Prinses Aiko
Auteurs: Josephine Schreibers & Dirk Moelants
1
Wat is opera eigenlijk? Een opera is een gezongen verhaal. Dit verhaal wordt live begeleid door muzikanten. Soms vertelt de opera het verhaal van een bekend sprookje zoals Assepoester of Hans en Grietje. Of van een bekend toneelstuk zoals Romeo en Julia of Macbeth. Soms is er voor een opera speciaal een verhaal geschreven. Het verhaal van een opera noemen we een libretto. Het libretto wordt op muziek gezet door een componist. Hij schrijft muziek die de gevoelens en de handelingen ondersteunt. Hij schrijft de muziek voor de zangers en ook voor de muzikanten. Toneelstukken bestaan al heel lang. Bij de oude Grieken speelde men al toneel. Sommige stukken waren grappig (komedies), andere stukken waren triestig (tragedies). Tussendoor speelde men muziek en werd er gezongen. Op een gegeven ogenblik heeft iemand besloten om alle teksten van het toneelstuk de hele tijd te zingen en muziek te maken. Vanaf dat moment werd de opera geboren! Men zegt dat de opera “geboren” is op het einde van de 16de eeuw. Een mooi voorbeeld van zo’n vroege opera is “Orfeo” van Claudio Monteverdi uit 1607. Dat is een erg triestig verhaal. Zoals bij toneelstukken kunnen opera’s erg grappig zijn (opera buffa) of triestig (opera seria).
Wat zien we tijdens een operavoorstelling? Op het podium zien we verschillende mensen die het verhaal gaan uitbeelden of acteren. Sommige mensen zullen zingen en bewegen. Dat zijn de operazangers. Andere mensen zingen niet maar zie je alleen bewegen. Dat zijn de figuranten en dansers. Soms zingt iemand helemaal alleen. Dan zingt die persoon solo. Soms zingen ze met twee. Dan zingen ze een duet. Soms zingen ze met drie: dat is een trio. Vier: kwartet. Vijf: kwintet. Soms staat er een hele groep mensen te zingen. Dan spreekt men van een koor. Bij de menselijke stem hoor je verschillen. De een heeft een fijne, hoge stem. Een beetje zoals een muisje. Een ander heeft een zware, lage stem. Een beetje zoals een beer. We spreken bij de vrouw over sopraan (zeer hoog), mezzo-sopraan (hoog), alt (laag). We spreken bij de man over tenor (zeer hoog), bariton (hoog) en bas (laag). Tijdens een opera spelen de zangers een bepaalde rol. Ze spelen de rol van heks of oude opa. Of ze spelen een koning of prinses. Of een trol of een reus. Ze spelen soms iets helemaal anders dan ze zelf zijn. Zo speelt een vrouw de rol van Hans (in Hans en Grietje van Engelbert Humperdinck) of een man de rol van een kikkerprinses (in Platée van Jean-Philippe Rameau). De mensen die naar de opera kijken, moeten ook geloven dat ze naar een klein jongetje kijken of naar een kikkerprinses. Dus zal de zanger héél goed moeten acteren.
2
De muzikanten zitten meestal in een orkestbak. Dat is een plaats voor of onder het podium. Zij kunnen niet goed zien wat er op het podium gebeurt. Toch moeten zij samenspelen met de zangers. Daarom is het belangrijk goed te kijken naar de dirigent. De dirigent zorgt ervoor dat de muziek goed wordt uitgevoerd. Hij staat voor het orkest en heeft meestal een wit stokje in zijn hand. Daarmee slaat hij de maat, toont hij of ze luider of zachter moeten spelen of zegt hij wanneer iemand moet beginnen.
Wat zien we niet tijdens een operavoorstelling? Achter het podium werken zeer veel mensen. Deze mensen zijn al heel lang bezig om de opera voor te bereiden. Soms beginnen ze al 2 jaar op voorhand aan een opera. Dan zoekt de intendant van een operahuis (dat is de baas) iemand om een opera uit te werken. Hij geeft de opdracht aan een regisseur om bijvoorbeeld het verhaal van Hans en Grietje uit te werken. Deze regisseur gaat dan nadenken over hoe hij dit verhaal gaat vormgeven. Hij doet dit samen met mensen die nadenken over de kostuums, het decor, de belichting, de dans,… Ondertussen zoekt de intendant zangers die in deze opera kunnen meespelen. Als de regisseur klaar is met nadenken, zal hij de intendant vertellen wat zijn plan is. Hij toont schetsen of bouwt met karton een model of maquette. Aan de hand van deze voorbeelden laat hij zien op welke manier hij het verhaal gaat vertellen. Hij zal schetsen tonen van kostuums, van het decor,… kortom alles wat er op het podium te zien zal zijn. De intendant kijkt samen met de techniek of het mogelijk is om alles te laten maken. Van zodra er een akkoord is, worden de schetsen en plannen bezorgd aan de verschillende technische afdelingen. Het kostuumatelier begint de kostuums te maken, het decoratelier begint het decor te bouwen, de rekwisieten worden gemaakt, de pruiken, etc. Twee maanden voor de eerste voorstelling is alles ongeveer klaar. Soms gebeuren er nog wel kleine aanpassingen. Maar nu wordt het hoog tijd om te gaan repeteren. De zangers kennen hun noten wel, maar ze weten nog niet hoe ze moeten bewegen. Of wat ze precies op het podium moeten doen of hoe ze zich moeten inleven. Ze zullen dit eerst afzonderlijk oefenen met de regisseur in een repetitiezaal. Zo leren ze op welke noten ze iets moeten doen. Ook het orkest zal eerst afzonderlijk repeteren. Want de dirigent weet ondertussen wat er op het podium zal gebeuren. Hij kan dan de muzikanten wat sneller of trager laten spelen, als dat nodig zou zijn voor het verhaal. Ondertussen werkt men aan de vormgeving van het podium. De podiumtechniekers of machinisten hangen de decorstukken in. Ze binden die vast aan buizen die dwars over het podium hangen. Deze buizen of ‘trekken’ kunnen ze omhoog of omlaag laten gaan. In sommige operahuizen gebeurt dit met de hand (zoals in Gent), in andere operahuizen gebeurt dit met de computer (zoals in Antwerpen).
