Gebruiksaanwijzing
Printerhandleiding
1
De machine voorbereiden
2
Het printerstuurprogramma instellen
3
Andere afdrukbewerkingen
4
Direct afdrukken via een digitale camera (PictBridge)
5
De functie en instellingen van het apparaat
6
Bijlage
Lees, voordat u dit apparaat gebruikt, deze handleiding zorgvuldig en bewaar deze op een handige plaats voor toekomstig gebruik. Voor een veilig en correct gebruik dient u, voordat u het apparaat in gebruik neemt, de veiligheidsinformatie in "Informatie over dit apparaat" te lezen.
Inleiding Deze handleiding bevat gedetailleerde aanwijzingen en opmerkingen over de bediening en het gebruik van dit apparaat. Lees voor uw veiligheid en voordeel deze handleiding eerst zorgvuldig voordat u het apparaat gebruikt. Bewaar de handleiding op een handige plaats om informatie snel te kunnen opzoeken. Belangrijk De inhoud van deze handleiding kan zonder voorafgaande aankondiging worden gewijzigd. Het bedrijf aanvaardt op geen enkele wijze aansprakelijkheid voor rechtstreekse, indirecte, bijzondere, incidentele of gevolgschade als gevolg van het omgaan met of het bedienen van deze machine. Originelen waarvan de reproductie is verboden bij wet, niet kopiëren of afdrukken. Het kopiëren of afdrukken van de volgende originelen is in het algemeen verboden door de plaatselijke wetgeving: bankbiljetten, belastingzegels, obligaties, aandeelbewijzen, bankcheques, cheques, paspoorten en rijbewijzen. Deze lijst is alleen maar een richtlijn en is niet volledig. Wij accepteren geen verantwoordelijkheid voor de volledigheid of nauwkeurigheid. Overleg met uw juridische adviseur, mocht u vragen hebben over de rechtmatigheid van het kopiëren of afdrukken van bepaalde originelen. Let op: Het werken met bedieningsorganen of het uitvoeren van afstellingen of procedures anders dan gespecificeerd in deze handleiding, kan blootstelling aan gevaarlijke straling tot gevolg hebben. In deze handleiding worden twee maatstelsels gebruikt. Gebruik bij dit apparaat de metrische versie. Handelsmerken Microsoft®, Windows® en Windows NT® zijn geregistreerde handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of in andere landen. Adobe®, PostScript®, Acrobat®, PageMaker® en Adobe Type Manager zijn geregistreerde handelsmerken van Adobe Systems Incorporated. PCL® is een geregistreerd handelsmerk van Hewlett-Packard Company. Apple, AppleTalk, EtherTalk, Macintosh, Mac OS en TrueType zijn handelsmerken van Apple Computer Inc., geregistreerd in de Verenigde Staten en andere landen. BonjourTM is een handelsmerk van Apple Computer Inc. IPS-PRINTTM Printertaalemulatie Copyright© 2000, Oak Technology, Inc., alle rechten voorbehouden. UNIX is een geregistreerd handelsmerk in de Verenigde Staten en andere landen, met een exclusief licentiegebruik door X/Open Company Limited. Het Bluetooth® woordmerk en de logo’s zijn het bezit van de Bluetooth SIG Inc. en het gebruik van die merken door Ricoh Company Ltd. is onder licentie. NetWare is een geregistreerd handelsmerk van Novell Inc. UPnP is een handelsmerk van de UPnP Implementers Corporation. PictBridge is een handelsmerk. Andere productnamen die in deze documentatie worden gebruikt, dienen uitsluitend ter identificatie en zijn mogelijk handelsmerken van hun respectieve eigenaren. We maken geen aanspraak op enig recht op deze merken. De eigennamen van de Windows-besturingssystemen zijn: • De productnaam van Windows® 95 is Microsoft® Windows® 95 • De productnaam van Windows® 98 is Microsoft® Windows® 98 • De productnaam van Windows® Me is Microsoft® Windows® Millennium Edition (Windows Me) • De productnamen van Windows® 2000 zijn als volgt: Microsoft® Windows® 2000 Professional Microsoft® Windows® 2000 Server Microsoft® Windows® 2000 Advanced Server • De productnamen van Windows® XP zijn als volgt: Microsoft® Windows® XP Home Edition Microsoft® Windows® 2000 Professional • De productnamen van Windows ServerTM 2003 zijn als volgt: Microsoft® Windows ServerTM 2003 Standard Edition Microsoft® Windows ServerTM 2003 Enterprise Edition Microsoft® Windows ServerTM 2003 Web Edition • De productnamen van Windows NT® 4.0 zijn als volgt: Microsoft® Windows NT® Workstation 4.0 Microsoft® Windows NT® Server 4.0 Opmerkingen Sommige illustraties in deze handleiding kunnen enigszins van de gegevens van het werkelijke apparaat afwijken. Voor sommige landen kunnen bepaalde opties niet beschikbaar zijn. Raadpleeg uw plaatselijke leverancier voor nadere informatie hierover.
Handleidingen voor dit apparaat Raadpleeg de handleidingen die betrekking hebben op de taken die u met het apparaat wilt uitvoeren.
❖ Informatie over dit apparaat Lees voor u het apparaat in gebruik neemt, eerst de veiligheidsinformatie. In deze handleiding worden de functies van het apparaat uitgelegd. Ook wordt uitgelegd hoe het bedieningspaneel wordt gebruikt, welke voorbereidingen er moeten worden getroffen voordat u het apparaat gebruikt, hoe tekst ingevoerd moet worden en hoe de meegeleverde cd-roms moeten worden geïnstalleerd. ❖ Bedieningshandleiding Standaardinstellingen In deze handleiding worden de gebruikersinstellingen en de procedures voor het Adresboek, zoals het vastleggen van faxnummers, e-mailadressen en gebruikerscodes, uitgelegd. Deze handleiding biedt ook informatie over het aansluiten van het apparaat. ❖ Problemen oplossen Hierin worden de meest voorkomende problemen en de oplossingen beschreven en wordt uitgelegd hoe papier, printercartridges en andere verbruiksgoederen moeten worden vervangen. ❖ Veiligheidsinformatie Deze handleiding is geschreven voor de beheerders van dit apparaat. Hierin worden de beveiligingsfuncties beschreven die de beheerders kunnen gebruiken om gegevens te beschermen tegen misbruik of om ongeautoriseerd gebruik van het apparaat te voorkomen. Deze handleiding bevat ook de procedures om beheerders te registreren en authenticatie van gebruikers en beheerders in te stellen. ❖ Kopieerhandleiding Hierin worden de kopieerfuncties en bewerkingen uitgelegd. Deze handleiding biedt ook informatie over het plaatsen van originelen. ❖ Faxhandleiding Hierin worden de functies van de fax en bewerkingen uitgelegd. ❖ Printerhandleiding Hierin worden de functies van de printer en bewerkingen uitgelegd. ❖ Scannerhandleiding Hierin worden de scannerfuncties en bewerkingen uitgelegd.
i
❖ Netwerkhandleiding Hierin wordt uitgelegd hoe het apparaat voor een netwerkomgeving wordt geconfigureerd en bediend wordt en hoe de meegeleverde software moet worden gebruikt. Deze handleiding is bedoeld voor alle modellen en kan functies en instellingen beschrijven die op dit apparaat niet beschikbaar zijn. Afbeeldingen, illustraties en informatie over bedieningssystemen die worden ondersteund, kunnen iets verschillen met dit model apparaat. ❖ Andere handleidingen • Handleidingen voor dit apparaat • Veiligheidsinformatie • Verkorte Kopieerhandleiding • Verkorte Faxhandleiding • Verkorte Printerhandleiding • Verkorte Scanhandleiding • PostScript 3 Supplement • UNIX Supplement • Handleidingen voor DeskTopBinder Lite • DeskTopBinder Lite-installatiehandleiding • DeskTopBinder Introductiehandleiding • Auto Document Link-handleiding Opmerking ❒ De geleverde handleidingen zijn specifiek per apparaatsoort.
❒ Adobe Acrobat Reader/Adobe Reader moet worden geïnstalleerd om de handleidingen in PDF-opmaak te kunnen bekijken. ❒ Voor “UNIX Supplement”, bezoek onze website of neem contact op met een geautoriseerde dealer. ❒ “PostScript3 Supplement” en “UNIX Supplement” omvatten beschrijvingen van functies en instellingen die mogelijk niet beschikbaar zijn op dit apparaat.
ii
INHOUDSOPGAVE Handleidingen voor dit apparaat ...........................................................................i Verklaring van symbolen in deze handleiding .................................................... 1 Symbolen ................................................................................................................... 1 Displaypaneel......................................................................................................... 2 Display aflezen en toetsen gebruiken ........................................................................ 3 Menu Printereigenschappen................................................................................. 4 Handinvoer gebruiken ........................................................................................... 8 Papier plaatsen in de handinvoer............................................................................... 8 Papierformaat en papiersoort voor de handinvoer instellen.....................................11 1-vel Handinvoer gebruiken................................................................................ 17 Papier in de 1-vel handinvoer plaatsen....................................................................17 Papierformaat en papiersoort voor de 1-vel handinvoer instellen............................19
1. De machine voorbereiden De verbindingmethode bevestigen .................................................................... 25 Netwerkverbinding ...................................................................................................25 Lokale verbinding .....................................................................................................28 Printerstuurprogramma installeren.................................................................... 29 Quick Install (Snelle installatie) ................................................................................29 Printerstuurprogramma voor de geselecteerde poort installeren .............................30 Een Windows-netwerkprinter gebruiken ........................................................... 41 Gebruiken als een NetWare-printserver/ externe printer ................................. 43 Form Feed................................................................................................................45 Bannerpagina...........................................................................................................45 Afdrukken na resetten van de printer .......................................................................45 Het USB-printerstuurprogramma installeren .................................................... 46 Windows Me - USB ..................................................................................................46 Windows 2000 - USB ...............................................................................................48 Windows XP, Windows Server 2003 - USB .............................................................49 Afdrukken via een parallelle verbinding ............................................................ 51 Het printerstuurprogramma installeren met gebruikmaking van IEEE 1394 (SCSI print) .......................................................................................53 Windows 2000..........................................................................................................53 Windows XP, Windows Server 2003........................................................................55 Afdrukken via een Bluetooth-verbinding........................................................... 58 Profielen die worden ondersteund ...........................................................................58 Afdrukken via een Bluetooth-verbinding ..................................................................59 Instellingen voor de veilige modi maken ..................................................................60 Afdrukken in de veilige modus .................................................................................61 Printeropties instellen ......................................................................................... 62 Condities voor bidirectionele communicatie.............................................................62 Als bidirectionele communicatie is uitgeschakeld ....................................................64 Font Manager 2000 installeren ........................................................................... 65 Adobe PageMaker Version 6.0, 6.5 of 7.0 gebruiken ........................................ 66
iii
2. Het printerstuurprogramma instellen PCL - De printereigenschappen bewerken........................................................67 Windows 95/98/Me - De printereigenschappen bewerken.......................................67 Windows 2000 - De printereigenschappen bewerken..............................................69 Windows XP, Windows Server 2003 - De printereigenschappen bewerken............70 Windows NT 4.0 - De printereigenschappen bewerken...........................................72 RPCS - De printereigenschappen bewerken ..................................................... 75 Windows 95/98/Me - De printereigenschappen bewerken.......................................75 Windows 2000 - De printereigenschappen bewerken..............................................77 Windows XP, Windows Server 2003 - De printereigenschappen bewerken............79 Windows NT 4.0 - De printereigenschappen bewerken...........................................81
3. Andere afdrukbewerkingen Een PDF-bestand direct afdrukken .................................................................... 83 Afdrukmethode.........................................................................................................83 Met gebruikmaking van DeskTopBinder Lite ...........................................................83 Opdrachten gebruiken..............................................................................................86 Bescherming tegen onbevoegd kopiëren ......................................................... 87 [Gegevensbeveiliging voor kopiëren] gebruiken ............................................................88 [Mask type:] gebruiken...............................................................................................89 Belangrijke opmerking..............................................................................................90 Afdruktaak gebruiken .......................................................................................... 91 Afdrukken via het scherm Afdruktaak ............................................................... 94 Testafdruk ................................................................................................................94 Beveiligde afdruk......................................................................................................98 Uitgestelde afdruk .................................................................................................. 102 Opgeslagen afdrukbestanden ................................................................................ 105 Afdrukken via het scherm Gebruiker ID .......................................................... 109 Geselecteerde afdruktaak afdrukken ..................................................................... 109 Alle afdruktaken afdrukken..................................................................................... 110 Form Feed...........................................................................................................112 Afdrukken via een geselecteerde lade ................................................................... 112 Een afdruktaak annuleren ...................................................................................... 113 Een afdruktaak annuleren ................................................................................. 115 Afdruktaak via het bedieningspaneel annuleren .................................................... 115 Windows - Afdruktaak via de computer annuleren................................................. 116 Het foutenlogbestand controleren ................................................................... 117 Spoolafdrukken.................................................................................................. 119 Sorteren .............................................................................................................. 120
iv
4. Direct afdrukken via een digitale camera (PictBridge) Wat is PictBridge? ............................................................................................. 123 Afdrukken met PictBridge................................................................................. 124 Mogelijkheden van dit apparaat ....................................................................... 126 Index afdrukken...................................................................................................... 127 Aanpassen ............................................................................................................. 128 Datum en bestandsnaam afdrukken ...................................................................... 128 Papierformaat......................................................................................................... 129 Afdrukformaat afbeelding ....................................................................................... 130 Indeling meerdere afbeeldingen aanpassen .......................................................... 131 Afdrukkwaliteit ........................................................................................................ 132 Kleurovereenkomst ................................................................................................ 132 Papiersoort opgeven .............................................................................................. 133 Afdrukken met vaste indeling ................................................................................. 133 Camera Memo Afdrukken ...................................................................................... 133 PictBridge afsluiten ........................................................................................... 134 Overige informatie ............................................................................................. 135
5. De functie en instellingen van het apparaat Mainframe ...........................................................................................................137 Functies.................................................................................................................. 137 Interface ................................................................................................................. 137 Lijst met instellingsitems .................................................................................. 138 Web Image Monitor................................................................................................ 138 telnet ...................................................................................................................... 143 Instellingen die met PostScript 3 kunnen worden gebruikt .................................... 143
6. Bijlage Specificaties ....................................................................................................... 145 Opties..................................................................................................................... 147
INDEX....................................................................................................... 150
v
vi
Verklaring van symbolen in deze handleiding Symbolen In de handleiding worden de volgende symbolen gebruikt: Hiermee wordt belangrijke veiligheidsinformatie aangegeven. Het niet opvolgen van deze voorschriften kan resulteren in ernstig letsel of fataal letsel. Lees deze informatie altijd door. Deze informatie staat in het gedeelte “Veiligheidsinformatie” van Informatie over dit apparaat. Hiermee wordt belangrijke veiligheidsinformatie aangegeven. Het negeren van deze opmerkingen kan resulteren in licht letsel, beschadiging van het apparaat of van eigendommen. Lees deze informatie altijd door. Deze informatie staat in het gedeelte “Veiligheidsinformatie” van Informatie over dit apparaat. Hiermee wordt aangegeven dat er tijdens het gebruik van het apparaat bijzondere aandacht aan moet worden geschonken, en geeft uitleg over de meest waarschijnlijke oorzaken van papierstoringen, beschadiging van originelen of verlies van gegevens. Lees deze uitleg altijd door. Hiermee wordt extra informatie over de functies van het apparaat en instructies voor het oplossen van gebruikersproblemen aangegeven. Dit symbool staat aan het einde van een hoofdstuk. Het geeft aan waar u meer informatie kunt vinden. [] Geeft de namen van toetsen op het displaypaneel van het apparaat aan. {} Geeft de namen van toetsen op het bedieningspaneel van het apparaat aan.
1
Displaypaneel In dit hoofdstuk wordt de configuratie met het weergavescherm beschreven, wanneer de printerfunctie is geselecteerd.
AMO200S NL
1. Gebruiksstatus of mededelingen
4. [Menu]
Geeft de huidige apparaatstatus weer zoals “Gereed”, “Offline” en “Afdrukken...”.
Druk hierop om het menu te laten weergeven zodat u de volgende opties kunt selecteren:
2. [JobReset]
• [Foutenlogbestand weergeven] Geeft de foutlogboeken van afdruktaken weer die vanaf een computer zijn verstuurd. • [Form Feed] Drukt alle data af die in de invoerbuffer van het apparaat zijn achtergebleven.
Druk op deze toets om de huidige afdrukopdracht te annuleren. Indien u op deze toets drukt wanneer het apparaat off line is en u heeft Hex Dump geselecteerd, wordt Hex Dump afgebroken.
3. [Afdrtkn] Druk hierop om de afdruktaken weer te geven die vanaf een computer zijn verstuurd.
Opmerking ❒ Wanneer het apparaat wordt ingeschakeld, verschijnt de kopieerweergave. Dit is een standaardinstelling van de fabriek. Deze basisinstelling kan worden gewijzigd. Zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
2
Display aflezen en toetsen gebruiken In dit gedeelte wordt het aflezen van het display en het gebruik van de keuzetoets voor het beginscherm uitgelegd.
AMO201S NL
1. Bladertoetsen
3. -toets
Druk deze toets in om de cursor stap voor stap in een willekeurige richting te verplaatsen. Wanneer toets {U}, {T}, {V}, of {W} in deze handleiding wordt weergegeven, drukt u de bladertoets voor dezelfde richting in.
Druk deze toets in om een bewerking te annuleren of terug te keren naar het vorige scherm.
2. {OK}-toets Druk deze toets in om een geselecteerd onderdeel of een numerieke waarde in te stellen.
4. Keuzetoetsen Komen overeen met de functies die onder in het display worden weergegeven. Voorbeeld: Standaardscherm Als de instructie “druk op [JobReset]” in deze handleiding wordt aangegeven, drukt u de linker keuzetoets in.
Opmerking ❒ Het Printerscherm is ingesteld als standaard scherm wanneer het apparaat wordt ingeschakeld. U kunt de instellingen wijzigen bij [Systeeminst.]. Zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
3
Menu Printereigenschappen Hieronder worden de instellingen en de betekenis van functie van Printereigenschappen uitgelegd. Het scherm Printereigenschappen verschijnt wanneer u op {Gebruikersinstellingen/Teller} toets drukt. Zie voor meer informatie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
❖ Lijst/Testafdruk Menu
Omschrijving
Meerdere lijsten
U kunt de configuratiepagina afdrukken en het foutenlogbestand.
Configuratiepagina
U kunt de huidige configuratiewaarden van het apparaat afdrukken.
Foutenlogbestand
U kunt de lijst afdrukken met alle fouten die tijdens het afdrukken zijn geregistreerd.
Menulijst
U kunt een Menulijst afdrukken met de functiemenu’s van het apparaat.
PCL config./Font pagina
U kunt de huidige configuratie en een lijst geïnstalleerde PCL-lettertypen afdrukken.
PS Config./Font pag.
U kunt de huidige configuratie en een lijst geïnstalleerde Postscript-lettertypen afdrukken.
PDF Conf.-/Lettert. pag.
U kunt de huidige configuratie en een lijst geïnstalleerde PDF-lettertypen afdrukken. Dit menu kunt u alleen selecteren als de optionele PostScript 3-eenheid is geïnstalleerd.
Hex Dump
U kunt in de Hex Dump-modus afdrukken.
❖ Onderhoud Menu Menu beschermen
Omschrijving Met deze functie kunt u menu-instellingen beschermen tegen onbedoelde wijzigingen. Zo wordt het onmogelijk menu-instellingen met normale procedures te wijzigen tenzij u de vereiste toetsen gebruikt. In een netwerkomgeving kunnen alleen beheerders veranderingen in menu-instellingen maken.
4
Lijst/Testafdruk bev.
U kunt het menu [Lijst/Testafdruk] beschermen.
Alle tijd. taken verw.
U kunt alle afdruktaken verwijderen die tijdelijk zijn opgeslagen in het apparaat.
Alle opgesl. taken verw.
U kunt alle afdruktaken verwijderen die zijn opgeslagen in het apparaat.
Beelddichtheid
U kunt de beelddichtheid aanpassen.
❖ Systeem Menu
Omschrijving
Foutenrapport afdrukken
U kunt een foutrapport afdrukken wanneer er een printer- of geheugenfout plaatsvindt.
Automatisch doorgaan
U kunt deze optie selecteren om Automatisch doorgaan in te schakelen. Wanneer deze optie is ingeschakeld, wordt na een systeemfout het afdrukken hervat.
Geheugenoverloop
Selecteer deze optie om een foutrapport geheugenoverflow af te drukken.
Tijd. taken autom. verw.
U kunt kiezen alle afdruktaken automatisch te laten verwijderen die tijdelijk zijn opgeslagen in het apparaat.
Opgesl. taken autom. verw. U kunt kiezen alle afdruktaken automatisch te laten verwijderen die zijn opgeslagen in het apparaat. Gebruik van geheugen
U kunt de hoeveelheid geheugen selecteren dat wordt gebruikt in Lettertype voorkeur of Kader voorkeur, op basis van het papierformaat of resolutie.
Duplex
U kunt instellen of u op beide zijden van alle pagina’s afdrukt.
Kopieën
U kunt het aantal afdruksets specificeren. Deze instelling wordt uitgeschakeld als het aantal af te drukken pagina’s is ingesteld met het printerstuurprogramma of andere opdracht.
Afdrukken Blanco pagina
U kunt instellen of u blanco pagina’s afdrukt of niet.
Printertaal
U kunt de printertaal specificeren.
Sub papierformaat
U kunt de voorziening Papierformaat (A4↔LT) automatisch vervangen inschakelen.
Paginaformaat
U kunt het standaardpapierformaat selecteren.
Instelling Briefhoofd
U kunt af te drukken afbeeldingsoriginelen roteren. Af te drukken origineelafbeeldingen worden altijd 180 graden geroteerd. Daarom is de uitvoer mogelijk niet zoals u verwacht wanneer u afdrukt op papier met een voorbestemde afdrukrichting zoals briefhoofden of voorbedrukt papier. Met deze functie kunt u afbeeldingen roteren.
Prioriteit Handinvoer
U kunt opgeven welke van de twee opties, Printerstuurprogramma/Opdracht of Machine-instellingen prioriteit heeft ten aanzien van het papierformaat voor de handinvoerlade.
Rand tot Rand afdrukken
U kunt instellen of u op de hele bladzijde afdrukt of niet.
Standaard Printertaal
U kunt de standaardprintertaal instellen als het apparaat de printertaal niet automatisch kan vinden.
Ladewisseling
U kunt instellen dat u de papierlade wisselt.
RAM Disk
U kunt de instellingen van de RAM Disk wijzigen.
5
❖ Host interface Menu
Omschrijving
I/O-buffer
U kunt de grootte van de Inv./Uitv. buffer instellen. Gewoonlijk is het niet nodig om deze instelling te wijzigen.
I/O time-out
U kunt instellen hoeveel seconden het apparaat pauzeert voordat het een afdruktaak afrondt. Als doorgaans midden in andere afdruktaakgegevens gegevens binnenkomen via een andere poort, dient u de time-out periode groter te maken.
❖ PCL menu Menu
Omschrijving
Richting
U kunt de pagina-richting instellen.
Formulierregels
U kunt het aantal lijnen per pagina instellen.
Lettertypebron
U kunt de opslaglocatie van het standaardlettertype instellen.
Lettertypenr.
U kunt de ID van het door u gekozen standaardlettertype instellen.
Puntgrootte
U kunt de puntgrootte instellen die u voor het geselecteerde lettertype wilt gebruiken.
Lettertypebreedte
U kunt het aantal tekens per inch van het geselecteerde lettertype instellen.
Symbolenset
U kunt de set afdrukbare tekens voor het geselecteerde lettertype specificeren. De beschikbare opties zijn:
Courier lettertype
U kunt een courier-lettertype selecteren.
A4 breedte uitbreiden
U kunt de breedte van het afdrukbare gebied groter maken wanneer u op A4 afdrukt met PCL.
Van CR naar LF
Indien ingeschakeld (Aan) wordt een carriage-return achter elke line-feed geplakt: CR=CR, LF=CR−LF, FF=CR−FF.
Resolutie
U kunt de resolutie van de afdruk instellen in dots per inch.
❖ PS Menu (optioneel) Menu
6
Omschrijving
Gegegevensindeling
U kunt een gegevensindeling selecteren.
Resolutie
U kunt de resolutie van de afdruk instellen in dots per inch.
Kleurinstelling
U kunt RGB instellen.
Kleurprofiel
U kunt het kleurprofiel instellen.
❖ PDF menu (optioneel) Menu
Omschrijving
PDF wachtwoord wijzigen
U kunt het wachtwoord instellen voor het PDF-bestand dat PDF direct afdrukken uitvoert.
PDF Groepswachtwoord
U kunt het groepswachtwoord instellen dat al is gespecificeerd met DeskTopBinder Lite.
Resolutie
U kunt de resolutie van de afdruk instellen in dots per inch.
Kleurinstelling
U kunt RGB instellen.
Kleurprofiel
U kunt het kleurprofiel instellen.
Opmerking ❒ Sommige opties worden niet weergegeven, afhankelijk van welke optionele eenheden er zijn geïnstalleerd en welke printertaal is geselecteerd.
❒ Het kan voorkomen dat bepaalde opties niet ingesteld kunnen worden, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen. ❒ Als u het apparaat gebruikt dat geen Function Upgrade Option type C1500 geïnstalleerd heeft, worden sommige opties niet weergegeven. Verwijzing Zie voor meer informatie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
Voor meer informatie over de kopieerfuncties en systeeminstellingen, raadpleegt u de Kopieerhandleiding en de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
7
Handinvoer gebruiken Papier plaatsen in de handinvoer Dit deel bevat instructies voor het plaatsen van papier in de handinvoer. Raadpleeg Informatie over dit apparaat voor meer informatie over papierformaat en papiersoort. Belangrijk ❒ Wanneer u afdrukt via de handinvoer zijn de volgende functies niet mogelijk:
• Duplex afdrukken • Automatische ladekeuze • Auto-lade wisselen • Geroteerd sorteren ❒ Wanneer u afdrukt met behulp van de printerfunctie worden de originele afbeeldingen altijd 180 graden gedraaid (de richting van de af te drukken afbeeldingen is tegengesteld aan die van de kopieerfunctie). Draai de invoerrichting van het papier 180 graden wanneer u afdrukt op papier met specifieke vereisten voor de richting, zoals enveloppen en briefhoofdpapier. ❒ OHP-transparanten kunnen niet via de handinvoer worden afgedrukt. Gebruik de 1-vel Handinvoer. ❒ Papier dat zwaarder is dan 163 g/m2 (max.) kan niet via de handinvoer worden afgedrukt. Druk af via 1-vel Handinvoer wanneer u papier met dat gewicht gebruikt.
A Open de handinvoer.
ALZ023S
8
B Breng de ontkoppelhendel van de papiergeleider omhoog.
ALZ038S
C Stel de papiergeleiders in op het formaat papier en plaats dan voorzichtig het papier met de te bedrukken zijde omhoog in de handinvoer.
ALZ024S
1. Verlengstuk 2. Papiergeleiders • Schuif het verlengstuk uit als u grotere papierformaten gebruikt dan A4 L, 81/2”×11”L. • Als de geleiders het papier niet goed geleiden kan dit leiden tot scheve afdrukken of papierstoringen. • Plaats het papier en schuif het voorzichtig zo ver mogelijk aan. • Stapel het papier niet hoger dan de limietaanduiding, anders kunnen er scheve afbeeldingen of papierstoringen ontstaan. • Waaier het papier los om te voorkomen dat meerdere vellen tegelijk worden ingevoerd.
9
D Druk de ontkoppelhendel van de papiergeleider omlaag.
ALZ039S
E Stel het papierformaat in via het printerstuurprogramma of het bedieningspaneel.
Opmerking ❒ In de handinvoer kunnen de volgende formaten papier worden geplaatst: • Verticaal: 90 - 305 mm (3,6-11,7 in.) • Verticaal: 148 - 600 mm (5,9- 23,7 in.) ❒ Zorg dat u het papier met de afdrukzijde omhoog gericht in de handinvoer plaatst. ❒ Het aantal vellen dat in de handinvoer geplaatst kan worden is afhankelijk van de gebruikte papiersoort. Verwijzing Raadpleeg voor meer informatie over het instellen van het papierformaat Pag.11 “Papierformaat en papiersoort voor de handinvoer instellen”.
Raadpleeg de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor informatie over het plaatsen van papier in de algemene papierlade. Raadpleeg Pag.12 “Aangepast formaat papier instellen” voor het plaatsen van papier met een aangepast papierformaat. Stel het papierformaat en de papiersoort in wanneer u dik papier (zwaarder dan 90,2 g/m2) of enveloppen plaatst. Zie Pag.14 “Dik papier of enveloppen instellen” voor meer informatie. Wanneer u voorgedrukt briefpapier laadt, let u dan op de richting. Zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
10
Papierformaat en papiersoort voor de handinvoer instellen Hieronder wordt beschreven hoe u het papierformaat voor de handinvoer instelt. Normaal gesproken stelt u het papierformaat via het printerstuurprogramma in. Raadpleeg voor meer informatie de Help van het printerstuurprogramma. Belangrijk ❒ Wanneer u [Apparaatinstellingen] bij [Prioriteit Handinvoer] in [Systeem] van [Printereigenschappen] selecteert, stelt u het papierformaat met behulp van het bedieningspaneel in. Zie voor meer informatie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
Papierformaat instellen via het bedieningspaneel Hier wordt beschreven hoe u het papierformaat voor de handinvoer via het bedieningspaneel instelt. Wanneer u het printerstuurprogramma selecteert om het papierformaat in te stellen, hoeft u deze procedure niet te volgen.
A Druk op de {Gebruikersinstellingen/Teller}-toets.
AMO202S
B Selecteer [Systeeminst.] met {T} of {U}, en druk dan op de toets {OK}.
C Selecteer [Papierlade-instellingen] met {T} of {U}, en druk dan op de toets {OK}.
11
D Selecteer [Pap.form. Printer Handinv.] met {T} of {U}, en druk dan op de toets {OK}.
E Selecteer met de bladertoetsen het papierformaat en druk dan op de toets {OK}.
F Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller} om terug te keren naar het beginscherm.
Verwijzing Raadpleeg het onderdeel Help van het printerstuurprogramma voor informatie over de instellingen van de printerstuurprogramma’s.
Stel de papiersoort in wanneer u dik papier of enveloppen plaatst. Zie Pag.14 “Dik papier of enveloppen instellen” voor meer informatie.
