Gebruiksaanwijzing
Printerhandleiding
1
De machine voorbereiden
2
Het printerstuurprogramma instellen
3
Andere afdrukbewerkingen
4
Direct afdrukken vanaf een digitale camera (PictBridge)
5
Opslaan en afdrukken met gebruikmaking van de Document Server
6
De functie en instellingen van het apparaat
7
Bijlage
Lees, voordat u dit apparaat gebruikt, deze handleiding zorgvuldig en bewaar deze op een handige plaats voor toekomstig gebruik. Voor veilig en correct gebruik dient u, voordat u het apparaat in gebruik neemt, de Veiligheidsinformatie in “Informatie over dit apparaat” te lezen.
Inleiding Deze handleiding bevat gedetailleerde aanwijzingen en opmerkingen over de bediening en het gebruik van dit apparaat. Lees voor uw veiligheid en voordeel deze handleiding eerst zorgvuldig voordat u het apparaat gebruikt. Bewaar de handleiding op een handige plaats om informatie snel te kunnen opzoeken. Belangrijk De inhoud van deze handleiding kan zonder voorafgaande aankondiging worden gewijzigd. Het bedrijf aanvaardt op geen enkele wijze aansprakelijkheid voor rechtstreekse, indirecte, bijzondere, incidentele of gevolgschade als gevolg van het omgaan met of het bedienen van deze machine. Originelen waarvan de reproductie is verboden bij wet, niet kopiëren of afdrukken. Het kopiëren of afdrukken van de volgende originelen is in het algemeen verboden door de plaatselijke wetgeving: bankbiljetten, belastingzegels, obligaties, aandeelbewijzen, bankcheques, cheques, paspoorten en rijbewijzen. Deze lijst is alleen maar een richtlijn en is niet volledig. Wij accepteren geen verantwoordelijkheid voor de volledigheid of nauwkeurigheid. Overleg met uw juridische adviseur, mocht u vragen hebben over de rechtmatigheid van het kopiëren of afdrukken van bepaalde originelen. Let op: Het werken met bedieningsorganen of het uitvoeren van afstellingen of procedures anders dan gespecificeerd in deze handleiding, kan blootstelling aan gevaarlijke straling tot gevolg hebben. In deze handleiding worden twee maatstelsels gebruikt. Gebruik bij dit apparaat de metrische versie. Handelsmerken Microsoft®, Windows® en Windows NT® zijn geregistreerde handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of in andere landen. Adobe®, PostScript®, Acrobat®, PageMaker® en Adobe Type Manager zijn geregistreerde handelsmerken van Adobe Systems Incorporated. PCL® is een geregistreerd handelsmerk van Hewlett-Packard Company. Apple, AppleTalk, EtherTalk, Macintosh, Mac OS en True Type zijn geregistreerde handelsmerken van Apple Computer, Inc., in de Verenigde Staten en andere landen. BonjourTM is een handelsmerk van Apple Computer, Inc. en is geregistreerd in de Verenigde Staten en in andere landen. IPS-PRINTTM Printertaalemulatie Copyright© 2000, Oak Technology, Inc., alle rechten voorbehouden. UNIX is een geregistreerd handelsmerk in de Verenigde Staten en andere landen, met een exclusief licentiegebruik door X/Open Company Limited. Het Bluetooth® woordmerk en de logo’s zijn eigendom van Bluetooth SIG, Inc. en elk gebruik van dergelijke markeringen door Ricoh Company, Ltd. vallen onder de licentie. NetWare is een geregistreerd handelsmerk van Novell, Inc. PictBridge is een handelsmerk. Andere productnamen die in deze documentatie worden gebruikt, dienen uitsluitend ter identificatie en zijn mogelijk handelsmerken van hun respectievelijke eigenaren. We maken geen aanspraak op enig recht op deze merken. De eigennamen van de Windows-besturingssystemen zijn: • De productnaam van Windows® 95 is Microsoft® Windows® 95 • De productnaam van Windows® 98 is Microsoft® Windows® 98 • De productnaam van Windows® Me is Microsoft® Windows® Millennium Edition (Windows Me) • De productnamen van Windows® 2000 zijn als volgt: Microsoft® Windows® 2000 Professional Microsoft® Windows® 2000 Server Microsoft® Windows® 2000 Advanced Server • De productnamen van Windows® XP zijn als volgt: Microsoft® Windows® XP Home Edition Microsoft® Windows® 2000 Professional • De productnamen van Windows ServerTM 2003 zijn als volgt: Microsoft® Windows ServerTM 2003 Standard Edition Microsoft® Windows ServerTM 2003 Enterprise Edition Microsoft® Windows ServerTM 2003 Web Edition • De productnamen van Windows NT® 4.0 zijn als volgt: Microsoft® Windows NT® Workstation 4.0 Microsoft® Windows NT® Server 4.0 Opmerkingen Sommige illustraties in deze handleiding kunnen enigszins van de gegevens van het werkelijke apparaat afwijken. Voor sommige landen kunnen bepaalde opties niet beschikbaar zijn. Raadpleeg uw plaatselijke leverancier voor nadere informatie hierover. Afhankelijk van het land waar u bent, kunnen bepaalde eenheden optioneel zijn. Raadpleeg uw plaatselijke leverancier voor nadere informatie hierover.
Handleidingen voor dit apparaat Raadpleeg de handleidingen die relevant zijn voor hetgeen u met het apparaat wilt doen.
❖ Informatie over dit apparaat Lees de veiligheidsinformatie in deze handleiding voordat u het apparaat gaat gebruiken. Deze handleiding biedt een inleiding tot de functies van dit apparaat. U vindt er ook een toelichting bij het bedieningspaneel, voorbereidingsprocedures voor het gebruik van het apparaat, informatie over hoe tekst moet worden ingevoerd en over hoe de bijgeleverde CD-ROM’s moeten worden geïnstalleerd. ❖ Bedieningshandleiding Standaardinstellingen In deze handleiding worden de gebruikersinstellingen en adresboekprocedures, zoals het registreren van faxnummers, e-mailadressen en gebruikerscodes, toegelicht. Raadpleeg deze handleiding tevens voor informatie over het aansluiten van het apparaat. ❖ Problemen oplossen Hier vindt u een handleiding bij het oplossen van veelvoorkomende problemen en wordt uitgelegd hoe papier, toner, nietjes en andere verbruiksproducten moeten worden vervangen. ❖ Veiligheidsinformatie Deze handleiding is bedoeld voor de beheerders van dit apparaat. Het beschrijft de beveiligingsfuncties die de beheerders kunnen gebruiken om gegevens te beschermen tegen misbruik of om ongeautoriseerd gebruik van het apparaat te voorkomen. Deze handleiding bevat ook de procedures om beheerders te registreren en authenticatie van gebruikers en beheerders in te stellen. ❖ Kopieer-/Document Server-handleiding Beschrijft de functies en bewerkingen van het kopieerapparaat en de Document Server. Raadpleeg deze handleiding tevens voor informatie over het plaatsen van originelen. ❖ Faxhandleiding Beschrijft de functies en bewerkingen van het faxapparaat. ❖ Printerhandleiding Beschrijft de functies en bewerkingen van de printer. ❖ Scannerhandleiding Beschrijft de functies en bewerkingen van de scanner.
i
❖ Netwerkhandleiding Beschrijft hoe u het apparaat kunt configureren en bedienen in een netwerkomgeving en hoe u de bijgeleverde software kunt gebruiken. Deze handleiding is bedoeld voor alle modellen en bevat functies en instellingen die dit model mogelijk niet heeft. Afbeeldingen, tekeningen en informatie over de besturingssystemen die worden ondersteund, zijn mogelijk niet allemaal op dit apparaat van toepassing. ❖ Andere handleidingen • Handleidingen voor dit apparaat • Veiligheidsinformatie • Verkorte Kopieerhandleiding • Verkorte Faxhandleiding • Verkorte Printerhandleiding • Verkorte Scanhandleiding • PostScript3 Supplement • UNIX Supplement • Handleidingen voor DeskTopBinder Lite • DeskTopBinder Lite Installatiehandleiding • DeskTopBinder Introductiehandleiding • Auto Document Link Handleiding Opmerking ❒ De geleverde handleidingen zijn specifiek per apparaatsoort.
❒ Alleen als Adobe Acrobat Reader/Adobe Reader is geïnstalleerd, kunnen de handleidingen als PDF-bestand worden bekeken. ❒ UNIX Supplement biedt informatie over het installeren en gebruiken van het apparaat als printer in een UNIX-omgeving. Bezoek onze website of raadpleeg een officiële leverancier voor informatie over printen met UNIX.
ii
INHOUDSOPGAVE Handleidingen voor dit apparaat ...........................................................................i Verklaring van symbolen in deze handleiding .................................................... 1 Symbolen ................................................................................................................... 1 Displaypaneel......................................................................................................... 2 Eerste display............................................................................................................. 2 Vereenvoudigd display............................................................................................... 3 Taaklijst................................................................................................................... 4 Scherm Taaklijst......................................................................................................... 4 Taken controleren in de afdrukwachtrij ...................................................................... 5 De volgorde van taken wijzigen ................................................................................. 6 Uitgestelde afdruktaken ............................................................................................. 6 Taken verwijderen...................................................................................................... 7 Printereigensch. Menu .......................................................................................... 8 Papier plaatsen in de handinvoer....................................................................... 12 Het papierformaat instellen met gebruikmaking van het bedieningspaneel.............13 Aangepast papierformaat instellen met gebruikmaking van het bedieningspaneel...................................................................................................14 Dik papier of OHP transparanten instellen met gebruikmaking van het bedieningspaneel...................................................................................................16
1. De machine voorbereiden De verbindingmethode bevestigen .................................................................... 19 Netwerkverbinding ...................................................................................................19 Lokale verbinding .....................................................................................................22 Het printerstuurprogramma installeren ............................................................. 23 Quick Install (Snelle installatie) ................................................................................23 Het printerstuurprogramma installeren voor de geselecteerde poort .......................24 Als Windows-netwerkprinter gebruiken ............................................................ 35 Als een NetWare-printserver/externe printer gebruiken ..................................37 Form Feed................................................................................................................39 Bannerpagina...........................................................................................................39 Afdrukken na resetten van de printer .......................................................................39 Het USB-printerstuurprogramma installeren .................................................... 40 Windows Me - USB ..................................................................................................40 Windows 2000 - USB ...............................................................................................42 Windows XP, Windows Server 2003 - USB .............................................................43 Afdrukken via een parallelle verbinding ............................................................ 45 Het printerstuurprogramma installeren met gebruikmaking van IEEE 1394 (SCSI print) .......................................................................................47 Windows 2000..........................................................................................................47 Windows XP, Windows Server 2003........................................................................49 Afdrukken via een Bluetooth-verbinding........................................................... 52 Profielen die worden ondersteund ...........................................................................52 Afdrukken via een Bluetooth-verbinding ..................................................................53 Instellingen voor de veilige modi maken ..................................................................54 Afdrukken in de veilige modus .................................................................................55
iii
Printeropties instellen ......................................................................................... 56 Condities voor bidirectionele communicatie.............................................................56 Als bidirectionele communicatie is uitgeschakeld ....................................................58 Font Manager 2000 installeren ........................................................................... 59 Adobe PageMaker Version 6.0, 6.5 of 7.0 gebruiken ........................................ 60
2. Het printerstuurprogramma instellen PCL - De printereigenschappen bewerken........................................................61 Windows 95/98/Me - De printereigenschappen bewerken.......................................61 Windows 2000 - De printereigenschappen bewerken..............................................62 Windows XP, Windows Server 2003 - De printereigenschappen bewerken............64 Windows NT 4.0 - De printereigenschappen bewerken...........................................66 RPCS - De printereigenschappen bewerken ..................................................... 68 Windows 95/98/Me - De printereigenschappen bewerken.......................................68 Windows 2000 - De printereigenschappen bewerken..............................................70 Windows XP, Windows Server 2003 - De printereigenschappen bewerken............72 Windows NT 4.0 - De printereigenschappen bewerken...........................................74
3. Andere afdrukbewerkingen Een PDF-bestand direct afdrukken .................................................................... 77 Afdrukmethode.........................................................................................................77 Met gebruikmaking van DeskTopBinder Lite ...........................................................77 Opdrachten gebruiken..............................................................................................80 Niet-geautoriseerde kopieerbediening .............................................................. 81 Met gebruikmaking van [Gegevensbeveiliging voor kopiëren].......................................81 Met gebruikmaking van [Mask type:] .........................................................................83 Belangrijke mededeling............................................................................................84 De functie Afdruktaak gebruiken........................................................................ 85 De eerste afdruktaaklijst selecteren .........................................................................88 Afdrukken vanaf het scherm Afdruktaken......................................................... 89 Testafdruk ................................................................................................................89 Beveiligde afdruk......................................................................................................93 Afdruk in wacht.........................................................................................................97 Opgeslagen afdruk................................................................................................. 100 Afdrukken vanaf het scherm Taak per gebruikers-ID..................................... 104 De geselecteerde afdruktaak afdrukken ................................................................ 104 Alle afdruktaken afdrukken..................................................................................... 106 Form Feed...........................................................................................................108 Afdrukken vanuit een geselecteerde lade .............................................................. 108 Een afdruktaak annuleren ...................................................................................... 109 Een afdruktaak annuleren ................................................................................. 110 Een afdruktaak annuleren met gebruikmaking van het bedieningspaneel............. 110 Windows - Een afdruktaak annuleren vanaf de computer ..................................... 111 Het foutenlogbestand controleren ................................................................... 112 Spoolafdrukken.................................................................................................. 113 Gebruikersgedefinieerde pagina’s ................................................................... 114
iv
Afdrukken met gebruikmaking van de Finisher.............................................. 115 Nieten..................................................................................................................... 116 Perforeren .............................................................................................................. 118 Sorteren ................................................................................................................. 120 Voorbladen ......................................................................................................... 122 Hoofdstukken instellen .....................................................................................126 Geen tussenbladen ................................................................................................ 126 Hoofdstuktussenbladen invoegen .......................................................................... 127 Tussenblad ......................................................................................................... 128
4. Direct afdrukken vanaf een digitale camera (PictBridge) Wat is PictBridge? ............................................................................................. 131 Afdrukken met PictBridge................................................................................. 132 De mogelijkheden op dit apparaat ................................................................... 134 Index afdrukken...................................................................................................... 134 Aanpassen ............................................................................................................. 135 Datum en bestandsnaam afdrukken ...................................................................... 136 Papierformaat......................................................................................................... 136 Afdrukformaat afbeelding ....................................................................................... 137 Lay-out meerdere afbeeldingen ............................................................................. 138 Afdrukkwaliteit ........................................................................................................ 139 Kleurovereenkomst ................................................................................................ 139 Specificatie papiertype ........................................................................................... 140 Formulier afdrukken ............................................................................................... 140 Cameramemo afdrukken........................................................................................ 140 PictBridge afsluiten ........................................................................................... 141 Overige informatie ............................................................................................. 142
5. Opslaan en afdrukken met gebruikmaking van de Document Server Toegang tot de Document Server .................................................................... 143
6. De functie en instellingen van het apparaat Mainframe ...........................................................................................................145 Functies.................................................................................................................. 145 Interface ................................................................................................................. 145 Lijst met instellingsitems .................................................................................. 146 Web Image Monitor................................................................................................ 146 telnet ...................................................................................................................... 150 Instellingen die samen met PostScript 3 kunnen worden gebruikt......................... 151
7. Bijlage Specificaties ....................................................................................................... 153 Opties..................................................................................................................... 154
INDEX....................................................................................................... 157
v
vi
Verklaring van symbolen in deze handleiding Symbolen In deze handleiding worden de volgende symbolen gebruikt: Geeft belangrijke veiligheidsaanwijzingen aan. Als deze aanwijzingen worden genegeerd, kan dit ernstig letsel of zelfs overlijden tot gevolg hebben. Zorg daarom dat u deze opmerkingen leest. Deze zijn te vinden in de paragraaf “Veiligheidsinformatie” van het hoofdstuk Informatie over dit apparaat. Geeft belangrijke veiligheidsaanwijzingen aan. Zorg dat u deze opmerkingen leest. Indien de aanwijzingen niet worden opgevolgd, kan dit licht letsel of schade aan eigendommen tot gevolg kan hebben. Deze zijn te vinden in de paragraaf “Veiligheidsinformatie” van het hoofdstuk Informatie over dit apparaat. Geeft punten aan die bij het gebruik van dit apparaat aandacht verdienen en beschrijft mogelijke oorzaken van papierstoringen, beschadiging van originelen of verlies van gegevens. Zorg dat u deze toelichting leest. Geeft aanvullende uitleg over de functies van het apparaat en biedt instructies voor het verhelpen van fouten in het gebruik. Dit symbool staat aan het eind van paragrafen en geeft aan waar u nadere relevante informatie kunt vinden. [] Geeft de namen aan van de toetsen die op het display van het apparaat verschijnen. {} Geeft de namen aan van de toetsen op het bedieningspaneel van het apparaat.
1
Displaypaneel In dit hoofdstuk wordt de configuratie met het weergavescherm beschreven, wanneer de printerfunctie is geselecteerd.
Eerste display Belangrijk ❒ Het apparaat gaat off-line wanneer u instellingen aanmaakt, zelfs wanneer deze eerst on line was. Wanneer u de instelling heeft aangemaakt, gaat het apparaat automatisch naar on-line.
❒ Indien u een instelling maakt wanneer het apparaat off-line is, blijft het daarna off-line. ❒ De weergegeven functies dienen als keuzetoetsen. Door licht in te drukken, kunt u een item selecteren of specificeren. ❒ Bij selectie of specificatie van een item op het display wordt het gemarkeerd. ❒ Grijsgekleurde toetsen (bijv. OK ) kunnen niet worden gebruikt.
1
2
8
3 4
5
6
7 AMU002S NL
1. Gebruiksstatus of mededelingen
3. [Form Feed]
Geeft de huidige machinestatus weer, zoals “Gereed”, “Off line” en “Afdrukken...”. Informatie over de printopdracht (gebruikers ID en documentnaam) verschijnt in deze sectie.
Druk op deze toets om alle data af te drukken die in de invoerbuffer van het apparaat zijn achtergebleven.
2. [fOnline] / [ Off line] Door op deze toetsen te drukken wisselt het apparaat tussen on-line en off-line. De printer kan gegevens van de computer ontvangen wanneer deze online is. De printer kan geen gegevens van de computer ontvangen wanneer deze offline is.
2
• Wanneer het apparaat on-line is, verschijnt de status in het grijs. • Deze functie is niet beschikbaar bij gebruik van de RPCS-printertaal.
4. [Taak reset]
6. [Foutenlogboek]
Druk op deze toets om de huidige afdrukopdracht te annuleren. Indien u op deze toets drukt wanneer het apparaat off-line is en u Hex Dump hebt geselecteerd, wordt Hex Dump afgebroken.
Druk hierop om de foutlogboeken van de afdruktaken die vanaf een computer zijn verzonden, weer te geven.
5. [Afdruktaken] Druk hierop om de afdruktaken weer te geven die vanaf een computer zijn verstuurd.
7. [Takenlijst spoolen] Druk hierop om de gespoolde taken weer te geven.
8. Statusindicators papierlade De instellingen van de papierlade verschijnen.
Opmerking ❒ Wanneer het apparaat wordt ingeschakeld, verschijnt de kopieerweergave. Dit is een standaardinstelling van de fabriek. Deze basisinstelling kan worden gewijzigd. Zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
Vereenvoudigd display In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe u naar het vereenvoudigde display kunt schakelen. Als u op {Vereenvoudigd display} drukt, gaat het scherm van het eerste display over naar het vereenvoudigde display. Letters en toetsen worden in een groter formaat weergegeven, wat de bediening vergemakkelijkt.
ANP042S
❖ Voorbeeld van een vereenvoudigd display
Opmerking ❒ Druk nogmaals op {Vereenvoudigd display} om terug te gaan naar het eerste display.
❒ Sommige toetsen worden in het vereenvoudigde display niet weergegeven.
3
Taaklijst Taken die via de modus Kopiëren, Document Server of Printer worden afgedrukt, worden tijdelijk op het apparaat opgeslagen en vervolgens in dezelfde volgorde uitgevoerd. U kunt deze taken beheren met behulp van de functie Taaklijst. U kunt bijvoorbeeld onjuiste taakinstellingen annuleren of een spoeddocument afdrukken. Opmerking ❒ De functie Taaklijst kan niet worden gebruikt als Kopiëren Onderbreken actief is.
❒ Documenten die met de faxfunctie zijn afgedrukt, worden in de taaklijst niet weergegeven.
Scherm Taaklijst In deze paragraaf worden de displays en pictogrammen besproken die op het scherm Taaklijst worden weergegeven. Het scherm Taaklijst varieert afhankelijk van de vraag of [Taakopdracht] is geselecteerd met Afdrukprioriteit voor de Systeeminstellingen. Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor de instellingsprocedure.
❖ Als [Taakopdracht] niet is geselecteerd: De taaklijst wordt voor elke functie weergegeven. 1
2
3 AMG037S NL
4
❖ Als [Taakopdracht] is geselecteerd: De taaklijst wordt weergegeven voor alle functies in de volgorde van de afdruktaken. 2
3
4 AMG038S NL
A B C D
Schakelen tussen taaklijsten voor elke functie. Schakelen tussen [Huidige / In wachtrij takenlijst] en [Taakhistorie]. Nummers van gereserveerde taken worden weergegeven. Functies waarmee een taak is afgedrukt, worden weergegeven. : taak afgedrukt met kopieerfunctie. : taak afgedrukt met printerfunctie. : taak afgedrukt met Document Server-functie. : taak afgedrukt met DeskTopBinder. : taak afgedrukt met Web Image Monitor.
Taken controleren in de afdrukwachtrij U kunt de inhoud van taken in de afdrukwachtrij controleren.
A Druk op [Takenlijst]. B Selecteer de taak die u wilt controleren.
C Druk op [Details] en controleer vervolgens de inhoud. D Druk op [Afsluiten].
5
De volgorde van taken wijzigen U kunt de volgorde waarin afdruktaken in de taaklijst worden uitgevoerd, wijzigen:
A Druk op [Takenlijst]. B Selecteer de taak waarvoor u de volgorde wilt wijzigen.
C Druk op [Volgorde wijzigen]. D Wijzig de volgorde met behulp van [B], [Vorige] of [Volg.].
E Druk op [OK]. Uitgestelde afdruktaken Het apparaat stelt een taak die momenteel worden afgedrukt of taken in de wachtrij uit:
A Druk op [Takenlijst]. B Selecteer de uit te stellen taak of taken.
6
C Druk op [Afdr. onderbr.].
Taken verwijderen U kunt een taak die momenteel worden afgedrukt of taken in de wachtrij verwijderen:
A Druk op [Takenlijst]. B Selecteer de te verwijderen taak.
Selecteer alle te verwijderen afdruktaken als u meerdere afdruktaken wilt verwijderen.
C Druk op [Reserv. verw.]. D Druk op [Ja].
7
Printereigenschappen Menu Hieronder worden de instellingen en betekenissen van functies onder Printereigenschappen besproken. Het scherm Printereigenschappen wordt weergegeven als u op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller} drukt. Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informatie.
❖ Lijst- / Proefafdruk Menu
Beschrijving
Meerdere lijsten
U kunt de configuratiepagina afdrukken en het foutenlogbestand.
Configuratiepagina
U kunt de huidige configuratiewaarden van het apparaat afdrukken.
Foutenlogboek
U kunt de lijst afdrukken met alle fouten die tijdens het afdrukken zijn geregistreerd.
Menulijst
U kunt een Menulijst afdrukken met de functiemenu’s van het apparaat.
PCL configuratie / Lettertype pagina
U kunt de huidige configuratie en een lijst geïnstalleerde PCL-lettertypen afdrukken.
PS config. / Lettertype pagina
U kunt de huidige configuratie en een lijst geïnstalleerde Postscript-lettertypen afdrukken. Dit menu kunt u alleen selecteren als de optionele PostScript 3-eenheid is geïnstalleerd.
PDF config. / Lettertype pagina U kunt de huidige configuratie en een lijst geïnstalleerde PDF-lettertypen afdrukken. Dit menu kunt u alleen selecteren als de optionele PostScript 3-eenheid is geïnstalleerd. Hex dump
U kunt afdrukken in de modus Hex Dump.
❖ Onderhoud Menu Menu beveiligen
Beschrijving Via deze functie kunt u menu-instellingen beschermen tegen onbedoelde wijzigingen. Zo wordt het onmogelijk menu-instellingen met normale procedures te wijzigen tenzij u de vereiste toetsen gebruikt. In een netwerkomgeving kunnen alleen beheerders veranderingen in menu-instellingen maken.
8
Lijst- / proefafdruk beveligd
U kunt het menu [Lijst / Testafdruk] beschermen.
Verwijder alle tijdelijke afdruktaken
U kunt alle afdruktaken die tijdelijk in de machine zijn opgeslagen, verwijderen.
Verwijder alle opgeslagen afdr.taken
U kunt alle afdruktaken die in de machine zijn opgeslagen, verwijderen.
Vierkleuren Grafische Modus
U kunt de afbeeldingsdichtheid aanpassen.
❖ Systeem Menu
Beschrijving
Foutenlogboek afdrukken
U kunt een foutrapport afdrukken als er een printer- of geheugenfout optreedt.
Automatisch doorgaan
U kunt deze optie selecteren omAutomatisch doorgaan in te schakelen. Als deze Aan is, wordt na een systeemfout het afdrukken hervat.
Geheugenoverloop
Selecteer deze optie om een foutrapport geheugenoverflow af te drukken.
Taakscheiding
U kunt Taakscheiding inschakelen. Dit menu kan alleen worden gekozen als een finisher (optioneel) is geïnstalleerd.
Tijd. afdr.taken autom. verw.
U kunt kiezen om afdruktaken die tijdelijk in de machine zijn opgeslagen, automatisch te verwijderen.
Opgesl. afdr.tk. autom. verw.
U kunt kiezen om afdruktaken die in de machine zijn opgeslagen, automatisch te verwijderen.
Originele afdruktakenlijst
U kunt het standaardprinterscherm instellen als u op [Afdruktaken] drukt.
Gebruik van geheugen
U kunt de hoeveelheid van het geheugen selecteren dat wordt gebruikt in Lettertypeprioriteit of Kaderprioriteit, op basis van het papierformaat of de resolutie.
Duplex
U kunt instellen of u op beide zijden van alle pagina’s afdrukt.
Kopëeen
U kunt het aantal afdruksets specificeren. Deze instelling wordt uitgeschakeld als het aantal af te drukken pagina’s is ingesteld met het printerstuurprogramma of andere opdracht.
Blanco pagina afdrukken
U kunt instellen of u blanco pagina’s afdrukt of niet.
Wachttijd gereserveerde taak
U kunt opgeven hoelang het apparaat wacht met het ontvangen van een afdruktaak alvorens het andere functies, zoals de kopieer- en scanfunctie, laat onderbreken.
Printertaal
U kunt de printertaal specificeren.
Sub papierformaat
U kunt de voorziening Papierformaat (A4↔LT) automatisch vervangen inschakelen.
Papierformaat
U kunt het standaardpapierformaat selecteren.
Briefpapier instelling
U kunt af te drukken afbeeldingsoriginelen roteren. Tijdens het afdrukken worden afbeeldingsoriginelen altijd 180 graden geroteerd. Daarom is de uitvoer mogelijk niet zoals u verwacht wanneer u afdrukt op papier met een voorbestemde afdrukrichting zoals briefhoofden of voorbedrukt papier. Met deze functie kunt u afbeeldingen roteren.
Handinvoer instellingsprioriteit U kunt opgeven welke van de twee opties, (Printer) Stuurprogramma / Opdracht of Apparaatinstellingen, prioriteit heeft bij het bepalen van het papierformaat voor de handinvoerlade.
9
Menu
Beschrijving
Afdrukken van rand tot rand
U kunt instellen of u op het volledige blad afdrukt of niet.
Standaard printertaal
U kunt de standaardprintertaal instellen als het apparaat de printertaal niet automatisch kan vinden.
Veranderen van lade
U kunt instellen om over te schakelen van papierlade.
❖ Host interface Menu
Beschrijving
I/O-buffer
U kunt het formaat van de I/O buffer instellen. Normaal gesproken is het niet nodig deze instelling te wijzigen.
I/O time-out
U kunt instellen hoeveel seconden het apparaat pauzeert voordat het een afdruktaak afrondt. Als doorgaans midden in andere afdruktaakgegevens gegevens binnenkomen via een andere poort, dient u de time-out periode groter te maken.
❖ PCL menu Menu
10
Beschrijving
Richting
U kunt de pagina-richting instellen.
Formulierregels
U kunt het aantal lijnen per pagina instellen.
Lettertype bron
U kunt de opslaglocatie van het standaardlettertype instellen.
Lettertypenummer
U kunt de ID van het door u gekozen standaardlettertype instellen.
Puntgrootte
U kunt de puntgrootte instellen die u voor het geselecteerde lettertype wilt gebruiken.
Font Pitch
U kunt het aantal tekens per inch van het geselecteerde lettertype instellen.
Symbolenset
U kunt de set afdrukbare tekens voor het geselecteerde lettertype specificeren. De beschikbare opties zijn:
Courier lettertype
U kunt een courier-lettertype selecteren.
Vergroot A4 breedte
U kunt de breedte van het afdrukbare gebied groter maken (wanneer u op A4 afdrukt met PCL).
Van CR naar LF
Indien ingeschakeld (Aan) wordt een carriage-return achter elke line-feed geplakt: CR=CR, LF=CR−LF, FF=CR− FF.
Resolutie
U kunt de resolutie van de afdruk instellen in dots per inch.
❖ PS Menu (optioneel) Menu
Beschrijving
Gegevensnotatie
U kunt een gegevensindeling selecteren.
Resolutie
U kunt de resolutie van de afdruk instellen in dots per inch.
Kleurinstelling
U kunt een RGB-instelling maken.
Kleurprofiel
U kunt het kleurprofiel instellen.
❖ PDF Menu (optioneel) Menu
Beschrijving
PDF wachtwoord wijzigen
U kunt het wachtwoord instellen voor het PDF-bestand dat PDF direct afdrukken uitvoert.
PDF Groepswachtwoord
U kunt het groepswachtwoord instellen dat al bij DeskTopBinder Lite is opgegeven.
Resolutie
U kunt de resolutie van de afdruk instellen in dots per inch.
Kleurinstelling
U kunt een RGB-instelling maken.
Kleurprofiel
U kunt het kleurprofiel instellen.
Opmerking ❒ Sommige opties worden niet weergegeven, afhankelijk van de optionele eenheden of de geselecteerde printertalen.
❒ Sommige opties kunnen niet worden ingesteld, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen. Verwijzing Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informatie.
Voor meer informatie over de kopieerfuncties en systeeminstellingen, zie Kopieerhandleiding en Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
11
Papier plaatsen in de handinvoer Dit deel bevat instructies voor het plaatsen van papier in de handinvoer. Zie Informatie over dit apparaat voor meer informatie over het papierformaat en het papiertype. Belangrijk ❒ Wanneer u afdrukt via de handinvoer zijn de volgende functies niet mogelijk: • Dubbelzijdig/boekje afdrukken • Automatische lade selecteren • Auto-lade wisselen • Geroteerd sorteren • Nieten (als de optionele eenheid is geïnstalleerd) • Perforeren (als de optionele eenheid is geïnstalleerd)
A Open de handinvoer.
AMF023S
B Schuif het papier met de te bedrukken zijde naar beneden voorzichtig in
de handinvoerlade totdat u een pieptoon hoort en stel de papiergeleiders in op het formaat van het papier. Als het papierformaat van de papiergeleider en het papier niet met elkaar in overeenstemming zijn, kan dit leiden tot scheve afdrukken of papierstoringen. Stapel het papier niet hoger dan de limietaanduiding, anders kunnen er scheve afbeeldingen of papierstoringen ontstaan. Schuif het verlengstuk uit als u grotere papierformaten gebruikt dan A4 L, 81/2 ×11 L. Waaier het papier los om te voorkomen dat meerdere vellen tegelijk worden ingevoerd.
AMF024S
12
1. Verlengstuk 2. Papiergeleider
C Stel het papierformaat in door middel van het printerstuurprogramma of het bedieningspaneel. De volgende procedures zijn niet vereist als u [Driver/Opdracht] selecteert vanaf [Handinvoer instellingsprioriteit] in [Systeem] van [Printereigenschappen]. Stel het papierformaat in dat geval in met behulp van het printerstuurprogramma.
