oorspronkelijke stukken
Prevalentie en zorgconsumptie bij astma en COPD in relatie tot etniciteit A.A.Uijen, T.R.J.Schermer, H.J.M.van den Hoogen, J.Mulder, E.M.Zantinge en B.J.A.M.Bottema Zie ook de artikelen op bl. 1136, 1138, 1146 en 1151. Doel. Bepalen of er verschillen bestaan in prevalentie van en zorgconsumptie bij astma en chronisch obstructieve longziekte (COPD) tussen autochtone, Turkse, Marokkaanse en Surinaamse Nederlanders. Opzet. Retrospectief. Methode. Op basis van gegevens uit de ‘Tweede nationale studie naar ziekten en verrichtingen in de huisartspraktijk’ vergeleken wij de prevalentie van astma en COPD tussen de verschillende etnische groepen. Daarnaast vergeleken wij het gebruik van de verschillende soorten luchtwegmedicatie en het aantal contacten met de huisartspraktijk tussen deze bevolkingsgroepen. Resultaten. Wij analyseerden gegevens van 240.067 autochtone, 2942 Turkse, 2416 Marokkaanse en 3320 Surinaamse Nederlanders. Astma komt vaker voor bij Surinamers en lijkt minder vaak voor te komen bij Marokkanen. COPD lijkt minder vaak voor te komen bij allochtonen dan bij autochtonen. Er is een trend om minder profylactische onderhoudsmedicatie bij allochtonen voor te schrijven. Bovendien lijken allochtone patiënten minder contacten over luchtweggerelateerde problemen met de huisartspraktijk te hebben dan autochtonen. Conclusie. Er bestaan verschillen in prevalentie van en zorgconsumptie bij astma en COPD tussen allochtone en autochtone Nederlanders. Er lijkt sprake te zijn van onderdiagnostiek van COPD onder allochtonen. Bovendien is het waarschijnlijk dat allochtone astma- en COPD-patiënten onderbehandeld worden. Ned Tijdschr Geneeskd. 2008;152:1157-63
Uit buitenlands onderzoek blijkt dat zowel de prevalentie als de behandeling van astma en chronisch obstructief longlijden (COPD) samenhangt met etniciteit. In de Verenigde Staten bijvoorbeeld is bij de zwarte Latijns-Amerikaanse kinderen de prevalentie van astma hoger dan bij blanke kinderen; ook wordt astma in deze groep minder goed volgens de richtlijnen behandeld dan bij blanke kinderen.1 2 De prevalentie van COPD is hoger bij het blanke ras dan bij Aziaten.3 Deze onderzoeken zijn vanwege de andere bevolkingssamenstelling in het buitenland niet of nauwelijks informatief voor de Nederlandse situatie. In ons land bestaat de grootste groep allochtonen uit niet-westerse allochtonen, waarbinnen Turken, Surinamers en Marokkanen het grootste deel vormen (www.cbs.nl).
Universitair Medisch Centrum St Radboud, Postbus 9101, 6500 HB Nijmegen. Afd. Huisartsgeneeskunde, 117: mw.A.A.Uijen, onderzoeker en arts in opleiding tot huisarts; hr.dr.T.R.J.Schermer, gezondheidswetenschapper; hr.ing.H.J.M.van den Hoogen en hr.ing.J.Mulder, statistici. Afd. Voortgezette Opleiding tot Huisarts (VOHA): hr.dr.B.J.A.M.Bottema, huisarts. Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (NIVEL), Utrecht. Mw.E.M.Zantinge, onderzoeker. Correspondentieadres: mw.A.A.Uijen (
[email protected]).
