Premier zonder slotakoord BERT STEINMETZ Eenentwintig jaar vervulde Ruud Lubbers een centrale rol in de Nederlandse politiek. Als minister, als CDA-fractieleider en - met een recordduur - als minister-president. Morgen verschijnt Ruud Lubbers Peetvader van het poldermodel van Parool-redacteur Bert Steinmetz, waarin Lubbers' politieke loopbaan uitvoerig is beschreven. Vandaag als voorpublicatie het (ingekorte) slothoofdstuk. Bert Steinmetz. Ruud Lubbers - Peetvader van het poldermodel. Uitgeverij Prometheus, ? 29,95. JACQUES Delors, de Franse socialist, moest in 1994 als voorzitter van de Europese Commissie worden opgevolgd door een christen-democraat, liefst een (voormalige) regeringsleider, uit een kleiner land, bij voorkeur uit de Benelux. Dat hadden de Duitse bondskanselier, Helmut Kohl, en de Franse president, François M itterrand, onderling bedisseld. Eind 1991, toen Nederland voorzitter was van de EU, had Delors Ruud Lubbers al gepolst voor zijn opvolging. Lubbers wees hem erop dat er een andere kandidaat was, de Belgische oud-premier Wilfried Martens. Dat nam niet weg dat de Spaanse premier, Felipe González, Lubbers ook benaderde. De kwestie werd serieus in het najaar van 1993. In september vroeg Kohl aan Lubbers wie Delors moest opvolgen. 'Wilfried Martens,' luidde Lubbers' antwoord. Maar Kohl somde enkele beletselen op. Mitterrand voelde weinig voor Martens en het was de vraag of Jean-Luc Dehaene, de Belgische premier, hem wel wilde voordragen; die zou immers ook zelf in aanmerking kunnen komen. Voor het geval Martens geen kandidaat zou zijn wilde Kohl weten of hij een beroep kon doen op Lubbers. Die zei niet rechtstreeks 'ja'. 'Alleen als het vastloopt kunnen we daarover praten,' was Lubbers' behoedzame reactie. Té behoedzaam. Kohl, die ervan houdt gewoon 'ja' of 'nee' te horen, concludeerde niet direct grote geestdrift. T emeer daar hij in de daaropvolgende maanden niets meer van Lubbers vernam. Aan het eind van dat jaar hield González nogmaals een pleidooi voor Lubbers, ditmaal in de openbaarheid. D aarmee was de Nederlandse kandidatuur een feit. Lubbers wist echter niet dat Kohl zich intussen al had gewend tot Dehaene. In het tweede halfjaar van 1993 was België voorzitter van de Europese Unie en de B elgische premier had een bijzonder positieve indruk gemaakt op Kohl. Pas op de verkiezingsdag 3 mei, na sluiting van de stemlokalen, stelde Ruud Lubbers zich formeel kandidaat. Maar toen hij probeerde Kohl daarvan op de hoogte te stellen, kon hij de bondskanselier niet meer te pakken krijgen. Het was te laat, het loket bleek al gesloten. Op 31 mei, bij een van de periodieke Frans-Duitse ontmoetingen in Mulhouse, lieten Kohl en Mitterrand weten dat wat hen betreft Dehaene de opvolger van Delors moest worden. Twee dagen later kreeg Lubbers dezelfde boodschap in een briefje van Kohl. 'Mitterrand en ik hebben een voorkeur voor Dehaene, vat het niet te persoonlijk op.' Tijdens de topconferentie van EU-regeringsleiders op 24 en 25 juni op het Griekse eiland Korfoe, waar de zaak moest worden beklonken, volgde nog een verrassende wending. Er bleek geen eenstemmigheid. Spanje (zoals González had beloofd) en Italië stemden met Nederland voor Lubbers. De Britse premier, John Major, steunde ee rst als enige de Britse kandidaat, sir Leon Brittan, en schaarde zich vervolgens ook achter Lubbers. Het was een pijnlijke situatie, waar unanimiteit vereist was. Toen Lubbers uiteindelijk de patstelling doorbrak