Opmerking ❒ Papierformaten die in de handinvoerlade kunnen worden geladen zijn 90305 mm (3,6-12 inch) verticaal en 148-600 mm (5,9-23,7 inch) horizontaal. ❒ Wanneer u dik papier of OHP transparanten laadt, dient u het papierformaat en het papiertype in te stellen. ❒ Het aantal vellen dat in de handinvoer geplaatst kan worden is afhankelijk van de gebruikte papiersoort. Verwijzing Wanneer u voorgedrukt briefpapier laadt, let u dan op de richting. Zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
Zie het Help-bestand van het printerstuurprogramma voor meer informatie over de instellingen van het stuurprogramma.
Het papierformaat instellen met gebruikmaking van het bedieningspaneel Volg de onderstaande procedure om het apparaat in te stellen met gebruikmaking van het bedieningspaneel als u het standaardpapierformaat in de handinvoerlade plaatst. Belangrijk ❒ De volgende procedures zijn niet vereist als u [Driver/Opdracht] selecteert vanaf [Handinvoer instellingsprioriteit] in [Systeem] van [Printereigenschappen] (zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen). Stel het papierformaat in dat geval in met behulp van het printerstuurprogramma.
❒ Als u [Apparaatinst.] selecteert vanaf [Handinvoer instellingsprioriteit] in [Systeem] van [Printereigenschappen] (Bedieningshandleiding Standaardinstellingen), krijgen de instellingen die via het bedieningspaneel werden opgegeven prioriteit op de instellingen van het printerstuurprogramma. ❒ Als het printerstuurprogramma niet wordt gebruikt, selecteer dan [Apparaatinstellingen] vanaf [Handinvoer instellingsprioriteit] in [Systeem] van [Printereigenschappen] (zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen). Stel het papierformaat in door middel van het bedieningspaneel.
A Druk op de {Gebruikersinstellingen/Teller}-toets op het bedieningspaneel. B Druk op [Systeeminstellingen]. C Druk op het tabblad [Lade Papierinstellingen]. 13
D Druk op [Printer handinvoer papierformaat].
E Selecteer het papierformaat. F Druk op [OK]. G Druk op de {Gebruikersinstellingen/Teller}-toets. Het eerste scherm wordt weergegeven. Opmerking ❒ Wanneer u dik papier of OHP transparanten laadt, dient u het papierformaat en het papiertype in te stellen. Verwijzing Zie het Help-bestand van het printerstuurprogramma voor meer informatie over de instellingen van het stuurprogramma.
Aangepast papierformaat instellen met gebruikmaking van het bedieningspaneel Volg de onderstaande procedure om het apparaat in te stellen met gebruikmaking van het bedieningspaneel als u een aangepast papierformaat in de handinvoerlade plaatst. Belangrijk ❒ De volgende procedures zijn niet vereist als u [Driver/Opdracht] selecteert vanaf [Handinvoer instellingsprioriteit] in [Systeem] van [Printereigenschappen] (zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen). Stel het papierformaat in dat geval in met behulp van het printerstuurprogramma. ❒ Als u [Apparaatinst.] selecteert vanaf [Handinvoer instellingsprioriteit] in [Systeem] van [Printereigenschappen] (Bedieningshandleiding Standaardinstellingen), krijgen de instellingen die via het bedieningspaneel werden opgegeven prioriteit op de instellingen van het printerstuurprogramma. ❒ Als het printerstuurprogramma niet wordt gebruikt, selecteer dan [Apparaatinst.] vanaf [Handinvoer instellingsprioriteit] in [Systeem] van [Printereigenschappen] (zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen). Stel het papierformaat in door middel van het bedieningspaneel.
14
A Druk op de {Gebruikersinstellingen/Teller}-toets op het bedieningspaneel. B Druk op [Systeeminstellingen].
C Druk op het tabblad [Lade Papierinstellingen]. D Druk op [Printer handinvoer papierformaat]. E Druk op [Aangepast formaat].
Indien reeds een aangepast formaat is ingesteld, drukt u op [Formaat wijzigen] .
F Druk op [↕ Verticaal], voer het verticale formaat van het papier in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op de toets {q}.
G Druk op [<->Horizontaal], voer het horizontale formaat van het papier in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op de toets {q}.
H Druk op [OK]. De papierformaten die u hebt opgegeven worden weergegeven.
I Druk op de {Gebruikersinstellingen/Teller}-toets. Het eerste scherm wordt weergegeven. Opmerking ❒ Wanneer u dik papier of OHP transparanten laadt, dient u het papierformaat en het papiertype in te stellen.
❒ Zie het Help-bestand van het printerstuurprogramma voor meer informatie over de instellingen van het stuurprogramma.
15
Dik papier of OHP transparanten instellen met gebruikmaking van het bedieningspaneel Volg de onderstaande procedure om het apparaat in te stellen met gebruikmaking van het bedieningspaneel als u dik papier of OHP transparanten in de handinvoerlade plaatst. Belangrijk ❒ De volgende procedures zijn niet vereist als u [Driver/Opdracht] selecteert vanaf [Handinvoer instellingsprioriteit] in [Systeem] van [Printereigenschappen] (zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen). Stel het papierformaat in dat geval in met behulp van het printerstuurprogramma. ❒ Als u [Apparaatinst.] selecteert vanaf [Handinvoer instellingsprioriteit] in [Systeem] van [Printereigenschappen] (Bedieningshandleiding Standaardinstellingen), krijgen de instellingen die via het bedieningspaneel werden opgegeven prioriteit op de instellingen van het printerstuurprogramma. ❒ Als het printerstuurprogramma niet wordt gebruikt, selecteer dan [Apparaatinst.] vanaf [Handinvoer instellingsprioriteit] in [Systeem] van [Printereigenschappen] (zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen). Stel het papierformaat in door middel van het bedieningspaneel.
A Druk op de {Gebruikersinstellingen/Teller}-toets op het bedieningspaneel. B Druk op [Systeeminstellingen]. C Druk op het tabblad [Lade Papierinstellingen]. D Druk op [TVolg.] om door de lijst te scrollen. E Druk op [Papiertype: Handinvoerlade]. F Druk op [OHP] in het gebied [Papiersoort] als u OHP transparanten laadt. Druk op [Geen weergave] in het gebied [Papiersoort] en druk vervolgens op [Dik papier 1], [Dik papier 2] of [Dik papier 3] in het gebied [Papierdikte] als u dik papier laadt.
16
G Druk op [OK]. Het papiertype dat u hebt geselecteerd wordt weergegeven.
H Druk op de {Gebruikersinstellingen/Teller}-toets. Het eerste scherm wordt weergegeven. Opmerking ❒ De instellingen blijven geldig totdat u ze reset. Verwijder de instellingen voor de volgende gebruiker wanneer u hebt afgedrukt op OHP-transparanten of zwaar papier.
❒ Zie het Help-bestand van het printerstuurprogramma voor meer informatie over de instellingen van het stuurprogramma.
17
18
1. De machine voorbereiden De verbindingmethode bevestigen Het apparaat ondersteunt netwerk- en lokale verbindingen. Controleer hoe het apparaat is aangesloten, voordat u het printerstuurprogramma installeert. Voer de installatieprocedure voor het stuurprogramma uit die van toepassing is op deze verbindingsmethode.
Netwerkverbinding Het apparaat kan worden gebruikt als een Windows-afdrukpoort of netwerkprinter.
Het apparaat als een Windows-afdrukpoort gebruiken U kunt netwerkverbindingen maken met gebruikmaking van Ethernet, IEEE 802.11b en IEEE 1394 (IPv4 bovenop 1394). Welke poorten beschikbaar zijn, wordt bepaald door de combinatie van het Windows-besturingssysteem en verbindingsmethode.
SmartDeviceMonitor voor Client - TCP/IP - IPP
SmartDeviceMonitor voor Client - TCP/IP - IPP Standaard TCP/IP LPR
SmartDeviceMonitor voor Client - TCP/IP - IPP LPR
SmartDeviceMonitor voor Client
Windows XP/ Server 2003
NL ZZZ035S
❖ Windows 95/98 Verbindingsmethode
Beschikbare poorten
Ethernet/ IEEE 802.11b
SmartDeviceMonitor for Client-poort
IEEE 1394 (IPv4 bovenop 1394)
Geen
19
De machine voorbereiden
❖ Windows Me
1
Verbindingsmethode
Beschikbare poorten
Ethernet/ IEEE 802.11b
SmartDeviceMonitor for Client-poort
IEEE 1394 (IPv4 bovenop 1394)
SmartDeviceMonitor for Client-poort
❖ Windows 2000 Verbindingsmethode
Beschikbare poorten
Ethernet/ IEEE 802.11b
SmartDeviceMonitor for Client-poort Standaard TCP/IP LPR-poort
IEEE 1394 (IPv4 bovenop 1394)
Geen
❖ Windows XP Verbindingsmethode Ethernet/ IEEE 802.11b
Beschikbare poorten SmartDeviceMonitor for Client-poort Standaard TCP/IP LPR-poort
IEEE 1394 (IPv4 bovenop 1394)
SmartDeviceMonitor for Client-poort Standaard TCP/IP
❖ Windows Server 2003 Verbindingsmethode
Beschikbare poorten
Ethernet/ IEEE 802.11b
SmartDeviceMonitor for Client-poort Standaard TCP/IP LPR-poort
IEEE 1394 (IPv4 bovenop 1394)
SmartDeviceMonitor for Client-poort Standaard TCP/IP
❖ Windows NT 4.0 Verbindingsmethode
Beschikbare poorten
Ethernet/ IEEE 802.11b
SmartDeviceMonitor for Client-poort LPR-poort
IEEE 1394 (IPv4 bovenop 1394)
Geen
Verwijzing Lees de uitleg over de installatie van het printerstuurprogramma voor elk poorttype. Voor de SmartDeviceMonitor for Client-poort, zie Pag.24 “De SmartDeviceMonitor for Client-poort gebruiken”.
20
Voor de standaard TCP/IP-poort, zie Pag.31 “De standaard TCP/IP-poort gebruiken”. Zie, voor de LPR poort Pag.33 “De LPR-poort gebruiken”.
De verbindingmethode bevestigen
Als een netwerkprinter gebruiken Dit apparaat kan als een Windows-netwerkprinter, NetWare-printserver of de externe Netware-printer worden gebruikt. Windows Server 2003 Windows NT 4.0 Afdrukserver
NetWare Afdrukserver
1
NetWare
Windows XP / Server 2003 NL ZZZ036S
Opmerking ❒ In een IPv6-omgeving kunnen geen Netware-servers worden gebruikt. Verwijzing Zie de uitleg over de installatie van het printerstuurprogramma voor elk type netwerkprinter.
Raadpleeg Pag.35 “Als Windows-netwerkprinter gebruiken” voor de netwerkprinter van Windows. Raadpleeg Pag.37 “Als een NetWare-printserver/externe printer gebruiken” voor de NetWare-printserver en externe printer.
21
De machine voorbereiden
Lokale verbinding Lokale verbindingen kunt u maken via de parallelle USB, IEEE 1394 (SCSI-print) en Bluetooth-verbindingen. De versie van het Windows-besturingssysteem bepaalt de beschikbare verbindingsmethoden. • Windows 95: Parallelle verbindingen • Windows 98: Parallelle verbindingen • Windows 98 SE/Me: USB- en parallelle verbindingen • Windows 2000: USB, parallelle, IEEE 1394 (SCSI-print) en Bluetooth-verbindingen • Windows XP: USB, parallelle, IEEE 1394 (SCSI-print) en Bluetooth-verbindingen • Windows Server 2003: USB, parallelle, IEEE 1394 (SCSI-print) en Bluetooth-verbindingen • Windows NT 4.0: Parallelle verbindingen
1
Verwijzing Lees de uitleg over de installatie van het printerstuurprogramma voor elk verbindingstype.
Zie Pag.40 “Het USB-printerstuurprogramma installeren” voor de USB-verbinding. Zie Pag.45 “Afdrukken via een parallelle verbinding” voor de parallelle verbinding. Zie Pag.47 “Het printerstuurprogramma installeren met gebruikmaking van IEEE 1394 (SCSI print)” voor de IEEE 1394 (SCSI-print)-verbinding. Zie Pag.52 “Afdrukken via een Bluetooth-verbinding” voor de Bluetooth-verbinding.
22
Het printerstuurprogramma installeren
Het printerstuurprogramma installeren In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe het printerstuurprogramma moet worden geïnstalleerd. Het printerstuurprogramma kan op twee manieren worden geïnstalleerd: met gebruikmaking van Snelle installatie, waarbij de instellingen direct worden geïnstalleerd, of door het juiste stuurprogramma te installeren via de poort die u wilt gebruiken.
1
Quick Install (Snelle installatie) Windows 95/98/Me/2000/XP-, Windows Server 2003- en Windows NT 4.0-gebruikers kunnen deze software op een eenvoudige wijze installeren met gebruikmaking van de bijgeleverde CD-ROM. Met gebruikmaking van Quick Install, worden het PCL-printerstuurprogramma en/of het RPCS-printerstuurprogramma, DeskTopBinder Lite en SmartDeviceMonitor for Client geïnstalleerd in de netwerkomgeving en wordt de TCP/IPpoort geconfigureerd. Belangrijk ❒ Om het printerstuurprogramma in Windows 2000/XP Professional, Windows Server 2003 en Windows NT 4.0 te installeren, moet u een account met een machtiging als printerbeheerder hebben. Meldt u aan als een beheerder. ❒ Als u een verbinding maakt via USB, raadpleeg dan Pag.40 “Het USB-printerstuurprogramma installeren” en installeer het printerstuurprogramma.
A Sluit alle toepassingen af die momenteel worden uitgevoerd. B Plaats de cd-rom in het cd-romstation. De installer start. Bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem werkt Auto Run mogelijk niet. Als Auto Run niet start, start u “Setup.exe” in de basisdirectory van de CD-ROM.
C Selecteert een interfacetaal, en klik vervolgens op [OK]. De standaardinterfacetaal is Engels.
D Klik op [Quick Install]. De gebruiksrechtovereenkomst voor de software verschijnt in het dialoogvenster [Gebruiksrechtovereenkomst].
E Klik na het lezen van de overeenkomst op [Ik accepteer de overeenkomst.] en klik vervolgens op [Volgende >].
F Selecteer in het dialoogvenster [Selecteer printer] het apparaatmodel dat wilt
gebruiken. Voor netwerkverbindingen via TCP/IP, selecteert u het apparaat waarvan het IP-adres wordt weergegeven in [Verbinden met]. Selecteer voor een parallelle aansluiting het apparaat waarvan de printerpoort wordt weergegeven in [Verbinden met].
23
De machine voorbereiden
G Klik op [Installeren]. De installatie van het printerstuurprogramma start.
H Klik op [Voltooien].
1
Er wordt een bericht weergegeven waarin u wordt gevraagd de computer opnieuw op te starten. Start de computer opnieuw om de installatie te voltooien.
I Klik in het eerste dialoogvenster van de installer op [Afsluiten] en neem de CD-ROM uit de lade.
Opmerking ❒ Om de installatie van de geselecteerde software te stoppen, klikt u op [Annuleren] voordat de installatie is voltooid. ❒ Bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem werkt Auto Run mogelijk niet. Als Auto Run niet start, start u “Setup.exe” in de basisdirectory van de CD-ROM. ❒ Selecteer een apparaat waarvan het IP-adres wordt weergegeven in [Verbinden met] om SmartDeviceMonitor for Client te installeren wanneer u TCP/IP gebruikt. Verwijzing Quick Install is niet beschikbaar tenzij bi-directionele communicatie tussen het apparaat en computer is ingeschakeld via een parallelle verbinding. Zie Pag.58 “Als bidirectionele communicatie is uitgeschakeld” voor meer details over de bi-directionele communicatie tussen het apparaat en de computer.
Het printerstuurprogramma installeren voor de geselecteerde poort De SmartDeviceMonitor for Client-poort gebruiken Belangrijk ❒ Om in Windows 2000/XP Professional, Windows Server 2003 en Windows NT 4.0 SmartDeviceMonitor for Client te installeren, moet u een account met een machtiging als printerbeheerder hebben. Meldt u aan als een beheerder. ❒ Installeer SmartDeviceMonitor for Client voordat u het printerstuurprogramma installeert wanneer u de SmartDeviceMonitor for Client-poort gebruikt.
24
Het printerstuurprogramma installeren
SmartDeviceMonitor for Client installeren
A Sluit alle toepassingen af die momenteel worden uitgevoerd. B Plaats de cd-rom in het cd-romstation.
1
De installer start.
C Selecteert een interfacetaal, en klik vervolgens op [OK]. De standaardinterfacetaal is Engels.
D Klik op [DeskTopBinder - SmartDeviceMonitor for Client]. E Selecteert een interfacetaal, en klik vervolgens op [Volgende >]. De standaardinterfacetaal is Engels.
F Er wordt een bericht weergegeven waarin u wordt gevraagd alle overige toepassingen af te sluiten. Sluit alle toepassingen af en klik vervolgens op [Volgende >].
G De gebruiksrechtovereenkomst voor de software verschijnt in het dialoogvenster [Gebruiksrechtovereenkomst]. Nadat u de inhoud hebt gelezen, klikt u op [Ja].
H Klik op [Volledige installatie] of [Aangepast installeren]. [Volledige installatie] installeert alle vereiste toepassingen: DeskTopBinder Lite en SmartDeviceMonitor for Client. [Aangepast installeren] installeert geselecteerde toepassingen.
I Volg de instructies op het display en klik op [Volgende >] om door te gaan met de volgende stap.
J Nadat de installatie is voltooid, selecteert u de optie om de computer nu opnieuw op te starten of de optie om dit later te doen. Vervolgens klikt u op [Voltooien]. Start de computer opnieuw om de installatie te voltooien.
Opmerking ❒ Om de installatie van de geselecteerde software te stoppen, klikt u op [Annuleren] voordat de installatie is voltooid. ❒ Bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem werkt Auto Run mogelijk niet. Als Auto Run niet start, start u “Setup.exe” in de basisdirectory van de CD-ROM.
25
De machine voorbereiden
De poortinstellingen wijzigen voor SmartDeviceMonitor for Client Volg de onderstaande procedure om de SmartDeviceMonitor for Client-instellingen te wijzigen zoals TCP/IP time-out, herstel/parallel afdrukken en printergroepen.
1
Windows 95/98:
A Open het venster [Printers] vanaf het menu [Start]. B In het venster [Printers] klikt u op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken. In het menu [Bestand] klikt u op [Eigenschappen.].
C Klik op het tabblad [Details] en klik vervolgens op [Poortinstellingen]. Het dialoogvenster [Poortinstellingen] verschijnt.
Windows 2000 / Windows NT 4.0:
A Open het venster [Printers] via het menu [Start]. B In het venster [Printers] klikt u op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken. In het menu [Bestand] klikt u op [Eigenschappen.].
C Op het tabblad [Poorten] klikt u op [Poort configureren] Het dialoogvenster [Configuratie] wordt weergegeven.
Windows XP, Windows Server 2003:
A Open het venster [Printers en faxapparaten] vanuit het menu [Start]. Het venster [Printers en faxapparaten] verschijnt.
B Klik op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken. In het menu [Bestand] klikt u op [Eigenschappen.]. Het dialoogvenster Printereigenschappen wordt weergegeven.
C Klik op het tabblad [Poorten] en klik op [Poort configureren]. Het dialoogvenster [Poort configureren] verschijnt. Opmerking ❒ Voor TCP/IP kunt u time-outinstellingen configureren.
❒ Voor IPP kunnen gebruikers- en time-outinstellingen worden geconfigureerd.
26
Het printerstuurprogramma installeren
❒ Als geen instellingen op het tabblad [Herstel/Parallell afdrukken] beschikbaar zijn, volgt u de onderstaande procedure. A Klik op [Annuleren] om het dialoogvenster [Poortconfiguratie:] te sluiten. B Start SmartDeviceMonitor for Client en klik met de rechtermuisknop op het pictogram SmartDeviceMonitor for Client op de taakbalk. C Wijs [Eigenschappen] aan en klik vervolgens op [Instellingen van uitgebreide functies]. D Kruis het selectievakje bij [Herstelafdrukken/parallel afdrukken instellen voor elke poort] aan. E Klik op [OK] om het dialoogvenster [Instellingen van uitgebreide functies] te sluiten.
1
Verwijzing Zie de Netwerkhandleiding of SmartDeviceMonitor for Client Help voor informatie over deze instellingen.
Het PCL- of RPCS-printerstuurprogramma (TCP/IP) installeren Belangrijk ❒ Om het printerstuurprogramma in Windows 2000/XP Professional, Windows Server 2003 en Windows NT 4.0 te installeren, moet u een account met een machtiging als printerbeheerder hebben. Meldt u aan als lid van de beheerders- of hoofdgebruikersgroep.
A Sluit alle toepassingen af die momenteel worden uitgevoerd. B Plaats de cd-rom in het cd-romstation. De installer start.
C Selecteert een interfacetaal, en klik vervolgens op [OK]. De standaardinterfacetaal is Engels.
D Klik op [PCL/RPCS-printerstuurprogramma's]. E De gebruiksrechtovereenkomst voor de software verschijnt in het dialoogvenster [Gebruiksrechtovereenkomst]. Klik na het lezen van de overeenkomst op [Ik accepteer de overeenkomst.] en klik vervolgens op [Volgende >].
F Selecteer het printerstuurprogramma dat u wilt gebruiken in het dialoogvenster [Selecteer het programma]. U kunt verschillende printerstuurprogramma’s selecteren.
G Klik op [Volgende >]. H Selecteer het apparaatmodel dat u wilt gebruiken. In het vak [Wijzig instellingen voor '%s' ’Printernaam’] kan de printernaam worden gewijzigd.
27
De machine voorbereiden
I Dubbelklik op de printernaam om de printerinstellingen weer te geven. De details die worden weergegeven in [Opmerking:], [Stuurprogramma:] en [Poort:] zijn afhankelijk van het besturingssysteem, het printermodel en de poort.
1
J Klik op [Poort:] en klik vervolgens op [Toevoegen]. K Klik op [SmartDeviceMonitor], en klik vervolgens op [OK]. L Klik op [TCP/IP-poort] en klik vervolgens op [Zoeken]. Een lijst met printers, die via TCP/IP communiceren, verschijnt.
M Selecteer de printer die u wilt gebruikt en klik op [OK]. Alleen printers die antwoorden op een broadcast van de computer worden weergegeven. Om een apparaat te gebruiken dat hier niet worden weergegeven, klikt u op [Adres specificeren]. Vervolgens voert u het IP-adres of de hostnaam van het apparaat in.
N Controleer of de poort van de geselecteerde printer wordt weergegeven in [Poort:].
O Stel een gebruikerscode in, indien nodig. U kunt maximaal 8 numerieke tekens invoeren. Het is niet mogelijk alfabetische tekens of symbolen in te voeren.
P Schakel het selectievakje [Standaardprinter] in om de printer als standaardprinter te configureren.
Q Klik op [Doorgaan]. De installatie begint.
R Nadat de installatie is voltooid, selecteert u de optie om de computer nu opnieuw op te starten of de optie om dit later te doen. Vervolgens klikt u op [Voltooien]. Start de computer opnieuw om de installatie te voltooien.
Opmerking ❒ Via het instellen van een gebruikerscode kan een SmartDeviceMonitor for Admin gebruiker het velverbruik van de afzonderlijke gebruikers weergeven en controleren. Zie SmartDeviceMonitor for Admin Help voor meer informatie.
❒ Bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem werkt Auto Run mogelijk niet. Als Auto Run niet start, start u “Setup.exe” in de basisdirectory van de CD-ROM.
28
Het printerstuurprogramma installeren
❒ In Windows 95/98/Me kunt u geen IP-adres invoeren dat voor een deel overeenstemt met een IP-adres dat al in gebruik is. Bijvoorbeeld, als “192.168.0.2” in gebruik is, kunt u “192.168.0.2xx” niet gebruiken. Op dezelfde wijze, als “192.168.0.20” al is toegekend, kunt u “192.168.0.2” niet gebruiken.
1
Verwijzing Als al een nieuwere versie van het printerstuurprogramma is geïnstalleerd, wordt een bericht weergegeven. Is dit het geval, dan kunt u het printerstuurprogramma niet met gebruikmaking van Auto Run installeren. Als u het printerstuurprogramma desondanks wilt installeren, installeert u met gebruikmaking van [Wizard Printer toevoegen]. Zie Problemen oplossen.
Het PCL- of RPCS-printerstuurprogramma (IPP) installeren Belangrijk ❒ Om het printerstuurprogramma in Windows 2000/XP Professional, Windows Server 2003 en Windows NT 4.0 te installeren, moet u een account met een machtiging als printerbeheerder hebben. Meldt u aan als lid van de beheerders- of hoofdgebruikersgroep.
A Sluit alle toepassingen af die momenteel worden uitgevoerd. B Plaats de cd-rom in het cd-romstation. De installer start.
C Selecteert een interfacetaal, en klik vervolgens op [OK]. De standaardinterfacetaal is Engels.
D Klik op [PCL/RPCS-printerstuurprogramma's]. E De gebruiksrechtovereenkomst voor de software verschijnt in het dialoogvenster [Gebruiksrechtovereenkomst]. Klik na het lezen van de overeenkomst op [Ik accepteer de overeenkomst.] en klik vervolgens op [Volgende >].
F Selecteer een printerstuurprogramma dat u wilt gebruiken in het dialoogvenster [Selecteer het programma]. U kunt verschillende printerstuurprogramma’s selecteren.
G Selecteer het apparaatmodel dat u wilt gebruiken. In het vak [Wijzig instellingen voor '%s' ’Printernaam’] kan de printernaam worden gewijzigd.
H Dubbelklik op de printernaam om de printerinstellingen weer te geven. De details die worden weergegeven in [Opmerking:], [Stuurprogramma:] en [Poort:] zijn afhankelijk van het besturingssysteem, het printermodel en de poort.
29
De machine voorbereiden
I Klik op [Poort:] en klik vervolgens op [Toevoegen]. J Klik op [SmartDeviceMonitor], en klik vervolgens op [OK]. K Klik op [IPP]. L In het vak [Printer-&URL] voert u het adres van de printer
1
als volgt in: “http://printeradres/printer”. Als de serververificatie actief is, moet u “https://printeradres/printer” (installatie van Internet Explorer 5.01 of hogere versie is vereist) invoeren om SSL (een protocol voor gecodeerde communicatie) in te schakelen. (voorbeeld van een IP-adres: 192.168.15.16) http://192.168.15.16/printer https://192.168.15.16/printer U kunt het printeradres invoeren in de indeling “http://printeradres/ipp”.
M Geef een naam op voor de identificatie van de printer in [IPP-&poortnaam]. Gebruik een unieke naam voor de poort, die afwijkt van alle andere poortnamen. Als hier geen naam is gespecificeerd, wordt het adres dat is ingevoerd in het vak [Printer-&URL] de naam van de IPP-poort.
N Klik op [&Gedetaill. instellingen] om de noodzakelijke instellingen te maken. Voor informatie over de instellingen, zie SmartDeviceMonitor for Client Help.
O Klik op [OK]. P Controleer of de poort van de geselecteerde printer wordt weergegeven in [Poort:].
Q Stel een gebruikerscode in, indien nodig. U kunt maximaal 8 numerieke tekens invoeren. Het is niet mogelijke letteren symbooltekens in te voeren.
R Schakel het selectievakje [Standaardprinter] in om de printer als standaardprinter te configureren.
S Klik op [Doorgaan]. De installatie begint.
T Nadat de installatie is voltooid, selecteert u de optie om de computer nu opnieuw op te starten of de optie om dit later te doen. Vervolgens klikt u op [Voltooien]. Start de computer opnieuw om de installatie te voltooien.
30
Het printerstuurprogramma installeren
Opmerking ❒ Om de installatie van de geselecteerde software te stoppen, klikt u op [Annuleren] voordat de installatie is voltooid.
❒ Bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem werkt Auto Run mogelijk niet. Als Auto Run niet start, start u “Setup.exe” in de hoofdmap van de CD-ROM. ❒ Via het instellen van een gebruikerscode kan een SmartDeviceMonitor for Admin gebruiker het velverbruik van de afzonderlijke gebruikers weergeven en controleren. Zie SmartDeviceMonitor for Admin Help voor meer informatie.
1
Verwijzing Als al een nieuwere versie van het printerstuurprogramma is geïnstalleerd, wordt een bericht weergegeven. Is dit het geval, dan kunt u het printerstuurprogramma niet met gebruikmaking van Auto Run installeren. Als u het printerstuurprogramma desondanks wilt installeren, installeert u met gebruikmaking van [Wizard Printer toevoegen]. Zie Problemen oplossen.
De standaard TCP/IP-poort gebruiken Hierin wordt beschreven hoe u het PCL- of RPCS-printerstuurprogramma kunt installeren met gebruikmaking van de TCP/IP-poort. Belangrijk ❒ Om het printerstuurprogramma in Windows 2000/XP Professional, Windows Server 2003 te installeren, moet u een account met een machtiging als printerbeheerder hebben. Meldt u aan als lid van de beheerdersof hoofdgebruikersgroep.
❒ In een IPv6-omgeving kunt u de standaard-TCP/IP-poort niet gebruiken. Gebruik de SmartDeviceMonitor for Client-poort.
Het PCL- of RPCS-stuurprogramma installeren
A Sluit alle toepassingen af die momenteel worden uitgevoerd. B Plaats de cd-rom in het cd-romstation. De installer start.
C Selecteert een interfacetaal, en klik vervolgens op [OK]. De standaardinterfacetaal is Engels.
D Klik op [PCL/RPCS-printerstuurprogramma's]. E De gebruiksrechtovereenkomst voor de software verschijnt in het dialoogvenster [Gebruiksrechtovereenkomst]. Klik na het lezen van de overeenkomst op [Ik accepteer de overeenkomst.] en klik vervolgens op [Volgende >].
31
De machine voorbereiden
F Selecteer een printerstuurprogramma dat u wilt gebruiken in het dialoogvenster [Selecteer het programma]. U kunt verschillende printerstuurprogramma’s selecteren.
G Klik op [Volgende >]. H Selecteer het apparaatmodel dat u wilt gebruiken.
1
In het vak [Wijzig instellingen voor '%s' ’Printernaam’] kan de printernaam worden gewijzigd.
I Dubbelklik op de printernaam om de printerinstellingen weer te geven. De details die worden weergegeven in [Opmerking:], [Stuurprogramma:] en [Poort:] zijn afhankelijk van het besturingssysteem, het printermodel en de poort.
J Klik op [Poort:] en klik vervolgens op [Toevoegen]. K Klik op [Standaard TCP/IP-poort] en klik vervolgens op [OK]. Configureer de instellingen van de standaard TCP/IP-poort, en raadpleeg de Windows Help als [Standaard-TCP/IP poort] niet wordt weergegeven.
L Klik op [Volgende >] in het dialoogvenster [Wizard Standaard-TCP/IP printerpoort toevoegen].
M Geef de printernaam of het IP-adres op in het vak [Printernaam of IP-adres]. In het tekstvak [Poortnaam] wordt automatisch een poortnaam geplaatst. Wijzig, indien nodig, deze naam. Als de apparaatselectie verschijnt, selecteert u “RICOH NetworkPrinter Driver C Model”.
N Klik op [Volgende >]. O Klik op [Voltooien] in het dialoogvenster [Wizard Standaard-TCP/IP printerpoort toevoegen]. Het eerste installatiescherm wordt opnieuw weergegeven.
P Controleer of de poort van de geselecteerde printer wordt weergegeven in [Poort:].
Q Configureer, indien nodig, de standaardprinter. R Klik op [Doorgaan]. De installatie van het printerstuurprogramma start.
S Nadat de installatie is voltooid, selecteert u de optie om de computer nu opnieuw op te starten of de optie om dit later te doen. Vervolgens klikt u op [Voltooien]. Start de computer opnieuw om de installatie te voltooien.
32
Het printerstuurprogramma installeren
Opmerking ❒ Om de installatie van de geselecteerde software te stoppen, klikt u op [Annuleren] voordat de installatie is voltooid.
❒ Bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem werkt Auto Run mogelijk niet. Als Auto Run niet start, start u “Setup.exe” in de hoofdmap van de CD-ROM.
1
Verwijzing Als al een nieuwere versie van het printerstuurprogramma is geïnstalleerd, wordt een bericht weergegeven. Is dit het geval, dan kunt u het printerstuurprogramma niet met gebruikmaking van Auto Run installeren. Als u het printerstuurprogramma desondanks wilt installeren, installeert u met gebruikmaking van [Wizard Printer toevoegen]. Zie Problemen oplossen.
De LPR-poort gebruiken Hier wordt beschreven hoe u het PCL- of RPCS-printerstuurprogramma kunt installeren met gebruikmaking van de LPR-poort. Belangrijk ❒ Om het printerstuurprogramma in Windows 2000/XP Professional, Windows Server 2003 en Windows NT 4.0 te installeren, moet u een account met een machtiging als printerbeheerder hebben. Meldt u aan als lid van de beheerders- of hoofdgebruikersgroep.
