Preek Occultisme (2) – 1 Samuel 28:3-25 Liturgie zondagmiddag 17 oktober 2010 - Houten - Ds. D. Vonck Votum Psalm 9:1,2,7 Psalm 30:1,2,5 Gebed Gezang 118:1,2,3 Gezamenlijke lezing/ bijbelstudie 1 Sam.28 Vragen stellen Beantwoording Geloofsbelijdenis Voorbede Collecte Gezang 119:1,3,4 zegen
Geliefde gemeente van de Here Jezus Christus,
We gaan deze middag samen stilstaan bij 1 Samuel 28. Allereerst iets over de voorgeschiedenis. Twee weken geleden hebben we stilgestaan bij het onderwerp ‘occultisme’, over hetgeen verborgen is, de kennis die je uit het verborgene kunt halen. Praktisch zie je dat bijvoorbeeld op televisie met programma’s als het medium Char, Derk Ogilvie, het zesde zintuig. En één van de dingen die daar in voorkomen is dat er gecommuniceerd wordt met doden, tenminste, dat zeggen ze. Ze zeggen contact te kunnen leggen met de geest van een overledene. In de preek van 3 oktober gaf ik weer dat de bijbel zegt dat het niet kan. Ik kreeg daar heel veel vragen over en mensen zeiden: als je 1 Samuel 28 leest, lijkt het daar toch wel te gebeuren. Er kwamen zoveel reactie dat we nu samen gaan kijken wat daar nu precies staat in 1 Samuel 28. We gaan dat deze middag doen door allereerst het hoofdstuk eens goed door te lezen. We lezen dat vers voor vers en waar nodig zal ik het iets toelichten. Wat we eigenlijk deze middag doen is kijken hoe je een preek maakt, want op deze manier maak ik ook een preek. Dat is een tweede leerlijn deze middag. We gaan dus eerst goed kijken wat de tekst zegt en daarna is er ruimte om vragen te stellen en daarna zoeken we naar een antwoord. Daar blijft het niet bij, want het is niet de bedoeling dat we deze middag alleen een stukje exegese gaan doen (wat staat er nu precies), maar terug komen bij de grote lijn: wat wil God ons hier leren en wat wil Hij tot ons zeggen.
Gezamenlijke lezing en bijbelstudie 1 Samuel 28:3-25 3
Samuel was inmiddels gestorven. Heel Israël had over hem gerouwd, en hij was begraven in Rama, zijn woonplaats. Samuel gestorven en begraven Het begint met Samuel, een naam die je in de bijbel geregeld tegenkomt en naar wie dit boek ook is genoemd. Helemaal aan het begin wordt ons verteld dat de moeder van Samuel geen kinderen kan krijgen en daar heel verdrietig om is. Uiteindelijk krijgt zij een zoon en niet zomaar iemand; van deze persoon wordt verteld dat hij een profeet zal zijn. En zo werd hij ook erkend door iedereen. In 1 Samuel 3:20 staat: wat Samuel zei liet God in vervulling gaan, iedereen wist dat dit een profeet was. Wat heeft Samuel allemaal gedaan? Hij had onder meer de eerste koning gezalfd en dat was Saul. Het was eigenlijk een beetje een kritiek moment, want het volk vroeg om een koning, omdat ze om zich heen zagen dat alle volken een koning hadden. Dat was heel opvallend, omdat God altijd had gezegd tegen het volk: Ik ben jullie Koning, jullie hebben helemaal geen koning nodig. Ik ben jullie Koning en bij Mij kun je het allemaal krijgen; Ik bewaak het land, Ik zorg dat je het krijgt. Ondanks dat God dit had gezegd, wilde het volk toch een koning en God stemt ermee in. Door de mond van Samuel zegt God: oké, als jullie dat zo graag willen, zal Ik zorgen dat jullie een koning krijgen. En dat wordt Saul. Maar ook dat wordt al heel snel kritiek, want na twee jaar blijkt al dat koning Saul niet wil luisteren naar God. In 1 Samuel 13 staat er een oorlog op punt van uitbreken. Samuel heeft gezegd dat Saul moet wachten totdat hij komt om een offer te brengen aan God en weet Saul wat hij moet doen. Maar Saul ziet wat er allemaal gebeurt, hij krijgt het warm en wordt bang; de manschappen worden onrustig. En Saul zegt: oké, dan doe ik het zelf. Hij wacht niet. Dan zegt Samuel in vers 13 en 14 tegen Saul: hoe hebt u zo dom kunnen doen. Waarom hebt u zich niet gehouden aan het gebod dat de HEER, Uw God, u heeft opgelegd? Dan had de HEER uw koningschap over Israël nu voor altijd bestendigd. (Dan was je voor eeuwig koning geweest, al jouw nageslacht) Maar nu zal uw koningschap niet standhouden. De HEER zal een man naar zijn hart zoeken en hém aanstellen tot vorst over zijn volk, want u hebt u niet gehouden aan wat de HEER u bevolen heeft. Dus wat Saul hier krijgt te horen: jij bent koning, maar het is niet zo dat jouw zoon en die zijn zoon… koning zullen worden; er zal geen opvolger komen uit je eigen familie. En twee hoofdstukken later blijkt dat Saul alweer niet op God vertrouwt. In een oorlog krijgt hij de opdracht iedereen te doden, maar hij spaart de koning, koning Agag. Weer komt Samuel daar en zegt: Saul, wat heb je nu gedaan? Je bent weer niet gehoorzaam geweest. De Here ontneemt jou je koningschap, je bent je koningschap kwijt. En wat dan gebeurt wordt omschreven in hoofdstuk 16; dat de Heilige Geest - die toen heel specifiek aan bepaalde mensen werd uitgestort, bijvoorbeeld aan koningen en profeten, het was nog geen Pinksteren geweest dat Hij op de mensen werd uitgestort- Saul werd ontnomen en hij krijgt ook nog eens een boze geest. God staat toe dat een boze geest bij Saul intrekt neemt. Dan gaat David op zijn harp spelen en daar wordt Saul rustig van. En die David wordt door Samuel gezalfd als de volgende koning. Dus Saul gehoorzaamt niet door het koningschap af te leggen, maar hij gaat door en hij gaat de strijd aan met David. Steeds weer zit hij achter David aan.