In Nederland bestaan er aanzienlijke verschillen in de prevalentie en de behandeling van chronische aandoeningen tussen etnische groepen. Zo komt diabetes mellitus vaker voor bij Turken en Marokkanen en worden cardiovasculaire aandoeningen vaker gezien bij Turken dan bij autochtone Nederlanders.4 5 De Nederlandse huisarts behandelt Marokkanen en Turken vaker met goedkopere geneesmiddelen en verwijst hen minder vaak naar een fysiotherapeut dan autochtone Nederlanders.6 Allochtonen krijgen meer geneesmiddelen op recept voorgeschreven dan autochtone Nederlanders.7 Er is weinig onderzoek gedaan naar verschillen in prevalentie en behandeling van de door een arts gediagnosticeerde astma en COPD tussen etnische groepen in Nederland. De diagnose ‘astma’ blijkt in een onderzoek onder 0-14-jarigen minder vaak voor te komen bij Turken en Marokkanen en even vaak bij Surinamers vergeleken met Nederlanders.8 In een ander onderzoek waarin de incidentie van astma en COPD onder alle leeftijden werd bekeken, bleek die incidentie hoger bij Surinamers en Turken, en lager bij Marokkanen.9 Bovendien bleek de incidentie van COPD lager bij Turken, gelijk bij Surinamers en hoger bij Marokkanen vergeleken met autochtone Nederlanders. Wij bestudeerden of er tussen autochtone, Turkse, Marokkaanse en Surinaamse Nederlanders verschillen zijn in de prevalentie van door huisartsen geregistreerde diag-
Ned Tijdschr Geneeskd. 2008 17 mei;152(20)
1157
nosen ‘astma’ en ‘COPD’. Daarnaast onderzochten wij of er tussen deze bevolkingsgroepen verschillen bestaan in de aard en de mate van zorgconsumptie door astma- en COPDpatiënten. methode Onderzoeksopzet en -populatie. Wij gebruikten gegevens die in het kader van de ‘Tweede nationale studie naar ziekten en verrichtingen in de huisartspraktijk’ (NS2) door het Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (NIVEL) zijn verzameld (www.nivel.nl/ns2). Deze database bevat gegevens van 104 huisartspraktijken. Vanwege een onvolledige registratie sloten wij 9 praktijken uit. In de overige 95 praktijken stonden bij de start van de gegevensverzameling ongeveer 358.000 personen als ‘vaste patiënt’ ingeschreven. Gegevens over het vóórkomen van ziekten zijn gebaseerd op een registratie van diagnosen gedurende 365 dagen. De start van de registratie varieerde per praktijk en vond plaats in de jaren 2000-2002. Bij 7 praktijken week de registratieduur af, variërend van 46 dagen korter tot 88 dagen langer. Personen die zich in de loop van het registratiejaar uitschreven, zijn ook meegenomen in de analysen. Praktijken, huisartsen en patiënten in de NS2 zijn representatief voor Nederland. Uit dit gegevensbestand selecteerden wij op basis van de ‘International classification of primary care’ (ICPC) de patiënten met een diagnose ‘astma’ (ICPC-code R96) of ‘COPD’ (ICPC-code R91 en/of R95). Daarnaast selecteerden wij de mensen die niet gecodeerd waren met één of meer van deze ICPC-codes, maar die wel twee of meer recepten voor luchtwegmedicatie voorgeschreven hadden gekregen in de observatieperiode. Hierbij kon het gaan om luchtwegverwijders en profylactische onderhoudsmedicatie. De zorgconsumptie drukten wij uit als het gemiddelde aantal luchtweggerelateerde recepten en het gemiddelde totale aantal contacten en luchtweggerelateerde contacten met de huisartspraktijk, zowel luchtweggerelateerd als totaal. Voor het bepalen van de respiratoire farmacotherapeutische zorgconsumptie selecteerden wij alle recepten uit de volgende categorieën: luchtwegverwijders, profylactische onderhoudsmedicatie, medicatie voor behandeling van exacerbaties, mucolytica en middelen bij allergie en hoest. De geselecteerde exacerbatiemedicatie bestond uit orale corticosteroïden, kortwerkende orale β2-sympathicomimetica en 5 veel voorgeschreven antibiotica bij luchtweginfecties: doxycycline, amoxicilline, amoxicilline/clavulaanzuur, erytromicine en claritromycine (www.formularium.nl). Etniciteit is bepaald volgens de definitie van het Centraal Bureau voor de Statistiek.10 Iemand is allochtoon als tenminste één van beide ouders in het buitenland geboren is. Het land van herkomst wordt bepaald door het geboorteland van de moeder, tenzij dit Nederland is, dan is het
1158