Het PCL- of RPCS-stuurprogramma installeren
A Sluit alle toepassingen af die momenteel worden uitgevoerd. B Plaats de cd-rom in het cd-romstation. De installer start.
C Selecteert een interfacetaal, en klik vervolgens op [OK]. De standaardinterfacetaal is Engels.
D Klik op [PCL/RPCS-printerstuurprogramma's]. E De gebruiksrechtovereenkomst voor de software verschijnt in het dialoogvenster [Gebruiksrechtovereenkomst]. Klik na het lezen van de overeenkomst op [Ik accepteer de overeenkomst.] en klik vervolgens op [Volgende >].
F Selecteer een printerstuurprogramma dat u wilt gebruiken in het dialoogvenster [Selecteer het programma]. U kunt verschillende printerstuurprogramma’s selecteren.
33
De machine voorbereiden
G Selecteer het apparaatmodel dat u wilt gebruiken. In het vak [Wijzig instellingen voor '%s' ’Printernaam’] kan de printernaam worden gewijzigd.
H Klik op [Volgende >]. I Dubbelklik op de printernaam om de printerinstellingen weer te geven.
1
De details die worden weergegeven in [Opmerking:], [Stuurprogramma:] en [Poort:] zijn afhankelijk van het besturingssysteem, het printermodel en de poort.
J Klik op [Poort:] en klik vervolgens op [Toevoegen]. K Klik op [LPR-poort] en klik vervolgens op [OK]. Als de [LPR-poort] niet verschijnt, raadpleegt u de Windows Help en installeert het.
L Geef het IP-adres van de printer op in het vak [Naam of adres van de server die lpd biedt].
M Geef “lp” op in het vak [Naam van printer of afdrukwachtrij op die server] en klik vervolgens op [OK]. De poort is toegevoegd.
N Controleer of de poort van de geselecteerde printer wordt weergegeven in [Poort:].
O Configureer, indien nodig, de standaardprinter. P Klik op [Doorgaan]. De installatie van het printerstuurprogramma start.
Q Nadat de installatie is voltooid, selecteert u de optie om de computer nu opnieuw op te starten of de optie om dit later te doen. Vervolgens klikt u op [Voltooien]. Start de computer opnieuw om de installatie te voltooien.
Opmerking ❒ Om de installatie van de geselecteerde software te stoppen, klikt u op [Annuleren] voordat de installatie is voltooid. ❒ Bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem werkt Auto Run mogelijk niet. Als Auto Run niet start, start u “Setup.exe” in de hoofdmap van de CD-ROM. Verwijzing Als al een nieuwere versie van het printerstuurprogramma is geïnstalleerd, wordt een bericht weergegeven. Is dit het geval, dan kunt u het printerstuurprogramma niet met gebruikmaking van Auto Run installeren. Als u het printerstuurprogramma desondanks wilt installeren, installeert u met gebruikmaking van [Wizard Printer toevoegen]. Zie Problemen oplossen.
34
Als Windows-netwerkprinter gebruiken
Als Windows-netwerkprinter gebruiken Hier wordt beschreven hoe u het PCL- of RPCS-printerstuurprogramma kunt installeren met gebruikmaking van de printer als Windows-netwerkprinter. Om de printserver te gebruiken, installeert u het printerstuurprogramma door “Netwerk-printerserver” te selecteren en door vervolgens de gedeelde printer van Windows 2000/XP, Windows Server 2003 of Windows NT 4.0 te selecteren. In deze paragraaf wordt ervan uit gegaan dat de client reeds is geconfigureerd voor de communicatie met een printserver van Windows 2000/XP, Windows Server 2003 of Windows NT 4.0. Start de volgende procedure niet, voordat de client is geïnstalleerd en correct geconfigureerd.
1
Belangrijk ❒ Om het printerstuurprogramma in Windows 2000/XP Professional, Windows Server 2003 en Windows NT 4.0 te installeren, moet u een account met een machtiging als printerbeheerder hebben. Meldt u aan als lid van de beheerders- of hoofdgebruikersgroep. ❒ Als u afdrukt met een printserver die is verbonden met de printer die gebruik maakt van de SmartDeviceMonitor-poort, kan Herstel Afdrukken en Parallel afdrukken niet worden gebruikt vanaf de client. ❒ Als u afdrukt met een printserver van Windows XP- of Windows Server 2003, zijn de berichtgevingsfuncties van SmartDeviceMonitor mogelijk niet in gebruik bij de client. ❒ Als u afdrukt met een Windows NT 4.0-printserver, installeert u het printerstuurprogramma voordat u de printserver aansluit op de printer.
Het PCL- of RPCS-stuurprogramma installeren
A Sluit alle toepassingen af die momenteel worden uitgevoerd. B Plaats de cd-rom in het cd-romstation. De installer start.
C Selecteert een interfacetaal, en klik vervolgens op [OK]. De standaardinterfacetaal is Engels.
D Klik op [PCL/RPCS-printerstuurprogramma's]. E De gebruiksrechtovereenkomst voor de software verschijnt in het dialoogvenster [Gebruiksrechtovereenkomst]. Klik na het lezen van de overeenkomst op [Ik accepteer de overeenkomst.] en klik vervolgens op [Volgende >].
F Selecteer het printerstuurprogramma dat u wilt gebruiken in het dialoogvenster [Selecteer het programma]. U kunt verschillende printerstuurprogramma’s selecteren.
35
De machine voorbereiden
G Klik op [Volgende >]. H Markeer het selectievakje [Printernaam] om de printermodellen te selecteren
die u wilt gebruiken. In het vak [Wijzig instellingen voor '%s' ’Printernaam’] kan de printernaam worden gewijzigd.
1
I Dubbelklik op de printernaam om de printerinstellingen weer te geven. De details die worden weergegeven in [Opmerking:], [Stuurprogramma:] en [Poort:] zijn afhankelijk van het besturingssysteem, het printermodel en de poort.
J Klik op [Poort:] en klik vervolgens op [Toevoegen]. K Klik op [Netwerkprinter], en klik vervolgens op [OK]. L Dubbelklik in het venster [Printer selecteren] op de naam van de computer die u als printserver wilt gebruiken.
M Selecteer de printer die u wilt gebruikt en klik op [OK]. N Controleer of de poort van de geselecteerde printer wordt weergegeven in [Poort:].
O Stel, indien nodig, de gebruikerscode in. Voor een RPCS-printerstuurprogramma kunt u een gebruikerscode instellen na installatie van het printerstuurprogramma. Voor meer informatie over de gebruikerscode, zie de Help van het printerstuurprogramma.
P Schakel het selectievakje [Standaardprinter] in om de printer als standaardprinter te configureren.
Q Klik op [Doorgaan]. De installatie van het printerstuurprogramma start.
R Nadat de installatie is voltooid, selecteert u de optie om de computer nu opnieuw op te starten of de optie om dit later te doen. Vervolgens klikt u op [Voltooien]. Start de computer opnieuw om de installatie te voltooien.
Opmerking ❒ Om de installatie van de geselecteerde software te stoppen, klikt u op [Annuleren] voordat de installatie is voltooid. ❒ Bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem werkt Auto Run mogelijk niet. Als Auto Run niet start, start u “Setup.exe” in de hoofdmap van de CD-ROM.
36
Verwijzing Als al een nieuwere versie van het printerstuurprogramma is geïnstalleerd, wordt een bericht weergegeven. Is dit het geval, dan kunt u het printerstuurprogramma niet met gebruikmaking van Auto Run installeren. Als u het printerstuurprogramma desondanks wilt installeren, installeert u met gebruikmaking van [Wizard Printer toevoegen]. Zie Problemen oplossen.
Als een NetWare-printserver/externe printer gebruiken
Als een NetWare-printserver/externe printer gebruiken 1
Hier wordt beschreven hoe een Windows-computer als NetWare-client wordt geïnstalleerd. Belangrijk ❒ Om het printerstuurprogramma in Windows 2000/XP Professional, Windows Server 2003 en Windows NT 4.0 te installeren, moet u een account met een machtiging als printerbeheerder hebben. Meldt u aan als lid van de beheerders- of hoofdgebruikersgroep.
❒ In een IPv6-omgeving kunnen geen Netware-servers worden gebruikt. In de volgende uiteenzetting wordt ervan uit gegaan dat NetWare Client is geïnstalleerd op de clientcomputer en dat de NetWare-serveromgeving correct is geconfigureerd. Installeer alle noodzakelijke clienttoepassingen, voordat u deze procedure uitvoert. Meldt u aan bij de NetWare-bestandsserver en configureer het printerstuurprogramma. De volgende waarden worden in het voorbeeld gebruikt: • Besturingssysteem: Windows 98 • NetWare version: 4.1 • Naam bestandsserver: CAREE • Naam wachtrij: R-QUEUE
A Plaats de cd-rom in het cd-romstation. De installer start. Bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem werkt Auto Run mogelijk niet. Als Auto Run niet start, start u “Setup.exe” in de hoofdmap van de CD-ROM.
B Selecteert een interfacetaal, en klik vervolgens op [OK]. De standaardinterfacetaal is Engels.
C Klik op [PCL/RPCS-printerstuurprogramma's]. D De gebruiksrechtovereenkomst voor de software verschijnt in het dialoogvenster [Gebruiksrechtovereenkomst]. Klik na het lezen van de overeenkomst op [Ik accepteer de overeenkomst.] en klik vervolgens op [Volgende >].
E Selecteer het printerstuurprogramma dat u wilt gebruiken in het dialoogvenster [Selecteer het programma]. U kunt verschillende printerstuurprogramma’s selecteren.
F Klik op [Volgende >].
37
De machine voorbereiden
G Schakel het selectievakje [Printernaam] in om het printermodel dat u wilt gebruiken, te selecteren. In het vak [Wijzig instellingen voor '%s' ’Printernaam’] kan de printernaam worden gewijzigd.
1
H Dubbelklik op de printernaam om de printerinstellingen weer te geven. De details die worden weergegeven in [Opmerking:], [Stuurprogramma:] en [Poort:] zijn afhankelijk van het besturingssysteem, het printermodel en de poort.
I Klik op [Poort:] en klik vervolgens op [Toevoegen]. J Klik op [Netwerkprinter], en klik vervolgens op [OK]. K Dubbelklik in de netwerkboom op de naam van de NetWare-bestandsserver. De gemaakte wachtrij wordt weergegeven.
L Selecteert de printerwachtrij en klik op [OK]. M Controleer of de poort van de geselecteerde printer wordt weergegeven in [Poort:].
N Klik op [Doorgaan]. De installatie van het printerstuurprogramma start.
O Klik op [Voltooien] in het dialoogvenster [Selecteer het programma]. P Nadat de installatie is voltooid, selecteert u de optie om de computer nu opnieuw op te starten of de optie om dit later te doen. Vervolgens klikt u op [Voltooien]. Start de computer opnieuw om de installatie te voltooien.
Q Nadat u de computer opnieuw hebt opgestart, opent u het venster [Printers] en vervolgens opent u de printereigenschappen. In Windows XP of Windows Server 2003 opent u de printereigenschappen vanuit het venster [Printers en faxapparaten].
R Op het tabblad [Printerinstellingen] schakelt u de volgende selectievakjes uit:
[Form Feed] en [Banner inschakelen]. Klik in Windows 2000/XP, Windows Server 2003 of Windows NT 4.0 op het tabblad [NetWare-instellingen]. Schakel deze selectievakjes niet in, aangezien ze automatisch door het printersturprogramma worden gemarkeerd. Als u deze selectievakjes zelf inschakelt, werkt de printer mogelijk niet correct.
38
Als een NetWare-printserver/externe printer gebruiken
S Klik op [OK] om het eigenschappendialoogvenster van de printer te sluiten. Opmerking ❒ Om de installatie van de geselecteerde software te stoppen, klikt u op [Annuleren] voordat de installatie is voltooid.
1
❒ De standaardinstelling voor het protocol is inactief. Schakel het in met gebruikmaking van SmartDeviceMonitor of Telnet
Form Feed U kunt form feed niet met NetWare configureren. Form feed wordt aangestuurd door het printerstuurprogramma dat in Windows is geïnstalleerd. Als de form feed in NetWare is geconfigureerd, werkt de printer mogelijk niet correct. Volg de onderstaande procedure om form feed uit te schakelen via het besturingssysteem dat wordt gebruikt: • In Windows 95/98/Me schakelt u het selectievakje [Form feed] op het tabblad [Printerinstellingen] van het eigenschappenvenster van de printer uit. • In Windows 2000/XP, Windows Server 2003 of Windows NT 4.0, schakelt u het selectievakje [Form feed] uit op het tabblad [NetWare-instellingen] van het eigenschappenvenster van de printer.
Bannerpagina U kunt met NetWare geen bannerpagina configureren. Volg de onderstaande procedure om bannerpagina’s uit te schakelen via het besturingssysteem dat wordt gebruikt: • In Windows 95/98/Me schakelt u het selectievakje [Banner inschakelen] op het tabblad [Printerinstellingen] van het eigenschappenvenster van de printer uit. • In Windows 2000/XP, Windows Server 2003 of Windows NT 4.0 schakelt u het selectievakje [Banner inschakelen] uit op het tabblad [NetWare-instellingen] van het eigenschappenvenster van de printer.
Afdrukken na resetten van de printer De verbinding tussen de printer en printserver heeft 30 - 40 seconden nodig om te herstellen na het resetten van de printer. In deze periode worden taken mogelijk wel geaccepteerd (afhankelijk van de NetWare-specificaties), maar niet afgedrukt. Om af te drukken, na resetten van de printer als externe printer, dient u op de printserver te controleren of de verbinding met de externe printer is verbroken, of wacht twee minuten voordat u afdrukt.
39
De machine voorbereiden
Het USB-printerstuurprogramma installeren 1
In deze paragraaf leert u printerstuurprogramma’s via USB installeren. Verzeker u ervan, voordat u installeert, dat de computer alleen het besturingssysteem uitvoert en dat geen afdruktaken worden uitgevoerd. De printerstuurprogramma’s kunnen worden geïnstalleerd vanaf de cd-rom die bij dit apparaat is geleverd.
Windows Me - USB Belangrijk ❒ Installatie via USB is onder Windows 95/98 niet mogelijk. U hebt hiervoor Windows Me of een recentere versie nodig.
❒ Download USB Printing Support voor Windows Me van de website van de leverancier. Wanneer u USB de eerste keer gebruikt, start de functie ’plug and play’ en opent het dialoogvenster [Nieuwe hardware gevonden], [Wizard Apparaatstuurprogramma] of [Wizard Nieuwe hardware toevoegen], afhankelijk van het besturingssysteem. Als het printerstuurprogramma al is geïnstalleerd, is plug and play ingeschakeld en is het pictogram van de printer die is aangesloten op de “USB”-poort toegevoegd aan het venster [Printers].
A Download USB Printing Support van de website van de leverancier. Gebruik een zoekopdracht om de modelnaam te zoeken en download vervolgens USB Printing Support van de website van de leverancier. Sla deze zodanig op dat u deze gemakkelijk kunt terugvinden.
B Het apparaat aansluiten op de computer met behulp van de USB-kabel. Maak de USB-kabel goed vast.
C Klik in het venster Wizard Nieuwe hardware gevonden op [Zoeken naar een geschikt stuurprogramma voor dit apparaat [aanbevolen]] en klik vervolgens op [Volgende >].
D Schakel het selectievakje [Geef een locatie op:], en klik vervolgens op [Bladeren...]. Het dialoogvenster [Map selecteren] wordt weergegeven.
E Specificeer de locatie van van USB Printing Support en klik op [Volgende>]. F Controleer de locatie en klik vervolgens op [Volgende >]. USB Printing Support is geïnstalleerd.
40
Het USB-printerstuurprogramma installeren
G Klik op [Voltooien]. Als het printerstuurprogramma al is geïnstalleerd, is plug and play ingeschakeld en is het pictogram van de printer die is aangesloten op de “USB001”poort toegevoegd aan het venster [Printers].
1
H Plaats het printerstuurprogramma in het station. Klik op [Zoek het beste stuurprogramma voor uw apparaat. [aanbevolen]], en klik op [Volgende>].
I Schakel het selectievakje [Geef een locatie op:], en klik vervolgens op [Bladeren...]. Het dialoogvenster [Map selecteren] wordt weergegeven.
J Plaats de cd-rom in het cd-romstation. Opmerking ❒ Wanneer Auto Run start, klikt u op [Afsluiten].
❒ Om Auto Run uit te schakelen, drukt u op de {Shift}-toets wanneer u de CD-ROM in het station plaatst. U houdt de shift-toets ingedrukt totdat de computer de leesbewerking vanaf de CD-ROM heeft voltooid.
K Specificeer de locatie van de bronbestanden voor het printerstuurprogramma en klik op [Volgende >]. Als aan het CD-ROM station de letter D is toegekend, zijn de bronbestanden opgeslagen in de volgende locatie: • RPCS D:\DRIVERS\RPCS\WIN9X_ME\(Taal)\DISK1 • PCL 5c (voor afdrukken in kleur) D:\DRIVERS\PCL5C\WIN9X_ME\(Taal)\DISK1 • PCL 5e (voor afdrukken in zwart-wit&) D:\DRIVERS\PCL5E\WIN9X_ME\(Taal)\DISK1 • PCL 6 D:\DRIVERS\PCL6\WIN9X_ME\(Taal)\DISK1 • PostScript 3 (“Scanner Driver and Utilities” CD-ROM) D:\DRIVERS\PS\WIN9X_ME\(Taal)\DISK1
L Controleer de locatie en klik vervolgens op [Volgende >]. De Wizard Printer toevoegen verschijnt.
41
De machine voorbereiden
M Klik op [Voltooien]. De installatie is voltooid. Als de installatie is voltooid, wordt het pictogram van de printer die is aangesloten op de “USB001”-poort toegevoegd aan het venster [Printers].
1
Opmerking ❒ Het getal dat achter “USB” wordt vermeld, is afhankelijk van het aantal aangesloten printers.
❒ Het is niet nodig om USB Printing Support opnieuw te installeren, wanneer u een ander apparaat aansluit via de USB-interface indien USB Printing Support is geïnstalleerd. ❒ Na installatie van USB Printing Support in geval het printerstuurprogramma niet is geïnstalleerd, volgt u de plug and play-instructies van de printer.
Windows 2000 - USB Belangrijk ❒ Om een printerstuurprogramma te installeren, is een beheerdersmachtiging vereist. Meldt u daarom aan met een beheerdersaccount.
Wanneer u USB de eerste keer gebruikt, start de Wizard Nieuwe hardware gevonden, en wordt USB Printing Support automatisch geïnstalleerd. Als het printerstuurprogramma al is geïnstalleerd, is plug and play ingeschakeld en is het pictogram van de printer die is aangesloten op de “USB”-poort toegevoegd aan het venster [Printers]. Als het printerstuurprogramma nog niet is geïnstalleerd, volgt u de plug and play-instructies van de printer om het stuurprogramma vanaf de bijgeleverde CD-ROM te installeren.
A Het apparaat aansluiten op de computer met behulp van de USB-kabel. Maak de USB-kabel goed vast.
B Klik in het venster Wizard Nieuwe hardware gevonden op [Zoeken naar een geschikt stuurprogramma voor dit apparaat [aanbevolen]] en klik vervolgens op [Volgende >].
C Schakel het selectievakje [in. Geef een locatie op] en klik op [Volgende]. D Plaats de cd-rom in het cd-romstation. Wanneer Auto Run start, klikt u op [Afsluiten]. Om Auto Run uit te schakelen, drukt u op de linker {Shift}-toets wanneer u de CD-ROM in het station plaatst. U houdt de shift-toets ingedrukt totdat de computer de leesbewerking vanaf de CD-ROM heeft voltooid.
42
Het USB-printerstuurprogramma installeren
E Specificeer de locatie van de bronbestanden voor het printerstuurprogramma. Als aan het CD-ROM station de letter D is toegekend, zijn de bronbestanden opgeslagen in de volgende locatie: • RPCS D:\DRIVERS\RPCS\WIN2K_XP\(Taal)\DISK1 • PCL 5c (voor afdrukken in kleur) D:\DRIVERS\PCL5C\WIN2K_XP\(Taal)\DISK1 • PCL 5e (voor afdrukken in zwart-wit&) D:\DRIVERS\PCL5E\WIN2K_XP\(Taal)\DISK1 • PCL 6 D:\DRIVERS\PCL6\WIN2K_XP\(Taal)\DISK1 • PostScript 3 (“Scanner Driver and Utilities” CD-ROM) D:\DRIVERS\PS\WIN2K_XP\(Taal)\DISK1
1
F Selecteer de locatie van het printerstuurprogramma en klik op [OK]. G Klik op [Volgende>]. H Klik op [Voltooien]. Als het printerstuurprogramma al is geïnstalleerd, is plug and play ingeschakeld en is het pictogram van de printer die is aangesloten op de “USB001”poort toegevoegd aan het venster [Printers]. Opmerking ❒ Het getal dat achter “USB” wordt vermeld, is afhankelijk van het aantal aangesloten printers.
Windows XP, Windows Server 2003 - USB Belangrijk ❒ Om een printerstuurprogramma te installeren, is een beheerdersmachtiging vereist. Meldt u daarom aan met een beheerdersaccount. Wanneer u USB de eerste keer gebruikt, start de Wizard Nieuwe hardware gevonden, en wordt USB Printing Support automatisch geïnstalleerd. Als het printerstuurprogramma al is geïnstalleerd, is plug and play ingeschakeld en is het pictogram van de printer die is aangesloten op de “USB”-poort toegevoegd aan het venster [Printers]. De printerstuurprogramma’s kunnen worden geïnstalleerd vanaf de cd-rom die bij dit apparaat is geleverd. Als het printerstuurprogramma nog niet is geïnstalleerd, volgt u de plug and play-instructies van de printer om het stuurprogramma vanaf de bijgeleverde CD-ROM te installeren.
43
De machine voorbereiden
A Het apparaat aansluiten op de computer met behulp van de USB-kabel. Maak de USB-kabel goed vast.
B Klik in het venster Wizard Nieuwe hardware gevonden op [Zoeken naar een
1
geschikt stuurprogramma voor dit apparaat [aanbevolen]] en klik vervolgens op [Volgende >].
C Plaats de cd-rom in het cd-romstation. Als Auto Run start, klikt u op [Annuleren], en vervolgens op [Afsluiten]. Om Auto Run uit te schakelen, drukt u op de linker {Shift}-toets wanneer u de CD-ROM in het station plaatst. U houdt de shift-toets ingedrukt totdat de computer de leesbewerking vanaf de CD-ROM heeft voltooid.
D Schakel het selectievakje [Ook op deze locatie zoeken] in onder [Op de onderstaande locaties naar het beste stuurprogramma zoeken], en klik vervolgens op [Bladeren] om de locatie van het printerstuurprogramma te selecteren. Als aan het CD-ROM station de letter D is toegekend, zijn de bronbestanden opgeslagen in de volgende locatie: • RPCS D:\DRIVERS\RPCS\WIN2K_XP\(Taal)\DISK1 • PCL 5c (voor afdrukken in kleur) D:\DRIVERS\PCL5C\WIN2K_XP\(Taal)\DISK1 • PCL 5e (voor afdrukken in zwart-wit&) D:\DRIVERS\PCL5E\WIN2K_XP\(Taal)\DISK1 • PCL 6 D:\DRIVERS\PCL6\WIN2K_XP\(Taal)\DISK1 • PostScript 3 (“Scanner Driver and Utilities” CD-ROM) D:\DRIVERS\PS\WIN2K_XP\(Taal)\DISK1
E Selecteer de locatie van het printerstuurprogramma en klik op [Volgende >]. F Klik op [Doorgaan]. G Klik op [Voltooien]. Als de installatie is voltooid, wordt het pictogram van de printer die is aangesloten op de “USB001”-poort toegevoegd aan het venster [Printers en faxapparaten]. Opmerking ❒ Het getal dat achter “USB” wordt vermeld, is afhankelijk van het aantal aangesloten printers.
44
Afdrukken via een parallelle verbinding
Afdrukken via een parallelle verbinding Hier wordt beschreven hoe u het PCL- of RPCS-printerstuurprogramma kunt installeren met gebruikmaking van de parallelle poort. Om een apparaat te gebruiken dat via een parallelle interface is aangesloten, klikt u op [LPT1] wanneer u het printerstuurprogramma installeert.
1
Belangrijk ❒ Om het printerstuurprogramma in Windows 2000/XP Professional, Windows Server 2003 en Windows NT 4.0 te installeren, moet u een account met een machtiging als printerbeheerder hebben. Meldt u aan als lid van de beheerders- of hoofdgebruikersgroep.
Het PCL- of RPCS-stuurprogramma installeren
A Sluit alle toepassingen af die momenteel worden uitgevoerd. B Plaats de cd-rom in het cd-romstation. De installer start.
C Selecteert een interfacetaal, en klik vervolgens op [OK]. De standaardinterfacetaal is Engels.
D Klik op [PCL/RPCS-printerstuurprogramma's]. E De gebruiksrechtovereenkomst voor de software verschijnt in het dialoogvenster [Gebruiksrechtovereenkomst]. Klik na het lezen van de overeenkomst op [Ik accepteer de overeenkomst.] en klik vervolgens op [Volgende >].
F Selecteer het printerstuurprogramma dat u wilt gebruiken in het dialoogvenster [Selecteer het programma]. U kunt verschillende printerstuurprogramma’s selecteren.
G Klik op [Volgende >]. H Schakel het selectievakje [Printernaam] in om het printermodel dat u wilt gebruiken, te selecteren. In het vak [Wijzig instellingen voor '%s' ’Printernaam’] kan de printernaam worden gewijzigd.
I Dubbelklik op de printernaam om de printerinstellingen weer te geven. De details die worden weergegeven in [Opmerking:], [Stuurprogramma:] en [Poort:] zijn afhankelijk van het besturingssysteem, het printermodel en de poort.
45
De machine voorbereiden
J Controleer of [LPT1:] wordt weergegeven in [Poort:]. K Schakel het selectievakje [Standaardprinter] in om de printer als standaardprinter te configureren.
1
L Klik op [Voltooien]. De installatie van het printerstuurprogramma start.
M Nadat de installatie is voltooid, selecteert u de optie om de computer nu opnieuw op te starten of de optie om dit later te doen. Vervolgens klikt u op [Voltooien]. Start de computer opnieuw om de installatie te voltooien.
Opmerking ❒ Om de installatie van de geselecteerde software te stoppen, klikt u op [Annuleren] voordat de installatie is voltooid. ❒ Bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem werkt Auto Run mogelijk niet. Als Auto Run niet start, start u “Setup.exe” in de hoofdmap van de CD-ROM. Verwijzing Als al een nieuwere versie van het printerstuurprogramma is geïnstalleerd, wordt een bericht weergegeven. Is dit het geval, dan kunt u het printerstuurprogramma niet met gebruikmaking van Auto Run installeren. Als u het printerstuurprogramma desondanks wilt installeren, installeert u met gebruikmaking van [Wizard Printer toevoegen]. Zie Problemen oplossen.
46
Het printerstuurprogramma installeren met gebruikmaking van IEEE 1394 (SCSI print)
Het printerstuurprogramma installeren met gebruikmaking van IEEE 1394 (SCSI print)
1
De printerstuurprogramma’s kunnen worden geïnstalleerd vanaf de cd-rom die bij dit apparaat is geleverd. Belangrijk ❒ Sluit alle toepassingen af die momenteel worden uitgevoerd en voer tijdens de installatie geen afdruktaken uit.
❒ Sluit geen IEEE 1394- of USB-apparaten aan op de computer of schakel tijdens de installatie geen andere printers in. ❒ Voordat u de installatie van het printerstuurprogramma ongedaan maakt, controleert u of de IEEE 1394-interfacekabel is losgekoppeld van de computer. ❒ SCSI-print dient, via het bedieningspaneel, te zijn ingesteld op “actief”. Zie de Netwerkhandleiding voor meer informatie. Opmerking ❒ Dit apparaat kan slechts van één computer tegelijk afdruktaken ontvangen. Als afdruktaken van verschillende computers elkaar kruisen, wordt een bericht weergegeven.
❒ Als taken elkaar kruisen, wordt de eerst ontvangen taak het eerst afgedrukt. ❒ Als het printerstuurprogramma correct is geïnstalleerd, krijgt als gevolg van het aansluiten of loskoppelen van de optionele IEEE 1394-kabel het printerpictogram een andere gedaante.
Windows 2000 Hier wordt beschreven hoe het printerstuurprogramma moet worden geïnstalleerd op een computer waarop Windows 2000 is geïnstalleerd, met gebruikmaking van IEEE 1394 (SCSI print). Belangrijk ❒ Als [Wizard Nieuwe hardware gevonden] steeds opnieuw verschijnt wanneer de computer wordt gestart of de kabel aangesloten, schakelt u het apparaat uit. Om een ander printerstuurprogramma te installeren na configureren van de “1394_00n” poort, klikt u op [1394_00] als een poort gedurende de installatie van het printerstuurprogramma. ❒ Om een printerstuurprogramma te installeren, is een beheerdersmachtiging vereist. Meldt u daarom aan met een beheerdersaccount. ❒ De optionele 1394-interfaceeenheid kunt u samen gebruiken met Service Pack 1 (SP1) of hoger.
47
De machine voorbereiden
A Sluit het apparaat op de computer aan met de IEEE 1394-interfacekabel. B Klik op [ Volgende >] in het dialoogvenster [Wizard Nieuwe hardware gevonden]. C Als het bericht “Deze wizard zal de installatie voor dit apparaat voltooien:
1
onbekend” wordt weergegeven, klikt u op [Geef een locatie op], en klik op [Volgende >].
D Als het bericht “Stuurprogrammabestanden zoeken” wordt weergegeven, schakelt u het selectievakje [Optionele zoeklocaties.] in en klikt u vervolgens op [Geef een locatie op]. Klik vervolgens op [Volgende >].
E Plaats de cd-rom in het cd-romstation. • Als Auto Run start, klikt u op [Annuleren], en vervolgens op [Afsluiten]. • Om Auto Run uit te schakelen, drukt u op de linker {Shift}-toets wanneer u de CD-ROM in het station plaatst. U houdt de shift-toets ingedrukt totdat de computer de leesbewerking vanaf de CD-ROM heeft voltooid.
F Klik op [Bladeren]. G Selecteer het printerstuurprogramma dat u wilt gebruiken. Als aan het CD-ROM station de letter D is toegekend, zijn de bronbestanden opgeslagen in de volgende locatie: • RPCS D:\DRIVERS\RPCS\WIN2K_XP\(Taal)\DISK1 • PCL 5c (voor afdrukken in kleur) D:\DRIVERS\PCL5C\WIN2K_XP\(Taal)\DISK1 • PCL 5e (voor afdrukken in zwart-wit&) D:\DRIVERS\PCL5E\WIN2K_XP\(Taal)\DISK1 • PCL 6 D:\DRIVERS\PCL6\WIN2K_XP\(Taal)\DISK1 • PostScript 3 (“Scanner Driver and Utilities” CD-ROM) D:\DRIVERS\PS\WIN2K_XP\(Taal)\DISK1
H Klik op [Openen]. I Klik op [OK]. J Volg de instructies op het scherm. Wanneer de installatie voltooid is, wordt de printer die aangesloten is op “1394_00n” weergegeven in het venster [Printers]: (“n” toont het aantal aangesloten printers.) Als het printerstuurprogramma al is geïnstalleerd, wordt het printerpictogram toegevoegd aan het venster [Printers]. In dit geval is de installatie van het printerstuurprogramma overbodig. Als na installatie het afdrukken problematisch verloopt, verwijdert u de poort en installeert het printerstuurprogramma opnieuw. Zie Problemen oplossen voor meer informatie.
48
Het printerstuurprogramma installeren met gebruikmaking van IEEE 1394 (SCSI print)
Opmerking ❒ Als u de printer niet wilt installeren wanneer de Wizard Nieuwe hardware gevonden start in een besturingssysteem dat SCSI-print ondersteunt, schakelt u het apparaat volgens de onderstaande procedure uit. A Als het dialoogvenster [Wizard Nieuwe hardware gevonden] verschijnt, klikt u op [Volgende >]. B Wanneer het bericht “Deze wizard zal de installatie voor dit apparaat voltooien: onbekend” wordt weergegeven, schakelt u het selectievakje [Zoeken naar een geschikt stuurprogramma voor dit apparaat [aanbevolen]] in en klikt u op [Volgende >]. C Als het bericht “Selecteer uw zoek- en installatieoptie.” wordt weergegeven, wis alle selectievakjes van [Zoek het beste stuurprogramma voor uw apparaat.] en klik vervolgens op [Volgende >]. D Wanneer het bericht “Stuurprogramma bestanden zoekopdrachtresultaten” wordt weergegeven, selecteer dan [Schakel het apparaat uit. De Wizard Hardware toevoegen/verwijderen in het bedieningspaneel kan mogelijk de installatie van het stuurprogramma voltooien.] en klik op [Voltooien].
