GAZET DE
driemaandelijkse gazet / juli – augustus – september 2015 Afgiftekantoor 8500 Kortrijk Mail v.u. Klaartje Mertens, Unie der Zorgelozen vzw, Sint-Jansplein 13, 8500 Kortrijk P erkenningsnummer 608 253
VERBREEK VERZAMEL VERTEL
Preus
De Socio’s van de Scala over ondernemerschap en engagement
De taal uit het dorp gejaagd Alain en de diepere wortels van ons bestaan
Tsjechov, midden in de week oKo directeur Leen Laconte gelooft niet dat het draagvlak voor de kunsten is verdwenen
En verder … Tussen wal en schip - Onze Vliegende Reporter op de werf van de Scala - De Doeners - Op reis met Kasimir en Karolien - Alles naar waarde - Observatorisch pamflet tegen de huidige geneeskunde Een kleine commentaar - De kunst van het ondernemen - Verfrissing of vertroosting - Wat denk jij van mij en ik van jou? - Als een rollercoaster - Hoop en verbeelding – Alles naar waarde De Spionkop van de Scala – Luca School of Arts
voorjaar 2015: op reis met
KASIMIR EN KAROLIEN Tussen wal en schip Beste publiek, Terwijl rond mij de zomer ruist en kotert, we stilaan weer allemaal aan vervellen toe zijn, uitkijken naar die momenten waarop we, ontdaan van de waan van de dag, kunnen reizen in onszelf, zijn we in de Unie ook druk bezig met het maken van plannen voor de komende tijden. Zowat iedereen in de theaterwereld staat immers voor zijn schriftelijk examen. En rukt zich zowat de haren uit het hoofd omdat de jury anders is samengesteld dan de vorige jaren, omdat de bladspiegel ietwat anders oogt en omdat de professor die het uiteindelijke cijfer zal bepalen niet helemaal in zijn kaarten laat kijken. Soms lijkt de vrees groter dan de goesting. De angst om te verdwijnen groter dan de drijfveer om te bestaan. Het is voor iedereen, ook voor onszelf, een ambetante maar koldereske situatie. We bevinden ons in niemandsland zonder bal. Het is al je troeven open en bloot op tafel leggen zonder de garantie op succes. Maar evengoed een opportuniteit om ons eigen werk en goesting volledig te verkennen en te verbeelden. Om in de dieptes naar de essentie van ons verhaal te zoeken. Via de wandelweg van de gevoelens speuren we naar de speelruimte waar onze inhoud het best gedijt, waar hij consequent zoekt naar een haven voor zijn woorden en beelden. In die haven is er altijd publiek dat zich door de poëzie van het eeuwige zeer en verlangen laat laven, verrijken, voeden. Op ons examen trachten we te verwoorden dat ons theater, met zijn levensnoodzakelijke dt-fouten, een plaats verdient naast en tussen al het andere. Dat schoonheid ook kan ontstaan in een andere vaargeul dan die van de grote tankers. Bootjes zoals het onze zoeken eerder de trage zijrivieren dan de snelle stroom die onvermijdelijk leidt tot file en frustratie. Tenslotte zijn het de kleine havenloodsen die de zeeschepen veilig de dokken intrekken.
na het aanmeren vinden we de puzzelstukken die de voeding zijn voor ons verhaal. Dat verhaal gaat over meer dan theater alleen. Het zoekt naar nieuwe openingen, durft weer op ontdekkingsreis vertrekken. In de open ruimte van de haven sta je vol in de wind. Plots kruipt hetgeen je meebracht van je verre reizen voor de eerste keer echt onder je vel. Je valiezen puilen uit van souvenirs, ervaringen en rare ontmoetingen. Je reis maakte je rijk, gematigder, met meer zin voor nuance. Maar nog overtuigder en volhardender in de blijvende zoektocht naar een eerlijker bedding voor iedereen, naar de essentie van de woorden liefde en mededogen, naar een evenwichtiger verdeling tussen woord en daad. Terwijl de wind door je hart ruist, voel je de examenkoorts afnemen. De rust neemt het over van de twijfel. Als je schrijft zoals je gebekt bent, aantoont dat je werkt aan een poëziebundel die iedereen aan boord wil houden en die getuigt van hoop, verlangen en menselijk kapitaal, dan kan je om het even welke oceaan bevaren. Ons verhaal is geen roep om steeds meer. Eerder een sterk pleidooi voor nog krachtiger, gedeelder, gezamenlijker, trager. In ons verhaal zal de tafel gedekt zijn voor velen. In onze haven bouwen we regelmatig een feestje en steken we de handen uit de mouwen omdat er anders van een handdruk of high-five geen sprake kan zijn. Wij samen maken de wereld, wij samen maken een beetje elkaar. Dat dat kan met theater is al een half mirakel. Met wat goeie wil lukt het ook daarbuiten. Het spreekwoord zegt, die buiten de mate slaat, speelt soms de schoonste liedjes. Welkom aan boord.
Theater zoals het onze reist in zichzelf. Te midden onze eigen watergeulen en kanalen, in het vrije denken van ons eigen ecosysteem liggen de aanlegsteigers die het verleden verbinden met het heden. Daar gaan we het liefst voor anker. In de rust
2
3
De taal uit het dorp gejaagd
Als een rollercoaster In de oorspronkelijke voorstelling van Kasimir en Karolien, die we in 2013 maakten en speelden, nam Tamara Tanghe de rol van Karolien voor haar rekening. De hernemingen spelen was voor Tamara echter niet haalbaar. Daarop maakte Karolien Delaere, die al in een aantal van onze voorstellingen meespeelde, de borst nat. Een terugblik op een theatraal avontuur.
Op zaterdag 25 april 2015 overhandigde Myriam Vanlerberghe, de gedeputeerde voor cultuur, in De Grote Post in Oostende de Prijs Letterkunde 2014 voor Dramatische Kunst van de provincie West-Vlaanderen aan Geert Six, voor zijn theatertekst Alain.
Naast een zilveren medaille en een cheque krijgt Geert ook de gelegenheid om in het najaar enkele weken in Het Lijsternest te resideren. Dat is het huis in Ingooigem waar Stijn Streuvels woonde en werkte. Geert zal er diens oeuvre bewerken voor theater. Daarnaast verzorgde de provincie ook een tweede druk van Alain, die zal verspreid worden in alle bibliotheken in Vlaanderen.
© Els Verhaeghe
Lees even mee uit het mooie juryverslag.
… Maar dan is er dus nog de hoofdvogel. Hij zingt als een vink: een lustig lied met veel West-Vlaamse krullewieten op een strakke lijn van steeds terugkerende motieven en een stuwend ritme. Het verhaal dat deze tekst brengt, is een levensgeschiedenis van één man. Begonnen als slimmerik op de dorpsschool en vinkenzetter onder de kerktoren, om dan te verzanden in de klauwen van de grootstad, met haar pronte gedoe en haar hijgerige hang naar steeds betere bedrijfscijfers. Het moment dat ons hoofdpersonage eruit stapt, wordt ook zijn dood: op de vlucht terug naar zijn dorp van weleer, knalt hij met zijn auto tegen een boom. De hele tekst is een terugblik op zijn leven, terug naar zijn diepste wortels. Naar een jeugd zonder vader, maar wel met een krasse moeder en twee peters. Naar een dorp zoals alle dorpen, met geknakte huwelijken en toch veel dagelijkse geestdrift rond café Duc de Brabant. Naar een gemeenschap zoals ze vandaag op de tocht staat, met haar evidente solidariteit tussen grote bekken en kleine garnalen, samen wroetend voor een beter bestaan. De winnende toneeltekst volgt één mensenleven, maar zowat elke repliek getuigt ervan dat hij niet geschreven is van achter een bureau, en wel vanuit de brede samenleving. Zoveel couleur locale, zoveel stemmen en wijsheden klinken mee. Noem het co-creatie, misschien wel een noodzakelijke methodiek voor een theater dat zichzelf wil verbreden. Met een auteur in de rol van vertaler-tolk, schrijvend als een visser door de zee. Zijn vangst spreekt voor zoveel meer levenservaringen dan die van hemzelf. Zijn net krioelt van gemeenschap. Het resultaat is een rijk portret van een Vlaanderen in ontwikkeling, tussen de romantiek van vinkenzetterij en de economische dwang van ondernemerschap.
En toch reikt de jury deze prijs vooral uit aan een bijzondere schriftuur. De taal waarin deze tekst is geschreven, brengt het beste van Eric De Volder en Filip Vanluchene samen, maar de poëzie is hier bonkeriger, de longinhoud van het spreken veel groter. Deze taal blijft maar spuwen, in een stuwende cadans die zich niet beperken laat in details of volkse riedels. Het moet zijn dat dit spreken zeer noodzakelijk is. Zo leest het althans. Ik laat het even voor zichzelf spreken, met twee stukjes die deze authentieke pen ten voeten uit typeren:
Als Lieske de hoogste octave haalt, slaat de paster zijne klepel tilt. Want in wijn en in brood, kom ik los van de dood. En hup, als ze niet oplet, zit ze direct op zijne schoot. Later is iets raars, hé Alaintje. Een boekentas die je niet kan opheffen. Ne puzzel die je nooit gemaakt krijgt. Nen boek waar dat er nooit een einde aan komt. En iederen avond lees je het laatste blad, en ’s morgens is er weer een bij gekomen. Later, een brood met te veel zout. Daar heb je ze, de diepere wortels van ons bestaan. Voor zoveel lichte humor én diepgravende beschouwing van het menselijke lot reikt de jury de Prijs Letterkunde Dramatische kunst 2014 van de Provincie WestVlaanderen graag uit aan ‘Alain’ van Geert Six. Wouter Hillaert
koop bij de Unie Het tekstboekje van Alain is voor 5 euro te het ook bij ons op het Sint-Jansplein 13 in Kortr ijk. Je kan info@uniederzorbestellen, telefonisch via 056/220 400 of via skosten (€ 2,10 gelozen.be. Na betaling van € 5 + verzending kelijk van het voor één boekje, voor meerdere boekjes afhan lling laten we je al aantal) sturen we het je graag op. Bij beste en. het nodige weten om je bestelling in orde te breng
Compleet verrast en eerlijk gezegd ook wat gevleid, moest ik eigenlijk niet lang nadenken toen Geert me vroeg of ik Tamara’s rol wou overnemen. Vaneigens zag ik dat zitten! De ‘ja’ was rap gezegd. Tot ik ’s avonds thuiskwam en ik plots nerveus werd bij de gedachte in Kasimir en Karolien mee te spelen. Alle anderen hadden het stuk helpen vormgeven en al massa’s veel gerepeteerd en gespeeld. En ik zou zomaar in die groep inspringen … En zou ik in korte tijd de tekst wel kennen ? Ik herinnerde me ook dat Karolien bijna voortdurend op scène staat. Zou ik dat wel kunnen ? Maar goed. De ja was gegeven. Eerst bekeek ik de opname van de voorstelling, alleen, met de tekst bij de hand. In de brochure krabbelde ik waar Karolien staat, hoe ze zich verplaatst. Daarna vertelde Geert me ook meer over de verstandhouding met de andere personages: hoe Karolien zich kan voelen, welke blik ze gooit naar wie … En vanaf dan was het ook een kwestie van zo snel mogelijk de tekst vanbuiten te leren en die daarna te gaan inoefenen met mijn tegenspelers - de ene dag met Stijn (mijne Kasimir) en Bart (voor nen avond mijne Ronny), een andere dag met Frank (meneer Corneille van de meubelzake, geld met hopen … interessant) en Filip (Omer, een – voor efkes maar - bronstige hengst). In die tijd kwamen we ook voor het eerst met alle spelers weer samen om de opname van de voorstelling te bekijken. Elkaar terugzien en in mijn geval … voor het eerst zien. Toffe bende. Lieve mensen. We hadden vier repetities in het Sint-Janshuis, het oude parochiezaaltje om de hoek van de Unie. Met wat verbeelding zagen we in de op elkaar gestapelde of op hun zijkant leunende tafels een jukebox, een flipperkast, de gokbak. In de Kortrijkse schouwburg pasten we de voorstelling aan voor de grote scène van de Bourla, waar we eind april de première zouden spelen in het kader van het ENTER festival. Naarmate die naderde, groeide de spanning, en ook een beetje de twijfel. .. We hadden nog twee repetities in de Bourla zelf voordat we er speelden. Dat waren ook de enige waarop alle spelers aanwezig konden zijn … Tijdens de laatste doorloop besefte ik dat we straks voor een volle zaal zouden spelen en dat ik moest proberen me te amuseren en liefst niet te veel missen. Tot nog toe had ik geen enkele repetitie niet érgens gemist. Gelukkig waren de andere spelers zo alert (mee door de voorspelbaarheid van de momenten waar ik de mist inging) om dat op te vangen.