3
De belichters of electro’s hangen spots in, zoeken kleurenfilters uit en maken met de computer verschillende lichtstanden. Met één druk op de knop kunnen ze alle spots bedienen.
Ook op de andere afdelingen zijn ze nog volop bezig met het afwerken van de kostuums, rekwisieten en pruiken. Er zijn nog andere afdelingen die aan deze opera werken. De PR en marketing afdeling laat affiches maken. Ze moeten de opera bekend maken bij de mensen. De dramaturgie zorgt ervoor dat de mensen de opera kunnen begrijpen. Via een inleiding of studiedag kom je meer te weten over de componist, de librettist, de regisseur en zangers. Je kan dit ook terugvinden in een programmaboek. Twee weken voor de eerste uitvoering komen de muzikanten en zangers samen in de grote theaterzaal. Ze gaan eerst samen de muziek oefenen. Dit gebeurt door iedereen zittend. Ook de zangers zitten gewoon op een stoel op het podium. We noemen dit een ‘Italienne’. Daarna repeteren de zangers terwijl ze zingen de bewegingen met het orkest. Ze zijn nog niet in kostuum. We noemen dit een ‘BO’ (bühne orkest repetitie). De regisseur en de dirigent onderbreken soms de repetitie. Ze zeggen dan hoe het beter kan. En dan oefenen ze dat stukje opnieuw. En opnieuw. En opnieuw… Op een voorgenerale repetitie wordt er voor het eerst publiek toegelaten in de zaal. De zangers trekken nu wel een kostuum aan en zijn ook geschminkt. Ze proberen ook door te spelen zonder te stoppen. Maar de dirigent of regisseur mag wel nog steeds een opmerking maken. Soms gebeurt het ook dat een zanger zijn stem spaart en nog niet doorzingt. De dag erna is de generale repetitie. Nu mag er niet meer gestopt worden en moeten de zangers ook met volle stem zingen. De eerste voorstelling met publiek is de première. In de zaal zitten veel belangrijke mensen. Journalisten die voor de krant schrijven, de burgemeester of ministers,… Het is een spannende voorstelling. Niemand weet of deze opera succes zal hebben of niet. Je merkt dat onmiddellijk na de laatste noot… tijdens het applaus.
4
Prinses Aiko Is dit wel een echte opera. Ja en nee. Je krijgt geen afgebakend verhaaltje te zien met een duidelijk begin, midden en einde. Het is een collage van verschillende verhaaltjes door elkaar. Je krijgt geen koor of orkest te zien. De muziekstukken zijn bewerkt voor 1 zangeres, zangeres 1 danseres en 2 muzikanten. Jullie krijgen dus fragmenten te zien uit echte opera’s. En die worden gezongen door een operazangeres zoals ze die ook in de echte opera zou zingen. De reden van deze bewerking is dat een opera soms leuke maar ook soms saaie stukken heeft. Bovendien duurt een echte opera vaak erg lang (ca 3u). Dus hebben we gezocht naar leuke fragmenten uit honderden operaverhaaltjes. Een andere reden is dat we met deze ze voorstelling willen reizen naar scholen een CC’s. En dan is het nogal moeilijk (en ook duur) om telkens een symfonisch orkest mee te nemen.
Ondanks dat er maar 1 zangeres op scène staat, zul je haar niet steeds solo horen zingen. Af en toe zal ze een duet zingen. Dat klinkt misschien vreemd maar het zal duidelijk worden als we vertellen hoe we deze voorstelling gemaakt hebben.
5
Synopsis Prinses Aiko wordt gevangen gehouden door twee akelige bewakers. Samen met haar hofdame probeert ze al dansend en zingend de tijd te verdrijven. Maar wanneer de deur van haar kamer op een kiertje staat, waagt ze een ontsnappingspoging, waarbij ze hulp krijgt van verschillende dieren. Alleen zijn de bewakers er altijd snel bij en weten ze haar telkens weer tegen te houden. Tot ze onverwachts de hulp krijgt van een mythisch wezen... In deze voorstelling nemen we je mee op een muzikale reis die leidt van Japan tot India en van Perzië tot China. De klassieke aria’s uit opera ’s van Händel, Puccini, Ravel en andere stercomponisten zijn bewerkt voor gamba, klavecimbel, fluit en oosterse instrumenten. Een productie van Opera.Explorer ism Jeugd en Muziek Gent, Jeugd en Muziek Vlaanderen en IPEM.
