Debat over de gevolgen van het actieplan ‘Focus op Vakmanschap’
‘Prima plan, maar meer tijd graag!’ Het actieplan Focus op Vakmanschap heeft het nodige in beweging gebracht en de huidige politieke ontwikkelingen maken het er niet rustiger op. Welke gevolgen heeft dit voor het mbo? Ecbo deed een verkennend onderzoek onder vijf roc’s en organiseerde op 19 juni een debat over deze kwestie. De setting is inmiddels bekend: het Maltezerhuis in Utrecht, de ruimte in tweeën verdeeld tussen voor- en tegenstanders van een stelling. Anders dan normaal zijn er geen aanjagers per stelling, maar kiezen de deelnemers zelf drie stellingen uit een totaal van zes. Maar voor het zover is, schetsen twee ecbo’ers eerst de achtergrond van het actieplan en het onderzoek. Willem Houtkoop (ecbo) opent de avond en valt na een welkomstwoord meteen met de deur in huis: “Ik heb zelden zo’n kort beleidsstuk gezien dat zoveel overhoop haalt. We zitten er nu middenin: het actieplan is vorig jaar gelanceerd, scholen moeten er mee aan de slag en in 2015 moeten de resultaten zichtbaar zijn. Voor een deel is er echter nog geen ondersteunende wetgeving. Kortom: een mooi moment om te kijken hoe de mbo-instellingen omgaan met de maatregelen uit het actieplan.” Het actieplan op hoofdlijnen Debatleider Donatello Piras (Nederlands Debat Instituut) interviewt vervolgens Louise van de Venne (ecbo) over de hoofdlijnen van het actieplan en het verkennend onderzoek van ecbo. Van de Venne vat het actieplan samen als een pakket maatregelen om de kwaliteit van het onderwijs in het mbo te verhogen. “Dat is het doel. De basis van het plan is gelegen in het vorige kabinet, dat een tekort aan vakmensen constateerde. De economie heeft goede vakmensen nodig en daartoe moet het onderwijs meer verbonden worden met de arbeidsmarkt en moet ondernemerschap meer worden gestimuleerd.” Drie noemers Volgens Van de Venne zijn de in totaal vijfendertig maatregelen van het actieplan ruwweg onder drie noemers te scharen: verhoging van de kwaliteit van het beroepsonderwijs, vermindering van de kwalificaties en opleidingen, en bestuur en bedrijfsvoering op orde. “Bij die eerste noemer moet je bijvoorbeeld denken aan de intensivering van het onderwijs, opleidingen die van vier naar drie jaar gaan, meer uren, betere examens en de professionalisering van docenten. Bij de tweede gaat om een versimpeling van de kwalificatiestructuur. We hebben nu maar liefst 627 verschillende mbo-diploma’s. Kunnen we daar niet in bundelen? Onder de laatste noemer vallen allerlei instrumenten die bestuurders en teamleider kunnen helpen met goed bestuur, de bekostiging, et cetera.” Verkennend onderzoek De mbo-instellingen zijn sinds vorig jaar aan de slag gegaan met de vertaling van die maatregelen naar hun eigen situatie. Ecbo schetste een beeld van de relevante ontwikkelingen en beoogde maatregelen en voerde bij een aantal instellingen een verkenning uit naar de
Verslag ecbo-debat Gevolgen actieplan mbo
ecbo
1
verwachte gevolgen, om verderop in het proces na te kunnen gaan hoe deze instellingen vorderen met de implementatie van de maatregelen. Panelleden Na deze schets van de achtergrond van het komende debat, stelt Piras de panelleden voor. Paul Oomens is plaatsvervangend directeur BVE van het ministerie van OCW en met ingang van 1 september directeur van de MBO Raad. “Ik wil op een punt het voorgaande corrigeren. Het Lenteakkoord biedt inderdaad uitstel op bepaalde punten, maar dat geldt niet voor de vereenvoudiging van de kwalificatiestructuur. Die wordt met ingang van 2013 al deels ingevoerd. Het Lenteakkoord is daarnaast heel spannend: hoe zit het met budgetten, nieuwe plannen? We zien natuurlijk het liefst dat het hele pakket aan maatregelen uit het actieplan bij elkaar blijft. Een jaartje extra is niettemin welkom.” Hans Schutte, voorzitter van het college van bestuur ROC van Twente, bevestigt dit: “We zijn druk bezig met de implementatie van het actieplan. Is heel wat dat er op je afkomt, voldoende tijd is daarbij wel prettig.” Rob Schrijver, bestuurslid en woordvoerder van de