Aangepast formaat papier instellen De volgende procedures hoeven niet te worden uitgevoerd wanneer u via het printerstuurprogramma de instellingen invoert. Stel in dat geval de papiergrootte in via het printerstuurprogramma. Belangrijk ❒ Wanneer u [Apparaatinstellingen] bij [Prioriteit Handinvoer] in [Systeem] van [Printereigenschappen] selecteert (zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen), hebben de instellingen die via het bedieningspaneel zijn doorgevoerd prioriteit ten opzichte van de instellingen via het printerstuurprogramma.
12
Aangepast papierformaat instellen via het bedieningspaneel
A Druk op de {Gebruikersinstellingen/Teller}-toets.
AMO202S
B Selecteer [Systeeminst.] met {T} of {U}, en druk dan op de toets {OK}.
C Selecteer [Papierlade-instellingen] met {T} of {U}, en druk dan op de toets {OK}.
D Selecteer [Pap.form. Printer Handinv.] met {T} of {U}, en druk dan op de toets {OK}.
E Selecteer met de bladertoetsen [Ang.fr] en druk dan op de toets {OK}.
13
F Voer het horizontale formaat van het papier in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op {q}. Beschikbaar formaat: 148 - 600 mm (5,9 - 23,7 inch)
G Voer het verticale formaat van het papier in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op {q}. Beschikbaar formaat: 90 - 305 mm (3,6 - 11,7 in)
H Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller} om terug te keren naar het beginscherm.
Opmerking ❒ Wanneer het printerstuurprogramma niet wordt gebruikt, selecteert u [Apparaatinstellingen] bij [Prioriteit Handinvoer] in [Systeem] van [Printereigenschappen] (zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen). Papierformaat instellen via het bedieningspaneel. Verwijzing Zie het Help-bestand van het printerstuurprogramma voor meer informatie over de instellingen van het stuurprogramma.
Dik papier of enveloppen instellen De volgende procedures hoeven niet te worden uitgevoerd wanneer u via het printerstuurprogramma de instellingen invoert. Stel in dat geval de papiergrootte in via het printerstuurprogramma. Belangrijk ❒ Wanneer u [Apparaatinstellingen] bij [Prioriteit Handinvoer] in [Systeem] van [Printereigenschappen] selecteert (zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen), hebben de instellingen die via het bedieningspaneel zijn doorgevoerd prioriteit ten opzichte van de instellingen via het printerstuurprogramma.
❒ Plaats geen OHP-transparanten in de handinvoer. Gebruik de 1-vel Handinvoer.
14
Papiersoort instellen via het bedieningspaneel
A Druk op de {Gebruikersinstellingen/Teller}-toets.
AMO202S
B Selecteer [Systeeminst.] met {T} of {U}, en druk dan op de toets {OK}.
C Selecteer [Papierlade-instellingen] met {T} of {U}, en druk dan op de toets {OK}.
D Selecteer [Papiersoort: Handinvoer] met {T} of {U}, en druk dan op de toets {OK}.
E Selecteer uit het menu de papiersoort met {T} of {U}, en druk dan op de toets {OK}.
15
F Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller} om terug te keren naar het beginscherm.
Opmerking ❒ De instellingen blijven geldig totdat u ze reset. Verwijder de instellingen voor de volgende gebruiker wanneer u heeft afgedrukt op dik papier of enveloppen.
❒ Druk de Envelophendel omlaag in de stand voor enveloppen wanneer u op enveloppen wilt afdrukken. Zet de Envelophendel weer in de normale stand wanneer het afdrukken is voltooid. Beweeg tijdens het afdrukken de hendel niet omhoog of omlaag.
AMO006S
Verwijzing Zie het Help-bestand van het printerstuurprogramma voor meer informatie over de instellingen van het stuurprogramma.
Raadpleeg de Kopieerhandleiding voor informatie over afdrukken op enveloppen.
16
1-vel Handinvoer gebruiken Papier in de 1-vel handinvoer plaatsen Dit deel bevat instructies voor het plaatsen van papier in de 1-vel handinvoer. Raadpleeg Informatie over dit apparaat voor meer informatie over papierformaat en papiersoort. Belangrijk ❒ Wanneer u afdrukt via de 1-vel handinvoer zijn de volgende functies niet mogelijk:
❒ ❒ ❒ ❒ ❒ ❒
• Duplex afdrukken • Automatische ladekeuze • Auto-lade wisselen • Geroteerd sorteren Gebruik de 1-vel handinvoer om OHP-transparanten af te drukken. Plaats geen transparanten in andere papierladen. Open de 1-vel Uitvoerlade. Een vel papier dat in de 1-vel handinvoer is geplaatst, wordt alleen afgedrukt via de 1-vel uitvoerlade. Gebruik de 1-vel handinvoer om papier af te drukken dat zwaarder is dan 163 g/m2 (max. 220 g/m2). Gebruik geen andere laden om papierstoringen en andere storingen te voorkomen. Tijdens het afdrukken kunt u geen papier afdrukken via of plaatsen in de 1vel handinvoer. Laat geen papier achter in de 1-vel handinvoer of de 1-vel uitvoerlade om storingen te voorkomen. Verwijder na elke afdruktaak afgedrukte vellen papier uit de 1-vel uitvoerlade. Sluit na gebruik de 1-vel handinvoer en de 1-vel uitvoerlade weer. Wanneer u deze laden niet sluit, kunnen andere laden niet worden gebruikt.
A Open de handinvoer.
ALZ037S
17
B De 1-vel handinvoer openen.
ALZ030S
C De 1-vel uitvoerlade openen. Een vel papier dat in de 1-vel handinvoer is geplaatst, wordt alleen afgedrukt via de 1-vel uitvoerlade.
ALZ040S
D Stel de papiergeleiders in op het formaat papier en plaats dan voorzichtig
het papier met de te bedrukken zijde omhoog in de 1-vel handinvoer. Als de geleiders het papier niet goed geleiden kan dit leiden tot scheve afdrukken of papierstoringen. 1
AMO011S
1. Papiergeleider • Plaats voorzichtig een vel papier in het apparaat tot deze automatisch in de lade wordt getrokken. Als het vel papier niet recht is geplaatst, plaats het dan opnieuw. • Plaats niet meerdere vellen papier. De 1-vel handinvoer is bedoeld voor slechts een vel papier per keer. • Wanneer papier niet uit de 1-vel uitvoerlade is verwijderd, kunt u geen papier in de 1-vel handinvoer plaatsen.
18
E Stel het papierformaat in via het printerstuurprogramma en het bediening-
spaneel. Zie Pag.19 “Papierformaat en papiersoort voor de 1-vel handinvoer instellen” voor meer informatie. Opmerking ❒ In de 1-vel handinvoer kunnen de volgende formaten papier worden geplaatst:
• Verticaal: 90- 305 mm (3,6-11,7 in.) • Verticaal: 148- 600 mm (5,9- 23,7 in.) ❒ Zorg dat u het papier met de afdrukzijde omhoog gericht in de 1-vel handinvoer plaatst. Verwijzing Raadpleeg de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor informatie over het plaatsen van papier in de algemene papierlade.
Raadpleeg Pag.21 “Aangepast formaat papier instellen” voor het plaatsen van papier met een aangepast papierformaat. Stel het papierformaat en de papiersoort in wanneer u dik papier (zwaarder dan 90,2 g/m2), OHP-transparanten of enveloppen plaatst. Zie Pag.23 “Dik papier, OHP-transparanten of enveloppen instellen” voor meer informatie. Wanneer u voorgedrukt briefpapier laadt, let u dan op de richting. Zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
Papierformaat en papiersoort voor de 1-vel handinvoer instellen Hier wordt beschreven hoe het papierformaat en de papiersoort voor de 1-vel handinvoer worden ingesteld. Stel het papierformaat en de papiersoort in met behulp van het printerstuurprogramma en het bedieningspaneel wanneer u met de 1-vel handinvoer wilt afdrukken. Belangrijk ❒ Wanneer u het papierformaat en de papiersoort instelt voor de 1-vel handinvoer, moeten de instellingen die via het printerstuurprogramma en het bedieningspaneel worden ingevoerd gelijk zijn. Wanneer de instellingen voor het printerstuurprogramma en het apparaat niet overeenkomen, kan er niet worden afgedrukt.
19
Papierformaat instellen
A Stel het papierformaat in via het printerstuurprogramma. B Druk op de {Gebruikersinstellingen/Teller}-toets.
AMO202S
C Selecteer [Systeeminst.] met {T} of {U}, en druk dan op de toets {OK}.
D Selecteer [Papierlade-instellingen] met {T} of {U}, en druk dan op de toets {OK}.
E Selecteer [Pap.form: 1-v H.] met {T} of {U}, en druk dan op de toets {OK}.
F Selecteer met de bladertoetsen het papierformaat en druk dan op de toets {OK}.
20
G Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller} om terug te keren naar het beginscherm.
Verwijzing Raadpleeg het onderdeel Help van het printerstuurprogramma voor informatie over de instellingen van de printerstuurprogramma’s.
Stel de papiersoort in wanneer u dik papier, enveloppen of OHP-transparanten plaatst. Zie Pag.23 “Dik papier, OHP-transparanten of enveloppen instellen” voor meer informatie.
Aangepast formaat papier instellen Belangrijk ❒ Wanneer u het papierformaat instelt voor de 1-vel handinvoer, dan moeten de instellingen die via het printerstuurprogramma en het bedieningspaneel worden ingevoerd gelijk zijn. Wanneer de instellingen voor het printerstuurprogramma en het apparaat niet overeenkomen, kan er niet worden afgedrukt.
A Stel het papierformaat in via het printerstuurprogramma. B Druk op de {Gebruikersinstellingen/Teller}-toets.
AMO202S
C Selecteer [Systeeminst.] met {T} of {U}, en druk dan op de toets {OK}.
D Selecteer [Papierlade-instellingen] met {T} of {U}, en druk dan op de toets {OK}.
21
E Selecteer [Pap.form: 1-v H.] met {T} of {U}, en druk dan op de toets {OK}.
F Selecteer met de bladertoetsen [Ang.fr] en druk dan op de toets {OK}.
G Voer het horizontale formaat van het papier in met de cijfertoetsen en druk
vervolgens op {q}. Voer hetzelfde formaat in dat u heeft ingesteld in het printerstuurprogramma. Beschikbaar formaat: 148 - 600 mm (5,9 - 23,7 inch)
H Voer het verticale formaat van het papier in met de cijfertoetsen en druk
vervolgens op {q}. Voer hetzelfde formaat in dat u heeft ingesteld in het printerstuurprogramma. Beschikbaar formaat: 90 - 305 mm (3,6 - 11,7 in)
I Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller} om terug te keren naar het beginscherm.
Verwijzing Zie het Help-bestand van het printerstuurprogramma voor meer informatie over de instellingen van het stuurprogramma.
22
Dik papier, OHP-transparanten of enveloppen instellen Stel de papiersoort in met behulp van het printerstuurprogramma en het bedieningspaneel wanneer u met de 1-vel handinvoer wilt afdrukken. Belangrijk ❒ Wanneer u de papiersoort instelt voor de 1-vel handinvoer, dan moeten de instellingen die via het printerstuurprogramma en het bedieningspaneel worden ingevoerd gelijk zijn. Wanneer de instellingen voor het printerstuurprogramma en het apparaat niet overeenkomen, kan er niet worden afgedrukt. ❒ Wanneer u een OHP-transparant in de 1-vel handinvoer plaatst, plaats deze dan K. Plaats de transparant niet L. ❒ OHP-transparanten kunnen alleen op formaat A4 K of 81/2 × 11 K worden afgedrukt. Druk niet af op andere formaten. ❒ Stel met behulp van het printerstuurprogramma en het bedieningspaneel de afdrukkleur in wanneer u OHP-transparanten wilt afdrukken. OHP-transparanten kunnen niet in zwart-wit worden afgedrukt.
A Stel de papiersoort in via het printerstuurprogramma. B Druk op de {Gebruikersinstellingen/Teller}-toets.
AMO202S
C Selecteer [Systeeminst.] met {T} of {U}, en druk dan op de toets {OK}.
D Selecteer [Papierlade-instellingen] met {T} of {U}, en druk dan op de toets {OK}.
23
E Selecteer [Papiersoort: 1-v H.] met {T} of {U}, en druk dan op de toets {OK}.
F Selecteer uit het menu de papiersoort met {T} of {U}, en druk dan op de toets {OK}.
G Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller} om terug te keren naar het beginscherm.
Opmerking ❒ De instellingen blijven geldig totdat u ze reset. Verwijder de instellingen voor de volgende gebruiker wanneer u heeft afgedrukt op OHP-transparanten, dik papier of enveloppen.
❒ Druk de Envelophendel omlaag in de stand voor enveloppen wanneer u op enveloppen wilt afdrukken. Zet de Envelophendel weer in de normale stand wanneer het afdrukken is voltooid. Beweeg tijdens het afdrukken de hendel niet omhoog of omlaag.
AMO006S
Verwijzing Zie het Help-bestand van het printerstuurprogramma voor meer informatie over de instellingen van het stuurprogramma.
Raadpleeg de Kopieerhandleiding voor informatie over afdrukken op enveloppen.
24
1. De machine voorbereiden De verbindingmethode bevestigen Het apparaat ondersteunt netwerk- en lokale verbindingen. Controleer hoe het apparaat is aangesloten, voordat u het printerstuurprogramma installeert. Voer de installatieprocedure voor het stuurprogramma uit die van toepassing is op deze verbindingsmethode.
Netwerkverbinding Het apparaat kan worden gebruikt als een Windows-afdrukpoort of netwerkprinter.
Het apparaat als een Windows-afdrukpoort gebruiken Netwerkverbindingen kunnen tot stand worden gebracht met behulp van Ethernet, IEEE 802.11b en IEEE 1394 (IPv4 over 1394). Welke poorten beschikbaar zijn, wordt bepaald door de combinatie van het Windows-besturingssysteem en verbindingsmethode.
SmartDeviceMonitor voor Client
SmartDeviceMonitor voor Client
SmartDeviceMonitor voor Client
Standaard-TCP/IP
SmartDeviceMonitor voor Client
Standaard-TCP/IP
Server 2003
ZZZ035S NL
❖ Windows 95/98 Verbindingsmethode
Beschikbare poorten
Ethernet/ IEEE 802.11b
SmartDeviceMonitor for Client-poort
IEEE 1394 (IPv4 over 1394)
Geen
25
De machine voorbereiden
❖ Windows Me
1
Verbindingsmethode
Beschikbare poorten
Ethernet/ IEEE 802.11b
SmartDeviceMonitor for Client-poort
IEEE 1394 (IPv4 over 1394)
SmartDeviceMonitor for Client-poort
❖ Windows 2000 Verbindingsmethode
Beschikbare poorten
Ethernet/ IEEE 802.11b
SmartDeviceMonitor for Client-poort Standaard TCP/IP LPR-poort
IEEE 1394 (IPv4 over 1394)
Geen
❖ Windows XP Verbindingsmethode Ethernet/ IEEE 802.11b
Beschikbare poorten SmartDeviceMonitor for Client-poort Standaard TCP/IP LPR-poort
IEEE 1394 (IPv4 over 1394)
SmartDeviceMonitor for Client-poort Standaard TCP/IP
❖ Windows Server 2003 Verbindingsmethode
Beschikbare poorten
Ethernet/ IEEE 802.11b
SmartDeviceMonitor for Client-poort Standaard TCP/IP LPR-poort
IEEE 1394 (IPv4 over 1394)
SmartDeviceMonitor for Client-poort Standaard TCP/IP
❖ Windows NT 4.0 Verbindingsmethode Ethernet/ IEEE 802.11b
Beschikbare poorten SmartDeviceMonitor for Client-poort LPR-poort
IEEE 1394 (IPv4 over 1394)
Geen
Verwijzing Lees de uitleg over de installatie van het printerstuurprogramma voor elk poorttype. Voor de SmartDeviceMonitor for Client-poort, zie Pag.30 “De SmartDeviceMonitor for Client-poort gebruiken”.
Voor de standaard TCP/IP-poort, zie Pag.37 “De standaard TCP/IP-poort gebruiken”. Zie, voor de LPR poort Pag.39 “De LPR-poort gebruiken”.
26
De verbindingmethode bevestigen
Als een netwerkprinter gebruiken Dit apparaat kan als een Windows-netwerkprinter, NetWare-printserver of de externe Netware-printer worden gebruikt. Windows 2000/XP Windows Server 2003 Windows NT 4.0 Afdrukserver
NetWare Afdrukserver
1
NetWare Bestandsserver
Server 2003 ZZZ036S NL
Opmerking ❒ Netware-servers kunnen niet in een IPv6-omgeving worden gebruikt. Verwijzing Zie de uitleg over de installatie van het printerstuurprogramma voor elk type netwerkprinter.
Raadpleeg Pag.41 “Een Windows-netwerkprinter gebruiken” voor de netwerkprinter van Windows. Raadpleeg Pag.43 “Gebruiken als een NetWare-printserver/ externe printer” voor de NetWare-printserver en externe printer.
27
De machine voorbereiden
Lokale verbinding Lokale verbindingen kunt u maken via de parallelle USB, IEEE 1394 (SCSI-print) en Bluetooth-verbindingen. De versie van het Windows-besturingssysteem bepaalt de beschikbare verbindingsmethoden. • Windows 95: Parallelle verbindingen • Windows 98: Parallelle verbindingen • Windows 98 SE/Me: USB- en parallelle verbindingen • Windows 2000: USB, parallelle, IEEE 1394 (SCSI-print) en Bluetooth-verbindingen • Windows XP: USB, parallelle, IEEE 1394 (SCSI-print) en Bluetooth-verbindingen • Windows Server 2003: USB, parallelle, IEEE 1394 (SCSI-print) en Bluetooth-verbindingen • Windows NT 4.0: Parallelle verbindingen
1
Verwijzing Lees de uitleg over de installatie van het printerstuurprogramma voor elk verbindingstype.
Zie Pag.46 “Het USB-printerstuurprogramma installeren” voor de USB-verbinding. Zie Pag.51 “Afdrukken via een parallelle verbinding” voor de parallelle verbinding. Zie Pag.53 “Het printerstuurprogramma installeren met gebruikmaking van IEEE 1394 (SCSI print)” voor de IEEE 1394 (SCSI-print)-verbinding. Zie Pag.58 “Afdrukken via een Bluetooth-verbinding” voor de Bluetooth-verbinding.
28
Printerstuurprogramma installeren
Printerstuurprogramma installeren In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe het printerstuurprogramma wordt geïnstalleerd. Er zijn twee manieren om het printerstuurprogramma te installeren: met Quick Install (snelle installatie) installeert u het printerstuurprogramma in een keer of het betreffende printerstuurprogramma kan worden geïnstalleerd aan de hand van de poort die u wilt gebruiken.
1
Quick Install (Snelle installatie) Windows 95/98/Me/2000/XP-, Windows Server 2003- en Windows NT 4.0-gebruikers kunnen deze software op een eenvoudige wijze installeren met gebruikmaking van de bijgeleverde CD-ROM. Via Snelinstallatie worden het PCL-printerstuurprogramma en/of het RPCSprinterstuurprogramma, DeskTopBinder Lite en SmartDeviceMonitor for Client geïnstalleerd in de netwerkomgeving, en de TCP/IP-poort wordt geconfigureerd. Belangrijk ❒ Om het printerstuurprogramma in Windows 2000/XP Professional, Windows Server 2003 en Windows NT 4.0 te installeren, moet u een account met een machtiging als printerbeheerder hebben. Meldt u aan als een beheerder.
❒ Maakt u een verbinding via USB, zie Pag.46 “Het USB-printerstuurprogramma installeren” en installeer het printerstuurprogramma.
A Sluit alle toepassingen af die momenteel worden uitgevoerd. B Plaats de cd-rom in het cd-romstation. De installer start. Bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem werkt Auto Run mogelijk niet. Als Auto Run niet start, start u “Setup.exe” in de basisdirectory van de CD-ROM.
C Selecteert een interfacetaal, en klik vervolgens op [OK]. De standaardinterfacetaal is Engels.
D Klik op [Snelinstallatie]. De softwarelicentie-overeenkomst verschijnt in het dialoogvenster [Gebruiksrechtovereenkomst].
E Nadat u de overeenkomst heeft gelezen, klikt u op [Ik accepteer de overeenkomst.] en vervolgens op [Volgende >].
29
De machine voorbereiden
F Selecteer in het dialoogvenster [Selecteer printer] het apparaatmodel dat u
wilt gebruiken. Voor netwerkverbindingen via TCP/IP, selecteert u het apparaat waarvan het IP-adres wordt weergegeven in [Verbinden met]. Selecteer voor een parallelle aansluiting het apparaat waarvan de printerpoort wordt weergegeven in [Verbinden met].
1
G Klik op [Installeren]. De installatie van het printerstuurprogramma start.
H Klik op [Voltooien]. Er wordt een bericht weergegeven waarin u wordt gevraagd de computer opnieuw te starten. Start de computer opnieuw om de installatie te voltooien.
I Klik in het eerste dialoogvenster van de installer op [Afsluiten] en neem de CD-ROM uit de lade.
Opmerking ❒ Om de installatie van de geselecteerde software te stoppen, klikt u op [Annuleren] voordat de installatie is voltooid. ❒ Bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem werkt Auto Run mogelijk niet. Als Auto Run niet start, start u “Setup.exe” in de basisdirectory van de CD-ROM. ❒ Selecteer een apparaat waarvan het IP-adres wordt weergegeven in [Verbinden met] om SmartDeviceMonitor for Client te installeren wanneer u TCP/IP gebruikt. Verwijzing Snelinstallatie is niet beschikbaar tenzij bidirectionele communicatie tussen het apparaat en computer is ingeschakeld via een parallelle verbinding. Zie Pag.64 “Als bidirectionele communicatie is uitgeschakeld” voor meer details over de bidirectionele communicatie tussen apparaat en computer.
Printerstuurprogramma voor de geselecteerde poort installeren De SmartDeviceMonitor for Client-poort gebruiken Belangrijk ❒ Om in Windows 2000/XP Professional, Windows Server 2003 en Windows NT 4.0 SmartDeviceMonitor for Client te installeren, moet u een account met een machtiging als printerbeheerder hebben. Meldt u aan als een beheerder.
❒ Installeer SmartDeviceMonitor for Client voordat u het printerstuurprogramma installeert wanneer u de SmartDeviceMonitor for Client-poort gebruikt.
30
Printerstuurprogramma installeren
SmartDeviceMonitor for Client installeren
A Sluit alle toepassingen af die momenteel worden uitgevoerd. B Plaats de cd-rom in het cd-romstation.
1
De installer start.
C Selecteert een interfacetaal, en klik vervolgens op [OK]. De standaardinterfacetaal is Engels.
D Klik op [DeskTopBinder - SmartDeviceMonitor for Client]. E Selecteert een interfacetaal, en klik vervolgens op [Volgende >]. De standaardinterfacetaal is Engels.
F Er verschijnt een bericht waarin u gevraagd worden alle andere programma’s af te sluiten. Sluit alle programma’s af en klik dan op [Volgende >].
G De
softwarelicentie-overeenkomst verschijnt in het dialoogvenster [Gebruiksrechtovereenkomst]. Lees de inhoud door en klik dan op [Ja].
H Klik op [Volledige installatie] of [Aangepast installeren]. [Volledige installatie] installeert alle benodigde toepassingen: DeskTopBinder Lite en SmartDeviceMonitor for Client. [Aangepast installeren] installeert geselecteerde toepassingen.
I Volg de instructies op het scherm en klik op [Volgende >] om verder te gaan met de volgende stap.
J Selecteer wanneer de installatie is voltooid, een van de opties om de computer gelijk of later opnieuw op te starten en klik op [Voltooien]. Start de computer opnieuw om de installatie te voltooien.
Opmerking ❒ Om de installatie van de geselecteerde software te stoppen, klikt u op [Annuleren] voordat de installatie is voltooid. ❒ Bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem werkt Auto Run mogelijk niet. Als Auto Run niet start, start u “Setup.exe” in de basisdirectory van de CD-ROM.
De poortinstellingen wijzigen voor SmartDeviceMonitor for Client Volg de onderstaande procedure om de SmartDeviceMonitor for Client-instellingen te wijzigen zoals TCP/IP time-out, herstel/parallel afdrukken en printergroepen.
31
De machine voorbereiden
Windows 95/98:
A Open het venster [Printers] vanuit het [Start] menu. B In het venster [Printers] klikt u op het pictogram van de printer die u wilt
1
gebruiken. In het menu [Bestand] klikt u op [Eigenschappen.].
C Klik op het tabblad [Details] en klik op [Poort instellingen]. Het dialoogvenster [Poortinstellingen] verschijnt.
Windows 2000 / Windows NT 4.0:
A Open het venster [Printers] via het menu [Start]. B In het venster [Printers] klikt u op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken. In het menu [Bestand] klikt u op [Eigenschappen.].
C Op het tabblad [Poorten] klikt u op [Poort configureren] Het dialoogvenster [Configuratie] wordt weergegeven.
Windows XP, Windows Server 2003:
A Open het venster [Printers en faxapparaten] vanuit het menu [Start]. Het venster [Printers en faxapparaten] verschijnt.
B Klik op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken. In het menu [Bestand] klikt u op [Eigenschappen.]. Het dialoogvenster Printereigenschappen wordt weergegeven.
C Klik op het tabblad [Poorten] en klik op [Poort configureren]. Het dialoogvenster [Poort configureren] verschijnt. Opmerking ❒ Voor TCP/IP kunt u time-outinstellingen configureren. ❒ Voor IPP kunnen gebruikers- en time-outinstellingen worden geconfigureerd. ❒ Als geen instellingen op het tabblad [Herstel/Parallell afdrukken] beschikbaar zijn, volgt u de onderstaande procedure. A Klik op [Annuleren] om het dialoogvenster [Poortconfiguratie:] te sluiten. B Start SmartDeviceMonitor for Client en klik met de rechtermuisknop op het pictogram SmartDeviceMonitor for Client op de taakbalk. C Plaats de cursor op [Eigenschappen] en klik vervolgens op [Instellingen van uitgebreide functies].
32
Printerstuurprogramma installeren D E
Selecteer het selectievakje [Herstelafdrukken/parallel afdrukken instellen voor elke poort]. Klik op [OK] om het dialoogvenster [Instellingen van uitgebreide functies] te sluiten.
1
Verwijzing Voor informatie over de instellingen, zie “SmartDeviceMonitor for Client gebruiken”, de Netwerkhandleiding of SmartDeviceMonitor for Client Help.
Het PCL- of RPCS-printerstuurprogramma (TCP/IP) installeren Belangrijk ❒ Om het printerstuurprogramma in Windows 2000/XP Professional, Windows Server 2003 en Windows NT 4.0 te installeren, moet u een account met een machtiging als printerbeheerder hebben. Meldt u aan als lid van de beheerders- of hoofdgebruikersgroep.
A Sluit alle toepassingen af die momenteel worden uitgevoerd. B Plaats de cd-rom in het cd-romstation. De installer start.
C Selecteert een interfacetaal, en klik vervolgens op [OK]. De standaardinterfacetaal is Engels.
D Klik op [PCL/RPCS-printerstuurprogramma's]. E De softwarelicentie-overeenkomst verschijnt
in het dialoogvenster [Gebruiksrechtovereenkomst]. Nadat u de overeenkomst heeft gelezen, klikt u op [Ik accepteer de overeenkomst.] en vervolgens op [Volgende >].
F Selecteer in het dialoogvenster [Selecteer het programma] het printerstuurprogramma dat u wilt gebruiken. U kunt verschillende printerstuurprogramma’s selecteren.
G Klik op [Volgende >]. H Selecteer het apparaatmodel dat u wilt gebruiken. De printernaam kan worden gewijzigd in het venster [Wijzig instellingen voor ’Printernaam’].
I Dubbelklik op de printernaam om de printerinstellingen weer te geven. De details die worden weergegeven in [Opmerking:], [Stuurprogramma:], en [Poort:] zijn afhankelijk van het besturingssysteem, printermodel en de poort.
J Klik op [Poort:], en klik dan op [Toevoegen]. K Klik op [SmartDeviceMonitor] en vervolgens op [OK]. 33
De machine voorbereiden
L Klik op [TCP/IP], en klik dan op [Zoeken]. Een lijst met printers, die via TCP/IP communiceren, verschijnt.
M Selecteer de printer die u wilt gebruikt en klik op [OK].
1
Alleen printers die antwoorden op een broadcast van de computer worden weergegeven. Om een apparaat te gebruiken dat hier niet worden weergegeven, klik u op [Adres specificeren], en voert u vervolgens het IP-adres of de hostnaam van het apparaat in.
N Controleer of de poort van de geselecteerde printer wordt weergegeven in [Poort:].
O Stel een gebruikerscode in, indien nodig. U kunt maximaal 8 numerieke tekens invoeren. Het is niet mogelijke letteren symbooltekens in te voeren.
P Schakel het selectievakje [Standaardprinter] in om de printer als standaardprinter te configureren.
Q Klik op [Doorgaan]. De installatie begint.
R Selecteer wanneer de installatie is voltooid, een van de opties om de computer gelijk of later opnieuw op te starten en klik dan op [Voltooien]. Start de computer opnieuw om de installatie te voltooien.
Opmerking ❒ Door een gebruikerscode in te stellen, kan een SmartDeviceMonitor for Admin-gebruiker het aantal vellen papier dat een gebruiker afdrukt, weergeven en controleren. Zie SmartDeviceMonitor for Admin Help voor meer informatie. ❒ Bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem werkt Auto Run mogelijk niet. Als Auto Run niet start, start u “Setup.exe” in de basisdirectory van de CD-ROM. ❒ In Windows 95/98/Me kunt u geen IP-adres invoeren dat voor een deel overeenstemt met een IP-adres dat al in gebruik is. Bijvoorbeeld, als “192.168.0.2” in gebruik is, kunt u “192.168.0.2xx” niet gebruiken. Op dezelfde wijze, als “192.168.0.20” al is toegekend, kunt u “192.168.0.2” niet gebruiken. Verwijzing Als al een nieuwere versie van het printerstuurprogramma is geïnstalleerd, wordt een bericht weergegeven. Is dit het geval, dan kunt u het printerstuurprogramma niet met gebruikmaking van Auto Run installeren. Als u het printerstuurprogramma desondanks wilt installeren, installeert u met gebruikmaking van [Wizard Printer toevoegen]. Raadpleeg Problemen oplossen.