Het programma JIZUKI UTA (traditioneel Japans) UN BEL DI VEDREMO (Madama Butterfly, Puccini) DUETTO BUFFO DI DUE GATTI (Rossini)
SLANGENDANS (traditioneel Indisch) AUGELLETTI, CHE CANTATE (Rinaldo, Händel) OU VA LA JEUNE HINDOUE (Lakmé, Delibes) CREDETE AL MIO DOLOR (Alcina, Händel)
ELLE AMÈNE DES HOLLANDAISES (La Caravane de Caire, Grétry) ALLE PIU CARE IMMAGINI (Semiramide, Rossini) WER HAT DIE LIEBE UNS INS HERZ GESENKT (das Land des Lächelns, Lehàr) KENG-CA-FOU MAH-JONG (L’enfant et les sortilèges, Ravel) PASSEPIED (Zemir ed Azor, Grétry) NON DISPERAR, CHI SA (Giulio Cesare, Händel) TRIOMFMARS (Aida, Verdi)
6
Het verhaal Prinses Aiko is gevangen genomen. Twee bewakers brengen haar naar een kamer in het paleis. De zware, krakende deur valt met een luide dreun dicht in het slot. De prinses voelt zich eenzaam en zingt een verdrietig lied (jizuki uta). scène 1 – un bel di vedremo (op een mooie dag zie ik je weer) we Ondanks haar verdriet wil prinses Aiko de moed niet opgeven. Vol heimwee droomt ze over haar land en de mensen die haar liefhebben. Ze hoopt dat ze snel de Japanse zon weer zal zien.
scène 2 – duetto buffo di due gatti (grappig duet van twee poezen) Een onbekende figuur komt op een boot aangevaren. Voorzichtig zet het een voet op de kade. Met langzame bewegingen en gebaren zingt de figuur een betoverend lied. Het is een poesje dat Prinses Aiko komt redden. De twee slangen en die de prinses bewaken weten niet goed wat er gebeurt. Ze zijn betoverd door het lied. Maar op het einde gaat het mis. De ontsnappingspoging mislukt en de deur gaat weer dicht.
scène 3 - slangendans Een hofdame komt Prinses Aiko troosten. Via een dans toont ze de prinses dat ze niet bang moet zijn voor slangen. Prinses Aiko is nog steeds erg bang. Ze weet niet of ze zal kunnen ontsnappen.
7
Scène 4 – augelletti, che cantate (vogeltje, wat zing je mooi) mooi Het is de hofdame niet gelukt om de prinses te troosten. tro Dus zoekt ze een andere manier om haar te verstrooien. Ze brengt de prinses een vogeltje in een kooi. Dit vogeltje kan zeer mooi zingen. Terwijl de prinses samen met het diertje zingt, vergeet ze een beetje haar zorgen. Scène 5 – où va la jeune hindou (waar gaat dat Indisch meisje heen?) De hofdame heeft ook een eigen verhaal. Via een dans vertelt ze aan de prinses dat ze uit India komt. Prinses Aiko begrijpt hoe de hofdame zich voelt. Ook zij leeft gevangen in een ander land. Samen dansen ze en hopenn ze op een snelle bevrijding.
Scène 6 –credete al mio dolor (voel je mijn verdriet?) Plots gaat de deur krakend open. Een hondje steekt zijn neus door het kiertje. De prinses springt op van blijdschap en wil ontsnappen. Maar dan ziet ze hoe de slang het et hondje tegenhoudt. De deur valt weer dicht. De prinses is nu ongelooflijk triestig. 8
Ze weet niet of het hondje nog leeft of… misschien wel dood is. Scène 7 – elle amène des hollandaises (hij brengt lekkere snoepjes) Een van de bewakers komt de prinses lastigvallen. Ze vindt dat niet leuk. Haar hofdame probeert hem af te leiden. Gelukkig is het een lekkerbekje en laat hij zich met snoepjes afleiden. Hij lust alle soorten lekkernijen: zoete, zure, pittige, zoute…
Scène 8 – alle piu care immagini (aan mijn dierbaarste verbeelding) Een wervelende rvelende wind waait door het paleis. De storm is zo hevig dat de prinses uit haar kamer waait. Ze belandt midden in de woestijn. Daar staat een volgend dier op haar te wachten om haar te redden. Het is een gekke kameel die haar helpt ontsnappen. Maar helaas zijn de twee slangen sneller dan de kameel. Alweer een mislukte de poging. Scène 9 – wer hat die Liebe uns ins Herz gesenkt (wat een liefde voel ik in mijn hart) Door een luide ontploffing vliegt de prinses door de lucht. luch Ze belandt in een bos van bambou. Daar woont een lieve pandabeer die graag thee drinkt. Hij geeft een kopje thee aan de prinses en vertelt hoe mooi ze is. Prinses Aiko wordt blij van dit liedje.
9
Scène 10 – Keng-ça-fou mah-jong jong (laten we een spelletje spelen) Prinses Aiko is helemaal al blij geworden van de pandabeer. Ze spelen samen een spelletje. Ondertussen zingt ze ook een Chinees klinkend liedje. Maar is het wel echt Chinees? Of is het een grapje…
Scène 11 - non disperar, chi sa (niet wanhopen, wie weet) Prinses Aiko weet het nu zeker : de redding is nabij. na De vertelt aan haar hofdame dat ze zeker weet dat iemand hen zal komen redden. Samen dansen ze op de vrolijke tonen van het liedje. De wanhoop is voorbij.
Scène 12 – triomfmars Een mythisch wezen opent de deur. De slangen proberen hem tegen te houden. Maar het dier is veel sterker.
10
Al lachend zorgt hij ervoor dat de poort nu wagenwijd openstaat. De prinses en haar hofdame kunnen ontsnappen!