En nu is Samuel, die David heeft gezalfd en Saul straf heeft aangezegd, gestorven en begraven. Het wordt heel uitgebreid gezegd. Het is al veel eerder genoemd in het boek Samuel, maar hier wordt het nogmaals gezegd. Wat zal Saul gaan doen nu Samuel, waar hij toch wel wat mee te stellen heeft gehad, er niet meer is? Wat zal hij gaan doen? We lezen verder: Daarna had Saul in het hele land een verbod uitgevaardigd op geestenbezwering en waarzeggerij. Dat is bijzonder te noemen! Niet zozeer dat Saul daarbij komt –dat hebben we vorige keer gezien, er staat heel duidelijk in Deuteronomium en Leviticus dat zulke dingen niet mogen bestaan. Blijkbaar bestond het dus wel, anders hoefde Saul dit verbod niet uit te vaardigen. Saul weet dat Samuel is overleden en vervolgens hij zegt: oké, die praktijken moeten weg, het mag niet bestaan onder het volk! Waarom hij dit doet, lezen we niet. We weten het niet. Misschien was hij wel bang dat het volk met Samuel zou gaan praten. Misschien dacht hij: Samuel is er niet meer als mijn geweten, nu moet ik het zelf doen. Ik ga een goede daad stellen. Wat hij hier in ieder geval doet is in lijn met wat God vraagt en zegt: laat je er helemaal niet mee in, het is voor Mij een gruwel! Maar dan wordt het op de proef gesteld. We lezen verder: 4
Toen nu de Filistijnen hun troepen hadden verzameld en waren opgerukt naar Sunem, waar ze hun kamp opsloegen, bracht ook Saul zijn leger op de been en sloeg zijn kamp op in het Gilboagebergte. 5 Maar toen hij het kamp van de Filistijnen zag, greep de angst hem bij de keel. 6 Hij raadpleegde de HE E R , maar de HE E R gaf geen antwoord: noch in dromen, noch door middel van orakelstenen, noch bij monde van profeten. De angst grijpt Saul bij de keel. Hij ziet daar dat leger en denkt: wat gaat hier gebeuren? Blijkbaar gebeurt er hier meer, want hij had al heel vaak oorlog gehad met de Filistijnen, dat was niet nieuw. Misschien dat er dit keer een veel groter leger was. Misschien dat hij ergens ook niet precies wist waar die onrust in hem vandaan kwam. Wat het is weten we niet, maar heel duidelijk is: de angst stijgt hem boven het hoofd, hij is doodsbenauwd. Vervolgens gaat hij de Here raadplegen. Het is een opvallend gedeelte: hij gaat naar God. Hij gaat naar God toe en zegt: ik wil antwoord, ik wil weten wat er gaat gebeuren! Het is goed om te weten dat het ‘raadplegen’ ook letterlijk zo bedoeld is. Hij gaat naar God toe en zegt: ik heb antwoord nodig, wat gaat er gebeuren? Help mij! Het is niet een gebed van: Here God, u weet hoe mijn angst is, wilt U mij duidelijk maken wat ik moet doen en wat mij e wachten staat … Raadplegen is wat andere volkeren ook doen bij hun goden: ze gingen naar hun tempel toe waar een afgodsbeeld stond en ze gingen kijken wat voor reactie er kwam. Dat konden ze doen door soms een droom te krijgen, dat konden ze doen door stenen te werpen, door het lot –die orakelstenen worden hier ook genoemd. Het is ook goed om te weten het het normale manieren waren dat God zich soms bekend maakte, ook binnen het volk: soms door een droom, soms door profeten en soms ook door de orakelstenen die de priester bij zich droeg. Hij kon het lot werpen en duidelijk maken: dit is wat God wil.
Maar God zwijgt hier. Saul krijgt geen antwoord, zo lazen wij: hij raadpleegde de Here, maar Heer gaf geen antwoord, op geen enkele van die manieren. En dan lezen we verder wat Saul gaat doen: 7
Daarom beval hij zijn dienaren om voor hem een dodenbezweerster op te sporen. ‘Daar wil ik naartoe gaan om antwoord te vinden op mijn vragen,’ zei hij. Toen zijn dienaren hem vertelden dat er in Endor nog een dodenbezweerster woonde, 8 vermomde hij zich door andere kleren aan te trekken en ging hij met twee dienaren op pad. Midden in de nacht kwamen ze bij de vrouw aan. Saul is bang. Saul is doodsbenauwd: dit zou wel eens mijn einde kunnen worden. Wat staat mij te wachten? Ik moet het weten, eerder heb ik geen rust. Ik word er helemaal gek van in mijn hoofd! Saul heeft gezegd dat die praktijken er niet meer mogen zijn en het gaat nog een stapje verder: letterlijk staat er dat hij die praktijken had uitgeroeid, de mensen had verdreven en misschien had hij zelfs wel opdracht gegeven de mensen die zich daarmee bezig hielden te vermoorden. Het zou kunnen, in lijn met de geboden van God. Toch geeft hij opdracht aan zijn dienaren: er zal vast nog wel iemand zijn in het land die dit doet, ga op zoek. God antwoord niet, dus gaat het gebod van God aan de kant. Ik wil antwoord hebben en daarom gaat Saul de occulte weg, de donkere weg, de verborgen weg, letterlijk. Er staat: hij vermomt zich om niet herkenbaar te zijn, hij verstopt zich en hij gaat in het donker naar die vrouw toe. Niemand mag het weten. Hij gebruikt de duisternis. We lezen verder: ‘Wilt u voor mij de geest van een dode raadplegen?’ verzocht hij haar. ‘Ik zal u zeggen wie u moet oproepen.’ 9 Maar de vrouw antwoordde: ‘U weet toch wat Saul heeft gedaan: hij heeft een streng verbod uitgevaardigd op geestenbezwering en waarzeggerij. Waarom probeert u me in de val te lokken? Wilt u me soms de dood in jagen?’ 10 Maar Saul bezwoer haar bij de HE E R dat haar niets zou overkomen. De vrouw zelf wijst hem erop: Saul heeft toch gezegd dat het niet mag, de koning heeft het gezegd. Weer wordt Saul op zijn eigen woorden en op Gods woorden teruggebracht: God heeft het toch gezegd, de koning heeft het toch gezegd. Maar Saul wil het zo graag weten, dat hij zelfs de naam van God erbij gebruikt en zegt: ik zweer bij de naam van de Here dat ik je niet in de val probeer te lokken. Hij gebruikt alles wat nodig is om zijn vragen, zijn angst helder te krijgen. 11
‘Wie moet ik dan voor u oproepen?’ vroeg ze. ‘Samuel,’ antwoordde Saul. Dat is opvallend. Saul had Samuel nooit geloofd. Hij was juist iedere keer tegen de woorden van Samuel ingegaan, daar had hij helemaal niet naar geluisterd. Nu vraagt hij naar Samuel. Nu Samuel dood is, heeft Saul Samuel nodig. Dan lezen we het stukje wat er op dat moment precies gebeurt:
12
Zodra de vrouw Samuel zag, slaakte ze een ijselijke kreet. ‘Waarom hebt u me bedrogen?’ vroeg ze aan Saul. ‘U bent Saul zelf!’ 13 ‘Wees niet bang,’ stelde de koning haar gerust. ‘Maar zeg me, wat ziet u?’ ‘Ik zie een goddelijke gestalte uit de aarde oprijzen,’ antwoordde ze. 14 ‘Hoe ziet hij eruit?’ vroeg Saul. ‘Het is een oude man, gehuld in een mantel.’ Toen wist Saul dat het Samuel was, en hij knielde neer en boog diep voorover.