geboorteland van de vader bepalend. Aan deze definitie hebben wij het volgende toegevoegd: – Als informatie over het geboorteland van een van de ouders ontbrak, gingen wij ervan uit dat het geboorteland van deze ouder hetzelfde was als dat van de andere ouder. – Als informatie over het geboorteland van beide ouders ontbrak, gingen wij ervan uit dat de ouders hetzelfde geboorteland hadden als de persoon in kwestie. Voor het bepalen van de etniciteit verzonden wij een vragenlijst naar alle ingeschreven patiënten van de 104 huisartspraktijken. De respons op deze vragenlijst bedroeg 76,5%. Analyse. ‘Prevalentie’ werd gedefinieerd als het percentage mensen met astma of COPD. Patiënten die zowel een code ‘astma’ als ‘COPD’ kregen, werden ingedeeld in de astma- of COPD-groep op basis van hun recentste ICPC-codering. Omdat COPD onder de leeftijd van 40 jaar niet of nauwelijks voorkomt, berekenden wij de prevalentie van COPD alleen bij mensen van 40 jaar en ouder. Daarnaast werd apart de leeftijdsverdeling bepaald van de personen die twee of meer recepten luchtwegmedicatie hadden gekregen, maar geen ICPC-code hadden (‘medicatiegroep’). Van deze groep is dus niet duidelijk of zij medicatie kregen vanwege astma, COPD of anderszins. Gezien de bekende onderpresentatie, onderdiagnostiek en onderregistratie van astma en COPD11 is het voor het berekenen van de prevalentiecijfers van belang om ook met deze groep rekening te houden. Daarom hebben wij op deze ‘medicatiegroep’ de verhouding tussen ICPC-gecodeerde astma en COPD per leeftijdscategorie toegepast. Op deze manier kunnen wij de prevalentie van astma en COPD schatten voor de verschillende etnische groepen, waarbij wij rekening houden met de ‘medicatiegroep’. Wij hebben de prevalentiecijfers per praktijk berekend. Daarna kenden wij op basis van het aantal allochtonen per praktijk een wegingsfactor toe. De prevalentie voor de totale populatie berekenden wij uit de gewogen gemiddelden van de afzonderlijke praktijken. Op deze manier wordt er meer waarde toegekend aan de praktijken met relatief veel ingeschreven allochtonen. De zorgconsumptie is alleen gebaseerd op de ICPC-gecodeerde astma- en COPD-patiënten. Wij hebben de ‘medicatiegroep’ niet in deze analyse meegenomen, omdat zij per definitie twee of meer recepten luchtwegmedicatie voorgeschreven kregen. Dit zou een vertekening geven van de gemiddelde zorgconsumptie. Daarom veronderstellen wij dat de werkelijke zorgconsumptie van astma- en COPD-patiënten beter berekend kan worden door de ‘medicatiegroep’ uit te sluiten van deze analyse. Vanwege de kleine aantallen patiënten per praktijk hebben wij de cijfers over de zorgconsumptie niet gewogen per praktijk. Het onderzoek was in opzet explorerend. Daarom hebben wij de prevalentie en zorgconsumptie geanalyseerd in verschillende leeftijds- en geslachtsgroepen. Om de gevonden verschillen te toetsen hebben wij een
Ned Tijdschr Geneeskd. 2008 17 mei;152(20)
tabel 1. Prevalentie (%) van astma en COPD naar etnische groep, leeftijd en geslacht; de gegevens zijn afkomstig uit de ‘Tweede nationale studie naar ziekten en verrichtingen in de huisartspraktijk’, een onderzoek onder patiënten van 104 huisartspraktijken in Nederland, uitgevoerd door het Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (NIVEL; www.nivel.nl/ns2) leeftijd (jaar) en geslacht
astma 0-17 18-39 40-59 ≥ 60 totaal totaal totaal† COPD 40-59 ≥ 60 totaal totaal totaal†
autochtonen (n = 240.067)
Turken (n = 2942)
Marokkanen (n = 2416)
Surinamers (n = 3320)
op basis op basis van ICPC van ICPC en medicatiegroep
op basis op basis van ICPC van ICPC en medicatiegroep
op basis op basis van ICPC van ICPC en medicatiegroep
op basis van ICPC
man vrouw man vrouw man vrouw man vrouw man vrouw
4,5 3,5 1,6 2,5 1,9 2,6 1,4 2,1 2,4 2,7 2,5
6,8 5,2 2,9 4,3 3,5 4,8 2,5 3,7 3,9 4,5 4,2
2,7 4,0 0,3 3,2 2,1 1,7 0,0 2,4 1,3 2,8 2,1 (p = 0,934)
4,1 5,9 0,6 5,7 3,8 3,2 0,0 4,3 2,1 4,8 3,5
5,1 2,3 1,0 0,9 1,0 1,7 1,1 0,0 2,1 1,2 1,6 (p = 0,844)
7,7 3,5 1,7 1,5 1,9 3,2 2,0 0,0 3,3 2,1 2,7
5,6* 2,6 3,6* 3,3* 3,3 5,7* 0,4 3,2 3,2 3,7 3,5* (p < 0,0001)
8,4 3,9 6,3 5,8 6,0 10,5 0,7 5,7 5,4 6,5 5,9
man vrouw man vrouw man vrouw
1,7 1,5 6,9 4,5 5,2 3,0 3,7
3,1 2,7 12,0 7,8 7,8 5,3 6,4
2,4 0,9 3,3 2,0 2,9 1,5 2,2 (p = 0,297)
4,5 1,7 5,7 3,4 5,1 2,6 3,8
0,9 0,2 0,9* 0,6 0,9 0,4 0,7* (p = 0,039)
1,6 0,4 1,6 1,0 1,6 0,7 1,2
0,8 0,7 0,9* 0,3* 0,9 0,5 0,7* (p = 0,0006)
1,5 1,3 1,6 0,5 1,6 0,9 1,2
op basis van ICPC en medicatiegroep
ICPC = ‘International classification of primary care’; COPD = chronisch obstructief longlijden; medicatiegroep = personen die in de observatieperiode 2 of meer recepten voor luchtwegmedicatie voorgeschreven hadden gekregen, maar niet ICPC-gecodeerd waren. *p < 0,05 bij vergelijking met de voor leeftijd en geslacht overeenkomende autochtone groep. †Totale prevalentie voor alle leeftijds- en geslachtsgroepen. De totale prevalentie van de allochtone groepen is statistisch getoetst ten opzichte van de autochtone groep met behulp van een ‘multi level’-analyse.