door zich terug te trekken, sprak Major zijn veto uit over Kohls favoriet Dehaene. De verdeeldheid in de EUtop was compleet. Pas op 15 juli kwam er een nieuwe voorzitter van de Europese Commissie uit de bus. Van de Luxemburger Jacques Santer kon je van alles zeggen, maar niet dat hij geen christen-democraat uit een Benelux-land was. Mitterrand vond deze noodsprong zo beschamend, dat hij op de valreep nog probeerde Kohl te bewegen dan toch maar voor Lubbers te kiezen. De bondskanselier was echter 'massivement contre', zo deelde de Franse president Lubbers mee. Santer zou als de zwakste voorzitter uit de EU-geschiedenis te boek komen te staan. WAT HAD Kohl toch tegen Lubbers? Een heleboel. Lubbers stond bekend als meer georiënteerd op Londen d an op Bonn en Parijs. Hij was dik bevriend met premier Margaret Thatcher en haar opvolger, John Major. Maar in Europees perspectief was dat geen aanbeveling. In de Europese verhoudingen is het Duitsland dat de dienst uitmaakt. Wie in de EU iets voor elkaar wil krijgen, moet zich dus heel goed verstaan met de bondskanselier. Het is alle ingewijden een raadsel waarom Lubbers, die toch allesbehalve een buitenstaander was, zich zo weinig gelegen heeft laten liggen aan deze fundamentele waarheid. CDA'ers die in het Europese heel goed thuis zijn, zoals de voormalige commissarissen Frans Andriessen en Hans van den Broek, hebben Lubbers aangeraden dat hij zelf naar Kohl toe moest gaan om daar onder vier ogen zijn kandidatuur te melden. Lubbers had actie moeten ondernemen zodra hij wist dat Mitterrand tegen de kandidatuur van Martens was. Hij had moeten vragen, in plaats van wachten tot hij werd gevraagd. Lubbers zelf echter vond dat Kohl hem had moeten melden dat hij inmiddels een voorkeur had voor Dehaene. Lubbers nam - dat was een van zijn grote fouten - niet de moeite zich te verdiepen in wat Kohl graag wilde zien en horen. In de jaren voordat de opvolging van Delors speelde, heeft Lubbers meermalen de bondskanselier openlijk tegen de haren in gestreken. En, zo verzekert iedereen die Helmut Kohl goed kent, die man heeft een olifantsgeheugen. Zo was er de toespraak van Lubbers in januari 1990 aan de Katholieke Universiteit Brabant in Tilburg. De Berlijnse muur was net gevallen en Lubbers gebruikte zijn redevoering om bondskanselier Kohl te waarschuwen 'niet te gaan morrelen aan de grenzen in Europa'. Dat werd toen uitgelegd alsof Lubbers tegen de Duitse hereniging zou zijn, wat hij onmiddellijk in alle toonaarden tegensprak. Feit is wel dat Lubbers tijdens de Europese top in Straatsburg, een maand tevoren, zacht gezegd niet tot de enthousiaste supporters van de Duitse hereniging behoorde. Thatcher was ertegen en Mitterrand toonde aarzelingen. Lubbers schaarde zich bij dat koor. Toch is er geen concrete aanwijzing dat Kohl daarin een grond vond om Lubbers' kandidatuur voor de Europese Commissie tegen te houden. Anders zou Kohl hem immers niet hebben gepolst voor die functie. Ernstiger was de irritatie van Kohl over Lubbers' bemoeienis met de vestigingsplaats van de nieuwe Europese Centrale Bank. Nederland had Amsterdam voorgedragen én Wim Duisenberg - de president van De N ederlandsche Bank - als kandidaat voor de functie van bankpresident. De voornaamste kandidaat voor de vestiging was Frankfurt, het financiële hart van Duitsland. Voor Kohl was d at van groot belang om voor de argwanende Duitsers het teloorgaan van de harde D-mark te vergulden. Alle activiteiten ten gunste van Amsterdam kwamen Kohl dus slecht uit. Kort tevoren had Van den Broek, net aangetreden als Europees commissaris, Lubbers geadviseerd die zaak wat subtieler te spelen: 'Als je voorzitter wilt worden van de Europese Commissie, moet je in elk geval de steun