De vrouw roept blijkbaar de geest op van Samuel, daar heeft Saul om gevraagd. Blijkbaar was die vraag voor haar ook niet verassend dat ze zou zeggen: sorry, hier begin ik niet aan… En dan gebeurt er iets: zodra ze een goddelijke gestalte ziet, Samuel, slaakt ze een hele harde kreet, staat er. Ze gilt. Wat gebeurt hier? Die vrouw zal echt wel wat gewend zijn. Ze was waarschijnlijk heel goed, ze had zich al die tijd verborgen weten te houden; ze werd misschien gedoogd, zoals wij in Nederland ook heel veel dingen gedogen. Maar blijkbaar gebeurt hier iets waar ze enorm van schrikt. En ze vraagt: waarom hebt u mij bedrogen? U bent Saul zelf! Er is alle reden om hier het verband te leggen met die gil; ze krijgt in één keer door dat de koning hier zit, de koning zelf zit hier! En dat zie je ook in het vervolg: wees niet bang, stelde de koning haar gerust. Zeg me, wat ziet u. De koning zegt: oké, mijn vermomming is afgevallen, je hebt door wie ik ben, maar wees niet bang. Ik zal je niet vermoorden, ik heb je nog nodig. Saul vraagt: wat zie je? Saul ziet dus niets. De woorden van deze vrouw zijn dus genoeg om Saul te overtuigen dat Samuel hier is. We lezen verder wat voor gesprek er ontstaat: 15
Samuel vroeg aan Saul: ‘Waarom heb je me opgeroepen en mijn rust verstoord?’ ‘Ik zie geen uitweg meer,’ antwoordde Saul. ‘Ik word aangevallen door de Filistijnen en God heeft me in de steek gelaten. Hij geeft geen antwoord meer op mijn vragen, noch bij monde van profeten, noch in dromen. Daarom heb ik u opgeroepen om u te vragen wat ik moet doen.’ 16 Maar Samuel zei: ‘Waarom kom je bij mij om raad? Je weet toch dat de HE E R je verlaten heeft en zich nu tegen je heeft gekeerd. 17 De HE ER heeft gedaan wat hij bij monde van mij heeft voorzegd: hij heeft het koningschap van je losgescheurd en aan je tegenspeler gegeven, aan David. 18 De HE E R doet je dit nu aan omdat je destijds niet naar hem geluisterd hebt en voor hem geen wraak hebt genomen op de Amalekieten. 19 En om diezelfde reden zal hij Israël samen met jou aan de Filistijnen uitleveren. Morgen zijn jij en je zonen hier bij mij, en het leger van Israël zal hij aan de Filistijnen uitleveren.’ Samuel begint te ‘praten’. Ik heb het bewust tussen aanhalingstekens gezet. Waarom verstoor je mijn rust, die ik blijkbaar heb in het dodenrijk. Saul zegt: jij bent mijn enige hulp nu de Here mij verlaten heeft. Daarom kom ik bij jou, jij moet me redden. Het antwoord komt: waarom denk je dat ik je kan helpen? God heeft zich tegen jou gekeerd. Je hebt het aan je eigen daden te danken, moet je eens zien wat een zooitje je ervan hebt gemaakt. De Here doet precies wat hij gezegd heeft. Het koningschap wat jij nog probeert vast te houden, is niet van jou. God heeft het aan David gegeven. Je hebt er zelf voor gekozen, toen in die strijd. Heel je leven zal vernietigd worden, alles zal je ontnomen worden: je leven, je koningschap, je familie, je volk. Niemand zal het overleven. Deze woorden van Samuel overtuigen Saul van zijn grootste angst. Het is precies waar hij al bang voor was: daar kwam dat rotgevoel vandaan. Er is geen hoop meer. En dat zien we in het vervolg: 20
Saul schrok zo van Samuels woorden dat hij languit op de grond viel: zijn krachten lieten hem in de steek, ook al omdat hij de hele dag en de hele nacht niets gegeten had. 21 De vrouw kwam naar hem toe en zag dat hij erg in de war was. ‘Ik heb aan uw verzoek voldaan, heer,’ zei ze. ‘Met gevaar voor eigen leven heb ik gedaan wat u me vroeg. 22 Doe dan nu ook wat ik u aanraad, heer. Laat me u iets te eten voorzetten, zodat u weer op krachten komt voordat u aan de terugreis begint.’ 23 Saul weigerde en zei dat hij niets wilde eten, maar zijn dienaren en ook de vrouw drongen aan en ten slotte gaf hij toe. Hij kwam overeind en ging op het bed zitten. 24 De vrouw had een mestkalf in huis, dat ze nu snel slachtte. Ook nam ze meel, kneedde het en bakte er
ongedesemde broden van. 25 Nadat Saul en zijn dienaren gegeten hadden van het maal dat ze hun had voorgezet, vertrokken ze nog diezelfde nacht. Ik wil nog een klein stukje lezen uit hoofdstuk 31, want daar wordt verteld hoe dit verdergaat. In hoofdstuk 29 en 30 wordt verteld hoe ook David aan het strijden is tegen de Amalekieten. En in hoofdstuk 31 : 1-4 lezen we: 1
Ondertussen leverden de Filistijnen slag met de Israëlieten. Het leger van Israël sloeg op de vlucht en velen sneuvelden in het Gilboagebergte. 2 De Filistijnen drongen tot bij Saul en zijn zonen door en doodden zijn drie zonen Jonatan, Abinadab en Malkisua. 3 Toen richtte de strijd zich in alle hevigheid tegen Saul zelf. De Filistijnse boogschutters hadden hem al onder schot, en Saul werd zo bang 4 dat hij zijn wapendrager beval: ‘Trek je zwaard en steek me dood, want ik wil niet dat die onbesnedenen me doorboren en zich op me gaan uitleven.’ Maar de wapendrager schrok ervoor terug en weigerde. Toen nam Saul zelf zijn zwaard en stortte zich erin. De gevolgen van de woorden van Samuel zijn groot. Allereest is Saul helemaal lam geslagen. Saul stond erom bekend dat hij zo’n enorm grote kerel was, hij stak boven het volk uit. Saul is hier lamgeslagen, de woorden van Samuel zijn waarheid voor hem. Er is geen enkele hoop meer voor hem over. Totaal gebroken ligt hij daar op de grond. De vrouw ziet dat en ze wil de koning graag dienen, want ze heeft wel de koning op bezoek. Ze heeft dit nieuws moeten vertellen. Ze zegt: eet in ieder geval nog een stukje brood. Vervolgens gaat zij een grote maaltijd klaarmaken: zelfs het gemeste kalf slacht zij. Dat is alleen voor feesten of hele bijzondere gelegenheden. Na dit maal vertrekken ze, ze blijven de duisternis gebruiken om weer terug te komen. We hebben het gelezen, in 1 Samuel 31 wordt waarheid wat gezegd is. Allereerst wordt verteld dat de drie zonen van Saul, Jonatan, Abinadab en Malkisua, gedood worden. En in vers 3 komt het woordje weer terug: Saul wordt onder schot gehouden en Saul wordt zo bang dat hij opdracht geeft om hem te vermoorden. Als zijn wapendrager dat niet wil, berooft hij zichzelf van het leven. Tot zover deze uitgebreide lezing uit Gods woord. Ik heb deze bijbellezing bewust zo uitgebreide gedaan, zodat er waarschijnlijk al een aantal vragen beantwoord worden. En zo krijgen we ook gevoel wat deze tekst nu precies inhoudt; wat staat er nu precies en hoe ziet het verhaal eruit. Via de mail zijn er al een aantal vragen binnengekomen, maar ik wil nu ook de gelegenheid geven om naar voren te brengen welke vragen er leven. Dat wil niet zeggen dat elke vraag behandeld kan worden of dat ik op elke vraag een antwoord heb, maar laten we er samen naar gaan kijken.
Vragen vanuit de gemeente :
1. Het verhaal van de vrouw in Endor staat in de bijbel als voorbeeld hoe het er toe ging. Kun je zeggen dat dit een eenmalig verhaal in de bijbel is en wat wordt er in de bijbel verder gezegd over dit soort situaties? Het zou een licht kunnen werpen op dit verhaal als je weet hoe het verder in de bijbel staat. 2. Ik heb verschillende verklaringen gelezen over de ijselijke kreet van de vrouw. Eén van die verklaringen was dat die kreet ook zou kunnen gaan over iets dat zij niet gewend was om te zien. Dan zou het bijvoorbeeld een éénmalige goddelijke verschijning kunnen zijn die normaal gesproken niet voorkomt, maar nu wel. Dat ze daarvan schrikt. 3. Als het Samuel niet was, wat was het dan wel? 4. Sprak Samuel, of degene die daarvoor door moest gaan, wel Gods woord? Klopt dat met wat Samuel verder zei? 5. Er viel mij op in vers 19 dat Samuel zegt: morgen zijn jij en je zonen hier bij mij. Ik ga ervan uit dat Samuel in de hemel is en zoals Saul zich openbaarde, zou hij daar niet terecht komen dacht ik. Hoe moet ik dat zien? 6. Een vraag over het leven na de dood en het dodenrijk: wanneer ik kijk naar 1 Petrus 3:19 waar staat dat Jezus naar de geesten is gegaan die gevangen zaten om te verkondigen aan hen die ten tijde van Noach weigerde te gehoorzamen. Dat suggereert toch zeker dat Jezus in het dodenrijk is geweest om het evangelie te verkondigen. Wil je daar op ingaan? 7. Hoe is het mogelijk dat mensen in het dodenrijk dan nog weer contact krijgen met mensen zoals wij in het leven. Ik dacht dood is dood en dat je bewaard wordt door God als christen tot de jongste dag als Christus weerkomt. 8. Jezus gaat met zijn discipelen de berg op en daar is hij samen met de profeten. Deze profeten zijn ook uit het dodenrijk terug naar de aarde gegaan. Dat is een vergelijkbaar iets: je laat ook geesten terugkomen op de aarde. Hoe kun je dan zeggen dat geesten uit het dodenrijk niet kan: de discipelen hebben ze zelf gezien. 9. Bedient de Here God zich wel van dit medium? Als je leest in hoofdstuk 15 dan zegt Samuel tegen Saul: de Here heeft mij destijds gezonden om u te zalven. Het gaat verder in vers 10 waar de Here zegt tegen Samuel: Ik betreur dat ik Saul tot koning heb gemaakt, want hij heeft mij de rug toegekeerd en doet niet wat ik hem heb opgedragen. Als je de Nederlandse Geloofsbelijdenis erbij pakt en je kijkt naar artikel 26 waar het gaat over Christus als enige voorspraak, dan staat er: wat hebben wij nog meer nodig dan Christus: Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij (Joh. 14 : 6)? Waarom zouden wij een andere advocaat zoeken, daar het God behaagd heeft ons zijn Zoon te geven om voor ons te pleiten? Laten wij Hem niet loslaten om een ander te nemen, of liever, om een ander te zoeken, zonder die ooit te vinden. Want toen God Hem aan ons gaf, wist Hij heel goed dat wij zondaars waren. Daarom roepen wij naar het gebod van Christus de
hemelse Vader aan door Christus, onze enige Middelaar, zoals ons in het gebed des Heren geleerd is. En wij zijn er zeker van dat de Vader ons zal geven al wat wij Hem bidden in Christus' naam (Joh.16 : 23 Ik denk dat dit het verhaal is en dat Samuel helemaal niet komt, dat het een medium is. Saul denkt dat hij met Samuel spreekt, terwijl hij eigenlijk met de duivel spreekt. 10. Vorige keer ging het over de tekst uit 1 Johannes: de Geest van God herkent u hieraan, iedere geest die belijdt dat Jezus Christus als mens gekomen is, komt van God. Iedere geest die dat niet belijdt, komt niet van God. Dit is de geest van de antichrist. Zou je deze tekst willen toepassen op de tekst in 1 Samuel. 11. Hoe werkt het nu vandaag? Stel ik leef in zonde en ik bekeer mij er niet van. Kan het dan ook zo zijn dat God niet meer naar mij luistert? Ik kan dan wel de bijbel pakken en dan hoor ik wel Gods stem. Ik denk dat Saul een wat dunnere bijbel had. Hoe werkt dat? 12. Je hebt een gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus. Daar wordt ook heel duidelijk in gesteld dat het niet mogelijk is om contact vanuit gene zijde naar de aarde te leggen. Dus zo redenerend zou je zeggen: het kan Samuel nooit geweest zijn.