beroepsvereniging voor mbo-docenten en docent verpleegkunde ROC Rijn IJssel, vindt dat die extra tijd wel goed moet worden benut: “Er komt veel op de docent af. Ondanks de extra tijd moeten we zeker niet achteroverleunen, maar juist hard werken aan de professionalisering van docenten. We moeten ze voorbereiden op de maatregelen uit het actieplan, met name op de curriculumontwikkeling. Dat zit nu namelijk niet standaard in het repertoire van iedere docent.” Stemming De aanwezigen kunnen vervolgens stemmen over de volgende zes stellingen: 1 Door het actieplan is het primaire onderwijsproces het kind van de rekening; 2 Het is goed dat er meer focus komt op algemene vorming binnen het mbo; 3 Het is goed dat het actieplan een beperking oplegt aan de stapeling van diploma’s; 4 Het is goed dat er een verkorting van de opleidingen van 4 naar 3 jaar komt; 5 Door het actieplan staat maatwerk voor deelnemers onder druk ; 6 Met het actieplan wordt het mbo een goed concurrerende route naast de havo-route. Bijna iedereen is het eens met de stellingen 4 en 5, met stelling 3 daarentegen is het merendeel het oneens. Blijven over stelling 1, 2 en 6, waarbij het aantal voor - en tegenstanders wat meer gelijkelijk verdeeld is. Spannender voor het debat dus. Zoals gezegd zijn er dit keer geen aanjagers, maar kiezen deelnemers per stelling een kant, waarna ze als groep eerst twee minuten overleggen, voordat onder leiding van Piras het debat kan losbarsten. Stelling 1: Door het actieplan is het primaire onderwijsproces het kind van de rekening De voorstanders van deze stelling spreken duidelijke taal: “Het is al weer het zoveelste pakket maatregelen, het onderwijs heeft te lijden onder deze stapeling van maatregelen.” “De vorm overheerst in het actieplan, de inhoud niet. Dat wordt overgelaten aan het primair proces .” “Er is heel veel aandacht voor de herstructurering en de organisatie van het onderwijs, dat gaat ten koste van de kwaliteit.” “Meer uren betekent nog niet meer kwaliteit, en dat zou toch moeten.” En een hele fraaie: “Er zijn maar liefst 35 maatregelen, dan vraag ik me af, waar is de
2
ecbo
Verslag ecbo-debat Gevolgen actieplan mbo
focus uit de titel van het plan?” “We zijn nog bezig met de vorige verandering. Weer een nieuw plan werkt demotiverend, ik merk dat het moeilijk is om docenten mee te krijgen.” Maar ook de tegenstanders laten zich niet onbetuigd: “We zijn al zo lang bezig met kijken naar de kwaliteit van het onderwijs, er zijn zoveel plannen. Ik ben blij dat er nu een nieuwe impuls komt om alles eens te synchroniseren.” En andere tegenstander bevestigt dat: “Ik ben het niet eens met de term stapeling van maatregelen, dit pakket brengt juist meer samenhang, een integrale visie.” “Het is niet noodzakelijkerwijs het primaire proces dat het kind van de rekening is, dat hangt van de invulling van de maatregelen af. Je kunt juist ook eens voldoende aandacht vestigen op het primaire proces.” En een stevige mening ten aanzien van de overheid: “Ik heb het idee dat het actieplan voortkomt uit de beheerszucht van het ministerie. Het gaat niet om onderwijskwaliteit, maar om een kostenbeperking.” Een tegenstander bevestigt dit: “Het kostenverhaal is zeker een element, maar er valt ook nog heel veel aan de kwaliteit te verbeteren, en dat zit ook in het plan. Uitvoering kost een hoop werk, maar niet per se ten koste van het primaire proces.” Het idee dat het actieplan een hoop werk vergt, komt vaker terug, gekoppeld aan de wens om meer tijd: “De implementatie wordt onderschat, er is meer tijd nodig om de voorgaande maatregelen te implementeren.” “Ik ben het eens dat het plan an sich niet slecht is. Het komt zeker ten goede aan de kwaliteit, ook die van het primaire proces. Maar door de tijdsdruk komt er wel te veel druk op het primaire proces, en dat is niet goed.” Een voorstander tenslotte doet een poging tot bemiddeling: “Tegenstanders voeren aan dat het uitvoeren van de plannen lastig is en veel werk kost, maar ik heb niemand horen zeggen dat het niet nodig is. Daarover is blijkbaar iedereen het eens.”
