organiseert hij dat het benodigde kaartmateriaal er komt, voor de aanlevering daarvan is de gemeente verantwoordelijk. De projectleider is verantwoordelijk voor het tijdpad en de planning.
4.5. Communicatieplan Uitgangspunten De opgave is het opstellen van een Omgevingsvisie die draagvlak heeft en enthousiasme oproept in de samenleving van Opsterland en waarbij gebruik is gemaakt van kennis en creativiteit die beschikbaar is in de samenleving. Daarbij gaat het niet alleen om het opstellen van de Omgevingsvisie, maar vooral ook om de uitvoering ervan. We willen Plaatselijk Belang en andere betrokken belangengroepen nadrukkelijk uitnodigen hun steentje bij te dragen aan een aantrekkelijke woon- en leefomgeving in Opsterland. We willen de energie die er in de samenleving is losmaken en inzetten bij de uitvoering van de Omgevingsvisie. Daarbij kan het gaan om ontwikkelaars die woningen bouwen, om winkeliersverenigingen die investeren in hun winkelcentrum, om zorginstellingen die goede voorzieningen voor ouderen realiseren, om recreatieondernemers die voorzieningen voor toeristen aanleggen, om Plaatselijk Belang en individuele dorpsbewoners die zich inzetten voor het aantrekkelijk maken of houden van de omgeving, zorgen voor hun medebewoners en helpen voorzieningen in stand te houden. Uit onderzoek blijkt dat het bijzonder lastig is individuele burgers te betrekken bij een abstract plan als een Omgevingsvisie, tenzij je daarvoor een intensief participatietraject op wilt zetten. Daar is in dit geval niet voor gekozen. Voor het opstellen van de Omgevingsvisie voor Opsterland worden de vertegenwoordigers van belangenorganisaties, zoals Plaatselijk Belang uitgenodigd om te participeren in het proces van totstandkoming van de Omgevingsvisie. Vertegenwoordigers van belangenorganisaties zijn gewend om relatief abstracte plannen te bespreken en hun belangen te vertalen naar planvorming. Zij kunnen het best bij het planproces worden betrokken door met hen in gesprek te gaan in kleine groepen (10-15 personen), waarbij een specifiek thema aan de orde komt.
22
Doel van de themabijeenkomsten is het geven van informatie, het krijgen van reflectie op deze informatie, het ontvangen van ideeën of plannen van de deelnemers aan de themabijeenkomst en vooral het betrekken van verschillende belangengroepen bij de uitvoering van de Omgevingsvisie. De bijeenkomsten kunnen beginnen met het presenteren van nut en noodzaak van een Omgevingsvisie, de doelen van het gemeentebestuur en de tot op dat moment ontwikkelde plannen. Daar kunnen de deelnemers op reflecteren en ze kunnen hun wensen en ideeën naar voren brengen. Vervolgens kan met de deelnemers worden gezocht naar mogelijkheden om de aangedragen wensen tot uitvoer te brengen. De deelnemers worden nadrukkelijk uitgenodigd om ook zelf te participeren in de planvorming en de realisatie van plannen. Deelname aan de themabijeenkomst is dus niet vrijblijvend aanhoren van wat de gemeente te zeggen heeft, maar nadrukkelijk met de gemeente onderzoeken hoe in gezamenlijkheid doelen kunnen worden bereikt en hoe tot realisatie van gewenste projecten kan worden gekomen. Op deze wijze ontstaat een Omgevingsvisie die gebruik maakt van de bij Plaatselijk Belang en andere belangengroepen aanwezige kennis, ideeën en plannen en die een uitvoeringsprogramma kent met projecten die niet uitsluitend door de gemeente, maar ook door particuliere organisaties, bewoners en ondernemers worden uitgevoerd. Een vorm van participerende planvorming, planuitwerking en planrealisatie. Individuele burgers worden betrokken bij de Omgevingsvisie door het verstrekken van alle beschikbare informatie, bijvoorbeeld via de website van de gemeente en een nieuwsbrief, en door de mogelijkheid om inspraakreacties te geven op de concept-Omgevingsvisie. Themabijeenkomsten Om met vertegenwoordigers van belangenorganisaties, het middenkader, in gesprek te gaan over de te ontwikkelen Omgevingsvisie, is het handig om aan te sluiten bij