Geest van Samuel of niet? Wie spreekt hier nu precies? Ik denk dat we een heel eind met de beantwoording van de vraag ‘wie spreekt hier nu precies’. Is het de dode Samuel zelf? Is het de bezweerster? Ik merk dat als ik het heb over ‘Char’ dat ik heel vaak de reactie krijg: ja, maar die vrouw bedriegt de boel gewoon. Als je op een bepaalde manier luistert, kun je zoveel informatie uit iemand trekken, dat je het zo kunt invullen… het zou kunnen dat dit hele verhaal dus niets met geesten te maken heeft, maar dat die vrouw dat met wat trucjes uit hem trekt. Het zou kunnen. Is het God, misschien wel de Heilige Geest? Of is het een demon? Dat werd net ook in de vragen genoemd. Een boze geest? A. Geest van Samuel: kun je contact hebben met geesten van overleden mensen? Allereerst dus de vraag: zou het Samuel zelf kunnen zijn? Is het überhaupt mogelijk dat je kunt spreken met een dode? Dan ga ik in op de vraag of er contact mogelijk is met de doden. Als je in het Nieuwe Testament leest, is er inderdaad een gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus. De rijke man die Lazarus steeds laat liggen aan de poort en hem niets geeft en vervolgens worden in de hemel de rollen omgedraaid: de rijke man wordt enorm zwaar gekweld en over een bepaalde afstand ziet hij daar Lazarus liggen op de schoot van Abraham. Lazarus heeft het goed. De rijke man vraagt om een drupje water. Wanneer dat allemaal niet mogelijk blijkt omdat er een grote kloof is, het is niet mogelijk om contact te hebben, doet hij het verzoek: stuur dan iemand vanuit hier naar beneden, zodat de mensen gewaarschuwd zijn. En het antwoord is: daar zullen ze ook niet naar luisteren. Ze hebben genoeg mensen die het kunnen weten.
De gelijkenis van Jezus lijkt inderdaad te wijzen op een bepaalde kloof. Wat je eraan kan afdingen is, dat het gaat om een gelijkenis, om een verhaal. En tegelijkertijd is het wel zo dat Jezus in zijn gelijkenissen altijd aansluit bij beelden en herkenbare dingen die mensen hadden in die tijd. Het beeld dat Jezus hier schept, dat er geen verkeer mogelijk is tussen het dodenrijk/doden en de levenden; ook dat kom je in het Oude Testament veel tegen. Het is ook goed om te zeggen dat je tegelijkertijd één tekst kunt aanwijzen en zeggen: kijk, daar staat het! Blijkbaar is het een vraag waar wij in deze tijd veel mee bezig zijn. En tegelijkertijd is het een onderwerp dat ook altijd wel leefde. Wat je ziet in het Oude Testament zijn een aantal dingen: Na de dood afdalen in het dodenrijk Allereerst dat je na je dood afdaalt naar het dodenrijk, dat blijkt steeds uit het Oude Testament. Mensen die sterven gaan naar het dodenrijk. In Prediker wordt er bijvoorbeeld over gesproken. Prediker 9: 5,6,10 : 5 wie nog in leven zijn, weten tenminste dat ze moeten sterven, maar de doden weten niets. Er is niets meer dat hun loont, want ze zijn vergeten. 6 Hun liefde en hun haat, alle hartstocht die ze ooit hebben gehad, ging allang verloren. Ze nemen nooit meer deel aan alles wat gebeurt onder de zon. 10 Doe wat je hand te doen vindt. Doe het met volle inzet, want er zijn geen daden en gedachten, geen kennis en geen wijsheid in het dodenrijk. Daar ben je altijd naar op weg. Ontstaan van het dodenrijk Er wordt dus gesproken over een bepaald rijk waar je naar toe zal gaan. In Romeinen 5 wordt verteld dat door de zonde de dood in de wereld is gekomen en dat daarom alle mensen dood gaan, moeten sterven, omdat alle mensen gezondigd hebben (Romeinen 5:12). God is Heer over het dodenrijk Tegelijkertijd blijkt ook uit het Oude Testament steeds weer dat God ook Heer is over het dodenrijk. In 1 Samuel 2:6 spreekt Hannah een gebed uit naar God. Ze zegt: de Heer doet sterven en doet leven, zendt naar het dodenrijk en leidt eruit omhoog. De moeder van Samuel spreekt er op deze manier over. En in Job wordt er over gesproken. In Job 26 vers 6 staat: Het dodenrijk ligt open voor hem; niets in de afgrond blijft verborgen. Psalm 139 vers 8: klom ik op naar de hemel – u tref ik daar aan, lag ik neer in het dodenrijk – u bent daar. Blijkbaar is het niet een rijk waar God niet is, zo wordt er over gesproken in die tijd. Sterker nog, we hebben psalm 30 net gezongen en daar wordt gezegd: u trok mij uit het dodenrijk omhoog, ik daalde af in het graf, maar u hield mij in leven (psalm 30:4). Duidelijk is dus iedere keer dat God de macht heeft om mensen daar vandaan te halen. In psalm 49 wordt dat ook genoemd: maar God zal mij vrijkopen uit de macht van het dodenrijk, mij zal hij wegnemen (psalm 49:16) Dat is wat wij uit het Oude Testament zien, wat mensen daarvan geloofden. Jezus heeft het dodenrijk overwonnen. Vervolgens zie je in het Nieuwe Testament dat Jezus neergedaald is ‘in de helle’. De hel is niet een letterlijke tekst die we uit de bijbel kunnen halen, maar er wordt wel heel duidelijk over gesproken dat Jezus is neergedaald in het dodenrijk, dat Hij de dood heeft gezien.