1
Windows XP, Windows Server 2003 Hier wordt beschreven hoe het printerstuurprogramma moet worden geïnstalleerd op een computer waarop Windows XP of Windows Server 2000 is geïnstalleerd, met gebruikmaking van IEEE 1394 (SCSI print). Belangrijk ❒ SCSI-print dient, via het bedieningspaneel, te zijn ingesteld op “actief”. Zie de Netwerkhandleiding voor meer informatie.
❒ Om een printerstuurprogramma te installeren, is een beheerdersmachtiging vereist. Meldt u daarom aan met een beheerdersaccount.
A Sluit het apparaat op de computer aan met de IEEE 1394-interfacekabel. Wanneer het dialoogvenster [Wizard Nieuwe hardware gevonden] opent, controleer dan of [Met deze wizard kunt u software installeren voor: (onbekend)] wordt weergegeven.
B Selecteer het selectievakje [Installeren van lijst op een specifieke locatie (geavanceerd)] en klik op [Volgende >].
C Als het bericht “Selecteer uw zoek- en installatieoptie.” wordt weergegeven, schakelt u het selectievakje [Zoek het beste stuurprogramma voor uw apparaat.] in en schakelt u tevens het selectievakje [Ook op deze locatie zoeken:] in en selecteer dan het selectievakje [Ook op deze locatie zoeken:].
49
De machine voorbereiden
D Plaats de cd-rom in het cd-romstation. Als Auto Run start, klikt u op [Annuleren], en vervolgens op [Afsluiten]. Om Auto Run uit te schakelen, drukt u op de linker {Shift}-toets wanneer u de CD-ROM in het station plaatst. U houdt de shift-toets ingedrukt totdat de computer de leesbewerking vanaf de CD-ROM heeft voltooid.
1
E Specificeer de locatie van de bronbestanden voor het printerstuurprogramma, en klik op [Volgende>]. Als aan het CD-ROM station de letter D is toegekend, zijn de bronbestanden opgeslagen in de volgende locatie: • RPCS D:\DRIVERS\RPCS\WIN2K_XP\(Taal)\DISK1 • PCL 5c (voor afdrukken in kleur) D:\DRIVERS\PCL5C\WIN2K_XP\(Taal)\DISK1 • PCL 5e (voor afdrukken in zwart-wit&) D:\DRIVERS\PCL5E\WIN2K_XP\(Taal)\DISK1 • PCL 6 D:\DRIVERS\PCL6\WIN2K_XP\(Taal)\DISK1 • PostScript 3 (“Scanner Driver and Utilities” CD-ROM) D:\DRIVERS\PS\WIN2K_XP\(Taal)\DISK1 Als de installatie is voltooid, wordt de printer die is aangesloten op “1394_00n” weergegeven in het venster [Printers en faxapparaten]. (“n” is het aantal aangesloten printers.)
F Volg de instructies op het scherm. Als het printerstuurprogramma al is geïnstalleerd, wordt het printerpictogram toegevoegd aan het venster [Printers en faxapparaten]. In dit geval is de installatie van het printerstuurprogramma overbodig. Zelfs als het printerstuurprogramma al is geïnstalleerd, kan het bericht “Wizard Nieuwe hardware gevonden” worden weergegeven, als het apparaat en de computer voor de eerste keer zijn aangesloten met gebruikmaking van de IEEE 1394-interfacekabel. Installeer in dat geval het printerstuurprogramma. Opmerking ❒ Dit apparaat kan slechts van één computer tegelijk afdruktaken ontvangen. Als een afdruktaak van een computer botst met andere gegevens, wordt mogelijk een bericht op de computer weergegeven.
❒ Om een ander printerstuurprogramma te installeren na configureren van de “1394_00n” poort, klikt u op [1394_00] als een poort gedurende de installatie van het printerstuurprogramma. ❒ Als het printerstuurprogramma correct is geïnstalleerd, krijgt als gevolg van het aansluiten of loskoppelen van de optionele IEEE 1394-kabel het printerpictogram een andere gedaante.
50
Het printerstuurprogramma installeren met gebruikmaking van IEEE 1394 (SCSI print)
❒ Als na installatie het afdrukken problematisch verloopt, verwijdert u de poort en installeert het printerstuurprogramma opnieuw. Zie Problemen oplossen voor meer informatie. ❒ Als u de printer niet wilt installeren wanneer de Wizard Nieuwe hardware gevonden start in een besturingssysteem dat SCSI-print ondersteunt, schakelt u het apparaat volgens de onderstaande procedure uit: A Als het dialoogvenster [Wizard Nieuwe hardware gevonden] wordt geopend, controleert u of [Met deze wizard kunt u software installeren voor: Onbekend] wordt weergegeven. U schakelt het selectievakje [Installeer van een lijst op een specifieke locatie (Geavanceerd)] in en klikt op [Volgende >]. B Als het bericht “Selecteer uw zoek- en installatieoptie.” wordt weergegeven, wis alle selectievakjes van [Zoek het beste stuurprogramma voor uw apparaat.] en klik vervolgens op [Volgende >]. C Als het bericht “Er is op deze computer geen software voor...” wordt weergegeven, klikt u op [OK]. D Als het bericht “Deze hardware kan niet worden geïnstalleerd” wordt weergegeven, selecteert u het selectievakje [Niet opnieuw vragen om de software te installeren] en klikt u op [Voltooien].
1
51
De machine voorbereiden
Afdrukken via een Bluetooth-verbinding Hier wordt beschreven hoe u kunt afdrukken met gebruikmaking van Bluetooth-apparatuur.
1
Profielen die worden ondersteund Raadpleeg de volgende ondersteunde profielen voor Bluetooth-verbinding.
❖ SPP, HCRP • Een maximum van twee Bluetooth-adapters of computers met Bluetoothapparatuur kunnen tegelijk worden aangesloten via de Bluetooth-interface: één door SPP, één door HCRP. • Wanneer u meer dan een Bluetooth-adapters of computers met Bluetoothapparatuur tegelijk aansluit, wordt het apparaat geselecteerd dat het eerst werd aangesloten. Wanneer u de verbinding tussen de andere apparaten selecteert, annuleer dan de eerder gemaakte verbinding. • Een SPP-verbinding biedt geen ondersteuning voor bidirectionele communicatie. • Een HCRP-verbinding biedt wel ondersteuning voor bidirectionele communicatie. ❖ BIP • Voor een BIP-verbinding moet u een module met PostScript 3 installeren op het apparaat. • Slechts één Bluetooth-adapter of computer met Bluetooth-apparatuur kan via BIP worden aangesloten. • U kunt alleen JPEG-afbeeldingen afdrukken met gebruikmaking van BIP. • Voor BIP worden gebruikerscodes uitgeschakeld. U kunt niet afdrukken als voor printfuncties restricties gelden. • Sommige printer bieden geen ondersteuning voor BIP. Opmerking ❒ In deze handleiding verwijst de instructie naar afdrukken met behulp van SPP. Voor afdrukken met HCRP of BIP, zie het Help-bestand dat bij de door u gebruikte Bluetooth-adapter is geleverd.
52
Afdrukken via een Bluetooth-verbinding
Afdrukken via een Bluetooth-verbinding Om het printerstuurprogramma af te drukken, volgt u de procedure voor het installeren van een parallelle interface.
1
Belangrijk ❒ Om een printerstuurprogramma in Windows 2000/XP Professional of Windows Server 2003 te installeren, moet u een account met een machtiging als printerbeheerder hebben. Meldt u aan als lid van de beheerdersof hoofdgebruikersgroep.
A Start 3Com Bluetooth Connection Manager. B Controleer of de printer die u wilt gebruiken in 3Com Bluetooth Connection Manager wordt weergegeven.
C Klik in het menu [Tool] op [COM port]. D Controleer of het bericht “Bluetooth Serial Client (COMx) “ wordt weergegeven onder Client Ports. (X is het COM-poortnummer dat door Bluetooth wordt gebruikt.)
E Klik op [Sluiten]. F Wijs in het menu [Start], naar [Instellingen], en klik op [Printers]. Het venster [Printers] verschijnt.
G Klik op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken. H In het menu [Bestand] klikt u op [Eigenschappen.]. I Klik op het tabblad [Poorten]. J Schakel onder [Poort] het selectievakje [COMx:] in. X is het COM- poortnummer dat door Bluetooth wordt gebruikt.
K Klik op [OK]. Sluit het venster [Printers]. Opmerking ❒ Om altijd dezelfde printer te gebruiken, schakelt u het selectievakje [Altijd voor deze verbinding gebruiken] in.
❒ De systeemeisen zijn afhankelijk van de Bluetooth-standaard en -specificaties. Zie voor meer details de handleidingen die bij elk product zijn geleverd. ❒ Voor meer informatie over het installeren van Bluetooth in een besturingssysteem of het gebruik van Bluetooth-hulpprogramma”s, raadpleegt u de handleidingen die bij deze besturingssystemen of hulpprogramma”s zijn geleverd.
53
De machine voorbereiden
❒ Als een dialoogvenster wordt weergegeven terwijl een afdruktaak wordt verstuurd, herstel de netwerkverbinding dan als volgt: A Selecteer de te gebruiken printer in het vak [Printers en faxapparaten]. B Klik op [Verbinden].
1
Verwijzing Lees voor meer informatie de handleidingen die bij de Bluethooth-adapter of computer met Bluetooth-apparatuur worden geleverd.
Instellingen voor de veilige modi maken Hier wordt beschreven hoe u de instellingen van de beveiligingsmodus kunt configureren.
A Start 3Com Bluetooth Connection Manager. B Klik in het menu [Tool] op [Veilige modus]. Het dialoogvenster[Veilige modus] opent.
C Selecteer de beveiligingsmodus in de lijst [Veilige modus:]. Als u klikt op [High] of [Custom], en [Link] specificeert in het dialoogvenster [Custom Settings] dient u het wachtwoord voor Bluetooth in te voeren. Voor meer informatie over het invoeren van het wachtwoord, zie Pag.55 “Afdrukken in de veilige modus” Voor alle andere veilige modi en aangepaste instellingen hoeft u geen wachtwoord in te voeren. Lees de handleidingen bij de hulpprogramma’s voor meer informatie over de afzonderlijke modi.
D Klik op [OK]. Sluit het dialoogvenster [Veilige modus]. Verwijzing Raad pleeg de 3Com Bluetooth Connection Manager Help voor meer informatie over de veilige modus. Voor meer informatie over het wachtwoord dat is vereist om afdruktaken te versturen, zie Pag.55 “Afdrukken in de veilige modus”.
54
Afdrukken via een Bluetooth-verbinding
Afdrukken in de veilige modus Hier wordt beschreven hoe u in de beveiligingsmodus kunt afdrukken.
A Stuur de afdruktaak naar de printer die wordt gebruikt.
1
Afhankelijk van de computerconfiguratie, opent mogelijk het dialoogvenster [Verbinden]. Is dit het geval, gebruik het dan om de netwerkverbinding te maken.
B Het dialoogvenster [Authentificatie] wordt weergegeven. C Voer het Bluetooth-wachtwoord in en klik op [OK]. Voer als Bluetooth-wachtwoord de laatste vier cijfers van het serienummer van het apparaat in. Het serienummer staat op het label aan de achterkant van het apparaat. Als het serienummer bijvoorbeeld 00A0-001234 is, wordt het Bluetooth-wachtwoord 1234.
D De afdruktaak wordt verstuurd. Opmerking ❒ Het Bluetooth-wachtwoord varieert van apparaat tot apparaat en kan niet worden gewijzigd.
55
De machine voorbereiden
Printeropties instellen Maak de instellingen voor de apparaatopties met gebruikmaking van het printerstuurprogramma als bidirectionele comunicatie is uitgeschakeld.
1
Verwijzing Voor meer informatie over de instellingen voor printeropties, zie Pag.58 “Als bidirectionele communicatie is uitgeschakeld”.
Condities voor bidirectionele communicatie Tijdens bidirectionele communicatie kan automatisch informatie over de het papierformaat en -invoerrichting naar de printer worden gestuurd. U kunt ook de status van de machine controleren vanaf uw computer. • Bidirectionele communicatie wordt ondersteund door Windows 95/98/ Me/2000/XP, Windows Server 2003 en Windows NT 4.0. • Als u het RPCS-printerstuurprogramma gebruikt en bidirectionele communicatie is ingeschakeld in Windows 2000, is het tabblad [Accessoires wijzigen] niet beschikbaar. Opmerking ❒ Het RPCS-printerstuurprogramma ondersteunt bidirectionele communicatie en werkt de apparaatstatus automatisch bij.
❒ HetPCL-printerstuurprogramma ondersteunt bidirectionele communicatie. U kunt de apparaatstatus handmatig bijwerken. Onder deze voorwaarden is bidirectionele communicatie mogelijk:
❖ De aansluiting is met een parallelle kabel tot stand gebracht • De computer dient bidirectionele communicatie te ondersteunen. • Het apparaat dient bidirectionele communicatie te ondersteunen. • De interfacekabel ondersteunt bidirectionele communicatie. • Het apparaat dient met een standaard parallelle kabel en parallelle connectors te worden aangesloten op de computer. • In Windows 2000 moet u de optie [Bidirectionele ondersteuning voor deze printer inschakelen] inschakelen, maar mag u de optie [Printerpooling inschakelen] niet inschakelen op het tabblad [Poorten] van het RPCS-printerstuurprogramma.
56
Printeropties instellen
❖ Wanneer verbonden met het netwerk • Het apparaat dient bidirectionele communicatie te ondersteunen. • SmartDeviceMonitor for Client op de CD-ROM moet worden geïnstalleerd, en eveneens is het gebruik van TCP/IP vereist. • In Windows 2000 moet u de optie [Bidirectionele ondersteuning voor deze printer inschakelen] inschakelen, maar mag u de optie [Printerpooling inschakelen] niet inschakelen op het tabblad [Poorten] van het RPCS-printerstuurprogramma. • Aanvullend op bovenstaande, dient tevens aan een van deze voorwaarden te worden voldaan: • U moet de SmartDeviceMonitor for Client-poort en het TCP/IP-protocol gebruiken. • De standaard TCP/IP-poort dient te worden gebruikt zonder de standaardpoortnaam (voor Windows 2000/XP en Windows Server 2003) te wijzigen. • Het IP-address voor TCP/IP-afdrukken (Microsoft) moet worden gespecificeerd (voor Windows NT 4.0). • De IPP-poortnaam moet zijn gekoppeld aan het IP-adres bij gebruik van het IPP-protocol.
1
❖ Wanneer verbonden met gebruikmaking van IEEE 1394 • De computer dient bidirectionele communicatie te ondersteunen. • Het apparaat is aangesloten op de IEEE 1394-connector van een computer die gebruik maakt van de IEEE 1394-interfacekabel. • [Activeren] moet zijn geselecteerd voor SCSI-print/IEEE 1394 en [Activeren] moet zijn geselecteerd voor de Bidi-SCSI print. • In Windows 2000/XP or Windows Server 2003, dient u de optie [Bidirectionele ondersteuning inschakelen] te selecteren, en mag u [Printerpooling inschakelen] niet inschakelen op het tabblad [Poorten] van het printerstuurprogramma RPCS. ❖ Wanneer verbonden met gebruikmaking van USB Het apparaat moet met gebruikmaking van de USB-interfacekabel op de USB-poort van de computer worden aangesloten. De computer dient bidirectionele communicatie te ondersteunen. Opmerking ❒ Installeer SmartDeviceMonitor for Client vanaf de meegeleverde cd-rom.
57
De machine voorbereiden
Als bidirectionele communicatie is uitgeschakeld Instellingen voor opties maken wanneer bidirectionele communicatie is uitgeschakeld.
1
Belangrijk ❒ In Windows 2000/XP en Windows Server 2003 dient u printerbeheerder te zijn om de printereigenschappen te wijzigen in de map[Printers]. Meldt u aan als lid van de beheerders- of hoofdgebruikersgroep.
❒ In Windows NT 4.0 dient u beheerder te zijn om printereigenschappen te kunnen wijzigen in de map [Printers] (Windows 2000) of [Printers en faxapparaten] (Windows XP / Windows Server 2003). Meldt u aan als lid van de beheerders- of hoofdgebruikersgroep.
A Wijs in het menu [Start], naar [Instellingen], en klik op [Printers]. Het venster [Printers] verschijnt. Wanneer u Windows XP of Windows Server 2003 gebruikt, selecteert u [Instellingen] in het menu [Start]. Klik vervolgens op [Printers en faxapparaten]. Het venster [Printers en faxapparaten] verschijnt.
B Klik op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken. C In het menu [Bestand] klikt u op [Eigenschappen.]. D Klik op het tabblad [Accessoires wijzigen]. Als de opties op het tabblad [Accessoires wijzigen] zijn uitgeschakeld, is de bidirectionele verbinding ingeschakeld. In dit geval hoeft u geen opties te wijzigen. Als u het RPCS-printerstuurprogramma gebruikt, klikt u op het tabblad [Accessoires wijzigen].
E Selecteer opties, geïnstalleerd vanuit het gebied [Opties], en maak vervolgens de benodigde instellingen.
F Selecteer de totale hoeveelheid geheugen in [Totaal geheugen:], wanneer de optionele SDRAM-module is geïnstalleerd.
G Onder [Instellingen papierinvoerlade:] klikt en selecteert u de te gebruiken lade
en selecteert u vervolgens het juiste formaat, positie en ladetype. Schakel het selectievakje [Autom. ladekeuze niet gebruiken] in om de lade te onttrekken aan de automatische ladeselectie.
H Klik op [OK] om het eigenschappendialoogvenster van de printer te sluiten.
58
Font Manager 2000 installeren
Font Manager 2000 installeren Belangrijk ❒ Om in Windows 2000/XP, Windows Server 2003, of Windows NT 4.0 met gebruikmaking van Auto Run toepassingen te installeren, heeft u beheerdersmachtigingen nodig. Om een printerstuurprogramma met gebruikmaking van Auto Run te installeren, maakt u gebruik van een beheerdersaccount.
1
A Sluit alle toepassingen af die momenteel worden uitgevoerd. B Plaats de cd-rom in het cd-romstation. De installer start.
C Klik op [Font Manager 2000]. D Volg de instructies op het scherm.
59
De machine voorbereiden
Adobe PageMaker Version 6.0, 6.5 of 7.0 gebruiken 1
In Windows 95/98/Me/2000/XP, Windows Server 2003 of Windows NT 4.0 met Adobe PageMaker geïnstalleerd, dient u PPD-bestanden naar de map PageMaker te kopiëren. PPD-bestanden, in de map “DRIVERS\PS\WIN9X_ME\(Taal)\DISK1” van de CD-ROM hebben de extensie .ppd. De map “WIN9X_ME” in de map “PS” is bedoeld voor Windows 95/98/Me. Gebruik de map op het niveau dat van toepassing is op het besturingssysteem dat u momenteel gebruikt. De naam van de derde map “(Taal)” kunt u vervangen door de naam van de juiste taal. Kopieer het .ppd-bestand naar de map PageMaker. • Voor standaardinstallatie van PageMaker 6,0 De map is “C:\PM6\RSRC\PPD4”. • Voor standaardinstallatie van PageMaker 6,5 De map is “C:\PM65\RSRC\USENGLISH\PPD4”. De “USENGLISH” is afhankelijk van de taal die u selecteert. • Voor standaardinstallatie van PageMaker 7,0 De map is “C:\PM7\RSRC\USENGLISH\PPD4”. De “USENGLISH” is afhankelijk van de taal die u selecteert. Opmerking ❒ Is het stuurprogramma niet goed ingesteld nadat u het “.ppd”-bestand hebt gekopieerd, dan wordt er mogelijk niet goed afgedrukt. ❒ Wanneer u PageMaker gebruikt, dan zijn de optionele mogelijkheden niet actief die kunnen worden gekozen door het printerstuurprogramma. In de volg e n de p ro c e du r e w o r dt b e s ch re v e n hoe u de o pt io ne l e p r in t e r mogelijkheden kunt activeren. A In het menu [Bestand] klikt u op [Afdrukken]. Het dialoogvenster [Document afdrukken] wordt weergegeven. B Maak de noodzakelijke instellingen in het vak [Eigenschappen].
60
2. Het printerstuurprogramma instellen PCL - De printereigenschappen bewerken Windows 95/98/Me - De printereigenschappen bewerken Er zijn twee manieren om het eigenschappenvenster van de printer te openen.
Standaardinstellingen voor de printer maken Om de standaardinstellingen van de printer te maken, opent u het eigenschappenvenster van de printer vanuit het venster [Printers]. Belangrijk ❒ U kunt de standaardinstellingen van de printer niet voor afzonderlijke gebruikers wijzigen. De instellingen in het eigenschappenvenster van de printer zijn van toepassing op alle gebruikers.
A Wijs in het menu [Start], naar [Instellingen], en klik op [Printers]. Het venster [Printers] verschijnt.
B Klik op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken. C In het menu [Bestand] klikt u op [Eigenschappen.]. D Maak de noodzakelijke instellingen en klik op [OK]. Opmerking ❒ In sommige toepassingen worden de instellingen van het printerstuurprogramma niet gebruikt maar worden de standaardinstellingen van de toepassingen ingeschakeld. Verwijzing Raadpleeg voor meer informatie de Help van het printerstuurprogramma.
Vanuit een toepassing de instellingen van de printer maken U kunt printerinstellingen vanuit een specifieke toepassing maken. Om printerinstellingen vanuit een specifieke toepassing te maken, opent u het eigenschappenvenster van de printer van deze toepassing. Hieronder wordt uitgelegd hoe u de instellingen maakt voor de toepassing WordPad van Windows 95/98/Me.
A In het menu [Bestand] klikt u op [Afdrukken]. Het dialoogvenster [Afdrukken] wordt weergegeven.
61
Het printerstuurprogramma instellen
B Selecteer in de lijst [Naam] de gewenste printer en klik op [Voorkeursinstellingen]. Het dialoogvenster Printereigenschappen verschijnt.
C Maak de noodzakelijke instellingen en klik op [OK]. D Klik op [OK] om de afdruktaak te starten.
2
Opmerking ❒ Hoe precies het eigenschappenvenster van de printer wordt geopend, is afhankelijk van de toepassing. Lees voor meer informatie de handleidingen bij de betreffende toepassingen.
❒ In sommige toepassingen worden de instellingen van het printerstuurprogramma niet gebruikt maar worden de standaardinstellingen van de toepassingen ingeschakeld. ❒ Alle instellingen, die u met gebruikmaking van de volgende procedure maakt, zijn alleen geldig voor de huidige toepassing. ❒ Gewone gebruikers kunnen de eigenschappen in het dialoogvenster [Afdrukken] van een toepassing wijzigen. De hier gemaakte instellingen worden als standaardinstellingen gebruikt in deze toepassing. Verwijzing Raadpleeg voor meer informatie de Help van het printerstuurprogramma.
Windows 2000 - De printereigenschappen bewerken De standaardinstellingen van de printer maken - De printereigenschappen Belangrijk ❒ Om de standaardinstellingen van de printer te wijzigen inclusief de opties, dient u zich als een printerbeheerder aan te melden. Leden van de groepen Beheerder en Hoofdgebruikers hebben standaard een machtiging Printers beheren.
❒ U kunt de standaardinstellingen van de printer niet voor afzonderlijke gebruikers wijzigen. De instellingen in het eigenschappenvenster van de printer zijn van toepassing op alle gebruikers.
A Wijs in het menu [Start], naar [Instellingen], en klik op [Printers]. Het venster [Printers] verschijnt.
B Klik op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken. C In het menu [Bestand] klikt u op [Eigenschappen.]. Het dialoogvenster Printereigenschappen verschijnt.
62
PCL - De printereigenschappen bewerken
D Maak de noodzakelijke instellingen en klik op [OK]. Opmerking ❒ De hier gemaakte instellingen worden als standaardinstellingen voor alle toepassingen gebruikt. Verwijzing Raadpleeg voor meer informatie de Help van het printerstuurprogramma.
2
Standaardinstellingen voor de printer maken - Voorkeuren voor afdrukken Belangrijk ❒ U kunt de standaardinstellingen van de printer niet voor afzonderlijke gebruikers wijzigen. De instellingen in het eigenschappenvenster van de printer zijn van toepassing op alle gebruikers.
A Wijs in het menu [Start], naar [Instellingen], en klik op [Printers]. Het venster [Printers] verschijnt.
B Klik op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken. C In het menu [Bestand] klikt u op [Afdrukvoorkeuren...]. Het dialoogvenster [Afdrukvoorkeuren] opent.
D Maak de noodzakelijke instellingen en klik op [OK]. Opmerking ❒ De hier gemaakte instellingen worden als standaardinstellingen voor alle toepassingen gebruikt. Verwijzing Raadpleeg voor meer informatie de Help van het printerstuurprogramma.
Vanuit een toepassing de instellingen van de printer maken U kunt printerinstellingen vanuit een specifieke toepassing maken. Om printerinstellingen te maken voor een specifieke toepassing, opent u het dialoogvenster [Afdrukvoorkeuren] vanuit die toepassing. Hierna wordt uitgelegd hoe u de instellingen maakt voor de toepassing WordPad van Windows 2000.
A In het menu [Bestand] klikt u op [Afdrukken...]. Het dialoogvenster [Afdrukken] wordt weergegeven.
B Selecteer de te gebruiken printer in de lijst [Printer selecteren].
63
Het printerstuurprogramma instellen
C Maak de noodzakelijke instellingen, en klik op [Pas toe] om te starten met afdrukken.
Opmerking ❒ Hoe precies het dialoogvenster [Afdrukvoorkeuren] wordt geopend, is afhankelijk van de toepassing. Lees voor meer informatie de handleidingen bij de betreffende toepassingen.
❒ Alle instellingen, die u met gebruikmaking van de volgende procedure maakt, zijn alleen geldig voor de huidige toepassing. ❒ Gewone gebruikers kunnen de eigenschappen in het dialoogvenster [Afdrukken] van een toepassing wijzigen. De hier gemaakte instellingen worden als standaardinstellingen gebruikt in deze toepassing.
2
Verwijzing Raadpleeg voor meer informatie de Help van het printerstuurprogramma.
Windows XP, Windows Server 2003 - De printereigenschappen bewerken De standaardinstellingen van de printer maken - De printereigenschappen Belangrijk ❒ Om de standaardinstellingen van de printer te wijzigen inclusief de opties, dient u zich als een printerbeheerder aan te melden. Leden van de groepen Beheerders en Hoofdgebruikers hebben standaard een machtiging Printers beheren.
❒ U kunt de standaardinstellingen van de printer niet voor afzonderlijke gebruikers wijzigen. De instellingen in het eigenschappenvenster van de printer zijn van toepassing op alle gebruikers.
A Klik in het menu [Start], op [Printers en faxapparaten]. Het venster [Printers en faxapparaten] verschijnt.
B Klik op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken. C In het menu [Bestand] klikt u op [Eigenschappen.]. Het dialoogvenster Printereigenschappen verschijnt.
D Maak de noodzakelijke instellingen en klik op [OK]. Opmerking ❒ De hier gemaakte instellingen worden als standaardinstellingen voor alle toepassingen gebruikt. Verwijzing Raadpleeg voor meer informatie de Help van het printerstuurprogramma.
64
PCL - De printereigenschappen bewerken
Standaardinstellingen voor de printer maken - Voorkeuren voor afdrukken Belangrijk ❒ U kunt de standaardinstellingen van de printer niet voor afzonderlijke gebruikers wijzigen. De instellingen in het eigenschappenvenster van de printer zijn van toepassing op alle gebruikers.
A Klik in het menu [Start], op [Printers en faxapparaten].
2
Het venster [Printers en faxapparaten] verschijnt.
B Klik op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken. C In het menu [Bestand] klikt u op [Afdrukvoorkeuren...]. Het dialoogvenster [Afdrukvoorkeuren] opent.
D Maak de noodzakelijke instellingen en klik op [OK]. Opmerking ❒ De hier gemaakte instellingen worden als standaardinstellingen voor alle toepassingen gebruikt. Verwijzing Raadpleeg voor meer informatie de Help van het printerstuurprogramma.
Vanuit een toepassing de instellingen van de printer maken U kunt printerinstellingen vanuit een specifieke toepassing maken. Om printerinstellingen te maken voor een specifieke toepassing, opent u het dialoogvenster [Afdrukvoorkeuren] vanuit die toepassing. Hierna wordt uitgelegd hoe u de instellingen maakt voor de toepassing WordPad van Windows XP.
A In het menu [Bestand] klikt u op [Afdrukken...]. Het dialoogvenster [Afdrukken] wordt weergegeven.
B Selecteer de gewenste printer in de lijst [Printer selecteren] en klik op [Voorkeuren].
C Maak de noodzakelijke instellingen en klik vervolgens op [OK] om te starten met afdrukken.
Opmerking ❒ Hoe precies het dialoogvenster [Afdrukvoorkeuren] wordt geopend, is afhankelijk van de toepassing. Lees voor meer informatie de handleidingen bij de betreffende toepassingen. ❒ Alle instellingen, die u met gebruikmaking van de volgende procedure maakt, zijn alleen geldig voor de huidige toepassing. ❒ Gewone gebruikers kunnen de eigenschappen in het dialoogvenster [Afdrukken] van een toepassing wijzigen. De hier gemaakte instellingen worden als standaardinstellingen gebruikt in deze toepassing. Verwijzing Raadpleeg voor meer informatie de Help van het printerstuurprogramma.
65
Het printerstuurprogramma instellen
Windows NT 4.0 - De printereigenschappen bewerken De standaardinstellingen van de printer maken - De printereigenschappen Belangrijk ❒ Om de standaardinstellingen van de printer te wijzigen inclusief de opties, dient u zich aan te melden als volwaardige beheerder. Leden van de Beheerdersgroep, Serveroperatorgroep, Printeroperatorgroep en Hoofdgebruikersgroep hebben standaard toegang met volledig beheer.
2
❒ U kunt de standaardinstellingen van de printer niet voor afzonderlijke gebruikers wijzigen. De instellingen in het eigenschappenvenster van de printer zijn van toepassing op alle gebruikers.
A Wijs in het menu [Start], naar [Instellingen], en klik op [Printers]. Het venster [Printers] verschijnt.
B Klik op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken. C In het menu [Bestand] klikt u op [Eigenschappen.]. Het dialoogvenster Printereigenschappen verschijnt.
D Maak de noodzakelijke instellingen en klik op [OK]. Opmerking ❒ De hier gemaakte instellingen worden als standaardinstellingen voor alle toepassingen gebruikt. Verwijzing Raadpleeg voor meer informatie de Help van het printerstuurprogramma.
Standaardinstellingen voor de printer maken - Standaard Belangrijk ❒ Om de standaardinstellingen van de printer te wijzigen inclusief de opties, dient u zich aan te melden als volwaardige beheerder. Leden van de Beheerdersgroep, Serveroperatorgroep, Printeroperatorgroep en Hoofdgebruikersgroep hebben standaard toegang met volledig beheer. ❒ U kunt de standaardinstellingen van de printer niet voor afzonderlijke gebruikers wijzigen. De instellingen in het eigenschappenvenster van de printer zijn van toepassing op alle gebruikers.
A Wijs in het menu [Start], naar [Instellingen], en klik op [Printers]. Het venster [Printers] verschijnt.
B Klik op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken. 66
PCL - De printereigenschappen bewerken
C In het menu [Bestand...] klikt u op [Documentstandaarden]. Het dialoogvenster [Standaard] wordt weergegeven.
D Maak de noodzakelijke instellingen en klik op [OK]. Opmerking ❒ De hier gemaakte instellingen worden als standaardinstellingen voor alle toepassingen gebruikt.
2
Verwijzing Raadpleeg voor meer informatie de Help van het printerstuurprogramma.
Vanuit een toepassing de instellingen van de printer maken U kunt printerinstellingen vanuit een specifieke toepassing maken. Om printerinstellingen vanuit een specifieke toepassing te maken, opent u het eigenschappenvenster van de printer van deze toepassing. Hierna wordt uitgelegd hoe u de instellingen maakt voor de toepassing WordPad van Windows NT 4.0.
A In het menu [Bestand] klikt u op [Afdrukken]. Het dialoogvenster [Afdrukken] wordt weergegeven.
B Selecteer in de lijst [Naam] de gewenste printer en klik op [Voorkeursinstellingen]. Het dialoogvenster Printereigenschappen verschijnt.
C Maak de noodzakelijke instellingen en klik op [OK]. D Klik op [OK] om de afdruktaak te starten. Opmerking ❒ Hoe precies het eigenschappenvenster van de printer wordt geopend, is afhankelijk van de toepassing. Lees voor meer informatie de handleidingen bij de betreffende toepassingen.