‘multi level’-analyse uitgevoerd, waarin wij hebben gecorrigeerd voor praktijk, leeftijd, geslacht en etniciteit. Bovendien hebben wij in dit model rekening gehouden met drie 2e-orde-interactietermen (etniciteit en leeftijd, etniciteit en geslacht, en leeftijd en geslacht) en met één 3e-orde-interactieterm (leeftijd en geslacht en etniciteit). De toetsing is uitgevoerd op basis van de cijfers over prevalentie en zorgconsumptie die op ICPC-codes zijn gebaseerd. Wij hebben getoetst of Turken, Marokkanen en Surinamers significant van Nederlanders verschilden in prevalentie van en zorgconsumptie bij astma en COPD. Meer in detail gingen wij na in hoeverre een gevonden significant verband (p < 0,05) van toepassing was op subgroepen die wij onderscheidden op basis van leeftijd en geslacht. Bovendien hebben wij exploratief enkele opvallende trends getoetst.
resultaten Populatiekenmerken en prevalentie van astma en COPD. De totale populatie in de NS2 bestaat uit 358.741 personen, van wie voor 86.565 (24%) de etniciteit onbekend was. De groep met een bekende etniciteit bestond uit 240.067 (88,2%) autochtonen, 2942 (1,1%) Turken, 2416 (0,9%) Marokkanen en 3320 (1,2%) Surinamers. Van alle autochtonen, Turken, Marokkanen en Surinamers samen hadden er 6045 (2,4%) astma en 3235 (1,3%) COPD op basis van de ICPC-code. Er waren 643 (0,3%) personen die zowel een astma- als een COPD-diagnose hadden. Daarnaast kregen 7280 (2,9%) personen twee of meer recepten voor astma/COPD-medicatie voorgeschreven, maar waren zij daarvoor niet ICPCgecodeerd. De 643 personen die zowel astma- als COPDgecodeerd waren, werden op basis van hun laatste ICPCcode onderverdeeld in 275 astma- en 368 COPD-patiënten.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2008 17 mei;152(20)
1159
Tabel 1 toont de prevalenties van astma en COPD gebaseerd op de ICPC-code alsmede de geschatte prevalenties na het toepassen van de verhouding tussen ICPC-gecodeerde astma en COPD op de ‘medicatiegroep’. Astma komt vaker voor bij Surinamers (p < 0,0001) en lijkt in vrijwel alle leeftijds- en geslachtscategorieën minder vaak voor te komen bij Marokkanen vergeleken met autochtonen, hoewel deze bevinding niet statistisch significant is (p = 0,8442). Tussen Turken en autochtone Nederlanders is geen eenduidige trend te zien in de prevalentie van astma. COPD komt minder vaak voor bij Marokkanen (p = 0,039) en Surinamers (p = 0,001), en lijkt ook minder vaak voor te komen onder Turken (p = 0,297). De enige uitzondering zijn Turkse mannen in de leeftijd 40-59 jaar; bij hen lijkt COPD vaker voor te komen dan bij autochtonen (p = 0,092). Aan astma en COPD gerelateerde zorgconsumptie. Tabel 2 laat het gemiddelde aantal recepten voor luchtwegmedicatie per persoon per jaar per etnische groep zien. De mucolytica en de middelen bij allergie en hoest zijn in deze tabel niet weergegeven, omdat deze medicatie weinig voorgeschreven wordt aan de ICPC-gecodeerde astma- en COPD-patiënten