En tegelijkertijd zegt Jezus bijvoorbeeld aan het kruis tegen die misdadiger: Heden zul je met mij in het paradijs zijn (Lukas 23:43) Naar de tekst in 1 Petrus 3:19 werd al verwezen in één van de vragen uit de gemeente. Dat is een tekst waar heel veel over gesproken wordt. Hoe moet je dat nu precies lezen? We lezen 1 Petrus 3 vanaf vers 18: 18 Ook Christus immers heeft, terwijl hij zelf rechtvaardig was, geleden voor de zonden van onrechtvaardigen, voor eens en altijd, om u zo bij God te brengen. Naar het lichaam werd hij gedood maar naar de geest tot leven gewekt. 19 Hij is naar de geesten gegaan die gevangenzaten, om dit alles te verkondigen 20 aan hen die ten tijde van Noach weigerden te gehoorzamen, toen God geduldig wachtte en de ark gebouwd werd. Dit is een tekst waar heel veel uitleg aan gegeven wordt. Het staat in een heel ander verband, hier wordt onder meer gesproken over de doop. Maar wat in ieder geval verder in lijn is met het Nieuwe Testament, is dat Jezus daar geweest is en dat hij uiteindelijk daaruit is opgekomen en dat wij daardoor ook hoop en verwachting en zekerheid hebben dat wij bij God mogen komen. Alleen door Jezus kunnen we bij God komen, dat is zo duidelijk als wat. En ook dat al de mensen die in de tijd van het Oude Testament gestorven zijn –hier wordt gesproken over de mensen voor Noach, maar ook sowieso voor de mensen die daarna gestorven zijn, zijn uiteindelijk door Jezus bij God gekomen. Over over het precieze moment daarvan en hoe dat precies gaat, dan gaan we de bijbel te buiten. We kunnen daar allemaal theorieën over maken, maar laten we zo dicht mogelijk bij de bijbel blijven. Openbaringen maakt het ook nog duidelijk: Ik ben degene die leeft; ik was dood, maar ik leef, nu en tot in eeuwigheid. Ik heb de sleutels van de dood en van het dodenrijk (Openbaringen 1:18) Toen werden de dood en het dodenrijk in de vuurpoel gegooid. Dit is de tweede dood: de vuurpoel (Openbaringen 20:14). Dus het dodenrijk heeft ook een einde. Samenvattend: - Voor God is niets onmogelijk, dus het zou kunnen. - Elia en Mozes die op de berg verschijnen: ook daar is het een klein beetje lastig. Is het nou echt zo of niet zo, want in het ene evangelie wordt gezegd dat het een soort visioen was waarin ook de discipelen zagen dat Jezus sprak met Elia en Mozes en bij het andere evangelie wordt weggelaten dat het een visioen was. - Alles bij elkaar lijkt er heel weinig op te wijzen dat hier Samuel zou spreken, dan zou het nog eerder God zijn die door monde van Samuel zou spreken. - Het is in ieder geval niet zo dat de vrouw, die helemaal niets voorstelt en gewoon een vrouw is en ook nog eens zondigt tegen het gebod van God, de macht zou hebben om tegen Samuel te zeggen: Samuel, hier ben ik. Sorry dat ik even stoor in uw rust, maar ik heb u even nodig. Ik heb hier iemand voor u. Wilt u misschien even iets van uw tijd geven om met mij mee te gaan om koning Saul even te woord te staan…. U voelt het misschien wel, het klinkt wat spottend, maar dat is ook terecht. Het is onzin dat die vrouw de macht zou hebben om in het dodenrijk te komen om daar een geest te kunnen aanspreken en daarmee te kunnen spreken. - Dat is ook de reden waarom ik er vorige keer zo stellig over geweest ben, als het ging over mensen zoals Derk Ogilvie en andere mensen die zeggen dat zij kunnen spreken met geesten van overleden mensen. Wie zijn wij dat wij daar zouden kunnen komen! Zo werkt het niet. Alleen God heeft daar de sleutels van. De bijbel maakt duidelijk dat er in principe geen contact mogelijk is met daar. Daarom kun je volgens mij heel duidelijk zeggen dat hier
niet de dode Samuel spreekt als een geest die de vrouw heeft opgeroepen. Hoe kan het dan dat het wel iedere keer over Samuel gaat? Dat zou je je nog af kunnen vragen. Volgens mij omdat dit verhaal verteld wordt, het gaat over de veronderstelde Samuel. Je zou er iedere keer haakjes bij kunnen zetten. Die vrouw en Saul waren ervan overtuigd dat het zo was, maar als je de bijbel leest, kom je er achter dat het niet kan. Vanaf het begin wordt duidelijk gemaakt hoe de situatie zich hier voltrokken heeft. Voor Saul en de dodenbezweerster was helder dat het hier om Samuel ging. Verderop in Kronieken wordt gezegd dat het door Samuel werd aangezegd, dat Saul te horen kreeg dat hij gestraft zou worden om zijn zonden. Dus als wij met elkaar over dit verhaal praten, hebben we het ook over Samuel. Maar dat het ook daadwerkelijke Samuel is, zoals de persoon die wij kennen dus de dode Samuel, daar vind je geen aanwijzing voor. Dat staat los van de grondtekst, daar staat ook Samuel. Het hangt er vanaf hoe je de grondtekst ziet: zijn dat letterlijke woorden van God of is de grondtekst de overgeleverde tekst waarin het verhaal van God ook daadwerkelijk beschreven wordt. Het heeft in ieder geval met één belangrijke regel te maken: als het gaat over exegese (bijbeluitleg) moet je één tekst altijd kunnen verklaren vanuit het geheel van de tekst van de bijbel. In dat geval zou het dus om een totaal unieke situatie gaan, dat het hier wel zou kunnen en verder in de bijbel niet. Ook hier was een vraag over. Dan zouden we het helder moeten krijgen waarom het hier wel zou kunnen en ergens anders niet. We laten hier een klein vraagteken staan.
B. De bezweerster De bezweerster, zou dat kunnen? Ja, dat zou heel goed kunnen. Als je naar de tekst kijkt, zou je best wel wat dingen kunnen aanhalen waardoor je zou kunnen zeggen: ja, deze vrouw heeft het heel handig aangepakt. Ze ziet Saul komen, tenminste, op den duur heeft ze door dat het Saul is en ze denkt: Samuel wordt opgeroepen; ze wist dat het leger is uitgerukt, ze wist dat er een strijd aankwam, ze zag Sauls angst –anders kwam hij niet bij haar- … Veel dingen bij elkaar en je zou zelfs de vraag die ze in de mond van Samuel zou kunnen leggen ‘waarom heb je me geroepen en m’n rust verstoord’ kunnen opvatten dat ze aan het vissen is wat er eigenlijk aan de hand is. Het zou kunnen. En tegelijkertijd lijkt alles in deze tekst er op te wijzen dat hier meer gebeurt. De ijselijke gil, daarover straks meer. Blijkbaar gebeurt hier iets waar ze echt door verrast is. Haar woorden ‘het is afgelopen met jou’. En daarna haar reactie om Saul een hele maaltijd voor te zetten, waaruit blijkt dat ze toch de koning wil dienen. Dat lijkt in groot contrast te staan met de andere boodschap die ze heeft. Het is op z’n minst vreemd als ze dit allemaal zelf bedacht zou hebben. Er komt één belangrijke reden bij. Wie de bijbel leest en wat we vorige keer ook samen hebben vastgesteld: je kunt niet uitsluiten dat er boze geesten zijn, dat er demonen zijn. De bijbel is daar heel duidelijk over op allerlei punten, dat die geestelijke wereld er is. Je hebt veel exegeten die zeggen dat dit de verklaring is. Het gevaar is dan dat je je ogen sluit voor die geestelijke werkelijkheid, die ook invloed heeft op ons leven. Dus je kunt dit best laten staan, maar dan is er ook ruimte voor iets meer.