Spelen in de Bourla was een unieke ervaring. Op een licht hellend vlak, spreken met ons gezicht gericht op ‘de Rossini’ (een van de namen die op de balkons staat geschreven, en ook de plek waar Kasimir zijn Karolien met nen spaghetti trakteerde), zorgen dat je luid genoeg spreekt … Achteraf klonken de mensen content. En ik was content dat de kop eraf was! Na Antwerpen repeteerden en speelden we nog enkele keren in het Sint-Janshuis in Kortrijk. En hoewel het een eer was in een mooie oude zaal als de Bourla te mogen spelen, vond ik het veel plezanter spelen in Kortrijk. Je speelt er veel dichter bij het publiek, je kunt de asem van de mensen bijna voelen. Dat het publiek over de scène, door café ‘t Voorgeborchte naar de tribune liep, hielp me om van in het begin gefocust te zijn. En dat er dan hier en daar een grapjas plaats wou nemen aan den toog van Betty, of iemand in m’n zij stond te porren tot hij een goeiedag kreeg (nietwaar papa?), nam ik er met plezier bij! Intussen was deze herneming ook een hobbelig parcours geworden. Eerst werd ik de nieuwe Karolien. Vervolgens schoot Mieke (oes Betty) door haar knie, werd geopereerd aan haar meniscus en in de laatste voorstellingen in Kortrijk vervangen door Roselein, die dat trouwens zeer goed deed! En geen twee zonder drie. Intussen was Frank gevallen en serieus toegetakeld waardoor hij de laatste voorstellingen niet meer kon spelen en Geert noodgedwongen moest inspringen als meneer Corneille. We zullen er nog lang van klappen … De laatste reeks voorstellingen speelden we in het achterafzaaltje van Kaffee Carlito in Tielt. Dat vond ik nog leuker. Misschien omdat ik ondertussen al voldoende vertrouwd was met de tekst, waardoor ik het gevoel had minder technisch te spelen en meer en meer op mijn gemak was. Misschien ook omdat het stuk twee jaar eerder in de Carlito tot stand was gekomen en het stuk dus op z’n best was in die zaal? Geen idee. Dat het publiek achteraf in ons café ’t Voorgeborchte nog ene kon drinken, vond ik telkens een mooie afsluit van een voorstelling! Het genot van het spelen in Kasimir en Karolien was dus in stijgende lijn gegaan. Spelen in de Bourla was plezant en een unieke ervaring. In het Sint-Janshuis nog plezanter. En spelen in de Carlito was voor mij de overtreffende trap. Dus, merci dat ik deze kans kreeg. Heerlijk stuk om te spelen! Toffe, lieven mensen om mee te spelen! Merci aan alle mensen die hielpen tjolen met die flipperkast, de popcornmachine, de voetbaltafel en al wat op scène stond. Merci aan de mensen die voor het lekkere eten zorgden. Merci aan al de mensen die bestelden in café ’t Voorgeborchte. Merci aan iedereen die zich ingezet heeft, zodat Kasimir en Karolien gespeeld kon worden! Karolien aka Karolien
4
5
Tsjechov, midden in de week De Unie deelt haar sociaal-artistieke ervaring en kennis graag met anderen, ook buiten de eigen organisatie. Zo is onze zakelijk leidster Klaartje Mertens voorzitter van de ‘werkgroep sociaal-artistiek’ binnen het Vlaamse overleg kunstenorganisaties, kortweg oKo. Op het moment dat de kunstensector voor serieuze uitdagingen staat heeft dat met Leen Laconte sinds kort een nieuwe directeur.
Wat is en doet oKo? Leen: “Om maar direct een beeld op te roepen: je zou oKo kunnen vergelijken met Unizo en mezelf met Karel van Eetvelt. Ook wij zijn een werkgeversfederatie én een belangenverdediger, maar dan voor een 200-tal kunstorganisaties in Vlaanderen, uit verschillende disciplines: muziek, podiumkunsten, beeldende kunst… Dat wil zeggen dat we permanent in dialoog gaan met beleidsmakers om ervoor te zorgen dat die kunstorganisaties zo goed mogelijk kunnen werken. Daarnaast zijn we ook een lerend netwerk. We zorgen ervoor dat de kennis en de ervaring die wordt opgebouwd binnen een organisatie ook gedeeld raakt met anderen. Zo gaan we er met zijn allen op vooruit.” De Vlaamse kunsten zijn héél divers, van een individuele beeldende kunstenaar tot een instelling als Het Toneelhuis. Wat is hun gedeeld belang waar jullie voor opkomen? “Wat hen bindt is de zorg voor de kunsten en de kunstenaar. Die laatste is onze hofleverancier, zonder hem geen kunstorganisaties, geen kunstenveld. Dus die moet goed kunnen werken, in goede omstandigheden en met de middelen die daarvoor nodig zijn, en wat hij maakt moet hij op een deftige manier kunnen tonen aan een publiek. We zien er ook op toe dat de mensen die de kunstenaar omringen, zoals bijvoorbeeld zakelijk leiders, technici, … dat in goede omstandigheden kunnen doen. En daarnaast zijn kunstorganisaties ook een brug tussen de kunstenaar en de samenleving. Om hen die rol goed te kunnen laten spelen heb je ook één en ander nodig, van stabiele financiering over goede culturele infrastructuur tot goede mensen op communicatie. Andere dingen die voor het hele kunstenveld belangrijk zijn, liggen buiten het eigenlijke kunstenverhaal. Met collega’s uit andere sectoren, zoals onderwijs of welzijn, zitten we samen in overlegorganen rond diversiteit in de samenleving, of participatie. We doen dat omdat we dat belangrijk vinden. Wij bekijken die thema’s dan door de kunstenbril. We zijn bijvoorbeeld ook actief binnen Hart boven Hard.” Waarom wou je deze organisatie gaan leiden? “Ik heb met plezier de reportage beluisterd over de Scala bij De Bende van Annemie, op Radio1. Ik heb daar Marcel horen spreken. Hij is eigenlijk de reden waarom ik deze uitdaging wou pakken. Wat hij zegt, hoe hij over de Unie en de Scala spreekt, de zorg die hij daarvoor heeft, wat dat voor hem betekent in zijn dagelijks leven, ik vind dat fantastisch. Mijn professionele leven staat eigenlijk al altijd in het teken daarvan: zorgen dat kunst en cultuur voor zoveel mogelijk diverse mensen even normaal en logisch wordt als eten, drinken, slapen, vrijen. Maar mijn ervaring in de praktijk leerde me ook dat het belang van kunst en cultuur voor een samenleving aantonen niet
6
evident is, dat daar elke dag hard voor moet gevochten worden. Er zijn nog altijd mensen die vinden dat kunst en cultuur niet nodig zijn, dat Marcel maar zelf moet betalen voor zijn Scala.” Haar artistieke sporen verdiende Leen onder meer als zakelijk leider van Villanella, het kunsthuis voor kinderen en jongeren in Antwerpen en nog steeds motor achter De Kunstbende. Tussen 2004 en 2012 leidde ze De Brakke Grond, het Vlaams cultuurhuis in Amsterdam. Tegelijk legde ze steeds de link tussen de kunstpraktijk en de wereld van het beleid en de politiek. “Toen ik in Gent bij De Verbeelding werkte, een soort Kunstbende avant la lettre, zat ik ook in de provinciale en landelijke jeugdraad. Ik heb ook een tijd voor de Raad van Europa gewerkt in Straatsburg. Ik was er verantwoordelijk voor de inhoudelijke voorbereiding van de ministerconferenties. Ik vind politiek, het politieke spel, het politieke spreken heel leuk en boeiend. Ik kijk graag naar Villa Politica. Om op je vraag te antwoorden: mijn zorg om een breed draagvlak voor kunst en cultuur én mijn feeling met het spel van politiek en beleid, die komen perfect samen in wat ik nu doe.” Vanwaar je zorg om een breed draagvlak voor kunst en cultuur? “Ik ben geboren in 1963 in een piepklein dorp, Beveren, bij Roeselare. In de jaren zestig, zeventig was daar eigenlijk niet zoveel. De Spil, het cultuurcentrum in Roeselare, bestond nog niet. Nu, een paar decennia later, is dat er wel. Mijn familie gaat er om van theater te genieten. Op zondag, tussen het rosbief en de kroketjes, wissel ik van gedachten over de laatste voorstelling van Guy Cassiers met mijn moeder, die tot haar twaalf jaar naar school is geweest. In de voorbije dertig jaar is er bij ons dus een gigantisch werk geleverd. We zijn erin geslaagd om zeer veel mensen bijna dagelijks te laten kijken naar en proeven van kunst en cultuur, om hen zelf cultureel en artistiek actief te laten zijn. In vergelijking met Nederland zijn onze publieksaantallen schitterend. Tegelijk zijn we erin geslaagd om kunst niet in het potje van de vrije tijd te steken, maar ook niet enkel in het potje van de excellentie waardoor het gevaar ontstaat dat je kunst isoleert van de rest van de samenleving. Toen ik pas terug was uit Amsterdam zei Dirk, mijn partner, op een woensdagavond, kom, we gaan naar het cultuurcentrum in Lier, theatergroep STAN speelt er een stuk van Tsjechov. Dus je komt daar toe, in Lier, en die zaal zit vol, voor een Tsjechov, midden in de week! In Vlaanderen zijn we er altijd in geslaagd om het sociale en het artistieke goed in balans te houden. Bij ons is kunst zeer nabij, maar het blijft kunst. Dat is zeer belangrijk. In Engeland zie je dat de drang om bijvoorbeeld iets aan de armoede te doen zo is doorgeslagen dat de zin voor het artistieke zowat weg is uit de community arts. Kunst is herleid tot enkel nog een middel om iets anders te realiseren. Het artistieke aspect speelt geen rol van betekenis
meer. Ook op Europees vlak, in de Europese programma’s die kunst en cultuur ondersteunen, zie je die neiging doorschemeren. Het artistieke of het culturele ondersteunen omwille van het artistieke of het culturele, dat is bijna nergens meer aan de hand. Het gaat nu over zaken als hoe kunnen we kunst en cultuur inzetten in de strijd tegen extremisme. Kunst moet er dan voor zorgen dat jongeren straks niet de jihad kiezen. Dat is misschien niet slecht, want als kunstensector vinden we dat we met de wereld moeten bezig zijn. Maar het zou natuurlijk jammer zijn dat we zo met de wereld moeten bezig zijn dat we geen kunst meer maken.”
Knagen de besparingen aan het draagvlak van morgen? “We zitten in een periode van besparingen waarbij beleidsmakers eerder denken aan minder overheid en minder subsidies dan aan meer. Voor ons is het de kwestie om ook binnen deze context te zorgen dat elke kunstenaar en elke kunstorganisatie goed kan blijven werken. Tegelijk moeten we blijven naar voor schuiven wat voor ons het ideale plaatje is. Het budget voor kunst en cultuur is nog altijd beperkt, terwijl er voldoende redenen zijn om het op te trekken. Alleen al de terugverdieneffecten zijn indrukwekkend. Dus daar moeten we blijven voor pleiten.”
Welke zie jij nog als belangrijke uitdagingen voor de kunsten? “Ons globaal model is een 20ste-eeuwse model: een kunstenaar maakt een voorstelling, komt ermee in een schouwburg, daar komen mensen naartoe die een ticketje kopen. Dat model staat onder druk. Cultuur en cultuurparticipatie verandert. Onder jongeren gebeurt nu al meer digitaal dan analoog. Ze kijken online naar een concert, in plaats van live. Tien jaar geleden was dat nog omgekeerd. Door de ruime beschikbaarheid van technologie is de mogelijkheid om ook zelf dingen te maken enorm toegenomen. Hoe zal de digitalisering en de verdere technologische ontwikkeling het cultuurparticipatiegedrag van mensen veranderen? Misschien willen ze over tien jaar niet eens meer in een schouwburg gaan zitten. Een andere uitdaging is de samenleving die almaar meer divers wordt. Dat is zeker het geval in grootsteden als Brussel, maar meer en meer ook in de centrumsteden. Hoe vinden we daar als sector aansluiting bij? Of neem de vraag hoe we de democratie eigentijds kunnen invullen, met meer inspraak, ook tussen verkiezingen door. Wat betekent dat bijvoorbeeld voor een cultuurbeleid? Is het burgerkabinet van onze minister, die daarmee een panel van 150 burgers actief bij het cultuurbeleid wil betrekken, een goed antwoord? Er zijn dus veel maatschappelijke verschuivingen gaande waar we niet blind voor mogen zijn, en waarop we ons echt wel voor een deel zullen moeten heruitvinden. Ik heb schouwburgen of kunstencentra altijd ervaren als publieke ruimtes waar verhalen mekaar vonden, waar over betekenis werd gesproken, waar mensen samenkomen en het eens over de zin van het leven konden hebben, waar ze mekaar konden inspireren. Dat is gigantisch veranderd denk ik. De kranten spelen die rol niet meer, veel is vercommercialiseerd. Ik hoop dat cultuurplekken nog meer echte ontmoetingsplekken in deze inhoudelijke zin kunnen worden.”