en er geen duidelijke etnische verschillen in gemiddeld aantal recepten gevonden werden. Allochtone astmapatiënten lijken minder profylactische onderhoudsmedicatie te krijgen dan autochtone patiënten (p > 0,05). Het voorschrijven van luchtwegverwijders en exacerbatiemedicatie laat geen duidelijk verschil zien tussen allochtonen en autochtonen. Allochtone COPD-patiënten boven de leeftijd van 60 jaar lijken minder vaak luchtwegverwijders, profylactische onderhoudsmedicatie en medicatie voor exacerbaties te krijgen voorgeschreven dan hun autochtone leeftijdsgenoten (p > 0,05). Onder deze leeftijd lijken allochtone COPD-patiënten ook minder vaak luchtwegverwijders te krijgen (p > 0,05), en juist vaker exacerbatiemedicatie (p > 0,05). Tabel 3 toont het gemiddeld aantal luchtweggerelateerde en totale contacten met de huisartspraktijk per etnische groep. Allochtone astmapatiënten lijken minder luchtweggerelateerde contacten te hebben dan autochtone astmapatiënten, al is dit niet significant. Daarnaast hebben allochtone astmapatiënten een hoger totaalaantal contacten met de huisartspraktijk. Dit verschil is statistisch significant voor zowel Surinamers (p = 0,043) als Turken (p =
tabel 2. Gemiddeld aantal recepten voor luchtwegmedicatie per persoon per jaar naar etnische groep, leeftijd en geslacht; de groep bestond uit 240.067 autochtonen, 2942 Turken, 2416 Marokkanen en 3320 Surinamers. De gegevens zijn afkomstig uit de ‘Tweede nationale studie naar ziekten en verrichtingen in de huisartspraktijk’, een onderzoek onder patiënten van 104 huisartspraktijken in Nederland, uitgevoerd door het Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (NIVEL; www.nivel.nl/ns2) leeftijd (jaar) en geslacht
luchtwegverwijders
profylactische onderhoudsmedicatie
aut Tur
Mar
Sur
aut
Tur
Mar
Sur
astma (ICPC-gecodeerd) 0-17 man vrouw 18-39 man vrouw 40-59 man vrouw ≥ 60 man vrouw totaal man totaal vrouw totaal*
1,3 1,4 2,4 2,2 2,3 2,7 3,8 3,0 2,5 2,3 2,4
1,1 1,2 3,0 1,4 1,0 4,0 – 1,7 1,7 2,1 1,9 (p = 0,793)
1,5 1,0 1,7 0,9 3,3 2,0 0,0 – 1,6 1,3 1,5 (p = 0,395)
2,1 1,5 4,2 3,7 1,8 2,5 0,5 1,8 2,2 2,4 2,3* (p = 0,021)
3,2 3,2 3,2 3,3 3,8 4,6 4,9 4,9 3,8 4,0 3,9
2,5 1,5 1,5 3,1 3,3 3,7 – 3,3 2,4 2,9 2,7 (p = 0,119)
2,3 2,0 2,0 1,6 5,4 5,3 8,0 – 4,4 3,0 3,7 (p = 0,477)
2,7 2,4 3,0 3,5 1,8 3,2 5,0 4,0 3,1 3,3 3,2 (p = 0,051)
COPD (ICPC-gecodeerd) 40-59 man vrouw ≥ 60 man vrouw totaal man totaal vrouw totaal*
3,0 3,2 4,6 4,4 3,8 3,8 3,8
2,1 2,5 1,5 1,3 1,8 1,9 1,9 (p = 0,104)
1,5 0,0 1,3 2,0 1,4 1,0 1,2 (p = 0,232)
6,5 2,8 3,5 1,0 5,0 1,9 3,5 (p = 0,853)
3,8 4,6 4,5 5,0 4,2 4,8 4,5
4,0 6,5 3,0 2,5 3,5 4,5 4,0 (p = 0,692)
4,0 8,0 1,3 0,0 2,7 4,0 3,3 (p = 0,598)
7,5 4,4 4,0 0,0 5,8 2,2 4,0 (p = 0,790)
aut = autochtonen; Tur = Turken; Mar = Marokkanen; Sur = Surinamers; ICPC = ‘International classification of primary care’; COPD = chronisch obstructief longlijden. *Totale prevalentie voor alle leeftijds- en geslachtsgroepen. De totale prevalentie van de allochtone groepen is statistisch getoetst ten opzichte van de autochtone groep met behulp een ‘multi level’-analyse.