11
De Componisten Léo Delibes (1836-1891) begon toen hij 17 jaar was te werken als kerkorganist in Parijs. Maar eigenlijk voelde hij zich meer aangetrokken tot komisch theater. Hij begon dan ook operettes te componeren, dat zijn eenvoudige opera’s waarin gesproken tekst voorkomt en ook gedanst wordt. Zijn dansmuziek was heel populair en hij begon dan ook balletmuziek te schrijven. Zijn balletten behoren nog altijd tot de ‘klassiekers’ van het klassieke ballet en worden nog vaak opgevoerd. Maar balletmuziek bestaat enkel uit instrumentale stukken. Toen hij ouder werd verlangde Delibes terug naar vocale muziek, maar in plaats van de lichte operette, ging hij zich in de echte opera verdiepen. Zijn bekendste opera is Lakme. Daarin beschrijft hij de onmogelijke liefde tussen een Brits officier en de dochter van een Indische hindoepriester.
De Belgische componist André-Ernest-Modeste Grétry (1741-1813) werd geboren in Luik in een muzikale familie. Hij werd dan ook van thuis uit verplicht om muziek te studeren, hoewel hij er eigenlijk niet veel zin in had…. tot hij op zijn 17de bij een rondreizend Italiaans operagezelschap terecht kwam! Hij was er helemaal weg van en begon meteen geld te verzamelen om in Italië te gaan studeren. Na zijn studies in Rome trok hij naar Parijs waar hij zich ging toeleggen op Franse komische opera’s. Hij heeft veel succes en werd een graag geziene gast aan het koninklijke hof. Koningin Marie-Antoinette werd zelfs meter van zijn dochter! Maar dan brak in 1789 de Franse revolutie uit, en werd alles wat met het hof te maken had vernietigd of verboden. Grétry wist echter op het juiste moment de kant van de revolutioneren te kiezen en zou snel goede maatjes worden met Napoleon. En als je een afbeelding van Grétry wil zien moet je eens vragen of er nog iemand een oud briefje van 1000 Belgische frank heeft!
Gioacchino Rossini (1792-1868) wordt weleens de Italiaanse Mozart genoemd, en dat niet alleen om dat zijn muziek in Italië nog altijd heel populair is, maar ook omdat hij erg van Mozart’s muziek hield en hij ook vroeg is beginnen componeren. Op zijn 12de schreef hij een reeks kwartetten en op zijn 16de won hij al een prijs voor een cantate (dat is muziek voor zangers en orkest). Het bleek dan ook dat hij talent had om voor zang te componeren en hij stortte zich op de opera. In een sneltempo schreef hij de ene succesopera na de andere. Tussen 1815 en 1823 schreef hij niet minder dan 20 volledige opera’s! Zijn grootste succes “De Barbier van Sevilla” zou hij in slechts 12 dagen gecomponeerd hebben! De successen brengen hem naar Wenen, Londen en Parijs. Hij zal 5 jaar in Paris blijven wonen en het is daar dat hij zijn naam geeft aan een beroemd gerecht uit de Franse keuken: “Tournedos Rossini”. Dat is een steak die wordt opgediend op een toast met een stuk ganzenlever, truffel en Madeirasaus.
12
Franz Lehar (1870-1948) is een Oostenrijks-Hongaars componist die in Slovakije geboren werd en in Tsjechië studeerde. Dat is niet zo vreemd als je weet dat heel die streek tot aan de Eerste Wereldoorlog één groot land was. Hij wordt de koning van de Weense operette genoemd. Zijn operettes waren heel erg populair en werden honderden keren opgevoerd, niet alleen in Wenen, maar ook in Londen en New York. Ook Hollywood volgde, en verschillende van zijn werken werden verfilmd. Van zijn meest populaire operette “De Lustige Weduwe” werden zelfs drie films gemaakt! Lehar werd dan ook heel rijk en kocht een mooi kasteel in Wenen. Een kasteel dat trouwens vroeger bewoond werd werd door Emmanuel Schikaneder, en dat is de man die tekst van de laatste opera van Mozart “De Toverfluit” schreef. De positie van Lehar tijdens de tweede wereldoorlog was erg moeilijk. Hij was getrouwd met een joodse vrouw en werkte altijd samen met joodse librettisten en musici. Dat was in die periode voldoende om het land uitgegooid te worden of erger. Toch is hij tijdens de oorlog in Wenen kunnen blijven, weet je waarom? Wel, zijn operette “De lustige weduwe” was het lievelingswerk van Hitler!
Toen Giacomo Puccini (1858-1924) 17 jaar was, wandelde hij 30 km van bij hem thuis naar de stad Pisa om een opera van Giuseppe Verdi te zien. Vanaf die dag wist hij het zeker: hij zou operacomponist worden! En dat deed hij ook! Hij zou zelfs één van de belangrijkste operacomponisten van zijn periode worden. En gaat ook opera’s maken in een nieuwe stijl: het ‘verismo’ of de ‘realistische stijl’. Deze beweging zet zich af tegen de romantische opera waarin de hoofdfiguren meestal goden of koningen zijn en het verhaal opgebouwd is als een reeks apart taferelen. In het ‘verismo’ staat het harde leven van de gewone man centraal en de opera’s worden als één doorlopend verhaal opgebouwd, zonder die aparte nummertjes. In het echte leven had Puccini trouwens ook zo zijn slechte gewoontes… Hij was een kettingroker en zou dan ook sterven aan longkanker. (Hij stierf trouwens na een behandeling in het hospitaal van doctor Sluys in Brussel.) En hij hield ook van snelle auto’s en raakte zwaargewond in een auto-ongeval… niet echt gebruikelijk in 1903.