❒ In sommige toepassingen worden de instellingen van het printerstuurprogramma niet gebruikt maar worden de standaardinstellingen van de toepassingen ingeschakeld. ❒ Alle instellingen, die u met gebruikmaking van de volgende procedure maakt, zijn alleen geldig voor de huidige toepassing. ❒ Gewone gebruikers kunnen de eigenschappen in het dialoogvenster [Afdrukken] van een toepassing wijzigen. De hier gemaakte instellingen worden als standaardinstellingen gebruikt in deze toepassing. Verwijzing Raadpleeg voor meer informatie de Help van het printerstuurprogramma.
67
Het printerstuurprogramma instellen
RPCS - De printereigenschappen bewerken Windows 95/98/Me - De printereigenschappen bewerken
2
Er zijn twee typen dialoogvensters voor het eigenschappenvenster van de printer. In deze handleiding wordt het type “Multi-tab” als voorbeeld gebruikt. Raadpleeg de Help van het printerstuurprogramma voor informatie over het wijzigen van het venstertype.
❖ Multi-tab Het venstertype is ontworpen voor gebruikers die dikwijls wisselen tussen afdrukinstellingen ten behoeve van uiteenlopende afdrukttaken. ❖ Aangepaste instelling Dit venstertype is ontworpen voor gebruikers die zelden de afdrukinstellingen wijzigen. Dit type dialoogvenster varieert met de geïnstalleerde opties. Standaardinstellingen voor de printer maken Om de standaardinstellingen van de printer te maken, opent u het eigenschappenvenster van de printer vanuit het venster [Printers]. Belangrijk ❒ U kunt de standaardinstellingen van de printer niet voor afzonderlijke gebruikers wijzigen. De instellingen in het eigenschappenvenster van de printer zijn van toepassing op alle gebruikers.
A Wijs in het menu [Start], naar [Instellingen], en klik op [Printers]. Het venster [Printers] verschijnt.
B Klik op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken. C In het menu [Bestand] klikt u op [Eigenschappen.]. Wanneer u het eigenschappenvenster van de printer opent, na installatie van het RPCS-printerstuurprogramma, opent een bevestigingsbericht. Nadat u op [OK] hebt geklikt, wordt het eigenschappenvenster van de printer geopend.
D Maak de noodzakelijke instellingen en klik op [OK]. Opmerking ❒ In sommige toepassingen worden de instellingen van het printerstuurprogramma niet gebruikt maar worden de standaardinstellingen van de toepassingen ingeschakeld.
68
Verwijzing Raadpleeg voor meer informatie de Help van het printerstuurprogramma.
RPCS - De printereigenschappen bewerken
Vanuit een toepassing de instellingen van de printer maken U kunt printerinstellingen vanuit een specifieke toepassing maken. Om printerinstellingen vanuit een specifieke toepassing te maken, opent u het eigenschappenvenster van de printer van deze toepassing. Hieronder wordt uitgelegd hoe u de instellingen maakt voor de toepassing WordPad van Windows 95/98/Me.
2
A In het menu [Bestand] klikt u op [Afdrukken]. Het dialoogvenster [Afdrukken] wordt weergegeven.
B Selecteer in de lijst [Naam] de gewenste printer en klik op [Voorkeursinstellingen]. Het dialoogvenster Printereigenschappen verschijnt.
C Maak de noodzakelijke instellingen en klik op [OK]. D Klik op [OK] om de afdruktaak te starten. Opmerking ❒ Hoe precies het eigenschappenvenster van de printer wordt geopend, is afhankelijk van de toepassing. Lees voor meer informatie de handleidingen bij de betreffende toepassingen. ❒ In sommige toepassingen worden de instellingen van het printerstuurprogramma niet gebruikt maar worden de standaardinstellingen van de toepassingen ingeschakeld. ❒ Alle instellingen, die u met gebruikmaking van de volgende procedure maakt, zijn alleen geldig voor de huidige toepassing. ❒ Gewone gebruikers kunnen de eigenschappen in het dialoogvenster [Afdrukken] van een toepassing wijzigen. De hier gemaakte instellingen worden als standaardinstellingen gebruikt in deze toepassing. Verwijzing Raadpleeg voor meer informatie de Help van het printerstuurprogramma.
69
Het printerstuurprogramma instellen
Windows 2000 - De printereigenschappen bewerken Hier wordt beschreven hoe u het venster met de eigenschappen van het printerstuurprogramma kunt openen.
De standaardinstellingen van de printer maken - De printereigenschappen
2
Belangrijk ❒ Om de standaardinstellingen van de printer te wijzigen inclusief de opties, dient u zich als een printerbeheerder aan te melden. Leden van de groepen Beheerders en Hoofdgebruikers hebben standaard een machtiging Printers beheren.
❒ U kunt de standaardinstellingen van de printer niet voor afzonderlijke gebruikers wijzigen. De instellingen in het eigenschappenvenster van de printer zijn van toepassing op alle gebruikers.
A Wijs in het menu [Start], naar [Instellingen], en klik op [Printers]. Het venster [Printers] verschijnt.
B Klik op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken. C In het menu [Bestand] klikt u op [Eigenschappen.]. Het dialoogvenster Printereigenschappen verschijnt. Wanneer u het eigenschappenvenster van de printer opent, na installatie van het RPCS-printerstuurprogramma, opent een bevestigingsbericht. Nadat u op [OK] hebt geklikt, wordt het eigenschappenvenster van de printer geopend.
D Maak de noodzakelijke instellingen en klik op [OK]. Opmerking ❒ De hier gemaakte instellingen worden als standaardinstellingen voor alle toepassingen gebruikt. Verwijzing Raadpleeg voor meer informatie de Help van het printerstuurprogramma.
Standaardinstellingen voor de printer maken - Voorkeuren voor afdrukken Belangrijk ❒ U kunt de standaardinstellingen van de printer niet voor afzonderlijke gebruikers wijzigen. De instellingen in het eigenschappenvenster van de printer zijn van toepassing op alle gebruikers.
A Wijs in het menu [Start], naar [Instellingen], en klik op [Printers]. Het venster [Printers] verschijnt.
70
RPCS - De printereigenschappen bewerken
B Klik op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken. C In het menu [Bestand] klikt u op [Afdrukvoorkeuren...]. Het dialoogvenster [Afdrukvoorkeuren] opent.
D Maak de noodzakelijke instellingen en klik op [OK]. Opmerking ❒ De hier gemaakte instellingen worden als standaardinstellingen voor alle toepassingen gebruikt.
2
Verwijzing Raadpleeg voor meer informatie de Help van het printerstuurprogramma.
Vanuit een toepassing de instellingen van de printer maken U kunt printerinstellingen vanuit een specifieke toepassing maken. Om printerinstellingen te maken voor een specifieke toepassing, opent u het dialoogvenster [Afdrukvoorkeuren] vanuit die toepassing. Hierna wordt uitgelegd hoe u de instellingen maakt voor de toepassing WordPad van Windows 2000.
A In het menu [Bestand] klikt u op [Afdrukken...]. Het dialoogvenster [Afdrukken] wordt weergegeven.
B Selecteer de te gebruiken printer in de lijst [Printer selecteren]. C Maak de noodzakelijke instellingen, en klik op [Pas toe] om te starten met afdrukken.
Opmerking ❒ Hoe precies het dialoogvenster [Afdrukvoorkeuren] wordt geopend, is afhankelijk van de toepassing. Lees voor meer informatie de handleidingen bij de betreffende toepassingen.
❒ Alle instellingen, die u met gebruikmaking van de volgende procedure maakt, zijn alleen geldig voor de huidige toepassing. ❒ Gewone gebruikers kunnen de eigenschappen in het dialoogvenster [Afdrukken] van een toepassing wijzigen. De hier gemaakte instellingen worden als standaardinstellingen gebruikt in deze toepassing. Verwijzing Raadpleeg voor meer informatie de Help van het printerstuurprogramma.
71
Het printerstuurprogramma instellen
Windows XP, Windows Server 2003 - De printereigenschappen bewerken De standaardinstellingen van de printer maken - De printereigenschappen
2
Belangrijk ❒ Om de standaardinstellingen van de printer te wijzigen inclusief de opties, dient u zich als een printerbeheerder aan te melden. Leden van de groepen Beheerders en Hoofdgebruikers hebben standaard een machtiging Printers beheren. ❒ U kunt de standaardinstellingen van de printer niet voor afzonderlijke gebruikers wijzigen. De instellingen in het eigenschappenvenster van de printer zijn van toepassing op alle gebruikers.
A Klik in het menu [Start], op [Printers en faxapparaten]. Het venster [Printers en faxapparaten] verschijnt.
B Klik op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken. C In het menu [Bestand] klikt u op [Eigenschappen.]. Het dialoogvenster Printereigenschappen verschijnt. Wanneer u het eigenschappenvenster van de printer opent, na installatie van het RPCS-printerstuurprogramma, opent een bevestigingsbericht. Nadat u op [OK] hebt geklikt, wordt het eigenschappenvenster van de printer geopend.
D Maak de noodzakelijke instellingen en klik op [OK]. Opmerking ❒ De hier gemaakte instellingen worden als standaardinstellingen voor alle toepassingen gebruikt. Verwijzing Raadpleeg voor meer informatie de Help van het printerstuurprogramma.
Standaardinstellingen voor de printer maken - Voorkeuren voor afdrukken Belangrijk ❒ U kunt de standaardinstellingen van de printer niet voor afzonderlijke gebruikers wijzigen. De instellingen in het eigenschappenvenster van de printer zijn van toepassing op alle gebruikers.
A Klik in het menu [Start], op [Printers en faxapparaten]. Het venster [Printers en faxapparaten] verschijnt.
72
B Klik op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken.
RPCS - De printereigenschappen bewerken
C In het menu [Bestand] klikt u op [Afdrukvoorkeuren...]. Het dialoogvenster [Afdrukvoorkeuren] opent.
D Maak de noodzakelijke instellingen en klik op [OK]. Opmerking ❒ De hier gemaakte instellingen worden als standaardinstellingen voor alle toepassingen gebruikt.
2
Verwijzing Raadpleeg voor meer informatie de Help van het printerstuurprogramma.
Vanuit een toepassing de instellingen van de printer maken U kunt printerinstellingen vanuit een specifieke toepassing maken. Om printerinstellingen te maken voor een specifieke toepassing, opent u het dialoogvenster [Afdrukvoorkeuren] vanuit die toepassing. Hierna wordt uitgelegd hoe u de instellingen maakt voor de toepassing WordPad van Windows XP.
A In het menu [Bestand] klikt u op [Afdrukken...]. Het dialoogvenster [Afdrukken] wordt weergegeven.
B Selecteer de te gebruiken printer in de lijst [Printer selecteren]. C Maak de noodzakelijke instellingen, en klik op [Pas toe] om te starten met afdrukken.
Opmerking ❒ Hoe precies het dialoogvenster [Afdrukvoorkeuren] wordt geopend, is afhankelijk van de toepassing. Lees voor meer informatie de handleidingen bij de betreffende toepassingen.
❒ Alle instellingen, die u met gebruikmaking van de volgende procedure maakt, zijn alleen geldig voor de huidige toepassing. ❒ Gewone gebruikers kunnen de eigenschappen in het dialoogvenster [Afdrukken] van een toepassing wijzigen. De hier gemaakte instellingen worden als standaardinstellingen gebruikt in deze toepassing. Verwijzing Raadpleeg voor meer informatie de Help van het printerstuurprogramma.
73
Het printerstuurprogramma instellen
Windows NT 4.0 - De printereigenschappen bewerken De standaardinstellingen van de printer maken - De printereigenschappen Belangrijk ❒ Om de standaardinstellingen van de printer te wijzigen inclusief de opties, dient u zich aan te melden als volwaardige beheerder. Leden van de Beheerdersgroep, Serveroperatorgroep, Printeroperatorgroep en Hoofdgebruikersgroep hebben standaard toegang met volledig beheer.
2
❒ U kunt de standaardinstellingen van de printer niet voor afzonderlijke gebruikers wijzigen. De instellingen in het eigenschappenvenster van de printer zijn van toepassing op alle gebruikers.
A Wijs in het menu [Start], naar [Instellingen], en klik op [Printers]. Het venster [Printers] verschijnt.
B Klik op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken. C In het menu [Bestand] klikt u op [Eigenschappen.]. Het dialoogvenster Printereigenschappen verschijnt. Wanneer u het eigenschappenvenster van de printer opent, na installatie van het RPCS-printerstuurprogramma, opent een bevestigingsbericht. Nadat u op [OK] hebt geklikt, wordt het eigenschappenvenster van de printer geopend.
D Maak de noodzakelijke instellingen en klik op [OK]. Opmerking ❒ De hier gemaakte instellingen worden als standaardinstellingen voor alle toepassingen gebruikt. Verwijzing Raadpleeg voor meer informatie de Help van het printerstuurprogramma.
74
RPCS - De printereigenschappen bewerken
Standaardinstellingen voor de printer maken - Standaard Belangrijk ❒ Om de standaardinstellingen van de printer te wijzigen inclusief de opties, dient u zich aan te melden als volwaardige beheerder. Leden van de Beheerdersgroep, Serveroperatorgroep, Printeroperatorgroep en Hoofdgebruikersgroep hebben standaard toegang met volledig beheer. ❒ U kunt de standaardinstellingen van de printer niet voor afzonderlijke gebruikers wijzigen. De instellingen in het eigenschappenvenster van de printer zijn van toepassing op alle gebruikers.
2
A Wijs in het menu [Start], naar [Instellingen], en klik op [Printers]. Het venster [Printers] verschijnt.
B Klik op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken. C In het menu [Bestand...] klikt u op [Documentstandaarden]. Het dialoogvenster [Standaard] wordt weergegeven.
D Maak de noodzakelijke instellingen en klik op [OK]. Opmerking ❒ De hier gemaakte instellingen worden als standaardinstellingen voor alle toepassingen gebruikt. Verwijzing Raadpleeg voor meer informatie de Help van het printerstuurprogramma.
75
Het printerstuurprogramma instellen
Vanuit een toepassing de instellingen van de printer maken U kunt printerinstellingen vanuit een specifieke toepassing maken. Om printerinstellingen vanuit een specifieke toepassing te maken, opent u het eigenschappenvenster van de printer van deze toepassing. Hierna wordt uitgelegd hoe u de instellingen maakt voor de toepassing WordPad van Windows NT 4.0.
2
A In het menu [Bestand] klikt u op [Afdrukken]. Het dialoogvenster [Afdrukken] wordt weergegeven.
B Selecteer in de lijst [Naam] de gewenste printer en klik op [Voorkeursinstellingen]. Het dialoogvenster Printereigenschappen verschijnt.
C Maak de noodzakelijke instellingen en klik op [OK]. D Klik op [OK] om de afdruktaak te starten. Opmerking ❒ Hoe precies het eigenschappenvenster van de printer wordt geopend, is afhankelijk van de toepassing. Lees voor meer informatie de handleidingen bij de betreffende toepassingen. ❒ In sommige toepassingen worden de instellingen van het printerstuurprogramma niet gebruikt maar worden de standaardinstellingen van de toepassingen ingeschakeld. ❒ Alle instellingen, die u met gebruikmaking van de volgende procedure maakt, zijn alleen geldig voor de huidige toepassing. ❒ Gewone gebruikers kunnen de eigenschappen in het dialoogvenster [Afdrukken] van een toepassing wijzigen. De hier gemaakte instellingen worden als standaardinstellingen gebruikt in deze toepassing. Verwijzing Raadpleeg voor meer informatie de Help van het printerstuurprogramma.
76
3. Andere afdrukbewerkingen Een PDF-bestand direct afdrukken U kunt PDF-bestanden naar het apparaat sturen om af te drukken zonder een PDF-toepassing te openen. ❒ ❒ ❒ ❒ ❒ ❒
Belangrijk Deze functie is alleen mogelijk wanneer de optionele PostScript 3-eenheid is geïnstalleerd. Deze functie kan alleen worden gebruikt voor echte Adobe PDF-bestanden. De functie werkt met PDF-bestanden versie 1.3, 1.4 en 1.5. De functie werkt niet met transparanten en JBIG2 (functie van PDF-versie 1.4). De functie werkt niet met functies die alleen in PDF versie 1.5 zitten. Hoge compressie PDF-bestanden die zijn aangemaakt met gebruikmaking van de scanfunctie van het apparaat, kunnen niet direct worden afgedrukt.
Opmerking ❒ Er kunnen zich fouten voordoen met het papierformaat als u afdrukt op aangepast papierformaat.
Afdrukmethode PDF-bestanden kunnen op twee manieren direct worden afgedrukt: met gebruikmaking van DeskTopBinder Lite of via het opgeven van opdrachten.
Met gebruikmaking van DeskTopBinder Lite DeskTopBinder Lite installeren Volg de onderstaande procedure voor de installatie van DeskTopBinder Lite.
A Sluit alle toepassingen af die momenteel worden uitgevoerd. B Plaats de cd-rom in het cd-romstation.
De installer start. Bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem werkt Auto Run mogelijk niet. Als Auto Run niet start, start u “Setup.exe” in de hoofdmap van de CD-ROM.
C Selecteert een interfacetaal, en klik vervolgens op [OK]. D Klik op [DeskTopBinder-SmartDeviceMonitor for Client], en klik vervolgens op [Volgende >].
E Volg de instructies in de display om DeskTopBinder Lite te installeren. Als u wordt gevraagd de computer opnieuw te starten na het installeren van DeskTopBinder Lite, start u de computer opnieuw op en gaat u door met configureren.
77
Andere afdrukbewerkingen
DeskTopBinder Lite Verbeteringen Volg de DeskTopBinder Lite verbeteringsprocedure om PDF-bestanden direct af te drukken.
A Klik in het menu [Start] op [Programma’s], [DeskTopBinder] en [Extended Features Wizard].
B Als [Extended Features Wizard] verschijnt, selecteert u [Start]. Klik vervolgens
enkele malen op [Volgende] tot het scherm [
] wordt geopend.
C Klik op het scherm [] op [Toevoegen] om [PDF direct afdrukken
3
%s Eigenschappen] weer te geven.
D Selecteer Stuurprogramma voor dit apparaat, klik op [OK] en klik vervolgens enkele malen op [Volgende] tot [Voltooien] wordt weergegeven. Klik op [Voltooien].
Function Palette Function Palette bevat knoppen voor functies die al via DeskTopBinder Lite verbetering zijn geconfigureerd. Met behulp van deze knoppen kunt u Windowsbestanden afdrukken, afdrukvoorbeelden controleren, afbeeldingen converteren en scanners voor documenten registreren zonder dat u DeskTopBinder Lite hoeft te openen. U kunt deze functies ook gebruiken door een doelbestand naar de knop te slepen die met de desbetreffende functie correspondeert en dit daar neer te zetten.
A Klik in het menu [Start] op [Programma’s], [DeskTopBinder] en [Function Palette]. Er wordt een pictogram voor Function Palette aan de taakbalk toegevoegd die rechtsonder op het scherm wordt weergegeven.
B Klik met de rechtermuisknop op het pictogram dat aan de taakbalk is toegevoegd en klik vervolgens op [Eigenschappen] om het scherm Eigenschappen te openen.
C Klik op de tab [Inhoud], kruis het selectievakje aan bij [PDF direct afdrukken]
in het midden en klik vervolgens op [OK]. Het scherm [Eigenschappen] wordt gesloten en het pictogram [PDF direct afdrukken] wordt aan Function Palette toegevoegd.
PDF direct afdrukken Volg de onderstaande methode om PDF-bestanden direct af te drukken.
A Sleep het PDF-bestand dat u wilt afdrukken naar het pictogram voor PDF direct afdrukken in Function Palette en zet het daar neer.
B [Lijst van uitvoerbestanden-PDF direct afdrukken] wordt weergegeven. 78
Selecteer het PDF-bestand dat u wilt afdrukken en klik vervolgens op [OK]. Het PDF-bestand wordt afgedrukt.
Een PDF-bestand direct afdrukken
Met een wachtwoord beschermde PDF-bestanden afdrukken Volg de onderstaande procedure om met een wachtwoord beschermde PDF-bestanden af te drukken.
A Klik in het menu [Start] op [Programma’s], [DeskTopBinder] en [Extended Features Wizard].
B Als [Extended Features Wizard] verschijnt, selecteert u [Start]. Klik vervolgens
enkele malen op [Volgende] tot het scherm [] wordt geopend.
C Klik op het scherm [] op [Eigenschappen] om [PDF direct afdruk-
3
ken Eigenschappen] weer te geven.
D Kruis het selectievakje bij [PDF-wachtwoord gebruiken] rechtsonder op het scherm aan en klik vervolgens op [OK]. Klik enkele malen op [Volgende] tot [Voltooien] wordt weergegeven. Klik op [Voltooien] om het scherm [Extended Features Wizard] te sluiten.
E Sleep het PDF-bestand dat u wilt afdrukken naar het pictogram voor PDF direct afdrukken in Function Palette en zet het daar neer.
F [Lijst van uitvoerbestanden-PDF direct afdrukken] wordt weergegeven. Selecteer het PDF-bestand dat u wilt uitvoeren als omgekeerde video en klik vervolgens op [OK].
G Het scherm [PDF direct afdrukken Eigenschappen] wordt geopend. Geef in het veld [PDF-wachtwoord] rechtsonder op het scherm het wachtwoord op van het PFD-bestand dat u wilt afdrukken en klik vervolgens op [OK]. Het met een wachtwoord beschermd PDF-bestand wordt afgedrukt. Opmerking ❒ Voordat u een met een wachtwoord beschermd PDF-bestand afdrukt, moet u een van de volgende handelingen uitvoeren:
• Voer in het dialoogvenster Eigenschappen PDF direct afdrukken het PDF-wachtwoord in. • Geef een PDF-wachtwoord op door [PDF wachtwoord wijzigen] te selecteren in het menu [PDF Menu] op het bedieningspaneel van dit apparaat. ❒ Als een [PDF Groepswachtwoord] voor het menu [PDF Menu] wordt toegewezen aan DeskTopBinder Lite of aan het bedieningspaneel van dit apparaat, moet hetzelfde groepswachtwoord aan de andere van deze twee worden toegewezen.
79
Andere afdrukbewerkingen
Eigenschappen PDF direct afdrukken 1
9 2
3
10
11 12
4 5 6
3
7
13 14 15 16
8 AMU010S NL
1. Naam instellen:
9. Richting:
Geeft de configuratienaam van de invoegtoepassing weer (maximaal 63 tekens van 1 byte).
Geeft de richting van het origineel aan.
2. Pictogram wijzigen... Wijzigt het pictogram dat op de werkbalk wordt weergegeven.
10. Aantal kopieën Geeft het aantal af te drukken kopieën aan.
11. Sorteren
3. Printernaam:
Sorteren van afgedrukte vellen.
Geeft een lijst van RPCS-stuurprogramma’s weer die PDF direct afdrukken ondersteunen.
Specificeert pagina's om af te drukken.
4. Duplex Afdrukken op beide zijden van het vel.
5. Lay-out Meerdere pagina’s afdrukken op één vel.
6. Ponsen Uitgevoerde vellen worden geperforeerd.
7. Nieten Uitgevoerde vellen worden samengeniet.
8. Dit dialoogvenster weergeven voordat u gaat afdrukken. Wordt weergegeven in modus PDF direct afdrukken als dit selectievakje is aangekruist.
12. Range 13. Kleur/Zwart en wit: Geeft afdrukken in kleur of zwart-wit aan.
14. Resolutie: Geeft een afdrukresolutie aan.
15. PDF password: Als het PDF-bestand met een wachtwoord is beveiligd, geeft u in dit veld het wachtwoord op. Anders kan het bestand niet worden afgedrukt.
16. Groepswachtwrd: Als een groepswachtwoord is toegewezen aan DeskTopBinder Lite en dit apparaat, geeft u in dit veld het groepswachtwoord op. Anders kan het afdrukken niet worden gestart.
Opdrachten gebruiken U kunt PDF-bestanden direct afdrukken met opdrachten zoals “ftp”, “sftp”en “lpr”.
80
Verwijzing Zie de Netwerkhandleiding voor meer informatie over UNIX-opdrachten.
Niet-geautoriseerde kopieerbediening
Niet-geautoriseerde kopieerbediening U kunt patronen en tekst insluiten onder de afgedrukte tekst om niet-geautoriseerd afdrukken van het document te verhinderen. Niet-geautoriseerde kopieerbediening bestaat uit twee functies: [Gegevensbeveiliging voor kopiëren] en [Mask type:]. Belangrijk ❒ Deze functie is ontwikkeld om het kopiëren van vertrouwelijke documenten te ontmoedigen, maar kan niet-geautoriseerd gebruik van informatie niet voorkomen.
3
Het venster Niet-geautoriseerde kopieerbediening openen
A In het RPCS-printerstuurprogramma opent u het venster [Afdrukvoorkeuren]. B Klik op [Aang. instellingen wijzigen/Toevoegen...]. C Kruis het selectievakje bij [Ongeaut. kopie...] aan. D Klik op [Instellingscontrole...]. Het venster Niet-geautoriseerde kopieerbediening wordt geopend. Opmerking ❒ Raadpleeg voor meer informatie de Help van het printerstuurprogramma.
Met gebruikmaking van [Gegevensbeveiliging voor kopiëren] U kunt een patroon insluiten door dit patroon in te stellen in het printerstuurprogramma.
❖ [Gegevensbeveiliging voor kopiëren] instellen in het printerstuurprogramma • Schakel het selectievakje [Gegevensbeveiliging voor kopiëren] in. U kunt ook tekst invoeren in het vak [Tekst:]. • U kunt niet tegelijk het selectievakje [Mask type:] inschakelen. • Om een document dat door grijze overdruk is beschermd af te drukken, moet het apparaat correct zijn ingesteld. Raadpleeg uw beheerder. 81
Andere afdrukbewerkingen
❖ Een document afdrukken met behulp van [Gegevensbeveiliging voor kopiëren]
3
AJL030S
1. Het patroon en de tekst die u hebt ingesteld, worden afgedrukt.
3. Het document wordt onleesbaar gemaakt door de grijze overdruk.
2. Het document wordt gekopieerd of opgeslagen op kopieerapparaten of multifunctionele apparaten waarop de optionele Gegevensbeveiliging tegen kopiëren is geïnstalleerd. Opmerking ❒ Wanneer u een document afdrukt dat met [Gegevensbeveiliging voor kopiëren] is ingesteld, hoeft de optionele Gegevensbeveiliging tegen het kopiëren niet op het apparaat te zijn geïnstalleerd. De Gegevensbeveiliging tegen kopiëren is vereist wanneer een document dat door grijze overdruk is beveiligd, wordt gekopieerd of opgeslagen. ❒ Alleen het RPCS-printerstuurprogramma wordt ondersteund. ❒ Een patroon of tekst kan niet gedeeltelijk in een document worden ingesloten. ❒ Gebruik 182 × 257 mm (71/4 × 101/2 in.) of een groter papierformaat. ❒ Gebruik gewoon of gerecycleerd papier met minstens 70% wit. ❒ Dubbelzijdig afdrukken kan deze functie storen, als resultaat van het feit dat tekst en patronen zichtbaar zijn door het papier. Verwijzing Zie de Help-functie van het printerstuurprogramma voor meer informatie over het instellen van [Gegevensbeveiliging voor kopiëren].
82
Niet-geautoriseerde kopieerbediening
Met gebruikmaking van [Mask type:] U kunt patronen en tekst in een document insluiten door dit in te stellen in het printerstuurprogramma zodat niet-geautoriseerd kopiëren wordt verhinderd.
3 ❖ [Mask type:] instellen in het printerstuurprogramma • Selecteer een patroon in [Mask type:] en voer vervolgens uw tekst in het vak [Tekst:] in. • U kunt een overdrukkleur selecteren in [Black], [Cyan] of [Magenta] in de lijst [Kleur:]. Opmerking ❒ U kunt alleen [Tekst:] instellen, maar [Mask type:] en [Tekst:] moeten samen worden ingesteld.
❖ Een document afdrukken met behulp van [Mask type:]
AJL031S
1. Het patroon en de tekst die u hebt ingesteld, worden licht afgedrukt. 2. Het document wordt gekopieerd, gescand of opgeslagen op kopieerapparaten of multifunctionele apparaten.
3. Het patroon en de tekst die u hebt ingesteld, worden duidelijk weergegeven.
Opmerking ❒ Alleen het RPCS-printerstuurprogramma wordt ondersteund. ❒ Patronen en teksttekenreeksen kunnen niet gedeeltelijk in een document worden ingesloten.
83
Andere afdrukbewerkingen
❒ Om het ingesloten patroon duidelijk te maken, moet u de tekengrootte instellen op minimaal 50 punten (bij voorkeur op 70 tot 80 punten) en de tekenhoek op 30 tot 40 graden. ❒ Door de effecten van de instellingen, kunnen de resultaten van het kopiëren, scannen en opslaan van de documenten in de Document Server variëren, afhankelijk van het machinemodel en de instellingsvoorwaarden. ❒ Afdrukken met achtergrondpatronen en tekst kan langzamer zijn dan normaal afdrukken. Verwijzing Zie de Help-functie van het printerstuurprogramma voor meer informatie over het instellen van [Mask type:].
3
Belangrijke mededeling • De leverancier biedt geen garantie met betrekking tot het verschijnen van afdrukpatronen en andere kopieerbeveiligingskenmerken. Het uiterlijk van de afdrukpatronen en de prestatie van niet-geautoriseerde kopieerbediening kunnen variëren afhankelijk van de gebruikte papierkwaliteit, het model van het apparaat en de instellingen. • De leverancier aanvaardt geen verantwoordelijkheid voor enige opgelopen schade die verband houdt met het gebruik of de onmogelijkheid van het gebruik van afdrukpatronen van de niet-geautoriseerde kopieerbediening.
84
De functie Afdruktaak gebruiken
De functie Afdruktaak gebruiken Hier wordt beschreven hoe bestanden die in het apparaat zijn opgeslagen, kunnen worden afgedrukt. De volgende typen van afdrukken kunnen met behulp van het printerstuurprogramma worden geselecteerd: Testafdruk, Beveiligde afdruk, Afdruk in wacht of Opgeslagen afdruk. U kunt afdruktaken die op het apparaat zijn opgeslagen en die vanaf computers zijn verzonden afdrukken en verwijderen. Als u Testafdruk, Beveiligde afdruk en Afdruk in wacht selecteert, worden de afdrukbestanden die in het apparaat zijn opgeslagen verwijderd nadat het afdrukken is voltooid. Als u Opgeslagen afdruk selecteert, blijven de bestanden op het apparaat zelfs nadat het afdrukken is voltooid. Als u op het scherm Printer op [Afdruktaken] drukt, wordt het scherm Volledige lijst of de Lijst per gebruikers-ID weergegeven, afhankelijk van het lijsttype dat u selecteert in [Originele afdruktakenlijst].
3
❖ Volledige lijst Als u [Volledige lijst] selecteert in [Originele afdruktakenlijst], wordt het volgende scherm weergegeven: 16 15 14 1
13 12
2 3 4 5 6 7
11 10 9
8 AMU003S NL
A B
Taak per gebruiker-ID Geeft de lijst per gebruikers-ID weer. Volledige lijst Geeft alle bestanden weer die zijn opgeslagen in het apparaat.
85
Andere afdrukbewerkingen C
D
E
F
3
G H
I J K
L M N O P
86
Takenlijst Bev. afdruk Geeft alleen beveiligde afdrukbestanden weer die zijn opgeslagen in het apparaat. Lijst vbl afdr.taken Geeft alleen Testafdrukbestanden weer die zijn opgeslagen in het apparaat. Lijst uitgest. afdr.tk Geeft alleen de afdrukbestanden in wacht weer die zijn opgeslagen in het apparaat. Lijst opgesl. afdr.tk. Geeft alleen de opgeslagen afdrukbestanden weer die zijn opgeslagen in het apparaat. Details Geeft informatie over een geselecteerd bestand weer. [UVorige] / [TVolg.] Past de lijst met bestanden niet op het scherm, beweeg dan naar beneden door de lijst. [Verwijderen] Verwijdert een geselecteerd bestand. [Afdrukken] Drukt een geselecteerd bestand af. [Wachtwoord wijz.] Wijzigt of verwijdert het wachtwoord van een bestand als een wachtwoord is ingesteld. Om een wachtwoord te wijzigen, drukt u op [Wijzigen]. Voer het huidige wachtwoord in en voer vervolgens het nieuwe wachtwoord in op het bevestigingsscherm. Om het wachtwoord te verwijderen, drukt u op [Wijzigen]. Laat het vak voor het opgeven of bevestigen van een nieuw wachtwoord leeg en druk vervolgens op de toets [OK]. U kunt ook wachtwoorden instellen voor de opgeslagen afdrukbestanden die op dit moment nog geen wachtwoord hebben. [Alles wissen] Wist alle selecties. [Select. alle tk. ] Selecteert alle bestanden die zijn opgeslagen in het apparaat. Geselecteerd: Geeft het aantal geselecteerde bestanden weer. [Afsluiten] Keert terug naar het Printerscherm. Weergave Gebr.ID, Datum/Tijd: en Bestandsnaam: Geeft de tijd weer waarop de opdracht werd ingevoerd om de opgeslagen bestanden af te drukken, de gebruikers-ID’s en de bestandsnamen.