van Kohl hebben. Mijn indruk in het Brusselse is dat Kohl je het touwtrekken over de plaats voor de bank nogal kwalijk neemt. Waarom zeg je niet onder vier ogen tegen Kohl: 'Ik kan het nationaal niet maken steun te geven aan Frankfurt, want Amsterdam is formeel onze kandidaat, maar als vaststaat dat Amsterdam onvoldoende steun krijgt, zal ik Frankfurt steunen'. Leg Kohl uit dat je niet bezig bent hem te pesten.' Lubbers deed het echter niet. Integendeel, hij ging bepleiten dat, áls de Europese Bank in Duitsland moest k omen, die in Bonn gevestigd moest worden en niet in Frankfurt. Dat wekte pas echt de woede van Kohl op. Duitsland vond toch ook niet dat het Alkmaar in plaats van Amsterdam moest wezen, zo reageerde hij geprikkeld. Bij Kohl speelde bovendien nog een ander argument dat voor de Duitsers van groot gewicht was. De president van de Bundesbank, Hans Tietmeyer, had als Kohls belangrijkste financiële adviseur hem op het hart gebonden d at Duisenberg de president van de nieuwe Europese Centrale Bank moest worden, anders zou er een Franse kandidaat komen. Dus, fluisterde Tietmeyer Kohl in, Lubbers mag géén voorzitter van de Europese Co mmissie worden, want twee belangrijke posten in de EU voor hetzelfde land, dat gebeurt nooit. Beslissend was uiteindelijk een ogenschijnlijk binnenlandse futiliteit. Lubbers' verklaring dat hij niet op Elco Brinkman, de lijsttrekker, maar op de nummer drie van de CDA-kandidatenlijst, Ernst Hirsch Ballin, zou stemmen, deed voor Helmut Kohl de deur dicht. Hij kon zich niet voorstellen dat een toppoliticus zo'n staaltje van gebrek aan loyaliteit weggaf. Kohl was verbijsterd. Tegen zijn naaste medewerkers in Bonn verzuchtte hij: 'Hoe zal iemand die zijn eigen politieke vrienden zo behandelt, ons behandelen als hij voorzitter is van de Europese Commissie?' Dat vermeldt Norbert Schmelzer, de oud-minister van Buitenlandse Zaken, die nog steeds veel contacten heeft in de internationale christen-democratie. Piet Steenkamp, de grondlegger en oud-voorzitter van het CDA, kreeg eveneens te horen dat Kohl de stemverklaring van Lubbers en in het algemeen diens houding tegen Brinkman als 'gebrek aan loyaliteit' heeft veroordeeld. 'Kohl wist precies wat zich in politiek Nederland afspeelde. Hij beschouwde Lubbers als iemand die een ander op een ongepast moment kon laten vallen,' aldus Steenkamp. Oud-premier Dries van Agt ten slotte, die het goed met Kohl kon vinden, had ook al uit het Bundeskanzleramt vernomen dat Kohl de uitspraak van Lubbers een 'ongehoorde deloyaliteit' had genoemd. Van Agt zelf kwalificeerde de stemverklaring als 'een politieke stupiditeit' en 'een fantastische flater'. Zo kreeg een goedbedoelde daad met een malicieuze ondertoon een catastrofaal gevolg, niet alleen voor het CDA, maar ook voor Lubbers' loopbaan. En nog was de lijdensweg niet ten einde. OP 17 OKTOBER 1995 kreeg Ruud Lubbers een telefoontje van zijn oude vriend de D66-leider Hans van Mierlo, minister van Buitenlandse Zaken in het eerste kabinet-Kok. Hij vroeg Lubbers of hij beschikbaar was als kandidaat om de omstreden Belg Willy Claes op te volgen als secretaris-generaal van de Navo. Lubbers' antwoord luidde eerst 'nee', maar in tweede instantie 'nee, tenzij'. 'Ik was niet de juiste persoon voor die functie,' lichtte hij toe. 'Die was in de lange geschiedenis van de Navo steeds vervuld door voormalige ministers van Buitenlandse Zaken of Defensie. Maar de situatie werd anders als er onder de Navo-landen consensus zou bestaan dat er nu een voormalige minister-president moest komen en dat ik daarvoor kandidaat moest zijn.' Het eerste deel van Lubbers' toelichting werd alom onderschreven. Hij was inderdaad niet de juiste persoon voor die functie. Lubbers mag dan zeer grote verdiensten hebben voor de ontwikkeling van de Nederlandse samenleving sinds de jaren zeventig, dat betekent nog niet dat hij op álle terreinen excelleerde.