Intussen is de druk voor kunstorganisaties om de middelen niet alleen bij de overheid maar ook elders te halen groot. Hoe kijk jij hier tegenaan? “Wij spreken niet van alternatieve maar van aanvullende financiering. Als het al zo is dat we middelen uit de markt moeten halen, moeten die aanvullend zijn. Want de inspanningen die je levert om die middelen op te halen zijn zeer groot met vaak een kleine financiële return. Uit de markt ga je nooit de middelen kunnen halen die echt nodig zijn om de kwaliteit te realiseren die je haalt met subsidies. Er zijn studies die dit aantonen en ook de situatie in Nederland toont dit aan. Vaak gaat het meer om communicatie en betrokkenheid dan het binnenhalen van de grote sommen. Jullie Spionkop van de Scala is daar een goed voorbeeld van. Het is de taak van de overheid om te zorgen dat er een vrije ruimte is voor kunst en cultuur, en dat die kwaliteitsvol zijn.” Denk je dat de meeste mensen het hier met je eens zouden zijn? “Ik geloof niet in de mythe dat het draagvlak voor kunst en cultuur is verdwenen. Alleen, degenen die er niet veel belang aan hechten of er kritiek op hebben, zijn plots heel luid beginnen roepen en hebben de anderen een beetje overstemd. We zijn er tot nog toe onvoldoende in geslaagd om op die andere stemmen een megafoon te zetten. Dat is een probleem. We moeten de instrumenten vinden om dit met de nodige slagkracht te kunnen doen. En we kunnen het niet alleen. Maar weet je… Ken je Frans de Waal, de primatoloog? Hij heeft het gedrag van de prieelvogel beschreven, hoe die een nest bouwt en daarin een decor maakt, er van alles in neerlegt, steentjes en parels, besjes en kroonkurkjes, hoe hij bewuste selecties en torentjes maakt. Er is een filmpje op internet waarin je die vogel ook afstand ziet nemen, naar zijn eigen werk kijken, dingen weer verleggen. Het punt is dat dieren ook artistiek gedrag vertonen, dat het basisgedrag voor wat je artistiek zou kunnen noemen in het DNA van heel de wereld zit. We moeten daar dus eigenlijk zo moeilijk niet over doen. Het is allemaal normaler dan we denken. We kunnen het dus ook niet tegenhouden. Zelfs als je het probeert weg te drukken zal het altijd weerkeren. Je zet er bijgevolg maar beter op in.” interview Joon Bilcke www.overlegkunsten.org de prieelvogel is te zien op www.youtube.com/watch?v=E1zmfTr2d4c
7
Verfrissing of vertroosting Ik weet niet wat het is maar de laatste tijd word ik omgeven door wonderbaarlijke verhalen. Ze hebben iets van poëzie, iets magisch. Nee, het zijn geen sprookjes en toch … Ze zijn niet waar en toch wel … Snap je wat ik bedoel? … ’t Is zo een van die dingen die je niet met gewone woorden kan uitleggen. Tot je opeens iets leest waarvan je denkt … Ja! Dit is het! Zo was ik vorige week het verhaal De Kleine Prins van Antoine de Saint-Exupéry aan het herlezen. Een wonderbaarlijk verhaal, een sprookje, maar o zo waar. En zo herkenbaar. Meteen zat ik weer in een wereld vol verwondering. De ongecompliceerde prins die open en vol nieuwsgierigheid de wereld tegemoet treedt, die zorg draagt voor die ene roos, die iedere dag netjes zijn drie vulkanen uitveegt, die op een onbevangen manier een koning, een zakenman, een lantaarnopsteker, een vos ontmoet. Lezend merkte ik bij mezelf dat ik vol verwachting uitkeek naar de rest van het avontuur. Zodanig zelfs dat ik wat vroeger opstond om de volgende dag met een paar bladzijden Kleine Prins te starten. Bovendien is het verhaal geïllustreerd met pareltjes van tekeningen. Hierin kunnen ronddwalen, dat zijn echt momenten van ontspanning in een anders super drukke tijd. Altijd al ben ik gefascineerd door verhalen. Door sprookjes ook. Mijn vader sprak graag in rijmen en verzen, kende nog veel verhalen en maakte zelf wel eens een liedje om mensen te vertieren. Wat hij niet gewoon gezegd kreeg, vertelde hij in een verhaal of gedicht. In die zin heb ik vroeg kennisgemaakt met theater of toneel. We bezochten ook wel eens een blijspel in een plaatselijke parochiezaal. Maar de schouwburg en het ‘echt’ theater, dat was lange tijd onbekend terrein voor mij. Ik maakte er voor het eerst mee kennis via school. En al is het intussen lang geleden, die momenten herinner ik me glashelder. Vijftien jaar was ik en ik zat in het vierde jaar in Tielt. De leerkracht Nederlands organiseerde een uitstap naar de schouwburg in Kortrijk (in Tielt was er in die tijd op cultureel vlak nog niet zo veel te beleven, vermoed ik). Met zijn allen de bus op. Wat begon als een doodgewone schooluitstap eindigde voor mij in een soort ‘openbaring’. We zaten op het eerste linkerzijbalkon van de toen nog niet gerenoveerde schouwburg. Helemaal in rood velours, met gouden krullen en sierlijke beelden. Ik herinner me de pompeuze kleren, de hoogdravend teksten (het moest ons iets bijbrengen over klassieke literatuur veronderstel ik), het decor, maar ook het interieur van de schouwburg, alles vond ik fascinerend. Er was blijheid, verrukking, schoonheid en verwondering. De titel van het stuk weet ik niet meer, maar dat is onbelangrijk. Ik had iets ontdekt dat mij naar een ander niveau bracht. Drie jaar na elkaar werd zo’n uitstap georganiseerd. Het tweede jaar zagen we een stuk van Tsjechov. Het derde jaar bezochten we het Arenatheater. Telkens weer een feest. Ik ben de leerkracht Nederlands van toen nog altijd dankbaar want daar is de kiem gelegd voor mijn liefde voor theater. Daarnaast werd er op school zélf ook wel eens een toneelnamiddag georganiseerd. Men nodigde een professioneel gezelschap uit, de grote zaal werd tot theaterzaal omgebouwd en wij
John William Waterhouse, A Tale from the Decameron, 1916 waren het publiek. Zo herinner ik me het stuk Antigone: de kledij, het koor, het verhaal, het decor. Weer diezelfde fascinatie. En natuurlijk hebben we zelf ook wel eens iets in elkaar gestoken, heel eenvoudig, maar verbonden met goede herinneringen. Dit alles met het gevolg dat ik na de middelbare school het theater ben blijven bezoeken, tot nu! Ik kan nog altijd geraakt worden door toneel, door verhalen, door poëzie, door een mooi decor, door het spel. Stilaan kwam daar ook interesse bij voor andere kunstvormen, maar de liefde voor ‘drama’ is altijd gebleven. Soms is het even weg door de drukte van mijn leven, maar gelukkig komt het altijd terug en als het even iets minder gaat, dan zoek ik het soms bewust op. Het laat mij weer contact maken met schoonheid, met echtheid, ik word ontroerd of blij. Of ik sta perplex en daarna word ik ongelofelijk dankbaar. Ik kan ervan nagenieten en het geeft zuurstof in mijn leven.
Verhalen zijn er al eeuwenlang. Ze hebben mensen overeind gehouden in oorlogstijd, in moeilijke tijden. Verhalen brengen mensen vertier en ontspanning. Verhalen brengen gezelligheid. Verhalen verbinden. Er was altijd al een nar, een minnestreel, een troubadour, ... Helaas wordt dit in onze huidige samenleving niet door iedereen zo gewaardeerd. In een maatschappij waar economische belangen hoog in het vaandel gedragen worden en waar bovendien bespaard moet worden, zijn keuzes blijkbaar snel gemaakt: Hoeveel kost het? Hoeveel brengt het op? Wat mij betreft brengt kunst me heel wat op: de honderden keren blijheid, de honderden keren vertroosting, de ontelbare malen ontroering. De duizenden keren dat het mij verbondenheid bracht, de keren dat het mij wijsheid bracht, goesting en enthousiasme, hoop en geloof. Hoe kan ik dat ooit in cijfers uitdrukken, hoe kan ik de meerwaarde daarvan bewijzen? Geert Six schrijft in één van de laatste Zorgelozenkrantjes: “Het past af en toe om te zwijgen, rond te kijken, wat met jezelf te overleggen.“ Ewel, laat ik dat maar eens doen. Zwijgen en rondkijken en ervaren. Laten we dat allemaal eens doen en waardering geven aan dingen die echt van belang zijn. Wat mij betreft kan kunst daar heel wat aan bijdragen! Dominique Vergote
Wat denk jij van mij en ik van jou? Elk schooljaar werkt een groep studenten van de opleiding sociaal-cultureel werk van de hogeschool Vives aan een project onder de vleugels van de Unie. Dit jaar vormde het begrip ‘superdiversiteit ’ de rode draad en verdiepten de studenten zich in de vele vooroordelen die langs vele zijden welig tieren.
Gedurende het voorbije schooljaar vertoefden we vele woensdagen in de Unie om ons project uit te werken. Daarnaast hielpen we mee aan de kassa en in de bar bij de voorstelling Hellegat. Maar onze hoofdopdracht was dus om als eerstejaars studenten van de hogeschool Vives in Kortrijk te werken rond het thema ‘beeldvorming en vooroordelen’. Wij verdiepten ons het ganse jaar door in het thema. We zochten definities van discriminatie, interculturaliteit, superdiversiteit, enz. We deden vele interviews met mensen van vreemde origine, Zorgelozen en gasten uit het Achturenhuis. We haalden heel veel nuttige informatie uit de gesprekken, we leerden minder oppervlakkig kijken naar mensen en merkten dat onze eerste indruk vaak niet de juiste was. We volgden ook de media en hoe deze erin slagen mensen vooroordelen aan te praten. De media bepaalt heel sterk onze beeldvorming en wakkert vaak onze angsten aan.
Zo ook in Kasimir en Karolien: ik liet me meenemen in het ritme, de cadans, de heftige emoties, de herkenbare gevoelens. Ik genoot van de schone taal, de grappige uitspraken, de spreuken, de dubbele bodem, de humor, de blijheid, ook de intensiteit. De waarde van kunst is voor mij moeilijk in woorden te vatten. Het is iets dat me raakt, dat ik meedraag? Iets dat me verrijkt, op een ander, dieper niveau? Soms zet het mij terug op het spoor, krijg ik weer meer zin in het leven, soms katapulteert het mij naar iets terug, naar iets herkenbaars dat mij raakt of dierbaar is. Het geeft verfrissing of vertroosting. Laat het weg en op de duur is er een verarmd gevoel.
Op 5 mei organiseerden we hierrond een presentatie- en spelavond waarin we mensen samenbrachten. Ons opzet was om de deelnemers enerzijds bewust te maken van hun vooroordelen en anderzijds daarover in gesprek te gaan met de aanwezigen. Hierdoor kon iedereen zijn mening delen met de anderen met respect voor elkaars opinie. Door het hele proces leerden we dat we voordat we ons een beeld vormen over mensen, we eerst ruimte moeten nemen om ze te leren kennen en niet te snel te oordelen. Contacten nemen, met elkaar praten, kortom dialoog en ontmoeten zijn basisvoorwaarden om elkaar in al onze diversiteit te leren waarderen. Doorheen het proces leerden we daarnaast het belang erkennen van kritischer te kijken naar de media.
Terwijl ik dit schrijf moet ik denken aan een gedicht van Herman de Coninck, Poëzie: Zoals je tegen een ziek dochtertje zegt: mijn miniatuurmensje, mijn zelfgemaakt verdrietje, en het helpt niet; zoals je een hand op haar hete voorhoofdje legt, zo dun als sneeuw gaat liggen, en het helpt niet: Zo helpt poëzie.
Kortom, onze kijk op onszelf en de anderen is veranderd. We danken de Unie die ons met dit project een menselijker kijk op samenleven in diversiteit heeft bijgebracht.
Ewel, dat bedoel ik nu. Zo helpen ook verhalen en theater. Is dat duidelijker?
Emma, Glines, Elice, Emmily, Indy, Bryan, Bieke, Lotte en Mariya
De Kleine Prins 8
8
9
9
De kunst van het ondernemen Toen Freddy afstudeerde als economist had hij nog totaal geen zin in werken. Hij keek eens rond, zag een affiche van een kunstacademie en dacht: “Waarom niet ? Een paar jaar wat met verf en zo smossen, een paar meiden versieren, en nadien zien we wel.” Papa had toch geld genoeg, dus inderdaad, waarom niet ? En zo kwam Freddy enkele jaren later op de arbeidsmarkt met een diploma economie én een diploma kunstschilder op zak. Papa was intussen gescheiden en de alimentatie woog zwaar door, nog wat verder studeren was geen optie meer. Freddy legde zijn diploma’s naast mekaar, stelde vast dat de markt oververzadigd was van economen – en dat er zopas weer een paar schilderijen aan recordprijzen verkocht waren. Van dode schilders weliswaar … Maar uit een cursusje ‘Marketing voor Beginners’ dat hij ooit eens gekocht had bij De Slegte, had hij nog onthouden dat dit kon duiden op een ‘gat in de markt’. Hij had dus al wat voorsprong op de modale afgestudeerde werkzoekende: hij had verstand van economie, kon schilderen én hij zag een gat in de markt waar nog niemand aan gedacht had. Namelijk dat voor dure schilderijen van levende schilders. Daarenboven kende zijn papa héél veel mensen in het kunstwereldje. Hij besloot dus kunstenaar-ondernemer te worden. De hele vakantie maakte hij verwoed schilderijen en terwijl de verf droogde, zocht hij een klein ateliertje in het centrum van de stad. In het beetje tijd dat hem nog restte begon hij zijn businessplan op te stellen. Op zich was dat vrij eenvoudig. Hij zou klein starten, de vriendenkring van papa aanspreken om zich te lanceren. Zodra hij de juiste connecties had zou hij het ‘enfant terrible’ in zich loslaten. Eigenlijk had hij geen greintje voeling met kunst, en inspiratie nog minder. Maar daar zag hij geen probleem in: volgens hem was kunst in eerste instantie ‘durf’ en in tweede instantie ‘relaties’. Voor alle zekerheid liet hij bij een bevriende drukker een paar nepcatalogussen maken van tentoonstellingen waar hij zogezegd al had tentoongesteld. Bij diezelfde drukker paste hij ook nog een paar kunsttijdschriften aan door er een paar lovende kritieken over zijn werken te laten invoegen (zogezegd als aprilgrap) en hij kon aan de slag. Het lukte wonderwel. Hij wist een paar kunstcritici te strikken – mede dankzij sponsoring van papa die altijd al een graag geziene gast was in een paar kunstgalerijen in Knokke-Le Zoute. Zijn eerste echte tentoonstellingen gingen door in
Joe Scanlan, Blizzard Ball Sale, 2009
10
David Hammons, Bliz-aard Ball Sale, 1983 precies de juiste galerijen waar hij zijn fantastische talent, het verkopen van gebakken lucht, kon aanscherpen en van dan af zat hij gebeiteld. Jaar na jaar werden zijn werken duurder en choquerender. Want hij had ontdekt dat je àlles verkocht krijgt als je het maar belachelijk genoeg durft maken. Na een aantal jaren leverde hij zelfs geen materiële werken meer af, maar verkocht hij enkel nog ‘performances’. Hij smeet in aanwezigheid van liefst zo veel mogelijk publiek verf in het rond en wist daarrond genoeg bullshit op te hangen om de ‘kenners’ te blijven boeien. Enfin, als ze geluk hadden gebruikte hij verf en bleef het publiek proper.