De vrouw is erbij betrokken; de vrouw spreekt. Niets wijst erop dat zij een ander stem krijgt, of iets dergelijks. Dat zou kunnen, maar daar lijkt het niet op. C. God/de Heilige Geest. Dan de vraag: zou God het zelf kunnen zijn? Zou God het zelf kunnen zijn die eventueel de dode Samuel laat oproepen, die Samuel toestemming geeft om toch terug te keren? Het zou uniek zijn, maar het zou kunnen. Of zou God de bezweerster hebben gebruikt om zijn woorden te spreken? De vraag werd gesteld: zijn het niet de woorden van God zelf, of zijn het eigenlijk hele andere woorden? Als we kijken naar de woorden die gesproken worden, dan komen de woorden die Samuel letterlijk zegt in hoofdstuk 15 terug. Het enige verschil is dat er gezegd wordt; hij heeft het koningschap van je losgescheurd en aan je tegenspeler gegeven, aan David. De toevoeging ‘aan David’ lees je niet in hoofdstuk 15. Maar verder zijn de woorden die gesproken worden, in lijn met wat er al eerder gezegd is. Daarbij zou je kunnen zeggen dat die ijselijke kreet erop zou kunnen wijzen dat ze iets anders ziet dan dat ze ooit anders gezien heeft. Dat ze daar enorm van schrikt: wow, dit is groter dan ik. Ja, of God? Of het de duivel is, komen ze zo nog op. Zou dat kunnen? Als je naar het verhaal kijkt en hoe de tekstvolgorde is, dan wijst die ijselijke gil erop dat ze plotseling doorheeft dat de koning daar is. Want haar eerste woorden daarna zijn: waarom hebt u mij bedrogen. Daarna zegt ze: u bent Saul zelf. Ze heeft plotseling doorgekregen dat het Saul is. Dan nog zou het kunnen dat ze die goddelijke gestalte nog niet eerder gezien heeft. Maar zou het niet heel vreemd zijn dat God zich alsnog bekend gaat maken op een weg waarvan Hij gezegd heeft: dat wil Ik niet. Als Hij daarvoor steeds heeft gezegd: Ik antwoord niet, tenminste, dat heeft Saul gemerkt. Als Saul bidt, als Saul vraagt en als Saul alle wegen gaat die God geeft om met Hem te kunnen praten; zou het dan op z’n minst niet vreemd zijn als God zich daarvan wil bedienen? Dat Hij toch alsnog via dat medium tot hem zou willen spreken, ondanks het duidelijke verbod: Ik wil niet dat je je daarmee inlaat, dat is een doodlopende weg? Het is goed om te beseffen dat het niet betekent dat je het in de bijbel helemaal nooit tegenkomt. Je zou kunnen denken aan Bileam, die het volk moest vervloeken. Als Bileam daar staat gebruikt God hem om het volk te zegenen. Je ziet zelfs dat God in sommige gevallen een geest of een boze geest toestaat om in opdracht van Hem dingen te doen. Zo laat hij bijvoorbeeld een boze geest toe bij Saul, als hij God verlaten heeft. Als je dit gedeelte leest, moet je in ogenschouw houden dat God niet wil antwoorden. En dat het heel vreemd zou zijn als God zich hier alsnog bekend zou maken aan Saul. Er blijft hier een klein vraagteken staan. D. Boze Geest En dan die laatste optie. Ik denk dat dit de meest logische optie is en dat je hier de minste weerstand tegen zou hebben. Waarom? Omdat Saul de weg gaat die God verboden heeft, we hebben dat vorige keer gezien. God maakt heel duidelijk: ik haat het. Waarom? Omdat je je met de weg van de vijand bezig houdt. Je gaat luisteren naar woorden en praktijken die gebruikt worden door de duivel om te
misleiden. De duivel heeft als enig doel om te misleiden, zodat Gods werk verstoord en gestoord wordt. Dat is het doel van de duivel. En daar wordt in de bijbel ook heel vaak tegen gewaarschuwd: Pas op voor de leugenachtige geesten die zullen komen in de laatste tijd (1 Timotheüs 4:1,2). Jezus zelf waarschuwt voor misleiding. In het Oude Testament kom je geregeld tegen wat voor praktijk die boze geesten hebben. We zien helemaal aan het begin van de bijbel hoe de duivel de mensen misleidt. Het zou het meest logisch zijn, het meest in verband met de rest van de bijbel dat, als Saul hier de weg gaat van de tegenstander om antwoord te krijgen op zijn vragen en zich vermomd en zich verbergt ondanks de waarschuwing die hij krijgt om een stap terug te zetten, hij zich hier laat misleiden door een boze geest. Waarom antwoord God niet? Ik denk dat er nog één reden bij te noemen is, als je ziet wat de reactie van Saul is. Het is niet een heel hard bewijs, maar dat noem ik even en trek het dan breder. Zie nu eens wat hier gebeurt en daar zit ook iets in voor ons: Saul is doodsbang, hij is echt ontzettend bang. Hij gaat naar God toe en God antwoordt niet. Die vraag had ook gesteld kunnen worden: waarom antwoordt God hier niet, waarom kan hij geen contact krijgen met God? God zwijgt en dat is Gods antwoord! Saul, je weet allang wat er aan de hand is, je weet allang wat er gaat gebeuren. Jij houdt nog een koningschap vast dat helemaal niet van jou is, wat Ik je allang ontnomen heb! Jij gaat, ondanks dat Ik je mijn Heilige Geest ontnomen heb, toch door en door en door. Saul, je weet het heel goed, je redt het niet, stop ermee! Ik ben uitgesproken, je weet het, Ik het het zo vaak gezegd. Je wilt met Samuel niet meer spreken, klaar. Maar Saul wil niet aan die waarheid. Hij zegt: oké, als God niet doet wat ik wil, als het niet gaat op mijn manier, dan zal ik het op een andere manier krijgen. En daar zit een punt van verleiding in, waar je als christen niet minder gevoelig voor bent dan een niet-christen. Dat is wat er gebeurt als je in zo’n televisieprogramma hoort dat die meneer in staat is mensen troost en hoop te bieden en antwoorden te geven. Het kan zijn in je leven dat je zo graag die antwoorden zou willen, dat je zo bang bent, dat je zo verdrietig bent en dat je die troost zo