34
Printerstuurprogramma installeren
Het PCL- of RPCS-printerstuurprogramma (IPP) installeren Belangrijk ❒ Om het printerstuurprogramma in Windows 2000/XP Professional, Windows Server 2003 en Windows NT 4.0 te installeren, moet u een account met een machtiging als printerbeheerder hebben. Meldt u aan als lid van de beheerders- of hoofdgebruikersgroep.
1
A Sluit alle toepassingen af die momenteel worden uitgevoerd. B Plaats de cd-rom in het cd-romstation. De installer start.
C Selecteert een interfacetaal, en klik vervolgens op [OK]. De standaardinterfacetaal is Engels.
D Klik op [PCL/RPCS-printerstuurprogramma's]. E De softwarelicentie-overeenkomst verschijnt
in het dialoogvenster [Ge-
bruiksrechtovereenkomst]. Nadat u de overeenkomst heeft gelezen, klikt u op [Ik accepteer de overeenkomst.] en vervolgens op [Volgende >].
F Selecteer in het dialoogvenster [Selecteer het programma] het printerstuurprogramma dat u wilt gebruiken. U kunt verschillende printerstuurprogramma’s selecteren.
G Selecteer het apparaatmodel dat u wilt gebruiken. De printernaam kan worden gewijzigd in het venster [Wijzig instellingen voor ’Printernaam’].
H Dubbelklik op de printernaam om de printerinstellingen weer te geven. De details die worden weergegeven in [Opmerking:], [Stuurprogramma:], en [Poort:] zijn afhankelijk van het besturingssysteem, printermodel en de poort.
I Klik op [Poort:], en klik dan op [Toevoegen]. J Klik op [SmartDeviceMonitor] en vervolgens op [OK]. K Klik op [IPP]. L In het vak [Printer-URL] voert u het adres van de
printer als volgt in: “http://printeradres/printer”. Als de serververificatie actief is, moet u “https://printeradres/printer” (Installatie van Internet Explorer 5.01 of hogere versie is vereist) invoeren om SSL (een protocol voor gecodeerde communicatie) in te schakelen. (voorbeeld van een IP-adres: 192.168.15.16) http://192.168.15.16/printer https://192.168.15.16/printer U kunt het printeradres invoeren in de indeling “http://printeradres/ipp”.
35
De machine voorbereiden
M Voer een naam in die de printer identificeert, in [IPP-poortnaam]. Gebruik een unieke naam voor de poort, die afwijkt van alle andere poortnamen. Als hier geen naam is gespecificeerd, wordt het adres dat is ingevoerd in het vak [Printer-URL] de naam van de IPP-poort.
1
N Klik op [Gedetaill. instellingen] om de noodzakelijke instellingen te maken. Voor informatie over de instellingen, zie SmartDeviceMonitor for Client Help.
O Klik op [OK]. P Controleer of de poort van de geselecteerde printer wordt weergegeven in [Poort:].
Q Stel een gebruikerscode in, indien nodig. U kunt maximaal 8 numerieke tekens invoeren. Het is niet mogelijke letteren symbooltekens in te voeren.
R Schakel het selectievakje [Standaardprinter] in om de printer als standaardprinter te configureren.
S Klik op [Doorgaan]. De installatie begint.
T Selecteer wanneer de installatie is voltooid, een van de opties om de computer gelijk of later opnieuw op te starten en klik dan op [Voltooien]. Start de computer opnieuw om de installatie te voltooien.
Opmerking ❒ Om de installatie van de geselecteerde software te stoppen, klikt u op [Annuleren] voordat de installatie is voltooid.
❒ Bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem werkt Auto Run mogelijk niet. Start in dit geval “Setup.exe” dat zich op de CD-ROM in de basisdirectory bevindt. ❒ Door een gebruikerscode in te stellen, kan een SmartDeviceMonitor for Admin-gebruiker het aantal vellen papier dat een gebruiker afdrukt, weergeven en controleren. Zie SmartDeviceMonitor for Admin Help voor meer informatie. Verwijzing Als al een nieuwere versie van het printerstuurprogramma is geïnstalleerd, wordt een bericht weergegeven. Is dit het geval, dan kunt u het printerstuurprogramma niet met gebruikmaking van Auto Run installeren. Als u het printerstuurprogramma desondanks wilt installeren, installeert u met gebruikmaking van [Wizard Printer toevoegen]. Raadpleeg Problemen oplossen.
36
Printerstuurprogramma installeren
De standaard TCP/IP-poort gebruiken Hier wordt beschreven hoe het PCL- of RPCS-printerstuurprogramma wordt geïnstalleerd met de TCP/IP-poort.
1
Belangrijk ❒ Om dit printerstuurprogramma in Windows 2000/XP Professional en Windows Server 2003 te installeren, moet u een account hebben met een machtiging als printerbeheerder. Meldt u aan als lid van de beheerders- of hoofdgebruikersgroep.
❒ In een IPv6-omgeving kunt u de standaard TCP/IP-poort niet gebruiken. Gebruik de SmartDeviceMonitor for Client-poort.
Het PCL- of RPCS-stuurprogramma installeren
A Sluit alle toepassingen af die momenteel worden uitgevoerd. B Plaats de cd-rom in het cd-romstation. De installer start.
C Selecteert een interfacetaal, en klik vervolgens op [OK]. De standaardinterfacetaal is Engels.
D Klik op [PCL/RPCS-printerstuurprogramma's]. E De softwarelicentie-overeenkomst verschijnt
in het dialoogvenster [Ge-
bruiksrechtovereenkomst]. Nadat u de overeenkomst heeft gelezen, klikt u op [Ik accepteer de overeenkomst.] en vervolgens op [Volgende >].
F Selecteer in het dialoogvenster [Selecteer het programma] het printerstuurprogramma dat u wilt gebruiken. U kunt verschillende printerstuurprogramma’s selecteren.
G Klik op [Volgende >]. H Selecteer het apparaatmodel dat u wilt gebruiken. De printernaam kan worden gewijzigd in het venster [Wijzig instellingen voor ’Printernaam’].
I Dubbelklik op de printernaam om de printerinstellingen weer te geven. De details die worden weergegeven in [Opmerking:], [Stuurprogramma:], en [Poort:] zijn afhankelijk van het besturingssysteem, printermodel en de poort.
J Klik op [Poort:], en klik dan op [Toevoegen]. K Klik op [Standaard TCP/IP-poort] en klik vervolgens op [OK]. Configureer de instellingen van de standaard TCP/IP-poort, en raadpleeg de Windows Help als [Standaard-TCP/IP poort] niet wordt weergegeven.
37
De machine voorbereiden
L Klik op [Volgende >] in het dialoogvenster [Wizard Standaard-TCP/IP printerpoort toevoegen].
M Geef de printernaam of het IP-adres op in het vak [Printernaam of IP-adres].
1
In het tekstvak [Poortnaam] wordt automatisch een poortnaam geplaatst. Wijzig, indien nodig, deze naam. Als de apparaatselectie opent, selecteert u “RICOH NetworkPrinter Driver C Model”.
N Klik op [Volgende >]. O Klik op [Voltooien] in het dialoogvenster [Wizard Standaard-TCP/IP printerpoort toevoegen]. Het eerste installatiescherm wordt opnieuw weergegeven.
P Controleer of de poort van de geselecteerde printer wordt weergegeven in [Poort:].
Q Configureer, indien nodig, de standaardprinter. R Klik op [Doorgaan]. De installatie van het printerstuurprogramma start.
S Selecteer wanneer de installatie is voltooid, een van de opties om de computer gelijk of later opnieuw op te starten en klik dan op [Voltooien]. Start de computer opnieuw om de installatie te voltooien.
Opmerking ❒ Om de installatie van de geselecteerde software te stoppen, klikt u op [Annuleren] voordat de installatie is voltooid.
❒ Bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem werkt Auto Run mogelijk niet. Start in dit geval “Setup.exe” dat zich op de CD-ROM in de basisdirectory bevindt. Verwijzing Als al een nieuwere versie van het printerstuurprogramma is geïnstalleerd, wordt een bericht weergegeven. Is dit het geval, dan kunt u het printerstuurprogramma niet met gebruikmaking van Auto Run installeren. Als u het printerstuurprogramma desondanks wilt installeren, installeert u met gebruikmaking van [Wizard Printer toevoegen]. Raadpleeg Problemen oplossen.
38
Printerstuurprogramma installeren
De LPR-poort gebruiken Hier wordt beschreven hoe het PCL- of RPCS-printerstuurprogramma wordt geïnstalleerd met de LPR-poort.
1
Belangrijk ❒ Om het printerstuurprogramma in Windows 2000/XP Professional, Windows Server 2003 en Windows NT 4.0 te installeren, moet u een account met een machtiging als printerbeheerder hebben. Meldt u aan als lid van de beheerders- of hoofdgebruikersgroep.
Het PCL- of RPCS-stuurprogramma installeren
A Sluit alle toepassingen af die momenteel worden uitgevoerd. B Plaats de cd-rom in het cd-romstation. De installer start.
C Selecteert een interfacetaal, en klik vervolgens op [OK]. De standaardinterfacetaal is Engels.
D Klik op [PCL/RPCS-printerstuurprogramma's]. E De softwarelicentie-overeenkomst verschijnt
in het dialoogvenster [Ge-
bruiksrechtovereenkomst]. Nadat u de overeenkomst heeft gelezen, klikt u op [Ik accepteer de overeenkomst.] en vervolgens op [Volgende >].
F Selecteer in het dialoogvenster [Selecteer het programma] het printerstuurprogramma dat u wilt gebruiken. U kunt verschillende printerstuurprogramma’s selecteren.
G Selecteer het apparaatmodel dat u wilt gebruiken. De printernaam kan worden gewijzigd in het venster [Wijzig instellingen voor ’Printernaam’].
H Klik op [Volgende >]. I Dubbelklik op de printernaam om de printerinstellingen weer te geven. De details die worden weergegeven in [Opmerking:], [Stuurprogramma:], en [Poort:] zijn afhankelijk van het besturingssysteem, printermodel en de poort.
J Klik op [Poort:], en klik dan op [Toevoegen]. K Klik op [LPR-poort] en klik vervolgens op [OK]. Als de [LPR-poort] niet verschijnt, raadpleegt u de Windows Help en installeert het.
39
De machine voorbereiden
L Typ het IP-adres van de printer in het vak [Naam of adres van de server die lpd biedt].
M Geef “lp” op in het vak [Naam van printer of afdrukwachtrij op die server], en klik
1
vervolgens op [OK]. De poort is toegevoegd.
N Controleer of de poort van de geselecteerde printer wordt weergegeven in [Poort:].
O Configureer, indien nodig, de standaardprinter. P Klik op [Doorgaan]. De installatie van het printerstuurprogramma start.
Q Selecteer wanneer de installatie is voltooid, een van de opties om de computer gelijk of later opnieuw op te starten en klik dan op [Voltooien]. Start de computer opnieuw om de installatie te voltooien.
Opmerking ❒ Om de installatie van de geselecteerde software te stoppen, klikt u op [Annuleren] voordat de installatie is voltooid. ❒ Bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem werkt Auto Run mogelijk niet. Start in dit geval “Setup.exe” dat zich op de CD-ROM in de basisdirectory bevindt. Verwijzing Als al een nieuwere versie van het printerstuurprogramma is geïnstalleerd, wordt een bericht weergegeven. Is dit het geval, dan kunt u het printerstuurprogramma niet met gebruikmaking van Auto Run installeren. Als u het printerstuurprogramma desondanks wilt installeren, installeert u met gebruikmaking van [Wizard Printer toevoegen]. Raadpleeg Problemen oplossen.
40
Een Windows-netwerkprinter gebruiken
Een Windows-netwerkprinter gebruiken Hier wordt beschreven hoe het PCL- of RPCS-printerstuurprogramma met de printer als een Windows-netwerkprinter moet worden geïnstalleerd. Om de printserver te gebruiken, installeert u het printerstuurprogramma door “Netwerk-printerserver” te selecteren, en door vervolgens de gedeelde printer van Windows 2000/XP, Windows Server 2003 of Windows NT 4.0 te selecteren. In deze paragraaf wordt ervan uit gegaan dat de client reeds is geconfigureerd voor de communicatie met een printserver van Windows 2000/XP, Windows Server 2003 of Windows NT 4.0. Start de volgende procedure niet, voordat de client is geïnstalleerd en correct geconfigureerd. ❒
❒ ❒ ❒
1
Belangrijk Om het printerstuurprogramma in Windows 2000/XP Professional, Windows Server 2003 en Windows NT 4.0 te installeren, moet u een account met een machtiging als printerbeheerder hebben. Meldt u aan als lid van de beheerders- of hoofdgebruikersgroep. Als u afdrukt met een printserver die is verbonden met de printer die gebruik maakt van de SmartDeviceMonitor-poort, kan Herstel Afdrukken en Parallel afdrukken niet worden gebruikt vanaf de client. Als u afdrukt met een printserver van Windows XP- of Windows Server 2003, zijn de berichtgevingsfuncties van SmartDeviceMonitor mogelijk niet in gebruik bij de client. Als u afdrukt met een Windows NT 4.0-printserver, installeert u het printerstuurprogramma voordat u de printserver aansluit op de printer.
Het PCL- of RPCS-stuurprogramma installeren
A Sluit alle toepassingen af die momenteel worden uitgevoerd. B Plaats de cd-rom in het cd-romstation. De installer start.
C Selecteert een interfacetaal, en klik vervolgens op [OK]. De standaardinterfacetaal is Engels.
D Klik op [PCL/RPCS-printerstuurprogramma's]. E De softwarelicentie-overeenkomst verschijnt
in het dialoogvenster [Gebruiksrechtovereenkomst]. Nadat u de overeenkomst heeft gelezen, klikt u op [Ik accepteer de overeenkomst.] en vervolgens op [Volgende >].
F Selecteer in het dialoogvenster [Selecteer het programma] het printerstuurprogramma dat u wilt gebruiken. U kunt verschillende printerstuurprogramma’s selecteren.
41
De machine voorbereiden
G Klik op [Volgende >]. H Schakel het selectievakje [Printernaam] in om de printermodellen te selecte-
ren die u wilt gebruiken. De printernaam kan worden gewijzigd in het venster [Wijzig instellingen voor ’Printernaam’].
1
I Dubbelklik op de printernaam om de printerinstellingen weer te geven. De details die worden weergegeven in [Opmerking:], [Stuurprogramma:], en [Poort:] zijn afhankelijk van het besturingssysteem, printermodel en de poort.
J Klik op [Poort:], en klik dan op [Toevoegen]. K Klik op [Netwerkprinter], en klik vervolgens op [OK]. L Dubbelklik in het venster [Printer selecteren] op de naam van de computer die u als printserver wilt gebruiken.
M Selecteer de printer die u wilt gebruikt en klik op [OK]. N Controleer of de poort van de geselecteerde printer wordt weergegeven in [Poort:].
O Stel, indien nodig, de gebruikerscode in. Voor een RPCS-printerstuurprogramma kunt u een gebruikerscode instellen na installatie van het printerstuurprogramma. Voor meer informatie over de gebruikerscode, zie de Help van het printerstuurprogramma.
P Schakel het selectievakje [Standaardprinter] in om de printer als standaardprinter te configureren.
Q Klik op [Doorgaan]. De installatie van het printerstuurprogramma start.
R Selecteer wanneer de installatie is voltooid, een van de opties om de computer gelijk of later opnieuw op te starten en klik dan op [Voltooien]. Start de computer opnieuw om de installatie te voltooien.
Opmerking ❒ Om de installatie van de geselecteerde software te stoppen, klikt u op [Annuleren] voordat de installatie is voltooid. ❒ Bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem werkt Auto Run mogelijk niet. Start in dit geval “Setup.exe” dat zich op de CD-ROM in de basisdirectory bevindt. Verwijzing Als al een nieuwere versie van het printerstuurprogramma is geïnstalleerd, wordt een bericht weergegeven. Is dit het geval, dan kunt u het printerstuurprogramma niet met gebruikmaking van Auto Run installeren. Als u het printerstuurprogramma desondanks wilt installeren, installeert u met gebruikmaking van [Wizard Printer toevoegen]. Raadpleeg Problemen oplossen.
42
Gebruiken als een NetWare-printserver/ externe printer
Gebruiken als een NetWare-printserver/ externe printer 1
Hier wordt beschreven hoe een Windows-computer als NetWare-client wordt geïnstalleerd. Belangrijk ❒ Om het printerstuurprogramma in Windows 2000/XP Professional, Windows Server 2003 en Windows NT 4.0 te installeren, moet u een account met een machtiging als printerbeheerder hebben. Meldt u aan als lid van de beheerders- of hoofdgebruikersgroep. ❒ Netware-servers kunnen niet in een IPv6-omgeving worden gebruikt. In de volgende uiteenzetting wordt ervan uit gegaan dat NetWare Client is geïnstalleerd op de clientcomputer en dat de NetWare-serveromgeving correct is geconfigureerd. Installeer alle noodzakelijke clienttoepassingen, voordat u deze procedure uitvoert. Meldt u aan bij de NetWare-bestandsserver en configureer het printerstuurprogramma.
De volgende waarden worden in het voorbeeld gebruikt: • Besturingssysteem: Windows 98 • NetWare version: 4.1 • Naam bestandsserver: CAREE • Naam wachtrij: R-QUEUE
A Plaats de cd-rom in het cd-romstation. De installer start. Bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem werkt Auto Run mogelijk niet. Start in dit geval “Setup.exe” dat zich op de CD-ROM in de basisdirectory bevindt.
B Selecteert een interfacetaal, en klik vervolgens op [OK]. De standaardinterfacetaal is Engels.
C Klik op [PCL/RPCS-printerstuurprogramma's]. D De softwarelicentie-overeenkomst verschijnt
in het dialoogvenster [Ge-
bruiksrechtovereenkomst]. Nadat u de overeenkomst heeft gelezen, klikt u op [Ik accepteer de overeenkomst.] en vervolgens op [Volgende >].
E Selecteer in het dialoogvenster [Selecteer het programma] het printerstuurprogramma dat u wilt gebruiken. U kunt verschillende printerstuurprogramma’s selecteren.
F Klik op [Volgende >]. 43
De machine voorbereiden
G Schakel het selectievakje [Printernaam] in om het printermodel te selecteren
dat u wilt gebruiken. De printernaam kan worden gewijzigd in het venster [Wijzig instellingen voor ’Printernaam’].
1
H Dubbelklik op de printernaam om de printerinstellingen weer te geven. De details die worden weergegeven in [Opmerking:], [Stuurprogramma:], en [Poort:] zijn afhankelijk van het besturingssysteem, printermodel en de poort.
I Klik op [Poort:], en klik dan op [Toevoegen]. J Klik op [Netwerkprinter], en klik vervolgens op [OK]. K Dubbelklik in de netwerkboom op de naam van de NetWare-bestandsserver. De gemaakte wachtrij wordt weergegeven.
L Selecteert de printerwachtrij en klik op [OK]. M Controleer of de poort van de geselecteerde printer wordt weergegeven in [Poort:].
N Klik op [Doorgaan]. De installatie van het printerstuurprogramma start.
O Klik op [Voltooien] in het dialoogvenster [Selecteer het programma]. P Selecteer wanneer de installatie is voltooid, een van de opties om de computer gelijk of later opnieuw op te starten en klik dan op [Voltooien]. Start de computer opnieuw om de installatie te voltooien.
Q Start de computer opnieuw op en open dan het venster [Printers] en dan de printereigenschappen. In Windows XP of Windows Server 2003 opent u de printereigenschappen vanuit het venster [Printers en faxapparaten].
R Op het tabblad [Printerinstellingen] schakelt u de volgende selectievakjes uit:
[Form Feed] en [Banner inschakelen]. Klik in Windows 2000/XP, Windows Server 2003 of Windows NT 4.0 op het tabblad [NetWare-instellingen]. Schakel deze selectievakjes niet in, aangezien ze automatisch door het printersturprogramma worden gemarkeerd. Als u deze selectievakjes zelf inschakelt, werkt de printer mogelijk niet correct.
S Klik op [OK] om het eigenschappendialoogvenster van de printer te sluiten. Opmerking ❒ Om de installatie van de geselecteerde software te stoppen, klikt u op [Annuleren] voordat de installatie is voltooid. ❒ De standaardinstelling voor het protocol is inactief. Schakel het in via Web Image Monitor of Telnet
44
Gebruiken als een NetWare-printserver/ externe printer
Form Feed U kunt form feed niet met NetWare configureren. Form feed wordt aangestuurd door het printerstuurprogramma dat in Windows is geïnstalleerd. Als de form feed in NetWare is geconfigureerd, werkt de printer mogelijk niet correct. Volg de onderstaande procedure om form feed uit te schakelen via het besturingssysteem dat wordt gebruikt: • In Windows 95/98/Me schakelt u het selectievakje [Form feed] op het tabblad [Printerinstellingen] van het eigenschappenvenster van de printer uit. • In Windows 2000/XP, Windows Server 2003 of Windows NT 4.0, schakelt u het selectievakje [Form feed] uit op het tabblad [NetWare-instellingen] van het eigenschappenvenster van de printer.
1
Bannerpagina U kunt met NetWare geen bannerpagina configureren. Volg de onderstaande procedure om bannerpagina’s uit te schakelen via het besturingssysteem dat wordt gebruikt: • In Windows 95/98/Me schakelt u het selectievakje [Banner inschakelen] op het tabblad [Printerinstellingen] van het eigenschappenvenster van de printer uit. • In Windows 2000/XP, Windows Server 2003 of Windows NT 4.0 schakelt u het selectievakje [Banner inschakelen] uit op het tabblad [NetWare-instellingen] van het eigenschappenvenster van de printer.
Afdrukken na resetten van de printer De verbinding tussen de printer en printserver heeft 30 - 40 seconden nodig om te herstellen na het resetten van de printer. In deze periode worden taken mogelijk wel geaccepteerd (afhankelijk van de NetWare-specificaties), maar niet afgedrukt. Om af te drukken, na resetten van de printer als externe printer, dient u op de printserver te controleren of de verbinding met de externe printer is verbroken, of wacht twee minuten voordat u afdrukt.
45
De machine voorbereiden
Het USB-printerstuurprogramma installeren 1
In deze paragraaf leert u printerstuurprogramma’s via USB installeren. Verzeker u ervan, voordat u installeert, dat de computer alleen het besturingssysteem uitvoert en dat geen afdruktaken worden uitgevoerd. U kunt de printerstuurprogramma’s installeren vanaf de cd-rom die bij dit apparaat wordt geleverd.
Windows Me - USB Belangrijk ❒ In Windows 95/98 is installatie via USB niet mogelijk. Upgraden naar Windows Me of recentere versie.
❒ Download USB Printing Support voor Windows Me van de website van de leverancier. Wanneer u USB de eerste keer gebruikt, start de functie ’plug and play’ en opent het dialoogvenster [Nieuwe hardware gevonden], [Wizard Apparaatstuurprogramma] of [Wizard Nieuwe hardware toevoegen], afhankelijk van het besturingssysteem. Als het printerstuurprogramma al is geïnstalleerd, is plug and play ingeschakeld en wordt het pictogram van de printer die is aangesloten op de “USB”poort toegevoegd aan het venster [Printers].
A Download USB Printing Support van de website van de leverancier. Gebruik de zoekfunctie om de modelnaam te selecteren, en download dan USB Printing Support van de website van de leverancier. Sla het bestand op een eenvoudig te vinden locatie op.
B Sluit het apparaat op de computer aan met behulp van de USB-kabel Maak de USB-kabel goed vast.
C Klik in het venster Wizard Nieuwe hardware gevonden op [Zoeken naar een geschikt stuurprogramma voor dit apparaat [aanbevolen]] en klik dan op [Volgende >].
D Schakel het selectievakje [Geef een locatie op:], en klik vervolgens op [Bladeren...]. Het dialoogvenster [Map selecteren] wordt weergegeven.
E Specificeer de locatie van van USB Printing Support en klik op [Volgende>]. F Controleer de locatie en klik op [Volgende >]. USB Printing Support is geïnstalleerd.
46
Het USB-printerstuurprogramma installeren
G Klik op [Voltooien]. Als het printerstuurprogramma al is geïnstalleerd, is plug and play ingeschakeld en wordt het pictogram van de printer die is aangesloten op de “USB001”-poort toegevoegd aan het venster [Printers].
1
H Voeg het printerstuurprogramma toe. Klik op [Zoek het beste stuurprogramma voor uw apparaat. [aanbevolen]], en klik op [Volgende>].
I Schakel het selectievakje [Geef een locatie op:], en klik vervolgens op [Bladeren...]. Het dialoogvenster [Map selecteren] wordt weergegeven.
J Plaats de cd-rom in het cd-romstation. Opmerking ❒ Wanneer Auto Run start, klikt u op [Afsluiten].
❒ Om Auto Run uit te schakelen, drukt u op de {Shift}-toets wanneer u de CD-ROM in het station plaatst. U houdt de shift-toets ingedrukt totdat de computer de leesbewerking vanaf de CD-ROM heeft voltooid.
K Specificeer de locatie van de bronbestanden voor het printerstuurprogramma, en klik op [Volgende >]. Als aan het CD-ROM station de letter D is toegekend, zijn de bronbestanden opgeslagen in de volgende locatie: • RPCS D:\DRIVERS\RPCS\WIN9X_ME\(Taal)\DISK1 • PCL 5c (voor afdrukken in kleur) D:\DRIVERS\PCL5C\WIN9X_ME\(Taal)\DISK1 • PCL 5e (voor afdrukken in zwart-wit) D:\DRIVERS\PCL5E\WIN9X_ME\(Taal)\DISK1 • PCL 6 D:\DRIVERS\PCL6\WIN9X_ME\(Taal)\DISK1 • PostScript 3 (“Scanner Driver and Utilities”-cd-rom) D:\DRIVERS\PS\WIN9X_ME\(Taal)\DISK1
L Controleer de locatie en klik op [Volgende >]. De Wizard Printer toevoegen verschijnt.
M Klik op [Voltooien]. De installatie is voltooid. Als de installatie is gelukt, wordt het pictogram van de printer die is aangesloten op de “USB001”-poort toegevoegd aan het venster [Printers].
47
De machine voorbereiden
Opmerking ❒ Het getal dat achter “USB” wordt vermeld, is afhankelijk van het aantal aangesloten printers.
❒ Het is niet nodig om USB Printing Support opnieuw te installeren, wanneer u een ander apparaat aansluit via de USB-interface indien USB Printing Support is geïnstalleerd. ❒ Na installatie van USB Printing Support in geval het printerstuurprogramma niet is geïnstalleerd, volgt u de plug and play-instructies van de printer.
1
Windows 2000 - USB Belangrijk ❒ Om een printerstuurprogramma te installeren, is een beheerdersmachtiging vereist. Meldt u daarom aan met een beheerdersaccount.
Wanneer u USB de eerste keer gebruikt, start de Wizard Nieuwe hardware gevonden, en wordt USB Printing Support automatisch geïnstalleerd. Als het printerstuurprogramma al is geïnstalleerd, is plug and play ingeschakeld en wordt het pictogram van de printer die is aangesloten op de “USB”poort toegevoegd aan het venster [Printers]. Als het printerstuurprogramma nog niet is geïnstalleerd, volgt u de plug and play-instructies van de printer om het stuurprogramma vanaf de bijgeleverd CD-ROM te installeren.
A Sluit het apparaat op de computer aan met behulp van de USB-kabel Maak de USB-kabel goed vast.
B Klik in het venster Wizard Nieuwe hardware gevonden op [Zoeken naar een
geschikt stuurprogramma voor dit apparaat [aanbevolen]] en klik dan op [Volgende >].
C Schakel het selectievakje [Geef een locatie op] en klik vervolgens op [Volgende >]. D Plaats de cd-rom in het cd-romstation. Wanneer Auto Run start, klikt u op [Afsluiten]. Om Auto Run uit te schakelen, drukt u op de linker {Shift}-toets wanneer u de CD-ROM in het station plaatst. U houdt de shift-toets ingedrukt totdat de computer de leesbewerking vanaf de CD-ROM heeft voltooid.
48
Het USB-printerstuurprogramma installeren
E Specificeer de locatie van de bronbestanden voor het printerstuurprogramma. Als aan het CD-ROM station de letter D is toegekend, zijn de bronbestanden opgeslagen in de volgende locatie: • RPCS D:\DRIVERS\RPCS\WIN2K_XP\(Taal)\DISK1 • PCL 5c (voor afdrukken in kleur) D:\DRIVERS\PCL5C\WIN2K_XP\(Taal)\DISK1 • PCL 5e (voor afdrukken in zwart-wit) D:\DRIVERS\PCL5E\WIN2K_XP\(Taal)\DISK1 • PCL 6 D:\DRIVERS\PCL6\WIN2K_XP\(Taal)\DISK1 • PostScript 3 (“Scanner Driver and Utilities”-cd-rom) D:\DRIVERS\PS\WIN2K_XP\(Taal)\DISK1
1
F Selecteer de locatie van het printerstuurprogramma en klik op [OK]. G Klik op [Volgende>]. H Klik op [Voltooien]. Als het printerstuurprogramma al is geïnstalleerd, is plug and play ingeschakeld en wordt het pictogram van de printer die is aangesloten op de “USB001”-poort toegevoegd aan het venster [Printers]. Opmerking ❒ Het getal dat achter “USB” wordt vermeld, is afhankelijk van het aantal aangesloten printers.
Windows XP, Windows Server 2003 - USB Belangrijk ❒ Om een printerstuurprogramma te installeren, is een beheerdersmachtiging vereist. Meldt u daarom aan met een beheerdersaccount. Wanneer u USB de eerste keer gebruikt, start de Wizard Nieuwe hardware gevonden, en wordt USB Printing Support automatisch geïnstalleerd. Als het printerstuurprogramma al is geïnstalleerd, is plug and play ingeschakeld en wordt het pictogram van de printer die is aangesloten op de “USB”poort toegevoegd aan het venster [Printers]. U kunt de printerstuurprogramma’s installeren vanaf de cd-rom die bij dit apparaat wordt geleverd. Als het printerstuurprogramma nog niet is geïnstalleerd, volgt u de plug and play-instructies van de printer om het stuurprogramma vanaf de bijgeleverd CD-ROM te installeren.
49
De machine voorbereiden
A Sluit het apparaat op de computer aan met behulp van de USB-kabel Maak de USB-kabel goed vast.
B Klik in het venster Wizard Nieuwe hardware gevonden op [Zoeken naar een
1
geschikt stuurprogramma voor dit apparaat [aanbevolen]] en klik dan op [Volgende >].