Damien Hirst, For the love of God, 2007 performance ?” vroeg Freddy. “Ik denk het wel. Dat was toch op die anti-abortushappening ?” “Juist. Ik had een tableau vivant waarop ik drie hoogzwangere naakte vrouwen half uitgebroede kippeneieren liet kapot gooien tegen een muur en dan de kippenfoetusjes liet vertrappelen.” “Inderdaad. Fantastisch statement tegen de abortuswetgeving, geniaal gevonden!” Freddy keek hem meewarig aan. “Het was complete bullshit. Eén grote leugen.” “Maar de mensen vonden het fantastisch, de artikelen de dag nadien …” “Bullshit, zeg ik je. De mensen – welke mensen ? Een paar hysterische godsdienstfanaten die het liefst van al heksenvervolgingen zouden inrichten ? En de artikelen in de pers, pure bullshit van gespuis dat denkt dat ze journalist zijn.” “Maar je was er zelf toch ook enthousiast over ? Je gaf de dag erna toch een persconferentie samen met …“
En dan, opeens, was het gedaan. Hij trok zich terug op een klein appartementje, meed alle publiek, nam geen telefoon meer op, verkocht geen enkel werk meer. In eerste instantie dacht iedereen dat hij een sabbatjaar nam. Kunstenaars doen dat immers, je kan niet altijd creatief blijven zonder af en toe eens een pauze te nemen. Maar na anderhalf jaar trok een journalist van een gereputeerd kunsttijdschrift zijn stoute designschoenen aan en ging aanbellen bij Freddy. Er werd niet opengedaan. Wie zich daardoor laat afschrikken wordt nooit een topjournalist. Dus ging de man op zoek naar de achterdeur, maar met
“Being good in business is the most fascinating kind of art. Making money is art and working is art and good business is the best art.” (Andy Warhol) een appartement op de zesde verdieping is dat wat lastig. Bij de buren aanbellen hielp ook niet, niemand liet hem binnen. Uiteindelijk nam hij zijn intrek bij de plaatselijke bakker en wachtte af tot Freddy op zondagmorgen zijn rozijnenkoeken kwam ophalen. Vaste routines blijken telkens weer dodelijk voor de privacy. Ditmaal lukte het. De journalist mocht mee naar het appartement voor een interview. Freddy had wel respect voor mensen die zich inzetten voor hun job. “Freddy”, begon de journalist, “het is anderhalf jaar geleden dat we nog een kunstwerk van jou gezien hebben. Ben je aan iets groots bezig ?” Freddy zuchtte diep. “Nee. Ik ben met helemaal niets bezig.” De journalist keek rond. Op een schildersezel stond een canvas dat bijna afgewerkt was. Een somber landschap met dode bomen, een brede rivier en een brug erover. “Oh, Freddy, je bent wel van stijl veranderd.” “Dat”, zei Freddy, “raak ik aan de straatstenen niet kwijt. En ik wil het trouwens niet eens verkopen.” De journalist fronste de wenkbrauwen. Hier zat duidelijk een verhaal achter. “Weet je nog, mijn laatste
Ik heb marketingstrategieën gebruikt. Ik heb mensen om de tuin geleid. Is dat kunst ? Dat is oplichting op grote schaal. Maar de mensen willen bedrogen worden. Weet je hoe ik aan mijn diploma geraakt ben op de academie ? Puur en uitsluitend omdat papa’s beste vrienden in de jury zaten. En met een flinke sponsoring van de school via de Rotaryclub. Voor mijn leerkrachten was ik een grote nul – ze begrepen niet hoe ik geslaagd ben. Zelfs mijn techniek was belabberd. Ik kopieerde er op los, stal ideeën van andere studenten. Maar voor de buitenwereld kon ik een mooi verhaal ophangen. De schone schijn – en het idee dat mijn ‘kunstwerken’ een goede geldbelegging waren. Ik heb het geluk gehad dat ik – enfin, papa - inderdaad de juiste mensen kende en het goed kon uitleggen. Ik ben waarschijnlijk een prima verkoper. Ik kén echte kunstenaars. De meeste zijn mensen die met hart en ziel aan hun creaties werken en zelfs de kostprijs van hun grondstoffen niet terugverdienen. En hier en daar is er eens ééntje die een kleinigheid kan verdienen – en een galerist rijk maakt … omdat zíj wel inspiratie hebben maar geen gevoel voor zakendoen. Hun kunstwerken zijn hun kinderen … je verkoopt toch je eigen kinderen niet ?” De journalist vertrok, met hangende pootjes. Hij heeft het verhaal dan toch maar niet geschreven. Want zijn publiek zou niet willen weten dat ze hun kluizen vol waardeloos spul gestoken hadden. Een jaar later opende Freddy een klein atelier met galerij, ergens te velde. Onbekende schilders en beeldhouwers konden er terecht om te exposeren of samen te werken. En eigenaardig genoeg gingen hun werken bijna altijd voor een goede prijs van de hand en vroeg Freddy slechts een kleine vergoeding. Want, alles bijeen, was Freddy wel een prima ondernemer …
“Ik was een arrogante zak. Punt uit. Weet je, ik deed het alleen maar voor het geld. Ik heb verdorie in de loop der jaren de abortussen betaald voor vier vriendinnen die ik zwanger maakte. Omdat ik van die groepies geen kind wou. En één van hen was op die performance. Ze is stilletjes weggegaan en is zich gaan verdrinken. Ja, van op die brug hier op het schilderij. Maar eerst heeft ze me een brief geschreven. Om me te laten weten dat ze me een hypocriet vond en dat ze door die walgelijke voorstelling zichzelf haatte omdat ze zich tot een abortus had laten overhalen.” “Erg, zei de journalist meelevend (en denkend aan het fantastische artikel dat hij zou schrijven), maar daarom moet je toch niet stoppen ? Je kan dat toch net aangrijpen om je kunst te heroriënteren ? Een nieuwe periode aan te vatten ? Je hebt zoveel talent …” “Talent ?” Freddy keek de journalist wanhopig aan. “Talent ? Die tafelpoot daar heeft meer talent dan ik. Ik krijg zelfs dat rotschilderij niet afgewerkt. Inspiratie heb ik nooit gehad, ik heb gebakken lucht verkocht. Denk je dat ik kunst gemaakt heb ? Ik heb de mensen illusies gegeven. Hen bespeeld met hun eigen waanideeën. Ik heb een gat in de markt gevonden en het schaamteloos geëxploiteerd.
Johan De Bock
In 1997 spoot de Russische kunstenaar Alexander Brener een dollarteken - als een Christusfiguur aan het witte kruis genageld - op het schilderij Suprematisme 1920-1927 van zijn wereldvermaarde landgenoot Malevich. Breners protest tegen corruptie en commercie in de kunstwereld leverde hem een paar maand gevangenisstraf op.
11
Hoop en verbeelding
Marcel Sabbe
Op 27 maart was minister van cultuur Sven Gatz bij ons te gast om een symbolische ‘eerste steen’ van de Scala te onthullen. Geen gewone steen, wel een doorzichtige steen, met binnenin, ongrijpbaar, tientallen brieven met wensen voor de Scala en de toekomst. Bij deze gelegenheid werd de minister door de Zorgelozen warm toegesproken.
Ben jij al bij … DE SCALA INSPIREERT OOK LUCA SCHOOL OF ARTS
Welgekomen allemaal. Bedankt dat je erbij wil zijn. Ze hadden mij toch als maker van de steen gevraagd om een woordje te placeren. Ik zal het maar hebben over mijn steen. Er zit een symboliek achter. Tijdens het proces dat hij gemaakt geweest is. Namelijk, ten eerste, hij is transparant, je kan er door kijken. En ten tweede, hij is gemaakt door twee vloeistoffen samen te mengen, waardoor er een exothermische reactie ontstaat en die vloeistoffen vast worden. Nu, dat is een geleerd woord, exothermische reactie, maar ik ga het heel eenvoudig uitleggen. ‘Exo’ wil zeggen naar buiten toe en ‘thermisch’ dat wil zeggen warmte. Met andere woorden, het is een beetje symbolisch voor de Unie der Zorgelozen dat we hier tope met een warm hart onze wensen mogen uitstralen naar iedereen, naar heel de omgeving toe. Euhm. Laten we dus - sorry dat ik een beetje zenuwachtig ben, maar ik ben niet gewoon van te speechen - laten we met hoop en verbeelding, een beetje zorgelozer door het leven gaan door transparanter te worden voor mekaar, door opener te worden voor mekaar, door helderder te worden voor mekaar. Ik dank u wel.
Nen goeien avond. We wisten niet vele over toneel. Toen we de trein op gang trokken waren we eigenlijk een beetje zot om daaraan te beginnen. Maar die ervaring, van schudden en beven tijdens de repetities en voorstellingen, hebben mij geholpen om mezelf op het juiste spoor te brengen. Onze trein arriveert altijd op een bijzondere maniere. Onze stukken toneel zijn speciale stations met veel sporen en verschillend volk. Er is altijd een goeie cafetaria en een wree goeie keuken. Mijnheer de minister, ikzelf maak fantastische soep. Hier, in dat nieuw station, zal de soepe nog veel beter smaken. Zoals je intussen al weet, het theater is een grote soepe. Maar maak u geen zorgen, ik ken de juiste ingrediënten. Mijnheer de minister, als je wat zorgen hebt, of een beetje moeite met de keuze van groensels, mag je mij altijd bellen. Want soep maken lijkt simpel. Maar ze op smake brengen en op smake houden vraagt veel oefening en geduld. De Scala en de Zorgelozen zijn een soepe apart. Altijd warm, altijd op smake, en met veel goesting en liefde verzet je bergen. Merci en welgekomen.
Het Scalaproject prikkelt de verbeelding van menig leraar en student architectuur. Een groep creatievelingen van Luca School of Arts in Gent liet zich in april een week lang door ons verhaal inspireren en zocht mogelijke vertalingen ervan in tafels en stoelen. Het laatste jaar interieurvormgeving van dezelfde school zag het nog grootser en maakte van de bezieling van de Scala het onderwerp van de eindwerken.
Voor het Scalaproject brachten de verschillende overheden, de Nationale Loterij en de Unie zelf al negentig procent van de middelen bijeen. Maar om de Scala werkelijk van velen te maken, richtten we de Spionkop van de Scala op, met de bedoeling de laatste nodige 200.000 euro samen via een ‘crowd funding’ campagne te verzamelen. Uniefan Wim Opbrouck, de trotse voorzitter van onze Spionkop, trekt mee de campagne. Intussen werd zo al 50.000 euro opgehaald of een kwart van het beoogde totaal. Dit is alvast een aanzienlijk bedrag én de optelsom van een paar grotere bijdragen, maar ook heel veel kleintjes, en dat is ook onze inzet. Want niet iedereen heeft immers grote financiële buffers, maar des te meer mensen geloven in ons werk en willen ook hun duit in de Scalazak doen. Daarom schenken we aan iedereen die een gift doet vanaf 5 euro als symbolische return zijn of haar persoonlijke lidkaart van de Spionkop van de Scala. Naast, voor eeuwig en altijd, een plaats in ons hart. Een gift kan natuurlijk in een omslag in de bus van de Unie belanden. Maar wie toegang heeft tot het wereldwijde web kan één en ander nog makkelijker vanuit zijn luie zetel arrangeren, via onze online projectrekening bij de Koning Boudewijnstichting. Giften vanaf 40 euro die op deze manier worden overgemaakt zijn bovendien fiscaal aftrekbaar. Een link naar deze projectrekening en ook alle verdere informatie over het Scalaproject vind je op:
WWW.DESCALA.BE
Heidi Landsheere
In de loop van de verbouwing zullen we ook zelf de handen uit de mouwen steken met zoveel mogelijk vrijwilligers. We zullen dus mensen nodig hebben die die selfmadeteams in goeie banen leiden op de werf, grove handen voor timmerwerk, fijne handen voor naai- of schilderkunsten, goeie koks en kokkinnen die de magen vullen. Doeners en denkers. Zeggers en zorgers. Al veel mensen dienden zich hiervoor aan. Laat ook jij gerust weten op welke manier je mee kan helpen om de komende maanden en jaren te bouwen aan één huis voor de buurt en de stad, aan een plek die ons en anderen kan inspireren en uitdagen !
12
13
Preus Voor het realiseren van het Scalaproject prijst de Unie zich gelukkig te mogen rekenen op de inzet van onze zogenaamde Socio’s. Het zijn ondernemers die hun kennis en métier belangeloos in de schaal werpen omdat ze geloven in ons project. Ze houden zich meestal op in de luwte, maar gingen graag in gesprek over wat ‘maatschappelijk verantwoord ondernemen’ heet.
Jef, Jan en Klaas Als het dezer dagen over de kunsten gaat, hoor je met schering en inslag dezelfde mantra weerkeren: de sector moet ondernemend zijn, of ondernemender, naargelang. Dit terwijl veel organisaties en gezelschappen best wel ondernemend zijn, ook tot ver buiten de grenzen van de eigen sector. Daarom wordt de bal ook vaak teruggekaatst – welke interesse dragen ondernemers überhaupt weg voor een veld waarin maar weinig geldelijk of materieel profijt valt te halen? Het antwoord op dit alles zal allicht overal anders zijn, maar met de Scala zoeken en vinden de Unie en een aantal ondernemers uit de regio alvast een win-win voor veel partijen. Een sociale win-win welteverstaan, een gedeelde winst in het bouwen aan gemeenschap. Drie Socio’s schuiven mee aan tafel in de villa van de Unie. Klaas Fremaut is zaakvoerder van Focus Advertising, zijn reclamebureau waar hij samen met een ploeg van twintig mensen communicatieve projecten realiseert. Jef Lembrechts is gedelegeerd bestuurder van het bouwbedrijf Vanhout in Geel, waar hij al werkt sinds 1977, toen het nog een familiebedrijf was. Jan Meuleman tenslotte hoort tot de vierde generatie van het bedrijf Meuleman, dat dit jaar 150 jaar bestaat en gespecialiseerd is in interieurafwerking. Voor Jef en Klaas was de kennismaking met de Unie nieuw. Jef: “Onze jongste zoon zat vroeger op den Ipsoc hier in Kortrijk. Hij sympathiseert met jullie werk en wij ontvingen al geruime tijd jullie Gazet. Maar verder kende ik de werking niet.” Klaas: “Ik kende jullie enkel van de naam. Ik vind dat een fantastische naam - zo een waar ge jaloers van zijt dat ge die niet zelf hebt bedacht. Maar wat en wie er achter die naam zat was mij ook onbekend.” Onze wegen kruisten wél al vaker met die van Jan. “Tien jaar geleden heb ik al ne keer een voorstelling van de Unie gezien. Ik ga ook elk jaar in de marmer kappen in Toscane, met een groepje waar ook Jan D’Hondt in zit, die veel voor de Unie fotografeert. Zo kwamen we regelmatig naar het toneel kijken. En een paar jaar geleden hebben we met Meuleman mee het gevelschilderproject in de Pluimstraat ondersteund. Zo heb ik het Scalaverhaal leren kennen.”