1160
Ned Tijdschr Geneeskd. 2008 17 mei;152(20)
0,003). Ook allochtone COPD-patiënten lijken minder luchtweggerelateerde contacten te hebben (p > 0,05). Het totale aantal contacten bij COPD-patiënten laat geen eenduidige trend zien tussen allochtonen en autochtonen. beschouwing Het doel van dit onderzoek was te bepalen of er verschillen bestaan in prevalentie van en zorgconsumptie bij astma en COPD tussen autochtone, Turkse, Marokkaanse en Surinaamse Nederlanders. Prevalentie van astma en COPD. Uit dit onderzoek blijkt dat er verschillen zijn in de prevalentie van astma en COPD tussen de allochtone en autochtone populatie. Vergeleken met autochtonen komt astma vaker voor bij Surinamers en lijkt astma minder vaak voor te komen bij Marokkanen. Dit komt overeen met de resultaten uit eerder onderzoek, waarbij incidentiecijfers tussen de verschillende etnische groepen vergeleken werden.9 Tussen Turken en autochtone Nederlanders is er geen eenduidige trend waarneembaar in de prevalentie van astma. COPD komt minder vaak voor bij
medicatie voor exacerbaties aut
Tur
Mar
Sur
1,7 1,5 1,5 1,8 2,2 2,9 4,2 3,7 2,4 2,5 2,4
2,3 1,4 2,3 2,3 0,5 5,6 – 6,0 1,7 3,8 2,9 (p = 0,441)
1,8 1,8 2,5 1,9 2,6 0,0 3,0 – 2,5 1,2 1,9 (p = 0,755)
1,2 1,3 0,9 1,8 2,2 2,8 7,5 3,0 3,0 2,2 2,6 (p = 0,457
3,8 4,5 6,2 5,7 5,0 5,1 5,1
6,4 0,0 4,5 3,0 5,5 1,5 3,5 (p = 0,400)
7,5 9,0 1,0 6,0 4,3 7,5 5,9 (p = 0,812)
7,5 7,2 1,5 3,0 4,5 5,1 4,8 (p = 0,930
Marokkanen en Surinamers, en lijkt ook minder vaak voor te komen bij Turken. De enige uitzondering vormen de Turkse mannen van middelbare leeftijd, bij wie COPD vaker lijkt voor te komen dan bij hun autochtone mannelijke leeftijdsgenoten. Deze gegevens komen alleen voor de Turkse populatie overeen met de literatuur over incidentieverschillen bij COPD.9 Marokkanen roken minder dan autochtone Nederlanders,12 13 wat het verschil in prevalentie van COPD tussen Marokkanen en autochtonen kan verklaren. Ten opzichte van autochtonen roken Turken echter meer en Surinamers even vaak.13 Dit rookgedrag verklaart waarschijnlijk de hogere prevalentie van COPD bij Turkse mannen van middelbare leeftijd, maar verklaart niet de lagere prevalentie van COPD bij Surinamers en Turken uit de overige leeftijds- en geslachtscategorieën. Mogelijk presenteren rokende Turken en Surinamers zich minder snel bij de huisarts met luchtwegklachten dan rokende autochtone Nederlanders. Een andere verklaring kan zijn dat blootstelling van de longen aan tabaksrook bij Turken en Surinamers minder snel tot COPD leidt dan bij autochtone Nederlanders. Zorgconsumptie. Er lijken ook etnische verschillen te zijn in de zorgconsumptie bij astma en COPD. Er is een trend naar minder luchtweggerelateerde contacten bij allochtone astma- en COPD-patiënten vergeleken met autochtonen. Allochtonen lijken ook minder profylactische onderhoudsmedicatie (inhalatiecorticosteroïden) te krijgen dan autochtonen. Dit roept de vraag op of huisartsen autochtone patiënten overbehandelen of allochtone patiënten onderbehandelen; misschien gaan beide mogelijkheden op. Gezien de literatuur is onderbehandeling van allochtonen de waarschijnlijkste verklaring.1 2 6 Als gevolg van onderregistratie zal de werkelijke populatieprevalentie van astma en COPD hoger liggen dan de prevalentie gebaseerd op alleen de ICPC-codering, en lager liggen dan de geschatte prevalentie waarbij de ‘medicatiegroep’ is meegerekend. Dit laatste omdat niet iedereen die luchtwegmedicatie voorgeschreven krijgt daadwerkelijk een chronische luchtwegaandoening heeft. Beperkingen van het onderzoek. Er zijn enkele beperkingen van dit onderzoek. Ten eerste