Giuseppe Verdi (1813-1901) is één van de belangrijkste Italiaanse operacomponisten. Hij is één van de weinige klassieke componisten die alleen muziek met zang schreef. Daarbij 28 opera's waarvan de meeste heel bekend zijn geworden. Ook in zijn eigen tijd was Verdi al heel populair en de mensen zongen zijn melodieën op straat. Zo werd hij ook een symbool voor de éénmaking van Italië in 1861. Italië bestond daarvoor uit allemaal onafhankelijke landjes. Vele mensen, waaronder Giuseppe Verdi, wilden dat het land één geheel werd onder de leiding van de koning van Sardinië Vittorio Emanuele. Als slogan gebruikten ze dan Viva Verdi! Dat leek naar de componist te verwijzen maar stond tegelijk ook voor ‘Vittorio Emanuele Re d’Italia’ (Leve Vittorio Emanuele, koning van Italië). Eén van zijn bekendste opera’s is “Aida” (1871). Het is het verhaal van een Egyptische officier die verliefd wordt op een Ethiopische prinses die door de Egyptenaren gevangengenomen was... misschien is haar verhaal wel vergelijkbaar met dat van prinses Aiko? Met de Franse componist Maurice Ravel (1875-1937) komen we heel wat dichter bij onze tijd. Zijn muziek wordt wel eens “impressionistisch” genoemd, net zoals de schilderijen uit 13
die tijd. Dat komt omdat het voor hem belangrijk was om een bepaalde sfeer over te brengen, eerder dan duidelijk herkenbare melodieën te schrijven. Zijn bekendste werk is ongetwijfeld de “Bolero”, een orkestwerk met een steeds herhalend ritme en een melodie die door verschillende groepen instrumenten herhaald wordt. Ravel schreef ook twee opera’s. “L’enfant et les sortilèges” (Het kind en de tovenarij; 1925) is het verhaal van een stout kind dat thuis van alles kapot maakt. Maar de dingen die hij stuk maakte komen tot leven en maken zich boos. Zo komen allerlei voorwerpen aan het woord: een klok, een theepot, een zetel, zelfs zijn huiswerk, de figuren die op het behangpapier stonden dat hij scheurde en het brandende haardvuur. Georg Friedrich Händel (1685-1759) werd in hetzelfde jaar geboren als zijn collega Johan Sebastian Bach. De muziek van die twee componisten wordt ook vaak gezien als het hoogtepunt van de barokmuziek. Dat is de muziek die gemaakt werd tussen 1600 en 1750. Händel schreef, net als Bach, ontzettend veel muziek: 42 opera’s, 29 oratoria, 120 cantates, trio’s en duetten. Bijna zo’n 2.000 aria’s en zo’n 610 muzikale werken!!! Eigenlijk vond zijn vader het niet zo leuk dat hij muziek deed. Dus oefende hij stiekem. Maar toen een hertog hem als jongetje van 8 hoorde spelen veranderde alles. Deze hertog betaalde voor hem een muziekopleiding. Eerst werkte Händel veel in Duitsland, daarna verhuisde hij naar Engeland. Daar werd hij zeer bekend. Hij schreef er muziek voor de Engelse koning George I. De meeste opera’s van Händel gaan over goden en helden die allerlei avonturen meemaken. Deze voorkeur voor mysterie en avontuur brengt hem vaak naar het Oosten: naar Jerusalem (Rinaldo), Egypte (Giulio Cesare), Turkije (Tamerlano), Perzië (Serse) en zelfs tot in China (Orlando).
14
Orientalisme Euh, wat is dat voor een raar woord!? Wel, ‘oriens’ was het Latijnse woord voor oost, en het komt eigenlijk van het werkwoord ‘orior’ . Dat betekent ‘opstaan’ of ‘opkomen’. Wat heeft dat nu met het oosten te maken, denk je misschien? Wel, de zon komt op in het oosten, en ook bij de Romeinen was dat al zo! ‘Orientalisme’ is dan ook het nabootsen van allerlei zaken uit ‘het Oosten’, en dat kan zowel op schilderijen, in muziek en in gebouwen gebeuren. Waarom deed men dat? Wel, toen deze mode begon, ergens in de 18de eeuw, was het nog niet zo makkelijk om te reizen. Er waren nog geen auto’s of treinen en al zeker geen vliegtuigen. Je kon enkel maar met de boot of met paarden reizen, en het kostte veel tijd en geld om buiten Europa te geraken. Toch gingen er meer en meer mensen uit Europa in Azië en het Midden-Oosten wonen, veel landen werden immers kolonies van belangrijke Europese landen als Frankrijk en Engeland. En zo kwamen er allerlei verhalen over de schoonheid en de bijzondere gebouwen die er te vinden waren. Maar daarnaast werd er ook heel wat gefantaseerd en ontstonden er allerlei sprookjesachtige verhalen die zich ergens in ‘het Oosten’ zouden hebben afgespeeld. Foto’s waren er ook nog niet en dus begonnen schilders Oosterse taferelen uit te beelden. Architecten gingen gebouwen in Oosterse stijl ontwerpen en ook componisten gingen de klank van Oosterse muziek imiteren. Het bekendste voorbeeld hiervan zijn de talrijke imitaties van Turkse militaire muziek, die we onder andere bij bekende componisten als Mozart en Beethoven vinden. Het meest opvallend zijn misschien wel een aantal gebouwen die in de 19de eeuw gebouwd werden in ‘orientaalse’ stijl. Waar denk je dat bv. dit gebouw staat? Ergens in India misschien? Nee hoor! Het staat in het zuiden van Engeland, in de stad Brighton!
En deze toren komt je misschien wel bekend voor, ook al ben je nog nooit in Japan geweest… ? Wel ja, deze foto in gewoon in Brussel getrokken, vlak bij het Koninklijk Paleis van Laken!