de manier waarop dit middenkader is georganiseerd. Als belangengroepen zelf al zijn georganiseerd en regelmatig overleg hebben, dan kan het beste bij dit overleg worden aangesloten. Verder is het van belang voor de themabijeenkomsten vertegenwoordigers uit te nodigen die in functionele zin iets met elkaar hebben, die elkaar begrijpen en die er belang bij hebben elkaar te ontmoeten, standpunten uit te wisselen en eventueel samen plannen te maken. Daarom kiezen we er voor 8 of 9 themabijeenkomsten te organiseren rond een concrete gebiedsopgave in de gemeente. De gebieden zijn: a. kern Gorredijk, thema’s: centrumontwikkeling, winkelleegstand, herontwikkelingsprojecten, in- of uitbreiden qua woningbouw, toekomstvisie Loevestein, wonen en zorg, ouderenhuisvesting, wel of geen nieuwe bedrijventerreinen, toekomst voor leegstaande bedrijfspanden? Deelnemers: Plaatselijk Belang, ondernemersverenigingen, zorginstellingen, woningbouwcorporaties, makelaars. b. Bakkeveen en omgeving, thema’s: ontwikkeling toerisme en recreatie, woningbouw, natuur en landschap, nieuwe recreatieve voorzieningen. Deelnemers: Plaatselijk Belang, natuur en landschapsorganisaties, organisaties/ondernemers op het gebied van recreatie en toerisme, landbouworganisaties, woningcorporaties, zorginstelling(en). c. Beetsterzwaag-Olterterp en omgeving, thema’s: ontwikkeling en behoud natuur en landschap, natuurontwikkeling rond Koningsdiep, waterproblematiek, mogelijkheden voor recreatie en toerisme, ontwikkeling wonen en zorg, voorzieningenstructuur Beetsterzwaag, landbouwverkeer. Deelnemers: Plaatselijk Belang, ondernemersverenigingen, ondernemers recreatie en toerisme, organisaties en verenigingen natuur en landschap, woningcorporaties, zorginstellingen, landbouworganisaties. d. Ureterp en omgeving, thema’s: ontwikkeling winkelbestand, toekomstperspectief, ruimtelijke concentratie, combinaties met andere voorzieningen, verkeer, ruimtelijke inrichting. Deelnemers: Plaatselijk Belang, ondernemers/winkeliersverenigingen, bedrijfsmakelaars. e. Leefbaarheid kleine kernen, thema’s: scholen, winkels, dorpshuizen, inrichting openbare ruimte, verkeersonveiligheid, landbouwverkeer, leegstaande (bedrijfs)panden, rotte kiezen, kleinschalig vervoer, voorzieningen toerisme en recreatie, ICT infrastructuur, afstoten huurwoningen, kwaliteitsverbetering woningvoorraad, woningen voor starters. Deelnemers: Plaatselijk Belang, landbouworganisaties, organisaties natuur en landschap, ondernemersorganisaties, zorginstellingen, woningcorporaties, vervoerorganisaties, organisaties op het gebied van toerisme en recreatie. Wellicht is het gewenst bij dit thema twee groepen in te stellen, een voor het westelijk deel van de gemeente en een voor het oostelijk deel.
23
Veenweidegebied/Ripergebied, thema’s: bodemdaling, waterpeilbeheer, toekomst landbouw, toeristisch-recreatieve ontwikkeling rond het Polderhoofdkanaal. Deelnemers: Plaatselijk Belang, organisaties recreatie en toerisme, ondernemersverenigingen, landbouworganisaties, Wetterskip. g. Wonen en zorg, thema’s: toekomstige woonvraag, ouderen huisvesting, wonen en zorgcombinaties, intramurale voorzieningen, domotica, duurzaam bouwen en wonen, kwaliteitsverbetering woningvoorraad, levensloopbestendig bouwen, gemeentelijk woningbouwprogramma, positie corporaties/huurwoningvoorraad. Deelnemers: woningcorporaties, makelaars, Plaatselijk Belang, externe deskundige wonen en zorg, zorginstellingen, provincie, omliggende gemeenten. h. Toerisme en recreatie, landbouw en landschap, thema’s: bevorderen toerisme en recreatie, schaalvergroting landbouw, afname landbouwbedrijven, relatie landbouwlandschap/natuur, ontwikkelen recreatieve functies rond de Turfroute en het Polderhoofdkanaal, promotie toerisme en recreatie Friese Wouden, nieuwe recreatieve voorzieningen gewenst? Deelnemers: organisaties toerisme en recreatie, verenigingen/organisaties op het gebied van landbouw, natuur en landschap, weg- en waterbeheer, Plaatselijk Belang. f.