is de groep met een onbekende etniciteit groot (28%). De etniciteit is bepaald op basis van een ingevuld registratieformulier. Allochtonen zijn in deze registratie licht ondervertegenwoordigd. Het is echter niet waarschijnlijk dat allochtonen met astma of COPD of beide het registratieformulier minder vaak invullen dan andere allochtonen. Hierdoor verwachten wij niet dat deze beperking een relevante invloed heeft op onze resultaten. Ten tweede zijn door de onderverdeling in leeftijds- en geslachtsgroepen de aantallen patiënten in de allochtone groepen soms klein. Door deze kleine aantallen komt een eventueel bestaand verschil niet als statistisch significant uit de analyse. Omdat dit onderzoek in opzet explorerend is,
Ned Tijdschr Geneeskd. 2008 17 mei;152(20)
1161
tabel 3. Weergave van het gemiddeld aantal contacten met de huisartspraktijk per persoon per jaar naar etnische groep, leeftijd en geslacht; de groep bestond uit 240.067 autochtonen, 2942 Turken, 2416 Marokkanen en 3320 Surinamers. De gegevens zijn afkomstig uit de ‘Tweede nationale studie naar ziekten en verrichtingen in de huisartspraktijk’, een onderzoek onder patiënten van 104 huisartspraktijken in Nederland, uitgevoerd door het Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (NIVEL; www.nivel.nl/ns2) leeftijd (jaar) en geslacht
aantal luchtweggerelateerde contacten aut
totale aantal contacten
Tur
Mar
Sur
aut
Tur
Mar
Sur
astma (ICPC-gecodeerd) 0-17 man 1,6 vrouw 1,7 18-39 man 1,6 vrouw 1,6 40-59 man 1,6 vrouw 1,8 ≥ 60 man 1,9 vrouw 2,0 totaal man 1,7 totaal vrouw 1,8 totaal† 1,7
1,5 1,2 1,3 1,3 1,0 1,9 – 2,7 1,3 1,8 1,6 (p = 0,135)
1,2 1,3 2,0 1,2 1,9 1,0 3,0 – 2,0 1,2 1,7 (p = 0,298)
1,6 1,5 2,1 1,5 1,6 1,5 1,0 1,8 1,6 1,6 1,6 (p = 0,953)
4,9 5,1 4,5 7,2 5,8 8,3 9,1 10,1 6,1 7,7 6,9
6,1 6,4 6,0 10,0 9,7* 10,0 – 17,0 7,3 10,9 9,3 (p = 0,003)
4,4 5,2 4,3 9,1 9,9 6,3 6,0 – 6,2 6,9 6,5 (p = 0,430)
4,8 4,1 5,4 7,9 8,2 10,9* 8,0 11,2 6,6 8,5 7,6* (p = 0,043)
COPD (ICPC-gecodeerd) 40-59 man 2,1 vrouw 1,9 ≥ 60 man 2,5 vrouw 2,6 totaal man 2,3 totaal vrouw 2,3 totaal† 2,3
1,3 2,8 1,7 2,0 1,5 2,4 2,0 (p = 0,524)
1,3 1,0 1,0 2,0 1,2 1,5 1,3 (p = 0,353)
3,8 3,2 1,0 1,0 2,4 2,1 2,3 (p = 0,955)
7,6 9,5 10,2 12,9 8,9 11,2 10,1
6,0 9,5 9,3 14,3 7,7 11,9 9,8 (p = 0,890)
14,3 10,0 4,0 31,0 9,2 20,5 14,8 (p = 0,152)
11,8 13,2 9,0 3,0 10,4 8,1 9,3 (p = 0,786)
aut = autochtonen; Tur = Turken; Mar = Marokkanen; Sur = Surinamers; ICPC = ‘International classification of primary care’; COPD = chronisch obstructief longlijden. *p < 0,05 bij vergelijking met de voor leeftijd en geslacht overeenkomende autochtone groep. †Totale prevalentie voor alle leeftijds- en geslachtsgroepen. De totale prevalentie van de allochtone groepen is statistisch getoetst ten opzichte van de autochtone groep met behulp van een ‘multi level’-analyse.
konden wij de onderverdeling van de onderzoekspopulatie naar leeftijd en geslacht niet weglaten. Tot slot konden wij ICPC-gecodeerde astma- en COPD-patiënten die in het betreffende jaar geen luchtweggerelateerde contacten met de huisartspraktijk hebben gehad niet selecteren, omdat de ICPC-code in dat jaar niet geregistreerd is. Deze beperking geeft waarschijnlijk een onderschatting van de op de ICPC gebaseerde prevalentie en een overschatting van de zorgconsumptie. conclusie Dit onderzoek laat verschillen zien in prevalentie van en zorgconsumptie bij astma en COPD tussen Turken, Marokkanen, Surinamers en autochtone Nederlanders. De gevonden trends kunnen als hypothese dienen in vervolgonderzoek waarin deze hypotheses bij nog grotere aantallen (allochtone) patiënten getoetst zullen moeten worden.