C Plaats de cd-rom in het cd-romstation. Als Auto Run start, klikt u op [Annuleren], en vervolgens op [Afsluiten]. Om Auto Run uit te schakelen, drukt u op de linker {Shift}-toets wanneer u de CD-ROM in het station plaatst. U houdt de shift-toets ingedrukt totdat de computer de leesbewerking vanaf de CD-ROM heeft voltooid.
D Schakel het selectievakje [Ook op deze locatie zoeken] in onder [Op de onderstaande locaties naar het beste stuurprogramma zoeken], en klik vervolgens op [Bladeren] om de locatie van het printerstuurprogramma te selecteren. Als aan het CD-ROM station de letter D is toegekend, zijn de bronbestanden opgeslagen in de volgende locatie: • RPCS D:\DRIVERS\RPCS\WIN2K_XP\(Taal)\DISK1 • PCL 5c (voor afdrukken in kleur) D:\DRIVERS\PCL5C\WIN2K_XP\(Taal)\DISK1 • PCL 5e (voor afdrukken in zwart-wit) D:\DRIVERS\PCL5E\WIN2K_XP\(Taal)\DISK1 • PCL 6 D:\DRIVERS\PCL6\WIN2K_XP\(Taal)\DISK1 • PostScript 3 (“Scanner Driver and Utilities”-cd-rom) D:\DRIVERS\PS\WIN2K_XP\(Taal)\DISK1
E Controleer de locatie van het printerstuurprogramma en klik op [Volgende >]. F Klik op [Doorgaan]. G Klik op [Voltooien]. Als de installatie is gelukt, wordt het pictogram van de printer die is aangesloten op de “USB001”-poort toegevoegd aan het venster [Printers en Faxapparaten]. Opmerking ❒ Het getal dat achter “USB” wordt vermeld, is afhankelijk van het aantal aangesloten printers.
50
Afdrukken via een parallelle verbinding
Afdrukken via een parallelle verbinding Hier wordt beschreven hoe het PCL- of RPCS-printerstuurprogramma wordt geïnstalleerd met de parallelle poort. Om een apparaat te gebruiken dat via een parallelle interface is aangesloten, klikt u op [LPT1] wanneer u het printerstuurprogramma installeert.
1
Belangrijk ❒ Om het printerstuurprogramma in Windows 2000/XP Professional, Windows Server 2003 en Windows NT 4.0 te installeren, moet u een account met een machtiging als printerbeheerder hebben. Meldt u aan als lid van de beheerders- of hoofdgebruikersgroep.
Het PCL- of RPCS-stuurprogramma installeren
A Sluit alle toepassingen af die momenteel worden uitgevoerd. B Plaats de cd-rom in het cd-romstation. De installer start.
C Selecteert een interfacetaal, en klik vervolgens op [OK]. De standaardinterfacetaal is Engels.
D Klik op [PCL/RPCS-printerstuurprogramma's]. E De softwarelicentie-overeenkomst verschijnt
in het dialoogvenster [Gebruiksrechtovereenkomst]. Nadat u de overeenkomst heeft gelezen, klikt u op [Ik accepteer de overeenkomst.] en vervolgens op [Volgende >].
F Selecteer in het dialoogvenster [Selecteer het programma] het printerstuurprogramma dat u wilt gebruiken. U kunt verschillende printerstuurprogramma’s selecteren.
G Klik op [Volgende >]. H Schakel het selectievakje [Printernaam] in om het printermodel te selecteren
dat u wilt gebruiken. De printernaam kan worden gewijzigd in het venster [Wijzig instellingen voor ’Printernaam’].
I Dubbelklik op de printernaam om de printerinstellingen weer te geven. De details die worden weergegeven in [Opmerking:], [Stuurprogramma:], en [Poort:] zijn afhankelijk van het besturingssysteem, printermodel en de poort.
J Controleer of [LPT1:] wordt weergegeven in [Poort:]. 51
De machine voorbereiden
K Schakel het selectievakje [Standaardprinter] in om de printer als standaardprinter te configureren.
L Klik op [Voltooien].
1
De installatie van het printerstuurprogramma start.
M Selecteer wanneer de installatie is voltooid, een van de opties om de computer gelijk of later opnieuw op te starten en klik dan op [Voltooien]. Start de computer opnieuw om de installatie te voltooien.
Opmerking ❒ Om de installatie van de geselecteerde software te stoppen, klikt u op [Annuleren] voordat de installatie is voltooid. ❒ Bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem werkt Auto Run mogelijk niet. Start in dit geval “Setup.exe” dat zich op de CD-ROM in de basisdirectory bevindt. Verwijzing Als al een nieuwere versie van het printerstuurprogramma is geïnstalleerd, wordt een bericht weergegeven. Is dit het geval, dan kunt u het printerstuurprogramma niet met gebruikmaking van Auto Run installeren. Als u het printerstuurprogramma desondanks wilt installeren, installeert u met gebruikmaking van [Wizard Printer toevoegen]. Raadpleeg Problemen oplossen.
52
Het printerstuurprogramma installeren met gebruikmaking van IEEE 1394 (SCSI print)
Het printerstuurprogramma installeren met gebruikmaking van IEEE 1394 (SCSI print)
1
U kunt de printerstuurprogramma’s installeren vanaf de cd-rom die bij dit apparaat wordt geleverd. Belangrijk ❒ Sluit alle toepassingen af die momenteel worden uitgevoerd en voer tijdens de installatie geen afdruktaken uit.
❒ Sluit geen IEEE 1394- of USB-apparaten aan op de computer of schakel tijdens de installatie geen andere printers in. ❒ Voordat u de installatie van het printerstuurprogramma ongedaan maakt, controleert u of de IEEE 1394-interfacekabel is losgekoppeld van de computer. ❒ SCSI-print dient, via het bedieningspaneel, te zijn ingesteld op “actief”. Zie voor meer informatie de Netwerkhandleiding. Opmerking ❒ Dit apparaat kan slechts van één computer tegelijk afdruktaken ontvangen. Als afdruktaken van verschillende computers elkaar kruisen, wordt een bericht weergegeven.
❒ Als taken elkaar kruisen, wordt de eerst ontvangen taak het eerst afgedrukt. ❒ Als het printerstuurprogramma correct is geïnstalleerd, krijgt als gevolg van het aansluiten of loskoppelen van de optionele IEEE 1394-kabel het printerpictogram een andere gedaante.
Windows 2000 Hier wordt beschreven hoe het printerstuurprogramma op een computer met Windows 2000 met behulp van IEEE 1394 (SCSI-print) wordt geïnstalleerd. Belangrijk ❒ Als [Wizard Nieuwe hardware gevonden] steeds opnieuw verschijnt wanneer de computer wordt gestart of de kabel aangesloten, schakelt u het apparaat uit. Om een ander printerstuurprogramma te installeren na configureren van de “1394_00n” poort, klikt u op [1394_00] als een poort gedurende de installatie van het printerstuurprogramma.
❒ Om een printerstuurprogramma te installeren, is een beheerdersmachtiging vereist. Meldt u daarom aan met een beheerdersaccount. ❒ De optionele 1394-interfaceeenheid kunt u samen gebruiken met Service Pack 1 (SP1) of hoger.
53
De machine voorbereiden
A Sluit, met gebruikmaking van de IEEE 1394-interfacekabel, het apparaat aan op de computer.
B Klik op [Volgende >] in het dialoogvenster [Wizard Nieuwe hardware gevonden]. C Als het bericht “Deze wizard zal de installatie voor dit apparaat voltooien:
1
onbekend” wordt weergegeven, klikt u op [Geef een locatie op] en klik vervolgens op [Volgende >].
D Als het bericht “Stuurprogrammabestanden zoeken” wordt weergegeven, schakelt u het selectievakje [Optionele zoeklocaties.] in, en klikt u vervolgens op [Geef een locatie op] en klik vervolgens op [Volgende >].
E Plaats de cd-rom in het cd-romstation. • Als Auto Run start, klikt u op [Annuleren], en vervolgens op [Afsluiten]. • Om Auto Run uit te schakelen, drukt u op de linker {Shift}-toets wanneer u de CD-ROM in het station plaatst. U houdt de shift-toets ingedrukt totdat de computer de leesbewerking vanaf de CD-ROM heeft voltooid.
F Klik op [Bladeren]. G Selecteer het printerstuurprogramma dat u wilt gebruiken. Als aan het CD-ROM station de letter D is toegekend, zijn de bronbestanden opgeslagen in de volgende locatie: • RPCS D:\DRIVERS\RPCS\WIN2K_XP\(Taal)\DISK1 • PCL 5c (voor afdrukken in kleur) D:\DRIVERS\PCL5C\WIN2K_XP\(Taal)\DISK1 • PCL 5e (voor afdrukken in zwart-wit) D:\DRIVERS\PCL5E\WIN2K_XP\(Taal)\DISK1 • PCL 6 D:\DRIVERS\PCL6\WIN2K_XP\(Taal)\DISK1 • PostScript 3 (“Scanner Driver and Utilities”-cd-rom) D:\DRIVERS\PS\WIN2K_XP\(Taal)\DISK1
H Klik op [Openen]. I Klik op [OK]. J Volg de instructies op het scherm. Wanneer de installatie klaar is, verschijnt de printer die is gekoppeld aan “1394_00n” in het venster [Printers]: (“n” laat het aantal verbonden printers zien.) Als het printerstuurprogramma al is geïnstalleerd, wordt het printerpictogram toegevoegd aan het venster [Printers]. In dit geval is de installatie van het printerstuurprogramma overbodig.
54
Het printerstuurprogramma installeren met gebruikmaking van IEEE 1394 (SCSI print)
Als na installatie het afdrukken problematisch verloopt, verwijdert u de poort en installeert het printerstuurprogramma opnieuw. Zie Problemen oplossen voor meer informatie. Opmerking ❒ Als u de printer niet wilt installeren wanneer de Wizard Nieuwe hardware gevonden start in een besturingssysteem dat SCSI-print ondersteunt, schakelt u het apparaat volgens de onderstaande procedure uit. A Als het dialoogvenster [Wizard Nieuwe hardware gevonden] opent, klikt u op [Volgende >]. B Wanneer het bericht “Deze wizard zal de installatie voor dit apparaat voltooien: onbekend” wordt weergegeven, schakelt u het selectievakje [Zoeken naar een geschikt stuurprogramma voor dit apparaat [aanbevolen]] in en klikt u op [Volgende >]. C Als het bericht “Selecteer uw zoek- en installatie-optie.” wordt weergegeven, schakelt u alle selectievakjes van [Zoek het beste stuurprogramma voor uw apparaat.] uit, en klikt u vervolgens op [Volgende >]. D Wanneer het bericht “Stuurprogramma bestanden zoekopdrachtresultaten” wordt weergegeven, schakelt u het selectievakje [Schakel het apparaat uit. De Wizard Hardware toevoegen/verwijderen in het bedieningspaneel kan mogelijk de installatie van het stuurprogramma voltooien.] uit en klikt u op [Voltooien].
1
Windows XP, Windows Server 2003 Hier wordt beschreven hoe het printerstuurprogramma op een computer met Windows XP of Windows Server 2000 met behulp van IEEE 1394 (SCSI-print) wordt geïnstalleerd. Belangrijk ❒ SCSI-print dient, via het bedieningspaneel, te zijn ingesteld op “actief”. Zie voor meer informatie de Netwerkhandleiding. ❒ Om een printerstuurprogramma te installeren, is een beheerdersmachtiging vereist. Meldt u daarom aan met een beheerdersaccount.
A Sluit, met gebruikmaking van de IEEE 1394-interfacekabel, het apparaat
aan op de computer. Wanneer het dialoogvenster [Wizard Nieuwe hardware gevonden] opent, controleer dan of [Met deze wizard kunt u software installeren voor: (onbekend)] wordt weergegeven.
B Schakel het selectievakje [Installeren van lijst op een specifieke locatie (geavanceerd)] aan en klik vervolgens op [Volgende >].
C Als het bericht “Selecteer uw zoek- en installatie-optie.” wordt weergege-
ven, schakelt u het selectievakje [Zoek het beste stuurprogramma voor uw apparaat.] in en schakelt u tevens het selectievakje [Ook op deze locatie zoeken:] in en selecteert u vervolgens het selectievakje [Ook op deze locatie zoeken:].
55
De machine voorbereiden
D Plaats de cd-rom in het cd-romstation. Als Auto Run start, klikt u op [Annuleren], en vervolgens op [Afsluiten]. Om Auto Run uit te schakelen, drukt u op de linker {Shift}-toets wanneer u de CD-ROM in het station plaatst. U houdt de shift-toets ingedrukt totdat de computer de leesbewerking vanaf de CD-ROM heeft voltooid.
1
E Specificeer de locatie van de bronbestanden voor het printerstuurprogramma, en klik op [Volgende>]. Als aan het CD-ROM station de letter D is toegekend, zijn de bronbestanden opgeslagen in de volgende locatie: • RPCS D:\DRIVERS\RPCS\WIN2K_XP\(Taal)\DISK1 • PCL 5c (voor afdrukken in kleur) D:\DRIVERS\PCL5C\WIN2K_XP\(Taal)\DISK1 • PCL 5e (voor afdrukken in zwart-wit) D:\DRIVERS\PCL5E\WIN2K_XP\(Taal)\DISK1 • PCL 6 D:\DRIVERS\PCL6\WIN2K_XP\(Taal)\DISK1 • PostScript 3 (“Scanner Driver and Utilities”-cd-rom) D:\DRIVERS\PS\WIN2K_XP\(Taal)\DISK1 Als de installatie is voltooid, wordt de printer die is aangesloten op “1394_” weergegeven in het venster [Printers en faxapparaten]. (“n” is het aantal aangesloten printers.)
F Volg de instructies op het scherm. Als het printerstuurprogramma al is geïnstalleerd, wordt het printerpictogram toegevoegd aan het venster [Printers en faxapparaten]. In dit geval is de installatie van het printerstuurprogramma overbodig. Zelfs als het printerstuurprogramma al is geïnstalleerd, kan het bericht “Wizard Nieuwe hardware gevonden” worden weergegeven, als het apparaat voor de eerste keer met de computer is aangesloten via de IEEE 1394-interfacekabel. Installeer in dat geval het printerstuurprogramma. Opmerking ❒ Dit apparaat kan slechts van één computer tegelijk afdruktaken ontvangen. Als een afdruktaak van een computer botst met andere gegevens, wordt mogelijk een bericht op de computer weergegeven.
❒ Om een ander printerstuurprogramma te installeren na configureren van de “1394_00n” poort, klikt u op [1394_00] als een poort gedurende de installatie van het printerstuurprogramma. ❒ Als het printerstuurprogramma correct is geïnstalleerd, krijgt als gevolg van het aansluiten of loskoppelen van de optionele IEEE 1394-kabel het printerpictogram een andere gedaante.
56
Het printerstuurprogramma installeren met gebruikmaking van IEEE 1394 (SCSI print)
❒ Als na installatie het afdrukken problematisch verloopt, verwijdert u de poort en installeert het printerstuurprogramma opnieuw. Zie Problemen oplossen voor meer informatie. ❒ Als u de printer niet wilt installeren wanneer de Wizard Nieuwe hardware gevonden start in een besturingssysteem dat SCSI-print ondersteunt, schakelt u het apparaat volgens de onderstaande procedure uit: A Als het dialoogvenster [Wizard Nieuwe hardware gevonden] wordt geopend, controleert u of [Met deze wizard kunt u software installeren voor: Onbekend] wordt weergegeven. U schakelt het selectievakje [Installeer van een lijst op een specifieke locatie(Geavanceerd)] in en klikt op [Volgende >]. B Als het bericht “Selecteer uw zoek- en installatie-optie.” wordt weergegeven, schakelt u alle selectievakjes van [Zoek het beste stuurprogramma voor uw apparaat.] uit, en klikt u vervolgens op [Volgende >]. C Als het bericht “Er is op deze computer geen software voor.” wordt weergegeven, klikt u op [OK]. D Als het bericht “Deze hardware kan niet worden geïnstalleerd” wordt weergegeven, schakelt u het selectievakje [Niet opnieuw vragen om de software te installeren] in en klikt u op [Voltooien].
1
57
De machine voorbereiden
Afdrukken via een Bluetooth-verbinding Hier wordt beschreven hoe u kunt afdrukken met Bluetooth-apparaten.
1 Profielen die worden ondersteund Raadpleeg de volgende profielen die voor een Bluetooth-aansluiting worden ondersteund.
❖ SPP, HCRP • Een maximum van twee Bluetooth-adapters of computers met Bluetoothapparatuur kunnen tegelijk worden aangesloten via de Bluetooth-interface: één door SPP, één door HCRP. • Wanneer u meer dan een Bluetooth-adapters of computers met Bluetoothapparatuur tegelijk aansluit, wordt het apparaat geselecteerd dat het eerst werd aangesloten. Wanneer u de verbinding tussen de andere apparaten selecteert, annuleer dan de eerder gemaakte verbinding. • Een SPP-verbinding biedt geen ondersteuning voor bidirectionele communicatie. • Een HCRP-verbinding biedt wel ondersteuning voor bidirectionele communicatie. ❖ BIP • Voor een BIP-verbinding moet u een module met PostScript 3 installeren op het apparaat. • Slechts één Bluetooth-adapter of computer met Bluetooth-apparatuur kan via BIP worden aangesloten. • U kunt alleen JPEG-afbeeldingen afdrukken met gebruikmaking van BIP. • Voor BIP worden gebruikerscodes uitgeschakeld. U kunt niet afdrukken als voor printfuncties restricties gelden. • Sommige printer bieden geen ondersteuning voor BIP. Opmerking ❒ In deze handleiding is afdrukken met SPP als voorbeeld genomen. Raadpleeg Help die hoort bij de Bluetooth-adapter die u gebruikt om af te drukken met HCRP of BIP.
58
Afdrukken via een Bluetooth-verbinding
Afdrukken via een Bluetooth-verbinding Om het printerstuurprogramma af te drukken, volgt u de procedure voor het installeren van een parallelle interface.
1
Belangrijk ❒ Om een printerstuurprogramma in Windows 2000/XP Professional of Windows Server 2003 te installeren, moet u een account met een machtiging als printerbeheerder hebben. Meldt u aan als lid van de beheerders- of hoofdgebruikersgroep.
A Start 3Com Bluetooth Connection Manager. B Controleer of de printer die u wilt gebruiken in 3Com Bluetooth Connection Manager wordt weergegeven.
C Klik in het menu [Tool] op [COM port]. D Controleer of het bericht “Bluetooth Serial Client (COMx) “wordt weergegeven onder Client Ports. (X is het COM-poortnummer dat door Bluetooth wordt gebruikt.)
E Klik op [Sluiten]. F Wijs in het menu [Start], naar [Instellingen], en klik op [Printers]. Het venster [Printers] verschijnt.
G Klik op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken. H In het menu [Bestand] klikt u op [Eigenschappen.]. I Klik op het tabblad [Poorten]. J Schakel onder [Poort] het selectievakje [COMx:] in. X is het COM- poortnummer dat door Bluetooth wordt gebruikt.
K Klik op [OK]. Sluit het venster [Printers]. Opmerking ❒ Om altijd dezelfde printer te gebruiken, schakelt u het selectievakje [Altijd voor deze verbinding gebruiken] in.
❒ De systeemeisen zijn afhankelijk van de Bluetooth-standaard en -specificaties. Zie voor meer details de handleidingen die bij elk product zijn geleverd. ❒ Voor meer informatie over het installeren van Bluetooth in een ander besturingssysteem of het gebruik van Bluetooth met andere hulpprogramma’s, raadpleegt u de handleidingen die bij deze besturingssystemen of hulpprogramma’s zijn geleverd.
59
De machine voorbereiden
❒ Als een dialoogvenster wordt weergegeven terwijl een afdruktaak wordt verstuurd, herstel de netwerkverbinding dan als volgt: A Selecteer de te gebruiken printer in het vak [Printers en faxapparaten]. B Klik op [Verbinden].
1
Verwijzing Lees voor meer informatie de handleidingen die bij de Bluethooth-adapter of computer met Bluetooth-apparatuur worden geleverd.
Instellingen voor de veilige modi maken Hier wordt beschreven hoe de instellingen voor de beveiligingsmodus worden geconfigureerd.
A Start 3Com Bluetooth Connection Manager. B Klik in het menu [Tool] op [Veilige modus]. Het dialoogvenster [Veilige modus] opent.
C Selecteer de beveiligingsmodus in de lijst [Veilige modus:]. Als u klikt op [High] of [Custom], en [Link] specificeert in het dialoogvenster [Custom Settings] dient u het wachtwoord voor Bluetooth in te voeren. Voor meer informatie over het invoeren van het wachtwoord, zie Pag.61 “Afdrukken in de veilige modus” Voor alle andere veilige modi en aangepaste instellingen hoeft u geen wachtwoord in te voeren. Lees de handleidingen bij de hulpprogramma’s voor meer informatie over de afzonderlijke modi.
D Klik op [OK]. Sluit het dialoogvenster [Veilige modus]. Verwijzing Raad pleeg de 3Com Bluetooth Connection Manager Help voor meer informatie over de veilige modus. Voor meer informatie over het wachtwoord dat is vereist om afdruktaken te versturen, zie Pag.61 “Afdrukken in de veilige modus”.
60
Afdrukken via een Bluetooth-verbinding
Afdrukken in de veilige modus Hier wordt beschreven hoe in de beveiligingsmodus wordt afgedrukt.
A Stuur de afdruktaak naar de printer die wordt gebruikt.
1
Afhankelijk van de computerconfiguratie, opent mogelijk het dialoogvenster [Verbinden]. Is dit het geval, gebruik het dan om de netwerkverbinding te maken.
B Het dialoogvenster [Authentificatie] wordt weergegeven. C Voer het Bluetooth-wachtwoord in en klik op [OK]. Voer als Bluetooth-wachtwoord de laatste vier cijfers van het serienummer van het apparaat in. Het serienummer staat op het label aan de achterkant van het apparaat. Als het serienummer bijvoorbeeld 00A0-001234 is, wordt het Bluetooth-wachtwoord 1234.
D De afdruktaak wordt verstuurd. Opmerking ❒ Het Bluetooth-wachtwoord varieert van apparaat tot apparaat en kan niet worden gewijzigd.
61
De machine voorbereiden
Printeropties instellen Maak de instellingen voor de apparaatopties met gebruikmaking van het printerstuurprogramma als bidirectionele comunicatie is uitgeschakeld.
1
Verwijzing Voor meer informatie over de instellingen voor printeropties, zie Pag.64 “Als bidirectionele communicatie is uitgeschakeld”.
Condities voor bidirectionele communicatie Tijdens bidirectionele communicatie kan automatisch informatie over de het papierformaat en -invoerrichting naar de printer worden gestuurd. U kunt ook de status van de machine controleren vanaf uw computer. • Bidirectionele communicatie wordt ondersteund door Windows 95/98/Me/2000/XP, Windows Server 2003 en Windows NT 4.0. • Als u het RPCS-printerstuurprogramma gebruikt en bidirectionele communicatie is ingeschakeld in Windows 2000, is het tabblad [Accessoires wijzigen] niet beschikbaar. Opmerking ❒ Het RPCS-printerstuurprogramma ondersteunt bidirectionele communicatie en werkt de apparaatstatus automatisch bij.
❒ HetPCL-printerstuurprogramma ondersteunt bidirectionele communicatie. U kunt de apparaatstatus handmatig bijwerken. Onder deze voorwaarden is bidirectionele communicatie mogelijk:
❖ De aansluiting is met een parallelle kabel tot stand gebracht • De computer dient bidirectionele communicatie te ondersteunen. • Het apparaat dient bidirectionele communicatie te ondersteunen. • De interfacekabel ondersteunt bidirectionele communicatie. • Het apparaat dient met een standaard parallelle kabel en parallelle connectors te worden aangesloten op de computer. • In Windows 2000 moet u de optie [Bidirectionele ondersteuning inschakelen] selecteren, maar mag u de optie [Printerpooling inschakelen] niet selecteren op het tabblad [Poorten] van het RPCS-printerstuurprogramma.
62
Printeropties instellen
❖ Wanneer verbonden met het netwerk • Het apparaat dient bidirectionele communicatie te ondersteunen. • SmartDeviceMonitor for Client op de CD-ROM moet worden geïnstalleerd, en eveneens is het gebruik van TCP/IP vereist. • In Windows 2000 moet u de optie [Bidirectionele ondersteuning inschakelen] selecteren, maar mag u de optie [Printerpooling inschakelen] niet selecteren op het tabblad [Poorten] van het RPCS-printerstuurprogramma. • Aanvullend op bovenstaande, dient tevens aan een van deze voorwaarden te worden voldaan: • U moet de SmartDeviceMonitor for Client-poort en het TCP/IP-protocol gebruiken. • De standaard TCP/IP-poort dient te worden gebruikt zonder de standaardpoortnaam (voor Windows 2000/XP en Windows Server 2003) te wijzigen. • Het IP-address voor TCP/IP-afdrukken (Microsoft) moet worden gespecificeerd (voor Windows NT 4.0). • De IPP-poortnaam moet zijn gekoppeld aan het IP-adres bij gebruik van het IPP-protocol.
1
❖ Wanneer verbonden met gebruikmaking van IEEE 1394 • De computer dient bidirectionele communicatie te ondersteunen. • Het apparaat is aangesloten op de IEEE 1394-connector van een computer die gebruik maakt van de IEEE 1394-interfacekabel. • [Activeren] moet zijn geselecteerd voor SCSI-print/IEEE 1394 en [Activeren] moet zijn geselecteerd voor de Bidi-SCSI print. • In Windows 2000/XP of Windows Server 2003, dient u de optie [Bidirectionele ondersteuning inschakelen] te selecteren, en mag u [Printerpooling inschakelen] niet inschakelen op het tabblad [Poorten] van het printerstuurprogramma RPCS. ❖ Wanneer verbonden met gebruikmaking van USB Het apparaat moet via de USB-interfacekabel op de USB-poort van de computer worden aangesloten. De computer dient bidirectionele communicatie te ondersteunen. Opmerking ❒ Installeer SmartDeviceMonitor for Client vanaf de bijgeleverde CD-ROM.
63
De machine voorbereiden
Als bidirectionele communicatie is uitgeschakeld Instellingen voor opties maken wanneer bidirectionele communicatie is uitgeschakeld.
1
Belangrijk ❒ In Windows 2000/XP en Windows Server 2003 dient u printerbeheerder te zijn om de printereigenschappen te wijzigen in de map [Printers]. Meldt u aan als lid van de beheerders- of hoofdgebruikersgroep.
❒ Bij Windows NT 4.0 Full dient u beheerder te zijn om printereigenschappen te wijzigen in de map [Printers] (Windows 2000) of [Printers en faxapparaten] (Windows XP/Windows Server 2003). Meldt u aan als lid van de beheerdersof hoofdgebruikersgroep.
A Wijs in het menu [Start], naar [Instellingen], en klik op [Printers]. Het venster [Printers] verschijnt. Wanneer u Windows XP of Windows Server 2003 gebruikt, plaatst u de cursor op [Instellingen] in het menu [Start] en klikt u dan op [Printers en faxapparaten]. Het venster [Printers en faxapparaten] verschijnt.
B Klik op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken. C In het menu [Bestand] klikt u op [Eigenschappen.]. D Klik op de tab [Accessoires wijzigen]. Als de opties op het tabblad [Accessoires wijzigen] zijn uitgeschakeld, is de bidirectionele verbinding ingeschakeld. In dit geval hoeft u geen opties te wijzigen. Als u het RPCS-printerstuurprogramma gebruikt, klikt u op het tabblad [Accessoires wijzigen].
E Selecteer opties, geïnstalleerd vanuit het [Opties] gebied, en maak vervolgens de benodigde instellingen.
F Selecteer de totale hoeveelheid geheugen in [Totaal geheugen:], wanneer de optionele SDRAM-module is geïnstalleerd.
G Onder [Instellingen papierinvoerlade:] klikt en selecteert u de te gebruiken lade en selecteert u vervolgens het juiste formaat, positie en ladetype. Schakel het selectievakje [Autom. ladekeuze niet gebruiken] in om de lade uit te sluiten van de automatische ladekeuze.
H Klik op [OK] om het eigenschappendialoogvenster van de printer te sluiten.
64
Font Manager 2000 installeren
Font Manager 2000 installeren Belangrijk ❒ Om in Windows 2000/XP, Windows Server 2003, of Windows NT 4.0 met gebruikmaking van Auto Run toepassingen te installeren, heeft u beheerdersmachtigingen nodig. Om een printerstuurprogramma met gebruikmaking van Auto Run te installeren, maakt u gebruik van een beheerdersaccount.
1
A Sluit alle toepassingen af die momenteel worden uitgevoerd. B Plaats de cd-rom in het cd-romstation. De installer start.
C Klik op [Font Manager 2000]. D Volg de instructies op het scherm.
65
De machine voorbereiden
Adobe PageMaker Version 6.0, 6.5 of 7.0 gebruiken 1
In Windows 95/98/Me/2000/XP, Windows Server 2003 of Windows NT 4.0 met Adobe PageMaker geïnstalleerd, dient u PPD-bestanden naar de map PageMaker te kopiëren. PPD-bestanden, in de map “DRIVERS\PS\WIN9X_ME\(Taal)\DISK1” van de CD-ROM hebben de extensie .ppd. De map “WIN9X_ME” in de map “PS” is bedoeld voor Windows 95/98/Me. Gebruik de map op het niveau dat van toepassing is op het besturingssysteem dat u momenteel gebruikt. De naam van de derde map “(Taal)” kunt u vervangen door de naam van de juiste taal. Kopieer het .ppd-bestand naar de map PageMaker. • Voor standaardinstallatie van PageMaker 6.0 De map is “C:\PM6\RSRC\PPD4”. • Voor standaardinstallatie van PageMaker 6.5 De map is “C:\PM65\RSRC\USENGLISH\PPD4”. De “USENGLISH” is afhankelijk van de taal die u selecteert. • Voor standaardinstallatie van PageMaker 7,0 De map is “C:\PM7\RSRC\USENGLISH\PPD4”. De “USENGLISH” is afhankelijk van de taal die u selecteert. Opmerking ❒ Is het stuurprogramma niet goed ingesteld nadat u het “.ppd”-bestand hebt gekopieerd, dan wordt er mogelijk niet goed afgedrukt. ❒ Wanneer u PageMaker gebruikt, dan zijn de optionele mogelijkheden niet actief die kunnen worden gekozen door het printerstuurprogramma. In de volg e n de p ro c e du r e w o r dt b e s ch re v e n hoe u de o pt io ne l e p r in t e r mogelijkheden kunt activeren. A In het menu [Bestand] klikt u op [Afdrukken]. Het dialoogvenster [Document afdrukken] wordt weergegeven. B Maak de noodzakelijke instellingen in het vak [Eigenschappen].