De functie Afdruktaak gebruiken
❖ Lijst per gebruikers-ID Als u [Lijst per gebr.ID] selecteert in [Originele afdruktakenlijst], wordt het volgende scherm weergegeven: 1
2 3 4 5
3
6
7 AMU004S NL
A
B C D E F
G
❒ ❒
❒ ❒
Gebr.ID Geeft de gebruikers-ID’s weer van de personen die bestanden naar het apparaat verzenden. [Wissen] Heft een selectie op. [Afsluiten] Keert terug naar het Printerscherm. [Volledige lijst] Geeft alle afdruktaken weer. [Lijst per gebr.ID] Geeft de afdruktaaklijst weer van elke ID. [Alle taken afdrukken] Drukt alle geselecteerde bestandstypen af die door de gebruikers-ID zijn verzonden. [UVorige] / [TVolg.] Past de lijst met bestanden niet op het scherm, beweeg dan naar beneden door de lijst.
Opmerking Op het scherm Afdruktaken kunnen meerdere bestanden worden geselecteerd. Druk nogmaals op de geselecteerde afdruktaken, om de selectie te wissen. Het display wordt niet bijgewerkt als er een nieuw bestand wordt opgeslagen terwijl de lijst met opgeslagen bestanden wordt weergegeven. Druk op {Afsluiten} om terug te gaan naar het scherm Printer en druk vervolgens nogmaals op [Afdruktaken]. Als er een groot aantal afdruktaken op het apparaat is opgeslagen, kan de verwerking tijdelijk langzaam verlopen afhankelijk van de functies die worden gebruikt. Als u in het scherm Volledige lijst drukt op [Lijst per gebr.ID], schakelt het scherm naar het scherm Lijst per gebruikers-ID waarin [Achter] rechtsonder wordt weergegeven. Druk op [Achter] om te schakelen naar het scherm Volledige lijst.
87
Andere afdrukbewerkingen
Verwijzing Pag.89 “Testafdruk” Pag.93 “Beveiligde afdruk” Pag.97 “Afdruk in wacht” Pag.100 “Opgeslagen afdruk”
De eerste afdruktaaklijst selecteren Volg de onderstaande procedure om het eerste scherm Afdruktaken in te stellen en weer te geven.
3
De eerste afdruktaaklijst selecteren
A Druk op de {Gebruikersinstellingen/Teller}-toets. B Druk op [Printereigensch.]. Het menu Printereigenschappen wordt geopend.
C Klik op het tabblad [Systeem] op [Originele afdruktakenlijst]. D Selecteer [Volledige lijst] of [Lijst per gebr.ID].
Nadat u de instellingen hebt geconfigureerd, wordt het geselecteerde type van de afdruktaaklijst weergegeven.
Een afdruktaaklijst weergeven
A Druk op [Afdruktaken].
De Volledige lijst of de Lijst per gebruikers-ID wordt weergegeven.
88
Afdrukken vanaf het scherm Afdruktaken
Afdrukken vanaf het scherm Afdruktaken Deze paragraaf bevat instructies over Testafdruk, Beveiligde afdruk, Afdruk in wacht en Opgeslagen afdruk.
Testafdruk Gebruik deze functie om alleen de eerste set van een afdruktaak uit diverse sets af te drukken. Nadat u het resultaat hebt gecontroleerd, kunt u de resterende sets afdrukken of annuleren via het bedieningspaneel van het apparaat. Zo kunt u het aantal misdrukken of instellingsfouten tot een minimum beperken.
3
Belangrijk ❒ Een testafdrukbestand kan niet worden opgeslagen als:
• Het totaalaantal bestanden voor Testafdruk, Beveiligde afdruk, Afdruk in wacht en Opgeslagen afdruk op het apparaat is groter dan 100 (het maximumaantal varieert, afhankelijk van de hoeveelheid gegevens in de bestanden). • het bestand bevat meer dan 1.000 pagina’s. • verzonden of opgeslagen bestanden in het apparaat bedragen in totaal meer dan 2.000 pagina’s. Opmerking ❒ Als een testafdrukbestand niet correct werd opgeslagen, kunt u het foutenlogboek op het display controleren. ❒ Opgeslagen documenten blijven aanwezig in het apparaat, zelfs nadat u het apparaat hebt uitgeschakeld. De instellingen [Tijd. afdr.taken autom. verw.] of [Opgesl. afdr.tk. autom. verw.] worden echter eerst toegepast. ❒ Als de toepassing een sorteeroptie heeft, dient u zich ervan te verzekeren dat deze niet is geselecteerd voordat u een afdruktaak verstuurt. De testafdrukken worden automatisch gesorteerd door het printerstuurprogramma. Als de sorteeroptie is geselecteerd in het dialoogvenster [Afdrukken], worden mogelijk meer dan het beoogde aantal afdrukken geproduceerd. ❒ Als de eerste set testafdrukbestanden niet voldoet aan uw verwachtingen en u de resterende sets daarom niet wilt afdrukken, verwijdert u de testafdrukbestand met gebruikmaking van de display. Als u de resterende sets van het testafdrukbestand afdrukt, wordt de taak automatisch van het apparaat verwijderd. Verwijzing Zie Pag.112 “Het foutenlogbestand controleren” voor meer informatie over het foutenlogboek op het display.
Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informatie over [Tijd. afdr.taken autom. verw.] en [Opgesl. afdr.tk. autom. verw.].
89
Andere afdrukbewerkingen
Een testafdrukbestand afdrukken Gebruik de onderstaande procedure om een testafdrukbestand af te drukken met het PCL 6/5c- en het RPCS-printerstuurprogramma. Voor meer informatie over het afdrukken van een testafdrukbestand met gebruikmaking van het PostScript 3-printerstuurprogramma, zie PostScript 3 Supplement dat als PDFbestand op de CD-ROM staat. Belangrijk ❒ Toepassingen met eigen stuurprogramma’s zoals PageMaker, ondersteunen deze functie niet.
3
❒ Gebruikt u Mac OS X, dan hebt u Mac OS X v10.2 of hoger nodig om deze functie te gebruiken.
A De testafdruk configureren via de eigenschappen van het printerstuurpro-
gramma. Zie de relevante Help-bestanden voor meer informatie over het configureren van het printerstuurprogramma.
B Afdrukken starten vanuit het dialoogvenster [Afdrukken] van de toepassing. U dient meer dan twee kopieën in te stellen. De testafdruktaak wordt naar het apparaat gestuurd, en de eerste set wordt afgedrukt.
C Druk op het bedieningspaneel van het apparaat op de toets {Printer} om het Printerscherm te openen.
D Druk op [Afdruktaken].
Een lijst afdrukbestanden, opgeslagen op het apparaat, wordt weergegeven.
90
Afdrukken vanaf het scherm Afdruktaken
E Druk op [Lijst vbl afdr.taken].
Een lijst testafdrukbestanden, opgeslagen op het apparaat, wordt weergegeven. Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, worden bepaalde afdruktaken mogelijk niet weergegeven.
3
F Selecteer het bestand dat u wilt afdrukken en druk op [Afdrukken].
G Voer het nieuwe aantal sets in met gebruikmaking van de cijfertoetsen.
U kunt maximaal 999 sets invoeren. Druk op {Wis/Stop} om invoerfouten te corrigeren.
91
Andere afdrukbewerkingen
H Druk op [Ja]. De resterende sets worden afgedrukt. Druk op [Stoppen] om de afdruktaak te annuleren. Opmerking ❒ Wanneer meerdere bestanden werden geselecteerd zonder dat hiervoor een aantal werd ingesteld, wordt 1 set minder dan het minimumaantal van alle instellingen toegepast. Als het minimumaantal van de instellingen één is, wordt van alle geselecteerde bestanden één set afgedrukt. ❒ Wanneer de waarde van het ingestelde aantal wordt gewijzigd, wordt het gewijzigde aantal toegepast op alle geselecteerde bestanden. ❒ Als de afdruktaak is voltooid, wordt het opgeslagen bestand verwijderd. ❒ Om het afdrukken te stoppen nadat het werd gestart, drukt u op [Afsluiten] tot het scherm Printer wordt geopend en vervolgens drukt u op [Taak reset]. Het bestand wordt verwijderd.
3
Testafdrukbestanden verwijderen Als u niet tevreden bent over de testafdruk, kunt u de testafdruk verwijderen, deze herzien en tot slot opnieuw afdrukken. Herhaal deze stappen tot het gewenste resultaat is bereikt.
A Druk op de {Printer}-toets om het Printer-scherm weer te geven. B Druk op [Afdruktaken]. Een lijst afdrukbestanden, opgeslagen op het apparaat, wordt weergegeven.
C Druk op [Lijst vbl afdr.taken]. Een lijst testafdrukbestanden, opgeslagen op het apparaat, wordt weergegeven. Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, worden bepaalde afdruktaken mogelijk niet weergegeven.
D Selecteer het bestand dat u wilt verwijderen en druk vervolgens op [Verwijderen]. Het bevestigingsvenster voor een verwijderbewerking opent.
E Druk op [Ja] om het bestand te verwijderen. Het geselecteerde bestand wordt verwijderd. Opmerking ❒ Als u het bestand niet wilt verwijderen, drukt u op [Nee].
92
Afdrukken vanaf het scherm Afdruktaken
Beveiligde afdruk Gebruik deze functie om de privacy te waarborgen wanneer u via een netwerk vertrouwelijke documenten afdrukt op het apparaat. Nadat af te drukken gegevens zijn opgeslagen op het apparaat, is het normaal gesproken mogelijk gegevens af te drukken met gebruikmaking van de display. Wanneer u Beveiligde afdruk gebruikt, is het niet mogelijk af te drukken, tenzij een wachtwoord is ingevoerd via het display van het apparaat. Uw vertrouwelijke documenten kunnen niet worden ingezien door andere netwerkgebruikers. Belangrijk ❒ Een beveiligd afdrukbestand kan niet worden opgeslagen als: • Het totaalaantal bestanden voor Testafdruk, Beveiligde afdruk, Afdruk in wacht en Opgeslagen afdruk op het apparaat is groter dan 100 (het maximumaantal varieert, afhankelijk van de hoeveelheid gegevens in de bestanden). • het bestand bevat meer dan 1.000 pagina’s. • verzonden of opgeslagen bestanden in het apparaat bedragen in totaal meer dan 2.000 pagina’s.
3
Opmerking ❒ Als een beveiligd afdrukbestand niet correct werd opgeslagen, kunt u het foutenlogboek op het display controleren. ❒ Opgeslagen documenten blijven aanwezig in het apparaat, zelfs nadat u het apparaat hebt uitgeschakeld. De instellingen [Tijd. afdr.taken autom. verw.] of [Opgesl. afdr.tk. autom. verw.] worden echter eerst toegepast. ❒ Als de toepassing een sorteeroptie heeft, dient u zich ervan te verzekeren dat deze niet is geselecteerd voordat u een afdruktaak verstuurt. Beveiligde afdruktaken worden automatisch gesorteerd door het printerstuurprogramma. Dit is de standaardinstelling. Als een sorteeroptie is geselecteerd in het dialoogvenster Afdrukken van de toepassing, worden mogelijk meer dan het beoogde aantal sets afgedrukt. ❒ Na afdrukken van het beveiligde afdrukbestand, wordt de taak automatisch verwijderd. Verwijzing Zie Pag.112 “Het foutenlogbestand controleren” voor meer informatie over het foutenlogboek op het display.
Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informatie over [Tijd. afdr.taken autom. verw.] en [Opgesl. afdr.tk. autom. verw.].
93
Andere afdrukbewerkingen
Een beveiligd afdrukbestand afdrukken Gebruik de onderstaande procedure om een beveiligd bestand af te drukken met het PCL 6/5c- en het RPCS-printerstuurprogramma. Voor meer informatie over het afdrukken van een beveiligd afdrukbestand met gebruikmaking van het PostScript 3-printerstuurprogramma, zie PostScript 3 Supplement dat als PDF-bestand op de CD-ROM staat. Belangrijk ❒ Toepassingen met eigen stuurprogramma’s zoals PageMaker, ondersteunen deze functie niet.
3
❒ Gebruikt u Mac OS X, dan hebt u Mac OS X v10.2 of hoger nodig om deze functie te gebruiken.
A Configureer de beveiligde afdruk via de eigenschappenpagina van het printerstuurprogramma. Raadpleeg de Help voor printerstuurprogramma’s voor meer informatie over het configureren van de printerstuurprogramma’s.
B Afdrukken starten vanuit het dialoogvenster [Afdrukken] van de toepassing. De beveiligde afdruktaak wordt naar het apparaat gestuurd.
C Druk op het bedieningspaneel van het apparaat op de toets {Printer} om het Printerscherm te openen.
D Druk op [Afdruktaken].
Een lijst afdrukbestanden, opgeslagen op het apparaat, wordt weergegeven.
94
Afdrukken vanaf het scherm Afdruktaken
E Druk op [Takenlijst Bev. afdruk].
Een lijst beveiligde afdrukbestanden, opgeslagen op het apparaat, wordt weergegeven. Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, worden bepaalde afdruktaken mogelijk niet weergegeven.
3
F Selecteer het bestand dat u wilt afdrukken en druk vervolgens op [Afdrukken].
Het wachtwoordscherm wordt weergegeven.
G Voer het wachtwoord in met gebruikmaking van de cijfertoetsen en druk vervolgens op {OK}.
Het bevestigingsvenster voor een afdruktaak wordt weergegeven. Als het wachtwoord niet correct is ingevoerd, opent een bevestigingsvenster. Druk op [Afsluiten] om het wachtwoord opnieuw in te voeren. Als u meerdere afdrukbestanden hebt geselecteerd, drukt het apparaat de bestanden af die overeenstemmen met het opgegeven wachtwoord. Het aantal bestanden dat zal worden afgedrukt, wordt weergegeven op het bevestigingsscherm. Raadpleeg uw netwerkbeheerder, als u uw wachtwoord bent vergeten.
95
Andere afdrukbewerkingen
H Druk op [Ja]. Het beveiligde bestand wordt afgedrukt. Druk op [Stoppen] om de afdruktaak te annuleren. Opmerking ❒ Als de afdruktaak is voltooid, wordt het opgeslagen bestand verwijderd. ❒ Om het afdrukken te stoppen nadat het werd gestart, drukt u op [Afsluiten] tot het scherm Printer wordt geopend en vervolgens drukt u op [Taak reset]. Het bestand wordt verwijderd.
3
Beveiligde afdrukbestanden verwijderen
A Druk op de {Printer}-toets om het Printer-scherm weer te geven. B Druk op [Afdruktaken]. C Druk op [Takenlijst Bev. afdruk]. Een lijst met de afdrukbestanden in wacht wordt weergegeven. Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, worden bepaalde afdruktaken mogelijk niet weergegeven.
D Selecteer het bestand dat u wilt verwijderen en druk vervolgens op [Verwijderen]. Het wachtwoordscherm wordt weergegeven.
E Voer het wachtwoord in met gebruikmaking van de cijfertoetsen en druk
op [OK]. Het bevestigingsvenster voor een verwijderbewerking opent. Als het wachtwoord niet correct is ingevoerd, opent een bevestigingsvenster. Druk op [Afsluiten] om het wachtwoord opnieuw in te voeren. Raadpleeg uw netwerkbeheerder, als u uw wachtwoord bent vergeten.
F Druk op [Ja]. Het geselecteerde bestand wordt verwijderd. Als u het bestand niet wilt verwijderen, drukt u op [Nee]. Opmerking ❒ Als u meerdere afdrukbestanden hebt geselecteerd, verwijdert het apparaat de bestanden die overeenstemmen met het opgegeven wachtwoord. Het aantal bestanden dat zal worden verwijderd, wordt weergegeven in het bevestigingsscherm.
96
Afdrukken vanaf het scherm Afdruktaken
Afdruk in wacht Gebruik deze functie om een bestand tijdelijk op het apparaat te houden en druk het later af vanaf de computer of via het bedieningspaneel. Belangrijk ❒ Een afdrukbestand in wacht kan niet worden opgeslagen als:
• Het totaalaantal bestanden voor Testafdruk, Beveiligde afdruk, Afdruk in wacht en Opgeslagen afdruk op het apparaat is groter dan 100 (het maximumaantal varieert, afhankelijk van de hoeveelheid gegevens in de bestanden). • het bestand bevat meer dan 1.000 pagina’s. • verzonden of opgeslagen bestanden in het apparaat bedragen in totaal meer dan 2.000 pagina’s.
3
Opmerking ❒ Als een afdrukbestand in wacht niet correct werd opgeslagen, kunt u het foutenlogboek op het display controleren. ❒ Opgeslagen documenten blijven aanwezig in het apparaat, zelfs nadat u het apparaat hebt uitgeschakeld. De instellingen [Tijd. afdr.taken autom. verw.] of [Opgesl. afdr.tk. autom. verw.] worden echter eerst toegepast. ❒ Als de toepassing een sorteeroptie heeft, dient u zich ervan te verzekeren dat deze niet is geselecteerd voordat u een afdruktaak verstuurt. De taken voor afdrukken in wacht worden automatisch gesorteerd door het printerstuurprogramma. Als de sorteeroptie is geselecteerd in het dialoogvenster Afdrukken van de toepassing, wordt mogelijk meer dan het beoogde aantal afdrukken geproduceerd. Verwijzing Zie Pag.112 “Het foutenlogbestand controleren” voor meer informatie over het foutenlogboek op het display. Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informatie over [Tijd. afdr.taken autom. verw.] en [Opgesl. afdr.tk. autom. verw.].
Een afdrukbestand in wacht afdrukken Gebruik de onderstaande procedure om een afdrukbestand in wacht af te drukken met het PCL 6/5c- en het RPCS-printerstuurprogramma. Voor meer informatie over het afdrukken van een afdrukbestand in wacht met gebruikmaking van het PostScript 3-printerstuurprogramma, zie PostScript 3 Supplement dat als PDF-bestand op de CD-ROM staat. Belangrijk ❒ Toepassingen met eigen stuurprogramma’s zoals PageMaker, ondersteunen deze functie niet.
❒ Gebruikt u Mac OS X, dan hebt u Mac OS X v10.2 of hoger nodig om deze functie te gebruiken.
97
Andere afdrukbewerkingen
A De afdruk in wacht configureren via de eigenschappen van het printerstuurprogramma. Zie de relevante Help-bestanden voor meer informatie over het configureren van het printerstuurprogramma.
B Klik op [Details...] en geef vervolgens een gebruikers-ID op in het vak [Gebruiker-ID:].
C Afdrukken starten vanuit het dialoogvenster [Afdrukken] van de toepassing. De afdruktaak in wacht wordt naar het apparaat gestuurd en opgeslagen.
D Druk op het bedieningspaneel van het apparaat op de toets {Printer} om het
3
Printerscherm weer te geven.
E Druk op [Afdruktaken].
F Druk op [Lijst uitgest. afdr.tk].
Een lijst van afdrukbestanden die in het apparaat zijn opgeslagen, wordt weergegeven. Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, worden bepaalde afdruktaken mogelijk niet weergegeven.
98
Afdrukken vanaf het scherm Afdruktaken
G Selecteer het bestand dat u wilt afdrukken en druk op [Afdrukken].
Het bevestigingsscherm wordt weergegeven.
3
H Druk op [Ja]. Het afdrukbestand in wacht wordt afgedrukt. Druk op [Stoppen] om de afdruktaak te annuleren. Opmerking ❒ Als de afdruktaak is voltooid, wordt het opgeslagen bestand verwijderd.
❒ Om het afdrukken te stoppen nadat het werd gestart, drukt u op [Afsluiten] tot het scherm Printer wordt geopend en vervolgens drukt u op [Taak reset]. Het bestand wordt verwijderd. Verwijzing Zie de Help-functie van het printerstuurprogramma voor meer informatie over het instellen van printerstuurprogramma’s. U kunt een afdrukbestand in wacht ook afdrukken of verwijderen vanaf de Web Image Monitor. Zie de Help-functie van Web Image Monitor voor meer details.
Afdrukbestanden in wacht verwijderen
A Druk op de {Printer}-toets om het Printer-scherm weer te geven. B Druk op [Afdruktaken]. Een lijst afdrukbestanden, opgeslagen op het apparaat, wordt weergegeven.
C Druk op [Lijst uitgest. afdr.tk]. Een lijst van afdrukbestanden in wacht, opgeslagen op het apparaat, wordt weergegeven. Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, worden bepaalde afdruktaken mogelijk niet weergegeven.
D Selecteer het bestand dat u wilt verwijderen en druk vervolgens op [Verwijderen]. Het bevestigingsvenster voor een verwijderbewerking opent.
E Druk op [Ja] om het bestand te verwijderen. Het geselecteerde bestand wordt verwijderd. Als u het bestand niet wilt verwijderen, drukt u op [Nee].
99
Andere afdrukbewerkingen
Opgeslagen afdruk Taken worden nadat ze zijn afgedrukt niet verwijderd. Dezelfde taak hoeft dus niet aanwezig te zijn voor het afdrukken van meerdere exemplaren. Belangrijk ❒ Een opgeslagen afdrukbestand kan niet worden opgeslagen als:
• Het totaalaantal bestanden voor Testafdruk, Beveiligde afdruk, Afdruk in wacht en Opgeslagen afdruk op het apparaat is groter dan 100 (het maximumaantal varieert, afhankelijk van de hoeveelheid gegevens in de bestanden). • het bestand bevat meer dan 1.000 pagina’s. • verzonden of opgeslagen bestanden in het apparaat bedragen in totaal meer dan 2.000 pagina’s.
3
Opmerking ❒ Als een opgeslagen afdrukbestand niet correct werd opgeslagen, kunt u het foutenlogboek op het display controleren.
❒ Opgeslagen documenten blijven aanwezig in het apparaat, zelfs nadat u het apparaat hebt uitgeschakeld. De instellingen voor [Tijd. afdr.taken autom. verw.] of [Opgesl. afdr.tk. autom. verw.] worden echter eerst toegepast (zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen). ❒ Als de toepassing een sorteeroptie heeft, dient u zich ervan te verzekeren dat deze niet is geselecteerd voordat u een afdruktaak verstuurt. De opgeslagen afdrukken worden automatisch gesorteerd door het printerstuurprogramma. Als de sorteeroptie is geselecteerd in het dialoogvenster Afdrukken van de toepassing, wordt mogelijk meer dan het beoogde aantal afdrukken geproduceerd. Verwijzing Zie Pag.112 “Het foutenlogbestand controleren” voor meer informatie over het foutenlogboek op het display.
Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informatie over [Tijd. afdr.taken autom. verw.] en [Opgesl. afdr.tk. autom. verw.].
100
Afdrukken vanaf het scherm Afdruktaken
Een opgeslagen afdrukbestand afdrukken Gebruik de onderstaande procedure om een opgeslagen afdrukbestand af te drukken met het PCL 6/5c- en het RPCS-printerstuurprogramma. Voor meer informatie over het afdrukken van een opgeslagen afdrukbestand met gebruikmaking van het PostScript 3-printerstuurprogramma, zie PostScript 3 Supplement dat als PDF-bestand op de CD-ROM staat. Belangrijk ❒ Toepassingen met eigen stuurprogramma’s zoals PageMaker, ondersteunen deze functie niet.
3
❒ Gebruikt u Mac OS X, dan hebt u Mac OS X v10.2 of hoger nodig om deze functie te gebruiken.
A De opgeslagen afdruk configureren via de eigenschappen van het printer-
stuurprogramma. Er zijn twee manieren om Opgeslagen afdruk te selecteren: • [Opgeslagen afdrukken] Het bestand wordt op de printer opgeslagen en kan later via het display worden afgedrukt. • [Opsl. en Normaal afdr.] Het bestand wordt direct afgedrukt en tevens op het apparaat opgeslagen. Zie de relevante Help-bestanden voor meer informatie over het configureren van het printerstuurprogramma.
B Klik op [Details...] en geef vervolgens een gebruikers-ID op in het vak [Gebruiker-ID:]. U kunt ook een wachtwoord instellen. Hetzelfde wachtwoord moet worden opgegeven bij het afdrukken of verwijderen.
C Afdrukken starten vanuit het dialoogvenster [Afdrukken] van de toepassing. De opgeslagen afdruktaak wordt naar het apparaat gestuurd en opgeslagen.
D Druk op het bedieningspaneel van het apparaat op de toets {Printer} om het Printerscherm weer te geven.
E Druk op [Afdruktaken].
101
Andere afdrukbewerkingen
F Druk op [Lijst opgesl. afdr.tk.].
Een lijst opgeslagen afdrukbestanden, opgeslagen op het apparaat, wordt weergegeven.
3
G Selecteer het bestand dat u wilt afdrukken en druk op [Afdrukken].
Het bevestigingsscherm wordt weergegeven. Als u een wachtwoord instelt in het printerstuurprogramma, verschijnt een scherm voor de wachtwoordbevestiging. Voer het wachtwoord in. Als u meerdere afdrukbestanden hebt geselecteerd waarvan enkele een wachtwoord vereisen, drukt het apparaat de bestanden af die overeenstemmen met het opgegeven wachtwoord en de bestanden die geen wachtwoord vereisen. Het aantal bestanden dat zal worden afgedrukt, wordt weergegeven op het bevestigingsscherm. Raadpleeg uw netwerkbeheerder, als u uw wachtwoord bent vergeten.
H Voer het aantal sets in met gebruikmaking van de cijfertoetsen.
U kunt maximaal 999 sets invoeren. Druk op {Wis/Stop} om invoerfouten te corrigeren.
I Druk op [Ja].
Het opgeslagen afdrukbestand wordt afgedrukt. Druk op [Stoppen] om de afdruktaak te annuleren.
102
Afdrukken vanaf het scherm Afdruktaken
❒ ❒ ❒
❒
Opmerking Als u meerdere afdrukbestanden hebt geselecteerd, wordt het minimum aantal van de ingestelde hoeveelheid onder alle instellingen toegepast. Wanneer de waarde van de ingestelde hoeveelheid wordt gewijzigd, wordt de gewijzigde hoeveelheid toegepast op alle geselecteerde afdrukbestanden. Om het afdrukken te stoppen nadat het werd gestart, drukt u op [Afsluiten] tot het scherm Printer wordt geopend en vervolgens drukt u op [Taak reset]. Een opgeslagen afdrukbestand wordt niet verwijderd, zelf als de knop [Taak reset] wordt ingedrukt. Het opgeslagen afdrukbestand dat naar de machine wordt verzonden, wordt niet verwijderd tenzij u een bestand verwijdert of [Opgesl. afdr.tk. autom. verw.] selecteert (zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen).
3
Verwijzing Zie de Help-functie van het printerstuurprogramma voor meer informatie over het instellen van printerstuurprogramma’s. U kunt een opgeslagen afdrukbestand ook afdrukken of verwijderen vanaf de Web Image Monitor. Zie de Help-functie van Web Image Monitor voor meer details.
Opgeslagen afdrukbestanden verwijderen
A Druk op de {Printer}-toets om het Printer-scherm weer te geven. B Druk op [Afdruktaken]. Een lijst afdrukbestanden, opgeslagen op het apparaat, wordt weergegeven.
C Druk op [Lijst opgesl. afdr.tk.]. Een lijst opgeslagen afdrukbestanden, opgeslagen op het apparaat, wordt weergegeven. Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, worden bepaalde afdruktaken mogelijk niet weergegeven.
D Selecteer het bestand dat u wilt verwijderen en druk op [Verwijderen]. Het bevestigingsvenster voor een verwijderbewerking opent. Als u in het printerstuurprogramma een wachtwoord hebt ingesteld, dient u het wachtwoord op te geven om te verwijderen. Als u meerdere afdrukbestanden hebt geselecteerd waarvan enkele een wachtwoord vereisen, verwijdert de machine de bestanden die overeenstemmen met het opgegeven wachtwoord en de bestanden die geen wachtwoord vereisen. Het aantal bestanden dat zal worden verwijderd, wordt weergegeven in het bevestigingsscherm. Raadpleeg uw netwerkbeheerder, als u uw wachtwoord bent vergeten.
E Druk op [Ja] om het bestand te verwijderen. Het geselecteerde bestand wordt verwijderd. Als u het bestand niet wilt verwijderen, drukt u op [Nee].
103
Andere afdrukbewerkingen
Afdrukken vanaf het scherm Taak per gebruikers-ID Hier wordt beschreven hoe in het apparaat opgeslagen bestanden vanaf het scherm Gebruikers-ID moeten worden afgedrukt.
De geselecteerde afdruktaak afdrukken
A Druk op de toets {Printer}.
3
Het printerscherm wordt weergegeven.
B Druk op het Printerscherm op [Afdruktaken].
Een lijst met gebruikers-ID’s, opgeslagen op het apparaat, wordt weergegeven.
C Klik op de Gebruikers-ID waarvan u het bestand wilt afdrukken.
U kunt geen meerdere gebruikers-ID’s tegelijk selecteren. Druk op [UVorige] of [TVolg.] om door de lijst te bladeren. Druk op [Wissen] om een selectie te annuleren.
104
Afdrukken vanaf het scherm Taak per gebruikers-ID
D Druk op [Lijst per gebr.ID].
3
De afdruktaaklijst van de geselecteerde gebruikers-ID verschijnt.
E Selecteer de gewenste afdruktaken.
Druk opnieuw op de gemarkeerde afdruktaak om een selectie te annuleren. Druk op [Alles wissen] om alle selecties te wissen.
F Druk op [Afdrukken]. Het bevestigingsscherm wordt weergegeven.
G Druk op [Ja]. De geselecteerde bestanden worden afgedrukt.
105
Andere afdrukbewerkingen
Alle afdruktaken afdrukken
A Druk op de toets {Printer}. Het printerscherm wordt weergegeven.
B Druk op het Printerscherm op [Afdruktaken].
3
Een lijst met gebruikers-ID’s, opgeslagen op het apparaat, wordt weergegeven.
C Klik op de Gebruikers-ID waarvan u het bestand wilt afdrukken.
U kunt geen meerdere gebruikers-ID’s tegelijk selecteren. Druk op [UVorige] of [TVolg.] om door de lijst te bladeren. Druk op [Wissen] om een selectie te annuleren.
D Druk op [Alle taken afdrukken].
Als de geselecteerde gebruikers-ID meerdere types afdruktaken heeft, verschijnt het selectiescherm van het type afdruktaak.
106
Afdrukken vanaf het scherm Taak per gebruikers-ID
E Selecteer het gewenste type voor de afdruktaak en druk vervolgens op [OK].
Het bevestigingsscherm wordt weergegeven. Het bevestigingsscherm verschijnt niet als de geselecteerde ID slechts één type afdruktaken heeft.
3
F Druk op [Ja]. De geselecteerde bestanden worden afgedrukt. Opmerking ❒ Nadat het afdrukken is voltooid, worden de testafdrukbestanden, de afdrukbestanden in wacht en de beveiligde afdrukbestanden verwijderd. ❒ U kunt geen afdruktaak selecteren die niet onder de geselecteerde gebruikers-ID is opgeslagen. ❒ Als u testafdruk selecteert met meerdere bestanden zonder dat hiervoor een hoeveelheid wordt ingesteld, wordt 1 pagina minder dan het minimum aantal van alle instellingen toegepast. ❒ Als u Opgeslagen afdruk selecteert, wordt het aantal dat u op het bevestigingsscherm instelt toegepast op alle bestanden van het geselecteerde type voor de afdruktaak. Als u geen hoeveelheid instelt, wordt het minimum aantal toegepast op alle bestanden. ❒ Als u Afdruk in wacht selecteert, geeft u het correcte wachtwoord op. Als er meerdere wachtwoorden zijn, drukt de machine alleen bestanden af die overeenstemmen met het opgegeven wachtwoord. ❒ Als u Opgeslagen afdrukbestanden hebt geselecteerd waarvan enkele een wachtwoord vereisen, drukt de machine de bestanden af die overeenstemmen met het opgegeen wachtwoord en de bestanden die geen wachtwoord vereisen.
107
Andere afdrukbewerkingen
Form Feed Deze paragraaf bevat instructie voor het gebruik van het apparaat in geval er geen lade is geselecteerd voor het papierformaat of -type, of wanneer het papier van het apparaat op is. Belangrijk ❒ De lade kan niet worden gewijzigd als de volgende functies zijn ingesteld:
• Nieten • Perforeren • Dubbelzijdig afdrukken naar een lade die geen dubbelzijdig afdrukken ondersteunt • Voorblad • Voor- en achterbladen • Tussenblad • Hoofdstukken instellen
3
Opmerking ❒ Als form feed is geselecteerd voor een lade met de volgende instellingen, kunt u de lade wijzigen door de instellingen ongedaan te maken:
• Nieten • Perforeren • Dubbelzijdig afdrukken ❒ Als Auto doorgaan is geselecteerd, wordt form feedpapier afgedrukt na een voorgedefineerd interval. Zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
Afdrukken vanuit een geselecteerde lade Een waarschuwingsbericht wordt weergegeven, als het apparaat geen lade heeft voor het geselecteerde papierformaat of -type, of als het geselecteerde papier in het apparaat op is. Als dit bericht verschijnt, volgt u de onderstaande procedure.