15
En zitten er giraffen in Egypte? Nee hoor, dat is in de zoo van Antwerpen waar in 1856 een gebouw in de vorm van een Egyptische tempel werd gebouwd als verblijf voor olifanten en giraffen.
16
Klassieke muziek in Azië en het Midden-Oosten Als wij spreken over ‘klassieke’ muziek dan bedoelen we meestal onze eigen Europese klassieke muziek. Muziek van beroemde componisten als Bach, Mozart en Beethoven. Muziek voor orkest of voor piano, of opera natuurlijk. Maar ook in sommige andere culturen zijn er vormen van ‘klassieke’ muziek. Eigenlijk betekent ‘klassiek’ hier dat de muziek gemaakt wordt door professionele muzikanten voor de elite van het land (de koning, de kerk of heel rijke mensen). Alle culturen die in “Prinses Aiko” aan bod komen hebben zo’n klassieke traditie. We beginnen in Japan. De Italiaanse componist Puccini verwerkte in zijn opera “Madama Butterfly” een aantal Japanse melodieën. De voorstelling begint met zo’n Japans lied, en wie goed luistert zal dezelfde melodie even later opnieuw horen in de muziek van Puccini. In heel Azië staat de melodie centraal. Zij hebben bijna geen ‘harmonie’, dus geen combinaties van verschillende stemmen, geen aparte baslijn of akkoorden. Daarnaast is ook het denken over ritme anders. Zij hebben eigenlijk twee manieren om het ritme te organiseren. Ofwel is het ritme heel vrij, mogen de muzikanten hun zin doen en naar hun gevoel de schoonheid van de melodie en de klankkleur weergeven. Daarnaast werkt men met vaste ritmische patronen: reeksen van lange en korte, luide en zachte tikken die steeds herhaald worden. Deze patronen kunnen soms heel lang en ingewikkeld zijn, maar ook soms heel eenvoudig. Voorbeelden van zo’n patronen kan je horen in de ritmische begeleiding van het ‘Kattenduet’. In dat stuk wordt ook een ‘erhu’ gespeeld. De erhu wordt wel eens de Chinese viool genoemd. Het is ook een snaarinstrument dat met een strijkstok bespeeld wordt, maar verder zijn er heel wat verschillen met onze viool: de erhu heeft maar twee snaren (‘er’ betekend trouwens ‘twee’ in het Chinees), de klankkast is heel klein en heeft bovenaan een stuk slangenvel in plaats van hout, de strijkstok zit tussen de twee snaren en je houdt de erhu ook niet onder je kin vast, maar zet hem op je bovenbeen.
17
In het stuk uit ‘Lakme’ van Delibes komen we in India terecht. Ook daar is de muziek gericht op de melodie en wordt die vaak gecombineerd met ingewikkelde ritmes, maar heel typisch voor de muziek uit India is wat we een ‘bourdon’ noemen. Dat is een toon (of een combinatie van tonen) die heel de tijd blijft doorklinken. Veel Indische instrumenten hebben een systeem waarmee de speler die bourdon de hele tijd kan laten klinken, maar er is zelfs een instrument dat enkel dient om die bourdon te spelen, de tempura. Het is een snaarinstrument waarvan enkel de losse snaren bespeeld worden, en de linkerhand dus niet gebruikt word om melodieën of akkoorden te spelen, zoals op de gitaar of de viool.
18
We hebben al gezien dat de ritmes soms ingewikkeld kunnen zijn, maar wat is dat juist een ingewikkeld ritme? Wel, één ding dat ritmes voor ons soms moeilijk maakt is dat ze onregelmatig zijn. Er is dus geen doorgaande beat zoals in onze muziek, maar de tijd tussen de verschillende beats kan verschillen. Westerse ritmes hebben steeds een vaste reeks van twee of drie tellen. Zo is een mars typisch in twee tellen en een wals in drie. In muziek uit het Midden-Oosten vind je vaak ‘onpare’ maatsoorten, die hebben dan bv. vijf of zeven tellen. Een voorbeeld daarvan hoor je in de aria uit ‘Semiramide’ van Rossini. Die heeft hier een ritme van zeven tellen gekregen, een ritme dat wel eens vergeleken wordt met de tred van een kameel… Probeer maar eens mee te tellen, je zal zien dat het best lastig is.