66
2. Het printerstuurprogramma instellen PCL - De printereigenschappen bewerken Windows 95/98/Me - De printereigenschappen bewerken Er zijn twee manieren om het eigenschappenvenster van de printer te openen.
Standaardinstellingen voor de printer maken Om de standaardinstellingen van de printer te maken, opent u het eigenschappenvenster van de printer vanuit het venster [Printers]. Belangrijk ❒ U kunt de standaardinstellingen van de printer niet voor afzonderlijke gebruikers wijzigen. De instellingen in het eigenschappenvenster van de printer zijn van toepassing op alle gebruikers.
A Wijs in het menu [Start], naar [Instellingen], en klik op [Printers]. Het venster [Printers] verschijnt.
B Klik op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken. C In het menu [Bestand] klikt u op [Eigenschappen.]. D Maak de noodzakelijke instellingen en klik op [OK]. Opmerking ❒ In sommige toepassingen worden de instellingen van het printerstuurprogramma niet gebruikt, maar worden de standaardinstellingen van de toepassingen ingeschakeld. Verwijzing Raadpleeg voor meer informatie de Help van het printerstuurprogramma.
67
Het printerstuurprogramma instellen
Vanuit een toepassing de instellingen van de printer maken U kunt printerinstellingen vanuit een specifieke toepassing maken. Om printerinstellingen vanuit een specifieke toepassing te maken, opent u het eigenschappenvenster van de printer van deze toepassing. Hieronder wordt uitgelegd hoe u de instellingen maakt voor de toepassing WordPad van Windows 95/98/Me.
2
A In het menu [Bestand] klikt u op [Afdrukken]. Het dialoogvenster [Afdrukken] wordt weergegeven.
B Selecteer in de lijst [Naam] de gewenste printer en klik op [Voorkeursinstellingen]. Het dialoogvenster Printereigenschappen verschijnt.
C Maak de noodzakelijke instellingen en klik op [OK]. D Klik op [OK] om de afdruktaak te starten. Opmerking ❒ Hoe precies het eigenschappenvenster van de printer wordt geopend, is afhankelijk van de toepassing. Lees voor meer informatie de handleidingen bij de betreffende toepassingen. ❒ In sommige toepassingen worden de instellingen van het printerstuurprogramma niet gebruikt, maar worden de standaardinstellingen van de toepassingen ingeschakeld. ❒ Alle instellingen, die u met gebruikmaking van de volgende procedure maakt, zijn alleen geldig voor de huidige toepassing. ❒ Gewone gebruikers kunnen de eigenschappen in het dialoogvenster [Afdrukken] van een toepassing wijzigen. De hier gemaakte instellingen worden als standaardinstellingen gebruikt in deze toepassing. Verwijzing Raadpleeg voor meer informatie de Help van het printerstuurprogramma.
68
PCL - De printereigenschappen bewerken
Windows 2000 - De printereigenschappen bewerken De standaardinstellingen van de printer maken - de printereigenschappen Belangrijk ❒ Om de standaardinstellingen van de printer te wijzigen inclusief de opties, dient u zich als een printerbeheerder aan te melden. Leden van de groepen Beheerders en Hoofdgebruikers hebben standaard een machtiging Printers beheren. ❒ U kunt de standaardinstellingen van de printer niet voor afzonderlijke gebruikers wijzigen. De instellingen in het eigenschappenvenster van de printer zijn van toepassing op alle gebruikers.
2
A Wijs in het menu [Start], naar [Instellingen], en klik op [Printers]. Het venster [Printers] verschijnt.
B Klik op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken. C In het menu [Bestand] klikt u op [Eigenschappen.]. Het dialoogvenster Printereigenschappen verschijnt.
D Maak de noodzakelijke instellingen en klik op [OK]. Opmerking ❒ De hier gemaakte instellingen worden als standaardinstellingen voor alle toepassingen gebruikt. Verwijzing Raadpleeg voor meer informatie de Help van het printerstuurprogramma.
Standaardinstellingen voor de printer maken - Afdrukvoorkeuren Belangrijk ❒ U kunt de standaardinstellingen van de printer niet voor afzonderlijke gebruikers wijzigen. De instellingen in het eigenschappenvenster van de printer zijn van toepassing op alle gebruikers.
A Wijs in het menu [Start], naar [Instellingen], en klik op [Printers]. Het venster [Printers] verschijnt.
B Klik op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken. C In het menu [Bestand] klikt u op [Afdrukvoorkeuren...]. Het dialoogvenster [Afdrukvoorkeuren] opent.
D Maak de noodzakelijke instellingen en klik op [OK]. Opmerking ❒ De hier gemaakte instellingen worden als standaardinstellingen voor alle toepassingen gebruikt. Verwijzing Raadpleeg voor meer informatie de Help van het printerstuurprogramma.
69
Het printerstuurprogramma instellen
Vanuit een toepassing de instellingen van de printer maken U kunt printerinstellingen vanuit een specifieke toepassing maken. Om printerinstellingen te maken voor een specifieke toepassing, opent u het dialoogvenster [Afdrukvoorkeuren] vanuit die toepassing. Hierna wordt uitgelegd hoe u de instellingen maakt voor de toepassing WordPad van Windows 2000.
A In het menu [Bestand] klikt u op [Afdrukken...].
2
Het dialoogvenster [Afdrukken] wordt weergegeven.
B Selecteer de te gebruiken printer in de lijst [Printer selecteren]. C Maak de noodzakelijke instellingen, en klik op [Pas toe] om te starten met afdrukken.
Opmerking ❒ Hoe precies het dialoogvenster [Afdrukvoorkeuren] wordt geopend, is afhankelijk van de toepassing. Lees voor meer informatie de handleidingen bij de betreffende toepassingen.
❒ Alle instellingen, die u met gebruikmaking van de volgende procedure maakt, zijn alleen geldig voor de huidige toepassing. ❒ Gewone gebruikers kunnen de eigenschappen in het dialoogvenster [Afdrukken] van een toepassing wijzigen. De hier gemaakte instellingen worden als standaardinstellingen gebruikt in deze toepassing. Verwijzing Raadpleeg voor meer informatie de Help van het printerstuurprogramma.
Windows XP, Windows Server 2003 - De printereigenschappen bewerken De standaardinstellingen van de printer maken - de printereigenschappen Belangrijk ❒ Om de standaardinstellingen van de printer te wijzigen inclusief de opties, dient u zich als een printerbeheerder aan te melden. Leden van de groepen Beheerders en Hoofdgebruikers hebben standaard een machtiging Printers beheren.
❒ U kunt de standaardinstellingen van de printer niet voor afzonderlijke gebruikers wijzigen. De instellingen in het eigenschappenvenster van de printer zijn van toepassing op alle gebruikers.
70
PCL - De printereigenschappen bewerken
A Klik in het menu [Start], op [Printers en faxapparaten]. Het venster [Printers en faxapparaten] verschijnt.
B Klik op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken. C In het menu [Bestand] klikt u op [Eigenschappen.]. Het dialoogvenster Printereigenschappen verschijnt.
2
D Maak de noodzakelijke instellingen en klik op [OK]. Opmerking ❒ De hier gemaakte instellingen worden als standaardinstellingen voor alle toepassingen gebruikt. Verwijzing Raadpleeg voor meer informatie de Help van het printerstuurprogramma.
Standaardinstellingen voor de printer maken - Afdrukvoorkeuren Belangrijk ❒ U kunt de standaardinstellingen van de printer niet voor afzonderlijke gebruikers wijzigen. De instellingen in het eigenschappenvenster van de printer zijn van toepassing op alle gebruikers.
A Klik in het menu [Start], op [Printers en faxapparaten]. Het venster [Printers en faxapparaten] verschijnt.
B Klik op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken. C In het menu [Bestand] klikt u op [Afdrukvoorkeuren...]. Het dialoogvenster [Afdrukvoorkeuren] opent.
D Maak de noodzakelijke instellingen en klik op [OK]. Opmerking ❒ De hier gemaakte instellingen worden als standaardinstellingen voor alle toepassingen gebruikt. Verwijzing Raadpleeg voor meer informatie de Help van het printerstuurprogramma.
71
Het printerstuurprogramma instellen
Vanuit een toepassing de instellingen van de printer maken U kunt printerinstellingen vanuit een specifieke toepassing maken. Om printerinstellingen te maken voor een specifieke toepassing, opent u het dialoogvenster [Afdrukvoorkeuren] vanuit die toepassing. Hierna wordt uitgelegd hoe u de instellingen maakt voor de toepassing WordPad van Windows XP.
A In het menu [Bestand] klikt u op [Afdrukken...].
2
Het dialoogvenster [Afdrukken] wordt weergegeven.
B Selecteer in de lijst [Selecteer printer] de gewenste printer en klik op [Voorkeuren].
C Voer de benodigde instellingen in, en klik dan op [OK] om het afdrukken te starten.
Opmerking ❒ Hoe precies het dialoogvenster [Afdrukvoorkeuren] wordt geopend, is afhankelijk van de toepassing. Lees voor meer informatie de handleidingen bij de betreffende toepassingen. ❒ Alle instellingen, die u met gebruikmaking van de volgende procedure maakt, zijn alleen geldig voor de huidige toepassing. ❒ Gewone gebruikers kunnen de eigenschappen in het dialoogvenster [Afdrukken] van een toepassing wijzigen. De hier gemaakte instellingen worden als standaardinstellingen gebruikt in deze toepassing. Verwijzing Raadpleeg voor meer informatie de Help van het printerstuurprogramma.
Windows NT 4.0 - De printereigenschappen bewerken De standaardinstellingen van de printer maken - de printereigenschappen Belangrijk ❒ Om de standaardinstellingen van de printer te wijzigen inclusief de opties, dient u zich aan te melden als volwaardige beheerder. Leden van de Beheerdersgroep, Serveroperatorgroep, Printeroperatorgroep en Hoofdgebruikersgroep hebben standaard toegang met volledig beheer.
❒ U kunt de standaardinstellingen van de printer niet voor afzonderlijke gebruikers wijzigen. De instellingen in het eigenschappenvenster van de printer zijn van toepassing op alle gebruikers.
A Wijs in het menu [Start], naar [Instellingen], en klik op [Printers]. Het venster [Printers] verschijnt.
72
PCL - De printereigenschappen bewerken
B Klik op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken. C In het menu [Bestand] klikt u op [Eigenschappen.]. Het dialoogvenster Printereigenschappen verschijnt.
D Maak de noodzakelijke instellingen en klik op [OK]. Opmerking ❒ De hier gemaakte instellingen worden als standaardinstellingen voor alle toepassingen gebruikt.
2
Verwijzing Raadpleeg voor meer informatie de Help van het printerstuurprogramma.
Standaardinstellingen voor de printer maken - Standaard Belangrijk ❒ Om de standaardinstellingen van de printer te wijzigen inclusief de opties, dient u zich aan te melden als volwaardige beheerder. Leden van de Beheerdersgroep, Serveroperatorgroep, Printeroperatorgroep en Hoofdgebruikersgroep hebben standaard toegang met volledig beheer.
❒ U kunt de standaardinstellingen van de printer niet voor afzonderlijke gebruikers wijzigen. De instellingen in het eigenschappenvenster van de printer zijn van toepassing op alle gebruikers.
A Wijs in het menu [Start], naar [Instellingen], en klik op [Printers]. Het venster [Printers] verschijnt.
B Klik op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken. C In het menu [Bestand...]klikt u op [Documentstandaarden]. Het dialoogvenster[Standaard] wordt weergegeven.
D Maak de noodzakelijke instellingen en klik op [OK]. Opmerking ❒ De hier gemaakte instellingen worden als standaardinstellingen voor alle toepassingen gebruikt. Verwijzing Raadpleeg voor meer informatie de Help van het printerstuurprogramma.
73
Het printerstuurprogramma instellen
Vanuit een toepassing de instellingen van de printer maken U kunt printerinstellingen vanuit een specifieke toepassing maken. Om printerinstellingen vanuit een specifieke toepassing te maken, opent u het eigenschappenvenster van de printer van deze toepassing. Hierna wordt uitgelegd hoe u de instellingen maakt voor de toepassing WordPad van Windows NT 4.0.
2
A In het menu [Bestand] klikt u op [Afdrukken]. Het dialoogvenster [Afdrukken] wordt weergegeven.
B Selecteer in de lijst [Naam] de gewenste printer en klik op [Voorkeursinstellingen]. Het dialoogvenster Printereigenschappen verschijnt.
C Maak de noodzakelijke instellingen en klik op [OK]. D Klik op [OK] om de afdruktaak te starten. Opmerking ❒ Hoe precies het eigenschappenvenster van de printer wordt geopend, is afhankelijk van de toepassing. Lees voor meer informatie de handleidingen bij de betreffende toepassingen. ❒ In sommige toepassingen worden de instellingen van het printerstuurprogramma niet gebruikt, maar worden de standaardinstellingen van de toepassingen ingeschakeld. ❒ Alle instellingen, die u met gebruikmaking van de volgende procedure maakt, zijn alleen geldig voor de huidige toepassing. ❒ Gewone gebruikers kunnen de eigenschappen in het dialoogvenster [Afdrukken] van een toepassing wijzigen. De hier gemaakte instellingen worden als standaardinstellingen gebruikt in deze toepassing. Verwijzing Raadpleeg voor meer informatie de Help van het printerstuurprogramma.
74
RPCS - De printereigenschappen bewerken
RPCS - De printereigenschappen bewerken Windows 95/98/Me - De printereigenschappen bewerken Er zijn twee typen dialoogvensters voor het eigenschappenvenster van de printer. In deze handleiding wordt het type “Multi-tab” als voorbeeld gebruikt. Raadpleeg de Help van het printerstuurprogramma voor informatie over het wijzigen van het venstertype.
2
❖ Multi-tab Het venstertype is ontworpen voor gebruikers die dikwijls wisselen tussen afdrukinstellingen ten behoeve van uiteenlopende afdrukttaken. ❖ Aangepaste instelling Dit venstertype is ontworpen voor gebruikers die zelden de afdrukinstellingen wijzigen. Dit type dialoogvenster varieert met de geïnstalleerde opties. Standaardinstellingen voor de printer maken Om de standaardinstellingen van de printer te maken, opent u het eigenschappenvenster van de printer vanuit het venster [Printers]. Belangrijk ❒ U kunt de standaardinstellingen van de printer niet voor afzonderlijke gebruikers wijzigen. De instellingen in het eigenschappenvenster van de printer zijn van toepassing op alle gebruikers.
A Wijs in het menu [Start], naar [Instellingen], en klik op [Printers]. Het venster [Printers] verschijnt.
B Klik op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken. C In het menu [Bestand] klikt u op [Eigenschappen.]. Wanneer u het eigenschappenvenster van de printer opent, na installatie van het RPCS-printerstuurprogramma, opent een bevestigingsbericht. Nadat u op [OK] heeft geklikt, wordt het dialoogvenster van de printereigenschappen geopend.
D Maak de noodzakelijke instellingen en klik op [OK]. Opmerking ❒ In sommige toepassingen worden de instellingen van het printerstuurprogramma niet gebruikt, maar worden de standaardinstellingen van de toepassingen ingeschakeld. Verwijzing Raadpleeg voor meer informatie de Help van het printerstuurprogramma.
75
Het printerstuurprogramma instellen
Vanuit een toepassing de instellingen van de printer maken U kunt printerinstellingen vanuit een specifieke toepassing maken. Om printerinstellingen vanuit een specifieke toepassing te maken, opent u het eigenschappenvenster van de printer van deze toepassing. Hieronder wordt uitgelegd hoe u de instellingen maakt voor de toepassing WordPad van Windows 95/98/Me.
2
A In het menu [Bestand] klikt u op [Afdrukken]. Het dialoogvenster [Afdrukken] wordt weergegeven.
B Selecteer in de lijst [Naam] de gewenste printer en klik op [Voorkeursinstellingen]. Het dialoogvenster Printereigenschappen verschijnt.
C Maak de noodzakelijke instellingen en klik op [OK]. D Klik op [OK] om de afdruktaak te starten. Opmerking ❒ Hoe precies het eigenschappenvenster van de printer wordt geopend, is afhankelijk van de toepassing. Lees voor meer informatie de handleidingen bij de betreffende toepassingen. ❒ In sommige toepassingen worden de instellingen van het printerstuurprogramma niet gebruikt, maar worden de standaardinstellingen van de toepassingen ingeschakeld. ❒ Alle instellingen, die u met gebruikmaking van de volgende procedure maakt, zijn alleen geldig voor de huidige toepassing. ❒ Gewone gebruikers kunnen de eigenschappen in het dialoogvenster [Afdrukken] van een toepassing wijzigen. De hier gemaakte instellingen worden als standaardinstellingen gebruikt in deze toepassing. Verwijzing Raadpleeg voor meer informatie de Help van het printerstuurprogramma.
76
RPCS - De printereigenschappen bewerken
Windows 2000 - De printereigenschappen bewerken Hier wordt beschreven hoe eigenschappen van het printerstuurprogramma worden geopend.
De standaardinstellingen van de printer maken - de printereigenschappen
2
Belangrijk ❒ Om de standaardinstellingen van de printer te wijzigen inclusief de opties, dient u zich als een printerbeheerder aan te melden. Leden van de groepen Beheerders en Hoofdgebruikers hebben standaard een machtiging Printers beheren.
❒ U kunt de standaardinstellingen van de printer niet voor afzonderlijke gebruikers wijzigen. De instellingen in het eigenschappenvenster van de printer zijn van toepassing op alle gebruikers.
A Wijs in het menu [Start], naar [Instellingen], en klik op [Printers]. Het venster [Printers] verschijnt.
B Klik op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken. C In het menu [Bestand] klikt u op [Eigenschappen.]. Het dialoogvenster Printereigenschappen verschijnt. Wanneer u het eigenschappenvenster van de printer opent, na installatie van het RPCS-printerstuurprogramma, opent een bevestigingsbericht. Nadat u op [OK] heeft geklikt, wordt het dialoogvenster van de printereigenschappen geopend.
D Maak de noodzakelijke instellingen en klik op [OK]. Opmerking ❒ De hier gemaakte instellingen worden als standaardinstellingen voor alle toepassingen gebruikt. Verwijzing Raadpleeg voor meer informatie de Help van het printerstuurprogramma.
Standaardinstellingen voor de printer maken - Afdrukvoorkeuren Belangrijk ❒ U kunt de standaardinstellingen van de printer niet voor afzonderlijke gebruikers wijzigen. De instellingen in het eigenschappenvenster van de printer zijn van toepassing op alle gebruikers.
A Wijs in het menu [Start], naar [Instellingen], en klik op [Printers]. Het venster [Printers] verschijnt.
77
Het printerstuurprogramma instellen
B Klik op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken. C In het menu [Bestand] klikt u op [Afdrukvoorkeuren...]. Het dialoogvenster [Afdrukvoorkeuren] opent.
D Maak de noodzakelijke instellingen en klik op [OK]. Opmerking ❒ De hier gemaakte instellingen worden als standaardinstellingen voor alle toepassingen gebruikt.
2
Verwijzing Raadpleeg voor meer informatie de Help van het printerstuurprogramma.
Vanuit een toepassing de instellingen van de printer maken U kunt printerinstellingen vanuit een specifieke toepassing maken. Om printerinstellingen te maken voor een specifieke toepassing, opent u het dialoogvenster [Afdrukvoorkeuren] vanuit die toepassing. Hierna wordt uitgelegd hoe u de instellingen maakt voor de toepassing WordPad van Windows 2000.
A In het menu [Bestand] klikt u op [Afdrukken...]. Het dialoogvenster [Afdrukken] wordt weergegeven.
B Selecteer de te gebruiken printer in de lijst [Printer selecteren]. C Maak de noodzakelijke instellingen, en klik op [Pas toe] om te starten met afdrukken.
Opmerking ❒ Hoe precies het dialoogvenster [Afdrukvoorkeuren] wordt geopend, is afhankelijk van de toepassing. Lees voor meer informatie de handleidingen bij de betreffende toepassingen.
❒ Alle instellingen, die u met gebruikmaking van de volgende procedure maakt, zijn alleen geldig voor de huidige toepassing. ❒ Gewone gebruikers kunnen de eigenschappen in het dialoogvenster [Afdrukken] van een toepassing wijzigen. De hier gemaakte instellingen worden als standaardinstellingen gebruikt in deze toepassing. Verwijzing Raadpleeg voor meer informatie de Help van het printerstuurprogramma.
78
RPCS - De printereigenschappen bewerken
Windows XP, Windows Server 2003 - De printereigenschappen bewerken De standaardinstellingen van de printer maken - de printereigenschappen
2
Belangrijk ❒ Om de standaardinstellingen van de printer te wijzigen inclusief de opties, dient u zich als een printerbeheerder aan te melden. Leden van de groepen Beheerders en Hoofdgebruikers hebben standaard een machtiging Printers beheren. ❒ U kunt de standaardinstellingen van de printer niet voor afzonderlijke gebruikers wijzigen. De instellingen in het eigenschappenvenster van de printer zijn van toepassing op alle gebruikers.
A Klik in het menu [Start], op [Printers en faxapparaten]. Het venster [Printers en faxapparaten] verschijnt.
B Klik op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken. C In het menu [Bestand] klikt u op [Eigenschappen.]. Het dialoogvenster Printereigenschappen verschijnt. Wanneer u het eigenschappenvenster van de printer opent, na installatie van het RPCS-printerstuurprogramma, opent een bevestigingsbericht. Nadat u op [OK] heeft geklikt, wordt het dialoogvenster van de printereigenschappen geopend.
D Maak de noodzakelijke instellingen en klik op [OK]. Opmerking ❒ De hier gemaakte instellingen worden als standaardinstellingen voor alle toepassingen gebruikt. Verwijzing Raadpleeg voor meer informatie de Help van het printerstuurprogramma.
79
Het printerstuurprogramma instellen
Standaardinstellingen voor de printer maken - Afdrukvoorkeuren Belangrijk ❒ U kunt de standaardinstellingen van de printer niet voor afzonderlijke gebruikers wijzigen. De instellingen in het eigenschappenvenster van de printer zijn van toepassing op alle gebruikers.
A Klik in het menu [Start], op [Printers en faxapparaten].
2
Het venster [Printers en faxapparaten] verschijnt.
B Klik op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken. C In het menu [Bestand] klikt u op [Afdrukvoorkeuren...]. Het dialoogvenster [Afdrukvoorkeuren] opent.
D Maak de noodzakelijke instellingen en klik op [OK]. Opmerking ❒ De hier gemaakte instellingen worden als standaardinstellingen voor alle toepassingen gebruikt. Verwijzing Raadpleeg voor meer informatie de Help van het printerstuurprogramma.
Vanuit een toepassing de instellingen van de printer maken U kunt printerinstellingen vanuit een specifieke toepassing maken. Om printerinstellingen te maken voor een specifieke toepassing, opent u het dialoogvenster [Afdrukvoorkeuren] vanuit die toepassing. Hierna wordt uitgelegd hoe u de instellingen maakt voor de toepassing WordPad van Windows XP.
A In het menu [Bestand] klikt u op [Afdrukken...]. Het dialoogvenster [Afdrukken] wordt weergegeven.
B Selecteer de te gebruiken printer in de lijst [Printer selecteren]. C Maak de noodzakelijke instellingen, en klik op [Pas toe] om te starten met afdrukken.
Opmerking ❒ Hoe precies het dialoogvenster [Afdrukvoorkeuren] wordt geopend, is afhankelijk van de toepassing. Lees voor meer informatie de handleidingen bij de betreffende toepassingen. ❒ Alle instellingen, die u met gebruikmaking van de volgende procedure maakt, zijn alleen geldig voor de huidige toepassing. ❒ Gewone gebruikers kunnen de eigenschappen in het dialoogvenster [Afdrukken] van een toepassing wijzigen. De hier gemaakte instellingen worden als standaardinstellingen gebruikt in deze toepassing. Verwijzing Raadpleeg voor meer informatie de Help van het printerstuurprogramma.
80
RPCS - De printereigenschappen bewerken
Windows NT 4.0 - De printereigenschappen bewerken De standaardinstellingen van de printer maken - de printereigenschappen Belangrijk ❒ Om de standaardinstellingen van de printer te wijzigen inclusief de opties, dient u zich aan te melden als volwaardige beheerder. Leden van de Beheerdersgroep, Serveroperatorgroep, Printeroperatorgroep en Hoofdgebruikersgroep hebben standaard toegang met volledig beheer.
2
❒ U kunt de standaardinstellingen van de printer niet voor afzonderlijke gebruikers wijzigen. De instellingen in het eigenschappenvenster van de printer zijn van toepassing op alle gebruikers.
A Wijs in het menu [Start], naar [Instellingen], en klik op [Printers]. Het venster [Printers] verschijnt.
B Klik op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken. C In het menu [Bestand] klikt u op [Eigenschappen.]. Het dialoogvenster Printereigenschappen verschijnt. Wanneer u het eigenschappenvenster van de printer opent, na installatie van het RPCS-printerstuurprogramma, opent een bevestigingsbericht. Nadat u op [OK] heeft geklikt, wordt het dialoogvenster van de printereigenschappen geopend.
D Maak de noodzakelijke instellingen en klik op [OK]. Opmerking ❒ De hier gemaakte instellingen worden als standaardinstellingen voor alle toepassingen gebruikt. Verwijzing Raadpleeg voor meer informatie de Help van het printerstuurprogramma.
Standaardinstellingen voor de printer maken - Standaard Belangrijk ❒ Om de standaardinstellingen van de printer te wijzigen inclusief de opties, dient u zich aan te melden als volwaardige beheerder. Leden van de Beheerdersgroep, Serveroperatorgroep, Printeroperatorgroep en Hoofdgebruikersgroep hebben standaard toegang met volledig beheer. ❒ U kunt de standaardinstellingen van de printer niet voor afzonderlijke gebruikers wijzigen. De instellingen in het eigenschappenvenster van de printer zijn van toepassing op alle gebruikers.
81
Het printerstuurprogramma instellen
A Wijs in het menu [Start], naar [Instellingen], en klik op [Printers]. Het venster [Printers] verschijnt.
B Klik op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken. C In het menu [Bestand...] klikt u op [Documentstandaarden]. Het dialoogvenster [Standaard] wordt weergegeven.
D Maak de noodzakelijke instellingen en klik op [OK].
2
Opmerking ❒ De hier gemaakte instellingen worden als standaardinstellingen voor alle toepassingen gebruikt. Verwijzing Raadpleeg voor meer informatie de Help van het printerstuurprogramma.
Vanuit een toepassing de instellingen van de printer maken U kunt printerinstellingen vanuit een specifieke toepassing maken. Om printerinstellingen vanuit een specifieke toepassing te maken, opent u het eigenschappenvenster van de printer van deze toepassing. Hierna wordt uitgelegd hoe u de instellingen maakt voor de toepassing WordPad van Windows NT 4.0.
A In het menu [Bestand] klikt u op [Afdrukken]. Het dialoogvenster [Afdrukken] wordt weergegeven.
B Selecteer in de lijst [Naam] de gewenste printer en klik op [Voorkeursinstellingen]. Het dialoogvenster Printereigenschappen verschijnt.
C Maak de noodzakelijke instellingen en klik op [OK]. D Klik op [OK] om de afdruktaak te starten. Opmerking ❒ Hoe precies het eigenschappenvenster van de printer wordt geopend, is afhankelijk van de toepassing. Lees voor meer informatie de handleidingen bij de betreffende toepassingen. ❒ In sommige toepassingen worden de instellingen van het printerstuurprogramma niet gebruikt, maar worden de standaardinstellingen van de toepassingen ingeschakeld. ❒ Alle instellingen, die u met gebruikmaking van de volgende procedure maakt, zijn alleen geldig voor de huidige toepassing. ❒ Gewone gebruikers kunnen de eigenschappen in het dialoogvenster [Afdrukken] van een toepassing wijzigen. De hier gemaakte instellingen worden als standaardinstellingen gebruikt in deze toepassing. Verwijzing Raadpleeg voor meer informatie de Help van het printerstuurprogramma.
82
3. Andere afdrukbewerkingen Een PDF-bestand direct afdrukken U kunt PDF-bestanden naar het apparaat sturen om af te drukken zonder een PDF-toepassing te openen. Belangrijk ❒ Deze functie is alleen mogelijk wanneer de optionele PostScript 3-eenheid is geïnstalleerd. ❒ Deze functie kan alleen worden gebruikt voor echte Adobe PDF-bestanden. ❒ De functie werkt met PDF-bestanden versie 1.3, 1.4 en 1.5. ❒ De functie werkt niet met transparanten en JBIG2 (functie van PDF-versie 1.4). ❒ De functie werkt niet met functies die alleen in PDF versie 1.5 zitten. ❒ Sommige soorten Hoge Compressie PDF-bestanden worden niet ondersteund. Neem contact op met uw sales representative voor informatie over de ondersteunde bestandstypes. Opmerking ❒ Er kunnen zich fouten voordoen met het papierformaat als u afdrukt op aangepast papierformaat.
Afdrukmethode De volgende procedures leggen de twee manieren van direct DF-afdrukken uit - afdrukken met DeskTopBinder Lite of door het invoeren van opdrachten.
Met gebruikmaking van DeskTopBinder Lite DeskTopBinder Lite installeren Volg de onderstaande procedure om DeskTopBinder Lite te installeren.
A Sluit alle toepassingen af die momenteel worden uitgevoerd. B Plaats de cd-rom in het cd-romstation. De installer start. Bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem werkt Auto Run mogelijk niet. Start in dat geval “Setup.exe” dat zich op de cd-rom in de basisdirectory bevindt.
C Selecteert een interfacetaal, en klik vervolgens op [OK]. D Klik op [DeskTopBinder-SmartDeviceMonitor for Client] en vervolgens op [Volgende >]. 83
Andere afdrukbewerkingen
E Volg de instructies in de display om DeskTopBinder Lite te installeren. Als u wordt gevraagd de computer opnieuw te starten na het opnieuw installeren van DeskTopBinder Lite, start u de computer opnieuw en gaat u door met het configureren.
DeskTopBinder Lite aanpassen Volg de aanpassingsprocedure voor DeskTopBinder Lite om PDF-bestanden direct af te drukken.
A Klik in het menu [Start], op [Programma’s], [DeskTopBinder], en [Wizard Uitge-
3
breide functies].
B Wanneer [Extended Features Wizard] verschijnt, selecteert u [Start] en klikt u dan een paar keer op [Volgende] tot het scherm [Afdrukfunctie3] verschijnt.
