Preventie op persoonlijke maat JGZ biedt een uniek kader om de gevolgen van beginnende problemen bij kinderen positief te beïnvloeden, met name de problematiek die (nog) niet binnen een diagnostische classificatie valt. Hier ligt een cruciale verantwoordelijkheid voor de JGZ: een afweging maken in de diverse ontwikkelingsfasen van een kind dat symptomen nog niet leiden tot diagnoses, waarbij op ieder moment factoren invloed kunnen hebben op het verloop van de ontwikkeling. De JGZ staat voor de uitdaging om de conventionele benadering (“find it and fix it”) naar een toekomstbestendige aanpak (“predict it and personalize it”) te transformeren. Het accent in deze verandering zal moeten liggen op het personaliseren van zorg: anticiperen op specifieke individuele behoeften van kinderen en jeugdigen, gebruik makend van het vermogen om risico’s voor gezondheid, groei en ontwikkeling te voorspellen, vast te stellen en te kwantificeren. Hierbij maakt JGZ gebruik van twee denkmodellen: 1) het biopsychosociaal model, 2) een denkmodel dat uitgaat van ontwikkeling in een continuüm (growing into deficit’. Deze worden hierna toegelicht. Het biopsychosociaal model Het biopsychosociaal model is een model om de gezondheidstoestand en eventuele gezondheidsproblemen van een mens in de volle breedte in beeld te brengen en te beschrijven. Hierdoor is het uitermate geschikt voor een jeugdgezondheidszorg die met een brede, integrale blik naar de gezondheid van kinderen kijkt. Het model is een multifactorieel model; dat wil zeggen dat er meerdere factoren zijn die meespelen die van invloed zijn op (het ontwikkelen van) gezondheid en bij het ontstaan, voortbestaan of herstel van een gezondheidsprobleem. Het model is systemisch. Zo wordt de ontwikkeling van een kind gezien als onderdeel van het hele systeem waar het zich in bevindt. Het model is circulair of interactief: de verschillende factoren hebben onderling invloed op elkaar. Een wijziging op één gebied heeft wijzigingen op alle andere gebieden tot gevolg. De factoren die een rol spelen bij de gezondheid, worden geclusterd in: ● biologische aspect: factoren zoals aanleg, erfelijkheid, lichamelijke ziekten, voeding, algehele conditie ● psychische aspect: factoren zoals persoonlijkheid, gedachten, overtuigingen, gevoelens en bezieling ● sociale aspect: factoren zoals gezin, vrienden, school, vrije tijd. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen voorbeschikkende, uitlokkende en onderhoudende factoren. Voorbeschikkende factoren zijn factoren die het ontstaan van een probleem waarschijnlijker of onwaarschijnlijker maken. Uitlokkende factoren zijn factoren die een probleem veroorzaken. Onderhoudende factoren zijn factoren die een bestaand probleem helpen in stand te houden. Het biologische aspect Het biologische aspect is het lichaam en alles wat in rechtstreeks contact komt met het lichaam. Denk hierbij aan voedsel, de lucht die we inademen, andere organismen om ons heen zoals bacteriën en virussen, stoffen waar we mee in aanraking komen en de fysische eigenschappen van onze omgeving zoals temperatuur en vochtigheid. Voorbeschikkende biologische factoren zijn biologische factoren die het ontstaan van een probleem waarschijnlijker of onwaarschijnlijker maken. Een blanke huid is bijvoorbeeld gevoeliger voor zonlicht dan
1
een donkerdere huid. Dit houdt rechtstreeks verband met de hoeveelheid pigment (een stof die ons beschermt tegen overvloedig zonlicht) in de huid. Uitlokkende biologische factoren zijn bijvoorbeeld bacteriën en virussen, te weinig slapen, ongezond eten, een wond of een aardbeving, overstroming of een andere milieuramp. Onderhoudende biologische factoren kunnen factoren zijn die te maken hebben met een slechte lichamelijke conditie, een handicap of medicatie, ongezonde eet en leefgewoonten en een ongezonde fysieke omgeving. Het psychische aspect Onder het psychische aspect wordt alles begrepen wat met de persoonlijkheid, gedachten, overtuigingen, gevoelens en bezieling te maken heeft, zowel bewust als onbewust. Voorbeschikkende psychische factoren: persoonlijkheid. Een persoonlijkheid geeft een bepaalde houding en bepaalde inzichten die het ontstaan van bepaalde klachten waarschijnlijker of juist onwaarschijnlijker maken. Iemand met een “laissez faire” houding zal in veel situaties anders reageren dan een pietje precies. Een angstige persoonlijkheid zal eerder beren op de weg zien dan iemand met een optimistische aard. Het aantal beren op de weg is in beide gevallen even groot, maar voor