A Druk op de toets {Printer}. B Selecteer de lade voor form feed uit de lijst die in de display wordt weergegeven. Om met afdrukken te starten nadat u papier in de lade heeft geplaatst, laadt u eerst het juiste papier en selecteert hierna de lade.
C Druk op [OK]. Het apparaat drukt af met gebruikmaking van de geselecteerde lade. Opmerking ❒ Als een lade met een kleiner papierformaat is geselecteerd, wordt de afdruktaak mogelijk afgebroken of treden er andere problemen op.
108
Form Feed
Een afdruktaak annuleren Volg de onderstaande procedure om de afdruktaak te annuleren als het bericht waarin naar form feed wordt gevraagd verschijnt.
A Druk op de toets {Printer}. Het printerscherm wordt weergegeven.
B Druk op [Taak reset]. Verwijder de opgeslagen afdruktaken, en annuleer form feed.
3
C Druk op [Reset taak] om de huidige afdruktaak te annuleren of druk op [Reset alle taken] om alle taken te annuleren. Een bevestigingsvenster opent.
D Druk op [Ja] om de afdruktaak te annuleren. Druk op [Nee] om terug te keren naar de vorige display. Opmerking ❒ Druk op [Hervat afdrukken] om het afdrukken van afdruktaken te hervatten. ❒ Als het apparaat wordt gedeeld door verschillende computers, let er dan op of u niet per ongeluk de afdruktaak van een ander annuleert. ❒ Als het apparaat in Windows via een parallelle kabel is aangesloten op de computer, kunnen verstuurde afdruktaken worden geannuleerd als op [Reset alle taken] wordt gedrukt terwijl “Wachten...” op het display wordt weergegeven. Nadat het interval dat is ingesteld in [I/O time-out] van Printereigenschappen is verstreken, kan de volgende afdruktaak worden verstuurd. Een afdruktaak die vanaf een andere clientcomputer is verstuurd, wordt in dit geval niet geannuleerd. ❒ U kunt het afdrukken van gegevens die reeds verwerkt zijn, niet onderbreken. Daarom kan het afdrukken enkele pagina’s doorgaan nadat u op [Taak reset] hebt gedrukt. ❒ Het kan tevens een aanzienlijke tijd duren voordat een afdruktaak, met een groot gegevensvolume, wordt afgebroken. Verwijzing Zie Pag.110 “Een afdruktaak annuleren” voor meer informatie.
109
Andere afdrukbewerkingen
Een afdruktaak annuleren Deze paragraaf bevat instructies over het stoppen met afdrukken vanaf de computer of het display.
Een afdruktaak annuleren met gebruikmaking van het bedieningspaneel
A Druk op de toets {Printer}.
3
Het printerscherm wordt weergegeven.
B Druk op [Taak reset].
C Druk op [Reset taak] of [Reset alle taken].
• [Reset taak]: de afdruktaak annuleren die momenteel wordt verwerkt. • [Reset alle taken]: annuleert alle taken in afdrukwachtrij. • [Hervat afdrukken]: afdrukken van afdruktaken wordt hervat. Een bevestigingsvenster opent.
D Druk op [Ja] om de afdruktaak te annuleren. Druk op [Nee] om terug te keren naar de vorige display.
110
Een afdruktaak annuleren
Windows - Een afdruktaak annuleren vanaf de computer U kunt een afdruktaak vanaf de computer annuleren als de overdracht van afdruktaken nog niet is voltooid.
A Dubbelklik op het printerpictogram op de taaklade van Windows. Een venster opent met alle afdruktaken die momenteel in de afdrukwachtrij staan. Controleer de huidige status van de te annuleren taak.
B Selecteert de naam van de te annuleren taak. C In het menu [Document] klikt u op [Annuleren]. D Druk op de {Printer}-toets op het bedieningspaneel van het apparaat.
3
Opmerking ❒ Als het apparaat wordt gedeeld door verschillende computers, let er dan op of u niet per ongeluk de afdruktaak van een ander annuleert.
❒ Als het apparaat via een parallelle kabel is aangesloten op het apparaat, worden verstuurde afdruktaken geannuleerd als op [Reset alle taken] is gedrukt, terwijl “Wacht...” wordt weergegeven in de display. Nadat het interval dat is ingesteld in [I/O time-out] van Printereigenschappen is verstreken, kan de volgende afdruktaak worden verstuurd. Een afdruktaak die vanaf een andere clientcomputer is verstuurd, wordt in dit geval niet geannuleerd. ❒ In Windows XP, Windows Server 2003 of Windows NT 4.0 klikt u op [Annuleren] in het menu [Document]. ❒ In Windows 95/98/Me/2000 of Windows NT 4.0 kunt u tevens het venster met afdruktaken openen door te dubbelklikken op het apparaatpictogram van het venster [Printers] (het venster [Printers en faxapparaten] in Windows XP en Windows Server 2003). ❒ U kunt het afdrukken van gegevens die reeds verwerkt zijn, niet onderbreken. Daarom kan het afdrukken enkele pagina’s doorgaan nadat u op [Taak reset] hebt gedrukt. ❒ Het kan tevens een aanzienlijke tijd duren voordat een afdruktaak, met een groot gegevensvolume, wordt afgebroken.
111
Andere afdrukbewerkingen
Het foutenlogbestand controleren Konden bestanden niet worden afgedrukt door afdrukfouten, probeer dan achter de oorzaak van de fouten te komen door het foutenlog te controleren op het bedieningspaneel. Belangrijk ❒ De meest recente 30 fouten worden opgeslagen in het foutenlogboek. Als een nieuw foutenbestand wordt toegevoegd wanneer er al 30 fouten opgeslagen zijn, dan wordt het oudste foutenbestand verwijderd. Als de oudste fout echter behoort tot een van de volgende afdruktaken, wordt deze niet verwijderd. De fout wordt apart opgeslagen tot er 30 van dergelijke fouten zijn. U kunt elk van deze afdruktaken controleren in het foutenlogboek. • Testafdruk • Beveiligde afdruk • Afdruk in wacht • Opgeslagen afdruk ❒ Als de hoofdschakelaar wordt uitgezet, wordt het foutenlogboek verwijderd.
3
A Druk op de toets {Printer}.
Het printerscherm wordt weergegeven.
B Druk op [Foutenlogboek].
Een lijst geregistreerde fouten wordt weergegeven. Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen worden bepaalde fouten mogelijk niet weergegeven.
C Druk op de gewenste afdruktaaklijst. U kunt de taaklijst selecteren in [Volledige lijst], [Takenlijst Bev. afdruk], [Lijst vbl afdr.taken], [Lijst uitgest. afdr.tk] of [Lijst opgesl. afdr.tk.].
D Selecteer het afdrukbestand dat u wilt controleren en druk vervolgens op [Details]. Een gedetailleerd foutenlogboek verschijnt. Druk op [UVorige] of [TVolg.] om door de foutbestanden te bladeren.
112
Opmerking ❒ Druk op [Afsluiten] na controleren van de foutenregistratie. ❒ Druk op [Terug naar lijst] om terug te keren naar het foutenlogboek. ❒ Om bestanden in de foutenregistratie af te drukken, verstuurt u ze opnieuw nadat de opgeslagen bestanden zijn afgedrukt of verwijderd.
Spoolafdrukken
Spoolafdrukken Met Spoolafdrukken kunt u afdruktaken die worden overgedragen vanaf een computer, tijdelijk opslaan om ze af te drukken wanneer ze zijn overgedragen. Spoolafdrukken bekort de afdruktijd en maximaliseert de printerefficiëntie. Belangrijk ❒ Tijdens het Spoolafdrukken wordt de harde schijf gebruikt en knippert het lampje Data-In. De vaste schijf kan beschadigd raken wanneer tijdens Spoolafdrukken de computer of het apparaat wordt uitgeschakeld. Ook worden de gespoolde taken verwijderd als tijdens het Spoolafdrukken de computer of het apparaat wordt uitgeschakeld. Schakel daarom tijdens het Spoolafdrukken, de stroomvoorziening van de computer of het apparaat niet uit. ❒ Als gegevens naar het apparaat worden gestuurd via andere protocollen dan diprint, lpr, ipp, ftp, sftp en smb, kan Spoolafdrukken niet worden uitgevoerd.
3
❖ Spoolafdrukken instellen Spoolafdrukken kan door middel van telnet of met de Web Image Monitor worden ingesteld. • Web Image Monitor gebruiken Zie de Netwerkhandleiding of Help voor meer informatie. • Telnet gebruiken Typ “spoolsw spool on” om Spoolafdrukken te configureren. Zie de Netwerkhandleiding voor meer informatie over telnet. ❖ Een lijst gespoolde taken bekijken op het displaypaneel Een lijst gespoolde taken kan worden bekeken op het scherm van het display, als Spoolafdrukken is ingesteld. Selecteer de toets {Printer} en druk vervolgens op [Takenlijst spoolen]. Een lijst gespoolde taken verschijnt. • Taken verwijderen Selecteer de bestanden die moeten worden verwijderd en druk vervolgens op [Verwijderen]. ❖ Gespoolde taken bekijken/verwijderen in Web Image Monitor Start Web Image Monitor en geef het IP-adres van het apparaat op in de adresbalk. Dit wordt bovenaan op de pagina weergegeven. Zie de Netwerkhandleiding voor meer informatie. Opmerking ❒ Maximaal 150 taken kunnen tegelijk door Spoolafdrukken worden verwerkt.
❒ Als Spoolafdrukken niet ingesteld, dan kunt u [Takenlijst spoolen] niet selecteren. ❒ De eerste pagina afdrukken met Spoolafdrukken verloopt traag. ❒ De computer kent relatief minder processortijd aan afdruktaken toe als grotere gegevenshoeveelheden worden gespooled. ❒ Opgeslagen gespoolde taken kunnen met Web Image Monitor worden bekeken of verwijderd.
113
Andere afdrukbewerkingen
Gebruikersgedefinieerde pagina’s Met deze functie kunt u de paginanummers instellen voor de afzonderlijke invoerladen. Belangrijk ❒ Deze functie is alleen beschikbaar voor het PCL 6/5c-printerstuurprogramma.
❒ Als [Document Server] is geselecteerd onder [Job type:], kunt u Gebruikersgedefinieerde pagina niet gebruiken. ❒ Als [Gebruikergedefinieerde pagina's] is geselecteerd onder [Papierkeuze:] op het tabblad [Papier], kunt u [Lay-out:] niet selecteren.
3
AEV044S
Verwijzing Zie de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over afdrukmethoden.
114
Afdrukken met gebruikmaking van de Finisher
Afdrukken met gebruikmaking van de Finisher U kunt afgedrukt papier sorteren, nieten of perforeren door de optionele finisher te installeren. Stel u zelf in kennis van de volgende voorzorgsmaatregelen en tref deze maatregelen wanneer u de optionele finisher gebruikt. Belangrijk ❒ Maak de instellingen voor de apparaatopties met gebruikmaking van het printerstuurprogramma als bidirectionele comunicatie is uitgeschakeld. ❒ Stel via het printerstuurprogramma het papierformaat en papierrichting in wanneer u de functies dubbelzijdig afdrukken, boekje afdrukken, gecombineerd afdrukken (lay-out), nieten of perforeren gebruikt. ❒ Op het apparaat kan op elk bepaald moment slechts één de volgende finishers zijn geïnstalleerd: Finisher SR3000, Finisher SR3010 of Finisher SR1000.
3
Opmerking ❒ Afhankelijk van de toepassing, zijn afdrukinstellingen mogelijk niet ingeschakeld en voldoen afdrukken soms niet aan de verwachting.
❒ Wanneer u via het printerstuurprogramma Nieten of Sorteren instelt, dient u het selectievakje Sorteren uit te schakelen in het dialoogvenster [Afdrukken] van de toepassing. Als Sorteren is ingeschakeld in de toepassing, wordt niet op de gewenste wijze afgedrukt. ❒ Na hervatten van de afdruktaak na een papierstoring, is de afdrukpositie mogelijk gewijzigd afhankelijk van de plaats van de papierstoring. • Als een papierstoring optreedt in de optionele finisher, wordt de afdruktaak hervat vanaf eerste pagina of huidige pagina van de afdruktaak afhankelijk van de plaats van de papierstoring. • Als de papierstoring optreedt in het apparaat, wordt de afdruktaak hervat vanaf de pagina die op het moment van de papierstoring wordt afgedrukt. • Zelfs als de papierstoring optreedt in het apparaat, wordt de fout niet verholpen zonder dat de klep van de finisher wordt geopend en gesloten. Verwijzing Zie de Help-functie van het printerstuurprogramma voor meer informatie over dubbelzijdig afdrukken, boekje afdrukken of gecombineerd afdrukken (lay-out).
Voor meer informatie over de optionele finisher, zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen. Raadpleeg Problemen oplossen om papierstoringen te verhelpen.
115
Andere afdrukbewerkingen
Nieten Als de optionele Finisher SR3010, Finisher SR3000 of Finisher 1000 is geïnstalleerd, kunt u sets afzonderlijk nieten terwijl u diverse sets afdrukt.
Nietpositie De gespecificeerde nietpositie is afhankelijk van het papierformaat, -type, hoeveelheid en invoerrichting. In de volgende tabel worden de nietposities weergegeven:
3
Papierrichting op Richting het apparaat afdrukgegevens
Nietpositie Finisher 1000
Finisher 3010
Finisher 3000
Staand
Liggend
Staand
Liggend NL ANW100S
Opmerking ❒ Het kan voorkomen dat het nieten niet op de gespecificeerde positie plaatsvindt, als gecombineerd afdrukken (lay-out) en dubbelzijdig afdrukken beide zijn geselecteerd. Nadat u de nietpositie hebt ingesteld, gebruikt u het voorbeeldpictogram van het printerstuurprogramma om de positie voorafgaand aan het afdrukken te controleren. Verwijzing Voor meer informatie over papierformaten en maximum aantallen vellen, beschikbaar voor nieten, zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
Zie de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over afdrukmethoden.
116
Afdrukken met gebruikmaking van de Finisher
Voorzorgsmaatregelen bij nietprocedures Belangrijk ❒ U kunt alleen nieten indien de optionele finisher is geïnstalleerd.
❖ Afdrukken gecombineerd met nieten wordt geannuleerd onder de volgende voorwaarden: • Als het aantal pagina’s het maximumaantal voor nieten overschrijdt. • Als een papierformaat is geselecteerd waarbij nieten onmogelijk is. • Als een papiertype is geselecteerd waarbij nieten onmogelijk is. • Als posities zijn ingesteld die voor nieten zijn voorgedefinieerd. • Als er inconsistenties bestaan tussen de richting in de dubbelzijdige modus en de nietpositie. • Als er inconsistenties bestaan tussen de richting in de briefhoofdmodus en de nietpositie. • Als de papierformaten verschillen terwijl een afwijkende papierformaat is gespecificeerd voor een afdruktaak. • Wanneer papier wordt geladen via de handinvoerlade. • Als de nietjes op zijn en Automatisch doorgaan is ingesteld, wordt de afdruktaak voortgezet zonder te nieten nadat het bericht is weergegeven. • Als er slechts 1 pagina wordt afgedrukt. Als de nietjes op zijn. ❒ ❒ ❒ ❒
❒ ❒ ❒ ❒ ❒
3
Opmerking Als het nieten wordt geannuleerd, verschijnt “BD: Nieten is geannuleerd.”. Als Nieten of Gestaffeld sorteren is geselecteerd terwijl de optionele Finisher SR3010, Finisher SR3000 of Finisher SR1000 is geïnstalleerd, wordt het papier uitgevoerd naar de staffeluitvoer voor de finisher, ongeacht de instelling. Bij het afdrukken van briefhoofden, komen de nietjes mogelijk niet op de gespecificeerde positie. Als u geen instellingen voor de nietfunctie kunt maken, zelfs wanneer de Finisher SR3000, Finisher SR3010 of Finisher SR1000 is geïnstalleerd, zijn in het printerstuurprogramma opties mogelijk niet correct geconfigureerd. Correcte optie-instellingen in het printerstuurprogramma. Raadpleeg voor meer informatie de Help van het printerstuurprogramma. Als de finisher wordt gebruikt door een andere functie (bijvoorbeeld kopiëren), dient u de afdruktaak te starten nadat die functie is voltooid. Stel voor het nieten via het printerstuurprogramma het papierformaat en -richting in. Als dubbelzijdig afdrukken is geselecteerd, past u de nietposities aan op basis van de bindrichting. Afhankelijk van de software die u gebruikt, worden de afdrukinstellingen mogelijk niet opgeslagen en is het resultaat soms niet naar verwachting. Als u Nieten instelt voor het printerstuurprogramma, zorg er dan voor dat de sorteeroptie niet is geselecteerd als afdrukoptie van de toepassing. Als een sorteeroptie is geselecteerd in de toepassing, kan niet op de beoogde wijze worden afgedrukt.
117
Andere afdrukbewerkingen
Perforeren Wanneer de optionele 2-lade finisher is geïnstalleerd, kunnen gaatjes worden geperforeerd in de afgedrukte uitvoer.
Perforeerpositie De opgegeven perforeerpositie varieert afhankelijk van de papiertoevoer en de richting van de afdrukgegevens. In de volgende tabel worden de perforeerposities weergegeven:
3
Papierrichting op het apparaat
Richting afdrukgegevens
Perforeerpositie 2 gaatjes
3 gaatjes
4 gaatjes
Staand
Liggend
Staand
Landscape
NL ANV101S
Opmerking ❒ De perforatieposities zullen licht variëren van pagina tot pagina omdat de gaatjes in elk blad afzonderlijk worden geperforeerd. Verwijzing Voor meer informatie over papierformaten die kunnen worden geperforeerd, zie Kopieer-/Document Server-handleiding.
Zie de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over afdrukmethoden.
118
Afdrukken met gebruikmaking van de Finisher
Voorzorgsmaatregelen bij het perforeren Neem deze voorzorgsmaatregelen in acht bij het gebruik van de perforeerfunctie. Belangrijk ❒ Als u deze functie wilt kunnen gebruiken, moet de optionele lade Finisher SR3000 en perforeereenheid op de printer zijn geïnstalleerd.
❖ Afdrukken met perforeren wordt geannuleerd onder de volgende voorwaarden: • Als een papiertype is geselecteerd waarbij perforeren onmogelijk is. • Als een papierformaat is geselecteerd waarbij perforeren onmogelijk is. • Als posities anders dan die zijn vastgesteld voor perforeren zijn opgegeven. • Als er inconsistenties bestaan tussen de richting in de dubbelzijdige modus en de perforeerpositie. • Als er inconsistenties bestaan tussen de richting in de briefhoofdmodus en de perforeerpositie. • Wanneer papier wordt geladen via de handinvoerlade. • Wanneer de opvanglade voor het perforatie-afval vol is en Automatisch doorgaan is ingesteld, zal het afdrukken doorgaan zonder perforeren nadat het bericht is verschenen. • Als er bij het gebruik van de nietpositie inconsistenties bestaan tussen de nietpositie en de perforeerpositie. ❒ ❒ ❒
❒ ❒ ❒ ❒ ❒ ❒
Opmerking Als het perforeren wordt geannuleerd, verschijnt “BE: Perforeren is geannuleerd.”. Bij het afdrukken op briefhoofdpapier, komen de perforaties mogelijk niet op de gespecificeerde positie. Als u geen instellingen voor de perforeerfunctie kunt maken, zelfs wanneer de optionele finisher is geïnstalleerd, zijn in het printerstuurprogramma opties mogelijk niet correct geconfigureerd. Correcte optie-instellingen in het printerstuurprogramma. Raadpleeg voor meer informatie de Help van het printerstuurprogramma. Als dubbelzijdig afdrukken is geselecteerd, past u de perforatieposities aan op basis van de bindrichting. Zorg ervoor dat u de perforeerpositie identiek aan de nietpositie instelt wanneer u de nietfunctie gebruikt. Stel voor het perforeren via het printerstuurprogramma het papierformaat en -richting in. Afhankelijk van de toepassing, zijn afdrukinstellingen mogelijk niet ingeschakeld en voldoen afdrukken soms niet aan de verwachting. Als u Perforeren instelt voor het printerstuurprogramma, zorg er dan voor dat de sorteeroptie niet is geselecteerd als afdrukoptie van de toepassing. Als een sorteeroptie is geselecteerd in de toepassing, kan niet op de beoogde wijze worden afgedrukt.
3
119
Andere afdrukbewerkingen
Sorteren Tijdens het afdrukken van diverse documenten zoals handouts voor vergaderingen, kunt u afzonderlijke sets ordelijk sorteren. Deze functie is bekend als “Sorteren”. Bij Sorteren worden bestanden die van een computer worden overgedragen, opgeslagen in het printergeheugen of in het vaste schijfstation. Er zijn drie sorteertypen: Belangrijk ❒ Als in de eerste set Auto doorgaan optreedt, wordt Sorteren geannuleerd.
3
❒ Als in de eerste set geforceerd afdrukken optreedt, wordt Sorteren geannuleerd. ❒ Wanneer u Sorteren instelt via het printerstuurprogramma, zorg er dan voor dat er geen sorteeroptie is ingesteld als afdrukoptie van de toepassing. Als een sorteeroptie is geselecteerd, kan niet op de beoogde wijze worden afgedrukt. Opmerking ❒ Stel Sorteren en Geroteerd sorteren in bij het gebruik van het RPCS-printerstuurprogramma. ❒ Volg de onderstaande procedure als u een ander printerstuurpogramma gebruikt dan RPCS: • Stel Sorteren en Geroteerd sorteren in in het printerstuurprogramma. • Als u Geroteerd Sorteren niet kunt maken, zelfs wanneer de optionele finisher is geïnstalleerd, zijn opties mogelijk niet correct ingesteld in het printerstuurprogramma. Corrigeer de optie-instellingen van het printerstuurprogramma. • Raadpleeg voor meer informatie de Help van het printerstuurprogramma.
Sorteren De afdrukken worden samengevoegd in ordelijke sets, met de juiste paginavolgorde.
AEU016S
120
Afdrukken met gebruikmaking van de Finisher
Geroteerd sorteren De sets worden om en om geroteerd, over een hoek van 90 graden.
3
AEU017S
Belangrijk ❒ De functie Geroteerd Sorteren vereist twee papierladen met hetzelfde papierformaat maar wel in verschillende richtingen.
❒ Als de uitvoerlade een staffelfunctie heeft, wordt Gestaffeld sorteren toegepast, zelfs als Geroteerd sorteren is geselecteerd.
❖ Als Geroteerd sorteren wordt geannuleerd Als de volgende functies worden geselecteerd, worden Sorteren en Gestaffeld Sorteren toegepast, zelfs als Geroteerd sorteren is geselecteerd: • Indien in combinatie met de nietfunctie. • Indien in combinatie met de perforeerfunctie. • Als er taken worden ingesteld met pagina’s van verschillend formaat. • Als de uitvoerlade wordt opgegeven. • Indien in combinatie met de voor- en achterbladfunctie. • Indien in combinatie met de tussenbladfunctie. • Indien in combinatie met de hoofdstukinstellingsfunctie. • Als aangepast papierformaat is ingesteld. Opmerking ❒ Wanneer Geroteerd Sorteren is geselecteerd, wordt de afdruksnelheid lager dan bij andere sorteerfuncties.
Gestaffeld sort. De optionele finisher is verplicht voor deze functie. De finisher staffeluitvoer beweegt voorwaarts en achterwaarts wanneer een taak of set wordt afgeleverd, zodat scheiding tussen de sets of taken wordt gerealiseerd.
AEU018S
121
Andere afdrukbewerkingen
Voorbladen Met deze functie kunt u voor- en achterflappen invoegen die vanaf een andere lade naar die de hoofdlade worden gevoerd waarna ze worden bedrukt. Belangrijk ❒ Om deze functie te gebruiken, dient u Sorteren in te stellen. Geroteerd sorteren kan niet worden ingesteld.
❒ De voorbladen moeten hetzelfde formaat en invoerrichting hebben als het papier voor de documentinhoud.
3
❖ Voorblad Druk de eerste pagina van het document af op het vel, bedoeld als voorblad. • Eenzijdig afdrukken Slechts één zijde van het voorblad bedrukken, zelfs wanneer dubbelzijdig afdrukken is geselecteerd.
AEV016S
• Afdrukken op beide zijden Afdrukken op beide zijden van het voorblad als dubbelzijdig afdrukken is geselecteerd. • Het voorblad aan beide zijden bedrukt
AEV017S
• Het voorblad op één zijde bedrukt
AEV032S
122
Voorbladen
• Blanco • Wanneer éénzijdig wordt afgedrukt
AEV018S
• Wanneer dubbelzijdig wordt afgedrukt
3
AEV033S
❖ Voor- en achterblad De eerste en laatste pagina van het document worden als voor- en achterblad afgedrukt. • Eenzijdig afdrukken Slechts één zijde van het voorblad bedrukken, zelfs wanneer dubbelzijdig afdrukken is geselecteerd. • Achterblad met de bedrukte zijde naar binnen
AEV034S
• Afdrukken op beide zijden Afdrukken op beide zijden van het voorblad als dubbelzijdig afdrukken is geselecteerd. • Het voorblad aan beide zijden bedrukt, het achterblad met de bedrukte zijde naar binnen en een oneven aantal pagina’s
AEV037S
123
Andere afdrukbewerkingen
• Voorblad aan één zijde bedrukken, het achterblad met de bedrukte zijde naar binnen en een even aantal pagina’s
1 AEV038S
• Voorblad aan één zijde bedrukken, het achterblad met de bedrukte zijde naar binnen en een oneven aantal pagina’s
3
AGP009S
U kunt niet afdrukken op de buitenzijde van het achterblad. • Blanco • Wanneer éénzijdig wordt afgedrukt
AEV040S
• Wanneer dubbelzijdig wordt afgedrukt
AEV041S
124
Voorbladen
Opmerking ❒ Als “Lade automatisch selecteren” is ingesteld als papierinvoerlade voor de rapportinhoud, wordt het papier aangeleverd vanaf een lade met papier in de K-richting. Als het voorblad is ingesteld op de L-richting, zijn de richtingen van het voorblad en documentinhoud niet hetzelfde. Verwijzing Zie de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over afdrukmethoden.
3
125
Andere afdrukbewerkingen
Hoofdstukken instellen De opgegeven pagina wordt afgedrukt op dezelfde zijde als de eerste pagina, zoals in een boek. U kunt ook hoofdstuktussenbladen invoegen voor de opgegeven pagina’s en selecteren of er al dan niet moet worden afgedrukt op de tussenbladen.
Geen tussenbladen De opgegeven pagina wordt altijd afgedrukt op dezelfde zijde als de eerste pagina.
3
AJO025S
Opmerking ❒ Deze functie is alleen geldig bij dubbelzijdig afdrukken.
❒ Met het printerstuurprogramma kunt u maximaal 20 pagina’s opgeven als de voorbladen van de hoofdstukken. ❒ Deze functie kan samen met afdrukken combineren (lay-out) worden gebruikt. Verwijzing Zie de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over afdrukmethoden.
126
Hoofdstukken instellen
Hoofdstuktussenbladen invoegen Voeg een hoofdstuktussenblad vóór de opgegeven pagina. • Afdrukken Drukt af op hoofdstuktussenbladen. Wanneer dubbelzijdig afdrukken is geselecteerd, wordt afgedrukt op beide zijden van de tussenbladen.
3
AJO023S
• Blanco
AJO024S
Opmerking ❒ Met het printerstuurprogramma kunt u maximaal 20 pagina’s opgeven als de voorbladen van de hoofdstukken. ❒ Het tussenblad moet hetzelfde formaat en invoerrichting hebben als het papier voor de documentinhoud. ❒ Als “Lade automatisch selecteren” is geselecteerd als de papierinvoerlade voor de rapportinhoud, wordt het papier aangevoerd vanaf de lade met papier in de K richting. Als het voorblad is ingesteld op de L richting, verschilt de richting van het voorblad met die van de inhoud. ❒ U kunt niet dezelfde papierinvoerlade instellen voor de documentinhoud en het tussenblad. Verwijzing Zie de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over afdrukmethoden.
127
Andere afdrukbewerkingen
Tussenblad ❖ Een tussenblad invoegen tussen alle pagina’s • Afdrukken
3
AEV019S
• Blanco
AEU023S
❖ Een tussenblad invoegen tussen OHP-transparanten • Afdrukken
AEV020S
• Blanco
AEU024S
128
Tussenblad
Opmerking ❒ Sorteren kan niet worden ingesteld bij gebruik van tussenbladen.
❒ Wanneer het dubbelzijdig afdrukken of voorblad afdrukken aan staat, dan kunt u geen tussenbladen tussenvoegen. ❒ Het tussenblad dient hetzelfde formaat en richting te hebben als het basispapier. ❒ Als “Lade automatisch selecteren” is geselecteerd als de papierinvoerlade voor de rapportinhoud, wordt het papier aangevoerd vanaf de lade met papier in de K richting. Als het voorblad is ingesteld op de L richting, verschilt derhalve de richting van het voorblad met die van de inhoud. ❒ Voor het basispapier (voor inhoud) kan niet dezelfde papierinvoerlade worden gekozen als voor de tussenbladen.
3
129
Andere afdrukbewerkingen
3
130
4. Direct afdrukken vanaf een digitale camera (PictBridge) Wat is PictBridge? U kunt op dit apparaat een met PictBridge compatibele digitale camera aansluiten via een USB-kabel. Dit geeft u de mogelijkheid om foto’s die u met de digitale camera hebt gemaakt direct via de digitale camera af te drukken.
AMT014S
Als u deze functie wilt kunnen gebruiken, moet het apparaat aan de volgende vereisten voldoen: • USB host interface-kaart • Direct afdrukken-kaart voor camera Opmerking ❒ Controleer of uw digitale camera compatibel is met PictBridge.
❒ Tijdens één afdruktransactie kunnen er maximaal 999 afbeeldingen van de digitale camera naar het apparaat worden verzonden. Bij een poging om meer afbeeldingen te verzenden, wordt een foutbericht naar de camera verzonden en mislukt het afdrukken. ❒ Omdat de afdrukomstandigheden op de digitale camera worden gespecificeerd, hangt het van de desbetreffende digitale camera af welke parameters kunnen worden gespecificeerd. Raadpleeg de handleiding bij uw digitale camera voor meer informatie. ❒ Deze functie is compatibel met USB 1.1.
131
Direct afdrukken vanaf een digitale camera (PictBridge)
Afdrukken met PictBridge Volg de onderstaande procedure om het afdrukken met PictBridge op dit apparaat te starten. Belangrijk ❒ Maak de USB-kabel niet los terwijl gegevens worden verzonden. Anders zal het afdrukken namelijk mislukken.
❒ De USB host interface-kaart wordt bij de USB-kabel geleverd samen met een haak voor het oprollen en ophangen van de kabel.
A Bevestig de haak aan de achterzijde van het apparaat bij de USB-aansluiting slot. Bevestig de haak zodanig dat de bediening van het apparaat en de toegang tot het apparaat niet worden belemmerd.
4
B Controleer of het apparaat en de digitale camera beide zijn ingeschakeld. C Sluit de optionele USB host interface-kaart in het apparaat via een USB-kabel aan op de digitale camera. De Data In-indicator op het apparaat knippert gedurende enkele seconden en op het apparaat wordt “PctBrdg” weergegeven. Dit betekent dat het apparaat de digitale camera heeft herkent als een PictBridge-apparaat.
AMT016S
D Maak de USB-kabel vast met aan de bijgeleverde haak.
AMT017S
132
Afdrukken met PictBridge
E Selecteer op uw digitale camera de afbeeldingen die u wilt afdrukken en geef de afdrukinstellingen op.
F Het apparaat ontvangt de instellingen van de digitale camera en begint met afdrukken.
Opmerking ❒ Omdat de afdrukomstandigheden op de digitale camera worden gespecificeerd, hangt het van de desbetreffende digitale camera af welke parameters kunnen worden gespecificeerd. Raadpleeg de handleiding bij uw digitale camera voor meer informatie.
❒ Bij sommige digitale camera’s moeten instellingen worden opgegeven voor handmatige bediening bij het gebruik van PictBridge. Raadpleeg de handleiding bij uw digitale camera voor meer informatie.