De internationale diplomatie was zo'n werkterrein waar Lubbers' kundigheid duidelijk lacunes vertoonde. Het sterkste staaltje dat hij op dat gebied heeft vertoond, het besluit over de plaatsing van kruisraketten, dwong bewondering af vanwege de oplossing die het bood voor heel gecompliceerde binnenlands-politieke problemen. Naar internationale maatstaven was het besluit een wangedrocht. Het Nederlandse voorzitterschap van de Europese Unie, de tweede helft van 1991, was geen doorslaand succes. Lubbers zag de ontwerpteksten die in Den Haag waren opgesteld voor de Top in Maastricht aanvankelijk van tafel geveegd worden. Niettemin genoot hij in het gezelschap van Europese regeringsleiders voldoende gezag om serieus kandidaat te kunnen zijn voor het voorzitterschap van de Europese Commissie. Als het ging om kwesties van internationale veiligheid moest de econoom Lubbers zijn meerdere erkennen in Hans van den Broek, de minister van Buitenlandse Zaken, die op dat gebied in de hele wereld respect afdwong. Van den Broek kon het om die reden - én vanwege inhoudelijke bezwaren - slecht verkroppen dat Lubbers z ich steeds meer op zijn territorium ging manifesteren. Het was voor Van den Broek rondweg een opluchting toen hij in januari 1993 naar de Europese Commissie kon vertrekken. Een topfunctie in de internationale veiligheidssfeer voor Lubbers lag dus niet direct voor de hand. Totdat dus Hans van Mierlo belde. Het 'nee, tenzij' van Lubbers was voor Van Mierlo en minister-president Wim Kok voldoende aanleiding om een paar dagen later wereldkundig te maken dat zij Lubbers geschikt vonden om Claes op te volgen, die inmiddels vanwege de beschuldigingen in de Agusta-smeergeldzaak was afgetreden. Tijdens de viering van het vijftigjarig bestaan van de Verenigde Naties in New York, op 22 en 23 oktober 1995, legden Kok en Van Mierlo de voordracht van Lubbers voor aan hun Amerikaanse gastheren, president Bill Clinton en minister Warren Christopher van Buitenlandse Zaken. Die reageerden niet afwijzend. Denemarken had al een formele kandidaat gesteld, de oud-minister van Buitenlandse Zaken Uffe EllemannJensen, maar de Amerikanen lieten de definitieve keus graag aan de Europese landen over. Christopher informeerde wel naar een mogelijke kandidatuur van Hans van den Broek, de oud-minister van Buitenlandse Zaken, die intussen Europees commissaris was. Maar Van Mierlo maakte zijn Amerikaanse collega duidelijk dat Nederland Van den Broek op die belangrijke Europese post wilde laten en voor Lubbers koos. Toch was Van den Broek niet helemaal uit beeld voor de hoge Navo-functie. Lubbers had hem gebeld om hem persoonlijk te informeren over zijn kandidatuur. 'Ik wil even zeker stellen dat jij je niet voor de voeten gelopen voelt als ik mij kandidaat stel voor de Navo,' zei Lubbers, 'want ik weet dat het altijd een ambitie van je is geweest en dat jij daarvoor beter geschikt bent dan ik.' 'Heel aardig dat je belt,' antwoordde Van den Broek, 'maar maak je geen zorgen. Ik doe dit werk met groot plezier en overtuiging. Wat mij betreft is er geen enkele belemmering.' Maar daarbij bleef het niet. Tot verbijstering van Van den Broek deed Lubbers hem de suggestie: 'Maar als jij alsnog de functie van secretaris-generaal van de Navo zou willen hebben, waarom ruilen we dan niet?' Even stond de Europees commissaris perplex. 'Nee, heus, ik zit hier prima,' zo maakte hij aan deze opmerkelijke dialoog een einde. Hij had razendsnel bij zichzelf het scenario laten passeren. Wim Kok zou nooit bereid zijn het kabinet voor te stellen om Van den Broek weg te halen bij de Europese Unie en voor te dragen voor de Navo, en vervolgens Lubbers in de Europese Commissie te zetten, waarvan deze een jaar tevoren geen voorzitter mocht worden.