Hoe zijn jullie op het Scalaproject betrokken geraakt? Jef: “Het is voormalig burgemeester Stefaan De Clerck die mij heeft aangesproken. Jef, zei hij, we gaan daar een zwaar project doen, ik zou het goed vinden mocht je met je ervaring mee zien dat we de wolfijzers en de schietgeweren voldoende ontwaren.” Het was ook De Clerck die Jan mee in bad trok. Jan: “Hij zei, Jan, die Scala, daar zit muziek in, en ik antwoordde, Stefaan, als we daar iets kunnen voor doen, met veel plezier!” Voor Klaas kwam de link dan weer via het Streekfonds West-Vlaanderen. Dat is een project dat lokale schenkers en lokale verenigingen verbindt en zo het maatschappelijk engagement en de lokale filantropie wil versterken. Klaas: “De voorbije jaren hebben we een paar keer samengewerkt met het Streekfonds. Op een dag nodigde Jan Despiegelaere, algemeen coördinator van het Streekfonds, me uit voor een ontmoeting in de oude Scala. Ik was ter plekke verkocht. Het klikte meteen.” De concrete rol die elkeen in het Scalaproject opneemt is erg complementair. Jef houdt vooral een vinger aan de pols op het vlak van planning en financiën – “Hoewel we het hier zeker op dit laatste punt niet slecht doen.” “Ruwbouw en budgetten, dat is niet mijn sterkste kant”, zegt Jan. “Maar eens we aan de afwerking beginnen wil ik hier iedere week aanwezig zijn om alles mee op te volgen en om iedereen die ik ken en die iets kan betekenen mee te betrekken.” Klaas’ rol is dan weer van een andere aard. “Wij bouwen ook, maar met woorden. ‘Crowdfunding’ is een woord dat hier snel gevallen is. Dat is niet onze core business, maar het is zeer interessant om samen een brede campagne op te zetten die tegelijk geld inzamelt én een draagvlak creëert voor dit project. Alleen al de naam de Scala, maar ook de Socio’s, de Spionkop, Wim Opbrouck die in het verhaal gekomen is, dat zijn elk op zich dingen waarmee we de mensen heel erg kunnen aanspreken. Al die puzzelstukken mee helpen leggen en er een megafoon voorzetten waar nodig, dat is super om te doen.” Klopt het dat dit soort engagement van een bedrijf de dag van vandaag erg in trek is? Jef: “Het is zeer bedrijfscultuurgebonden. De minst goede manier om er mee om te gaan is deze van zeg maar het Angelsaksische model dat zich heel erg op een internationaal niveau afspeelt en waar een bedrijf zonder ‘foundation’ bij wijze van spreken zelfs niet in aanmerking komt voor aanbestedingen. Maatschappelijk verantwoord ondernemen maakt er meer deel uit van de bedrijfsstrategie, ook al is er op de vloer weinig draagvlak voor. Bij ons zit dat zowat in de genen van ons bedrijf. Wat wij van oudsher doen is bijvoorbeeld een Scoutsgroep of een plaatselijke school die gaat bouwen, helpen met knowhow of lobbying of concrete hulp. Naast het professionele luik van mijn onderneming, waar ge cijfers kunt opplakken van winst en verlies, vind ik dàt een fundamenteel onderdeel
14
van mijn bedrijfsvoering.” Jan beaamt. “Ook bij ons zit dat in de genen. Mensen komen iets vragen, ge voelt daar iets voor, ge doet dat.” Voor Klaas is het de eerste samenwerking van deze aard. “In het verleden keken we bijvoorbeeld wel of we iets communicatief konden betekenen voor bijvoorbeeld een project van een NGO. Maar dit is nog van een andere orde. Een theater bouwen is iets heel tastbaar. Het is heel concreet. Uniek aan dit project is ook dat je niets terug moet verwachten. Behalve voor eeuwig een plek in het hart van de Unie. Zodra je in dergelijk project stapt met de verwachting om zaken terug te krijgen zit je in een ander verhaal waar je alles aan alles gaat afwegen. Hier doe je dat niet. Dat is bevrijdend.”
Wat trok jullie verder nog aan in het verhaal van de Unie en de Scala? Klaas: “Ik ben Romanist van opleiding, speelde bij theatergroep Hermes op het college, volgde dramaturgie en Franse literatuur en theater als optie. Ik leerde Artaud kennen. Hij ging met neurotische mensen om en gebruikte zijn toneel ook om andere dingen te doen. Theater niet alleen als doel op zich maar tegelijk als bindmiddel tussen mensen, dat vind ik heel boeiend. En nu kan ik mee bouwen aan een plek waar dat zal gebeuren!” Ook bij Jan is er een link met toneel. “In mijn jongere tijd heb ik ook altijd toneel gespeeld, in Moorsele, bij Hogerop. Maar wat ik hier formidabel vind is de wil van de Unie om mensen erbij te betrekken die het niet voor de wind hebben, om ze te helpen, te ondersteunen, weer een nieuw leven te geven.” Jef deelt Klaas’ en Jans artistieke binding eerder niet. “Ik ben nen bruten ingenieur, mathematischer en Cartesiaanser vind je ze niet. Ik heb weinig of geen raakpunten met het culturele. Ik ga liever fietsen en zwemmen dan naar het toneel. Maar hier had ik toch snel het gevoel dat cultuur in een heel brede context wordt geplaatst, heel specifiek en uniek, op een onverwachte manier. Dat vind ik wel bijzonder.” In bepaalde kringen wordt vaak het beeld in stelling gebracht van de werk en welvaart creërende ondernemer enerzijds en de culturele subsidieslurper anderzijds. Hoe kijken jullie daartegenaan? Jef: “Ik snap dat dat zwart-wit beeld leeft, het wordt ook vaak gevoed bijvoorbeeld in de media. Er zullen langs beide kanten wel uitwassen zijn. Maar net als de doorsnee artiest niet hele dagen in een hangmat ligt, is de doorsnee ondernemer geen
kapitalist die ‘s morgens met dollartekens in zijn ogen opstaat. Wij zijn ook niet trots op al die verhalen over exuberante bonussen en zo.” “Ik heb daar geen oordeel of vooroordeel rond”, zegt Klaas. “Je kan geen appelen met citroenen vergelijken. Jullie werken anders en dat is verrijkend. Alleen al het feit dat wij hier samen zitten. De generositeit die hier heerst. Een pot koffie krijgt weer de waarde van een pot koffie. Aan dit project wordt ook gewerkt met de voeten op de grond. Letterlijk iedereen moet er betrokken kunnen op worden. Vandaar dat je al met vijf euro het project kan steunen. En wie vijf euro geeft is even belangrijk als wie honderd euro geeft. Dat is een belangrijk principe dat de werking van de Unie typeert. Net zoals het idee dat we liever 40.000 keer vijf euro verzamelen dan één keer 200.000 euro. Dat is een compleet andere manier van kijken naar de dingen dan deze die wij gewoon zijn.” Jef knikt. “In onze sector wordt al snel gerekend in duizend euro langs hier, duizend euro langs daar. Terwijl jullie sterk bewust zijn van de waarde van dat geld, en dat duizend euro eigenlijk 200 keer vijf euro is. Zo’n dingen blijven hangen. Er is een andere wereld voor me opengegaan dan deze waar ik dagelijks in zit, en toch voel ik me hier thuis.” Jan: “Voor mij is het hier het omgekeerde van die zakenwereld waar wij hele dagen in zitten, waar je de hele tijd moet vechten voor je bedrijf en om je mensen te kunnen houden. Hier moeten we ne keer gene frank verdienen. Hier kunnen we ons gewoon inzetten. Het is ontspanning.” Klaas: “In al die jaren was er ook geen enkel vals moment. Je hebt nooit het gevoel dat er hier een spel wordt gespeeld, dat mensen met maskers oplopen. In feite spelen wij in het dagelijkse professionele leven meer toneel dan jullie.” Jef beaamt: “Wij kunnen hier onze mantel afsmijten. In het zakenleven heb je vaak veel minder kans om echt te zijn. Je moet altijd op je hoede zijn voor verborgen agenda’s, dolken in de rug… Hier moet je je daar niets van aantrekken.” Jan: “Anderzijds, in mijn klantenwereld, mijn zakenleven krijg ik nooit negatieve commentaar dat ik mij met dit project bezig houd. Ik vertel er met fierheid over. Ik ben preus dat ik dit kan en mag doen.” interview Joon Bilcke
Net als Jef, Jan en Klaas gaan veel ondernemers vaak actief op zoek naar te ondersteunen initiatieven en projecten met een sociaal en duurzaam karakter die een voelbaar en direct effect hebben op een lokale gemeenschap. De betrokkenheid bij de ontwikkeling van zo’n project zien zij dan als een belangr ijke meerwaarde voor de onderneming en haar medewerkers. Om zo een betrokkenheid op het Scalaproject speels tastbaar te maken richtten we de Socio’s van de Scala op, vrij naar de gekende Socio’s van FC Barcelona. Via de Socio’s van de Scala bieden we bedrijven uit de regio de kans om de Scala letterlijk en figuurlijk mee te helpen bouwen door er met hun expertise, ervaring of materialen een bladzijde aan toe te voegen. Misschien wil u net als Jef, Jan en Klaas Socio worden van de Scala en met uw onderneming, klein of groot, mee in dit artistiek en sociaal geëngageerde verhaal stappen? Neem dan zeker met ons contact op.
De Doeners
Onze Vliegende Reporter op de werf van de Scala
Herinner je ze ook nog? De Doeners, die kleine, groene bouwvakkers die inw de grot van de Freggels de klok rond bezig zijn met wat ze het liefst doen: gebouwen maken. Ook de Scala heeft haar Doeners: de ondernemende mannen van Eribo. Maandenlang zetten ze steen op steen en zetten zo de plannen op papier om in tastbare realiteit.
We zijn eind april. De ruwbouwwerken naderen hun einde. Rond negen uur schuiven we mee aan tafel in de werfkeet tijdens de eerste schaft van de dag bij Tim, Koen, Yves, Gilles en Steven. Tim is ploegbaas. Hij steekt van wal. Tim: “Ik zorg ervoor dat het werk verdeeld geraakt en goed verloopt. Ploegbaas noemt dat dus. Frank is de projectleider, Brecht is de werfleider. Maar die zijn hier niet elke dag. Die komen af en toe ne keer kijken. In de ploeg moet iedereen ook een beetje van alles iets kunnen.” Yves: “In wat zijt gij het best, Steven?” Steven: “In ‘t rondlopen (algemene hilariteit). Nee, ik ben de dekstenen aan het metsen nu. Samen met Junior. ’t Is prutsen. Maar dat is onze specialiteit (lacht).” Kennen jullie altijd de mensen voor wie je een werf doet? Tim: “Niet altijd. Je weet wel een beetje wie het is, maar niet altijd. De Unie der Zorgelozen, dat hebben we moeten opzoeken. Daar hadden we nog nooit van gehoord. Intussen weten we wel al een beetje wat er hier gedaan wordt. We hebben dat bijvoorbeeld gezien bij de voorbereidingen van de eerste steenlegging. Een feestje bouwen!” Koen: “Dat die mannen goed kunnen pullen (algemeen gelach).” Is dit een werf als een andere? Tim: “Dit is toch anders.” Yves: “Je zit met een verbouwing hé. Aanpassen aan de bestaande toestand. Het is niet helemaal nieuw.” Tim: “Het is tussen gebouwen, da’s altijd niet gemakkelijk. Het is ook een klein straatje, je hebt niet veel plaats. Zeker naarmate dat de werf toegebouwd geraakt.” Koen: “Er is veel kranewerk aan. Tussen huizen is het altijd opletten. Er is niet veel plaats om te manoeuvreren. Alles staat vol. Dat brengt wel wat stress mee.” Tim: “En die metaalconstructie, het geraamte voor de zaal, dat is iets apart. Dat hebben we nog niet veel gedaan. Normaal gezien gebeurt zoiets met een montagekraan – dat is zo een mobiele kraan met een arm die uitschuift. Maar hier ging dat niet. Dus moesten we het met een torenkraan doen en dat is meer werk.” Hoe is het werk verlopen? Tim: “Uiteindelijk heeft het opzetten van die metaalconstructie langer geduurd dan gedacht, terwijl we intussen begonnen waren aan de opbouw van de voorkant. Met de torenkraan moesten we zo twee plaatsen bedienen, waardoor alles wat ingewikkelder werd.” Steven: “Er was ook maar één doorgang waar alles door moest.” Tim: “Nu, elke werf heeft zijn onvoorziene omstandigheden. En ne keer dat de constructie er stond ging alles wel weer goed vooruit, toch zolang we met de snelbouwers bezig waren. ’t Is te zeggen, daarna, in de façades is er wel veel werk gekropen. Daar zitten veel fantasietjes in. Ne keer uit de lijn gaan, voor nen
16
Dit voorjaar landde onze zorgeloze Vliegende Reporter Stefanie Tanghe tussen de stenen en de mortel van de Scala. Ze keek er rond met haar kenmerkende blik, met oog voor het kleine en het vleugje humor in het alledaagse. Toch een beetje haar handelsmerk. Gilles, Tim, Yves, Koen en Steven
Ik heb mijn wagen volgeladen, vol met bouwsteen afval…
architect is dat rap getekend - als hij mist, hij pakt zijn gom en ’t is hersteld (iedereen lacht). Voor ons, ne gewone rechte muur dat gaat het rapst vooruit, en voor jullie kost dat ook het minst (iedereen lacht), maar dat rondom rond metsen, dat gaat trager. En ook dat we om de zoveel stenen een stukske en een brokske moesten steken. Het is geestig als ge het ziet schuiven en niet alle drie, vier stenen er een moet zagen. Nu, het is ne keer iets anders, dat wel.” Wat vinden jullie er eigenlijk van? Tim: “’t Is speciaal. ‘t Is anders ook, dat lijmen van die stenen. We zijn dat niet gewoon. Dat moet niet meer gevoegd worden achteraf. Het ziet er ook anders uit. Dat is meestal voor de rijke mensen (lacht). En dat gaat rap groen komen, volgens mij. Een beetje mos ertussen. Nu, dat kan schoon zijn, als ge dat graag ziet (lacht).” Steven: “Er mag wat groen komen hé, hier in ’t centrum van Kortrijk (lacht).” Yves: “We zetten dat niet veel, zo een feestzaal.” Tim: “Dit is ook wel een grote werf. Vijf, zes maand. De meeste andere zijn korter.”