19
De uitvoerders
Chia-Fen Wu Maya Sapera Dimos De Beun Dirk Moelants
Sopraan Dans, bourdon Klavecimbel, fluit Gamba, erhu, arrangementen
Lieven Baert Ine Ramakers Anouk Van der Laan Krisje Biegel Lotte Payer Inge Bruylandt Sanne Houbrechts Peter Vanassche Barbara Vackier Nico Lammens Peter Le Loup Marc Maes Muriël Derden Lino De Backer Ronald Declopper
Regie Kap & Grime Kostuumontwerp Kostuumatelier Kostuumatelier Kostuumatelier Technisch tekenaar Decoratelier Decoratelier Decoratelier Decoratelier Decoratelier Lichtontwerp Belichter Productieleider
Medewerkers video Kameel, Poes Panda Fluit Liuqin, percussie Percussie Draak Hond Choreografie poes Motion capture Camera Licht Geluid 3d animatie Video, montage Storyboard
Chia-Fen Wu Dick Vandaele Dimos De Beun Dirk Moelants Nejib Farjallah Yu Hsiang Hsieh Josephine Schreibers Lieven Baert Luiz Naveda Maarten Mylemans Glen D’Haenens Fernand Buyls Hans Spilliaert Josephine Schreibers Aurélie Debaene
20
Lieven Baert (regisseur) is een autoriteit op gebied van Historische dans. Hij startte zijn opleiding in d'Oude kapel te Gent in 1981 en studeerde met prominente leraars zoals Elizabeth Aldrich, Ingrid Brainard, Angene Feves, Andrea Francalanci, Francine Lancelot, Prof. Taubert en Barbara Sparti. In 1985 stichtte hij de dansgroep Chierlycke Danseryen, een groep die aanvankelijk in 15de en 16de eeuwse dans specialiseerde. Met het programma "de kunst van het dansen in de 15de eeuw" oogstte hij in binnen- en buitenland enorm veel succes. Datzelfde jaar, 1987, werkte hij samen met Mevr. Jeanne Brabants, als danser en choreograaf, voor het gezelschap "Danza Antiqua". In 1992 richtte Lieven Baert dan het Instituut voor Historiche DansPraktijk (IHDP) op. Onderzoek naar oude, estethisch waardevolle West-Europese dansen en de uitvoering ervan vormen de voornaamste activiteiten van het instituut. Hij is docent historische dans aan de Fundazion Alicia Alonso - Universidad Rey Juan Carlos in Madrid. Als choreograaf werkt hij voor de Landshuter Hochzeit, het grootste laatmiddeleeuwse spektakel in Europa. Voor het Brussels Operettetheater ensceneerde hij ondertussen 9 operettes waaronder La Périchole van Offenbach, Bocaccio van Franz von Suppé en Der Bettelstudent van Millöcker. Hij wordt over heel Europa gevraagd voor historische bals te begeleiden als dansmeester.
Maya Sapera (choreografie) was 5 toen ze met orientaalse dans begon en 6 toen ze voor de eerste maal op podium stond met Indische tempeldans. Op haar 16de begon ze te doceren. Hetzelfde jaar werd ze laureate van de wedstrijd beste Belgische danssolo en deed ze haar arangetram (soort eindexamen in de Indische Tempeldans of Bharatanatyam). Sindsdien veroverde ze als danseres, choreografe en lerares binnen- en buitenland. Ze had zelfs de eer in het landen van herkomst (als India, Marokko en Egypte) met succes onthaald te worden. In Egypte had ze de eer gevraagd te zijn door een van de choreografen van het national ballet van Cairo (Hassan Ibrahim) om in hun groep te werken (2000-2001). Ze heeft het geluk gehad om sinds 2002 met Indische muziekanten (als Mahabub Khan) samen te werken. In Belgiê danste ze reeds voor Alain Platel. Maya Sapera heeft als hoofddoel heeft het niveau van de etnische dansen in Vlaanderen op te krikken. Ze is gespecialiseerd in Indische dansen (Sapera of Indische Zigeunerdans, Bharata Natyam en Bollywood) en dansen uit Noord Afrika en het Midden
21
Oosten (vooral Egyptische, Marokkaanse, Oriëntaalse) dansen, maar heeft reeds van tientallen diverse stijlen geproefd. Chia-Fen Wu behaalde haar masterdiploma zang aan Nationale Univeristeit voor de kunsten in Taipei, in haar geboorteland Taiwan, waar ze talrijke zangwedstrijden won en snel uitgroeide tot één van de meest gevraagde solisten. Ze kwam zich verder bekwamen in Europa waar ze een postgraduaat behaalde aan het Royal College of Musicc in Londen en vervolgens laureaat werd van de operastudio Vlaanderen in Gent. Zij geeft hier en in Taiwan geregeld liedrecitals en treedt op als solist in oratoria. Daarnaast legt ze zich verder toe op de studie van oude muziek bij o.a. Greta De Reyghere, Zeger Vandersteene en Florian Heyerick. Sinds 2008 is ze verbonden aan het koor van de Vlaamse Opera.
Dirk Moelants studeerde viola da Gamba Ga bij Wieland Kuijken aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag, waar hij in 2001 zijn masters diploma behaalde. behaald Daarnaast studeerde hij musicologie aan de Universiteit Gent waar hij in 2002 zijn doctoraat behaalde. Momenteel werkt hij als doctor-assistent assistent aan de musicologie afdeling van de Universiteit Gent waar hij onder meer muziektheorie en etnomusicologie doceert. doc Hij verdiende zijn pluimen in de oude muziek bij ensembles als Zefiro Torna, Currende en Capilla Flamenca en als solist. Daarnaast speelt hij ook geregeld hedendaagse muziek. Dimos de Beun begon zijn muzikale loopbaan op negenjarige leeftijd met blokfluit bij Tomma Wessel aan het Stedelijk Conservatorium te Brugge. Dimos studeerde klavecimbel bij Herman Stinders en Ewald Demeyere aan de conservatoria van Brussel en Antwerpen. Voorts volgde hij orgel bij Ignace Michiels en Joris Verdin te Brugge en Antwerpen en werkte het bachelorprogramma voor orkestdirectie af in Brussel. Zowel als blokfluitist als continuospeler is hij in de freelancerwereld een veelgevraagde gast en werkte reeds met gerenommeerde ensembles zoals o.a. La Petite Bande, Ricercar gerenommeerde Consort, Huelgas Ensemble, Ex Tempore, Vlaams Radio Koor, Collegium Vocale, B’Rock, Ensemble Phoenix Munich e.a. Daarbij heeft hij bijdrage geleverd aan tvtv producties en cd-opnamen opnamen en trad reeds enkele enke malen op als solist met orkest.