Om nog maar te zwijgen van de reactie van Helmut Kohl. Maar dat neemt niet weg dat Van den Broek maar wat graag secretaris-generaal van de Navo was geworden. En daarvoor zou hij de volle steun hebben van de Amerikanen. Als vertegenwoordiger van de Europese Unie was ook hij in New York aanwezig bij de viering van het vijftigjarig bestaan van de Verenigde Naties, waar Christopher bij Van Mierlo had geïnformeerd naar de b eschikbaarheid van Van den Broek. Christopher nam ook de EU-commissaris apart en hij deelde hem zonder omwegen de voorkeur van Washington mee: 'Jij bent onze droomkandidaat.' Maar Van den Broek raakte niet uit de plooi en antwoordde hem: 'Dat is heel aardig, maar ik heb nu mijn hart verpand aan Europa en er zijn genoeg andere kandidaten.' Die waren er zeker. Na Ellemann-Jensen en Lubbers maakte premier John Major bekend met een Britse kandidaat te komen. Lubbers beschouwde dit meteen als het einde van zijn kandidatuur voor de hoge Navopost; tegen een Brit zou Nederland geen schijn van kans maken. Vijf dagen later, op 28 oktober, lagen de kaarten ineens totaal anders. Major belde Lubbers met een verrassende mededeling. 'We wilden wel een Britse kandidaat, maar we kunnen hem niet vinden. We willen graag het proces zelf in de hand houden en vinden jou eigenlijk een prima kandidaat. Ben je beschikbaar?' Opnieuw gaf Lubbers zijn standaard-antwoord: 'Nee, tenzij de andere Navo-landen het willen.' Op 30 oktober spraken Major en de Franse president, inmiddels Jacques Chirac, in Londen onverwacht hun steun uit voor Lubbers' kandidatuur. Een dag later deed bondskanselier Helmut Kohl hetzelfde. Aan die wending had Lubbers zelf ook een steentje bijgedragen. In afwachten wat de andere Navo-landen zouden besluiten, had hij geen zin meer. Zo was hij persoonlijk naar Parijs getogen om daar Chirac voor zijn kandidatuur te winnen - met succes dus. De Amerikanen, overvallen door deze voortvarendheid, ontboden Lubbers op stel en sprong naar Washington om daar op 2 november aan de tand te worden gevoeld. Enkele dagen eerder, op 31 oktober, had hij al tijdens een lunch op de Amerikaanse ambassade in Den Haag gesproken met ambassadeur Terry Dornbush en de Amerikaanse ambassadeur bij de Navo, Robert Hunter. Een dag tevoren waren nog twee lunchgasten uitgenodigd, de hoogleraren Maarten Brands en Bart Tromp, beiden goed thuis in de actuele internationale betrekkingen. Zij waren wel vaker op de Amerikaanse ambassade geïnviteerd voor discussiebijeenkomsten, maar ditmaal was het een heel ander gezelschap, hadden Brands en T romp al snel in de gaten. De beide hoogleraren zaten er wat ongemakkelijk bij. De ogenschijnlijk vriendelijke gedachtewisseling aan de lunchtafel kwam er in wezen op neer dat Navoambassadeur Hunter de opvattingen van Lubbers peilde, vooral over het Navo-optreden in Bosnië, dat toen v olop gaande was. Lubbers ging in tamelijk algemene termen op het onderwerp in; er was geen sprake van een verhoor. Maar de uitkomst van deze sessie was daarom nog niet van ondergeschikt belang. In Washington voerde Lubbers twee dagen later een gesprek met Warren Christopher en had hij een ontmoeting met Antony Lake, de nationale veiligheidsadviseur, die van erg korte duur was doordat het Nederlandse gezelschap naar een verkeerde deur was geloodst. Minister Richard Perry van Defensie was verhinderd. De volgende dag was de Deense kandidaat Ellemann-Jensen voor eenzelfde bezoek naar Washington ontboden. Omwille van de gelijkwaardigheid had Van Mierlo Lubbers vóór de reis naar de Verenigde Staten ook officieel ka ndidaat willen stellen, maar dat had de oud-premier tegengehouden. 'Hans van Mierlo vond dat raar,' zo legde