4
133
Direct afdrukken vanaf een digitale camera (PictBridge)
De mogelijkheden op dit apparaat Dit apparaat biedt met de PictBridge-functie de onderstaande mogelijkheden. De volgende instellingen zijn voor deze functies beschikbaar: • Eén afbeelding afdrukken • Geselecteerde afbeelding afdrukken • Alle afbeeldingen afdrukken • Index afdrukken • Aanpassen • Datum en bestandsnaam afdrukken • Papierformaat • Afdrukformaat afbeelding • Lay-out meerdere afbeeldingen • Afdrukkwaliteit • Kleurovereenkomst • Specificatie papiertype • Formulier afdrukken • Cameramemo afdrukken
4
Opmerking ❒ Dit apparaat ondersteunt de volgende instellingen niet:
• DPOF afdrukken • Zonder marge afdrukken ❒ De instellingsparameters en de namen daarvan kunnen variëren afhankelijk van de digitale camera. Raadpleeg de handleiding bij uw digitale camera voor meer informatie.
Index afdrukken ❖ A3 (297 × 420) Horizontale afbeeldingen × verticale afbeeldingen (inch)
Papierrichting
12 × 16
K
16 × 12
L
❖ A4 (210 × 497) Horizontale afbeeldingen × verticale afbeeldingen (inch)
134
Papierrichting
8 × 12
K
12 × 8
L
De mogelijkheden op dit apparaat
❖ A5 (148 × 210) Horizontale afbeeldingen × verticale afbeeldingen (inch)
Papierrichting
5×8
K
8×5
L
❖ Letter (81/2 × 11) Horizontale afbeeldingen × verticale afbeeldingen (inch)
Papierrichting
8 × 10
K
10 × 8
L
4
❖ B4 (257 × 367) Horizontale afbeeldingen × verticale afbeeldingen (inch)
Papierrichting
10 × 14
K
14 × 10
L
Opmerking ❒ Indexafdrukken variëren afhankelijk van de richting van het papier in de lade met het opgegeven formaat.
❒ Afhankelijk van de digitale camera kan form feed worden tussengevoegd na het einde van één set afbeeldingen van één bepaald type. ❒ Het aantal afbeeldingen per papierformaat ligt vast.
Aanpassen Gebruik deze functie om uitsluitend het gedeelte binnen het aanpassingsgebied dat op de digitale camera is gespecificeerd af te drukken.
AGZ007S
*1
-- Aanpassingsgebied
135
Direct afdrukken vanaf een digitale camera (PictBridge)
Datum en bestandsnaam afdrukken Gebruik deze functie om de datum en/of bestandsnaam onder de afbeelding af te drukken.
4 AGZ005S
In de bovenstaande figuur geeft “aaaaa” de bestandsnaam aan en “bbbbb” de datum.
Papierformaat Gebruik deze functie om op papier af te drukken van het formaat dat op de digitale camera is gespecificeerd. Naam papierformaat
Werkelijk formaat
2L (5” × 7”)
178 mm × 127 mm (5 inch × 7 inch)
Briefkaart
148 mm × 100 mm
100 mm × 150 mm
150 mm × 100 mm
4” × 6”
152,4 mm × 101,6 mm (4 in × 6 in)
8” × 10”
254 mm × 203,2 mm (8 in × 10 in)
Letter (8 /2” × 11”)
279,4 mm × 216 mm (8 1/2 × 11 inch)
11” × 17”
431,8 mm × 279,4 mm (11 inch × 17 inch)
A3
420 mm × 297 mm
A4
297 mm × 210 mm
A5
210 mm × 148 mm
A6
148 mm × 105 mm
B4
364 mm × 257 mm
B5
257 mm × 182 mm
B6
182 mm × 128 mm
1
Opmerking ❒ Niet-gedefinieerd formaat opgeven voor de formaten 2L (5” × 7”), 100 mm × 150 mm, 4” × 6”, 8” × 10”, A6, B5 en B6.
136
De mogelijkheden op dit apparaat
Afdrukformaat afbeelding Gebruik deze functie om afbeeldingen af te drukken van het formaat dat op de digitale camera is gespecificeerd.
4 AGZ008S
-- geeft het afbeeldingsformaat aan dat op de camera is gespecificeerd. U kunt de volgende afdrukformaten voor de afbeelding opgeven:
❖ Vast formaat • 3,25” × 2,5” • 5” × 2,5” • 6” × 4” • 7” × 5” • 10” × 8” • 254 mm × 178 mm • 110 mm × 74 mm • 89 mm × 55 mm • 148 mm × 100 mm • 8 cm × 6 cm • 10 cm × 7 cm • 13 cm × 9 cm • 15 cm × 10 cm • 18 cm × 13 cm • 21 cm × 15 cm • 24 cm × 18 cm Opmerking ❒ Er treedt een fout op als het opgegeven formaat groter is dan het werkelijke papierformaat.
137
Direct afdrukken vanaf een digitale camera (PictBridge)
Lay-out meerdere afbeeldingen Gebruik deze functie om meerdere afbeeldingen op het opgegeven papier af te drukken.
4 AGZ002S
Het aantal afbeeldingen dat op één pagina kan worden afgedrukt, is als volgt: Papierformaat
138
Aantal afbeeldingen dat kan worden opgegeven
2L (5” × 7”)
2, 4, 8, 9
Briefkaart
2, 4
100 mm × 150 mm
2, 4
4” × 6”
2, 4, 8, 9
8” × 10”
2, 4, 8, 9, 16, 25, 32
Letter (8 1/2” × 11”)
2, 4, 8, 9, 16, 25, 32
11” × 17”
2, 4, 8, 9, 16, 25, 32, 49, 64
A3
2, 4, 8, 9, 16, 25, 32, 49, 64
A4
2, 4, 8, 9, 16, 25, 32
A5
2, 4, 8, 9, 16
A6
2, 4, 8
B4
2, 4, 8, 9, 16, 25, 32, 49
B5
2, 4, 8, 9, 16, 25
B6
2, 4, 8, 9
De mogelijkheden op dit apparaat
Het aantal afbeeldingen dat en de rangschikking van de afbeeldingen die kan worden opgegeven, is als volgt: Aantal afbeeldingen
Verticale afbeeldingen × horizontale afbeeldingen
Papierrichting
2
2×1
K
4
2×2
L
8
4×2
K
9
3×3
L
16
4×4
L
25
5×5
L
32
8×4
K
36
6×6
L
49
7×7
L
64
8×8
L
4
Opmerking ❒ Afhankelijk van de gebruikte digitale camera, kan form feed tussen afbeeldingen worden gevoegd. ❒ Afdrukken is op de gespecificeerde wijze wellicht niet mogelijk, afhankelijk van de specificaties voor het aantal af te drukken afbeeldingen.
Afdrukkwaliteit Gebruik deze functie om afbeeldingen af te drukken volgens de geselecteerde afdrukkwaliteit. Als u [Standaard] of [Normaal] selecteert, drukt het apparaat af op 600 dpi × 600 dpi (2-bits); als u [Fijn] selecteert, drukt het apparaat af op 600 dpi × 600 dpi (4bits).
Kleurovereenkomst Gebruik deze functie om bij het afdrukken van afbeeldingen de kleuren te optimaliseren. Als u [Standaard] of [Uit] selecteert, heeft op het apparaat de gradatie voor kleurovereenkomst prioriteit; als u [Aan] selecteert, krijgt intensiteit prioriteit.
139
Direct afdrukken vanaf een digitale camera (PictBridge)
Specificatie papiertype Bij deze functie stuurt het apparaat informatie over het papiertype naar de digitale camera. De namen van de papiertypen die op het scherm van de digitale camera worden weergegeven, verschillen van de namen die op het apparaat worden weergegeven. Gebruik de onderstaande tabel om de papiertypen op elkaar af te stemmen. Om de naam van een papiertype op het scherm van de digitale camera weer te geven, moet u het papiertype van het apparaat correct instellen op het display van het apparaat. Het papiertype dat door de digitale camera wordt gedetecteerd
4
Het papiertype van het apparaat
Standaard
Alle papiertypen
Normaal papier
Normaal of gerecycled papier
Formulier afdrukken Gebruik deze functie om afbeeldingen af te drukken volgens een vooraf bepaalde lay-out indeling.
AGZ009S
Cameramemo afdrukken Gebruik deze functie om tekstgegevens samen met een afbeelding af te drukken als deze bij de afbeelding behoort.
140
PictBridge afsluiten
PictBridge afsluiten Volg de onderstaande procedure om de PictBridge-modus af te sluiten. Belangrijk ❒ Maak de USB-kabel niet los terwijl gegevens naar het apparaat worden verzonden. Anders zal het afdrukken namelijk mislukken.
A Controleer of de status “Gereed” wordt weergegeven op het display van het apparaat.
B Koppel de USB-kabel los van het apparaat.
4
141
Direct afdrukken vanaf een digitale camera (PictBridge)
Overige informatie Voor meer informatie over afdrukken via dit apparaat, zie: Verwijzing Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informatie over papierformaat, papiertype of lade-instellingen.
4
142
5. Opslaan en afdrukken met gebruikmaking van de Document Server Toegang tot de Document Server Met de Document Server kunt u documenten opslaan op de harde schijf van het apparaat, zodat u deze kunt bewerken en afdrukken zoals en wanneer u dat wilt. Belangrijk ❒ Toepassingen met eigen stuurprogramma’s zoals PageMaker, ondersteunen deze functie niet. Opmerking ❒ Als u de Document Server gebruikt, kunt u de volgende functies selecteren via het bedieningspaneel van het apparaat:
❒ ❒ ❒ ❒
❒
• Exemplaren • Sorteren • Dubbelzijdig • Nieten • Papierselectie: Bronlade papier, papiertype, uitvoerlade papier. • Functies die verwant aan met de papierselectie: Voorblad, Tussenblad. De bovenstaande items worden gedimd weergegeven, zodat u ze niet kunt instellen vanuit het eigenschappenvenster van de printer wanneer de Document Server is geselecteerd. U dient een gebruikers-ID in te voeren van maximaal acht alfanumerieke tekens. U dient een Wachtwoord en een Bestandsnaam in te voeren om de taak te onderscheiden van andere taken. U kunt maximaal 1.000 bestanden opslaan in de Document Server. Er kunnen geen nieuwe bestanden worden opgeslagen nadat 1.000 bestanden zijn bereikt. Zelfs als er minder dan 1.000 bestanden zijn opgeslagen, kunt u geen nieuwe bestanden opslaan als • een bestand uit meer dan 1.000 pagina’s bestaat, • het totale aantal pagina’s in opgeslagen in bestanden groter is dan 2.000, • de vaste schijf vol is. De Document Server slaat ook bestanden op die werden gescand met de Automatic Document Feeder (ADF) of glasplaat. U moet af en toe onnodige opgeslagen bestanden verwijderen zodat de capaciteit van de harde schijf niet wordt overschreden. Raadpleeg de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informatie over het verwijderen van opgeslagen bestanden.
143
Opslaan en afdrukken met gebruikmaking van de Document Server
❒ Als u de harde schijf gebruikt voor andere functies dan de Document Server, kunt u mogelijk geen nieuwe bestanden opslaan in de Document Server, zelfs als er minder dan 1.000 bestanden zijn opgeslagen. Verwijzing Raadpleeg de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informatie over Document Server-functies.
Zie de help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over een verbinding maken met de Document Server vanaf een client.
5
144
6. De functie en instellingen van het apparaat Mainframe Netwerkhandleiding, PostScript 3 Supplement en UNIX Supplement voor alle modellen en bevatten daarom alle functies en instellingen. In dit hoofdstuk worden de functies en instellingen beschreven die van toepassing zijn op het door u gebruikte model. Verwijzing Raadpleeg de Netwerkhandleiding, PostScript 3 Supplement en UNIX Supplement voor meer informatie over de functies en instellingen.
Functies De volgende functies zijn beschikbaar op dit apparaat: • Kopieerapparaat • Printer • Scanner • Fax • Document Server Opmerking ❒ Het apparaat dient te zijn uitgerust met de Printer/Scannereenheid om de printer- of scannerfunctie te gebruiken.
Interface De volgende interfaces zijn beschikbaar op dit apparaat: • Ethernet (100BASE-TX / 10BASE-T) • USB (2.0) • USB Host (1.1) (optioneel) • IEEE 1284 (parallel)(optioneel) • IEEE 1394 (optioneel) • IEEE 802.11b (draadloos LAN)(optioneel) • Bluetooth (optioneel) Opmerking ❒ Om de IEEE 1284-interface, IEEE 1394-interface, IEEE 802.11b-interface (draadloos-LAN), USB Host-interface (optioneel) of de Bluetooth-interface te gebruiken, moet het apparaat zijn uitgerust met de eenheid die bij de betreffende interface hoort. ❒ U kunt de IEEE 1284-interface, IEEE 802.11b-interface (draadloos-LAN) en de Bluetooth-interface niet tegelijkertijd op het apparaat hebben. ❒ U kunt niet de IEEE 1394-interface en de USB Host-interface tegelijkertijd op het apparaat hebben.
145
De functie en instellingen van het apparaat
Lijst met instellingsitems Web Image Monitor De volgende items van Web Image Monitor zijn beschikbaar op het apparaat: Selecteer één van de volgende modi voor het aanmelden bij Web Image Monitor: • Gebruikersmodus: aangemeld als gebruiker • Beheerdersmodus: aangemeld als beheerder
❖ Home • Status Menu
Gebruikersmodus
Beheerdersmodus
Invoerlade
Lezen
Lezen
Uitvoerlade
Lezen
Lezen
Toner
Lezen
Lezen
• Configuratie
6
Menu
Gebruikersmodus
Beheerdersmodus
Functie
Lezen
Lezen
Systeem
Lezen
Lezen
Versie
Lezen
Lezen
Printertaal
Lezen
Lezen
• Teller Menu
Gebruikersmodus
Beheerdersmodus
Kopieerapparaat
Lezen
Lezen
Printer
Lezen
Lezen
Faxen
Lezen
Lezen
Verzenden/TX totaal
Lezen
Lezen
Faxverzending
Lezen
Lezen
Verzonden Scanner
Lezen
Lezen
Andere functie(s)
Lezen
Lezen
• Informatie Menu
146
Gebruikersmodus
Beheerdersmodus
Machine onderhoud/herstel
Lezen
Lezen
Sales Representative
Lezen
Lezen
Lijst met instellingsitems
❖ Document Server • Document Server Gebruikersmodus
Beheerdersmodus
Lezen/wijzigen
Lezen/wijzigen
❖ Ontv. faxbestand • Ontv. faxbestand Gebruikersmodus
Beheerdersmodus
Lezen
Geen
❖ Printer: Afdruktaak • Lijst met afdruktaken Gebruikersmodus
Beheerdersmodus
Lezen/wijzigen
Lezen/wijzigen
❖ Opdr. • Taaklijst Menu
Gebruikersmodus
6
Beheerdersmodus
Huidige/Wachtende taken
Lezen
Lezen
Opdrachthistorie
Lezen
Lezen
• Printer Menu
Gebruikersmodus
Beheerdersmodus
Spoolafdrukken
Lezen
Lezen
Opdrachthistorie
Lezen
Lezen
Foutenlogboek
Lezen
Lezen
• Faxhistorie Menu
Gebruikersmodus
Beheerdersmodus
Verzending
Lezen
Lezen
Ontvangst
Lezen
Lezen
LAN-Fax
Lezen
Lezen
• Document Server Menu
Gebruikersmodus
Beheerdersmodus
Historie Afdruktaak
Lezen
Lezen
Historie Fax verzenden op afstand
Lezen
Lezen
Historie Scanner verzenden op afstand
Lezen
Lezen
147
De functie en instellingen van het apparaat
❖ Adresboek • Adreslijst Menu Adresboek
Gebruikersmodus Geen
Beheerdersmodus Lezen/wijzigen
❖ Configuratie • Apparaatinstell. Menu
6
Gebruikersmodus
Beheerdersmodus
Systeem
Lezen
Lezen/wijzigen
Papier
Lezen
Lezen/wijzigen
Datum/Tijd
Lezen
Lezen/wijzigen
Timer
Lezen
Lezen/wijzigen
Logboeken
Geen
Lezen/wijzigen
E-mail
Lezen
Lezen/wijzigen
Autom. E-mailmelding
Geen
Lezen/wijzigen
E-mailmelding op verzoek
Geen
Lezen/wijzigen
Bestandsoverdracht
Geen
Lezen/wijzigen
Gebruikerbeheerder management
Geen
Lezen/wijzigen
Beheerderverificatie management
Geen
Lezen/wijzigen
Beheerder Programmeren/ Wijzigen
Geen
Lezen/wijzigen
LDAP Server
Geen
Lezen/wijzigen
• Printer Menu
148
Gebruikersmodus
Beheerdersmodus
Basisinstellingen
Lezen
Lezen/wijzigen
Lade parameters (PCL)
Geen
Lezen/wijzigen
Lade parameters (PS)
Geen
Lezen/wijzigen
PDF tijdel. wachtw.
Lezen
Geen
PDF Groepswachtwoord
Geen
Lezen/wijzigen
PDF vast wachtwoord
Geen
Lezen/wijzigen
Lijst met instellingsitems
• Faxen Menu
Gebruikersmodus
Beheerdersmodus
Omgevingsinstellingen
Geen
Lezen/wijzigen
Instellingen Verzenden/ Ontvangst
Geen
Lezen/wijzigen
IP-faxinstellingen
Geen
Lezen/wijzigen
IP-fax Gateway instellingen Geen
Lezen/wijzigen
Parameterinstell.
Lezen/wijzigen
Geen
• Interface Menu
Gebruikersmodus
Beheerdersmodus
Interface instellingen
Lezen
Lezen/wijzigen
Instellingen Wireless LAN
Lezen
Lezen/wijzigen
• Netwerk Menu
Gebruikersmodus
Beheerdersmodus
IPv4
Lezen
Lezen/wijzigen
IPv6
Lezen
Lezen/wijzigen
NetWare
Lezen
Lezen/wijzigen
AppleTalk
Lezen
Lezen/wijzigen
SMB
Lezen
Lezen/wijzigen
SNMP
Geen
Lezen/wijzigen
SNMPv3
Geen
Lezen/wijzigen
SSDP
Geen
Lezen/wijzigen
Bonjour
Lezen
Lezen/wijzigen
Systeemlogb.
Lezen
Beschikbaar voor lezen
6
• Beveiliging Menu
Gebruikersmodus
Beheerdersmodus
Netwerkbeveiliging
Geen
Lezen/wijzigen
Toegangscontrole
Geen
Lezen/wijzigen
IPP Verificatie
Geen
Lezen/wijzigen
SSL/TLS
Geen
Lezen/wijzigen
ssh
Geen
Lezen/wijzigen
Site certificaat
Geen
Lezen/wijzigen
Apparaatcertificaat
Geen
Lezen/wijzigen
149
De functie en instellingen van het apparaat
• RC Gate Menu
Gebruikersmodus
Beheerdersmodus
RC Gate installeren
Geen
Lezen/wijzigen
RS Gate Firmware bijwerken
Geen
Lezen/wijzigen
RC Gate Proxy-server
Geen
Lezen/wijzigen
• Webpagina Menu Webpagina
Gebruikersmodus Lezen/wijzigen
Beheerdersmodus Lezen/wijzigen
• Instellingen Uitgebreide eigenschap Menu
6
Gebruikersmodus
Beheerdersmodus
Instelling Startup
Geen
Lezen/wijzigen
Informatie Uitgebreide eigenschap
Lezen
Lezen
Installeer
Geen
Lezen/wijzigen
Installatie ongedaan maken Geen
Lezen/wijzigen
Allocatie wijzigen
Geen
Lezen/wijzigen
Beheerder toepassingen
Geen
Lezen/wijzigen
Uitgebreide eigenschappen kopiëren
Geen
Lezen/wijzigen
Kaart gegevens opslaan ko- Geen piëren
Lezen/wijzigen
Opmerking ❒ Sommige items worden niet weergegeven, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen.
telnet De volgende telnetsoftware kan met dit apparaat worden gecombineerd: access, appletalk, authfree, autonet, bonjour (rendezvous), btconfig, devicename, dhcp, diprint, dns, domainname, help, hostname, ifconfig, info, ipp, ipv6, lpr, netware, passwd, prnlog, route, set, show, slp, smb, snmp, sntp, spoolsw, sprint, ssdp, ssh, status, syslog, upnp, web, wiconfig, wins
150
Lijst met instellingsitems
Instellingen die samen met PostScript 3 kunnen worden gebruikt De volgende PostScript 3-instellingen worden door dit apparaat ondersteund: Opmerking ❒ Afhankelijk van het type printerstuurprogramma, kunnen verschillende items worden weergegeven. Instellingen
Selecteerbare items
Aanpassen aan formaat:
Gebruiker vragen, Dichtstbijzijnde formaat en schalen, Dichtstbijzijnde formaat en bijsnijden
Dithering:
Automatisch, Photographic, Tekst, Gebruikersinstelling
Duplex:
uit, Binden Links, Binden Bovenkant
Formaat:
Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
Gladstrijken afbeelding:
uit, Aan, Automatisch, Minder dan 90 ppi, Minder dan 150 ppi, Minder dan 200 ppi, Minder dan 300 ppi
Invoerlade:
Lade automatisch selecteren, Handinvoer, Lade 1, Lade 2, Lade 3, Lade 4
Nieten:
uit, Linksboven, Rechtsboven, 2 aan linkerkant, 2 aan rechterkant, 2 aan bovenkant, 2 in het midden
Papierkeuze
Hetzelfde papier voor alle pagina's, Ander papier voor eerste pagina, Tussenblad gebruiken, Hoofdstuk instellen
Perforeren:
uit, 2 aan linkerkant, 2 aan rechterkant, 2 aan bovenkant, 3 aan linkerkant, 3 aan rechterkant, 3 aan bovenkant, 4 aan linkerkant, 4 aan rechterkant, 4 aan bovenkant
Resolutie
600 dpi
Sorteren:
uit, Aan
Tonerbesparen
Aan, uit
Type:
Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
Uitvoerlade:
Printerstandaard, Interne uitvoer 1, Interne uitvoer 2, Interne staffellade, Finisher SR3000 Bovenuitvoer, Finisher SR3010 Staffellade, Finisher SR3000 Staffellade, Finisher SR3000 Boekjeslade, Finisher SR790 Bovenuitvoer, Finisher SR790 Staffellade
6
151
De functie en instellingen van het apparaat
6
152
7. Bijlage Specificaties Deze paragraaf bevat de elektronische en hardwarespecificaties van het apparaat, inclusief informatie over zijn opties. Onderdeel Resolutie
Specificaties 600 × 600 dpi 300 × 300 dpi
Afdruksnelheid
Type 1: • Kleur: 25 ppm • Zwart&-wit: 25 ppm Type 2: • Kleur: 30 ppm • Zwart&-wit: 30 ppm (A4K, 81/2 × 11 K normaal paper) De afdruksnelheden zijn afhankelijk van het apparaat. Controleer welk type apparaat u gebruikt. Zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
Interface
Standaard: • Ethernet-interface (100BASE-TX / 10BASE-T) • USB 2.0-interface Optie: • IEEE 1284 parallelle interface Gebruik een standaard 36-pins printerkabel met een maximale lengte van 3 meter (10 feet). • IEEE 1394-interface • IEEE 802.11b draadloos-LAN interface • Bluetooth-interface • USB Host-interface
Netwerkprotocol
IPv4, IPv6, IPX/SPX, AppleTalk
Printertaal
Standaard: PCL 6/5c, RPCS Optie: PostScript 3, PDF Direct, PictBridge
Lettertypen
PCL 6/5c: Agfa Monotype 35 Intellifonts, 10 TrueType lettertypen, 13 internationale lettertypen en 1 bitmaplettertype. PostScript 3: 136 lettertypen (Type 2:24, Type 14:112)
Geheugen
1024 MB
Harde schijf
Opslagcapaciteit: 40 GB
Netwerkkabel
100BASE-TX / 10BASE-T shielded twisted-pair (STP, Categorie/ Type5) kabel.
153
Bijlage Onderdeel USB-interface (Standaard)
Specificaties • Ondersteund besturingssysteem: Windows Me / 2000 / XP, Windows Server 2003, MacOS 10.3.3 of een recentere versie • Transmissiespec. USB 2.0 Standaard • Aansluitbaar apparaat: Apparaten die geschikt zijn voor USB 2.0 Standaard
Opmerking ❒ Gebruik bij MacOS alleen de standaard USB-interface. De optionele USB interface-kaart wordt niet ondersteund.
❒ Als de USB-interface (Standaard) wordt gebruikt bij Mac OS 10.3.3, wordt USB 2.0 ondersteund. ❒ Als de USB-interface (Standaard) wordt gebruikt bij Windows Me, dient u USB Printing Support te installeren. Windows Me ondersteunt alleen de snelheid van USB 1.1.
Opties Belangrijk ❒ In het apparaat mag niet meer dan één interfacekaart tegelijk worden geïnstalleerd. Daarom kunnen de optionele IEEE 1394 interfacekaart, de IEEE 802.11b interface-eenheid, de IEEE 1284-interfacekaart en Bluetooth interfaceeenheid niet tegelijk worden geïnstalleerd.
7
IEEE 1394 Interface Board Type B ❖ Transmissiespec.: IEEE 1394 ❖ Interface: IEEE std 1394-1995 compliant IEEE std 1394a-2000 compliant ❖ Apparaatklasse: SCSI print (Windows 2000/XP, Windows Server 2003) IP bovenop 1394 (Windows Me/XP, Windows Server 2003) ❖ Protocol: SBP-2 (SCSI print) TCP/IP (IP bovenop 1394) ❖ Interface connector: IEEE 1394 (6 pins × 2) 154
Specificaties
❖ Vereiste kabel: 1394 interfacekabel (6 pin × 4 pin, 6 pin × 6 pin) Opmerking ❒ U kunt geen apparaten met elkaar verbinden in een lus.
❒ Gebruik geen kabel die langer is dan 4,5 m.
❖ Overdrachtsnelheid van de gegevens: Maximum 400 Mbps ❖ Aantal apparaten dat op een bus aangesloten kan worden: Maximum 63 ❖ Toegestane kabelhops op een bus: Maximum 16 ❖ Stroomvoorziening: Geen externe stroomvoorziening Kabelvermogen herhaald (IEEE 1394a-2000 compliant) IEEE 1284 Interface Board Type A ❖ Transmissiespec.: IEEE 1284
7
❖ Vereiste kabel: Standaard IEEE 1284 compatibel met Micro Centronics 36 pin kabel IEEE 802.11b Interface Unit Type H ❖ Transmissiespec.: Gebaseerd op IEEE 802.11b (draadloos-LAN) ❖ Protocol: TCP/IP, IPX/SPX, AppleTalk Opmerking ❒ SmartDeviceMonitor en Web Image Monitor worden ondersteund.
❖ Overdrachtsnelheid van de gegevens: Selecteer automatisch uit de onderstaande snelheden 1 Mbps, 2 Mbps, 5,5 Mbps, 11 Mbps ❖ Frequentiebereik: • Inch-versie: 2412-2462 MHz (1-11 kanalen) • Metrische versie: 2412-2472 MHz (1-13 kanalen) 155
Bijlage
❖ Overdrachtsafstand: 1 Mbps 400 m 2 Mbps 270 m 5,5 Mbps 200 m 11 Mbps 140 m Opmerking ❒ Deze waarden zijn de richtlijnen voor gebruik buitenshuis. In het algemeen is binnenshuis de overdrachtsafstand 10-100 m, afhankelijk van de omgeving.
❖ Verzendmodus: Ad hoc en infrastructuurmodus Bluetooth Interface Unit Type 3245 ❖ Ondersteunde profielen: • SPP (Serial Port Profile) • HCRP (Hardcopy Cable Replacement Profile) • BIP (Basic Imaging Profile) ❖ Frequentiebereik: 2,45 GHz ISM-band
7
❖ Datatransmissie snelheid: 723 kbps Opmerking ❒ De transmissiesnelheid wordt aangepast op basis van factoren zoals de afstand en obstakels tussen de apparaten de kwaliteit van het radiosignaal en de Bluetooth-adapter.
❖ Maximumbereik: 10 m USB Host Interface Unit Type A ❖ Interface connector: USB 1.1 host interface A type ❖ Datatransmissie snelheid: 12 Mbps (volle snelheid) ❖ Afstand tussen apparaten: 2,5 m
156
INDEX A Aangepast papierformaat afdrukken, handinvoerlade, 12 Afdruk in wacht afdrukken, 97 verwijderen, 99 Afdrukken via een Bluetooth-verbinding Windows, 52 Afdrukken via parallelle verbinding Windows 2000, 45 Afdrukmethode PDF direct afdrukken, 77 Afdruksnelheid, 153
G Geen tussenbladen, 126 Geheugen, 153 Geroteerd sorteren, 121 Gestaffeld sorteren, 121
H Handinvoerlade, 12 Aangepast papierformaat instellen met gebruikmaking van het bedieningspaneel, 14 het papierformaat instellen met gebruikmaking van het bedieningspaneel, 13 Handleidingen voor dit apparaat, i Harde schijf, 153 Het USB-printerstuurprogramma installeren, 40 Hoofdstukken instellen, 126 Hoofdstuktussenbladen invoegen, 127
B Bedieningspaneel afdruk in wacht, 97 beveiligde afdruk, 93 opgeslagen afdruk, 100 printereigenschappen, 8 testafdruk, 89 Besturingssysteem, 153 Beveiligde afdruk afdrukken, 94 verwijderen, 96 Bluetooth Interface Unit Type 3245, 156
D De functie Afdruktaak gebruiken, 85 De volgorde van taken wijzigen, 6 Dik papier afdrukken, handinvoerlade, 16 Direct afdrukken vanaf een digitale camera, 131 Displaypaneel, 2 Document Server, 143
E Een PDF direct afdrukken PDF directafdr., 77 Eerste display, 2
F Finisher, 115 Font Manager 2000, 59 Foutenlog, 112
I IEEE 1284 Interface Board Type A, 155 IEEE 1394 Interface Board Type B, 154 IEEE 802.11b Interface Unit Type H, 155 Interface, 153
L Lettertypen, 153 Lijst per gebruikers-ID alle afdruktaken afdrukken, 104, 106 de gewenste afdruktaak afdrukken, 104
M Menu Printereigenschappen, 8
N Netwerkkabel, 153 Netwerkprotocol, 153 Nieten, 116 Niet-geautoriseerde kopieerbediening, 81 Gegevensbeveiliging voor kopiëren, 81 maskertype, 83
157
O OHP-transparanten afdrukken, handinvoerlade, 16 Opdrachten gebruiken, 80 Opgeslagen afdruk afdrukken, 101 verwijderen, 103 Opties, 154
P PageMaker, 60 PDF directafdr., 77 Perforeren, 118 PictBridge, 131 Aanpassen, 135 Afdrukformaat afbeelding, 137 Afdrukken met PictBridge, 132 Afdrukkwaliteit, 139 Cameramemo afdrukken, 140 Datum en bestandsnaam afdrukken, 136 De mogelijkheden op dit apparaat, 134 Formulier afdrukken, 140 Index afdrukken, 134 Kleurovereenkomst, 139 Lay-out meerdere afbeeldingen, 138 Overige informatie, 142 Papierformaat, 136 PictBridge afsluiten, 141 Specificatie papiertype, 140 Wat is PictBridge?, 131 Printerstuurprogramma installeren Snelle installatie, 23 Printertaal, 153
R Resolutie, 153
S Scherm Taaklijst, 4 Sorteren, 120 Specificaties, 153 Spoolafdrukken, 113
158
T Taak annuleren Windows, 110 Taaklijst, 4 Taken controleren in de afdrukwachtrij, 5 Taken verwijderen, 7 Testafdruk afdrukken, 90 verwijderen, 92 Tussenblad, 128
U Uitgestelde afdruktaken, 6 USB Host Interface Unit Type A, 156
V Vereenvoudigd display, 3 Verklaring van symbolen in deze handleiding, 1 Voorbladen, 122
W Windows taak annuleren, 110 Windows 2000 printereigenschappen, PCL, 62 printereigenschappen, RPCS, 70 Windows 95/98/Me printereigenschappen, PCL, 61 printereigenschappen, RPCS, 68 Windows NT 4.0 documentstandaarden, PCL, 66 documentstandaarden, RPCS, 75 printereigenschappen, PCL, 66 printereigenschappen, RPCS, 74 Windows Server 2003 printereigenschappen, PCL, 64 printereigenschappen, RPCS, 72 Windows XP printereigenschappen, PCL, 64 printereigenschappen, RPCS, 72
DU
NL
B788-7521
Verklaring van conformiteit “Dit product voldoet aan de eisen van de EMC-Richtlijn 89/336/EEC en de bepalingen tot wijziging hiervan en de Laagspanningsrichtlijn 73/23/EEC en de bepalingen tot wijziging hiervan.”
Let op: U dient netwerkinterfacekabels met ferrietkern te gebruiken voor het onderdrukken van HF-storing.
Copyright © 2006
Gebruiksaanwijzing Printerhandleiding
B788-7521
NL
DU