C In het scherm [Afdrukfunctie3] klikt u op [Toevoegen...] om [PDF direct afdrukken Eigenschappen] weer te geven.
D Selecteer Stuurprogramma voor dit apparaat, klik dan op [OK], en vervolgens herhaaldelijk op [Volgende] tot [Voltooien] wordt weergegeven. Klik op [Voltooien].
Function Palette De Function Palette heeft toetsen voor functies die al zijn geconfigureerd middels DeskTopBinder Lite-aanpassing. Met deze toetsen kunt u Windows-bestanden afdrukken, afdrukvoorbeelden bekijken, afbeeldingen omzetten en scanners registreren voor documenten zonder dat DeskTopBinder Lite hoeft te worden geopend. U kunt deze functies ook gebruiken door eenvoudig een doelbestand te slepen naar de toets die overeenkomt met de vereiste functie en het daar te plaatsen.
A Klik in het menu [Start], op [Programma’s], [DeskTopBinder], en [Function Palette]. Een pictogram voor het Function Palette wordt toegevoegd aan de taakbalk rechts onder op het scherm.
B Klik met de rechtermuisknop op het pictogram op de taakbalk en klik dan op [Eigenschappen] om het scherm Eigenschappen weer te geven.
C Klik op het tabblad [Inhoud], selecteer het middelste selectievakje [PDF direct afdrukken] en klik dan op [OK]. Het scherm [Eigenschappen] sluit en het pictogram [PDF direct afdrukken] wordt toegevoegd aan het palette.
84
Een PDF-bestand direct afdrukken
PDF Direct afdrukken Gebruik de onderstaande methode om PDF-bestanden direct af te drukken.
A Sleep het PDF-bestand dat u wilt afdrukken naar het pictogram PDF direct afdrukken en laat het bestand daar staan.
B [Lijst van uitvoerbestanden - PDF direct afdrukken] wordt weergegeven. Selecteer het PDF-bestand dat u wilt afdrukken en klik op [OK]. Het PDF-bestand wordt afgedrukt.
PDF-bestanden die zijn beveiligd met een wachtwoord afdrukken
3
Volg de onderstaande procedure om PDF-bestanden af te drukken die met een wachtwoord zijn beveiligd.
A Klik in het Windows-menu [Start] op [Programma’s], [DeskTopBinder], en [Extended Features Wizard].
B Wanneer [Extended Features Wizard] verschijnt, selecteert u [Start] en klikt u dan een paar keer op [Volgende] tot het scherm [Afdrukfunctie3] verschijnt.
C In het scherm [Afdrukfunctie3] klikt u op [Eigenschappen...] om [PDF direct afdrukken Eigenschappen] weer te geven.
D Selecteer het selectievakje the [PDF-wachtwoord gebruiken] rechtsonderaan het scherm, en klik dan [OK]. Klik een paar keer op [Volgende] tot [Voltooien] verschijnt. Klik op [Voltooien] om het scherm [Extended Features Wizard] te sluiten.
E Sleep het PDF-bestand dat u wilt afdrukken naar het pictogram PDF direct afdrukken op het palette en laat het bestand daar staan.
F [Uitvoer Bestandslijst PDF direct afdrukken] wordt weergegeven. Selecteer het PDF-bestand dat reverse video wilt afdrukken en klik dan op [OK].
G Het scherm [PDF direct afdrukken Eigenschappen] wordt geopend. Voer het wachtwoord voor het PDF bestand in die u wilt afdrukken in het veld [PDF-wachtwoord:] rechtsonderaan het scherm, en klik dan [OK]. Het PDF-bestand dat beveiligd is met een wachtwoord wordt afgedrukt. Opmerking ❒ Voer een van de onderstaande handelingen uit voordat u een PDF-bestand dat beschermd is door een wachtwoord afdrukt: • Voer het PDF-wachtwoord in in het scherm Eigenschappen PDF direct afdrukken. • Geef een PDF-wachtwoord op door [PDF wachtwoord wijzigen] te selecteren in [PDF menu] op het bedieningspaneel van dit apparaat. ❒ Wanneer een [PDF Groepswachtwoord] voor het menu [PDF menu] is toegewezen aan DeskTopBinder Lite of het bedieningspaneel van dit apparaat, moet eenzelfde groepswachtwoord toegewezen worden aan de andere.
85
Andere afdrukbewerkingen
Eigenschappen PDF direct afdrukken
3 AMO160S NL
1. Naam instellen:
8. Aantal kopieën
Geeft de configuratienaam voor de plugin weer (maximaal 63 single byte tekens)
Geef het aantal kopieën dat moet worden afgedrukt op.
2. Pictogram wijzigen...
9. Sorteren
Wijzigt het pictogram dat wordt weergegeven op de werkbalk.
Afdrukken sorteren.
3. Printer:
Specificeert pagina's om af te drukken.
10. Bereik
Geeft een lijst van RPCS-stuurprogramma’s weer die PDF direct afdrukken ondersteunen.
11. Kleur/Zwart en wit:
4. Dubbelzijdig
12. Resolutie:
Dubbelzijdig afdrukken.
5. Lay-out Meerdere pagina’s op een vel papier afdrukken.
6. Dit dialoogvenster weergeven voordat u gaat afdrukken. Verschijnt in de modus PDF direct afdrukken wanneer dit selectievakje is ingeschakeld.
7. Richting: Geef de richting van de originelen op.
Geef op of er in kleur of in zwart-wit moet worden afgedrukt. Geef een afdrukresolutie op.
13. PDF-wachtwoord: Wanneer het PDF-bestand is beveiligd door een wachtwoord, voer het wachtwoord dan in dit veld in. Wanneer er geen wachtwoord wordt ingevuld, kan het bestand niet worden afgedrukt.
14. Groepswachtwrd: Voer het groepswachtwoord in dit veld in wanneer er een groepswachtwoord is toegewezen aan DeskTopBinder Lite en dit apparaat. Er kan niet worden afgedrukt als dit wachtwoord niet wordt ingevuld.
Opdrachten gebruiken U kunt PDF-bestanden direct afdrukken met opdrachten zoals “ftp”, “sftp” en “lpr” Verwijzing Raadpleeg de Netwerkhandleiding voor meer informatie over UNIXopdrachten.
86
Bescherming tegen onbevoegd kopiëren
Bescherming tegen onbevoegd kopiëren U kunt onder de afgedrukte tekst patronen en tekst afdrukken om te voorkomen dat het document zonder toestemming wordt gekopieerd. Bescherming tegen onbevoegd kopiëren bestaat uit twee functies: [Gegevensbeveiliging voor kopiëren] en [Mask type:]. Belangrijk ❒ De bedoeling van deze functie is om het kopiëren van vertrouwelijke documenten moeilijker te maken; de functie kan het ongeoorloofd gebruik van informatie niet voorkomen.
3
❒ Wanneer u de bescherming tegen onbevoegd kopiëren wilt gebruiken, configureer dan de instellingen van het RPCS-printerstuurprogramma zoals hieronder is beschreven. Deze functie kan niet worden geselecteerd als andere instellingen worden gebruikt. • In de lijst [Papiersoort:] selecteert u [Normaal] of [Normaal Inkjet papier]. • Wanneer u [Normaal] kiest, selecteer dan [Kwaliteit] op het tabblad [Afdrukkwaliteit]. • Wanneer u [Normaal Inkjet papier] kiest, selecteer dan [Normaal] op het tabblad [Afdrukkwaliteit].
Het scherm Ongeautoriseerde kopiecontrole openen
A Open in het RPCS-printerstuurprogramma het scherm [Afdrukvoorkeuren]. B Klik op [Aang. instellingen Wijzigen/Toevoegen...]. C Selecteer het selectievakje [Ongeaut. kopie...]. D Klik op [Instellingscontrole...]. Het scherm Ongeautoriseerde kopiecontrole wordt geopend. Opmerking ❒ Raadpleeg voor meer informatie de Help van het printerstuurprogramma.
87
Andere afdrukbewerkingen
[Gegevensbeveiliging voor kopiëren] gebruiken U kunt een patroon meegeven door het in het printerstuurprogramma in te stellen.
3 ❖ Stel [Gegevensbeveiliging voor kopiëren] in in de het printerstuurprogramma • Schakel het keuzevakje [Gegevensbeveiliging voor kopiëren] in. U kunt ook de tekst invoeren in het vak [Tekst:]. • U kunt dan niet tegelijkertijd het keuzevakje [Mask type:] inschakelen. • Het apparaat moet op de juiste manier worden ingesteld om een document af te drukken waarover in grijs is afgedrukt. Raadpleeg een beheerder. ❖ Document afdrukken met [Gegevensbeveiliging voor kopiëren]
N op o C ying o C g N o Cop ing N py N No ng o Co ying p N N ing No Co pying g o Co ing n i y y p g N Cop g pyin g No opyin C yin n i o y op ing N Cop o y py Co ying N o Cop p p N o o g C yin C No
AJL030S
88
1. Het patroon en de tekst die u
3. Het document is onleesbaar ge-
heeft ingesteld, wordt afgedrukt. 2. Het document wordt gekopieerd of opgeslagen in kopieerapparaten of multifunctionele apparaten waarop de optionele eenheid Bescherming tegen onbevoegd kopiëren is geïnstalleerd.
maakt door het grijs dat erover heen is gedrukt.
Bescherming tegen onbevoegd kopiëren
Opmerking ❒ Wanneer er een document wordt afgedrukt dat is ingesteld met [Gegevensbeveiliging voor kopiëren], hoeft de optionele eenheid Bescherming tegen onbevoegd kopiëren niet op het apparaat te zijn geïnstalleerd. De eenheid Bescherming tegen onbevoegd kopiëren is nodig wanneer er een document wordt gekopieerd of opgeslagen dat is beschermd met een grijze laag.
❒ Alleen het RPCS-printerstuurprogramma wordt ondersteund. ❒ U kunt niet slechts een deel van een patroon en tekst in een document insluiten. ❒ Gebruik 182 × 257 mm (71/4 × 101/2 in.) of groter papier. ❒ Gebruik gewoon papier of papier dat tenminste 70% wit is. ❒ Dubbelzijdig afdrukken kan problemen opleveren met deze functie omdat tekst en patronen door het papier zichtbaar kunnen zijn,
3
Verwijzing Raadpleeg voor meer informatie over de instelling [Gegevensbeveiliging voor kopiëren] het onderdeel Help van het printerstuurprogramma.
[Mask type:] gebruiken U kunt patronen en tekst insluiten in een document door het printerstuurprogramma in te stellen op het voorkomen van onbevoegd kopiëren.
❖ Stel [Mask type:] in in de het printerstuurprogramma • Kies een patroon van [Mask type:] en voer vervolgens de tekst in in het vak [Tekst:]. • U kunt de kleur die ter beveiliging over het document moet worden afgedrukt, selecteren bij [Zwart], [Cyaan] of [Magenta] in de lijst [Kleur:]. Opmerking ❒ U kunt [Tekst:] op zichzelf instellen, maar [Mask type:] en [Tekst:] moeten samen worden ingesteld.
89
Andere afdrukbewerkingen
❖ Een document afdrukken met gebruik van [Mask type:]
N Copy g N o o yin g N o Cop ing N py N No ng o Co ying N op gN yin No C opying g oC g n n i py g N pyi Co ing in opy ing No Copy n i opy ing No Copy py g No opy o C yin C No op op o C pying No C
3
C C ng No Copyi g No o opyin No N g oC g pyin No N ng o Co ying N Cop g gN n o yi yin g N o Cop ing n i py g N py Co in in opy ing No Copy o yi py Co ying N o Cop y p N o C ying o Cop p Co ing N Cop AJL031S
1. Het patroon en de tekst die u
3. Het patroon en de tekst die u
heeft ingesteld, wordt licht afgedrukt.
heeft ingesteld, verschijnen duidelijk.
2. Het document wordt gekopieerd, gescand of opgeslagen in kopieerapparaten/multifunctionele apparaten. Opmerking ❒ Alleen het RPCS-printerstuurprogramma wordt ondersteund.
❒ U kunt niet slechts een deel van patronen en tekst in een document insluiten. ❒ Om het patroon duidelijk te maken, stelt u het tekenformaat in op minimaal 50 pt (aangeraden wordt 70 tot 80 punten) en een tekenhoek tussen 30 en 40 graden. ❒ De resultaten van het kopiëren, scannen en opslaan van document in de Document Server kunnen verschillen afhankelijk van het soort apparaat en de instellingen die zijn gemaakt. ❒ Het afdrukken met achtergrondpatronen en -tekst kan langzamer zijn dan normaal afdrukken. Verwijzing Raadpleeg voor meer informatie over de instelling [Mask type:] het onderdeel Help van het printerstuurprogramma.
Belangrijke opmerking • De leverancier geeft geen garantie op hoe de afdrukpatronen en andere kopieerbeschermingsmaatregelen eruit zien. De afdrukpatronen en de effectiviteit van Bescherming tegen onbevoegd kopiëren kunnen verschillen en hangen af van de kwaliteit van het gebruikte papier en het model en de instellingen van het apparaat. • De leverancier aanvaardt geen verantwoordelijkheid voor geleden schade in verband met het gebruik van of het niet kunnen gebruiken van de afdrukpatronen van de Bescherming tegen onbevoegd kopiëren.
90
Afdruktaak gebruiken
Afdruktaak gebruiken Hier wordt beschreven hoe afdrukbestanden in het apparaat worden opgeslagen. Afdrukbestanden die zijn opgeslagen op het apparaat, kunnen worden afgedrukt. U kunt de afdrukbestanden selecteren in de Taaklijst of in het scherm Gebruiker ID. U kunt de afdruktaken die vanaf de computer zijn verzonden naar het apparaat en in het apparaat zijn opgeslagen, afdrukken of verwijderen. De volgende afdrukmethodes kunnen via het printerstuurprogramma worden geselecteerd: Testafdruk, Beveiligde afdruk, Uitgestelde afdruk en Opgeslagen afdruk.
3
Wanneer u in het scherm Printer op [Afdrtkn] drukt, verschijnt een venster waarin u het type afdruktaak kunt selecteren. Als u een type heeft geselecteerd, kunt u de in de lijst geselecteerde afdrukbestanden afdrukken door te drukken op: • [Tklijst] Het scherm Taaklijst wordt geopend. • [Gebr.-ID] Het scherm Gebruiker ID wordt geopend. Als u Testafdruk, Beveiligde afdruk of Uitgestelde afdruk heeft geselecteerd, worden de in het apparaat opgeslagen afdrukbestanden verwijderd wanneer het afdrukken is voltooid. Wanneer u Opgeslagen afdruk heeft geselecteerd, blijft het bestand in het apparaat opgeslagen zelfs wanneer het afdrukken is voltooid.
91
Andere afdrukbewerkingen
❖ Tklijst Wanneer u op [Tklijst] drukt tijdens het selecteren van het type afdruktaak nadat u op [Afdrtkn] in het scherm Printer heeft gedrukt, wordt het volgende scherm geopend:
3
AMO203S NL
1. Type afdruktaken Hier wordt het type afdruktaak weergegeven dat u heeft geselecteerd.
2. Paginanummer Geeft het huidige paginanummer weer. Elke keer wanneer u op {T} of {U} drukt, wordt er tussen de schermen geschakeld.
3. Display Gebruiker-ID, Datum/ tijd en Bestandsnaam Geeft de tijd weer wanneer de opdracht was ingevoerd om de opgeslagen bestanden af te drukken, het gebruiker-ID en de bestandsnamen.
4. [Afdruk.] Drukt een geselecteerd bestand af.
5. [Wijzigen] Hier kunt u het wachtwoord van een bestand wijzigen of verwijderen wanneer een wachtwoord is ingevoerd. Om het wachtwoord te wijzigen, drukt u op [Wijzigen], voert u het huidige wachtwoord in en typt u dan in het bevestigingsscherm het nieuwe wachtwoord in. Om het wachtwoord te verwijderen, drukt u op [Wijzigen] en vult u bij het invoer-/bevestigingsvakje voor een nieuw wachtwoord niets in en drukt u vervolgens op de toets {OK}. U kunt ook wachtwoorden instellen voor de Opgeslagen afdrukken die nog geen wachtwoord hebben.
6. [Verw.] Verwijdert een geselecteerd bestand.
Opmerking ❒ Wanneer u op [Wijzigen] drukt om een wachtwoord te wijzigen of te verwijderen, dient u eerst het bestaande wachtwoord in te voeren. Wanneer het ingevoerde wachtwoord niet juist is, kunt u geen huidige wachtwoorden wijzigen of verwijderen. ❒ U kunt [Wijzigen] alleen gebruiken om wachtwoorden in te stellen of te verwijderen als in het apparaat afdrukken zijn opgeslagen.
92
Afdruktaak gebruiken
❖ Gebr.-ID Wanneer u op [Gebr.-ID] drukt tijdens het selecteren van het type afdruktaak nadat u op [Afdrtkn] in het scherm Printer heeft gedrukt, wordt het volgende scherm geopend:
3
AMO204S NL
1. Type afdruktaken
3. Gebr.-ID
Hier wordt het type afdruktaak weergegeven dat u heeft geselecteerd.
2. Paginanummer Geeft het huidige paginanummer weer. Elke keer wanneer u op {T} of {U} drukt, wordt er tussen de schermen geschakeld.
Geeft de Gebruiker IDs weer van gebruikers die bestanden naar het apparaat hebben gestuurd.
4. [Afdr.] Drukt alle geselecteerde type bestanden af die door de gebruiker ID zijn verstuurd.
5. [Tklijst] Schakelt van het huidige scherm naar het scherm [Tklijst].
Opmerking ❒ Druk op de toets
om het selecteren van een bestand te annuleren. ❒ Het display wordt niet bijgewerkt als er een nieuw bestand wordt opgeslagen terwijl de lijst met opgeslagen bestanden wordt weergegeven. Om het scherm te vernieuwen, drukt op de toets om terug te keren naar het Printerscherm en dan weer op [Afdrtkn]. ❒ Als er een groot aantal afdruktaken opgeslagen is in het apparaat, dan kan de verwerking tijdelijk langzamer gaan afhankelijk van de functies die worden gebruikt. Verwijzing Zie het volgende voor meer informatie over het afdrukken van ieder soort afdruktaak:
Pag.94 “Testafdruk” Pag.98 “Beveiligde afdruk” Pag.102 “Uitgestelde afdruk” Pag.105 “Opgeslagen afdrukbestanden”
93
Andere afdrukbewerkingen
Afdrukken via het scherm Afdruktaak In dit gedeelte wordt informatie gegeven over Testafdruk, Beveiligde afdruk, Uitgestelde afdruk en Opgeslagen afdruk.
Testafdruk Gebruik deze functie om alleen de eerste set van een afdruktaak uit diverse sets af te drukken. Nadat u het resultaat heeft gecontroleerd, kunt u de resterende sets afdrukken of annuleren via het bedieningspaneel van het apparaat. Zo kunt u het aantal misdrukken of instellingsfouten tot een minimum beperken.
3
Belangrijk ❒ Een Testafdrukbestand kan niet worden opgeslagen als:
• het totaal aantal Testafdruk-, Beveiligde afdruk-, Uitgestelde afdruk- of Opgeslagen afdrukbestanden meer dan 100 is. (Het maximum aantal hangt af van de grootte van de gegevens in de bestanden.) • het bestand meer dan 1.000 bladzijden bevat. • verzonden of opgeslagen bestanden in het apparaat totaal meer dan 9.000 bladzijden bevatten. • apparaat gebruiken waarop Function Upgrade Option type C1500 niet is geïnstalleerd. Opmerking ❒ Is een Testafdrukbestand niet goed opgeslagen, bekijk dan het foutenlogbestand in het bedieningspaneel (zie Pag.117 “Het foutenlogbestand controleren”).
❒ Zelfs nadat u het apparaat heeft uitgeschakeld, blijven opgeslagen documenten in het apparaat. De instellingen [Tijd. taken autom. verw.] of [Opgesl. taken autom. verw.] worden echter eerst toegepast (zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen). ❒ Als de toepassing een sorteeroptie heeft, dient u zich ervan te verzekeren dat deze niet is geselecteerd voordat u een afdruktaak verstuurt. De testafdrukken worden automatisch gesorteerd door het printerstuurprogramma. Als de sorteeroptie is geselecteerd in het dialoogvenster [Afdrukken] van de toepassing, worden mogelijk meer afdrukken dan gewenst geproduceerd. ❒ Als de eerste set testafdrukbestanden niet voldoet aan uw verwachtingen en u de resterende sets daarom niet wilt afdrukken, verwijdert u het testafdrukbestand via het weergavepaneel. Als u de resterende sets van het testafdrukbestand afdrukt, wordt de taak automatisch van het apparaat verwijderd. ❒ De bestanden verzonden naar het apparaat worden niet opgeslagen als u gebruik maakt van een apparaat waarop geen Function Upgrade Option type C1500 is geïnstalleerd.
94
Afdrukken via het scherm Afdruktaak
Een Testafdrukbestand afdrukken Gebruik de onderstaande procedure om een testafdrukbestand af te drukken met PCL 6/5c en het RPCS-printerstuurprogramma. Zie het PostScript 3 Supplement voor informatie over het afdrukken van een testafdrukbestand met het printerstuurprogramma PostScript 3. Belangrijk ❒ Toepassingen met eigen stuurprogramma’s zoals PageMaker, ondersteunen deze functie niet. ❒ Gebruikt u Mac OS X, dan hebt u Mac OS X v10.2 of hoger nodig om deze functie te gebruiken.
3
A Configureer de testafdruk via de eigenschappenpagina van het printer-
stuurprogramma. Zie de relevante Help-bestanden voor meer informatie over het configureren van het printerstuurprogramma.
B Afdrukken starten vanuit het dialoogvenster [Afdrukken] van de toepassing. U dient meer dan twee kopieën in te stellen. De testafdruktaak wordt naar het apparaat gestuurd, en de eerste set wordt afgedrukt.
C Druk op het bedieningspaneel van het apparaat op de toets {Printer} om het Printerscherm te openen.
D Druk op [Afdrtkn].
E Selecteer [Testafdruktaken] met behulp van {T} of {U}, en druk dan op [Tklijst].
Er wordt een lijst weergegeven met testafdrukbestanden die zijn opgeslagen op het apparaat. Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, worden bepaalde afdruktaken mogelijk niet weergegeven. U kunt ook bestanden afdrukken door op [Gebr.-ID] te drukken. Zie Pag.109 “Afdrukken via het scherm Gebruiker ID” voor meer informatie.
95
Andere afdrukbewerkingen
F Selecteer het bestand dat u wilt afdrukken met behulp van {T} of {U}, en druk dan op [Afdruk.].
Voer het nieuwe aantal sets in met de cijfertoetsen. U kunt maximaal 999 sets invoeren. Druk op {Wis/Stop} om invoerfouten te corrigeren.
3
G Druk op [Afdruk.]. De resterende sets worden afgedrukt. Druk op [Annul.] om de afdruktaak te annuleren. Opmerking ❒ Als de afdruktaak is voltooid, wordt het opgeslagen bestand verwijderd. ❒ Om het afdrukken te annuleren, drukt u op de toets tot het Printerscherm verschijnt en dan drukt u op [JobReset]. Het bestand wordt verwijderd.
96
Afdrukken via het scherm Afdruktaak
Testafdrukbestanden verwijderen Als u niet tevreden bent over de testafdruk, kunt u het testafdrukbestand verwijderen, dit herzien en tot slot opnieuw afdrukken. Herhaal deze stappen tot het gewenste resultaat is bereikt.
A Druk op de {Printer}-toets om het Printer-scherm weer te geven. B Druk op [Afdrtkn].
3 C Selecteer [Testafdruktaken] met behulp van {T} of {U}, en druk dan op [Tklijst].
Er wordt een lijst weergegeven met testafdrukbestanden die zijn opgeslagen op het apparaat. Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, worden bepaalde afdruktaken mogelijk niet weergegeven.
D Selecteer het bestand dat u wilt verwijderen met {T} of {U}, en druk dan op [Verw.].
Het bevestigingsvenster voor een verwijderbewerking verschijnt.
E Druk op [Verw.] om het bestand te verwijderen. Het geselecteerde bestand wordt verwijderd. Opmerking ❒ Als u het bestand niet wilt verwijderen, drukt u op [Annul.].
97
Andere afdrukbewerkingen
Beveiligde afdruk Gebruik deze functie om de privacy te waarborgen wanneer u via een netwerk vertrouwelijke documenten afdrukt op het apparaat. Nadat af te drukken gegevens zijn opgeslagen op het apparaat, is het normaal gesproken mogelijk gegevens af te drukken met gebruikmaking van de display. Wanneer u Beveiligde afdruk gebruikt, is het niet mogelijk om af te drukken tenzij een wachtwoord is ingevoerd via het displaypaneel van het apparaat. Uw vertrouwelijke documenten kunnen niet worden ingezien door andere netwerkgebruikers. Belangrijk ❒ Een Beveiligd afdrukbestand kan niet worden opgeslagen als: • het totaal aantal Testafdruk-, Beveiligde afdruk-, Uitgestelde afdruk- of Opgeslagen afdrukbestanden meer dan 100 is. (Het maximum aantal hangt af van de grootte van de gegevens in de bestanden.) • het bestand meer dan 1.000 bladzijden bevat. • verzonden of opgeslagen bestanden in het apparaat totaal meer dan 9.000 bladzijden bevatten. • apparaat gebruiken waarop Function Upgrade Option type C1500 niet is geïnstalleerd.
3
Opmerking ❒ Is een Beveiligd afdrukbestand niet goed opgeslagen, bekijk dan het foutenlogbestand in het bedieningspaneel (zie Pag.117 “Het foutenlogbestand controleren”). ❒ Zelfs nadat u het apparaat heeft uitgeschakeld, blijven opgeslagen documenten in het apparaat. De instellingen [Tijd. taken autom. verw.] of [Opgesl. taken autom. verw.] worden echter eerst toegepast (zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen). ❒ Als de toepassing een sorteeroptie heeft, dient u zich ervan te verzekeren dat deze niet is geselecteerd voordat u een afdruktaak verstuurt. Beveiligde afdruktaken worden automatisch gesorteerd door het printerstuurprogramma. Dit is de standaardinstelling. Als een sorteeroptie is geselecteerd in het dialoogvenster Afdrukken van de toepassing, worden mogelijk meer dan het beoogde aantal sets afgedrukt. ❒ Na afdrukken van het beveiligde afdrukbestand, wordt de taak automatisch verwijderd. ❒ De bestanden verzonden naar het apparaat worden niet opgeslagen als u gebruik maakt van een apparaat waarop geen Function Upgrade Option type C1500 is geïnstalleerd.
98
Afdrukken via het scherm Afdruktaak
Een Beveiligd afdrukbestand afdrukken Gebruik de onderstaande procedure om een beveiligd afdrukbestand af te drukken met PCL 6/5c en het RPCS-printerstuurprogramma. Zie het PostScript 3 Supplement voor informatie over het afdrukken van een beveiligd afdrukbestand met het printerstuurprogramma PostScript 3. Belangrijk ❒ Toepassingen met eigen stuurprogramma’s zoals PageMaker, ondersteunen deze functie niet. ❒ Gebruikt u Mac OS X, dan hebt u Mac OS X v10.2 of hoger nodig om deze functie te gebruiken.
3
A Configureer de beveiligde afdruk via de eigenschappenpagina van het printerstuurprogramma. Raadpleeg de Help voor printerstuurprogramma’s voor meer informatie over het configureren van de printerstuurprogramma’s.
B Afdrukken starten vanuit het dialoogvenster [Afdrukken] van de toepassing. De beveiligde afdruktaak wordt naar het apparaat gestuurd.
C Druk op het bedieningspaneel van het apparaat op de toets {Printer} om het Printerscherm te openen.
D Druk op [Afdrtkn].
Er wordt een lijst weergegeven met afdrukbestanden die zijn opgeslagen in het apparaat.
E Selecteer [Beveiligde afdruktaken] met behulp van {T} of {U}, en druk dan op [Tklijst].
Er wordt een lijst weergegeven met beveiligde afdrukbestanden die zijn opgeslagen op het apparaat. Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, worden bepaalde afdruktaken mogelijk niet weergegeven. U kunt ook bestanden afdrukken door op [Gebr.-ID] te drukken. Zie Pag.109 “Afdrukken via het scherm Gebruiker ID” voor meer informatie.
99
Andere afdrukbewerkingen
F Selecteer het bestand dat u wilt afdrukken met behulp van {T} of {U}, en druk dan op [Afdruk.].
Het wachtwoordscherm wordt weergegeven.
G Voer het wachtwoord in met de cijfertoetsen en druk op de toets {OK}.
3
Het bevestigingsvenster voor een afdruktaak wordt weergegeven. Als het wachtwoord niet correct is ingevoerd, opent een bevestigingsvenster. Druk op [Afsluit.] om het wachtwoord opnieuw in te voeren. Neem contact op met uw netwerkbeheerder wanneer u het wachtwoord kwijt bent.
H Druk op [Afdruk.]. Het beveiligde bestand wordt afgedrukt. Druk op [Annul.] om de afdruktaak te annuleren. Opmerking ❒ Als de afdruktaak is voltooid, wordt het opgeslagen bestand verwijderd. ❒ Om het afdrukken te annuleren, drukt u op de toets tot het Printerscherm verschijnt en dan drukt u op [JobReset]. Het bestand wordt verwijderd.
100
Afdrukken via het scherm Afdruktaak
Beveiligde afdrukbestanden verwijderen
A Druk op de {Printer}-toets om het Printer-scherm weer te geven. B Druk op [Afdrtkn].
3
C Selecteer [Beveiligde afdruktaken] met behulp van {T} of {U}, en druk dan op [Tklijst].
Een lijst met beveiligde afdrukbestanden wordt weergegeven. Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, worden bepaalde afdruktaken mogelijk niet weergegeven.
D Selecteer het bestand dat u wilt verwijderen met {T} of {U}, en druk dan op [Verw.].
Het wachtwoordscherm wordt weergegeven.
E Voer het wachtwoord in met de cijfertoetsen en druk op de toets {OK}.
Het bevestigingsvenster voor een verwijderbewerking opent. Als het wachtwoord niet correct is ingevoerd, opent een bevestigingsvenster. Druk op [Afsluit.] om het wachtwoord opnieuw in te voeren.
F Druk op [Verw.]. Het geselecteerde bestand wordt verwijderd. Als u het bestand niet wilt verwijderen, drukt u op [Annul.].