Lubbers zijn behoedzaamheid uit. 'Maar het was procedureel heel delicaat. Christopher had intern beraad aangekondigd. Dat kwam op mij niet negatief over, maar wij moesten daar niet doorheen gaan fietsen.' Het gesprek was volgens Lubbers niet moeilijk. 'Ik was goed voorbereid, de kennis was er. Maar ik was niet de persoon die zij zochten. Ik had opvattingen. Die waren vrijwel naadloos dezelfde als die van de Amerikanen, dat was het probleem niet. Maar zij hadden moeite met iemand met opvattingen.' Het kwam erop neer, zo concludeerde Lubbers, dat Washington vooral iemand zocht met communicatieve vaardigheden, die de Amerikaanse instructies kon uitvoeren en aan het publiek kon verkopen. Een zetbaas, niet iemand met eigen ideeën. En zeker niet iemand die al zo nadrukkelijk door de grote Europese Navo-landen naar v oren was geschoven. Niettemin besloot Nederland na het gesprek met Christopher Lubbers officieel kandidaat te stellen. Van Mierlo was ervan overtuigd dat het 'toelatingsexamen' geslaagd was. Lubbers en Van Mierlo houden ook vol dat Christopher de verwachting had gewekt dat de zaak rond was. Niet dus. Op 8 november meldde Warren Christopher zijn collega Hans van Mierlo dat de kandidatuur van Lubbers was afgewezen. Lubbers kreeg nog een 'dunne brief' van Christopher en dat was het dan. Ellemann-Jensen werd het ook niet. Op 5 december werd Javier Solana, de Spaanse oud-minister van Buitenlandse Zaken, voorheen verklaard tegenstander van kernbewapening, benoemd tot secretaris-generaal van de Navo. IN LUBBERS' beschrijving van het karakter van een secretaris-generaal zoals de Verenigde Staten die het liefst zien, zat zeker veel waars. Maar uit Lubbers' presentatie en de formulering van zijn ideeën bleek ook niet b epaald veel begrip van zijn kant voor de Amerikaanse opvattingen. De weinig kordate wijze van formuleren die zo ongeveer Lubbers' handelsmerk is, heeft in de confrontatie met de rechtlijnige Amerikanen zonder meer tegen hem gewerkt, zowel bij de lunch op de ambassade in Den Haag als tijdens het 'sollicitatiegesprek' in Washington. Volgens Norbert Schmelzer, de voorzitter van de buitenlandcommissie van het CDA met veel contacten in de diplomatieke wereld, stuurde de Amerikaanse Navo-ambassadeur Hunter na die lunch al een negatief rapport naar Washington. De Amerikanen betreurden het gedwongen opstappen van Willy Claes, want die had zich ontpopt als een hardliner die zich vooral inzake Bosnië niet van de wijs liet brengen. Lubbers kwam in alle rapportages naar v oren als een man die graag nog even verder onderhandelde, die naar een oplossing linksom op zoek ging als het rechtsom niet lukte. Zijn reputatie had zich ook in de Verenigde Staten gevestigd, maar werkte ditmaal tegen hem. Daarnaast is het de vraag of Van Mierlo en zijn diplomaten wel genoeg hebben gedaan om de Amerikanen te bewerken. Te veel hing in Den Haag de sfeer dat het een gelopen race was, dat Lubbers de benoeming al zowat op zak had. Van Mierlo heeft niet persoonlijk bij Christopher met zijn volle gewicht Lubbers' zaak bepleit en zich vooral goed vergewist van het Amerikaanse standpunt. Het is tragisch dat Van Mierlo, de man die er trots op is dat hij een bepalende rol heeft vervuld bij het binnenhalen van Lubbers in de politiek, hem bij diens vertrek uit de politiek nog zo'n desillusie heeft bezorgd. Achteraf vindt Lubbers dat hij alleen maar 'nee' had moeten zeggen toen Van Mierlo hem belde. 