1162
Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld.
Aanvaard op 2 april 2008
Literatuur 1 Rodríguez MA, Winkleby MA, Ahn D, Sundquist J, Kraemer HC. Identification of population subgroups of children and adolescents with high asthma prevalence: findings from the Third national health and nutrition examination survey. Arch Pediatr Adolesc Med. 2002;156: 269-75. 2 Lieu TA, Lozano P, Finkelstein JA, Chi FW, Jensvold NG, Capra AM, et al. Racial/ethnic variation in asthma status and management practices among children in managed medicaid. Pediatrics. 2002; 109:857-65. 3 Marcus EB, Buist AS, Curb JD, Maclean CJ, Reed DM, Johnson LR, et al. Correlates of FEV1 and prevalence of pulmonary conditions in Japanese-American men. Am Rev Respir Dis. 1988;138:1398-404. 4 Dijkshoorn H, Uitenbroek DG, Middelkoop BJC. Prevalentie van diabetes mellitus en hart- en vaatziekten onder Turkse, Marokkaanse en autochtone Nederlanders. Ned Tijdschr Geneeskd. 2003;147: 1362-6.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2008 17 mei;152(20)
5
6
7 8
9 10 11
12 13
Kriegsman D, Langen J van, Valk G, Stalman W, Boeke J. Hoge prevalentie van diabetes mellitus type 2 bij Turken en Marokkanen. Huisarts Wet. 2003;46:363-8. Smeets HM, Ros CC. Zorggebruik door Marokkanen en Turken vergeleken met autochtone Nederlanders: geen hogere zorgconsumptie en lagere geneesmiddelkosten. Ned Tijdschr Geneeskd. 2004; 148:1243-7. Dijk L van. Geneesmiddelengebruik verschilt tussen allochtonen en autochtonen. Huisarts Wet. 2003;46:481. Versluis-van Winkel SY, Bruijnzeels MA, lo Fo Wong SH, SuijlekomSmit LWA van, Wouden JC van der. Geen verschil in frequentie van huisartsbezoek door Turkse, Surinaamse en Marokkaanse kinderen van 0-14 jaar en door Nederlandse, maar wel in contactredenen. Ned Tijdschr Geneeskd. 1996;140:980-4. Burg JCM van der, Schellevis FG. De incidentie van astma en COPD in relatie tot etniciteit. Utrecht: NIVEL; 2001. Garssen J, Nicolaas H, Sprangers A. Demografie van de allochtonen in Nederland. CBS-Bevolkingstrends. 2005;53:96-117. Boom G van den, Schayck CP van, Möllen MP van, Tirimanna PR, Otter JJ den, Grunsven PM van, et al. Active detection of chronic obstructive pulmonary disease and asthma in the general population. Results and economic consequences of the DIMCA program. Am J Respir Crit Care Med. 1998;158:1730-8. Bleeker JK, Reelick NF. De gezondheid van Marokkanen in de Randstad. Rotterdam: GGD Rotterdam e.o.; 1998. Bergen A van, Dittrich H, Gelderloos G, Hesseling M, Hofmeijer A. Volksgezondheidsmonitor Utrecht. Themarapport allochtonen 19-65 jaar. Utrecht: GG&GD Utrecht; 2003.
Abstract Prevalence of and health care consumption for asthma and COPD in relation to ethnicity Objective. To determine whether there are differences in prevalence of and health care consumption for asthma and COPD between Dutch people of Turkish, Moroccan and Surinamese origin and indigenous Dutch people. Design. Retrospective. Method. Based on data from the ‘Second Dutch national study into morbidity and interventions in general practice’, we compared the prevalence of asthma and COPD in the different ethnic groups. In addition, we compared the use of various airway medications and the number of general practice contacts between these ethnic groups. Results. We analysed data of 240,067 indigenous Dutch, 2,942 Turkish, 2,416 Moroccan and 3,320 Surinamese subjects. Asthma is more prevalent among Surinamese and seems less prevalent among Moroccans. COPD seems less prevalent among immigrants than among the indigenous Dutch population. Immigrants tend to have less prescriptions of prophylactic maintenance airway medication and they also tend to have less airway-related general practice contacts than indigenous Dutch patients. Conclusion. Differences exist in the prevalence of and health care consumption for asthma and COPD between the different ethnic groups in the Netherlands. There seems to be underdiagnosis of COPD in immigrants. Moreover, immigrant asthma and COPD patients are probably undertreated. Ned Tijdschr Geneeskd. 2008;152:1157-63
Ned Tijdschr Geneeskd. 2008 17 mei;152(20)
1163