Wees gerust, deze stenen komen niet van de kinderarbeid uit India, we hebben ze met de Zorgelozen zelf helemaal opgeknapt, toch knap werk he?
De Walk of Fame, die is ook al aangelegd… Kunst is in the house of the Scala, een Piet Mondriaan uit 2015 - de Scala, Wij kleuren jouw dag!
Je zet ook niet zo vaak gebouwen waar je later nog kan terugkomen? Steven: “Boh, het is wel regelmatig dat de klant achteraf vrijwillig nog ne keer voor ons een barbecuetje doet (hilariteit).” Yves: “’t Is wel geestig als ge achteraf hier passeert en ge ziet nen heel afgewerkten bouw en ’t is iets speciaals en ge kunt zeggen kijk, we zijn hier nog bezig geweest. Mensen vinden dat ook geestig als ge dat kunt vertellen. Dan komen de herinneringen - ah, weet je nog, daar hebben we aan getjoold, en den dien is al op pensioen, hij heeft daar ook nog gezeten (iedereen lacht). Nu, tijdens de werken worden we ook wel ne keer aangesproken door de mensen in de straat en meestal zijn ’t positieve reacties.” Koen: “Het moment dat wij vertrekken laat ge nen ruwbouw achter, dat is ook geestig. ’t Is nog niet afgewerkt. ’t Is echt uw werk dat ge dan ziet als ge vertrekt. Later verandert dat uitzicht nog veel.”
Kijk wat ze nu onder onze voordeur schuiven, de stadskrant, geweldig toch, we zijn al welkom op de Sinksenfeesten In de wellness van de Scala kunt ge nu ook tijdelijk in onze modderbaden terecht. Badlakens en badjassen gelieve zelf mee te brengen.
Na de mannen van Eribo is het de beurt aan anderen om op het ruwbouwwerk verder te werken. De mannen van Eribo vertrekken naar nieuwe werven. Of ze graag voor Eribo werken, willen we nog weten. Tim: “Natuurlijk (lacht). Er zijn dagen die minder zijn of dingen die ge minder graag doet. En van den baas moeten de puntjes op de i staan, maar dat is normaal hé. Maar ’t is nen goeden baas. Ge zult moeten ver zoeken om er nog zo een te vinden.” interview Joon Bilcke
Wat vind je van ons balkon voor de Romeo en Juliette scène? Nog met een klimop tegen de gevel en ’t is perfect!
Ge ziet, kunst en theater kan alle vormen en plaatsen bereiken, ook een bouwwerf kan inspirerend zijn. Hoewel een reportage maken over de werf van de Scala wel een hele uitdaging was. Klinkt misschien onnozel, maar ik dacht ook eerst, wat moet ik hier in beeld zetten? Maar algauw merkte ik dat je ook van vijzen en cirkelzagen prachtige beelden kan maken. Niets is zo leuk als zoeken waar het niet voor de hand ligt! Stefanie Tanghe 17
Observatorisch pamflet tegen de huidige geneeskunde De voorbije jaren verkenden we leven en werk van de dokters Lauwers, die tot in de jaren zeventig kliniek hielden op de plek waar de Unie nog tot na de zomer is gehuisvest. Zo zwom Ivan Basyn twee jaar geleden hun wondere wereld binnen. Sindsdien buigt hij zich met onregelmaat en kritische zin over het fenomeen geneeskunde in haar vele gedaantes. Hans Dirmstein, Aderlaten, 1471
Gestampte bloem
Zilverlingen
Over de heiligen niets dan goeds
Drie van de vier evangeliën, Johannes vond het de moeite niet om over zo een fait divers te schrijven, maken melding van de genezing door Jezus Christus van een lamme. Volgens Matteüs ging dat als volgt: men bracht Jezus een verlamde die op een bed lag. Jezus zei tot de verlamde: “Sta op, neem uw bed op en ga naar uw huis.” En hij stond op en ging naar zijn huis. Zo simpel en eenvoudig was geneeskunde.
Geneeskunde lijkt altijd een zaak van solidariteit te zijn geweest. Toen we nog, gehuld in een modieus berenvelletje, door de bossen hotsten op zoek naar pluk en jacht, was er solidariteit nodig om het einde van het bos te halen. Wie zich dagelijks in het verkeer waagt weet dat dit niet zonder risico is, maar de bossen van onze voorouders zaten ook vol gevaren. Een breuk, een wonde, … en nergens was de 100 te bekennen. Werd iemand ziek, dan had de groep altijd de keuze hem achter te laten of op de schouders mee te nemen. In dat laatste geval betekende hij dus niets dan last, maar toch zijn er meerdere sporen die erop wijzen dat onze voorouders elkaar verzorgden. Er zijn zelfs skeletten teruggevonden waarop eenvoudige operaties waren uitgevoerd.
Is er dan geen liefdadigheid meer? Wat dan met de heilige Teresa en de Dalai Lama (daar komen de blauwe plekken op mijn schenen) die door de wereldpers als de vleesgeworden liefdadigheid worden voorgesteld? De geschiedenis leert dat Tibet met de Dalai Lama aan het hoofd tot aan de annexatie door China een slavenstaat was. Ja, u leest het goed: Tibet had een slaveneconomie tot aan de Chinese annexatie. De eeuwig glimlachende Dalai Lama heeft ook een leger, in de vorm van een jongerenbrigade. En wat denk je dat die in hun geweren stoppen: bonen of kogels?
Sindsdien is er heel wat veranderd in onze maatschappij. Een oppervlakkige verkenning wijst al uit dat de geneeskunde er geweldig op vooruit is gegaan. Tweeduizend jaar geleden nog knipten barbiers uw haren, trimden ze uw baard en tapten ondertussen enkele liters bloed af. Sommigen hadden wat kennis van geneeskrachtige kruiden, dat waren dan de geneesheer-specialisten. En anesthesie was, met uitzondering van de klap met de hamer, iets volledig onbekend. Je zou kunnen beweren dat ‘de geneeskunde’ toen gewoon nog niet bestond. En veel machines en apparatuur zal men in die tijd wel niet gehad hebben. Nu hebben we die wel, mooie, blinkende machines. Wie reeds de geneugten van de operatietafel heeft mogen ondergaan, zal zich de ogen uit de kas gekeken hebben en moet wel gedacht hebben dat hij wakker geworden was in de US Enterprise. Allemaal futuristische machines met hendeltjes, knopjes en lichtjes. Zelf heb ik het ooit meegemaakt dat een opererende dokter vijf meter van mij af stond en van daar de snijdende machine bediende. Dit genot is echter niet voor iedereen weggelegd. Die machines zijn duur. Veel dokters kijken eerst naar de portefeuille van de patiënt en dan pas naar het ziektebeeld. Een dure operatie verschuilt dikwijls de regel dat een deel boven tafel maar een even groot stuk onder tafel dient betaald te worden, al dan niet aan een obscure vzw. Maar we mogen ook niet klagen (we mogen natuurlijk wel klagen). In India bijvoorbeeld zag ik pillen per stuk verkopen. Bijna niemand heeft er immers genoeg kapitaal voor een volle verpakking. Kan de patiënt zich dan wel aan de dosering houden? Als is voorgeschreven drie pillen per dag te nemen gedurende een maand, heeft hij dan wel genoeg kapitaal om de behandeling vol te houden? Of moet hij bij gebrek aan de nodige fondsen reeds na een week afhaken waardoor de medicatie geen enkel nut heeft, ja zelfs omgekeerd kan werken? Daarenboven leken alle pillen verdacht veel op elkaar: allemaal dezelfde vorm, dezelfde substantie, alleen was er een verschillend symbooltje. Ik kon me niet van de indruk ontdoen dat het merendeel van die pillen gewoon gestampte bloem was. Ja, geneeskunde kost geld. En wie gaat dat betalen?
18
die in de bedrijfswereld. Zij spreken de managementstaal als geen ander, terwijl de basismilitant met de collectebus rammelt om er een euro in te krijgen. De basismilitant is de idealist. Maar ik vrees dat aan de top te vaak een geldslokoppende kwal zit voor wie het om het even is of zijn bedrijf salami of menselijk leed verkoopt. Het lijkt te veel een wedstrijd tussen teams, elk met zijn eigen T-shirt, om zo veel mogelijk in beeld te komen. En in beeld komen is reclame, is fondsenwerving. “Komaan Gust, trek een beetje je buik in. ‘t Is voor de televisie.”
Toch kunnen we de vraag stellen: hebben we het over zorg die de hele gemeenschap ten goede komt, dan wel wordt uitgevoerd ter eer en glorie van de enkeling die verzorgt? Nemen we de middeleeuwse hospitalen. Wie ‘hospitaal’ zegt, denkt ‘ziekenhuis’, denkt ‘genezen’. Maar daar hadden de eerste hospitalen helemaal niets mee te maken. Het doel was de vermoeide, zieke reiziger (die genoeg zilverlingen bij zich had om het te kunnen betalen) een bed en een maaltijd aan te bieden. In reusachtige zalen werden ze opgestapeld. Nu zal ik de laatste zijn om te beweren dat iedereen slechts op die zilverlingen uit was. Er waren wel degelijk individuen die zich onder de zieken en vermoeiden waagden, zonder bescherming of vaccinatie, en de moed toonden om te helpen. En ook de gewonde vriend die op het slagveld enkele pijlen te incasseren had gekregen werd geholpen, desnoods begraven, zonder financiële bijbedoelingen. Want naast zilverlingen was er immers nog wel wat te verdienen. Een plaatsje in de hemel. Maar verder… De tijden waren hard en de geldbeurzen leeg en weinigen hadden gewetensproblemen om een stervende of zwaar zieke te ontdoen van zijn kapitaal. We kunnen eigenlijk zeggen dat geneeskunde nog steeds onbestaande was en vooral een zaak was van oplichterij en diefstal. ‘En zo is het nog steeds’, hoor ik velen denken. Ziekenhuizen zijn inderdaad heus geen jeugdherbergen. Het zijn eerder fabrieken geworden waar men nieuwe ingrepen vaak doet om het prestige en om de winstcijfers op te trekken. Zelfs organisaties die vooral ‘in den vreemde’ hulp bieden zijn dikwijls fabrieken - de grote NGO’s althans. Met hun alomtegenwoordige witte 4 X 4 Landrovers zandstuiven hun medewerkers door de rampen en misschien niet de kleine garnaal die met zakjes bloed mag rondhossen, maar dan toch de grote walvissen aan de top werken aan vergoedingen die zeer competitief zijn met
Ook zuster Teresa, een Albanese non en bij leven al 33 keer heilig verklaard door de paus, heeft in de ogen van de wereld een blanco strafblad. Tot je het boek The Missionary Position van Christopher Higgins hebt gelezen. Blijkt dat deze dame wel degelijk een kampioene is, maar niet in de liefdadigheid zoals zij en haar aanhangers graag laten uitschijnen. Wel in het inzamelen van geld, niet alleen bij de kleine man, maar ook bij drugsbaronnen en dictators zoals die van Haïti. Niets staat het ontvangen van penningen in de weg, als er maar een kruisje op het voorhoofd gezet mag worden. Dan transformeren de grootste misdadigers in heiligen die samen voor elkaars public relations zorgen. Maar goed, laat ons een oogje dichtknijpen. Moeder Teresa is de kampioene van het helpen van de armen in India – al hangt het ervan af wat je helpen noemt. Persoonlijk vind ik het eerder een strafbaar feit: weigeren van hulp aan personen in nood. De stervenden worden verzameld en naar vuile lokalen gebracht. Het contrast met de ingezamelde miljoenen kan niet groter zijn. Maar dan denk je, een mooi behang hoeft niet, als er maar hulp komt. Maar precies die komt niet. Het zijn stervenshuizen waar de hoogste graad van geneeskunde een glas water is, en dan moet je het nog beleefd vragen.
Een citaat van moeder Teresa, waar ze zelf fier op is en dat ze herhaaldelijk geciteerd heeft, doet je de haren ten berge rijzen. Een man die het uitschreeuwt van de pijn krijgt geen medicatie. Zuster Teresa zegt: “Pijn is een kus van Jezus.” Een allusie op het lijden aan het kruis. Ik zou liever minder door Jezus gekust worden en wat meer pijnstillers krijgen, maar daar heeft Trees geen oren naar.