22
Sinds januari 2010 dirigeert hij Da Cantar, een Brugs koor dat zich voornamelijk richt op uitvoering van polyfone muziek uit de 16de eeuw. Hij is tevens vaste organist in de Protestantse kerk ’t Keerske. Hij ontving in 2006 006 de prestigieuze onderscheiding “Ingeborg Köberle” als veelbelovende student en voor bijzonder verdienstelijke prestaties in het Koninklijk Conservatorium te Brussel. Dimos is momenteel leraar blokfluit en samenspel aan het conservatorium te Brugge. Hij stichtte tevens samen met Annelies Decock het ensemble “Arcus Coloratus” dat zich richt op het uitvoeren van barokmuziek.
Hans Spilliaert studeerde in 1995 af met grootste onderscheiding aan het KASK Gent Hogeschool als Meester in de audiovisuele kunsten kunsten (optie animatiefilm). In 1996 werd hij leraar audiovisuelevorming aan de Stedelijke Academie voor Schone Kunsten te Brugge. Sinds 1997 legde hij zich toe op 3D animatie. Hij heeft in eigen beheer alsook in opdracht animatiefilms geproduceerd, waarbij hij verschillende prijzen en nominaties in de wacht sleepte zoals de SABAM prijs nationale competitie van de korte film(1996), Laureaat van de jonge Belgische filmbeloften, selectie Holland animation filmfestival (1996), Prijs voor beste debuut ANNECY nominatie ie cartoon d'or (1997) ea. Voor Muziek LOD maakte hij de video voor “Hoeveel jaren telt November”.
In 1993 studeerde Josephine Schreibers af als kunsthistorica aan de Universiteit van Gent. Haar thesis over de verdwenen kastelen van Wondelgem werd in boekvorm gegoten via de reeks “Dorpsbeelden uit het verleden…” uitgegeven door De Klaroen (1994). Haar tweede boek “Barberine” (2005) ging over een 13-jarig 13 meisje in het 18de eeuwse Gent.. Sinds 1997 werkt ze als coördinator van de jongerenwerking en educatieve werkt dienst van de Vlaamse Opera.. Op een speelse wijze probeert ze kinderen en jongeren haar enthousiasme voor muziek en podiumkunsten bij te brengen. brengen. Daarvoor gebruikt ze technieken die ze via verschillende hobbies heeft geleerd zoals historisch dansen (sinds 1986 danst ze bij Lieven Baert van het IHDP), theatergrime en 3D-technieken 3D technieken (afgestudeerd in 2004 bij JeanPaul Pollet van het PIHS) en film/video ( afgestudeerd in 2007 bij Didier Volckaert aan de academie van Waasmunster). Voor het project Gent-Veldstraat Gent Veldstraat (9/4 tem 8/5/2005) deed Josephine Schreibers het onderzoek voor de film "The Ephemerist" van An van. Dienderen en Didier Volckaert.
Een laatste maar niet onbelangrijke medewerker aan het project is Aurélie Debaene. Zij is 17 jaar oud en studeert aan de kunsthumaniora Gent.. Als getalenteerde 23
tekenaar is zij verantwoordelijk voor de uitwerking van het storyboard, de ontwerpschetsen voor de 3D modellen en fungeert zij in de zijlijn ook als scriptgirl bij de film, motioncapture en greenscreenopnames. Als oudste zus van een jongere en een broer staat ze ook zeer dicht bij de doelgroep en verleent ze advies over inhoud en vorm.
24
Anouk van der Laan (kostuumontwerpster) is geboren in Oirschot (NL) . Zij studeerde eerst aan de kunstacademie te Maastricht en daarna aan het Fashion Institute te Amsterdam. Tijdens haar studies heeft zij stage gelopen bij Trois Quarts, een atelier dat gespecialiseerd is in patronen maken. Daarna ook bij de Vlaamse Opera. Bij de Vlaamse Opera was zij verantwoordelijk voor de kostumering van de kinderproductie “Op weg naar Woodbury” en voor de jongerenproductie “Rage of Life”. Prinses Aiko was voor Anouk haar debuut als kostuumontwerpster.
De instrumenten Dimos De Beun speelt tijdens Prinses Aiko op een klavecimbel.. Zo’n klavecimbel lijkt een beetje op een piano. Maar het bestaat al veel langer dan de piano. Op het einde van de 16de eeuw speelde men al op klavecimbels. Sommige klavecimbels zijn zeer mooi versierd met schilderijen. Net zoals de piano is het klavecimbel een toetsinstrument. Het grootste verschil met een piano is dat er niet op de snaren wordt geslagen met een hamertje.. Er wordt aan de snaren getrokken met een pennetje. Een ander verschil is dat je op een klavecimbel niet harder of zachter kunt spelen. Je kan een noot ook niet langer laten klinken door de toets langer in te drukken, zoals op een piano. Dimos speelt tijdens de voorstelling ook op een sopranino blokfluit.. De blokfluit is een houten blaasinstrument en bestaat al heel el lang. In de prehistorie speelde men al op een soort fluit. De blokfluit zoals wij die kennen bestaat al sinds de 14de eeuw.
Dirk Moelants speelt op een viola da gamba.. De gamba is familie van de strijkinstrumenten en ontstond uit een voorloper van de gitaar. De oudste gamba dateert uit de 16de eeuw. Toen had het instrument 6 snaren. Men hield het instrument horizontaal en gebruikte een strijkstok om het te bespelen. Later werd er een 7e snaar aan het instrument toegevoegd en ging men het instrument ook vertikaal houden. De gamba werd vanaf dan tussen de benen geklemd. Dat doet een beetje denken aan hoe men een cello bespeelt.
25
26