'Ik had genoeg gehad. Het is bij de Navo uit de hand gelopen en dat had niet moeten gebeuren.' Entree van een onbekende De entree van Ruud Lubbers in de vaderlandse politiek had niet passender kunnen zijn. Niemand weet wie zijn naam heeft laten vallen bij de kabinetsformatie van 1973. Hoe raar dat ook klinkt, Frans Andriessen, toen KVP-leider, die Lubbers als minister heeft
voorgedragen, had tot dat moment nog nooit van hem gehoord. Sterker nog, hij kan zich niet meer herinneren wie de naam van Lubbers op zijn bureau heeft gedeponeerd. Eén van degenen die claimen dat het aan hen is te danken, is Hans van Mierlo, de oprichter en a artsvader van D66. Die was in 1967 net met zeven zetels de Tweede Kamer binnengekomen toen hij een toespraak hield voor jonge christelijke werkgevers in Tilburg. Lubbers toonde zich niet alleen ingenomen met zijn provocerende verhaal, maar stelde ook zulke relevante kritische vragen dat ze Van Mierlo bijbleven. Tegen deze achtergrond was het geen verrassing meer welke naam de D66'er noemde toen Burger hem polste over een geschikte progressieve KVP'er voor Economische Zaken in het kabinet-Den Uyl. 'Burger vertelde mij: 'Ze hebben bij de KVP nog nooit van die man gehoord en weten niet waar ze hem kunnen vinden'. Ik zei: 'Dan moet je tegen de KVP zeggen dat ze op hun achterhoofd gevallen zijn en dat ze hem als de bliksem moeten gaan zoeken'.' Zo stellig als Van Mierlo is, zo onzeker is Lubbers zelf over de gang van zaken. Waar Andriessen zijn naam vandaan heeft - geen idee. Van Van Mierlo? 'Die had ik recent ontmoet, dat zou gekund hebben.' Van Jan Pronk, die immers ook economie in Rotterdam had gestudeerd? 'Met hem had ik weinig contact.' Het waarschijnlijkst acht Lubbers zelf dat Rinus Peijnenburg, oud KPV-Kamerlid, een rol heeft gespeeld. Die kende hem uit de kring van christelijke werkgevers en was een vertrouweling van Andriessen. Maar Andriessen noemt dat onwaarschijnlijk. Arie Groenevelt, de voorzitter van de Industriebond FNV, herinnert zich Lubbers in de Raad van Overleg Metaalindustrie als een jonge vent die er niet voor terugschrok de 'oude knarren' in het werkgeverskamp te corrigeren. Toen Joop den Uyl Groenevelt belde, gaf de vakbondsleider dus een positief advies, maar zelf heeft hij Lubbers nooit gepousseerd. Dan zijn er nog de voormalige KVP-radicalen die naar de PPR waren overgestapt, Harry van Doorn en Erik Jurgens. De laatste heeft in elk geval Den Uyl geattendeerd op Lubbers. Norbert Schmelzer, voormalig KVP-leider, is ervan overtuigd dat Piet Aalberse, oud-KVP-voorzitter, Lubbers naar voren heeft geschoven: 'Aalberse heeft mij gezegd: die Lubbers moeten we in de gaten houden voor de KVP.' Aalberse was commissaris bij Hollandia, het familiebedrijf van Lubbers. Maar Andriessen kan zich een rol van Aalberse niet herinneren. Lubbers zelf wijst de theorie van Schmelzer met grote stelligheid af. Van de eerste ontmoeting met Lubbers herinnert Andriessen