Sigaren en bloemen Waarom staan alle BV’s te dringen om mee te doen aan Kom op tegen kanker? Waarom zijn er duizenden activiteiten ingericht voor Kom op tegen Kanker? Waarom komen die zo uitgebreid in de pers? Geen euro teveel krijgen die mensen, begrijp me goed. Maar wat met al die andere mensen die en hopelijk heb je niet het slechte karakter om mij iets in de schoenen te schuiven wat ik niet wil zeggen - een andere ziekte hebben? Die het uitsluitend moeten hebben van eigen financiën? Kom op tegen Kanker is in de mode, je scoort ermee. Maar loop eens rond met een collectebus voor de ziekte van Lingo. Je zal er zelf muntjes moeten instoppen. De kans is groot dat het akelig stil blijft rondom je. Zegt de dokter tegen de patiënt: “Ik heb goed nieuws en slecht nieuws. Het slechte nieuws is dat je een levensbedreigende ziekte hebt, het goede nieuws is dat het kanker is.” Eeuwenlang is ziek zijn en geholpen worden een zaak van liefdadigheid geweest. De baron deed op de feestdag van de parochieheilige met de koets zijn ronde en deelde sigaren en bloemen uit. Met de boodschap dat men sterk moest zijn en vertrouwen hebben in die van hierboven. Compassie, maar dan in de lelijke betekenis van het woord. Met woorden zeggen het kwaad te willen uitroeien, maar de wortels laten zitten. Met een supermoderne grasmachine het onkruid afrijden, maar bewust de kiemen en de penen in de grond laten zitten. Lotjes verkopen voor het goede doel, maar zelf giftige verf produceren. Dat is de compassie, de liefdadigheid die we kunnen missen. Was ik een Hollander, dan zou ik zeggen: “Krijg de klere (cholera).” Maar we zijn de positivo’s. Geneeskunde moet een zaak zijn van solidariteit en niet van winst. In de eerste plaats van helpen te genezen. De kennis bestaat, de geneesmiddelen bestaan, er zijn uitzonderingen maar zo goed als alle ziekten zijn behandelbaar, in het Westen toch. We zullen allemaal sterven, dat is de enige zekerheid waarmee we geboren worden. Maar mag het dan a.u.b. een beetje menselijk, zonder lijden, zonder aftakelingsproces zijn? Ons doel is geneeskunde voor de mensen en dat zullen we bereiken. Come and see next week. Ivan Basyn
19
Een kleine commentaar Johan Walgraeve las met gezonde nieuwsgierigheid het interview met Rutger Bregman in onze vorige editie van De Gazet. Helaas verslikte hij zich ook geregeld in de woorden van de filosoof. Vervolgens kroop hij in de pen voor een kleine commentaar.
Over welvaart Doorheen de eeuwen, de aarde is ongeveer vijfenveertig miljoen eeuwen oud, is de welvaart op de derde planeet van ons zonnestelsel toegenomen. Eerst in mogelijkheid, later in werkelijkheid. Er was een tijd toen er nog geen edele metalen waren, net zomin als andere elementen. Er was alleen waterstof ... enfin, met moeite. Gekonkelfoes van elementaire deeltjes leidde tot het ontstaan van goud en zilver en ook van de homo sapiens, die op een bepaald moment verliefd werd op dat goud en dat zilver, en nog wel een en ander meer. ‘t Was besmettelijk! Welvaart was geboren, een economische waarheid als een koe. Nog een waarheid: eenmaal welvaart zich begint op te stapelen gaat dat maar door. Het stomme van het geval wil dat alle stapeltjes welvaart niet even groot zijn en dat er altijd minder stapeltjes welvaart zijn dan mensen. De geschiedenis leert ons zeer veel, en een van die lessen is, dat er altijd rijken en armen zijn, en dat het aantal armen een veelvoud is van het getal der rijken. Even statistiekjes kijken waarbij we door de geschiedenis heen de huidige staatsgrenzen gebruiken - landen zetten soms uit of krimpen in, naargelang krijgskunst en/of politiek. België bijvoorbeeld bestaat pas sinds 1830. Verder werd het BNP, het Bruto Nationaal Product, de totale economische omzet van een land per persoon voor deze statistieken omgerekend naar plaatselijke koopkracht. Om vergelijking mogelijk te maken staat die koopkracht tussen haakjes na het betrokken land. In het jaar 1 van onze tijdrekening was, per persoon, Bangladesh (454) het rijkste land. Nummers twee waren India (453) en Italië (453). Dat wil zeggen: met pakweg ‘10 euro’ kon je meer kopen in Bangladesh dan in India of Italië. Ter vergelijking met wat verder volgt, op plaats tien staat China (452). Weinig verschil overigens in de top tien, waarin België niet voorkomt. Ten jare 1500 is Italië (1.100) het welvarendste
land en joepie, België (875) is tweede, met twee banddiktes voorsprong op Nederland (761). Merk op dat België in 1500 bijna de dubbele koopkracht had van Bangladesh in het jaar 1. Landen we met de statistische tijdmachine in het jaar 1900 dan bestaat de top drie uit Groot-Brittannië (4.492), NieuwZeeland (4.298) en de Verenigde Staten (4.091). Koopkracht ongeveer maal tien vergeleken met Bangladesh in het jaar 1! België (3.731) en Nederland (3.424) staan op plaatsen zes en zeven. Maar wie heeft die koopkracht? Mag ik even een belletje doen rinkelen: in 1903 publiceert Cyriel Buysse zijn Gezin van Paemel, een realistisch toneelstuk druipend van armoe en miserie. In 1960 is de top drie der welvarenden: Qatar (33.104), Koeweit (28.813) en Verenigde Arabische Emiraten (22.433). Moet er nog zand, pardon, olie zijn. Opmerkelijke cijfers bij de hekkensluiters: inwoners van Botswana (403), Malawi (394) en Guinee (392) hebben minder koopkracht dan de Chinees in het jaar 1. Jawaharlar Nehru, premier van India spreekt: “Je kunt gerust stellen dat als ze niet ingetoomd worden, de krachten in een kapitalistische maatschappij zo werken dat de rijken steeds rijker worden en de armen steeds armer, zodat de kloof tussen hen steeds groter wordt.” Dertig jaar later, in 1990 dus, zijn de aanvoerders de Verenigde Staten (23.201), Frankrijk (22.603) en Zwitserland (21.482). Bangladesh (640) staat op de 191ste plaats. Ge ziet, zelfs in een arm land is de koopkracht erop vooruitgegaan, vergeleken met het jaar 1. De rode lantaarn wordt gedragen door Tsjaad (421). Voor 2015, dit jaar dus, staan Taiwan (64.519), Hongkong (51.470) en Singapore (48.645) op het ereschavot (Stadstaat Hongkong maakt nu deel uit van China). Armoezaaiers zijn Afghanistan (423), Tadzjikistan (361) en Niger (348). Ontegensprekelijk, dit zijn de meest welvarende tijden ooit, althans in de rijkste, rijkere en rijke landen, maar hoe welvarend is de Afghaan, de Tadzjiek of de Nigeriaan?
Over veiligheid en over gezondheid Wat veiligheid betreft kan ik korter zijn. De veiligheid op onze planeet is nog nooit zo veilig geweest, en zeker speciaal voor Afghanen, Tadzjieken en Nigerianen. Alles wat u dag na dag in de krant leest, is pure sciencefiction, fabeltjes en sprookjes. Bomaanslagen en andere terroristische activiteiten, bijna live op de beeldschermen: uit de telelens gezogen! Alle woorden in de nieuwsmedia verspild aan het onveiligheidsgevoel alleen al: koude kak. U neemt het mij niet kwalijk dat ik bijgevolg doodslag, gaande van passionele moord over doodgewone (burger)oorlog tot regelrechte genocide buiten beschouwing laat, net zoals de overige calamiteiten, per ongeluk veroorzaakt door mens en natuur: aardbevingsdeskundigen, economen en epidemiologen moeten ook hun boterham verdienen in onze veilige wereld.
20
Over gezondheid kan ik nog korter zijn. Er zijn ziekenhuizen en iedereen die er niet vertoeft kent wel iemand die er verblijft tot hij of zij weer gezond genoeg is, of het per lijkwagen verlaat. Thuis ziek zijn is ook een optie, net zoals ziek zijn en toch gaan werken. De medische wetenschap staat voor niets en dus hebben een heleboel antieke ziektes een naam gekregen en een medicijn; toch krijgen we lepra en mazelen de wereld niet uit. Zelfs nieuwe ziektes verdienen een medicijn, toch indien de farmaceutische industrie winst kan maken: niemand is verplicht dood te gaan aan AIDS.
Over gratis geld en alles dat beter gaat worden Alles bijeen lijkt het mij nogal evident dat het nog veel beter, maar dan ook veel beter kan. Alleen zouden wij niet weten hoe, en dan nog wel omdat we Aristoteles niet lezen. Aristoteles kende het verschil tussen waarde en prijs. Wel, ‘t is niet omdat ‘we’ Aristoteles niet lezen dat we het verschil tussen waarde en prijs niet kennen. Integendeel, we weten het maar al te goed, heel de commerce draait er rond. Dingen kopen voor een prijs lager dan de waarde en dingen verkopen voor een prijs hoger dan de waarde, enfin, min of meer, of naar we denken te weten. De prijs wordt bepaald door vraag en aanbod, verhoging van de vraag en daling van het aanbod doen prijzen stijgen. Daling van de vraag en verhoging van het aanbod doen de prijzen dalen. Vraagt de consument waarom de prijzen bijna nooit dalen, dan komt de ‘wetenschap’ economie van pas: alle uitvluchten worden voorzien van wiskundige getallen en worden economische ‘wetten’ genoemd. Koffiedik kijken of wichelen met een pendel is even effectief. Blijft het feit dat we niet weten hoe ’t beter kan. ‘t Zal wel zijn. We worden gebombardeerd met oplossingen, al dan niet elkaar tegensprekend, voor problemen gaande van Acne tot Zelfredzaamheid en wat zoal daartussen zit: het vreemdelingenprobleem (zie ook ‘die Judenfrage’ voor en tijdens Wereldoorlog nummer twee), de pensioenlast door de vergrijzing, de overtallige, al dan niet overtollige steuntrekkers allerhande, de opkomende speklaag van Madonna, pedofiele geestelijken aller godsdiensten, succes of het gebrek daaraan van sporters
en de gewichtsproblemen der reisduiven. Het staat iedereen vrij daar nog een en ander bij te verzinnen. Ik val even in herhaling: ge moogt dan alstublieft nog eens hetzelfde bolletje kleuren. Gratis geld als oplossing is ook al voorbijgestreefd. Gratis, zonder geld, dat hadden we al uitgevogeld toen we nog de eretitel snotneus droegen. Het was een oplossing die de toenmalige volwassenen zeer amuseerde. Als je iets nodig had, ging je naar de winkel en je kreeg het zo mee naar huis, zonder betalen. Het zou natuurlijk al eens kunnen gebeuren dat je op een wachtlijst terechtkwam, bijvoorbeeld als iedereen zou beslissen om een Rolls Royce te bestellen, maar voor alledaagse producten had het toch vlot moeten lopen. Niemand zou nog geldzorgen hebben, aangezien er niets te betalen is. De vraag zou voor sommige dingen enorm toenemen, wat de tewerkstelling ten goede komt. Als je alles zomaar krijgt op simpele vraag, waarom zou je dan nog moeten inbreken of banken overvallen. Bankiers, notarissen, rechters, advocaten en dergelijke zouden wel werkloos worden, maar ze zouden zich kunnen omscholen tot verdelingsdeskundigen, vraag-en-aanbod-beheerders, weggeefspecialisten en wat er nog meer aan nieuwe beroepen zou ontstaan. En dan komt er een Franse econoom. Hij schrijft een boek, over economie uiteraard, waarin staat wat in 1960 gezegd werd door Jawaharlar Nehru, premier van India destijds. Piketty zegt het met andere en een hele resem woorden meer. Het is misschien daarom dat hij door de complete pers bejubeld wordt als ware hij een Messias met een spiksplinternieuwe leer. Mij lijkt het een onfatsoenlijk optimisme omwille van het optimisme. Net zoals Rutger Bregman. Ja, er zal wel een en ander gerealiseerd worden door zijn generatie. Misschien kunnen zijn robots de wereld redden, misschien. Tot nader order hebben ze alleen maar gezorgd voor banenverlies. Ooit heb ik een autofabriek bezocht. Alle arbeiders waren vervangen door computergestuurde robots. Verder werkten er nog drie ingenieurs. Het magazijn was zelfs volautomatisch, zonder personeel. Alles zal beter worden! Vraag het maar aan Kasimir en Karolien. Of vraag het aan Ampe en Vandamme. Misschien weet de Kloefkapper het wel, of anders Alain ... Enfin, wanhoop is nooit een oplossing. Johan Walgraeve
O ja. Even terzijde. Waar is Henry Ford in dit verhaal. Kapitalist Ford, alleen geïnteresseerd in winst, en een groot bewonderaar van Adolf Hitler (de bewondering was wederzijds, vriend Adolf had een gesigneerd portret van Henry op zijn bureau). Vooral de manier waarop Hitler de vakbonden aanpakte viel bij Ford in de smaak. Voor wie het nog niet weet of vergeten is: De eerste inwoners van het kamp van Dachau waren syndicalisten, socialisten en communisten. En Henry Ford was niet de enige kapitaalkrachtige fan van Hitler.
21
Alles naar waarde Hart boven Hard – in Wallonië, Tout Autre Chose - is een beweging van individuele mensen en een heel brede waaier aan organisaties uit het middenveld. Ze wil de toekomst anders vormgeven door niet de winst in de economie centraal te stellen maar waarden als solidariteit en zuurstof voor mensen. In Vlaanderen zijn al twintig Hart boven Hard groepen actief, ook in Kortrijk, waar de Unie er mee de schouders onder zet. Lokale trekkers van het eerste uur vertellen over hun engagement.