101
Andere afdrukbewerkingen
Uitgestelde afdruk Gebruik deze functie om tijdelijk een bestand in het apparaat vast te houden en het later via de computer of het bedieningspaneel van het apparaat af te drukken. Belangrijk ❒ Een Uitgesteld afdrukbestand kan niet worden opgeslagen als: • het totaal aantal Testafdruk-, Beveiligde afdruk-, Uitgestelde afdruk- of Opgeslagen afdrukbestanden meer dan 100 is. (Het maximum aantal hangt af van de grootte van de gegevens in de bestanden.) • het bestand meer dan 1.000 bladzijden bevat. • verzonden of opgeslagen bestanden in het apparaat totaal meer dan 9.000 bladzijden bevatten. • apparaat gebruiken waarop Function Upgrade Option type C1500 niet is geïnstalleerd.
3
❒ ❒
❒
❒
Opmerking Is een Uitgesteld afdrukbestand niet goed opgeslagen, bekijk dan het foutenlogbestand in het bedieningspaneel (zie Pag.117 “Het foutenlogbestand controleren”). Zelfs nadat u het apparaat heeft uitgeschakeld, blijven opgeslagen documenten in het apparaat. De instellingen [Tijd. taken autom. verw.] of [Opgesl. taken autom. verw.] worden echter eerst toegepast (zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen). Als de toepassing een sorteeroptie heeft, dient u zich ervan te verzekeren dat deze niet is geselecteerd voordat u een afdruktaak verstuurt. De uitgestelde afdruktaken worden automatisch gesorteerd door het printerstuurprogramma. Als de sorteeroptie is geselecteerd in het dialoogvenster Afdrukken van de toepassing, wordt mogelijk meer dan het beoogde aantal afdrukken geproduceerd. De bestanden verzonden naar het apparaat worden niet opgeslagen als u gebruik maakt van een apparaat waarop geen Function Upgrade Option type C1500 is geïnstalleerd.
Een Uitgesteld afdrukbestand afdrukken Gebruik de onderstaande procedure om een uitgesteld afdrukbestand af te drukken met PCL 6/5c en het RPCS-printerstuurprogramma. Zie het PostScript 3 Supplement voor informatie over het afdrukken van een uitgesteld afdrukbestand met het printerstuurprogramma PostScript 3. Belangrijk ❒ Toepassingen met eigen stuurprogramma’s zoals PageMaker, ondersteunen deze functie niet.
❒ Gebruikt u Mac OS X, dan hebt u Mac OS X v10.2 of hoger nodig om deze functie te gebruiken.
102
Afdrukken via het scherm Afdruktaak
A Configureer de uitgestelde afdruk via de eigenschappenpagina van het printerstuurprogramma. Zie de relevante Help-bestanden voor meer informatie over het configureren van het printerstuurprogramma.
B Klik op [Details...] en voer dan het gebruiker-ID in in het vak [Gebruiker-ID:]. U kunt ook een bestandsnaam opgeven. De opgegeven bestandsnaam wordt weergegeven in het scherm Taaklijst van het apparaat.
C Afdrukken starten vanuit het dialoogvenster [Afdrukken] van de toepassing.
3
De uitgestelde afdruktaak wordt naar het apparaat gestuurd en opgeslagen.
D Druk op het bedieningspaneel van het apparaat op de toets {Printer} om het printerscherm te openen.
E Druk op [Afdrtkn].
F Selecteer [Afdruktaken vasthouden] met behulp van {T} of {U}, en druk dan op [Tklijst].
Er wordt een lijst weergegeven met afdrukbestanden die zijn opgeslagen in het apparaat. Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, worden bepaalde afdruktaken mogelijk niet weergegeven. U kunt ook bestanden afdrukken door op [Gebr.-ID] te drukken. Zie Pag.109 “Afdrukken via het scherm Gebruiker ID” voor meer informatie.
G Selecteer het bestand dat u wilt afdrukken met behulp van {T} of {U}, en druk dan op [Afdruk.].
Het bevestigingsscherm verschijnt.
103
Andere afdrukbewerkingen
H Druk op [Afdruk.]. Het uitgestelde afdrukbestand wordt afgedrukt. Druk op [Annul.] om de afdruktaak te annuleren. Opmerking ❒ Als de afdruktaak is voltooid, wordt het opgeslagen bestand verwijderd. ❒ Om het afdrukken te annuleren, drukt u op de toets tot het Printerscherm verschijnt en dan drukt u op [JobReset]. Het bestand wordt verwijderd. Verwijzing Raadpleeg voor meer informatie over de instelling van printerstuurprogramma’s de Helpfunctie van het printerstuurprogramma. U kunt een uitgesteld afdrukbestand ook afdrukken of verwijderen van de Web Image Monitor. Zie voor meer informatie de help van de Web Image Monitor.
3
Uitgestelde afdrukbestanden verwijderen
A Druk op de {Printer}-toets om het Printer-scherm weer te geven. B Druk op [Afdrtkn].
C Selecteer [Afdruktaken vasthouden] met behulp van {T} of {U}, en druk dan op [Tklijst].
Er wordt een lijst weergegeven met uitgestelde afdrukbestanden die zijn opgeslagen op het apparaat. Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, worden bepaalde afdruktaken mogelijk niet weergegeven.
D Selecteer het bestand dat u wilt verwijderen met {T} of {U}, en druk dan op [Verw.].
Het bevestigingsvenster voor een verwijderbewerking verschijnt.
104
Afdrukken via het scherm Afdruktaak
E Druk op [Verw.] om het bestand te verwijderen. Het geselecteerde bestand wordt verwijderd. Als u het bestand niet wilt verwijderen, drukt u op [Annul.].
Opgeslagen afdrukbestanden Gebruik deze functie om een bestand in het apparaat op te slaan en het later via de computer of het bedieningspaneel van het apparaat af te drukken. Taken worden na het afdrukken niet verwijderd, dus dezelfde taak hoeft niet opnieuw te worden verzonden om meerdere kopieën af te drukken.
3
Belangrijk ❒ Een opgeslagen afdrukbestand kan niet worden opgeslagen als: • het totaal aantal Testafdruk-, Beveiligde afdruk-, Uitgestelde afdruk- of Opgeslagen afdrukbestanden meer dan 100 is. (Het maximum aantal hangt af van de grootte van de gegevens in de bestanden.) • het bestand meer dan 1.000 bladzijden bevat. • verzonden of opgeslagen bestanden in het apparaat totaal meer dan 9.000 bladzijden bevatten. • apparaat gebruiken waarop Function Upgrade Option type C1500 niet is geïnstalleerd.
❒ ❒
❒
❒
Opmerking Is een opgeslagen afdrukbestand niet goed opgeslagen, bekijk dan het foutenlogbestand in het bedieningspaneel (zie Pag.117 “Het foutenlogbestand controleren”). Zelfs nadat u het apparaat heeft uitgeschakeld, blijven opgeslagen documenten in het apparaat. De instellingen [Tijd. taken autom. verw.] of [Opgesl. taken autom. verw.] worden echter eerst toegepast (zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen). Als de toepassing een sorteeroptie heeft, dient u zich ervan te verzekeren dat deze niet is geselecteerd voordat u een afdruktaak verstuurt. De opgeslagen afdruktaken worden automatisch gesorteerd door het printerstuurprogramma. Als de sorteeroptie is geselecteerd in het dialoogvenster Afdrukken van de toepassing, wordt mogelijk meer dan het beoogde aantal afdrukken geproduceerd. De bestanden verzonden naar het apparaat worden niet opgeslagen als u gebruik maakt van een apparaat waarop geen Function Upgrade Option type C1500 is geïnstalleerd.
105
Andere afdrukbewerkingen
Een opgeslagen afdrukbestand afdrukken Gebruik de onderstaande procedure om een opgeslagen afdrukbestand af te drukken met PCL 6/5c en het RPCS-printerstuurprogramma. Zie het PostScript 3 Supplement voor informatie over het afdrukken van een opgeslagen afdrukbestand met het printerstuurprogramma PostScript 3. Belangrijk ❒ Toepassingen met eigen stuurprogramma’s zoals PageMaker, ondersteunen deze functie niet. ❒ Gebruikt u Mac OS X, dan hebt u Mac OS X v10.2 of hoger nodig om deze functie te gebruiken.
3
A Configureer de opgeslagen afdruk via de eigenschappenpagina van het printerstuurprogramma. U kunt kiezen uit twee manieren om afdrukken op te slaan: • [Opgeslagen afdrukken] Het bestand wordt in de printer opgeslagen en kan later worden afgedrukt via het bedieningspaneel. • [Opsl. en Normaal afdr.] Het bestand wordt meteen afgedrukt en wordt ook opgeslagen in de printer. Zie de relevante Help-bestanden voor meer informatie over het configureren van het printerstuurprogramma.
B Klik op [Details...] en voer dan het gebruiker-ID in in het vak [Gebruiker-ID:]. U kunt ook een wachtwoord instellen. Hetzelfde wachtwoord moet worden ingevoerd wanneer u afdrukt of verwijdert. U kunt een bestandsnaam opgeven. De opgegeven bestandsnaam wordt weergegeven in het scherm Taaklijst van het apparaat.
C Afdrukken starten vanuit het dialoogvenster [Afdrukken] van de toepassing. De opgeslagen afdruktaak wordt naar het apparaat gestuurd en opgeslagen.
D Druk op het bedieningspaneel van het apparaat op de toets {Printer} om het printerscherm te openen.
E Druk op [Afdrtkn].
106
Afdrukken via het scherm Afdruktaak
F Selecteer [Opgeslagen afdruktaken] met behulp van {T} of {U}, en druk dan op [Tklijst].
Er wordt een lijst weergegeven met opgeslagen afdrukbestanden die zijn opgeslagen in het apparaat. U kunt ook bestanden afdrukken door op [Gebr.-ID] te drukken. Zie Pag.109 “Afdrukken via het scherm Gebruiker ID” voor meer informatie.
3
G Selecteer het bestand dat u wilt afdrukken met behulp van {T} of {U}, en druk dan op [Afdruk.].
Het bevestigingsscherm verschijnt. Heeft u een wachtwoord ingesteld in het printerstuurprogramma, dan verschijnt er een wachtwoordbevestigingsscherm. Voer het wachtwoord in. Voer het aantal sets in met behulp van de cijfertoetsen.
H Druk op [Afdruk.]. Het opgeslagen afdrukbestand wordt afgedrukt. Druk op [Annul.] om de afdruktaak te annuleren. Opmerking ❒ Om het afdrukken te annuleren, drukt u op de toets tot het Printerscherm verschijnt en dan drukt u op [JobReset]. Een opgeslagen afdrukbestand wordt niet verwijderd zelfs niet wanneer u op [JobReset] drukt.
❒ Het opgeslagen afdrukbestand dat naar het apparaat is gestuurd, wordt alleen verwijderd als u een bestand verwijdert of [Opgesl. taken autom. verw.] selecteert (zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen). Zie Pag.108 “Opgeslagen afdrukbestanden verwijderen” voor meer informatie. ❒ U kunt een wachtwoord invoeren of verwijderen nadat de bestanden naar het apparaat zijn verzonden. Selecteer het bestand en druk op het scherm Lijst met afdruktaken op [Wijzigen]. Om een wachtwoord in te stellen, voert u het nieuwe wachtwoord in. Om het wachtwoord te verwijderen, vult u in het vakje voor het wachtwoord niets in of bevestigt u het nieuwe wachtwoord en drukt u dan op de toets {OK}.
107
Andere afdrukbewerkingen
Verwijzing Raadpleeg voor meer informatie over de instelling van printerstuurprogramma’s de Helpfunctie van het printerstuurprogramma. U kunt een opgeslagen afdrukbestand ook afdrukken of verwijderen van de Web Image Monitor. Zie voor meer informatie de help van de Web Image Monitor.
Opgeslagen afdrukbestanden verwijderen
A Druk op de {Printer}-toets om het Printer-scherm weer te geven. B Druk op [Afdrtkn].
3
C Selecteer [Opgeslagen afdruktaken] met behulp van {T} of {U}, en druk dan op [Tklijst].
Er wordt een lijst weergegeven met opgeslagen afdrukbestanden die zijn opgeslagen in het apparaat. Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, worden bepaalde afdruktaken mogelijk niet weergegeven.
D Selecteer het bestand dat u wilt verwijderen met {T} of {U}, en druk dan op [Verw.].
Het bevestigingsvenster voor een verwijderbewerking verschijnt. Heeft u een wachtwoord ingesteld in het printerstuurprogramma, voer dan het wachtwoord in om te verwijderen.
E Druk op [Verw.] om het bestand te verwijderen. Het geselecteerde bestand wordt verwijderd. Als u het bestand niet wilt verwijderen, drukt u op [Annul.].
108
Afdrukken via het scherm Gebruiker ID
Afdrukken via het scherm Gebruiker ID Hier wordt beschreven hoe bestanden die zijn opgeslagen in het apparaat via het scherm Gebruiker ID worden afgedrukt.
Geselecteerde afdruktaak afdrukken
A Druk op het scherm Printer op [Afdrtkn].
3
B Selecteer een type afdruktaak die u wilt afdrukken met behulp van {T} of {U}, en druk dan op [Gebr.-ID].
Een lijst gebruiker-ID’s van wie de bestanden zijn opgeslagen op het apparaat, wordt weergegeven.
C Selecteer de gebruiker-ID die u wilt afdrukken met behulp van {T} of {U}, en druk dan op [Tklijst].
De afdruktakenlijst van het geselecteerde gebruiker-ID verschijnt.
D Selecteer het bestand dat u wilt afdrukken met behulp van {T} of {U}, en druk dan op [Afdruk.].
Het bevestigingsscherm verschijnt.
109
Andere afdrukbewerkingen
E Druk op [Afdruk.]. Het geselecteerde bestand wordt afgedrukt. Om het afdrukken te annuleren, drukt u op [Annul.]. Verwijzing Zie het volgende voor meer informatie over het afdrukken van ieder soort afdruktaak:
Pag.94 “Testafdruk” Pag.98 “Beveiligde afdruk” Pag.102 “Uitgestelde afdruk” Pag.105 “Opgeslagen afdrukbestanden”
3
Alle afdruktaken afdrukken
A Druk op het scherm Printer op [Afdrtkn].
B Selecteer een type afdruktaak die u wilt afdrukken met behulp van {T} of {U}, en druk dan op [Gebr.-ID].
Een lijst gebruiker-ID’s van wie de bestanden zijn opgeslagen op het apparaat, wordt weergegeven.
C Selecteer de gebruiker-ID die u wilt afdrukken met behulp van {T} of {U}, en druk dan op [Afdr.].
Het bevestigingsscherm verschijnt.
110
Afdrukken via het scherm Gebruiker ID
D Druk op [Afdruk.]. De geselecteerde bestanden worden afgedrukt. Om het afdrukken te annuleren, drukt u op [Annul.]. Opmerking ❒ Nadat het afdrukken is voltooid, worden testafdruk-, Opgeslagen afdruken Uitgestelde afdrukbestanden verwijderd. ❒ U kunt geen afdruktaak kiezen die niet is opgeslagen onder het gekozen gebruiker-ID. ❒ Wanneer u Testafdruk met meerdere bestanden selecteert, is het aantal dat u instelt in het bevestigingsscherm op alle bestanden van toepassing. ❒ Wanneer u Opgeslagen afdruk selecteert, is het aantal dat u instelt in het bevestigingsscherm op alle bestanden van toepassing. ❒ Kiest u Beveiligde afdruk, voer dan het juiste wachtwoord in. Wanneer er een aantal wachtwoorden zijn, drukt het apparaat alleen de bestanden af die overeenkomen met het ingevoerde wachtwoord. ❒ Heeft u opgeslagen afdrukbestanden geselecteerd en vereisen sommige van deze bestanden een wachtwoord, dan drukt het apparaat de bestanden af die overeenkomen met het ingevoerde wachtwoord samen met de bestanden die geen wachtwoord nodig hebben.
3
Verwijzing Zie het volgende voor meer informatie over het afdrukken van ieder soort afdruktaak:
Pag.94 “Testafdruk” Pag.98 “Beveiligde afdruk” Pag.102 “Uitgestelde afdruk” Pag.105 “Opgeslagen afdrukbestanden”
111
Andere afdrukbewerkingen
Form Feed Deze paragraaf bevat instructie voor het gebruik van het apparaat in geval er geen lade is geselecteerd voor het papierformaat of -type, of wanneer het papier van het apparaat op is. Belangrijk ❒ De lade kan niet worden gewijzigd als de volgende functies aan de lade zijn toegekend: • Dubbelzijdig afdrukken naar een lade die geen dubbelzijdig afdrukken ondersteunt • 1-vel Handinvoer selecteren
3
Opmerking ❒ Als form feed is geselecteerd voor een lade met de volgende instellingen, kunt u de lade wijzigen door de instellingen ongedaan te maken: • 2-zijdig afdrukken ❒ Als Automatisch doorgaan is geselecteerd, worden na een opgegeven tijd de andere vellen papier doorgevoerd. Zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
Afdrukken via een geselecteerde lade Een waarschuwingsbericht wordt weergegeven als het apparaat geen lade heeft voor het geselecteerde papierformaat of -type, of als het geselecteerde papier in het apparaat op is. Als dit bericht verschijnt, volg dan de onderstaande procedure.
A Wanneer het waarschuwingsbericht verschijnt, drukt u op [FormFeed].
B Selecteer de papierdoorvoerlade met behulp van {T} of {U} uit die worden weergegeven op het displaypaneel en druk dan op de toets {OK}. Om met afdrukken te starten nadat u papier in de lade heeft geplaatst, laadt u eerst het juiste papier en selecteert hierna de lade.
Het apparaat drukt af met gebruikmaking van de geselecteerde lade. Opmerking ❒ Als een lade met een kleiner papierformaat is geselecteerd, wordt de afdruktaak mogelijk afgebroken of treden er andere problemen op.
112
Form Feed
Een afdruktaak annuleren Volg deze procedure om de afdruktaak te annuleren wanneer het bericht voor het plaatsen van papier verschijnt.
A Druk op [JobReset].
3 B Druk op [Huidig].
Het bevestigingsbericht verschijnt. Om het afdrukken te hervatten, drukt u op [Hervat].
C Druk op [Ja] om de afdruktaak te annuleren.
Druk op [Nee] om terug te keren naar de vorige display. Opmerking ❒ Als het apparaat wordt gedeeld door verschillende computers, let er dan op of u niet per ongeluk de afdruktaak van een ander annuleert.
❒ Als in Windows het apparaat is aangesloten op de computer via een parallelle kabel, dan kunnen verstuurde afdruktaken worden geannuleerd als op [JobReset] is gedrukt terwijl “Wachten...” wordt weergegeven op het bedieningspaneel. Nadat het interval dat is ingesteld in Printereigenschappen van [I/O time-out] is verstreken, kan de volgende afdruktaak worden verstuurd. Een afdruktaak die vanaf een andere clientcomputer is verstuurd, wordt in dit geval niet geannuleerd.
113
Andere afdrukbewerkingen
❒ Als gegevens zijn verwerkt, kunt u het afdrukken van die gegevens niet annuleren. Het kan dus voorkomen dat er nog een paar pagina’s worden afgedrukt nadat u op [JobReset] heeft gedrukt. ❒ Het kan tevens een aanzienlijke tijd duren voordat een afdruktaak, met een groot gegevensvolume, wordt afgebroken. Verwijzing Zie Pag.115 “Een afdruktaak annuleren” voor meer informatie.
3
114
Een afdruktaak annuleren
Een afdruktaak annuleren In dit gedeelte wordt beschreven hoe u afdrukken via de computer of het bedieningspaneel kunt annuleren.
Afdruktaak via het bedieningspaneel annuleren
A Druk op [JobReset] op het weergavepaneel of de toets {Wis/Stop} op het bedieningspaneel. Een bevestigingsvenster opent.
3
B Druk op [Huidig].
Om het afdrukken te hervatten, drukt u op [Hervat].
C Druk op [Ja] om de afdruktaak te annuleren.
Druk op [Nee] om terug te keren naar de vorige display.
115
Andere afdrukbewerkingen
Windows - Afdruktaak via de computer annuleren U kunt een afdruktaak via de computer annuleren wanneer de afdruktaak niet volledig is verzonden.
A Dubbelklik op het printerpictogram op de taaklade van Windows. Een venster opent met alle afdruktaken die momenteel in de afdrukwachtrij staan. Controleer de huidige status van de te annuleren taak.
B Selecteert de naam van de te annuleren taak. C In het menu [Document] klikt u op [Afdrukken annuleren]. D Druk op de toets {Printer} op het bedieningspaneel van het apparaat.
3
Opmerking ❒ Als het apparaat wordt gedeeld door verschillende computers, let er dan op of u niet per ongeluk de afdruktaak van een ander annuleert.
❒ Als het apparaat via een parallelle kabel is aangesloten op de computer, worden verstuurde afdruktaken geannuleerd als op [JobReset] is gedrukt, terwijl “Wachten...” wordt weergegeven op het bedieningspaneel. Nadat het interval dat is ingesteld in Printereigenschappen van [I/O time-out] is verstreken, kan de volgende afdruktaak worden verstuurd. Een afdruktaak die vanaf een andere clientcomputer is verstuurd, wordt in dit geval niet geannuleerd. ❒ In Windows XP, Windows Server 2003 en Windows NT 4.0 klikt u op [Annuleren] in het menu [Document]. ❒ In Windows 95/98/Me/2000 of Windows NT 4.0 kunt u tevens het venster met afdruktaken openen door te dubbelklikken op het apparaatpictogram van het venster [Printers] (het venster [Printers en faxapparaten] in Windows XP en Windows Server 2003). ❒ Als gegevens zijn verwerkt, kunt u het afdrukken van die gegevens niet annuleren. Het kan dus voorkomen dat er nog een paar pagina’s worden afgedrukt nadat u op [JobReset] heeft gedrukt. ❒ Het kan tevens een aanzienlijke tijd duren voordat een afdruktaak, met een groot gegevensvolume, wordt afgebroken.
116
Het foutenlogbestand controleren
Het foutenlogbestand controleren Konden bestanden niet worden afgedrukt door afdrukfouten, probeer dan achter de oorzaak van de fouten te komen door het foutenlog te controleren op het bedieningspaneel. Belangrijk ❒ De meest recente 30 foutenbestanden worden in het foutenlogboek opgeslagen. Wordt een nieuwe fout toegevoegd wanneer er al 30 fouten opgeslagen zijn, dan wordt de oudste fout verwijderd. Hoort de oudste fout echter bij één van de volgende afdruktaken, dan wordt deze fout niet verwijderd. De fout wordt apart opgeslagen totdat het aantal van dit soort fouten 30 is. U kunt iedere afdruktaak controleren op informatie van het foutenlogboek.
3
• Testafdruk • Beveiligde afdruk • Uitgestelde afdruk • Opgeslagen afdrukbestanden ❒ Als de hoofdschakelaar is uitgezet, wordt het logbestand verwijderd.
A Druk op de {Printer}-toets om het Printer-scherm weer te geven. B Druk op [Menu].
C Selecteer [Foutenlogbestand weergeven] met {T} of {U}, en druk dan op de toets {OK}.
D Selecteer een type afdruktaak met {T} of {U}, en druk dan op de toets {OK}. Als u [Alle] selecteert, verschijnen alle foutenlogboeken.
117
Andere afdrukbewerkingen
E Selecteer met {T} of {U} het foutenlogboek dat u wilt bekijken.
Er verschijnt een gedetailleerde foutenlogboek. Opmerking ❒ Druk nadat u het foutenlogboek heeft bekeken, op de toets tot het Printerscherm wordt geopend. ❒ Om bestanden in de foutenregistratie af te drukken, verstuurt u ze opnieuw nadat de opgeslagen bestanden zijn afgedrukt of verwijderd.
3
118
Spoolafdrukken
Spoolafdrukken Met Spoolafdrukken kunt u afdruktaken die worden overgestuurd vanaf een computer, tijdelijk opslaan om ze af te drukken nadat ze zijn overgedragen. Spoolafdrukken bekort de afdruktijd en maximaliseert de printerefficiëntie. Belangrijk ❒ Tijdens Spoolafdrukken wordt de harde schijf gebruikt en knippert het lampje Data-In. De vaste schijf kan beschadigd raken wanneer tijdens Spoolafdrukken de computer of het apparaat wordt uitgeschakeld. Ook worden de gespoolde taken gewist als tijdens Spoolafdrukken de computer of het apparaat wordt uitgeschakeld. Schakel daarom tijdens Spoolafdrukken de stroomvoorziening van de computer of het apparaat niet uit.
3
❒ Als gegevens naar het apparaat worden gestuurd via andere protocollen dan diprint, lpr, ipp en smb (TCP/IP (IPv6)), kan Spoolafdrukken niet worden uitgevoerd. ❒ Maximaal 150 taken kunnen tegelijk door Spoolafdrukken worden verwerkt. ❒ Deze functie is alleen beschikbaar op apparaten waarop Function Upgrade Option type C1500 is geïnstalleerd.
❖ Spoolafdrukken instellen U kunt spoolafdrukken instellen via telnet of de Web Image Monitor. • Via Web Image Monitor Zie de Netwerkhandleiding of Help voor meer informatie. • Telnet gebruiken Typ “spoolsw spool on” om spoolafdrukken te configureren. Zie de Netwerkhandleiding voor meer informatie over telnet. ❖ Gespoolde taken bekijken/verwijderen in de Web Image Monitor Start de Web Image Monitor en typ het IP-adres van het apparaat in de adresbalk. Zo wordt de eerste pagina weergegeven. Zie de Netwerkhandleiding voor meer informatie. Opmerking ❒ De eerste pagina afdrukken met Spoolafdrukken verloopt traag.
❒ De computer kent relatief minder processortijd aan afdruktaken toe als grotere gegevenshoeveelheden worden gespooled. ❒ Opgeslagen gespoolde taken kunnen in de Web Image Monitor worden bekeken of verwijderd. ❒ De lijst met gespoolde taken kan niet via het bedieningspaneel van het apparaat worden weergegeven.
119
Andere afdrukbewerkingen
Sorteren Tijdens het afdrukken van diverse documenten zoals handouts voor vergaderingen, kunt u afzonderlijke sets ordelijk sorteren. Deze functie heet “Sorteren”. Sorteren slaat de informatie die wordt verzonden door een computer, in het geheugen op. Er zijn twee sorteertypen: Belangrijk ❒ Geroteerd Sorteren is niet mogelijk wanneer papier via de handinvoer en de 1-vel Handinvoer wordt doorgevoerd.
3
❒ Als taken pagina’s met uiteenlopende formaten bevatten, werkt Geroteerd Sorteren niet. ❒ Als Function Upgrade Option type C1500 niet is geïnstalleerd, kan deze functie niet worden gebruikt.
❖ Sorteren De afdrukken worden samengevoegd in ordelijke sets, met de juiste paginavolgorde.
AEU016S
❖ Roterend Sorteren De sets worden om en om geroteerd, over een hoek van 90 graden K.
AEU017S
120
Sorteren
Opmerking ❒ U kunt Sorteren instellen via het RPCS-printerstuurprogramma.
❒ Als Automatisch doorgaan optreedt bij de eerste set, wordt Sorteren geannuleerd. ❒ Als in de eerste set geforceerd afdrukken optreedt, wordt Sorteren geannuleerd. ❒ Als een document uiteenlopende papierformaten of formaten groter dan A4, 81/2 × 11 bevat, kan het alleen worden gesorteerd, zelfs wanneer Geroteerd Sorteren is geselecteerd. ❒ Wanneer Geroteerd Sorteren is geselecteerd, is de afdruksnelheid lager dan bij andere sorteerfuncties. ❒ Wanneer u Sorteren instelt via het printerstuurprogramma, zorg er dan voor dat er geen sorteeroptie is ingesteld als afdrukoptie van de toepassing. Als een sorteeroptie is geselecteerd, kan niet op de beoogde wijze worden afgedrukt. ❒ Voor de functie Geroteerd Sorteren zijn twee papierladen geladen met papier van hetzelfde formaat nodig, maar kunnen wel verschillende afdrukrichtingen worden opgegeven.
3
Verwijzing Raadpleeg voor meer informatie over papierformaten en het aantal sets waarmee u Sorteren of Gesorteerd Sorteren bij elke optie kunt gebruiken, de Kopieerhandleiding.
Zie de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over afdrukmethoden.
121
Andere afdrukbewerkingen
3
122
4. Direct afdrukken via een digitale camera (PictBridge) Wat is PictBridge? U kunt een PictBridge-compatibele digitale camera op dit apparaat aansluiten met een USB-kabel. Op deze manier kunt u foto’s die zijn genomen met de digitale camera direct afdrukken door de digitale camera te bedienen.
AMT014S
Voordat u deze functie kunt gebruiken, moet het apparaat over de volgende opties beschikken: • USB-host interfacekaart • Kaart om direct af te drukken voor de camera Opmerking ❒ Controleer of uw digitale camera compatibele is met PictBridge.
❒ Tijdens een afdruksessie kunnen maximaal 999 afbeeldingen van de digitale camera naar het apparaat worden verzonden. Wanneer er meer afbeeldingen worden verzonden, wordt er een foutbericht naar de camera gestuurd en kan er niet worden afgedrukt. ❒ Omdat de afdrukvoorwaarden worden gespecificeerd via de digitale camera zijn deze per camera verschillend. Raadpleeg de handleiding van uw digitale camera voor meer informatie. ❒ Deze functie is compatibele met USB 1.1. ❒ Als Function Upgrade Option type C1500 niet is geïnstalleerd, kan deze functie niet gebruikt worden.
123
Direct afdrukken via een digitale camera (PictBridge)
Afdrukken met PictBridge Volg de onderstaande procedure om via dit apparaat af te drukken met PictBridge. Belangrijk ❒ Maak de USB-kabel niet los terwijl gegevens worden verzonden. Als de USBkabel losraakt, kan er niet worden afgedrukt.
❒ Bij een USB-kabel wordt een USB-host interfacekaart en een haak geleverd zodat u de kabel op kunt rollen en kunt laten hangen.
A Bevestig de haak aan de achterkant van het apparaat in de buurt van de sleuf van de USB-aansluiting. Bevestig de haak op een dusdanige manier dat het apparaat goed bediend en goed toegankelijk is.
4
B Controleer of het apparaat en digitale camera zijn ingeschakeld. C Verbind de optionele USB-host interfacekaart op het apparaat en de digitale camera met een USB-kabel. De Data In-indicator op het apparaat knippert een paar seconden en op het apparaat wordt “PctBrdg” weergegeven. Dit geeft aan dat het apparaat de digitale camera herkent als een PictBridge-apparaat.