De mening van het panel Oomens: “Het actieplan behelst een complexe verandering, daar is iedereen het over eens. Maar de organisatie kan zeker wel sturen op de uitvoering. Goed communiceren, met de docententeams overleggen, je werk als professional uitvoeren. En je ook ten aanzien van de deelnemers houden aan de maatregelen uit het pakket; omschrijf de uren bijvoorbeeld goed in het onderwijscontract.” Hans Schutte: “Bij het ROC van Twente hebben we debatten gevoerd met studenten, ouders en bedrijven, over de gevolgen van het actieplan. We hebben aangegeven dat de lat omhoog gaat, er sprake is van meer ambitie en dat de kwalificatiedossiers beter worden afgestemd. Daarna hebben we in de docententeams besproken wat zij nou van het plan vinden. Het antwoord van de docenten: het plan is goed doordacht, past bij deze tijd, maar is wel veel werk. Hoe moet je dat dan doen? Maatwerk! Geef docenten voldoende tijd en ruimte, faciliteer hen om de veranderingen door te voeren. En bedenk maar zo: in een tijd van bezuinigingen krijgt het mbo er geld bij. Dat is toch mooi meegenomen?” Rob Schrijver: “Er valt voor docenten ook veel te halen in het plan, maar er moet ook hard worden gewerkt. Het is niet anders, het plan moet toch worden uitgevoerd, dus de schouders eronder en gaan voor die professionalisering!”
Verslag ecbo-debat Gevolgen actieplan mbo
ecbo
3
Stelling 2: Het is goed dat er meer focus komt op algemene vorming binnen het mbo Een voorstander trap af: “Met meer avo-vakken is er meer kans op doorstroming vanuit niveau 3 en 4 naar het hbo en kunnen we de concurrentie met de havo beter aan. De uitval van mbo’ers in het hbo is vrij groot, en dat komt vaak door gebrekkige algemene vorming. Je zou mbo’ers niet moeten afrekenen op de avo-vakken, maar er wel meer aandacht aan besteden.” Een ander voorstander is het er niet helemaal mee eens: “Mbo’ers presteren juist helemaal niet minder dan havisten op het hbo. Maar in alle beroepen van tegenwoordig wordt meer algemene vorming gevraagd. Het moet echter niet ten koste gaan van de beroepsvorming.” Een tegenstander voert aan: “Er zijn jongeren die op hun zestiende klaar zijn met leren en bewust kiezen voor een beroepsopleiding. Die willen werken, dan moet je ze niet te veel lastig vallen met avo-vakken.” Een andere tegenstander vindt het meer een probleem van het hele onderwijs: “In het po en vo moeten ze meer aandacht geven aan algemene vorming, want nu wordt het mbo opgezadeld met een probleem dat al eerder in de schoolloopbaan ontstaat.” De voorstanders pleiten herhaaldelijk voor het niet verplicht stellen van avo-vakken, en/of de deelnemers er niet op af te rekenen. “Maar je moet het wel aanbieden als studenten het zelf willen, dat geeft ze meer mogelijkheden op de arbeidsmarkt.” Een tegenstander is het daar niet mee eens: “Ik hoor de hele tijd: meer aandacht voor avo is goed, maar je moet deelnemers er niet op afrekenen. Daar ben ik het niet mee eens: dat afrekenen zit wel degelijk in het actieplan. Ik ben daarom ook tegen de avo-vakken. Het mbo leidt op tot een beroep. Wat maakt het uit dat een loodgieter misschien niet goed kan spellen, je wilt zo iemand toch niet missen op de arbeidsmarkt?” Een voorstander brengt daar tegenin: “We hebben een dienstverlenerseconomie, geen loodgieterseconomie. Taal en rekenen zijn gewoon nodig, ook in het mbo.” Maar een tegenstander voert weer aan: “Dat mag dan wel zo zijn, maar loodgieters blijven nodig. We moeten potentieel goede vakmensen niet uitsluiten door ze het te moeilijk te maken met avo-vakken.” De verdeeldheid over deze stelling is groot. Een voorstander voert weer aan: “Als je opleidingen wilt inkorten van vier naar drie jaar, krijg je meer stof in minder tijd. Dat vraagt meer zelfstudie, meer de boeken in, dus dan heb je wel algemene vorming nodig.” Maar volgens een tegenstander is er “geen tijd of geld om het goed te doen.” Wellicht een fraai compromis is deze opmerking: “Avo-vakken hebben alleen rendement als de stof aansluit op de beroepsvakken. Je moet een dergelijke vorming koppelen aan de beroepspraktijk.”