Tien Hartenwensen
EEN BEETJE VERDER
Mijn Hart boven Hard verhaal Eind september ontmoet ik dorpsgenote Marijke Pinoy die mij vertelt over Hart boven Hard. De week daarop zie ik haar op tv met Dominique Willaert en co bij Geert Bourgeois met de ‘Alternatieve Septemberverklaring’. Hun ludieke actie maakt me enthousiast. Op de Hart boven Hard-website onderteken ik hun verklaring. Als ik wat later de Tien Hartenwensen onder ogen krijg, besluit ik om me in dat project te storten. Hart boven Hard lijkt me op het lijf geschreven, zowel qua vorm als naar inhoud. Na een goedgevulde loopbaan, leerkracht Lager Onderwijs, afgevaardigde binnen de christelijke onderwijsvakbond en verantwoordelijke voor ‘School zonder racisme’ ligt het niet in mijn aard om tijdens mijn pensionering op mijn lauweren te rusten. Ik ga zingen bij Altra Voce, werk mee met uitgeverij EPO en heb wekelijks een oma-dag voor mijn kleinkinderen. Hart boven Hard zou er wel nog bij kunnen. Via een mail naar de lokale kern kom ik terecht bij Joon van de Unie. Hij nodigt mij uit naar de volgende vergadering. Ik kom terecht bij een bende jonge enthousiastelingen en we starten met een actie voor 15 december op de nationale stakingsdag. Het wordt de Pont du Coeur. Coeur We brengen er meer volk bijeen dan gedacht en we stomen verder naar onze lokale Hartslag begin maart en de Grote Parade in Brussel eind maart. De Tien Hartenwensen zijn onze ruggensteun en leidraad. Ze zijn allemaal belangrijk om een rechtvaardiger maatschappij uit te bouwen. Maar mijn lievelingshartenwens is: trek iedereen boven de armoedegrens. België is een rijk land. Toch raakt 1 op de 7 Belgen niet boven de armoederisicogrens. De kinderarmoede verdubbelde zelfs. Intussen groeit de kloof: de 1% rijkste Belgen bezit evenveel als 60% van de bevolking. Haal mensen boven de armoedegrens met haalbare, concrete maatregelen zoals gratis leerplichtig onderwijs, verhoogde studietoelagen en investeringen in scholen met veel kansarme leerlingen. En vooral: verhoog alle inkomens en uitkeringen tot boven de armoedegrens. Dat kost jaarlijks 1,5 miljard. Ter vergelijking, de notionele intrestaftrek voor vennootschappen kost de staat jaarlijks 6 miljard. Dat is vier keer zoveel. Er is wel een alternatief! Onze groep groeit en bloeit. Er zijn veel discussies en voorstellen voor actie zijn er te over. Hart boven Hard Kortrijk leeft en beweegt. Ik ben blij dat ik mijn steentje kan bijdragen. Katrien Verschaeve
Bruggen bouwen is de boodschap Omdat ik altijd al bewust gekozen heb voor de naïviteit dat de dingen anders en beter, warmer en liever kunnen dan wat ons voorgehouden wordt. Omdat ik altijd zit te wachten op elke kans om de frustratie van al wat fout gaat in de wereld, groot en klein, aan te kunnen pakken. Omdat ik niet gemaakt ben om stil te zitten en omdat mijn hoofd altijd overloopt van gedachten, bedenkingen, ideeën en alternatieven. Omdat Hart boven Hard werk wil maken van ‘dat’ alternatief. Omdat Hart boven Hard je het gevoel heeft dat er nog mensen zijn die bereid zijn de ‘eigen vlag’, de eigen organisatie, even ondergeschikt te maken aan het echte algemeen belang. Omdat er veel ‘doe’-goesting is, omdat er veel ruimte tot nadenken en discussie, tot inzicht komen is. Omdat Hart boven Hard een erkenning is dat je niet alleen bent met die wens om er eindelijk echt eens een betere wereld van te maken. Wegblijven van de ‘oude’ of ‘klassieke’ structuren en methodes en ‘gewoon doen waar je in gelooft’. Occupy’ers en Indignado’s hebben we hier gemist, maar nu hebben we Hart boven Hard. We willen rustig maar resoluut blijven groeien en vooral mensen aansteken dat een alternatief haalbaar is. Met de grootste focus op ‘de man in de straat’. Want zo goed als iedereen die je aanspreekt is te vinden voor het verhaal van Hart boven Hard. Uit die directe contacten met mensen haal je dan ook de meeste energie. Met zoveel mogelijk hulp ook van al wat al bestaat, van al wat al ‘transitie’ is, of al wat we er graag zouden in opnemen. Zo ook mijn eigen oude vakbond. Bruggen bouwen is de boodschap. Tussen mensen, tussen groepen van mensen, tussen mensen en organisaties, tussen organisaties en de manier waarop we onze samenleving organiseren. Zoveel mensen voelen dit nu al aan, dat we stilaan bij de nodige kritische massa komen. Ik droom er dan ook van dat Hart boven Hard een hele sterke koepelbeweging mag worden waar veel individuen en organisaties elkaar vinden en mee bouwen aan dat meer solidair, ecologisch, menselijk alternatief. En het liefst voordat de oude wereld keihard met de nieuwe botst. Steven De Wit
Op de één of andere manier zit een sterk rechtvaardigheidsgevoel me als het ware in de genen - is het doordat mijn vader jurist is, geen idee. Maar mijn idealisme ging eigenlijk nooit verder dan boeken en ‘controversiële’ artikels lezen, documentaires bekijken, toogdiscussies voeren en al eens meelopen in één of andere gelegenheidsmars. Reden: te druk op het werk en sinds een paar jaar ook te druk met de kindjes. Vandaar dat ik altijd probeerde om in mijn jobs dat engagement een plek te geven. Maar het bleek steeds een groot verschil tussen even iets van dat engagement aan te raken in een project en effectief ook dingen fundamenteel te zien veranderen. Zeker tijdens mijn laatste job, als programmator van de Stadsschouwburg werd me dat heel duidelijk. Zowel binnen de werking van deze - heel mooie - organisatie, maar ook wel binnen die van de - heel mooie - kunstensector in het algemeen. Toen naar aanleiding van de verkiezingen de campagne ‘Ik kies voor kunst’ werd opgestart wist ik eigenlijk niet goed wat te denken van die slogan en voelde ik me als kunstliefhebber eigenlijk helemaal niet aangesproken. Hoewel kunst en cultuur voor mij erg belangrijk zijn, begreep ik niet dat in tijden van crisis waar verschillende sectoren onder vuur kwamen te liggen een sector zo vol van zichzelf kon zijn en zichzelf op de eerste plaats zette. Tuurlijk wilde ik kiezen voor kunst, maar ik wilde ook kiezen voor degelijk onderwijs, een warmere samenleving, een propere wereld, menselijke zorg, een gezond voedingssysteem, werkbaar werk … Ik kon mijn wrevel niet goed plaatsen, tot ik een paar maanden later in september hoorde over Hart boven Hard, die net dat ‘sectoriële’ denken in vraag durfde te stellen. Als iedereen binnen zijn eigen sector (of organisatie) blijft denken en zoveel mogelijk zieltjes (en centen) voor de eigen sector (en dan liefst nog de eigen organisatie) wil winnen, zijn we te verdeeld en focussen we te veel op de verschillen en de eigen winst. Daar waar in feite iedereen om alles zou bezorgd en begaan mogen zijn om zo échte veranderingen te krijgen die goed zijn voor een ganse samenleving. Hart boven Hard heeft voor mij van bij het begin twee dimensies. Er is de grote ‘nationale’ beweging met het kruim van vrijdenkers uit de universitaire en artistieke wereld (Eric Corijn, Wouter Hillaert, Jan Blommaert, …), bevlogen speeches, ludieke
Door regen en wind Op zondag 29 maart stapten 20.000 mensen door regen en wind door Brussel in De Grote Parade van Hart boven Hard. Bij velen leeft duidelijk een bezorgdheid over de toekomst van onze en-samenleving -zijn-eig elk-voor een samenleving die te hard als hart weer terhet dat en verlang wordt ervaren, en een stevig waren van zanen Kortrijk honderd rein moet winnen. Een paar van onder en kompan en en Zorgeloz de partij, waaronder ook
Haar dromen over een andere samenleving balde Hart boven Hard in Tien Hartenwensen. Je vindt ze op www.hartbovenhard.be, net als alle andere informatie over deze beweging en een link naar de Kortrijkse werking. En natuurlijk vind je ons ook op Facebook. Wil je meewerken in Kortrijk? Stuur dan een mailtje naar
[email protected].
acties, scherpe reacties met slagkracht. Ze tekenen de lijnen uit, brengen structuur in een beweging in beweging, leggen accenten, proberen de beweging het juiste gezicht te geven. Maar de uitdaging ligt voor mij ook in de vertaling van dit bevlogen idealisme naar een heel concrete lokale realiteit. Ik herinner me in het begin van Hart boven Hard Kortrijk dat iedereen met zijn eigen (professionele) petje rond de tafel zat. Maar gaandeweg, mede dankzij de succesvolle evenementen die er het afgelopen half jaar geweest zijn (een paar honderd man op de Pont du Coeur, een kleine honderd man op de Hartslag, …) zit iedereen daar nu vooral voor Hart boven Hard. De kunstenorganisaties hechten bij de acties die we organiseren altijd een groot belang aan het visuele, Vormingplus schittert dan weer in het organiseren van denkmomenten, anderen zorgen voor een zekere structuur en ‘professionaliteit’ in de vergaderingen, Samenlevingsopbouw en de Unie zorgen ervoor dat Hart boven Hard ook wortels heeft en herkenbaar is voor een bredere groep dan de usual suspects uit het socioculturele veld, net zoals de vakbonden, die zich bovendien mogen beroepen op een lange geschiedenis van sociaal verzet. En dan natuurlijk niet te vergeten de ‘ongeorganiseerde burgers’ zoals ik er één ben. Uiteraard niet met de slagkracht van een organisatie, maar wel met een open geest en zeker niet minder goesting en tijd om dingen te doen bewegen. Niet dat er in Kortrijk niets gebeurt. Wel integendeel zou ik zeggen. Als je ziet welke initiatieven en collectieven als paddenstoelen uit de grond schieten: Stadsboerderij Kortrijk, Lieve Zusjes Stoere Broers, De Stuyverij, Repair Café, … Deze kleine veranderingen in de stad zijn een verademing, maar ze mogen geen excuus zijn om achterover te leunen. Hart boven Hard Kortrijk mag iets verder gaan en moet durven dromen over waar we met deze stad en streek naartoe willen en zien hoe we vanuit de verbinding van verschillende sectoren dingen in de ‘goede’ richting kunnen laten groeien. Kritisch voor het beleid, met wat gezonde verontwaardiging en actie, vanuit een positief verhaal. Ik denk dat als Hart boven Hard Kortrijk zich op zo’n manier kan opstellen, er een nog groter en tastbaarder draagvlak zal zijn. Jozefien Lecluyse
Waarom de Unie het warme hart voor de samenleving deelt met Hart boven Hard? Omdat ook wij in onze dagelijkse werking mee vorm geven aan een samenleving op maat van elke mens. Omdat we ook denken dat dromen van andere manieren van samenleven de nodige verbeelding vraagt, zijn we van mening dat organisaties als de onze, op het snijvlak tussen kunst, cultuur en de samenleving, hun rol kunnen spelen in deze breed verbindende beweging.
andere A’kzie en Samenlevingsopbouw.
22
23
DINSDAG 10 NOVEMBER 2015 20U15 IN DE KORTRIJKSE SCHOUWBURG
MUZIK ALE BEN EFI ETAVON D TEN VOOR DELE VAN DE SCALA MET
WIM OPBROUCK WA N N E S C A PPE L L E
WILLEM VERMANDERE AXL PELEMAN DE DOLFIJNTJES XXL & DE ZORGELOZE SPIONKOP
SKOWBURG VOE DE SCALA TICKETS 21 EURO telefonisch via 56/23 98 55 (Uit in Kortrijk) in de Cultuurwinkel: Schouwburgplein 14 online via de site van de schouwburg en de Unie
GAZET DE
De Gazet is een project van de Unie der Zorgelozen en verschijnt tweemaal per jaar. Ze geeft een ruime inkijk in de werking van de Unie en is een belangrijk platform voor de Zorgelozen. Ook vele andere stemmen uit het brede maatschappelijke en artistieke veld komen aan bod. Voor u is het de ideale manier om ons werk – beter – te leren kennen, voor ons om u erbij te betrekken.
WWW.UNIEDERZORGELOZEN.BE
Unieweetjes en dito nieuwtjes vind je ook op onze facebookpagina. Werkten mee aan deze Gazet Ivan Basyn, Joon Bilcke, Karolien Delaere, Johan De Bock, Steven De Wit, Emma, Glines, Elice, Emmely, Indy, Bryan, Bieke, Lotte en Mariya, Klaas Fremaut, Leen Laconte, Heidi Landsheere, Jozefien Lecluyse, Jef Lembrechts, Jan Meuleman, Marcel Sabbe, Geert Six, Stefanie Tanghe, Tim, Koen, Yves, Gilles en Steven, Dominique Vergote, Katrien Verschaeve, Johan Walgraeve Foto’s Joon Bilcke, Heroen Bollaert, Gino Cocquyt, Jan D’Hondt, Hart boven Hard, Leen Laconte, Stefanie Tanghe, Els Verhaeghe WILT U OP DE HOOGTE BLIJVEN VAN ONZE ACTIVITEITEN EN PROJECTEN ? MAIL, BEL, SCHRIJF OF KOM GEWOON EVEN LANGS: UNIE DER ZORGELOZEN, SINT – JANSPLEIN 13, 8500 KORTRIJK - 056 / 220 400 -
[email protected]
VERBREEK VERZAMEL VERTEL
De Unie werkt met steun van de Vlaamse Gemeenschap, de stad Kortrijk, OCMW Kortrijk en de provincie West-Vlaanderen.