De deelnemers aan de themabijeenkomsten worden door het college van B&W uitgenodigd om in de maand oktober de ontwikkeling van de Omgevingsvisie te bespreken. Dat gebeurt aan de hand van een door de projecteider op te stellen document met per beleidsthema de alternatieve ontwikkelingsrichtingen en een reeks prikkelende vragen aan de deelnemers van de bijeenkomst. Een document dat uitnodigt tot meedenken en meepraten. Bij elke themabijeenkomst is een verantwoordelijk lid van het college van B&W aanwezig. Die aanwezigheid is van groot belang voor de deelnemers, ze zullen zich serieus genomen voelen. Per bijeenkomst zal de wethouder een korte inleiding houden over het te volgen proces en zal de projectleider de inhoudelijke vraagpunten toelichten. De wethouder treedt op als gespreksleider. Naast de geplande bijeenkomsten in stap 3 van het werkproces, kan het mogelijk zijn dat er behoefte is aan vervolgoverleg. Daarvoor kan vanzelfsprekend ruimte worden ingeruimd tijdens het vervolg van het proces, bijvoorbeeld in stap 4 of 5. Informatievoorziening De deelnemers aan de themabijeenkomsten, maar ook individuele burgers, kunnen beschikken over alle informatie die voor het opstellen van de Omgevingsvisie relevant is. Het gaat daarbij om de tijdens het proces geproduceerde stukken en om onderliggende nota’s of beleidsstukken. Voor deze informatievoorzieningen wordt op de website van de gemeente een aparte omgeving gecreëerd: www.opsterland.nl/Omgevingsvisie. Voor een effectieve informatievoorziening is het van belang eenvoudig taalgebruik te hanteren en zoveel mogelijk met beelden of kaartmateriaal te werken. De voortgang kan worden beschreven in korte digitale nieuwsbrieven die op de website van de gemeente worden geplaatst. Het uiteindelijk resultaat van het Omgevingsvisieproces zal een boekwerkje zijn met kaarten, maar daarnaast is het mogelijk een audiovisuele presentatie op de site te zetten met een korte samenvatting van de visie, verbeeld aan de hand van een (Prezi) presentatie.
24
4.6. Projectplanning In het volgende schema is de projectplanning verder uitgewerkt. Stappen
Activiteiten
1. Start en analyse Bestuderen beleidsnota’s Gesprekken met beleidsmedewerkers en bestuurders Opstellen startnotitie: uitgangspunten, opgaven en plan van aanpak Bespreken startnotitie met projectgroep, klankbordgroepintern, BOG B&W Vaststellen startnotitie door B&W Raad Bespreken startnotitie in de gemeenteraad 2. Ontwikkelingsrichtingen Analyse ontwikkelingen, uitwerken vraagstukken startnotitie, aanvullende gesprekken met beleidsmedewerkers en externe deskundigen en opstellen notitie Ontwikkelingsrichtingen Notitie Ontwikkelingsrichtingen bespreken met projectgroep, klankbordgroep-intern, BOG B&W Organisatie Collegespecial over de ontwikkelingsrichtingen 3. Consultatie Communicatieplan vaststellen, themabijeenkomsten vaststellen en deelnemers uitnodigen te participeren in het planproces, data en locaties vastleggen B&W Communicatieplan ter kennisname naar B&W Deelnemers themabijeenkomsten uitnodigen Website actief, vullen met relevante informatie 1e Nieuwsbrief opstellen 1e ronde themabijeenkomsten
Raad
Resultaat
Planning
Concept-startnotitie
5-15 mei 2014 5-15 mei 15-22 mei
Startnotitie vastgesteld
Conceptnotitie Ontwikkelingsrichtingen
26 mei – eind juni 8 juli aug-sept 1 – 20 aug
1-15 sept Notitie ontwikkelingsrichtingen vastgesteld
Rond 20 sept
Vastgesteld communicatieplan
15-20 sept
nieuwsbrief Ontwikkelingsrichtingen zijn op wenselijkheid en haalbaarheid getoetst
Bespreken ontwikkelingsrichtingen met de gemeenteraad 2e nieuwsbrief met resultaten participatie nieuwsbrief Opstellen participatieverslag, aanpassen participatieverslag ontwikkelingsrichtingen 4. Opstellen ontwerp-Omgevingsvisie Op basis van het beschikbare materiaal, participatie en Conceptnadere analyse wordt de concept-Omgevingsvisie Omgevingsvisie opgesteld Tussentijds overleg met projectgroep Concept-Omgevingsvisie bespreken met projectgroep, klankbordgroep en BOG Eventueel 2e ronde themabijeenkomsten B&W Vaststellen ontwerp-Omgevingsvisie door B&W en Vastgestelde ontwerpvrijgeven voor inspraak Omgevingsvisie Opstellen 3e nieuwsbrief nieuwsbrief 5. Inspraakprocedure ontwerp-Omgevingsvisie en vaststellen Omgevingsvisie Burgers krijgen gelegenheid tot inspraak Eventueel extra ronde themabijeenkomsten Verwerken inspraakreacties en opstellen inspraak- en reactienota Aanpassen ontwerp-Omgevingsvisie, opstellen Omgevingsvisie Bespreken Omgevingsvisie en inspraak- en reactienota in projectgroep, interne klankbordgroep en BOG B&W Vaststellen Omgevingsvisie in B&W Raad Vaststellen Omgevingsvisie door de gemeenteraad
23 sept 25 sept 25 sept 25 sept 15 okt – 15 nov
11 nov 15 nov 15 nov 15 nov – 1 jan 2015
1-15 jan 2015 15-20 jan Eind jan Eind jan 1 febr tot 1 maart 1-15 febr 1-15 maart 15-20 maart 20-25 maart Begin april april
25