De mening van het panel Rob Schrijver is tegen meer focus op de avo-vakken: “Ik ben het op zich eens met de eisen die worden gesteld, maar het legt te zware extra lasten op de deelnemers. Een asfalteerder heeft geen Engels nodig. Er moet naar mijn idee geen focus liggen op algemeen verplichte avovakken, maar op maatwerk wanneer dat nodig is.” Hans Schutte daarentegen is voor: “Iets meer focus mag wel; het algemene niveau van bijvoorbeeld Engels en Nederlands was ook niet goed. Maar ik denk dat voor en tegen redelijk dicht bij elkaar liggen: je moet goed kijken welk niveau van avo-vakken nodig is én waar het meer of minder nodig is. Dus maatwerk, en niet algemeen invoeren.”
4
ecbo
Verslag ecbo-debat Gevolgen actieplan mbo
Paul Oomens houdt het midden: “Je moet de balans goed houden. Engels en Nederlands zijn wel belangrijk, maar je moet er niet te ver in doorslaan. Het hbo mag aan de voorkant kritischer zijn en duidelijke eisen stellen. Dan kan de mbo’er die echt wil doorstromen zelf kiezen voor meer avo-vakken. Door middel van keuzemodules of maatwerk.” Stelling 6: Met het actieplan wordt het mbo een goed concurrerende route naast de havo-route Ondanks de eerdere stemming blijken er heel weinig mensen in het vak van de voorstanders te staan. Een mening uit dat vak: “Een compacte vakopleiding is ideaal voor mensen die weten wat ze willen. Je hebt ook een voordeel op de havisten als je naar het hbo gaat, je hebt immers al praktijkervaring, weet hoe je een stageplek moet vinden. Met meer avo heb je een betere voorbereiding op hbo.” Een tegenstander brengt daar tegenin: “Er zijn zo’n 8 à 9000 studenten uit vmbo-tl die de havo-route doen. Dat kost minder tijd dan via het mbo om naar het hbo te gaan. Veel tl’ers weten nog niet wat ze willen worden, het havo geeft ze extra bedenktijd alvorens een specifieke beroepsopleiding te volgen.” Andere tegenstanders gaan meer uit van eigen kracht: “Je moet niet kiezen voor concurrentie, maar je juist profileren als een andere route, voor een ander type studenten.” En: “De beroepspraktijkvorming moet een goede plek krijgen, daaraan ontleent men beroepstrots. Dat is de kracht van mbo.” “Je moet juist inzichtelijk maken wat dat extra jaar oplevert. Veel jongeren worden juist gelukkiger van de praktijk, in plaats van de theorie.” Een laatste tegenstander is kritisch over de maatregelen: “Het actieplan zorgt juist voor minder concurrentie. Je hebt minder uren bpv, en dat is juist het onderscheidend kenmerk van het mbo.”
De mening van het panel Hans Schutte is voor meer concurrentie: “Het mbo mag zich best meer profileren, werken aan z’n imago. Het aanvangssalaris van een werktuigbouwkundige met mbo 4 is hoger dan veel universitair geschoolden krijgen in hun eerste baan. Dat soort dingen mag je best benadrukken.” Paul Oomens voert aan dat mbo’ers het niet slechter doen op het hbo: “Ze werken heel erg hard, waar het havo toch veel meer een zesjescultuur is. Ze hebben praktijkervaring, stellen kritische vragen. Dus: ga uit je van je eigen kracht!” Rob Schrijver deelt die mening: “Focus op vakmanschap ligt in het mbo, niet in het havo. Het actieplan kan het mbo alleen maar versterken, het mbo bereidt voor op een vak en op het hbo.” Afsluitend Willem Houtkoop sluit de avond hierna. “Bij een debat lijkt het alsof de tegenstellingen vaak groter zijn dan in de werkelijkheid, maar dat is ook de aard van de debatvorm, dat mag. Maar
Verslag ecbo-debat Gevolgen actieplan mbo
ecbo
5
als je goed luistert, hoor je heel veel gemeenschappelijks in beide kampen. Iedereen lijkt het wel redelijk eens te zijn met het plan, maar tijd lijkt de grootste beperkende factor. We moeten niet te veel in een keer willen. Die boodschap nemen we mee. Dank aan iedereen voor zijn inbreng, nu is het tijd voor de borrel.”
6
ecbo
Verslag ecbo-debat Gevolgen actieplan mbo