de angstige persoon is de kans op een ontmoeting groter. Uitlokkende psychische factoren zijn gebeurtenissen, zowel vreugdevolle als verdrietige, die spanning veroorzaken. Onderhoudende psychische factoren zijn bijvoorbeeld gedachten en overtuigingen over een probleem en motivatie om iets aan de klacht te doen. Wanneer iemand het idee heeft dat een probleem nou eenmaal bij de leeftijd of de omstandigheden hoort, zal hij minder geneigd zijn om een oplossing te vinden. Het sociale aspect Het sociale aspect omvat de contacten met de mensen om ons heen: het gezin, de buurt, de school en vrienden. Het is het systeem waarin een mens functioneert. Voorbeschikkende sociale factoren betreft de cultuur waarin iemand is opgegroeid. Zowel de gezinscultuur als het land, de religieuze gemeenschap, de vriendenkring en de andere contacten die wij gehad hebben, hebben een sterke invloed op hoe wij naar onszelf kijken en hoe wij onszelf zien in relatie tot anderen. Uitlokkende sociale factoren zijn die sociale gebeurtenissen of interacties die het ontstaan van onze klacht in gang zetten of hieraan bijdragen. Onderhoudende sociale factoren zorgen ervoor dat het moeilijk wordt om te herstellen; iedere poging daartoe wordt als het ware bestraft door de omgeving. Wanneer je bijvoorbeeld met zorg en aandacht omringd wordt terwijl je ziek bent, maar in gezonde tijden nauwelijks gezien wordt, kan het minder aantrekkelijk zijn om beter te worden. Wisselwerking tussen psychische en biologische aspecten Dat het lichaam invloed heeft op onze gedachten zijn de meesten zich wel bewust. Wanneer je iets voelt in je lichaam, heeft dat een gedachte tot gevolg. En ook minder direct, wanneer je vaak pijn hebt, veel ziek bent, een chronische aandoening hebt, zal dat invloed hebben op je stemming en je gedachtepatronen. Iedere gedachte die wij hebben, veroorzaakt fysieke veranderingen. Wij merken dit vaak niet op omdat het soms gaat om hele kleine veranderingen. Deze kleine veranderingen hebben echter invloed op heel veel processen in ons lichaam en kunnen dus uiteindelijk grote veranderingen tot gevolg hebben. Wij kunnen dit vergelijken met de rots die uitgehold is door druppels water. Iedere druppel is klein en heeft maar een hele kleine invloed op de rots, maar wanneer de druppels al vervlogen of weggestroomd zijn, blijft de rots
2
over met een uitholling. Wisselwerking tussen biologische en sociale aspecten Een van de meest in het oog springende verbanden tussen biologische en sociale aspecten is discriminatie op grond van iemands huidkleur of handicap. De tegenhanger hiervan is de persoon die door een aantrekkelijk uiterlijk veel aandacht krijgt. Kijken we naar het biologische aspect om ons heen, dan zien we dat bijvoorbeeld in tijden van voedselschaarste sociale veranderingen optreden. De mensen worden of solidair of ze komen juist meer voor zichzelf op. Wisselwerking tussen psychische en sociale aspecten Een voorbeeld van de wisselwerking tussen psychische en sociale aspecten is dat onze persoonlijkheid en de manier waarop wij in het leven staan zeer bepalend zijn voor onze sociale contacten. Andersom wordt onze kijk op het leven en ook op onszelf sterk beïnvloed door de ervaringen die wij met anderen hebben.
‘Growing into deficit’ De ontwikkeling van kinderen en jeugdigen in hun levensloop wordt bepaald door de interactie tussen bovengenoemde factoren in multidimensionele dynamische processen. Dit resulteert in een oneindige variabiliteit aan unieke individuen. Wanneer een biologische kwetsbaarheid aanwezig is, kan een preklinische, prodromale fase (stadium waarin verschijnselen van een naderend probleem verschijnen) ontstaan waarin nog geen duidelijk symptomen waarneembaar zijn. De interactie tussen genetisch bepaalde kwetsbaarheid en stressoren (omgevingsfactoren) leidt in een continuüm in de tijd uiteindelijk tot een diagnostische entiteit op grond waarvan dan pas besloten wordt tot een interventie. Volgens dit concept is er sprake van zogenaamd ‘growing into deficit’. Of ‘growing into deficit’ optreedt, wordt bepaald door ‘initiërende gebeurtenissen’ en gezondheidsdeterminanten in de omgeving.
Figuur: ‘growing into deficit’ in het ontwikkelingscontinuüm
3
Referenties: A. Sameroff . A Unified Theory of Development: A Dialectic Integration of Nature and Nurture. Child Development, January/February 2010, Volume 81, Number 1, Pages 6–22 Bernice Doove,1,3 Jan Heller,2 Frans Feron 2,3 : JGZ op de drempel naar gepersonaliseerde zorg. TSG, 2013. Maart, 2014 Frans Pijpers
4