zich een jongensachtige verschijning die direct indruk maakte. Het onderhoud duurde betrekkelijk kort. De KVP-leider was er snel van overtuigd dat hier, ondanks zijn leeftijd, een goede ministerskandidaat tegenover hem zat. Lubbers was toen nog net geen 34 jaar. Misschien té jong, denkt Andriessen achteraf. Het lot en de teleurstelling Na de val van het kabinet-Den Uyl in 1977 was het, wat Ruud Lubbers betreft, mooi geweest in de politiek. Hij had nooit zo nodig gehoeven en het was op een teleurstelling uitgelopen. Wat nu? Daarover hoefde hij niet in te zitten. De Rabo-bank kwam al de belangstelling peilen van de minister van Economische Zaken. En toen het eerste kabinet-Van Agt eenmaal was aangetreden en Lubbers een plek in de luwte van de CDA-Tweede-Kamerfractie had ingenomen, meldden zich meer ondernemingen. De Nederlandse Spoorwegen kwamen polsen, maar Lubbers ging er niet op in. De Optiebeurs zocht hem aan als directeur, maar Lubbers verwees naar collega-KVP'er Tjerk Westerterp, onder Den Uyl minister van Verkeer en Waterstaat, die gretig toehapte. De zomervakantie van 1978 besteedde Lubbers aan het delibereren over zijn toekomst. Maar voordat hij een knoop kon doorhakken, besliste in december het lot voor hem. De val van Willem Aantjes vanwege zijn verzwegen oorlogsverleden, bezorgde Lubbers de functie van CDA-fractievoorzitter. Aan weggaan viel toen niet meer te denken.
Lubbers écht welletjes. Vier jaar fractieleiderschap vond hij genoeg; het vooruitzicht dat ook onder een v olgend kabinet-Van Agt te moeten blijven, was voor hem een spookbeeld. Hij had zich ervan verzekerd dat het kabinet vastzat aan een spijkerhard regeerakkoord dat geheel was gericht op de noodzakelijke bezuinigingen en economisch herstel. Zodra het kabinet er zat, had Lubbers besloten, zou hij in het voorjaar van 1983 de politiek vaarwel zeggen. Hij wilde verder in de wetenschap. Maar ditmaal dwarsboomde Dries van Agt zijn voornemens. Terwijl de vorming van zijn nieuwe kabinet in volle gang was, verdween hij van het ene moment op het andere 'in de nevelen van het herfstbos'. Voor de tweede keer bracht een totaal onverwachte gebeurtenis Lubbers op een post waarop hij helemaal niet had gerekend. Lubbers werd premier - de langstzittende uit de Nederlandse geschiedenis.
Foto onderschrift: Mei 1973; het kabinet-Den Uyl presenteert zich bij koningin Juliana op de trappen van paleis Huis ten Bosch. Aan weerszijden van de koningin een wijzende Den Uyl en vice-premier Van Agt. Tweede van rechts op de achterste rij een jonge minister Lubbers van Economische Zaken. Staand achter de koningin minister Duisenberg van Financiën, de huidige president van de Europese Centrale Bank.Foto ANPBrussel, 22 juni 1994: daags voor de b eslissende Europese top op Korfoe waar moet worden besloten wie de nieuwe voorzitter wordt van de Europese Commissie beleven de Duitse Bondskanselier Kohl en zijn favoriete kandidaat voor die functie de Belgische premier Dehaene op een bijeenkomst van de Europese christen-democraten een hilarisch moment, terwijl de Nederlandse kandidaat Lubbers glimlachend toekijkt.Foto Serge LigtenbergLubbers thuiskomst na zijn mislukte sollicitatie naar de vacature van secretaris-generaal van de Navo.Foto ADLubbers & Aantjes, november 1978 FOTO FRIEDLANDER Trefwoord(en): Politiek en staat Perso(o)n(en): Lubbers, Ruud