AMO100S
D Zet met behulp van de haak de USB-kabel vast.
AMO101S
124
Afdrukken met PictBridge
E Selecteer in uw digitale camera welke afbeeldingen u wilt afdrukken en specificeer de afdrukvoorwaarden.
F Het apparaat ontvangt de instellingen van de digitale camera en begint met afdrukken.
Opmerking ❒ Omdat de afdrukvoorwaarden worden gespecificeerd via de digitale camera zijn deze per camera verschillend. Raadpleeg de handleiding van uw digitale camera voor meer informatie.
❒ Bij sommige digitale camera’s moeten instellingen worden ingevoerd voor een handmatige PictBridge-bediening. Raadpleeg de handleiding van uw digitale camera voor meer informatie.
4
Verwijzing Raadpleeg Pag.115 “Een afdruktaak annuleren” om het afdrukken van gegevens te annuleren.
125
Direct afdrukken via een digitale camera (PictBridge)
Mogelijkheden van dit apparaat Dit apparaat kan met PictBridge de volgende functies uitvoeren. De beschikbare instellingen voor deze functies zijn als volgt: • Een afbeelding afdrukken • Geselecteerde afbeeldingen afdrukken • Alle afbeeldingen afdrukken • Index afdrukken • Aanpassen • Datum en bestandsnaam afdrukken • Papierformaat • Afdrukformaat afbeelding • Indeling meerdere afbeelding aanpassen • Afdrukkwaliteit • Kleuren aanpassen • Papiersoort opgeven • Afdrukken met vaste indeling • Camera memo afdrukken
4
Opmerking ❒ Dit apparaat ondersteunt niet de volgende instellingen:
• DPOF-afdrukken • Afdrukken met kleinere marges ❒ De instellingsparameters en de bijbehorende namen kunnen verschillen afhankelijk van de digitale camera. Raadpleeg de handleiding van uw digitale camera voor meer informatie.
126
Mogelijkheden van dit apparaat
Index afdrukken ❖ A3 (297 × 420) Horizontale afbeeldingen × verticale afbeeldingen (inch)
Papierrichting
12 × 16
K
16 × 12
L
❖ A4 (210 × 497) Horizontale afbeeldingen × verticale afbeeldingen (inch)
Papierrichting
8 × 12
K
12 × 8
L
4
❖ A5 (148 × 210) Horizontale afbeeldingen × verticale afbeeldingen (inch)
Papierrichting
5×8
K
8×5
L
❖ Letter (81/2 × 11) Horizontale afbeeldingen × verticale afbeeldingen (inch)
Papierrichting
8 × 10
K
10 × 8
L
❖ B4 (257 × 367) Horizontale afbeeldingen × verticale afbeeldingen (inch)
Papierrichting
10 × 14
K
14 × 10
L
Opmerking ❒ Index afdrukken verschillen afhankelijk van de richting waarin het papier in de opgegeven lade is geplaatst.
❒ Afhankelijk van de digitale camera kan een papierdoorvoer worden toegevoegd voor verschillende type afbeeldingen. ❒ Het aantal afbeeldingen voor elk papierformaat kan niet worden gewijzigd.
127
Direct afdrukken via een digitale camera (PictBridge)
Aanpassen Gebruik deze functie om alleen binnen de lijnen van de digitale camera af te drukken.
4 AGZ007S
*1
-- Aanpasgebied
Datum en bestandsnaam afdrukken Gebruik deze functie om de datum en/of bestandsnaam onder een afbeelding af te drukken.
AGZ005S
In de bovenstaande afbeelding geven “aaaaa” de bestandsnaam en “bbbbb” de datum aan.
128
Mogelijkheden van dit apparaat
Papierformaat Gebruik deze functie om af te drukken op papier terwijl het formaat via de digitale camera is ingesteld. Aanduidingen papierformaat
Werkelijk formaat
2L (5” × 7”)
178 mm × 127 mm (5 inch × 7 inch)
Briefkaart
148 mm × 100 mm
100 mm × 150 mm
150 mm × 100 mm
4” × 6”
152,4 mm × 101,6 mm (4 in × 6 in)
8” × 10”
254 mm × 203,2 mm (8 in × 10 in)
Letter (8 /2” × 11”)
279,4 mm × 216 mm (8 1/2 × 11)
11” × 17”
431,8 mm × 279,4 mm (11 inch × 17 inch)
A3
420 mm × 297 mm
A4
297 mm × 210 mm
A5
210 mm × 148 mm
A6
148 mm × 105 mm
B4
364 mm × 257 mm
B5
257 mm × 182 mm
B6
182 mm × 128 mm
1
4
Opmerking ❒ Specificeer niet-gedefinieerd formaat voor de formaten 2L (5” × 7”), 100 mm × 150 mm, 4” × 6”, 8” × 10”, A6, B5 en B6.
❒ Zie Pag.12 “Aangepast formaat papier instellen” voor informatie over het specificeren van niet-gedefinieerde formaten.
129
Direct afdrukken via een digitale camera (PictBridge)
Afdrukformaat afbeelding Gebruik deze functie om af te drukken terwijl het formaat via de digitale camera is ingesteld.
4 AGZ008S
-- geeft het afbeeldingsformaat opgegeven via de camera aan. U kunt de volgende formaten liggend afdrukken:
❖ Standaard formaat • 3,25” × 2,5” • 5” × 2,5” • 6” × 4” • 7” × 5” • 10” × 8” • 254 mm × 178 mm • 110 mm × 74 mm • 89 mm × 55 mm • 148 mm × 100 mm • 8 cm × 6 cm • 10 cm × 7 cm • 13 cm × 9 cm • 15 cm × 10 cm • 18 cm × 13 cm • 21 cm × 15 cm • 24 cm × 18 cm Opmerking ❒ Er vindt een storing plaats wanneer het opgegeven formaat groter is dan het werkelijke papierformaat.
130
Mogelijkheden van dit apparaat
Indeling meerdere afbeeldingen aanpassen Gebruik deze functie om meerdere foto’s op een vel papier af te drukken.
4
AGZ002S
Het aantal afbeeldingen dat op een vel papier kan worden afgedrukt, is als volgt: Papierformaat
Aantal afbeeldingen dat kan worden opgegeven
2L (5” × 7”)
2, 4, 8, 9
Briefkaart
2, 4
100 mm × 150 mm
2, 4
4” × 6”
2, 4, 8, 9
8” × 10”
2, 4, 8, 9, 16, 25, 32
Letter (8 1/2” × 11”)
2, 4, 8, 9, 16, 25, 32
11” × 17”
2, 4, 8, 9, 16, 25, 32, 49, 64
A3
2, 4, 8, 9, 16, 25, 32, 49, 64
A4
2, 4, 8, 9, 16, 25, 32
A5
2, 4, 8, 9, 16
A6
2, 4, 8
B4
2, 4, 8, 9, 16, 25, 32, 49
B5
2, 4, 8, 9, 16, 25
B6
2, 4, 8, 9
131
Direct afdrukken via een digitale camera (PictBridge)
Het aantal en de indeling van de afbeeldingen die kunnen worden opgegeven, zijn als volgt: Aantal afbeeldingen
4
Verticale afbeeldingen × horizontale afbeeldingen
Papierrichting
2
2×1
K
4
2×2
L
8
4×2
K
9
3×3
L
16
4×4
L
25
5×5
L
32
8×4
K
36
6×6
L
49
7×7
L
64
8×8
L
Opmerking ❒ Tussen de afbeeldingen kan een papierdoorvoer worden ingesteld, afhankelijk van het type digitale camera. ❒ Het kan zijn dat er niet kan worden afgedrukt op de opgegeven manier, afhankelijk van het aantal afbeeldingen dat moet worden afgedrukt.
Afdrukkwaliteit Gebruik deze functie om afbeeldingen af te drukken met de opgegeven afdrukkwaliteit. Wanneer u [Standaard] of [Normaal] kiest, druk het apparaat met standaard kwaliteit af; als u [Fijn] selecteert, drukt het apparaat met de hoogste kwaliteit af.
Kleurovereenkomst Gebruik deze functie om kleuren te optimaliseren wanneer u afbeeldingen afdrukt. Wanneer u [Standaard] of [UIT] selecteert, geeft het apparaat voorrang aan gradatie in plaats van kleurovereenkomst, wanneer u [AAN], geeft het apparaat voorrang aan saturatie.
132
Mogelijkheden van dit apparaat
Papiersoort opgeven Met deze functie stuurt het apparaat informatie over de papiersoort naar de digitale camera. De namen van papiersoorten die worden weergegeven op het scherm van de digitale camera wijken af van de namen die op het apparaat worden weergegeven. Gebruik de onderstaande tabel om de papiersoorten op te zoeken. Om de naam van de papiersoort op het scherm van de digitale camera weer te geven, gebruikt u het bedieningspaneel van het apparaat om de papiersoort van het apparaat goed in te stellen. De papiersoort vastgesteld door de digitale camera
De papiersoort van het apparaat
Standaard
Alle soorten papier
Normaal papier
Normaal of gerecycled papier
Fotopapier
Inkjet normaal papier, inkjet briefkaarten
4
Afdrukken met vaste indeling Gebruik deze functie om afbeeldingen af te drukken met een vaste indeling.
AGZ009S
Camera Memo Afdrukken Gebruik deze functie om tekst met een afbeelding af te drukken wanneer de tekst is bijgevoegd.
133
Direct afdrukken via een digitale camera (PictBridge)
PictBridge afsluiten Volg de onderstaande procedure om PictBridge af te sluiten. Belangrijk ❒ Maak de USB-kabel niet los als gegevens naar het apparaat worden verzonden. Als de USB-kabel losraakt, kan er niet worden afgedrukt.
A Controleer of op het bedieningspaneel van dit apparaat “Gereed” wordt weergegeven.
B Maak de USB-kabel los van het apparaat.
4
134
Overige informatie
Overige informatie Voor meer informatie over het afdrukken met dit apparaat, raadpleeg het volgende: Verwijzing Raadpleeg de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor informatie over papierformaten, papiersoorten en instellingen van de papierladen.
4
135
Direct afdrukken via een digitale camera (PictBridge)
4
136
5. De functie en instellingen van het apparaat Mainframe Netwerkhandleiding, PostScript 3 Supplement en UNIX Supplement voor alle modellen en bevatten daarom alle functies en instellingen. In dit hoofdstuk worden de functies en instellingen beschreven die van toepassing zijn op het door u gebruikte model. Verwijzing Raadpleeg voor meer informatie over de functies en instellingen de Netwerkhandleiding, PostScript 3 Supplement en UNIX Supplement.
Functies De volgende functies zijn beschikbaar op dit apparaat: • Kopiëren • Printer • Scanner • Fax Opmerking ❒ Het apparaat dient te zijn uitgerust met de Printer/Scannereenheid om de printer- of scannerfunctie te gebruiken.
Interface De volgende interfaces zijn beschikbaar op dit apparaat: • Ethernet (100BASE-TX / 10BASE-T) • USB (2.0) • USB Host (1.1) (Optioneel) • IEEE 1284 (parallel)(optioneel) • IEEE 1394 (Optioneel) • IEEE 802.11b (draadloos LAN)(optioneel) • Bluetooth (optioneel) Opmerking ❒ Om de IEEE 1284 interface, IEEE 1394 interface, IEEE 802.11b (draadloosLAN) interface of de Bluetooth-interface te gebruiken, moet het apparaat zijn uitgerust met de eenheid die bij de betreffende interface hoort. ❒ U kunt de IEEE 1284 interface, IEEE 1394 interface, IEEE 802.11b (draadloosLAN) interface en de Bluetooth-interface niet gelijktijdig op een apparaat gebruiken.
137
De functie en instellingen van het apparaat
Lijst met instellingsitems Web Image Monitor In de volgende tabellen worden Web Image Monitor-onderdelen weergegeven die kunnen worden bekeken of gewijzigd afhankelijk van de geselecteerde modus op de webbrowser. Selecteer een van de volgende modi om in te loggen op Web Image Monitor: • Gebruikermodus: log in als een gebruiker • Beheerdermodus: log in als beheerder
❖ Home • Status Menu
5
Gebruikermodus
Beheerdermodus
Inkt
Lezen
Lezen
Invoerlade
Lezen
Lezen
Uitvoerlade
Lezen
Lezen
• Configuratie Menu
Gebruikermodus
Beheerdermodus
Functie
Lezen
Lezen
Systeem
Lezen
Lezen
Versie
Lezen
Lezen
Printertaal
Lezen
Lezen
• Teller Menu
Gebruikermodus
Beheerdermodus
Kopieerapparaat
Lezen
Lezen
Printer
Lezen
Lezen
Faxen
Lezen
Lezen
Verzenden/TX totaal
Lezen
Lezen
Faxverzending
Lezen
Lezen
Verzonden Scanner
Lezen
Lezen
Andere functie(s)
Lezen
Lezen
• Informatie Menu
138
Gebruikermodus
Beheerdermodus
Machine onderhoud/herstel
Lezen
Lezen
Sales Representative
Lezen
Lezen
Verbruiksgoederen
Lezen
Lezen
Lijst met instellingsitems
❖ Printer: Afdruktaak Menu Lijst met afdruktaken
Gebruikermodus Lezen/Wijzigen
Beheerdermodus Lezen/Wijzigen
❖ Opdr. • Taaklijst Menu
Gebruikermodus
Beheerdermodus
Huidige/Wacxhtende taken
Lezen
Lezen
Opdrachthistorie
Lezen
Lezen
• Printer Menu
Gebruikermodus
Beheerdermodus
Opdrachthistorie
Lezen
Lezen
Foutenlogboek
Lezen
Lezen
5
• Faxhistorie Menu
Gebruikermodus
Beheerdermodus
Verzending
Lezen
Lezen
Ontvangst
Lezen
Lezen
LAN-Fax
Lezen
Lezen
❖ Adresboek Menu Adresboek
Gebruikermodus Geen
Beheerdermodus Lezen/Wijzigen
139
De functie en instellingen van het apparaat
❖ Configuratie • Apparaatinstell. Menu
5
Gebruikermodus
Beheerdermodus
Systeem
Lezen
Lezen/Wijzigen
Papier
Lezen
Lezen/Wijzigen
Datum/Tijd
Lezen
Lezen/Wijzigen
Timer
Lezen
Lezen/Wijzigen
Logboeken
Geen
Lezen/Wijzigen
E-mail
Lezen
Lezen/Wijzigen
Autom. E-mailmelding
Geen
Lezen/Wijzigen
E-mailmelding op verzoek
Geen
Lezen/Wijzigen
Bestandsoverdracht
Geen
Lezen/Wijzigen
Gebruikerbeheerder management
Geen
Lezen/Wijzigen
Beheerderverificatie management
Geen
Lezen/Wijzigen
Beheerder Programmeren/Wijzigen
Geen
Lezen/Wijzigen
LDAP Server
Geen
Lezen/Wijzigen
• Printer Menu
Gebruikermodus
Beheerdermodus
Basisinstellingen
Lezen
Lezen/Wijzigen
Lade parameters (PCL)
Geen
Lezen/Wijzigen
Lade parameters (PS)
Geen
Lezen/Wijzigen
PDF tijdel. wachtw.
Wijzigen
Geen
PDF Groepswachtwoord
Geen
Wijzigen
PDF vast wachtwoord
Geen
Wijzigen
• Faxen Menu
140
Gebruikermodus
Beheerdermodus
Algemeen
Geen
Lezen/Wijzigen
Beheerder toepassingen
Geen
Lezen/Wijzigen
E-mailinstellingen
Geen
Lezen/Wijzigen
IP-faxinstellingen
Geen
Lezen/Wijzigen
IP-fax Gateway instellingen Geen
Lezen/Wijzigen
Parameterinstell.
Lezen/Wijzigen
Geen
Lijst met instellingsitems
• Interface Menu Interface instellingen
Gebruikermodus Lezen
Beheerdermodus Lezen/Wijzigen
• Netwerk Menu
Gebruikermodus
Beheerdermodus
IPv4
Lezen
Lezen/Wijzigen
IPv6
Lezen
Lezen/Wijzigen
NetWare
Lezen
Lezen/Wijzigen
AppleTalk
Lezen
Lezen/Wijzigen
SMB
Lezen
Lezen/Wijzigen
SNMP
Geen
Lezen/Wijzigen
SNMPv3
Geen
Lezen/Wijzigen
SSDP
Geen
Lezen/Wijzigen
Bonjour
Lezen
Lezen/Wijzigen
Systeemlogb.
Lezen
Lezen
5
• Beveiliging Menu
Gebruikermodus
Beheerdermodus
Netwerkbeveiliging
Geen
Lezen/Wijzigen
Toegangscontrole
Geen
Lezen/Wijzigen
IPP Verificatie
Geen
Lezen/Wijzigen
SSL/TLS
Geen
Lezen/Wijzigen
ssh
Geen
Lezen/Wijzigen
Site certificaat
Geen
Lezen/Wijzigen
Apparaatcertificaat
Geen
Lezen/Wijzigen
• RC Gate Menu
Gebruikermodus
Beheerdermodus
RC Gate installeren
Geen
Lezen/Wijzigen
RS Gate Firmware bijwerken
Geen
Lezen/Wijzigen
RC Gate Proxy-server
Geen
Lezen/Wijzigen
• Webpagina Menu Webpagina
Gebruikermodus Lezen/Wijzigen
Beheerdermodus Lezen/Wijzigen
141
De functie en instellingen van het apparaat
• Instellingen Uitgebreide eigenschap Menu
Gebruikermodus
Beheerdermodus
Instelling Startup
Geen
Lezen/Wijzigen
Informatie Uitgebreide eigenschap
Geen
Lezen
Installeer
Geen
Lezen/Wijzigen
Installatie ongedaan maken Geen
Lezen/Wijzigen
Beheerder toepassingen
Geen
Lezen/Wijzigen
Uitgebreide eigenschappen kopiëren
Geen
Lezen/Wijzigen
Kaart gegevens opslaan ko- Geen piëren
Lezen/Wijzigen
Opmerking ❒ Sommige onderdelen worden niet weergegeven afhankelijk van de beveiligingsinstellingen.
5
142
Lijst met instellingsitems
telnet De volgende telnetsoftware kan met dit apparaat worden gecombineerd: access, appletalk, authfree, autonet, bonjour (rendezvous), btconfig, devicename, dhcp, diprint, dns, domainname, help, hostname, ifconfig, info, ipp, ipv6, lpr, netware, passwd, prnlog, route, set, show, slp, smb, snmp, sntp, spoolsw, sprint, ssdp, ssh, status, syslog, upnp, web, wiconfig, wins
Instellingen die met PostScript 3 kunnen worden gebruikt De volgende PostScript 3-instellingen worden door dit apparaat ondersteund: Opmerking ❒ Afhankelijk van het soort printerstuurprogramma’s kunnen er verschillende items worden weergegeven. Instellingen
5
Selecteerbare items
Kleur/Zwart-wit:
Kleur, Zwart-wit
Kleurprofiel:
Automatisch, Fotografisch, Presentatie, Effen kleuren, Gebruikersinstelling
Kleurinstelling:
Uit, Fijn, Fijn-extra
Sorteren:
Uit, Aan
Dithering:
Automatisch, Fotografisch, Tekst, Gebruikersinstelling
Duplex:
Uit, Binden Links, Binden Bovenkant
Aanpassen aan formaat:
Gebruiker vragen, Dichtstbijzijnde formaat en schalen, Dichtstbijzijnde formaat en bijsnijden
Grijsreproductie (Tekst/Zeer fijn):
Zwart/Grijs door K, Zwart door K, CMY + K, Zwart/Grijs door K (Tekst alleen), Zwart door K (Alleen tekst)
Gladstrijken afbeelding:
Uit, Aan, Automatisch, Minder dan 90 ppi, Minder dan 150 ppi, Minder dan 200 ppi, Minder dan 300 ppi
Invoerlade:
Lade automatisch selecteren, Handinvoer, 1-vel Handinvoer, Lade 1, Lade 2, Lade 3
Level Color
Uit, Aan
Uitvoerlade:
Printerstandaard, Interne uitvoer 1
Resolutie
300 dpi, 600 dpi
Verdeel in CMYK:
Niet scheiden, Cyaan, Magenta, Geel, Zwart, Magenta & Geel, Cyaan & Geel, Cyaan & Magenta, Cyaan & Zwart, Magenta & Zwart, Geel & Zwart
Formaat:
Zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
Type:
Zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
143
De functie en instellingen van het apparaat
5
144
6. Bijlage Specificaties Dit gedeelte bevat de elektronische en hardwarespecificaties van het apparaat, inclusief informatie over de opties. Onderdeel Resolutie
Specificaties 600 × 600 dpi 300 × 300 dpi
Afdruksnelheid
• Kleur: 6 ppm • Zwart-wit: 15 ppm (A4K, 81/2 × 11 K normaal papier) De afdruksnelheden zijn afhankelijk van het apparaat. Controleer welk type apparaat u gebruikt. Zie Informatie over dit apparaat
Interface
Standaard: • Ethernet-interface (100BASE-TX / 10BASE-T) • USB 2.0-interface Optie: • IEEE 1284 parallelle interface Gebruik een standaard 36-pins printerkabel met een maximale lengte van 3 meter (10 feet). • IEEE 1394-interface • IEEE 802.11b draadloos-LAN interface • Bluetooth-interface
Netwerkprotocol Printertaal
TCP/IP, IPX/SPX, AppleTalk Standaard: PCL 6/5c, RPCS Optie: PostScript 3, PDF, PictBridge
Lettertypen
PCL 6/5c : Monotype Imaging 35 Intellifonts, 10 TrueType fonts, 13 International fonts, en 1 Bitmap font. PostScript 3 : 136 lettertypen (Type 2:24, Type 14:112)
Geheugen
384 MB (ondersteunt maximaal 640 MB)
Harde schijf
Opslagcapaciteit: 40 GB
Netwerkkabel
100BASE-TX / 10BASE-T shielded twisted-pair (STP, Categorie/Type5) kabel.
145
Bijlage Onderdeel USB-interface (Standaard)
Specificaties • Besturingssysteem dat wordt ondersteund: Windows Me / 2000 / XP, Windows Server 2003, MacOS 9.2.2, MacOS 10.3.3 of recentere versie • Transmissiespec.: USB 2.0 Standaard • Apparaten die kunnen worden aangesloten: Apparaten die gebruikmaken van USB 2.0 Standaard
Opmerking ❒ Wanneer MacOS wordt gebruikt, gebruik dan alleen de standaard USB-interface. De optionele USB-interfacekaart wordt niet ondersteund.
❒ Wanneer de USB-interface (Standaard) met MacOS 9.2.2. wordt gebruik, wordt alleen USB 1.1 ondersteund. ❒ Wanneer de USB-interface (Standaard) met Windows Me wordt gebruikt, installeer dan USB Printing Support. Windows Me ondersteunt alleen USB 1.1 snelheid.
6
146
Specificaties
Opties Belangrijk ❒ De optionele IEEE 1394 interfacekaart, de IEEE 802.11b interface-eenheid, de IEEE 1284-interfacekaart en Bluetooth interface-eenheid kunnen niet tegelijk worden geïnstalleerd.
IEEE 1394 Interface Board Type B ❖ Transmissiespec.: IEEE 1394 ❖ Interface: IEEE std 1394-1995 compliant IEEE std 1394a-2000 compliant ❖ Apparaatklasse: SCSI print (Windows 2000/XP, Windows Server 2003) IPv4 over 1394 (Windows Me/XP, Windows Server 2003)
6
❖ Protocol: SBP-2 (SCSI print) TCP/IP (IPv4 over 1394) ❖ Interface connector: IEEE 1394 (6 pins × 2) ❖ Vereiste kabel: 1394 interfacekabel (6 pin × 4 pin, 6 pin × 6 pin) Opmerking ❒ U kunt geen apparaten met elkaar verbinden in een lus.
❒ Gebruik geen kabel die langer is dan 4,5 m.
❖ Overdrachtsnelheid van de gegevens: Maximum 400 Mbps ❖ Aantal apparaten dat op een bus aangesloten kan worden: Maximum 63 ❖ Toegestane kabelhops op een bus: Maximum 16 ❖ Stroomvoorziening: Geen externe stroomvoorziening Kabelvermogen herhaald (IEEE 1394a-2000 compliant) 147
Bijlage
IEEE 1284 Interface Board Type A ❖ Transmissiespec.: IEEE 1284 ❖ Vereiste kabel: Standaard IEEE 1284 compatibel met Micro Centronics 36 pin kabel IEEE 802.11b Interface Unit Type H ❖ Transmissiespec.: Gebaseerd op IEEE 802.11b (draadloos-LAN) ❖ Protocol: TCP/IP, IPX/SPX, AppleTalk Opmerking ❒ SmartDeviceMonitor en Web Image Monitor worden ondersteund.
❖ Overdrachtsnelheid van de gegevens: Selecteer automatisch uit de onderstaande snelheden 1 Mbps, 2 Mbps, 5,5 Mbps, 11 Mbps
6
❖ Frequentiebereik: • Inch-versie: 2412- 2462 MHz (1-11 kanalen) • Metrische versie: 2412-2472 MHz (1-13 kanalen) ❖ Overdrachtsafstand: 1 Mbps 400 m 2 Mbps 270 m 5.5 Mbps 200 m 11 Mbps 140 m Opmerking ❒ Deze waarden zijn de richtlijnen voor gebruik buitenshuis. In het algemeen is binnenshuis de overdrachtsafstand 10- 100 m, afhankelijk van de omgeving.
❖ Verzendmodus: Ad hoc en infrastructuurmodus
148
Specificaties
Bluetooth Interface Unit Type 3245 ❖ Profielen die worden ondersteund: • SPP (Serieel Poort Profiel) • HCRP (Hardcopy Cable Replacement Profile) • BIP (Basic Imaging Profile) ❖ Frequentiebereik: 2,45 GHz ISM band ❖ Gegevensoverdrachtsnelheid: 723 kbps Opmerking ❒ De overdrachtsnelheid wordt aangepast aan factoren zoals afstand en obstakels tussen de apparaten, de status van het radiosignaal en de Bluetooth-adapter.
❖ Maximaal bereik: 10 m
6
USB Host Interface Unit Type A ❖ Interface connector: USB 1.1 hostinterface A type ❖ Gegevensoverdrachtsnelheid: 12 Mbps (volledige snelheid) ❖ Afstand tussen apparaten: 2,5 m
149
INDEX F 1- vel Handinvoer papierformaat instellen, 19 1-vel Handinvoer instelling, 17
Font Manager 2000, 65 Foutenlogboek, 117
G Geheugen, 145
A Aangepast formaat papier, 12, 21 Aangepast papierformaat afdrukken, handinvoerlade, 8 Afdrukken via een Bluetooth-verbinding Windows, 58 Afdrukken via parallelle verbinding Windows 2000, 51 Afdrukmethode PDF directafdr., 83 Afdruksnelheid, 145
B Bedieningspaneel beveiligde afdruk, 98 opgeslagen afdruk, 105 printereigenschappen, 4 testafdruk, 94 uitgestelde afdruk, 102 Bedieningstoetsen, 3 Bescherming tegen onbevoegd kopiëren, 87 gegevensbeveiliging bij het kopiëren, 88 soorten maskers, 89 Besturingssysteem, 145 Beveiligde afdruk afdrukken, 99 verwijderen, 101 Bluetooth Interface Unit Type 3245, 149
D Dik papier afdrukken, handinvoerlade, 14, 23 Direct afdrukken via een digitale camera, 123 Displaypaneel, 2
E Een PDF-bestand direct afdrukken PDF directafdr., 83 Envelop afdrukken, handinvoer, 14
150
H Handinvoer papierformaat instellen, 11 Handinvoerlade, 8 Handleidingen voor dit apparaat, i Harde schijf, 145 Het USB-printerstuurprogramma installeren, 46
I IEEE 1284 Interfacekaart Type A, 148 IEEE 1394 Interfacekaart Type B, 147 IEEE 802.11b Interface Eenheid Type H, 148 Interface, 145
L Lettertypen, 145 Lijst met afdruktaken, 91 Lijst per gebruiker-ID alle afdruktaken afdrukken, 110 geselecteerde afdruktaak afdrukken, 109
M Menu Printereigenschappen, 4
N Netwerkkabel, 145 Netwerkprotocol, 145
O OHP-transparanten afdrukken, handinvoerlade, 23 Opdrachten gebruiken, 86 Opgeslagen afdruk afdrukken, 106 verwijderen, 108 Opties, 147
P PageMaker, 66 PDF directafdr., 83 PictBridge, 123 Aanpassen, 128 Aantal afbeeldingen per pagina, 131 Afdrukformaat afbeelding, 130 Afdrukken met PictBridge, 124 Afdrukken met vaste indeling, 133 Afdrukkwaliteit, 132 Camera Memo Afdrukken, 133 Datum en bestandsnaam afdrukken, 128 Index afdrukken, 127 Kleurovereenkomst, 132 Mogelijkheden van dit apparaat, 126 Overige informatie, 135 Papierformaat, 129 Papiertype specificatie, 133 PictBridge afsluiten, 134 Wat is PictBridge?, 123 Printerstuurprogramma installeren Snelle installatie, 29 Printertaal, 145
R Resolutie, 145
S Sorteren, 120 Specificaties, 145 Spoolafdrukken, 119
U Uitgestelde afdruk afdrukken, 102 verwijderen, 104 USB Host Interface-eenheid Type A, 149
V Verklaring van symbolen in deze handleiding, 1
W Windows taak annuleren, 115 Windows 2000 printereigenschappen, PCL, 69 printereigenschappen, RPCS, 77 Windows 95/98/Me printereigenschappen, PCL, 67 printereigenschappen, RPCS, 75 Windows NT 4.0 documentstandaarden, PCL, 73 documentstandaarden, RPCS, 81 printereigenschappen, PCL, 72 printereigenschappen, RPCS, 81 Windows Server 2003 printereigenschappen, PCL, 70 printereigenschappen, RPCS, 79 Windows XP printereigenschappen, PCL, 70 printereigenschappen, RPCS, 79
T Taak annuleren Windows, 115 Testafdruk afdrukken, 95 verwijderen, 97
151
152
DU
NL
B229-8521
Verklaring van conformiteit “Dit product voldoet aan de eisen van de EMC-Richtlijn 89/336/EEC en de bepalingen tot wijziging hiervan en de Laagspanningsrichtlijn 73/23/EEC en de bepalingen tot wijziging hiervan.”
Let op: U dient netwerkinterfacekabels met ferrietkern te gebruiken voor het onderdrukken van HF-storing.
Copyright © 2006
Gebruiksaanwijzing Printerhandleiding
B229-8521
NL
DU