hard nodig hebt… en je ervaart het niet. En God lijkt zo ver weg te zijn. En dan kun je het niet direkt doortrekken naar dit gedeelte dat God al gesproken zou hebben en dat het klaar is. Maar dat eerste punt blijft wel staan: God heeft al gesproken. Die woorden van God kunnen wij helemaal nu in onze tijd –nu Jezus er is- opzoeken en meenemen. We kunnen bidden om Zijn Heilige Geest die wij hebben. Ga dan niet de weg die Saul gaat! Vorige keer hebben we Deuteronium 18 gelezen: ga niet de weg van het occultisme, van de geestenbezwering etc. op –ik lees het even uit de vertaling van 1951, omdat deze vertaling in dit vers veel duidelijker is op dit punt17 Toen zei de Here tegen mij: het is goed wat zij gesproken hebben, 18 een profeet zal Ik hun verwekken uit het midden van hun broederen, zoals gij zijt; Ik zal mijn woorden in zijn mond leggen, en hij zal alles tot hen zeggen, wat Ik hem gebied. 19 De man, die niet luistert naar de woorden welke hij in mijn naam spreken zal, van die zal Ik rekenschap vragen. 20 Maar een profeet, die overmoedig genoeg is om in mijn naam een woord te spreken, dat Ik hem niet gebood te spreken, of die in de naam van andere goden spreekt – die profeet zal sterven. (Deut. 18:17-20)
Nadat God gezegd heeft: je mag je met dat soort dingen niet inlaten, zegt Hij: maar ik zal een profeet geven die Mijn woorden gaat spreken, bij wie je waarheid vindt, bij wie je het leven vindt. Direkt erachteraan wordt het gezegd. Wij hebben geen enkele reden om daar naartoe te gaan of ons daarmee in te laten, want alle woorden zijn hier te vinden. En dat is in lijn met wat de hele bijbel zegt: ga er niet naar toe, laat je niet misleiden. Wordt Saul hier misleidt? Ik persoonlijk geloof dat Saul hier misleid wordt, ondanks dat de woorden niet verkeerd zijn. De woorden die hier gesproken worden zijn woorden van God, die Samuel gesproken heeft: het koningschap is je ontnomen, God antwoord niet, het klopt allemaal. Maar dat betekent niet dat er geen weg meer terug is! Als je in de bijbel leest, zie je dat de profeten vaak op het oordeel wijzen. En tegelijk zetten ze: er is hoop, bij God! Er is verwachting bij God. Wat je hier uiteindelijk ziet is, dat door het geloven van deze woorden, Saul gebroken is, geen hoop meer heeft en er uiteindelijk zelf een einde aan maakt. De woorden die hierin staan en zeker de woorden ‘jij zult morgen bij mij zijn’, kunnen alleen gesproken worden door God. Geen enkele geest kan daar een uitspraak over doen. Ik weet dat het gebeurt, ik weet dat mensen soms zo’n profetie te horen krijgen … alleen God gaat daar over! Hij is de Heer, ook de Heer van de dood! Maar het geloof in die woorden zorgen ervoor dat Saul uiteindelijk het vonnis bij zichzelf voltrekt. Hij zorgt er zelf voor door dat die woorden waarheid worden door er zelf een einde aan te maken, omdat hij geen enkele hoop meer heeft. Volgens mij wil dit verhaal en de rest van de bijbel duidelijk maken dat de boze geesten en de weg die niet van God is, je uiteindelijk misleiding opleveren en dus geen toekomst. Is dit verhaal uniek? Ja, dit is een uniek verhaal in de bijbel. Je leest niet ergens anders dat er iemand is die een dode laat oproepen en spreekt met zo’n geest. Tegelijk is het dus niet uniek, omdat die praktijken voorkomen en omdat God er heel duidelijk over is: laat je er niet mee in! Het wijst erop dat je alleen woorden bij God kunt vinden. Saul in de hemel? De laatste vraag is wel een belangrijke vraag. Betekent het dus ook dat Saul niet in de hemel komt? Betekent het, nu God niet meer antwoord, dat hij er dus niet meer bij hoort? Dat is ook een link naar de vraag hoe het met ons zit; betekent het ook dat als wij in zonde leven, er geen weg terug meer zou zijn? We lezen hier verder niets over het feit of hij wel of niet in de hemel zou komen. Sterker nog, als je zou zeggen dat het een boze geest is, dan zou je zeggen dat hier voorspeld wordt dat hij in de hel zou komen. We gaan geen woorden geloven die van een geest komen, behalve de Heilige Geest. Of hij in de hemel komt? Daar wordt helemaal niet over gesproken. Dat hoeven we misschien ook wel helemaal niet te vragen. Het gaat hier niet zozeer over het behoud van Saul, het gaat hier over het koningschap van Saul, over de taak die hij van God heeft gekregen en die hij misbruikt. Het wordt ons heel duidelijk gemaakt in bijvoorbeeld Romeinen 8 dat noch ziekte, noch dood, noch leven noch sterven, wat dan ook, ons zal kunnen scheiden van de liefde van God.
Als je ziet hoe vaak Samuel rouwt om Saul, om de gezalfde van God; dat zelfs David op den duur Saul niet wil doodmaken als hij de kans heeft: nee, want dit is de gezalfde van God. Saul hoort bij God, hij was koning van Israël. Of hij in de hemel is of niet, wij kunnen het niet zeggen. Tegelijkertijd hoorde hij op dat moment bij het volk en God had een verbond met dat volk. We snappen dat nu omdat Jezus gekomen is. En daarom mogen wij nu zeker weten dat God met ons een verbond is aangegaan. En dus ook in zonde, ook als je op dit vlak al verder gegaan bent, als je te maken hebt met die duisternis, als je te maken hebt met de gevolgen ervan, met de misleiding, met die leugens, als je te horen krijgt: voor jou is er geen enkele hoop meer, dit is onoverkomelijk … het is niet waar! Jezus zegt: Ik ben de weg tot de Vader, bij Hem kun je komen, Hij bepaalt dat. En bij Hem mag je die hoop en die vrede ook verwachten. Amen
Voor zover de vragen die je had niet beantwoord zijn of als er nog meer vragen zijn: kom gerust nog naar mij toe.